In de eindfase van de verkiezingsstrijd deden zich merkwaardige juridische incidenten voor. Aan de scandalitis in Charleroi werd een vervolg gebreid met de klacht tegen zoon van Cau wegens bedreiging van een rivaal. Nergens kregen we te lezen of te horen wat deze bedreiging precies inhield.
In Kortrijk komt het gerecht met een dopingzaak voor de pinnen die gebaseerd is op een klacht van senator J-M Dedecker. De smoesjes van het Kortrijkse parket om die zaak nu uit te brengen in plaats van na 10 juni zijn nogal doorzichtig: als de zaak zo belangrijk is, waarom vertrekken de twee betrokken onderzoeksrechters dan op stage, en afgezien van die ene verzorger bij QuickStep komt geen enkele bekend gemaakte verdachte uit een ProTour-ploeg.
Op zijn minst is in beide gevallen een 'schijn van partijdigheid' gewekt.
En precies deze 'schijn van partijdigheid' is het belangrijkste argument in het hoofddoekenverbod. Het toont nog maar eens aan dat een vermoedelijke partijdigheid niet in het uiterlijk zit maar in het hoofd.
En, tenslotte, de media - in het bijzonder de visuele media - hebben hier duchtig aan meegedaan. Waarom kon de VRT geen woordvoerder van het parket of een andere deskundige naar de studio uitnodigen in plaats van een open tribune te bieden aan lijsttrekker Dedecker?
Vandaag alweer geen krant om vrolijk van te worden: een twaalfjarige superbegaafde jongen maakte een eind aan zijn leven, de gevallen wielergod FVDB ondernam een poging daartoe, een nest dopingverslaafden werd uitgerookt. De amateuranalisten van de pers zetten hun kwijlende tanden in deze kluifjes. Kun je anders dan hier intriest van worden, de berichten laten bezinken en dan pas tot woorden proberen te komen. Of is stilte het enig passende antwoord?
Wie een suicide van nabij heeft meegemaakt weet hoe hachelijk het is te peilen naar de beweegredenen. De directe aanleiding lijkt soms duidelijk, soms onbestaande op het eerste gezicht. De voorgeschiedenis aftasten is alleen mogelijk voor ingewijden.
Wat voor zin heeft het dan dat journalisten hierover gaan speculeren? Zij gaan af op sporadische, partiële informatie, op tegensprekelijke feiten en leiden vaak hieruit een conclusie af die voor de betrokkenen bijzonder lomp, arrogant, genadeloos kan zijn.
Wat opvalt bij deze drie gevallen is hun bijzondere begaafdheid: de spil van het dopingnet, David Windels, won tientallen wedstrijden bij de beloften, Frank VDB werd vereerd als een wonderkind, en die twaalfjarige zat een jaartje hoger omdat hij intellectueel op zijn leeftijd vooruit was (maar daarom nog niet inzake rijpheid en fysieke ontwikkeling).
De vloek van de hoogbegaafdheid is dat de buitengewone moeilijk of niet kan leven met het gewone. Hij moet zich onderscheiden, hij moet anderen overtreffen. Een god kan niet met minder dan zijn goddelijkheid.
Frank VDB is hiervan het duidelijkste voorbeeld: hij wou per se nog de top halen hoewel zijn lichaam daarvoor niet meer geschikt is, een bestaan naast of buiten de schijnwerpers zag of ziet hij niet zitten. Succes is net zo verslavend als een harddrug. Omgekeerd kan men veronderstellen dat de tegenpool van deze hybris een fundamenteel gebrek aan zelfvertrouwen is, een uitgesproken negatief zelfbeeld omdat geen enkele hoogbegaafde voldoet aan de eigen verwachtingen, aan de eisen van de innerlijke rechter.
Deze veralgemeende analyse zegt uiteraard weinig over die jongen van twaalf: hier gaat het volgens de berichten om iemand die zijn plaats niet vond in de groep, gepest werd waardoor die contradictie aan het licht kwam: hoogbegaafd op één domein, maar onderontwikkeld op andere. Zo sluit deze contradictie aan bij het vorige: men kan van zichzelf niet aanvaarden dat men ergens in faalt, ook als dit falen zeer betrekkelijk is. Daarnaast lijkt dit droef verhaal de bevestiging van het latijnse gezegde: 'homo homini lupus', de mens is voor zijn medemens een wolf, en wie denkt dat deze regel niet opgaat voor kinderen die heeft ten eerste het boek 'Lord of the Flies' van Nobelprijswinnaar William Golding (?) nooit gelezen en ten tweede nooit kinderen in hun groepsgedrag geobserveerd. Kinderen kunnen voor elkaar net zo wreed zijn als volwassenen onderling.
De vloek van de hoogbegaafdheid zit - sociaal gezien - in zijn kwetsbaarheid: vaak wordt de hogere begaafdheid ofwel niet begrepen ofwel niet gewaardeerd, en ziet de buitenwereld vooral de mislukkingen in domeinen buiten de superieure begaafdheid: de sport, het sociaal gedrag, de gezondheid of de fysieke conditie etc
Buitengewone mensen hebben een zeker absolutisme in zich: zij willen als gezalfde koningen worden aanbeden en binnen in hen zetelt zo'n ongenaakbare heerser die onvermurwbaar elk tekortschieten noteert, zoals een God van de Wrake bij het Laatste Oordeel. (zie bijbel én koran)
Wat doe je hiermee, bijvoorbeeld als je zo'n kind in huis hebt? Ik denk dat een opvoeder zelf kan voorleven - als een voorbeeld beleven - dat mislukken geen oneer is en dat je falen kan weglachen of anticiperen door zowel succes als nederlaag te relativeren.
Het bijbelse 'wees volmaakt zoals uw hemelse vader volmaakt is', lijkt me tegelijk de meest hardvochtige en de meest relevante uitspraak van Jezus van Nazareth: immers die hemelse vader voor zover hij zich openbaart in het Oude Testament is allesbehalve volmaakt: hij is ijverzuchtig (jaloers), grillig en wreed, ijdel en niet almachtig vermits hij de werken van de Boze moet dulden.
Maar voor wie deze spreuk letterlijk neemt, moet ze een beproeving zijn: naar de volmaaktheid streven kan je en moet je in de kunst en in de techniek omdat het daar binnen bepaalde grenzen mogelijk is, maar in het dagelijkse leven is geen mens volmaakt: 'celui qui veut être l'ange devient bête,' schreef Pascal. De kunst van het leven is de kunst van het verliezen, wie naar heiligheid streeft eindigt ofwel zelf op een brandstapel ofwel zet hij er anderen op.
de lezer schrijft Het is me al door minstens twee eminente professoren voor de voeten geworpen: 'schrijven doe je toch voor jezelf.' Hiermee ben ik het volkomen oneens. Naar het woord van Multatuli: 'ik wil gelezen worden.' In de eerste kan germaanse kregen we les over de sonnetten van P.C. Hooft van ene Frans Dambre; Frans zei op een bepaald moment: 'een gedicht in een lade is geen gedicht.' Dit is zeer juist. Een gedicht moet minstens twee keren worden geschreven: een eerste keer door de dichter, een tweede keer door de lezer. Hoe meer lezers, hoe vaker het wordt herschreven. Deze verzameling van versies geeft leven aan het gedicht. Het heeft weinig zin het verzameld werk van Shakespeare in je boekenrek te schuiven en daarna nog alleen de rug te bewonderen. Ook Shakespeare moet telkens opnieuw worden geschreven en op scène tot leven gebracht anders is zijn werk niet meer dan een in karton of kunstig bewerkt leder verpakte gedenksteen. Er is geen vaardige auteur zonder vaardige lezers: alleen lange, soepele en sensibele tentakels kunnen de diepte aftasten, de verborgen gelaagdheid van een literaire creatie. Hoe vindingrijker de lezer hoe meer hij zal vinden en precies deze herhaalde vinding en vondsten bepalen het niveau van een werk: een tekst die direct in al zijn aspecten wordt doorgrond heeft maar één grond, namelijk de oppervlakte - het is dus oppervlakkig in de meest letterlijke betekenis van dat woord. Een begenadigd lezer is een begenadigd herschrijver: daarin zit het verschil met de auteur, die schrijft als eerste en die oorspronkelijk schriftuur is de moeilijkste. Trouwens, elke schrijver is de twee tegelijk: hij leest al schrijvende en soms heeft hij in zijn onbewuste, in dromen of dagdromen bijvoorbeeld, al gelezen wat hij vervolgens zal noteren. In die zin is de auteur zijn eigen medium: tijdens de trance van de inspiratie beluistert hij de stemmen in zichzelf. De schrijver is zoals elke kunstenaar die naam waardig zowel ziener als ambachtsman: hij schouwt in de onderlagen van de eigen geest en geeft zoals een vakman een tastbare vorm aan wat daar rondwaarde aan ongrijpbare geesten. Zoals in het evangelie staat over het Pinkstergebeuren: 'de geest werd vaardig over hen'. Iedere geïnspireerde kunstenaar zal hebben ervaren dat hij niet beweegt maar bewogen wordt; vandaar dat men naar werk van vroeger - en iedere voltooide tekst, tekening of schilderij is een werk van vroeger - kan kijken als naar de realisatie van iemand anders: eens de trance voorbij is de scheppende mens een vreemde voor de mens die oordeelt. En deze confrontatie kan bijzonder ontnuchterend zijn, zeker als de trance niet meer blijkt dan de euforie van het zelfbedrog, de hoge, schitterende golf die vooraf gaat aan de donkere, matte van de depressie.
Gisteren heeft de Brugse stadsbibliotheek vijf exemplaren van het nieuwe boek aangekocht, dat maakt in totaal al ongeveer 70: nog een honderdtal en de scheuren in mijn broek zijn opgelapt.
Dit is het vervelendste: zelf met je eigen werk moeten colporteren, handelsreiziger in emoties en souvenirs. De eigenaar van de Brugse boekhandel Raaklijn vertrouwt mij toe dat er wel een uitgeverij te vinden is - hij noemt ze bij naam - die mijn boek had willen uitgeven, op voorwaarde dat ik de publicatie zelf zou betalen. En: 'ze geilen op een sponsor,' voegt hij eraan toe.
Weer een gemiste kans: het staat zoveel fraaier het logo van een uitgeverij en het opent deuren. De regionale edities van een aantal kranten hebben het boek wel besproken, maar de zogenaamde kwaliteitsbladen, De Standaard en De Morgen, reageren niet eens op de vraag of zij een recensie-exemplaar willen.
Dit is een constante: deze elite gaat ervan uit dat een werk in eigen beheer uitgegeven niet kan deugen. En daarnaast is er nog de hiërarchie: mijn collega Norbert Debeule wordt evenmin besproken al is hij wel terecht gekomen bij Contact en heeft hij vorig jaar de prijs van de provincie Oost-Vlaanderen gewonnen.
In feite zijn recensenten gemakzuchtige naäpers: zij herhalen steeds dezelfde namen, schrijven af en schrijven over. Zeker dichters moeten zich in de kijker werken door activiteiten die weinig met de dichtkunst van doen hebben: zij moeten performen, een show opzetten, een website die er liefst behoorlijk sensationeel uitziet. Nieuw is de zogenaamde 'poetry slam': een soort bokswedstrijd tussen dichters die elkaar onder de mat proberen te vegen met hun voordracht of performance. Zo nieuw is dit niet: het doet denken aan de Middeleeuwse Meistersänger, de wedstrijden tussen menestrelen in het toenmalige Duitse taalgebied. De dichters waren in die tijd eveneens componisten en zangers, denk aan onze eigen Jan Moritoen. Zij waren dus de voorlopers van wat men vandaag noemt: de singersongwriter, genre Bob Dylan
en Leonard Cohen.
Wie de poëzie bedrijft als een soort laborant van de taal, binnen de afzondering van een gedeeltelijk kluizenaarsbestaan, denk aan Leonard Nolens, die moet wachten op een redacteur of criticus met gezag die hem ontdekt: dan merk je een sneeuwbaleffect vanwege de hogervermelde naäperij. Nolens is de laatste jaren niet meer weg te branden uit de 'scene'.
Kortom, de verpakking telt wel degelijk, net als de promotie: ofwel heb je daar zelf talent voor, ofwel moet je hopen op de juiste relaties.
Maar deze overweging geldt voor alle kunstenaars: hoeveel schilders zijn er niet bezig met waardevol werk en moeten lijdzaam toezien hoe allerlei charlatans wel in de media komen en zij niet. Schilderen kost bovendien geld, de dichters mogen blij zijn dat bloggen gratis voor hen openligt en onverwachte reacties oplevert vanbuiten het kringetje van kennissen, collega's en familieleden.
Het is dan ook niet te verwonderen dat het boek voor een deel toch moet wijken voor het internet, al gaat er niets boven de aanraking en de geur van een met zorg uitgegeven boek: het scherm heeft niets sensueels, het papier, de inkt en de lijm of het garen wel - beter één boek in de hand dan tien op het steriele scherm.
Erik Zbel bekende dat hij één keer epo heeft gebruikt. Alle bronnen bevestigen dat Zabel een fatsoenlijke kerel is, zijn bekentenis is dus meer dan waarschijnlijk oprecht en waar. Hoe verklaart men dan zijn palmares in dat verdoemde epotijdperk: zes keren het puntenklassement in de Tour, vier keren Milaan-San Remo etc etc
Onlangs bereikte ons het resultaat van een wetenschappelijk onderzoek dat groeihormonen op zich de prestaties niet gunstig zouden beïnvloeden, wel in combinatie met testosteron. Dit is al één nuance.
Wat mij mateloos stoort aan de dopingsaga is het gebrek aan wetenschappelijkheid. Hans Vandeweghe van De Morgen is een van de schaarse sportjournalisten die pogingen onderneemt om zijn betoog met nuchtere analyses te onderbouwen.
De vragen die ons zouden moeten bezig houden zijn: welke producten zijn onbetwistbaar competitievervalsend en vanaf welke dosis, welke zijn schadelijk voor de gezondheid en eveneens: vanaf welke dosis.
Om te oordelen dient men de feiten te kennen en de betekenis van de feiten. In de sport zijn geruchten en cafépraat blijkbaar voldoende om iemand aan de schandpaal te nagelen.
Wat de repressie betreft: wat voor de ene strafbaar is, zou het ook moeten zijn voor de andere en de repressie zou in alle gevallen gelijkaardig moeten zijn.
Recent circuleerde het voorstel om atleten 24 uur op 24 te controleren, vandaag kan dit al van 6 uur 's morgens tot 22 uur 's avonds: wie van ons, gewone burgers, zou dit bij zichzelf aanvaarden bijvoorbeeld in de strijd tegen de fiscale en sociale fraude?
Atleten blijven mensen, de mensenrechten gelden voor hen net zo goed als voor ieder van ons.
Om tot een juist oordeel te komen over een misdaad moet men ook de oorzaken kennen: het is mijn vaste overtuiging dat de dominante prestatiecultus (zowel in het Westen als in andere landen waar er vaak een politieke propagandistische motivatie achter zit) en de massahysterie die door de meeste sportjournalisten wordt aangewakkerd, medeverantwoordelijk zijn voor de misbruiken in de sport, gaande van de amateur power lifters tot de dik betaalde topatleten.
In de mate dat wij hieraan meedoen, is niemand van ons onschuldig.
VRT en verder Men kan zich verwonderen over de heftigheid van de vorige berichten in verband met de VRT. Ten eerste: hun houding tegenover het VB. De VRT beschikt over een beeldarchief waarmee zij de leugens van het Blok een voor een kunnen doorprikken. Onder meer van de aanslag op Willem Vermandere toen die op de Brusselse Grote Markt zijn liedje 'Bange Blanke Man' wou beginnen zingen. Terwijl de stoottroepen naar het podium stormden stonden De Winter en Annemans rechts in beeld erbij te grijnzen. Zowat een jaar geleden mocht De Winter bij Siegfried Bracke komen klagen over het Antwerpse Toneelhuis dat volgens hem te elitair en niet laagdrempelig genoeg zou zijn. Als er nu één laagdrempelige Vlaamse kunstenaar is dan toch wel Willem Vermandere. Het incident toont ook aan hoe ernstig we de voortdurende klacht moeten nemen over het gebrek aan vrijheid van meningsuiting waarvan de VB-kopstukken zich het slachtoffer voelen: wanneer een mening hen niet aanstaat dan kloppen zij erop. Precies zoals de NSDAP dat deed in het Duitsland van de late jaren 1920. Iets gelijkaardigs zagen we op de IJzerbedevaart: de aanwezige Blokkers vonden de toespraken niet radicaal genoeg en begonnen de bravere bedevaarders omver te lopen en te stampen. Trouwens, wie in die tijd de IJzerbedevaart bezocht, heeft die mannen met geschoren koppen gezien in hun combat boots en battle dress. Iedereen die de geschiedenis van het Blok kent, weet dat de vroegere VMO, Were Di en Voorpost naadloos in de partij zijn opgegaan nadat zij als paramilitaire organisaties werden verboden. VMO-leider Bert Erickson heeft altijd in het Blokbestuur gezeten tot hij betrapt werd op de aanranding van een minderjarig meisje. Is het dan zo verwonderlijk dat de sprakeloosheid van twee beroepsjournalisten mij woedend maakt: het extreme en gewelddadige karakter van het VB kan voor hen toch geen onbekende zijn?
Ten tweede is er de filmkeuze. Ik heb al vaak verwezen naar de jaren 1960 toen onder meer via Jo Röpcke (in samenwerking met Roel van Bambost) een zeer verscheiden en kwalitatief hoogstaand aanbod te zien was op de toenmalige BRT. Waarom kan dit vandaag niet meer. De VRT lijkt ervan uit te gaan dat de Vlamingen verstandelijk of esthetisch gehandicapt zijn: liefst geen moeilijke films want dan halen we geen kijkers meer. Gevolg: week na week een mainstreamproduct, meestal van Amerikaanse oorsprong, een heruitzending die al minstens drie keren op tv te zien is geweest, nooit een verrassing, een ontdekking.
Het verschil met de commerciële omroepen zit in het feit dat de openbare omroep niet noodzakelijk een hoog kijkcijfer moet halen. Uiteraard kan het niet de bedoeling zijn een zogenaamde nichezender te worden zoals Arte, maar gezien het feit dat men niet voortdurend een commerciële balans in de gaten moet houden, kan men het zich veroorloven op zoek te gaan naar een evenwicht tussen bereik (aantal kijkers) en kwaliteit. Dit gebeurt in een aantal programma's zoals Panorama, de historische uitzendingen en natuurdocumentaires, maar veel te weinig in de culturele programmatie. Als daar geen geld voor is, kan men wat meer besparen op de sportuitzendingen: gezien de kwaliteit van de huidige commentatoren, is er geen enkele noodzaak waarom bijvoorbeeld voetbalwedstrijden door de VRT zouden moeten gecoverd worden: Kanaal 2 of VT 4 doet dat even goed.(of even dom zoals je wilt) Kortom, het gaat om het potentieel: het kan allemaal veel beter. Er is bij de VRT geen gebrek aan talent en intelligentie, maar wel aan bereidwilligheid, aan engagement. En onbetwistbaar is de politieke controle hier mede verantwoordelijk voor: zij bepalen immers het mandaat van de openbare omroep. Als je dan minister van media Bourgeois voortdurend hoort herhalen dat 'de VRT goed bezig is' dan weet je het wel. Deze man heeft zelf geen enkel engagement, geen enkele ambitie om de VRT inhoudelijk beter te maken: van iemand die dweept met Laura Lynn kun je dat ook niet verwachten.
Ik had gehoopt dat het vanavond anders zou zijn met een Brits-Amerikaanse filmproductie, maar neen dus: na vijf minuten heb ik al een tiental keren 'fuck' of 'fucking' gehoord. Nochtans houdt onze minister van media Geert Bourgeois vol dat de VRT goed bezig is. Samen met zijn zusterpartij het CD&V verdedigt Bourgeois de gezinswaarden: een gezin waarin om de minuut twee keer de woorden 'fuck' of 'fucking' worden gebruikt? Ik heb hierover al tientallen brieven geschreven naar kranten, weekbladen en naar de VRT zelf: het haalt allemaal niets uit. Kijk naar de aankondiging van nieuwe films in het journaal: bijna altijd gaat het om Amerikaanse massaproducten, technisch allicht briljant maar inhoudelijk waardeloos. Dan moet je bedenken dat bijvoorbeeld het Brugse Cinema Novo ieder jaar weer aantoont dat er in alle delen van de wereld schitterende films worden gedraaid. Maar de VRT vindt het zijn roeping om rotzooi te helpen verspreiden. Als het maar de kijkcijfers ten goede komt, dat is de enige norm die nog telt: wil het publiek een openbare executie dan zal die op de duur ook door onze openbare omroep worden geleverd. Maar niemand doet mee met mijn protest, dus zal ik weer aan het overdrijven zijn?
Men moet zich als Canvaskijker toch beginnen afvragen met welk serieux de VRT-journalisten hun politieke programma's voorbereiden.
Toen de VB-kopstukken woensdagavond werden geconfronteerd met het verwijt van hun gewezen partijgenoot Jürgen Verstrepen dat zij extremisten in hun achterban dulden, riposteerde Frank van Hecke met de vraag: 'Toon mij deze extremisten, ik zie ze niet.'
De twee VRT-journalisten zaten erbij met de mond vol tanden. Zij hadden dus nog niet gehoord van de Antwerpse commissaris Bart Debie, van Rob Klop Vereycken, van Johan Demol noch van de bruine horde die onder leiding van Obersturmbahnführer Wim Vereycken op de weide van de IJzerbedevaart andere Vlaamsgezinden ondersteboven liepen.
En daarnaast bleef het wachten op vragen over de oplossingen die het VB nu eigenlijk voorstaat: iedere vraag kon worden ontweken met mistige algemeenheden, geen enkele keer werd naar een concrete maatregel gepeild. Als uitsmijter presenteerde de VRT een portret van de VB-kiezer met vragen naar hun geprefereerd menu, hun vrijen met of zonder licht etc
En dan noemt Canvas zich een zender voor de 'meerwaardezoeker'.
Gisteren werd op de VRT het VB doorgelicht, al ging het in hoofdzaak over voorzitter van Hecke. Iedere kijker zal wel getroffen geweest zijn door het optreden van zijn zestienjarige dochter die toch enige nuance aanbracht in het betoog van haar vader. En de vader reageerde met al de beminnelijkheid die je van een eigentijdse vader kan verwachten. Beelden over het gezin De Winter leveren een gelijkaardige indruk op. Hoe kan dit: zo hardvochtig, fanatiek in het politieke beroep, zo hartelijk en soepel in het privé-leven? Uitzonderlijk is dit niet: ook Joseph Goebbels was in familieverband best een aardige kerel. Het meest verbijsterende voorbeeld heb ik in de jaren 1970 en 1980 gelezen in de publicaties van Amnesty International. Beulen uit Latijns-Amerika haalden de meest gruwelijke misdaden uit tijdens hun 'werkuren' - en neem dit letterlijk: zij beleefden hun folterpraktijken als een nine to five job - en thuis speelden zij met hond en kind en vóór de avondmaaltijd spraken ze een gebed uit. Mensen zijn blijkbaar in staat tot een zeer letterlijk 'hokjesdenken': zij kunnen een deel van hun geest afsluiten van andere delen. Zo is het te verklaren dat zij een God aanbidden die precies het omgekeerde vraagt van wat zij in werkelijkheid doen en dit laatste niet in het besef van hun zondigheid maar uit volle overtuiging. In sommige gevallen gaat het om regelrechte psychopaten, genre Dutroux, Himmler, Beria etc die op geen enkel moment wroeging vertonen omdat zij ervan overtuigd zijn dat zij het recht hebben te handelen zoals zij hebben gedaan. Dostojevski heeft dit fenomeen beschreven in de figuur Raskolnikov in Schuld en Boete. Hier zien we een Nietzschiaanse Uebermensch die zich het recht toeëigent een paar Untermenschen om te brengen omdat hij nu eenmaal superieur is aan zijn slachtoffers. De Nazi's beschouwden zich niet voor niets als een Herrenvolk En Nietzsche scrheef in Also sprach Zarathustra: 'Es gibt Herren und es gibt Sklaven.' En overal keert deze basishouding terug: de onaantastbare superioriteit van het eigen land, de eigen godsdienst of het eigen ras tegenover de absolute minderwaardigheid van de anderen. Deze houding schenkt een enorme gemoedsrust en vanuit deze gemoedsrust is het te verklaren dat men in een aantal deelgebieden van het sociale gedrag, best aardig en beminnelijk kan overkomen. Het immorele van het overige gedrag ziet men niet in, juist vanwege die beschotten die in de geest zijn aangebracht. Op die manier kan je het meemaken dat een onmiskenbare racist enthousiast vertelt over de andersgekleurde partner van zijn eigen kind: wat geldt in de buitencirkel, geldt niet in de binnnencirkel. Deze innerlijke beschotten zijn zo taai - gebetonneerd als het ware - dat overreding vanaf een bepaalde leeftijd onmogelijk wordt. Daarom is het cruciaal om in de opvoeding het harmonieuze denken aan te leren. Opvoeders moeten hun leerlingen voortdurend spiegels voorhouden waarin ze het groteske, onlogische en eventueel immorele van hun eigen beweringen en gedrag kunnen zien. Zodat zij mensen uit één stuk worden die ervoor gruwen om anderen stuk te maken. Eens de adolescentie voorbij vrees ik dat alleen een blikseminslag - zijnde een bekering in de trant van Saulus op weg naar Damascus - iemand nog fundamenteel kan veranderen inzake het vormen van een oordeel over zichzelf en anderen: het politiek bewustzijn kan nog veranderen maar het daaronder liggende geweten meestal niet meer.
Een lezeres is niet zo te vinden voor een examen dat kandidaten bij verkiezingen zou worden opgelegd. Om te beginnen moet zij niet bang zijn want zo'n examen komt er toch nooit. Haar argumenten: 'politiek talent kun je niet leren' en ik huiver voor een regering met 'allemaal studaxen'. Dit laatste was zeker niet de bedoeling: een politiek mandaat mag geen privilege zijn voor universitairen of blokbeesten. Maar laten we een overduidelijk voorbeeld nemen van een politiek talent: ex-cafébaas Steve Stevaert. Die man is zijn carrière begonnen onder de hoede van Willy Claes in de Hasseltse gemeenteraad. Als autodidact heeft hij meer boeken over politiek gelezen dan hij zelf laat uitschijnen: zich simpeler voordoen dan hij is, was trouwens altijd een met succes beproefde tactiek van Stevaert. Kortom, deze man heeft wel degelijk een opleiding doorlopen, zowel theoretisch als in de praktijk. (En tussen haakjes: ik hoop dat met 'politiek talent' niet bedoeld is de flair om anderen om de tuin te leiden of naar zijn hand te zetten. In politiek draait het in grote mate om sociale intelligentie, om de kunst met mensen om te gaan, maar als die vaardigheid neerkomt op manipulatie hebben we er geen behoefte aan.)
Laten we het vergelijken met een sollicitatie bij een bedrijf. Tijdens het gesprek zal worden gepeild naar motivatie, beroepservaring en opleiding, kennis van het bedrijf, bereidheid om zich bij te scholen etc Er zal dus gelet worden op die bekwaamheden en talenten die voor het bedrijf noodzakelijk zijn. Is het dan zo gek om dit ook toe te passen op kandidaat-politici, afhankelijk van het niveau waarop zij kandideren. Een gemeenteraadslid moet kunnnen oordelen over een bouwaanvraag, een milieuovertreding, een onteigening, een politiereglement, allerlei vergunningen: is dan enige kennis van de wetgeving ter zake niet aangewezen? Moet een schepen van cultuur niet getuigen van betrokkenheid bij het culturele leven en van voldoende kennis op dit domein; of blijven we er genoegen mee nemen dat over tentoonstellingen en optredens wordt beslist door mensen die nooit een tentoonstelling bezoeken en bij muziek meestal in slaap vallen?
Lees het rapport dat zowel De Standaard als De Morgen publiceerden over de zittende parlementsleden: hoevelen worden er met een voldoende bedacht? Uiteraard heeft het dan vaak te maken met inzet - of beter gezegd met gebrek aan inzet - maar dat betekent precies het bovenstaande 'peilen naar de motivatie'. Op de West-Vlaamse lijst van het VB staat nu een 89-jarige vrouw: los gezien van de aard van deze partij, is dit nog ernstig? Ik weet dat in het verleden Camille Huysmans tot na zijn 90ste in het parlement zat, maar het is niet bepaald daardoor dat hij zijn standbeeld heeft verdiend.
Politici gaan over het uitzicht van onze maatschappij, zij bepalen mee ons dagelijks leven en zij beslissen over de rol die ons land speelt in de wereld. Deze verantwoordelijkheid lijkt mij aanzienlijk genoeg om ze niet over te laten aan amateurs of opportunisten. En laten we ons er niet van afmaken met de dooddoener dat het uiteindelijke examen voor een politicus de verkiezingen zijn: de geschiedenis en de actualiteit bulken van de charlatans in binnen- en buitenland die keer op keer werden of worden verkozen omdat zij precies in dat vak van charlatan bollebozen waren of zijn en over voldoende middelen beschikten of beschikken om dat vak tot in zijn perfectie te beheersen.
Het enige wat deze redenering onderuit kan halen is de opmerking dat de schuld dan niet ligt bij die charlatans maar bij diegenen die voor hen hebben gekozen.
Ken je de eenzaamheid van de clown: voor even stond je op een podium, bracht wat luisteraars aan het lachen of tot ontroering, en daarna tuime le in het zwarte gat. Reeds een 65-tal boeken zijn verkocht, nog drie keer meer te gaan om een bakroet te vermijden en dat ondanks de hulp van een sponsor.
Om te kotsen is het blabla van mensen die het geweldig vinden maar het vertikken om een boek te kopen: men gaat er van uit dat een dichter niet alleen zijn verzen zomaar uit zijn mouw schudt, maar dat hij als een soort Christusfiguur alles gratis wegschenkt. Kunstenaars moeten armoedzaaiers zijn zoals van Gogh, pas na hun dood zullen anderen fortuinen verdienen aan hun werk. Wat doe je dan als kunstenaar die geen enkele aanspraak mag maken op de genialiteit van Vincent?
Doorgaan zoals Sisyphus, je steen de berg op rollen en toezien hoe dat blok je weerom ontglipt. Met de glimlach toezien, beweert Camus, maar vandaag hebben de spieren rond mijn mond geen zin in een glimlach. Of ligt het aan de spieren rondom mijn heilig been - waarom wordt dit onderdeel trouwens heilig genoemd? - die beletten hier pijnloos voor dit scherm te zitten. Niets zo potsierlijk als een ouwe clown.
Enige dagen geleden heeft Yves Desmet (in De Morgen) het er al over gehad: op tv worden vaak zonder enig commentaar medeburgers aan het woord gelaten die de meest stompzinnige verklaringen afleggen.
Gisteren ging het journaal nog een stapje verder: vader van Holsbeeck mocht ongehinderd oproepen om het recht in eigen handen te nemen.
Moet men dan verwonderd zijn over die schietpartij in Lokeren waar twee jonge allochtonen werden neergeschoten zogezegd omdat de schutter zich bedreigd voelde.
De frustratie van vader van Holsbeeck is begrijpelijk, iedereen die een geliefde verliest door de schuld van een moordenaar zal deze wraakgevoelens kennen, we zijn mensen en geen heiligen.
Maar behoort het niet tot de verantwoordelijkheid van journalisten om gevaarlijke boodschappen op zijn minst te duiden.
Mocht dit agressieve zaadje wortel schieten - wat in dit opgefokte tijdsklimaat niet ondenkbeeldig is - dan zullen de betrokken media natuurlijk weer doen als Pontius Pilatus.
(Het zal intussen voor iedereen duidelijk zijn dat mijn respect voor nieuwsfabrikanten met de dag afneemt. Ik onderscheid een vijftal categorieën: de frontlijnjournalisten zoals Rudi Vranckx, de onderzoeksjournalisten zoals Douglas de Coninck en Chris de Stoop; de opiniemakers zoals Yves Desmet, de gewone commentatoren, lokale verslaggevers, presentatoren en interviewers. In de eerste twee groepen heb je dappere mensen: ze riskeren ofwel hun leven ofwel hun reputatie; de tweede zijn soms bijzonder intelligent; de overige vervullen een job als een ander soms met bekwaamheid soms oppervlakkig of zelfs ergerniswekkend dom. In het algemeen: mensen die nooit iets van zichzelf op het spel zetten, zijn grijze muizen en perfect vervangbaar. Een journalist die bereid is om met zijn kop tegen een muur te lopen of zijn gezicht te verliezen - denk aan Maurice De Wilde zaliger - is volgens mij de enige die respect verdient: hun engagement is bijzonder kwetsbaar, zij roeien tegen de stroom op en zijn voor een democratie die mensenrechten belangrijk vindt van onschatbare waarde. Ik zal wel een ouwe zak zijn dat ik heimwee heb naar bulldog Maurice.)
café Durmedroom Vrijdagavond, net voor de voorstelling van het nieuwe boek Van Toen en Thuis, namen we in de gauwte een Vlaamse boterham met kaas tot ons. De tooghangers hadden het eerst over het rookverbod omdat we als aperitief een sigaret opstaken wellicht, en daarna over de belastingen. Twee dingen vielen op: deze dialectsprekers schakelden moeiteloos over op een tussentaaltje met frases die ze woordelijk overnamen van de tv-journaals en kranten, onder meer over de vlaktaks. En ten tweede: dit onderwerp houdt de mensen wel degelijk bezig. De basistoon was er een van verongelijktheid: wij gewone werkmensen betalen te veel, de anderen te weinig. En ten derde moest ik inwendig toegeven dat ik op een aantal concrete vragen niet had kunnen antwoorden: hoeveel schalen zijn er precies, hoeveel procent wordt per schaal aangerekend? De vlaktaks van Dedecker en co is voor deze mensen een zeer aanlokkelijk concept: als er maar één tarief is, dan moet je niet piekeren over de verschillen. Eenvoud troef. Twee bezwaren: de werkelijkheid is nooit zo eenvoudig, en je hoort een toontje van latent incivisme. Progressieve belastingen met aftrekposten zijn een ingewikkeld systeem maar het is het meest rechtvaardige, al moet het dringend doorzichtiger worden gemaakt. Zowel de politici als de media voeden - door over dit thema te blijven mekkeren - het latente incivisme dat erop neer komt dat we zo weinig mogelijk belastingen wensen te betalen en liefst van al de fiscus om de tuin leiden. Dit is onze nationale sport bij uitstek. Op zich klinkt dit leuk en aannemelijk gezien de hoge druk op lonen en inkomsten, maar het schizofrene zit in de verwachtingen ten opzichte van de overheid: wij eisen een perfect openbaar vervoer, degelijke wegen, een quasi gratis onderwijs, geen wachtlijsten, leefbare pensioenen en een betaalbare gezondheidszorg op hoog niveau. Koken kost geld: in een land als de USA worden globaal minder belastingen betaald als bij ons, maar de gevolgen zijn er dan ook naar. Studeren aan een kwaliteitsuniversiteit kost daar minstens een half miljoen oude Belgische franken aan inschrijvingsgeld, er zijn bedenkelijke ziekenhuizen voor de armen en uitstekende voor de rijken. Vele Amerikanen moeten twee full-timejobs aanvaarden om hun huishuur te kunnen ophoesten. Laten we eens consequent zijn met onszelf: wat voor samenleving willen wij eigenlijk? Een rat race, een onophoudelijke competitie die door de sterksten wordt gewonnen of een solidaire verzorgingsstaat? Dit is een fundamentele keuze, de volgende stap is het rechtvaardig en begrijpelijk uitwerken ervan. Observatie leert dat de meeste mensen kiezen volgens een zelfbedieningsidee: zij geven hun stem aan de politicus of aan de partij van wie zij denken het meest terug te krijgen. Wat opvoeding en media zouden moeten nastreven is de correctie van dit kortzichtig egocentrisme. Er is het gerechtvaardigde eigenbelang, maar dit moet worden bijgesteld door het noodzakelijk algemeen belang. Tenzij we van 'ieder voor zich' een nieuwe godsdienst maken.
een examen voor kandidaten Vorige week dreef een lezer in De Morgen de spot met onze groene partij die bij de vorige verkiezingen een examen organiseerde om haar kandidaten te selecteren. Deze lezer zag hierin een bewijs van zwakte. Moet het niet eerder omgekeerd zijn: zou zo'n examen niet moeten worden opgelegd door de overheid, door een commissie die boven de partijen staat? Voor om het even welk beroep heb je een getuigschrift of diploma nodig, om je kandidaat te stellen bij een verkiezing niet. Is dat zo evident? Als je een politiek mandaat beschouwt als een volwaardig beroep dan zou hieruit toch moeten volgen dat niet om het even wie het kan uitoefenen. Om een dakgoot te herstellen moet je een erkende loodgieter zijn, om een gemeente of zelfs het land te besturen volstaat een bewijs van goed gedrag en zeden - voor zover ook dat al niet is afgeschaft. Het resultaat zie je dan ook: mandatarissen die stemmen volgens het commando van hun partijtop, politici die onuitvoerbare wetten in elkaar knutselen of die de bestaande wetten niet eens correct kunnen interpreteren. En dan heb je nog de BV's of BB's (bekende Belgen zoals Marc Wilmots) die na de verkiezingen tot de vaststelling komen dat politiek hun ding niet is. Respect dwing je af met bekwaamheid en er is geen enkele reden waarom deze bekwaamheid niet vooraf zou moeten getest worden: wat voor de gewone burger geldt, moet ook gelden voor de vertegenwoordigers van het volk.