Ik moet eerlijk bekennen, ik had nog nooit van penseelkevers gehoord, laat staan één gezien. Ik dacht eerst een nieuw soort hommel of bij ontdekt te hebben maar dat was dus niet zo. Eigenlijk zijn er 2 soorten penseelkevers in onze contreien maar die zijn zo moeilijk van elkaar te onderscheiden dat er geen beginnen aan is om ze exact op naam te brengen. Het zijn fraai getekende harige kevertjes van zo'n 9-13mm groot. Echt zeldzaam zijn ze niet, per jaar worden er zo'n 500-tal gezien in België, maar je oog moet er toevallig op vallen. Het meeste kans om er eentje te zien te krijgen is nu, in de maand juni. De kevers leggen hun eitjes in vermolmd hout. De larven brengen hier zo'n 2 jaar door. Het kevertje zelf leeft maar enkele weken tot maanden en leeft van stuifmeelpollen van bloemen. Ze zijn dus weinig schadelijk voor de tuin. In Engeland worden ze soms "Bee-beetles" genoemd vanwege de gelijkenis met bijen of hommels.
Tussen al dat blauw van azuurwaterjuffers rond de vijver flitst af en toe ook iets rood voorbij. Tot voor kort waren dat met zekerheid vuurjuffers. Nu moet je ze iets beter bekijken want de eerste koraaljuffers beginnen nu ook op te duiken. Net zoals de vuurjuffers zijn deze ook rood maar het verschil zit hem in de poten. Bij onze koraaljuffer zijn die ook rood terwijl zijn neefje vuurjuffer zwarte poten heeft.
Als dat allemaal te ingewikkeld is kan je ook gewoon genieten van deze en andere vliegende juweeltjes.
Dat ga ik straks ook doen !!! Wie weet wat we nog allemaal tegenkomen?
Neen, op de foto staat geen ritueel masker uit Centraal-Afrika maar een vuurwants.
Dit jaar zijn ze er vroeg bij. Gewoonlijk beginnen ze hun opmars pas aan het einde van de zomer, waarna ze zich terugtrekken om aan hun winterslaap te beginnen. Vuurwantsen zijn volstrekt onschadelijk, ze zuigen het sap uit afgevallen bladeren of vruchten van bomen, voornamelijk lindenbomen omdat die een plakkerig spul afscheiden waar ze gek op zijn, en ze blijven buitenshuis. Ze vangen wordt afgeraden. Ze hebben een steeksnuit waarmee ze kunnen prikken. En om zich te beschermen, verspreiden ze een stinkende stof.
Dus, rustig laten zitten zolang ze het niet te bont maken. En dat bont mag je redelijk letterlijk nemen met zo'n kleurtjes !
Als je nog niet moest overtuigd zijn van de rol die bijen en hommels spelen bij het bestuiven van bloemen moet je maar eens naar deze foto kijken. Het beestje is een groefbij en de sporen van haar vorige uitstapjes zijn nog duidelijk zichtbaar op haar achterlijf. Groefbijen zijn solitaire bijen, ze leven dus niet zoals honingbijen in grote kolonies bijeen. Maar voor het bestuiven van bloemen zijn ze minstens even belangrijk ! Je kan ze helpen de winter door te komen door bvb. een "bijenhotel" te installeren. En een aantal vroegbloeiende planten (februari) zijn ook meer dan welkom. Mahonia, viburnum & Co ruiken bovendien heerlijk, zo heb je er zelf ook nog wat aan !
Neen, ik bedoel niet het sterrenbeeld noch één of ander groot Berner beest maar een vlinder (Arctia caja). Meer bepaald een dagactieve nachtvlinder.
Zondagnamiddag zag ik plotseling de dikste rups die ik ooit gezien had over het gazon rennen. Het beestje had duidelijk haast. Dankzij de fotoherkenningssoftware op de site van natuurpunt kwam ik te weten dat het om de rups van de grote beer ging. Hier kwam ik ook te weten dat als onze rups haast heeft hij op het punt staat te gaan verpoppen tot vlinder. De rups van de grote beer leeft van lage planten op schraal grasland en heeft geen specifieke waardplant. De rupstijd is van september tot juni.
De naam van de vlinder verwijst naar het uiterlijk van de rups. Die is namelijk sterk behaard met een vacht als een beer.
Het is een grote vlinder met een spanwijdte van 50 tot 70 millimeter. Zijn opvallende kleuren waarschuwen belagers dat hij giftig is !
Ik hoop één van volgende weken zo'n grote beervlinder in de tuin tegen te komen want ik kende het beestje nog niet. Voor één keer heb ik dan ook een fotootje van de volwassen vlinder van het internet moeten plukken. De rups is wel uit eigen tuin.
Er vliegen momenteel veel hommeltjes rond in de tuin. Eén van die zoemers komt niet zo algemeen voor en je moet al even rondkijken om er eentje te spotten. Geduld wordt beloond zegt het spreekwoord en dat klopt hier ook. Onze weidehommel is een fraai beestje met een geel borststuk, een zwart lijf en een rode kont. Bijna onze nationale driekleur, maar de volgorde zit wat overhoop.
Je kan ze in de tuin tegenkomen tussen eind februari en oktober maar ze leven vrij kort en meestal is het in augustus al "over and out". In het Engels noemt deze hommel dan ook de "Early Bumblebee".
Toen ik gisterenvoormiddag door de tuin wandelde zag ik toevallig dit mooie kleine juweeltje op een bloem zitten.
De fraaie schijnboktor of fraaie schijnbok doet zijn naam alle eer aan, want fraai is hij zeker met die opvallende metaalglans. De kleur is heldergroen, maar kan variëren van blauw tot violet. De wetenschappelijke naam is Oedemera nobilis. De soort komt uit de familie schijnboktorren (Oedemeridae).
In de lente vind je deze kever op verschillende bloemsoorten, hij voedt zich met nectar en stuifmeel. De fraaie schijnbok is slechts ongeveer 8 mm lang.
Het leliehaantje ziet er dan misschien wel mooi uit maar is een pest voor alle lelies en lelieachtigen in de tuin. Als ik ze zie ga ik heel behoedzaam te werk want ze reageren op zicht en op trillingen als je in de buurt van de plant komt. Ze laten zich dan op hun rug op de grond vallen zodat je ze niet meer terugvindt. Als jij het dan na enkele minuten opgeeft klimmen ze terug omhoog en gaat de vreetpartij vrolijk door.
Eén van hun andere favoriete bezigheden is babietjes maken. De eitjes worden nadien afgezet op de onderkant van de bladeren. De uitgekomen larven beginnen zich net als de kevers ook direct rond te vreten met bladgroen. Ze houden zich schuil tussen hun eigen mest zodat er geen enkele vogel het in zijn hoofd haalt ze voor een lekker hapje aan te zien. Als je even niet oplet kunnen ze in één of twee dagen een plant volledig kaalvreten tot enkel de stengel overblijft. Ook de bloemknoppen staan mee op hun menu !
Ik heb niet zo veel lelies zodat ik makkelijk meermaals per dag controle kan houden. Ik heb ook ondervonden dat ze favorieten hebben, sommige lelies zijn blijkbaar niet zo lekker. De Turkse lelie (Lilium Martagon) is waarschijnlijk een delicatesse want die wordt druk bezocht (en door mij gecontroleerd). Normaal gesproken ben ik nogal een dierenvriend maar als ik een leliehaantje tegenkom gebeuren er gruwelijke dingen die ze bij Gaia best niet weten !!!
Ze zijn er weer ! De scheefbloemwitjes waren enkele jaren geleden nog een grote zeldzaamheid maar nu zie je ze hier meer en meer. Met drie waren ze zaterdag de Iberis aan het verkennen. En als ik erbij vertel dat de Nederlandse naam voor Iberis scheefbloem is wordt één en ander duidelijk. Ze waren op zoek naar een plaats om hun eitjes te deponeren. De rupsjes die daaruit komen, eten namelijk bijna uitsluitend blaadjes van de Iberis. De volgende generatie is verzekerd !
Libellen en waterjuffers brengen het eerste deel van hun leven 's winters als larve onder water door. Het zijn geduchte rovers, alles wat niet te groot is wordt aangevallen en opgegeten. Dikkopjes en zelfs hele kleine visjes zijn niet veilig. Op een gegeven moment in het voorjaar klimt de larve via een rietstengel of iets dergelijks omhoog, uit het water, om te vervellen. Het oude omhulsel blijft in zijn geheel achter en na het drogen van de vleugels vliegt onze juffer of libel de wijde wereld in. In de loop van de zomer zal ons juffertje nieuwe eitjes onder water afzetten en begint de cyclus opnieuw.
Boven : larvenhuidje Onder : volwassen azuurwaterjuffer
Ze zijn er weer, en nog een maand vroeger dan vorig jaar ! Ik bedoel de azuurwaterjuffers, de meest voorkomende soort van juffers op Bernerhof. Ik schat dat er gisteren zo'n 100 tot 150 exemplaren rondvlogen boven de vijver. De mussen hebben voorlopig nog niks in de gaten. Zo één keer per jaar worden onze tuinmussen duidelijk carnivoren. Ze jagen dan op de pas uitgekomen juffers die nog geen handige vliegers zijn de eerste uren van hun bestaan. Nu zullen die juffers morgen waarschijnlijk nogal schrikken, ze dachten waarschijnlijk dat de zomer al begonnen was maar straks gaat de temperatuur terug naar af.
Tussen al dat blauw van de azuurjuffers vloog ook nog een eenzame vuurjuffer.
De Rosse Metselbij is een rossig behaard bijtje. Het zijn zogenaamd solitaire bijtjes, ze wonen dus niet zoals bvb. honingbijen in grote kolonies.
De kop, het borststuk en de voorste achterlijfsegmenten zijn rosbruin behaard (maar net als bij mensen wordt hun beharing ook grijs/wit naarmate ze ouder worden).
De vrouwtjes maken nesten in allerlei kleine holletjes, die ze met leem/zand dichtmetselen. De mannetjes verschijnen meestal eind maart enkele dagen voor de vrouwtjes tevoorschijn komen. In april beginnen de vrouwtjes onvermoeid nestjes te bouwen. Nestje na nestje wordt met stuifmeel bevoorraad, zodat het nageslacht genoeg te eten zou hebben. Tot eind mei/begin juni kan je vrouwtjes vinden die nog nestjes bouwen. Ze nestelt vooral in oude kevergangen van 4 tot 8 mm doorsnee (voorkeur 6mm), maar ook bamboestokken, oude muren of rietstengels worden geaccepteerd.
Als je deze en andere solitaire bijtjes wil helpen kan je een insectenhotel voorzien. Je kan zoiets kant en klaar kopen of zelf maken door bvb. wat bamboestokjes horizontaal ergens tussen te klemmen.
Omdat het woord ‘web’ in de naam voorkomt, veronderstel je misschien dat deze spin een web weeft om prooien te vangen, maar dat is niet het geval. De kraamwebspin is een actief jagende spinnensoort. Ze grijpt haar prooi na een korte, snelle sprint. Waaraan heeft deze spin dan het woord ‘web’ in haar naam te danken? Wel, nadat het vrouwtje een hele tijd met haar eicocon heeft rondgelopen, weeft ze een tentvormig spinsel waarin ze die eicocon ophangt: het ‘kraamweb’. Als de kleintjes uit de cocon kruipen, blijven ze nog een tijdje samen in dat beschermende spinsel. De moeder blijft ook nog even in de buurt om een oogje in het zeil te houden, tot de kleintjes klaar zijn om alleen op jacht te gaan.
Er is nog iets bijzonders aan deze spin. Bij heel veel spinnen lopen de volwassen mannetjes gevaar wanneer ze een wijfje benaderen om te paren. De kans bestaat immers dat het vrouwtje het mannetje aanziet voor een prooi en hem aanvalt. Daar heeft het mannetje van de kraamwebspin iets op gevonden. Voor hij een vrouwtje benadert, vangt hij een prooi die hij doodt en mooi als een cadeautje in spinnendraad wikkelt. Dan benadert hij voorzichtig het vrouwtje en als ze enigszins gerustgesteld is, overhandigt hij haar zijn ‘bruidsgeschenk’. Doordat het vrouwtje nu haar gifkaken vol heeft met het insect, kan hij met haar paren zonder het risico te lopen om gebeten te worden. Bij spinnen gaat de liefde nog wel eens door de maag van de vrouw... . Zeg nu nog dat mannen niet vindingrijk kunnen zijn !
Hoe de vuurjuffer aan zijn naam is gekomen laat zich makkelijk raden. In de Kempen komen ze vrij algemeen voor, in Oost- of West-Vlaanderen moet je alwat meer geluk hebben. Dit jaar zijn ze er vroeg bij, dat zal wel met het mooie weer van de laatste weken te maken hebben vermoed ik.
Het "zevenstipje" is te herkennen aan de 7 stipjes op zijn lichaam. Logisch hoor ik je tot hier denken, maar weet dan dat deze regel niet bij elk lieveheersbeestje opgaat. Wist je dat er meer dan 60 verschillende soorten in W-Europa voorkomen ?
De naam lieveheersbeestje is een herinnering aan de tijd dat de Germanen in Europa gekerstend werden. De bestaande Germaanse naam voor het kevertje, Freyafugle, vogel van de godin Freya, werd verchristelijkt tot onzelievevrouwebeestje of (onze)lieveheersbeestje. De vrouwelijke vorm leeft voort in het Duits (Marienkäfer) en Engels (ladybird, in Amerika veranderd in ladybug, wat eigenlijk juister is); de mannelijke vorm in het Nederlands en Frans (bête à bon Dieu, al is coccinelle gebruikelijker). De Franse naam is in het Iers verbasterd tot bóín Dé, wat wordt begrepen als Gods koetje.
Het vosje is, anders dan zijn naam laat vermoeden, een kleine solitaire zandbij die vooral nu in het voorjaar actief is. Ze zijn niet echt zeldzaam maar het was wel de eerste keer dat ik er eentje tegenkwam. Ze maken hun holletje in de grond. Als je een klein vulkaanvormig bergje zand ziet op een zonnige plek heb je een holletje van de zandbij gevonden. Je zou ze op het eerste gezicht kunnen verwarren met een hommeltje. Uiteraard is het belangrijk om weg te blijven met sproeimiddelen !
De akkerhommel is een vriendelijk zachtaardig hommeltje dat niet vlug zal steken. Normaal komen de werksters pas begin mei tevoorschijn. Dit jaar zijn ze, net als veel andere dieren en planten, een maandje vroeger komen opdagen. Dit werkstertje zoemde over en weer tussen Helleborus, Mahonia en Viburnums.
Geen bijtje, wel een zweefvlieg. Maar de bedoeling is dezelfde: komen genieten van de schaarse nectar die er nu is. Gelukkig staan de Viburnums volop in bloei ! Ondertussen fladderden ook de eerste citroenvlinders voorbij maar die hadden geen tijd voor een fotoshoot.
Rond deze tijd zie je af en toe een dikke aardhommel rondvliegen, meestal nogal laag bij de grond. Het zijn aardhommel koninginnen die ontwaakt zijn uit hun winterslaap. Ze zijn nu op zoek naar een plaats om een nieuwe kolonie te stichten. De rest van het hommelvolk heeft de winter niet overleefd. Natuurlijk moet onze koningin zo af en toe ook eens eten om terug op krachten te komen, zelfs "royals" doen dit. Wist je dat hommels deze tijd van het jaar 's morgens eerst "warm" moeten draaien vooraleer ze de lucht in kunnen. Door hun vleugels "stationair" te laten draaien verhogen ze hun lichaamstemperatuur en pas daarna kunnen ze het luchtruim kiezen.
Ik ben Roger
Ik ben een man en woon in de Kempen (België) en mijn beroep is jong gepensioneerde.
Ik ben geboren op 29/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: tuinieren, fotografie, zeewateraquarium, modelbouw, ....