Tijdens de middeleeuwen stonden de brouwers al in hoog aanzien en hun gilden bleken zo belangrijk, dat voorname ingezetenen en poorters blij waren er lid van te kunnen worden. Dit was onder meer het geval met Jacob van Artevelde, voor hij Ruwaard van Vlaanderen werd. De aangesloten leden van deze gilden moesten zich echter houden aan strenge regels. Hun macht verschilde wel van stad tot stad, al naargelang hun ledenaantal.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In 1487 vaardigde hertog Albecht IV van Beiëren in München de beroemde wet op de zuiverheid van het bierbrouwen uit (niet te verwarren met het Rheinheitsgebot van 1516). De brouwers moesten zweren uitsluitend gerst, hop, water en gist te gebruiken
Bedriegers en vervalsers werden gestraft. De straffen varieerden van het in beslag nemen van het bier en het brouwmateriaal, of het te kijk stellen van de overtreder aan de schandpaal (de kaak), tot zelfs - en geloof het of niet - een gruwelijk doodvonnis; namelijk levend verbrand worden in hetzelfde vat waarin het vervalste bier was gebrouwen.
Anno 1571 wilde men voor de brouwers en herbergiers de belastingen verhogen tot 1/10° van de verkoopprijs. Het brouwersgilde besloot prompt alle leveringen te staken. Het gemene volk (Jan met de pet dus), beroofd van zijn drank, begon te morren, zodat binnen de tien dagen de gewraakte maatregel werd ingetrokken.
Een goed ingelichte beschermer van de brouwers was Keizer Karel, naar het schijnt een beproefd liefhebber van het gerstenat. Hij eiste: dat de arbeiders, die eigenhandig aan de bereiding van Cervoise werkten, zich met nauwlettende naarstigheid aan de zorg overgeven. Hij schiep zelfs keizerlijke domeinen waar beroepsbrouwers in dienst werden genomen.
Blijkbaar waren vele groten der aarde echte bierliefhebbers
Hendrik VIII van Engeland schonk dagelijks zomaar eventjes 24 pinten bier aan elk van zijn hofdames. Zijn dochter Elizabeth I, speelde het zelfs klaar om tijdens het ontbijt in haar eentje een grote kan bier leeg te drinken.
Lord Parson bracht de stout binnen aan het Franse hof. Lodewijk XV, die er dadelijk op verlekkerd was, noemde hem le champagne noire.
Aan de andere kant van Europa kon de aal zich verheugen in de bijzondere aandacht van de tsaren van Rusland. Peter de Grote en ook Catharina II lieten dit bier speciaal voor hen brouwen in Burton-on-Trent.
Frederik de Grote, koning van Pruisen, bleek evenzeer een voorstander van het edele nat. Hij zei telkens tot wie het horen wilde: Ik ben met biersoep grootgebracht, dat is beter voor de gezondheid.
Het bier kende een grote opbloei na 1876, toen Pasteur zijn Etude sur la Bière publiceerde. Rond dit tijdstip ontstonden zowat overal in Europa studiekringen en brouwerijscholen. Bij ons was dit al het geval in respectievelijk 1882, 1885, en 1892.
Weldra maar zeker ontgroeide de brouwerij zijn statuut van familiale onderneming. Een nieuwe nijverheid ontstond
Wordt vervolgd
Tot de volgende?...
|