Via een internetenquête peilde Variaties, de koepelorganisatie voor dialecten en oraal erfgoed Vlaanderen, het taalgebruik onder de Vlaamse jongeren voor eten, drinken en uitgaan. Een biertje wordt vaak omschreven als pintje of glazen boterham, maar ook als jupke, drieëndertiger, iebele en goudgele pretcilinder. Naar de kroeg gaan heet in tienertaal: gaan klieven, eentje blazen, met de benen gaan zwieren en de zinnen verzetten. Een beetje tipsy wordt aangeduid met: scheef, melk, wiii, flapigeol en hoog in de bol. Behoorlijk dronken: poepeloere, zat, canard en: gemarineerd, dood, de vogels zien vallen. Op je bakkes, kwetsing en schol zijn andere woorden voor proost!xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Bron: Bier scheurkalender 2009 van Bert van Zuilekom
Tot de volgende chill
|