Ja mannekes, ik heb deze nacht zodanig liggen dromen dat gans mijn slaapkamer onder water staat. Ik lag midden in de Middelandse zee te peddelen met mijn zelfgemaakt roeibootje, toen er een grote zwarte walvis aan mij vroeg: Awel, wat doe je hier?.
Ik kom eens kijken, hoelang die Middelandse zee wel is. Kom, bind uw roeibootje aan mijn staart en krijp maar op mijn rug, ik zal u een rondleiding geven. Amai, azo een vriendeijke walvis dat da was.
Ik bond mijn zelfgemaakt roeibootje aan zijn staart, kroop op zijn rug en weg waren wij.
Wij waren nog geen vijf kilometer ver, als wij gezelschap kregen van een groep dolfijnen die er een gezellige uitstap aan 't zwemmen waren. 't Was daar zelfs ene bij met ne bril op zijne kop, maar dan wel zonder glazen.
Die waren er onderweg door de te hoge snelheid uitgevallen. Ik vroeg aan één van die dolfijnen, waarom hij ne bril droeg en weet ge wat hij zei: Verleden maand was het zijne verjaardag en één van de dolfijnen heef per ongeluk in zijn rechter oog gebeten. Onderweg zijn we ook een bruinvissen tegengekomen, maar die waren helemaal niet bruin hoor.
En nog een eindje verder waren twee buitenlandse rolmopsen aan het vechten, voor een plekje in schaduw.
Ik zag dat direct dat het buitenlanders waren, want ze hadden alle twee een kenteken op hunne rug. Opeens stopte diene walvis met zwemmen en was ik dan ook verplicht van te stoppen hé.
Ik vroeg hem waarom hij stopte en hij zei dat het nog veel te ver was en dat hij honger en dorst begon te krijgen.
Ja mannekes, af en toe moet een mens pauzeren hé, zeker als ge lange reizen maakt.
Ik heb mij tegen ne boom, die daar het het drijven was, neergezet. En terwijl ik met mijn rug tegen diene boom zat uit te rusten, viel ik potverdikke toch wel in slaap zeker.
Ik had vergeten van mijne wekker mee te nemen en vergeten te vragen, om mij wakker maken. Na een tijdje ben ik toch wakker geworden, want diene dolfijn was ook in slaap gevallen en snurken dat hij deed. Hij snurkte zodanig hard dat de Middelandse zee aan het leeglopen was.
Na wat rekoefeningen te hebben gedaan, was het tijd om te vertrekken.
Wij waren nog maar juist vertrokken, als we in de verte twee haringen autostop zagen doen. Nog een geluk dat ik mijn roeibootje bij had, want we hebben die meegenomen.
Ze hadden waarschijnlijk geen zeekaart of kompas bij, want ze waren alle twee het noorden kwijt. Ik moet u wel zeggen dat diene dolfijn geen zeekaart of een kompas nodig had, omdat hij dagelijks dezelfde route op en af zwom. Maar hij had wel een kilometerteller rond zijn nek hangen, zodat hij precies wist hoeveel kilometer hij gezwommen had.
Ik ben daar ne vis tegengekomen die zelfmoord wou plegen, omdat hij uit de vissenfamilie was gezet.
Op dat klein eilandje dat tussen de rotsen lag, lagen daar drie zeerobben te zonnebaden, terwijl de zon niet eens scheen. Opeens begon het fel te waaien, zodat diene dolfijn een tandje moest bijsteken om vooruit te komen, want ’t was tegenwind. We hebben ook vier groene palingen naar het vissenkliniek moeten brengen:
Twee met uitdrogingverschijnselen en twee met zware kneuzingen die ze tijdens de boksmatch hadden opgelopen. Ik heb daar ook vissen zien zwemmen die waarschijnlijk aan het oefenen waren voor de Olympische Spelen, want de ene groep zwom de schoolslag en de andere groep vlinderslag. Er waren daar ook vissen bij die nog moesten leren zwemmen, om hun zwemdiploma te kunnen behalen.
Er waren daar ook vissen bij die rap moe waren, bij gebrek aan comditie. Ze zwommen dan maar korte afstanden en heel traag. En er waren daar ook vissen bij die kloegen dat het zeewater te nat was.
Ik heb daar ook vissen zien zwemmen, die geen zwembroek aan hadden en dan nog in een bebouwde kom. Ik vroeg aan de dolfijn om eens stoppen, want in de verte had ik een zeilboot zien varen met daarop de volgende tekst: Hier eindigd u zeereis.
Ik heb dan maar mijn zeilbootje genomen en naar mijn thuishaven gevaren.
Onderweg ben ik nog een vissen tegengekomen die mij ne goeie dag kwamen zeggen en ook een een goeie reis wenste.
Toen ik thuis kwam van mijn zeereis en mijn roeibootje wilde leegmaken, zag ik tot mijn grote verbazing dat er twee kleine sprotvisjes in lagen. Die zijn nu in mijn aquarium rondjes aan het zwemmen en ik ga hier op mijn slaapkamer al het water opkuisen van een fles plat water die ik per ongeluk in mijn slaap heb omgegooid.
Ik ga morgen al dat opgekuist water terug naar de zee brengen, want een zee zonder water, is geen echte zee.
PS. ’t Is altijd plezant om het samen met jullie dit nat droomverhaaltje te kunnen herbeleven en om af te sluiten krijgt ge van flipper de flip nog gratis en voor niks een leuk mopje erbij.
Een bisschop was een wandeling aan het maken in de tuin van de abdij.
Toen hij de enorme bloemenpracht om zich heen zag, riep hij vol bewondering uit:
Er zijn geen woorden voor de pracht van Gods werken.
Eén van de tuiniers, een oude monnik, die op zijn knieën onkruid aan het wieden was, zei:
U had het eens moeten zien, toen Hij dat hier allemaal alleen moest onderhouden.
Groetjes van flipper de flip.
|