Een bejaard echtpaar is op vakantie in Jeruzalem en plots sterft de vrouw. Er wordt een begrafenisondernemer gecontacteerd, die zegt: We kunnen het stoffelijk overschot voor 5000 euro overbrengen naar uw woonplaats, maar we kunnen uw echtgenote ook hier begraven, in de heilige grond. Dat kost maar 150 euro. De man denkt even na en zegt dan heel resoluut: Breng haar mar naar huis. Bent u daar zeker van?, vraagt de begrafenisondernemer. Het zal u 5000 euro kosten, terwijl u 4850 euro zou kunnen besparen door haar hier te begraven en ze zou bovendien in heilige grond rusten. Luister, zeg de man, jaren geleden werd hier ook eens iemand begraven. Drie dagen later is hij verrezen en dat risico wil ik niet nemen.
Een boer is bezig met het verplaatsen van het hooi, van het midden van zijn land naar de zijkanten. Zijn buurman vraagt hem waarom hij dat doet en hij zegt: Heb je het weerbericht niet gehoord?. Storm en regen in het midden van het land.
Een man stapt een bankkantoor binnen en wil een kluis huren. De bankdirecteur vult de vereisteformuliren in en vraagt: Moet uw echtgenote ook in de kluis kunnen?. Waarop de man zegt: Nee hoor, alleen dit bundeltje papieren moeten erin.
Een varken loopt door de tuindeur binnen in de woonkamer van een boerderij en kijkt rond in de kamer. Plots ziet het varken een stopcontact zitten, kijkt er even naar en zegt: Wat ben jij zielig ingemetseld.
Waarom gooi je die antidepressia weg?, vraagt de buurman. Dat zal ik je eens vertellen: Ik ben naar de dokter geweest, want die moet ook leven. Ik heb een voorschrift meegekregen en daarna ben ik naar de apotheker geweest, want die moet ook leven. En nu gooi ik die medicijnen weg,want ik wil ook leven.
Willy, heb je vanmorgen water bij de melk gedaan?, vraagt de melkboer. Ja, meneer , zegt de Willy. Weet je dan niet dat dat verkeerd is, Willy, zegt de melkboer. Jawel, maar ik heb gezegt dat je er eerst het water moest ingieten en daarna pas de melk, want dan kunnen we met een gerust geweten zeggen dat we nooit water bij onze melk doen, zegt de melkboer.
Een vrouw had een afspraak gemaakt met een chirurg en vroeg of hij een operatie kok uitvoeren. Om wat voor een operatie gaat het?, vroeg hij. O, u kiest maar wat, zegt de vrouw. Het zit namelijk zo: Elke woensdag ga ik met mijn vriendinnen bridge spelen, maar ik kan nooit deelnemen aan de conversatie, want ik ben nog nooit geopereerd geweest.
Een toerist vraagt aan een boer die aan het werk is op zijn land: Hoe is de lucht hier?. We hebben hier de zuiverste en gezondste lucht van heel de wereld, er bestaat geen plaats op aarde waar de lucht zo gezond is als hier. Sterker nog, hier gaat niemand meer dood. Is dat niet een beetje overdreven?, vraagt de toerist aan de boer. Toen ik dit dorp binnenreed, was er net een begrafenis aan de gang. O, maar dat was de begrafenisondernemer. De arme kerel is omgekomen van de honger, zegt de boer.
Wat is de overeenkomst tussen een open raam, een gevaarlijke bocht en een jonge weduwe?, vraagt de meester. Ik zou het niet weten, meester. Wel, met alle drie is het uitkijken geblazen, zegt de meester.
Een gek komt bij de dokter en zegt: Dokter, ik ben half doof. De dokter fronst de wenkbrauwen en zegt:We zullen eens een test doen. Ik zal iets zeggen en jij zeg na wat je gehoord hebt. Vervolgens zegt de dokter: Achtentachtig. Vierenveertig, zegt de gek.
Die arme Jansen heeft geen geluk gehad met de tombola, maar hij heeft toch een vette gans gewonnen, een fles whisky en een kist sigaren. En dat noem jij geen geluk hebben?. Ja, want hij is vegetariër, geheelondehouder en hij rookt niet.
Een vrouw vraagt aan haar man: Met hoeveel vrouwen heb jij geslapen?. Alleen maar met jou, lieve schat, zegt de man. Met al die andere bleef ik liefst zo lang mogelijk wakker.
Hoe is het in godsnaam mogelijk dat je arrestant ervandoor is gegaan?, zegt de inspecteur. Wel, we werden onderweg achternagezeten door een briesende stier en toen is hij blijven staan, zegt de verlegen agent.
Ruben had probleem met zijn computer, dus belde hij Adam op, met wie hij nog school had gelopen en die industriële wetenschappen ( informatica) had gestudeerd. Adam kwam langs, drukte op een paar toetsen en het probleem was opgelost. Wat was nu precies het probleem?, vroeg Ruben. Het was een geval van ID honderd T, zegt Adam. Aha, een ID honderd T-fout. En wat is dat dan? vraagt Ruben. Stel dat het nog een keer gebeurt?. Heb je nog nooit gehoord van een ID honderd T-fout?, zegt Adam. Mmmm, nee, nog nooit. Schrijf het maar eens op, dan zul je het wel begrijpen. Toen Adam vertrokken was,schreef Ruben het op: IDIOOT.
Wat denkt u dat uw zoon later zal worden?. O, advokaat. Ik ben er zeker van. Hij bemoei zich nu al altijd met andermans zaken en als advokaat zal hij er dan ook nog goed zijn brood mee kunnen verdienen ook.
Een marktkramer zet een bordje tussen de berg aubergines met daarop de tekst: 1 euro per stuk en 3 voor 5 euro. Wat?, zeggen de klanten één na één en zeggen: Ik zou voor die 5 euro 5 stuks moeten krijgen. De marktkramer geeft zich telkens gewonnen en stopt keer op keer vijf aubergines in een zan. De man van het kippenkraam heeft dat hele gedoe aandachtig gedegeslagen en na een tijdje vraagt hij aan de groenteboer:Zou je de fout op je bord niet beter verbeteren?. Natuurlijk niet, zegt de man. Boor ik dat bord hier zette, verkocht ik nooit meer dan één aubergine tegelijk.
Op de kermis liep een man binnen in de tent van de waarzegster. Hij nam plaats aan haar tafel en zij keek in haar glazen bol. Plots zei ze met luide stem: U zult lopen. Maar ik mankeer helemaal niets, zegt de man. Ze negeerde hem echter compleet en herhaalde met luide stem: U zult lopen. De man deed nog een poging, om haar duidelijk te maken dat hij kerngezond was, maar dat maakte niks uit. Er was geen speld tussen te krijgen en ze zei nogmaals: U zult lopen. Toen de sessie afgelopen was, liep de man naar buien en zag dat zijn fiets gestolen was.
Twee mannen zitten op een terras in de zon. Ober, brengt u mij een glas thee?, zegt de eerste. O, ik lust ook wel een glas thee, zegt de tweede man, maar wilt u erop toezien dat het glas schoon is. Even later komt de ober terug met een dieblad en zegt: Zo, tweemaal thee. Wie van u had het schone glas gevraagt?.
Mathijs en zijn echtgenote rijden van Limburg naar Antwerpen. Ze zullen er een bezoek brengen aan zijn broer. Terwijl ze de stad binnenrijden, zegt Mathijs: Zo, we zijn halfweg. Halfweg?, vraagt zijn vrouw. Je broer woont hier toch vlakbij?. Ja, dat weet ik wel, maar nu moeten we nog een parkeerplaats vinden.
Een avonturier maakt een tocht door de jungle. Op een dag komt hij voor een rivier te staan en hij vraagt aan een inboorling of er krokodillen in het water zitten, want hij wil even zwemmen. Nee, zegt de inboorling, er zitten hier geen krokodillen in. De man duikt het water in, komt weer boven en vraagt waarom er eigenlijk geen krokodillen in de rivier zitten. Wel, er waren er wel enkele, zegt de inboorling, maar ze zijn gisteren allemaal opgegeten door de piranha's.
Neem jij nog elke morgen een koude douch?. Nee, ik bn daarmee gestopt, om tijd te winnen. Maar een koude douch duurt toch maar twee minuten?. Ja, dat wel, maar ik lag altijd drie kwartier te twijfelen, of ik het wel zou doen.
Luk en Piet vinden geen zitplaats in de stamvolle trein. Hou oud ben jij eigenlijk?, vraagt Piet aan Luk. Vijfendertig jaar. Waarom?. Je bent al zo oud en je kunt nog niet eens op eigen benen staan. Hoe bedoel je?. Omdat je op mijn tenen staat.
Hanne heeft haar vriend eindelijk kunnen overtuigen om eens mee te gaan naar de opera, maar hij vindt er niets aan en zit zich grondig te vervelen. Nog even volhouden, schat, zegt Hanne, in het tweede bedrijf wordt de zangeres doodgestoken.
Is de televisie geen wonderlijk ding?. Denk eens aan de jazzfestivals, de zangers en zangeressen, de nieuwsberichten, de concerten, de politieke mededelingen, de lessen in vreemde talen, de reportages en de duizend-en-één andere dingen, die men met een simpele druk op de knop het zwijgen kan opleggen.
Meneer, zei de winkelbediende tegen de zeer spaarzame man, deze kogelpennen zijn ijzersterk. Ze gaan een heel mensenleven mee. Nee,dank je, jongen, zei de klant, dat is zonde. Ik ben al zestig jaar oud.
Moeder, de meester vroeg vanmiddag aan mij, of ik nog broertjes of zusjes had. Je hebt toch wel gezegd dat je one enige lieveling bent, hé?. Natuurlijk ma, en toen zei de meester: Gelukkig maar.
Ik heb je toch gezegd dat uw vrouw een natte doek om uw hals moest leggen, om u te kalmeren. Is dat gebeurd?, vraagt de dokter. Nee, zegt de patiënt. En dat ze uw borst moest inwrijven met cacaoboter. Heeft ze dat gedaan?, vraagt de dokter. Nee, zegt de patiënt. Waarom niet?, vraagt de dokter. Ik heb geen vrouw, zegt de patiënt
Mama, mag ik een euro hebben?. Op de hoek van de straat staat een arme man. Wat wik hij?. Mij een ijsje verkopen.
Ik heb uw man in jaren niet meer gezien. Wat doet hij tegenwoordig?. Hij doet aan cellenonderzoek. Wat?, aan cellenonderzoek. Om precies te zijn: Hij zit in de gevangenis.
Ja mannekes, ik heb deze nacht zodanig liggen dromen dat gans mijn slaapkamer onder water staat. Ik lag midden in de Middelandse zee te peddelen met mijn zelfgemaakt roeibootje, toen er een grote zwarte walvis aan mij vroeg: Awel, wat doe je hier?.
Ik kom eens kijken, hoelang die Middelandse zee wel is. Kom, bind uw roeibootje aan mijn staart en krijp maar op mijn rug, ik zal u een rondleiding geven. Amai, azo een vriendeijke walvis dat da was.
Ik bond mijn zelfgemaakt roeibootje aan zijn staart, kroop op zijn rug en weg waren wij.
Wij waren nog geen vijf kilometer ver, als wij gezelschap kregen van een groep dolfijnen die er een gezellige uitstap aan 't zwemmen waren. 't Was daar zelfs ene bij met ne bril op zijne kop, maar dan wel zonder glazen.
Die waren er onderweg door de te hoge snelheid uitgevallen. Ik vroeg aan één van die dolfijnen, waarom hij ne bril droeg en weet ge wat hij zei: Verleden maand was het zijne verjaardag en één van de dolfijnen heef per ongeluk in zijn rechter oog gebeten. Onderweg zijn we ook een bruinvissen tegengekomen, maar die waren helemaal niet bruin hoor.
En nog een eindje verder waren twee buitenlandse rolmopsen aan het vechten, voor een plekje in schaduw.
Ik zag dat direct dat het buitenlanders waren, want ze hadden alle twee een kenteken op hunne rug. Opeens stopte diene walvis met zwemmen en was ik dan ook verplicht van te stoppen hé.
Ik vroeg hem waarom hij stopte en hij zei dat het nog veel te ver was en dat hij honger en dorst begon te krijgen.
Ja mannekes, af en toe moet een mens pauzeren hé, zeker als ge lange reizen maakt.
Ik heb mij tegen ne boom, die daar het het drijven was, neergezet. En terwijl ik met mijn rug tegen diene boom zat uit te rusten, viel ik potverdikke toch wel in slaap zeker.
Ik had vergeten van mijne wekker mee te nemen en vergeten te vragen, om mij wakker maken. Na een tijdje ben ik toch wakker geworden, want diene dolfijn was ook in slaap gevallen en snurken dat hij deed. Hij snurkte zodanig hard dat de Middelandse zee aan het leeglopen was.
Na wat rekoefeningen te hebben gedaan, was het tijd om te vertrekken.
Wij waren nog maar juist vertrokken, als we in de verte twee haringen autostop zagen doen. Nog een geluk dat ik mijn roeibootje bij had, want we hebben die meegenomen.
Ze hadden waarschijnlijk geen zeekaart of kompas bij, want ze waren alle twee het noorden kwijt. Ik moet u wel zeggen dat diene dolfijn geen zeekaart of een kompas nodig had, omdat hij dagelijks dezelfde route op en af zwom. Maar hij had wel een kilometerteller rond zijn nek hangen, zodat hij precies wist hoeveel kilometer hij gezwommen had.
Ik ben daar ne vis tegengekomen die zelfmoord wou plegen, omdat hij uit de vissenfamilie was gezet.
Op dat klein eilandje dat tussen de rotsen lag, lagen daar drie zeerobben te zonnebaden, terwijl de zon niet eens scheen. Opeens begon het fel te waaien, zodat diene dolfijn een tandje moest bijsteken om vooruit te komen, want ’t was tegenwind. We hebben ook vier groene palingen naar het vissenkliniek moeten brengen:
Twee met uitdrogingverschijnselen en twee met zware kneuzingen die ze tijdens de boksmatch hadden opgelopen. Ik heb daar ook vissen zien zwemmen die waarschijnlijk aan het oefenen waren voor de Olympische Spelen, want de ene groep zwom de schoolslag en de andere groep vlinderslag. Er waren daar ook vissen bij die nog moesten leren zwemmen, om hun zwemdiploma te kunnen behalen.
Er waren daar ook vissen bij die rap moe waren, bij gebrek aan comditie. Ze zwommen dan maar korte afstanden en heel traag. En er waren daar ook vissen bij die kloegen dat het zeewater te nat was.
Ik heb daar ook vissen zien zwemmen, die geen zwembroek aan hadden en dan nog in een bebouwde kom. Ik vroeg aan de dolfijn om eens stoppen, want in de verte had ik een zeilboot zien varen met daarop de volgende tekst: Hier eindigd u zeereis.
Ik heb dan maar mijn zeilbootje genomen en naar mijn thuishaven gevaren.
Onderweg ben ik nog een vissen tegengekomen die mij ne goeie dag kwamen zeggen en ook een een goeie reis wenste.
Toen ik thuis kwam van mijn zeereis en mijn roeibootje wilde leegmaken, zag ik tot mijn grote verbazing dat er twee kleine sprotvisjes in lagen. Die zijn nu in mijn aquarium rondjes aan het zwemmen en ik ga hier op mijn slaapkamer al het water opkuisen van een fles plat water die ik per ongeluk in mijn slaap heb omgegooid.
Ik ga morgen al dat opgekuist water terug naar de zee brengen, want een zee zonder water, is geen echte zee.
PS. ’t Is altijd plezant om het samen met jullie dit nat droomverhaaltje te kunnen herbeleven en om af te sluiten krijgt ge van flipper de flip nog gratis en voor niks een leuk mopje erbij.
Een bisschop was een wandeling aan het maken in de tuin van de abdij.
Toen hij de enorme bloemenpracht om zich heen zag, riep hij vol bewondering uit:
Er zijn geen woorden voor de pracht van Gods werken.
Eén van de tuiniers, een oude monnik, die op zijn knieën onkruid aan het wieden was, zei:
U had het eens moeten zien, toen Hij dat hier allemaal alleen moest onderhouden.
Ja mannekes, Ik heb mij ne keer laten wijsmaken dat er zeven zeeën zijn, maar waar liggen die allemaal?. Dus, was ik zeer curieus en wilde die zeven zeeën ne keer gaan verkennen, om te zien waar die in feite liggen. Ik had ondertussen al ne keer aan verschillende mensen gevraagd waar die zeven zeeën liggen, maar niemand die wist waar ze precies liggen.
Twee dagen voor mijn afvaart ben ik begonnen met een piksplinternieuw roeibootje in mekaar te knutselen, want ik ben ne echte knutselaar. Juist nog twee roeispanen, om vooruit te geraken en dan ben ik ermee weg.
Als twee roeispanen heb ik een hele grote soeplepel genomen en een hele grote vork, waar ik op zee gemakkelijk kon met eten. Ik moet u wel zeggen, als ge aan iets te begint moet ge zeer goed in conditie zijn, anders ga je veel te moe zijn om nog terug te keren. En om toch maar zeker te zijn dat het wel stevig ineen geknutseld was, heb ik twee rondjes gevaren ik mijn plastieken badkuip.
Onderaan aan mijn zelfgemaakt roeibootje was er een klein gaatje ingeslagen, van die hele grote golven die ik maakte in mijn broebelbad. Maar ik het dat direct kunnen repareren hoor, door mijn elastieken schoenzool aan te vijzen met duimvijzen.
's Morgens voor ik aan mijn wildwatertocht ging beginnen, heb ik mijn zelfgemaakt roeibootje ingesmeerd met hanenvetolie. Want ik had mij ne keer laten wijsmaken dat hanenvetolie wreed goed tegen het wildwater kan, en dat ge daarmee veel verder komt dan ne roeiboot die niet ingesmeerd is. Ik heb er twee kleine wieltjes aan de zijkanten aangevezen, om ermee naar de watersportbaan te rijden.
Want ze hadden mij gezegd dat ik best zou vertrekken van de dichtst bijgelegen waterplas, en omdat ik toch in Gent woont, was dat voor mij dan ook veel gemakkelijker hé. Ik kom daar aan diene grote plas met water en ik verloor daar toch wel die twee zijwieltjes zeker, die ik geleend had van ne mens die al vijf jaar dood is.
Maar allé, ik ben toch kunnen vertrekken, met een laag waterpeil en zonder golven. Op mijn gemakske roeide ik mijn eerste kilometers af, om zeker niet te vermoeid in Oostende aan te komen, waar de Noordzee op mij lag te wachten en waar ik aan mijn ontdekkingsreis kon beginnen.
In feite staan daar nergens plakkaten, met daarop de naam van de zee en moet ge wreed goed uw Aardrijkskundige geschiedenis kennen, om toch maar goed te weten in welke zee ge aan het ronddobberen zijt.
Want anders komt ge in de Vlaamse Ardennen terecht, bij ne boer die denkt dat ge de Ronde van Vlaanderen aan het roeien zijt.
Allé, ik heb dan maar de goeie richting gekozen en ben met de stroom meegevaren. Van Gent naar Brugge had ik de wind mee, maar van Brugge naar Oostende had ik plots tegenwind, zodat ik meer achteruit aan het roeien was dan vooruit.
Als ge tegen de strakke tegenwind moet varen met een zelfgemaakt roeibootje en ge zijt dat niet gewoon, dan kunt ge wreed van afzien hoor.
Ik kreeg er potverdikke honger van en met mij hele grote vork die ik gebruikte als roeispaan, heb ik twee dode rolmopsen uit het water gevist en opgefret.
In Brugge was het toch wel wilde staking zeker, voor ne buitenlandse tanker die naar zijn land wilde terugkeren en dat niet mocht, omdat hij de verkeersregels niet kende op onze Belgische binnenwateren, zodat ik verplicht was om ne omweg te maken langs de smalle zijriviertjes die opzij lagen.
Potverdikke zeg, ik was nog maar juist aan het roeien, of ik moest al terugkeren.
Stond daar toch wel een groot plakkaat zeker, met in grote koeienletters een tekst in waterverf geschreven: Omleiding:Wegenwerken aan de gang.
Awel merci zeg, ne mens gaat dan ne keer gaan roeien, met zijn zelfgemaakt roeibootje. Na een week heen en weer te hebben geroeid met mijn roeiboot, ben ik eindelijk aan dienen grote plas water aangeroeid en kon ik op mijn gemakske verder roeien.
Maar de vraag die ik me stelde was, in welke richting?. Want op zee staan er geen plakkaten of flitspalen en moet ge zelf uw plan trekken hé.
Nog een geluk dat ik een kompas bij had, die ik tien jaar geleden had gekregen van de goeie Sint, voor mijn braafheid. En via mijn kompas die vier uur aan wees, wist ik direct in welke richting ik moest roeien. Ik roeide eerst een paar kilometer naar links, om daarna te kunnen afslaan naar rechts.
Ik was al een klein uurke aan ‘t roeien, als er plots achter mij geroepen werd van ne garnaal die zijne weg en het noorden kwijt was, van de zon die in zijn oog scheen. Awel, dienen zeer vriendelijke garnaal heeft mij dan een beetje gezelschap gehouden tot hij van vermoeidheid in slaap gevallen is.
Amai zeg, er kwam daar in de verte een dikke mist aangevlogen, of was het een vloedgolf die plots de lucht in vloog?. Plots werd het zo grijs voor mijn ogen, dat ik dacht dat Rembrandt ginder bezig was met diene grote plas water een grijs kleurke aan ‘t geven. Ik heb dan maar ne ferme snok aan mijn roeistuur gegeven en naar rechts geroeid, omdat het water langs de linkse kant aan ’t zakken was.
Wat ik daar heb gezien, heb ik nog nooit gezien en zeker in de Noordzee niet. Sommige vissen waren daar bezig met de lambada aan ‘t dansen en andere waren dan weer de kusjesdans aan ‘t zingen. 't Was precies of dat de Gentse feesten daar nog bezig waren en nog wat verder waren de zeerobben ne rock 'n' brol aan ’t springen, op muziek van de zeven dwergen.
Dat water vloog overal en binnen de kortste keren was de Noordzee voor de helft leeggelopen en leeg gedanst. Ik ben aan watergebrek moeten terugkeren, zodat mijn zoektocht naar de zeven zeeën is uitgesteld voor onbepaalde tijd.
Ja mannekes, ge gaat me niet geloven, maar toen ik wakker werd van al dat lawaai en geplonsd, lag ik in het bad te spelen met mijn tenen. En wat diene dikke mist voor mijn ogen betreft, dat was het badschuim dat aan het overkoken was.
PS. Als er iemand is die weet waar de zeven zeeën liggen, stuur ze dan zo vlug mogelijk op, zodat ik weer kan vertrekken.
Een man in een luchtballon is verdwaald. Hij zakt wat en roept naar een blonde vrouw op de begane grond: Ik heb aan vrienden van mij beloofd dat ik over een uur bij hen zal zijn, maar ik heb geen idee waar ik nu ben. U bevindt zich in een ballon op ongeveer 10 meter boven de begane grond, roept de vrouw terug, u zit tussen de 51 en de 52 graden noorderbreedte en tussen de 5 en de 6 graden westerlengte. U bent een ingenieur, roept de man. Ja, hoe weet u dat?, vraagt de vrouw. Omdat u mij een technisch perfecte uitleg hebt gegeven, maar ik weet niet wat ik daarmee kan doen en ik heb nog steeds geen idee waar ik me bevind. U hebt me dus niet veel geholpen en ik heb bovendien kostbare tijd verloren. En u bent nu manager,, zegt de vrouw. Ja, hoe weet u dat?. Wel, u weet niet waar u zich bevindt, noch waar u naartoe gaat. Een grote massa lucht heeft u gebracht waar u nu bent. U hebt een belofte gedaan,maar hebt geen idee hoe u die moet nakomen en u verwacht dat mensen die onder u staan, uw problemen oplossen. Feit is dat u in precies dezelfde situatie zit als vijf minuten geleden, alleen is het nu ineens mijn fout.
Op een mooie zomeravond zit Jan juist van een koel glaasje bier te genieten, wanneer zijn vrouw hem komt zeggen: O liefste, je zult zo blij zijn: Weldra zijn we met zijn drietjes. Maar dat is prachtig. Wanneer?. Morgen al. Mijn moeder komt met de trein van 15 uur.
Jean-Paul loopt een bloemenwinkel binnen en zegt: Ik had graag drie potten met rode geraniums gewild. Die zijn uitverkocht,zegt de verkoper. Kan ik u met iets anders helpen?. Nee, dat zou niet lukken. Eiet u, mijn vrouw is op reis, maar ze komt morgen terug en ik had beloofd dat ik de geraniums elke dag water zou geven.
De wijn schijnt u niet erg te smaken, meneer?, zegt de Cafébaas tegen een klant. Het is mogelijk dat de fles niet luchtdicht was. Of niet waterdicht, zegt de klant.
En je hebt de dief geholpen bij het leeghalen van je huis?, zegt de rechter. Ja, ik dacht dat het de deurwaarder was, meneer de rechter.
Middenin de nacht wordt Els wakker en springt panikerig overeind en zegt: Walter, onder het bed piept een muis. Wat wil je dat ik doe?, zegt Walter. Moet ik ze soms oliën?.
We zijn pas een week getrouwd en nu kom je al zo laat naar huis, zegt zijn vrouw. Ik kon echt niet vroeger naar huis komen, zegt hij, die voetballer is. Ik moest in de kantine uitgebreid vertellen, hoe gelukkig jij en ik zijn, Zegt de voetballer.
Tijdens de vakantie verblijft Bartje bij zijn opa en oma. Ze nemen hem mee op bezoek bij de buurman en die geeft Bartje een snoepje. Het ventje neemt dat gretig aan, maar zegt verder niets. Wat zeg je dan?, vraagt oma. Nog, zegt Bartje.
Wat doet uw man toch altijd in de schuur?, vraagt Gerda aan haar buurvrouw. Hij kweekt konijnen, zegt ze. O ja?. Kent hij daar iets van?. Hij niet, maar de konijnen wel.
Moeder mug zegt tegen haar kleintjes: Als jullie nu meteen gaan slapen, vliegen we morgen naar het naaktstrand.
Een man komt bij de tandarts. Wanneer die zijn gebit bekijkt, ziet hij dat de man alleen maar gouden tanden in zijn mond heeft. Ja, dat is zo, zegt de man, ik kom alleen maar voor een beveiligingssysteem.
Een man is dakpannen op zijn dak aan het leggen. Plots maakt hij een verkeerde beweging en valt 9 meter naar beneden. Omstaanders bellen onmiddelijk de 100. Die is snel ter plaatse en één van de ambulanciers vraagt: Wat is er gebeurd?. Waarop de man mompelt: Dat weet ik ook niet. Ik lig hier nog maar pas.
Je bent werkelijk de meest ongemanierde en brutaalste schoft die ik ooit van mijn leven gezien heb, zegt de woedende vader tot zijn zoon, in zijn bureau. Je begint er van dag tot dag dwazer uit te zien. Dag, jongeheer Servaas. Je zult me niet geloven, maar hoe vaker ik je zie, hoe meer je op je vader begint te lijken, zegt de bediende die juist binnenkomt.
Mijn zoon gedraagt zich slecht, zegt de vader van de patiënt. Hij bezorgt me heel veel last en verdriet. Je moet hem eens flink aanpakken en op zijn plichten wijzen, zegt de psychiater. Maar hij wil naar geen verstandig woord luisteren, zegt de vader van de patiënt. Zou u eens met hem willen praten?.
Een klant gaat een kleerwinkel binnen en zegt heel boos: Bij u laat ik nooit meer een pak maken. Toen ik het jasje aantrok, scheurde de rug letterlijk middendoor. Waarop de kleermaker zegt: Dat is inderdaad zeer onaangenaam. Mijn knecht zal de knopen veel te stevig vastgenaaid hebben.
Lieve hemel, gebruik toch je beide handen, riep het meisje in de auto. Ik kan niet, zegt de jongen, ik heb er één nodig om te sturen.
Heb je mijn raad opgevold en slaap je nu met het venster open?. Ja. En?. Ben je die verkoudheid nu kwijt?. Nee, maar wel mijn horloge en mijn portefeuille.
Vader ooievaar probeert zijn zoon gerust te stellen, tijdens één van moeder ooievaars nachtelijke afwezigheden. Huil maar niet, jongen, sust hij. Je moeder brengt baby's naar de mensen en dat maakt hen heel gelukkig. Straks is ze weer thuis. De volgende nacht is het de beurt aan vader ooievaar, om baby's af te leveren en moet moeder ooievaar haar zoon te troosten. Huil maar niet, jongen. Je vader komt terug van zodra hij de papa's en mama's hun kindje heeft bezorgd. Een paar dagen later zijn moeder en vader ooievaar zeer ongerust, want hun zoon is de hele nacht nergens te zien. Als hij uiteindelijk bij het krieken van de dag thuiskomt, vragen zijn ouders waar hij de hele nacht is geweest en hij zegt: O, ik heb gewoon een paar studentes de schrik van hun leven bezorgd.
Een grote, kloeke vrouw stapt op de tram en ging tussen de reizegers zitten, die ze letterlijk opzij perste. Een klein magere manneke dat opeens alle zitruimte zag verdwijnen, merkte op en zei: Ik vind dat ze de mensen volgens hun gewicht zouden moeten laten betalen. In dat geval zou ik het niet eens de moeite waard zijn om te stoppen, om jou te laten opstappen, merkte de kloeke vrouw op.
Een Waaslander stapt voor de eerste maal een warenhuis binnen in Antwerpen. Hij komt bij de lift en staat er wat naar te kijken. Hij ziet er twee oudere, zwaarlijvige dames in verdwijnen en wat later stappen er twee jonge, knappe dames uit. Amai, zegt hij, als ik dat geweten had, dan had ik ons Josefien meegebracht.
Na een huwelijk van 47 jaar sterft een man. Niet lang daarna komt zijn vrouw ook aan in de hemel. Als ze hem ziet,vliegt ze hem in de armen en zegt: O schat, wat ben ik blij jou hier te vinden. De man kijkt haar verbijstert aan en zegt: Geen roet in het eten gooien, hé. De afspraak was toch, tot de dood ons scheidt?.
Er was eens een pastoor wiens schoenen versleten waren. Hij liet dus een paar nieuwe maken bij een schoenmaker wiens vrouw de kwalijk reputatie had een onverbeterlijke kletskous te zijn. Ik zou willen dat je er zolen oplegt, die gemaakt zijn van vrouwentongen, zei de pastoor tegen de schoenmaker, terwijl zijn vrouw erbij stond. Die zijn immers onverslijtbaar. Goed, meneer pastoor, zei de vrouw bitsig, we zullen doen wat u verlangt en het bovenleer zal van pastoorsvel gemaakt zijn. Dat drinkt geen water.
Maria heeft van haar echtgenoot een bontjas van zilvervos gekregen. Beeldig, vind je niet?, zegt ze tegen haar vriendin, het is haast niet te geloven dat hij van een beest komt. Foei, zegt haar vriendin, zo mag je niet over je man spreken.
Twee mannen zijn elkaar in een café aan het uitschelden. Het gaat er steeds heter aan toe. Opeens roept één van hen: Maar je kunt je toch niet met mij vergelijken. Waarop de andere zegt: Wat jij bent, ben ik al lang, stomme ezel.
Jantje, zegt de juffrouw boos, waarom maak jij nooit je huiswerk?. Ik kan me thuis niet concentreren, want mijn moeder en mijn vader maken voortdured ruzie, juffrouw. Ik ken je moeder van zien. Ze lijkt mij de kwaadste nog niet. Wie is je vader?. Dat is nu precies waar ze altijd ruzie over maken.
Heb jij al eens een auto-ongeluk gehad?, vraagt Kamiel aan zijn vriend. Dat hangt ervan af, hoe je de dingen opvat. Ik heb mijn vrouw in de garage leren kennen.
In de kerk zei de pastoor dat we elkaar allemaal een warme handdruk moesten geven en ik zat daar met ijskoude vingers.
In de krant is er een advertentie te lezen, met de volgende woorden: Totale uitverkoop van tweepersoonsbedden, met grais een extraatje erbij: Twee Valhelmen.
Een man komt binnen in de apotheek en vraagt iets tegen de hik. De apotheker buigt zich over de toonbank en geeft de man een klap in zijn gezicht. Waar was dat voor nodig?, vraagt de man. Wel, je hebt nu toch de hik niet meer, of wel soms?, zegt de apotheker trots. Nee, maar mijn vrouw die in de auto zit wel.
Een jongetje zit in de trein tegenover een andere jongen die verschrikkelijk scheel ziet. Hij zit hem een hele tijd aan te kijken en zegt dan: Mijn broertje kan dat ook, maar niet zo lang.
Vissen kunnen zien, horen en proeven. Kunnen ze ook ruiken?, meester. Ja, als ze heel lang gelegen hebben, zegt Jantje.
Na de mis zegt de pastoor tegen de aanwezegen in de kerk: Ik wil dat alle aanwezegen die hun partner deze week bedrogen hebben, naar voren komen, zodat ik hun zonden kan vergeven. Een oud en slechthorend vrouwtje vraagt aan haar buurvrouw: Ik heb niet verstaan wat de pastoor gezegd heeft. Kunt u het even herhalen?. Natuurlijk, zegt ze. Iedereen die een pepermuntjevan de pastoor wil, moet even naar voren komen. De vrouw pakt haar wandelstok en strompelt naar voren. Wat, zegt de pastoor, u mevrouw. Op uw leeftijd. Schaamt u zich niet?. Het vrouwtje kijkt de pastoor aan en zegt: Meneer pastoor, het is niet omdat ik geen tanden meer heb, dat ik geen snoepje meer in mijn mond kan stoppen.
Twee vrouwen lopen over straat, als ze plots iemand horen zeggen: Pssst, hier beneden. Op de rand van de stoep zien ze een kikker zitten, die zegt: Ik ben eigenlijk geen kikker, ik ben een betoverde bankier. Als je me kust, word ik weer normaal en zal ik je redelijk belonen. Eén van de vrouwen kijkt om zich heen,pakt de kikker en stopt hem in haar handtas. Waarom doe je dat?, vraagt haar vriendin. Omdat een pratende kikker in tijden van cricis meer waard is dan een bankier.
Een vrouw gaat met haar veertien kinderen nieuwe kleren kopen in een grote winkel in de stad. Hoe heet jij?, vraagt de verkoopster aan de jongste. Bertje, mevrouw. Dat is een mooie naam. En hoe heet jij?, vraagt ze aan één van de andere kinderen?.Ikke?. Bertje, mevrouw. Dat blijft zo maar verdergaan tot aan de oudste, die vijftien is. Hoe heet jij?, vraagt ze ook aan hem. Mijn naam is Bertje, mevrouw. De verkoopster begint zich vragen te stellen en vraagt aan de moeder: Heten al uw kinderen Bertje?. Ja, zegt ze, dat is gemakkelijk. Als ze moeten komen eten, roep ik: Bertje, komen eten. En voila, ze zitten allemaal aan tafel. Maar als je nu maar één van hen nodig hebt, wat doe je dan?. Dan roep ik die bij zijn familienaam.
Een man ziet bij valavond enkele inbrekers in zijn tuin rondsluipen. Hij belt naar de politie en vraagt om onmiddelijk een patrouille te sturen. Het spijt me, klinkt het aan de andere kant van de lijn, alle auto's zijn nu ergens elders bezig, meneer. Doe alle deuren goed op slot. We komen zo snel we kunnen. Vijf minuten later belt de man terug naar de politie en zegt: Ik heb de inbrekers allemaal neergeschoten. Binnen de vijf minuten komen er drie politiewagens en een ziekenwagen aangereden. De politieagenten betrappen de inbrekers op heterdaad en rekenen ze in. Ik dacht dat je zei dat je ze had neergeschoten?, vraagt één van de agenten aan de man. Waarop hij zei: En ik dacht dat jullie geen auto's ter beschikking hadden?.
Een man die maar niet aan een vrouw raakte, besloot een advertentie in de krant te plaatsen. Aangezien hij niet te veeleisend wou zijn, zette hij er maar één zin in: Ik zoek een vrouw. Een paar dagen later ontving hij een honderdtal reacties, allemaal met dezelfde inhoud: Kom de mijne maar halen.
Kort na de Golfoorlog in 1991 was soldaat Johnson levend teruggekeerd, maar moest vaststellen dat zijn lief met een andere kerel uitgeweest was. Hij vroeg om een verklaring en ze zei: Ah schat, hij wou alleen maar vriendelijk zijn. Hij bracht me elke avond naar het secretaiaat, om de lijsten van de slachtoffers te bekijken en te zien of je gesneuveld was.
De belastingcontroleur vraagt aan Fons, wat hij met zijn inkomen doet. Wel meneer, ik geef 30% uit aan kledij en 20% aan ontspanning, zegt Fons. Ja maar, protesteert de belastingcontroleur, dat is niet mogelijk, dat maakt samen 120%. Toch wel, het is wel mogelijk, zegt Fons. Die 20%, die leen ik.
De tatoeërder zocht een hulpje, voor enkele uren in de week. Een eerste kandidaat bood zich aan. En, meneer, hebt u ervaring met tatoeages of met piercings?, vraagt de tatoeërder. Ja, absoluut. Ik werkte dertig jaar als kaartjesknipper bij de NMBS, zegt de kandidaat.
Weet uw zoon al wat hij later wil worden?, vraagt de leerkracht. Absoluut, hij wil vuilnisophaler worden. Vreemd, want dat hoor je niet veel. Hij denkt dat hij dan alleen op dinsdag zal moeten werken.
Ik heb vandaag 4 euro verdiend, zegt Peter. Ik ben achter de bus aangerend, in plaats van erin te gaan zitten. Stom van je, zegt Karel. Waarom ben je niet achter een taxi aangerend?. Dan had je minstens tweemaal zoveel uitgespaard.
Georges, wat denk je van onze nieuwe buren?, vraagt Karel. Ze hebben geen auto, geen tv, geen computer en zij draagt geen juwelen en geen bontmantel. Ze hebben dan waarschijnlijk heel veel geld, zegt Georges.
Ik had het vannacht zo koud, zegt Martha. Ik lag te beven en te rillen. Lag je ook te klappertanden?, vroeg haar buurvrouw. Dat weet ik niet. We slapen niet bij elkaar.
Waarom zitten er in vliegtuigen zwemvesten en geen parachutes?, vraagt de kolonel. Leven getrouwe mannen langer dan ongetrouwde mannen?, vraagt één van de piloten.
Een man komt bij de psychiater en klaagt: Ik kan me niets meer herinneren. Geen datum, geen telefoonnummer, niets, zegt de man. Sinds wanneer hebt u dit probleem al?, vraagt de psychiater. Welk probleem?, vraagt de man.
Een korporaal van het Luxemburgse leger, dat alleen een landmacht heeft, bestaande uit 1000 man, drie tanks en geen oorlogsvliegtuigen heeft, heeft per e-mail de oorlog verklaard aan China. De volgende dag komt er een e-mail terug met de vraag waar Luxemburg ligt en de korporaal zegt: Tussen België, Frankrijk en Duitsland. De dag daarop ontvangt hij nog een mail van China: We hebben het land gevonden, na lang zoeken op de kaart. Hou er rekening mee dat wij over het grootste leger ter wereld beschikken,bestaande uit meer dan 2 miljoen soldaten, duizenden tanks en vliegtuigen en daarboven een enorme marine. De korporaal stuurt het volgende antwoord terug: Laat die oorlog dan maar zitten. Wij hebben niet genoeg bedden, voor al die krijgsgevangenen.
Er staat een lange rij te wachten in het postkantoor. Eindelijk is Karel aan de beurt. De loketbediende vraagt hem om een formulier in te vullen. Hij neemt de balpen ter hand die daar ter beschikking ligt, maar er komt geen inkt uit en hij zegt: Napoleon heeft hier nog mee geschreven, zeker?. Waarop de postbediende met kalmte zegt: Voor inlichtingen verwijs ik u door naar het tweede loket.
Ingenieur Vliegenvanger heeft toch altijd pech met zijn uitvindingen. Verleden jaar is hij met zijn deltavliegtuigje in het water gevallen en gisteren, toen hij zijn turbozakduikboot wou uittesten, is hij in de lucht gevlogen en blijven hangen.
Jos slaagt er maar niet in on verbinding te maken met het internet en hij belt naar de helpdesk. Weet u zeker dat u het juiste wachtwoord hebt ingetikt?, vragen ze. Natuurlijk, ik heb het mijn collega net zien doen, zegt Jos. Kunt u mij ook zeggen, weelk wachtwoord dat was?, vragen ze. Vijf zwarte bolletje, zegt Jos.
Wanneer de jongeman het papier dat de bankier hem toeschuift, wil ondertekenen, zet hij grote ogen op, als hij las: Men heeft me verteld dat u geld leent tegen 6,5 procent, maar als ik goed kan tellen, is dat 9 procent. Maar rekent u toch zelf een, zegt de bankier: 6 procent plus de helft van 6 procent, dat is toch 9 procent, hé.
Mijn man is na zijn operatie tien kilo vermagerd, zegt Marie tegen haar buurvrouw. Wat mankeerde hij dan?, vraagt ze. Ze hebben zijn blindedarm weggenomen, zegt Marie. O, en weegt dat spul zoveel?, zegt ze.
Twee Japanners komen elkaar tegen op het vliegveld. Jij bent toch naar Europa geweest, hé?. Hoe was het ginder?, vraagt de eerste Jappanner. Dat weet ik niet, zegt de tweede Jappanner. Ik heb de foto's nog niet bekeken.
Linda zit de krant te lezen en zegt tegen haar man: Ik lees hier dat de meeste ongelukken in de keuken gebeuren. Maar schatje toch, zegt hij, dat hoef je mij niet te vertellen, ik eet bijna elke avond de brokstukken op.
Ober,deze biefstuk is oud en taai, zegt de klant. Dat klopt, meneer, en dat is het beste bewijs dat wij uitsluitend gezonde koeien slachten. Ze zouden anders nooit zo oud kunnen worden, zegt de ober.
Het is middernacht. Dorus doet zijn schoenen uit en sluipt de trap op naar boven. Die kraakt echter onder zijn gewicht, waardoor zijn wederhelft wakker wordt en vraagt: Dorus, ben jij dat?. Komen er hier soms nog andere misschien?, zucht Dorus.
De onderwijzer wijst naar een vlek op de werelkaart en vraagt: Welk werelddeel is dit?. Amerika,zegt Alexander. Goed, en wie heeft Amerika ontdekt?. Colombus, meester?. Goed, en wie was Colombus?. Dat was een ei, meester. Hoezo, een ei?. In de vorige klas hadden ze het altijd over het ei van Colombus, meester.
Een dame staat op de bus te wachten en een voorbijganger vraagt: Mevrouw, stopt deze bus aan de dam?, want als hij dat niet doet, dan zal dat nogal een plons geven.
Meneer, daar is iemand die u wenst te spreken. Zeg hem dat ik afwezig ben. Dat heb ik al gedaan, maar hij wil niet weggaan. Laat hem dan maar binnen, ik zal het hem zelf zeggen.
U wilt het dus met bloemen zeggen, vraagt de bloemist. Dan zou ik een dozijn rozen nemen. Nee, zegt de jongeman, liever een half dozijn rozen. Ik wil haar nog niet te veel zeggen.
Tijdens een spelletje golf roept Jan opeens verrukt: Hé, ik denk dat mijn slag echt aan het verbeteren is. Waaraan merk je dat?, vraagt zijn golfpartner. Ik sla nu veel dichter naast de bal dan vroeger.
Amai zeg, wat een hondenweer was dat vandaag, een dag om gezellig binnen te blijven en achter uw computer te kruipen of gewoon een mooi boek te lezen. Men zegt zo vaak, 't is geen weer om ne hond door te jagen en gelijk hebben ze hoor. Ik heb mij eens laten wijsmaken dat ze daar boven (in de hemel) veel zonnepanelen hebben, die moeten gekuist worden.
’t Is spijtig dat ik hoogtevrees heb, anders ging ik eens gaan kijken.
En voor degene die wel naar buiten gaan, raad ik u aan om eerst eens te bellen naar boven. Maar ik denk niet dat het veel zal helpen hoor. Gewoon wachten tot het stopt met regenen, dat is nog het beste dat ge kunt doen.
Ik had vandaag ook niet zin om een toerke te doen met de koersfiets, dus, ben ik dan maar lekker thuis gebleven. Terwijl ik achter mijn computer zit en dit verhaaltje aan het neerpennen was, die waren mijn ramen aan ’t bleiten van verdriet.
De tranen liepen van boven naar beneden, terwijl deze morgen in mijn bad ook al geregend had. Mijn vissen zitten met ne paraplu boven hunne kop, om toch maar geen hersenschudding te krijgen. Verleden jaar heeft de ziekenwagen een goudvis naar het kliniek moeten voeren.
Tijdens zijn slaap was hij zodanig aan het dromen, dat hij uit zijn beddeke was gevallen.
Hij is dan naar huis gekomen met dertien nietjes in zijne kop en de dokter had hem verboden van nog te zwemmen. Ik moet u wel zeggen dat mijn twee goudvissen wel een zwembrevet hebben hoor, want ze hebben nog meegedaan aan de olympische spelen.
De twee vorige hadden geen zwembrevet op zak en wisten niet goed in welke richting ze moesten zwemmen. Bij het zwemmen zijn ze tegen mekaar gebotst en hebben ze allebei een schedelschudding en een hersenbreuk opgelopen.
Ook de vogels die hier voorbij vliegen hebben hun regenjas aangetrokken en een soepketel op hunne kop gezet. En degene die een paraplu boven hun kop houden, vliegen niet maar ze zweven vooruit. De vogels die op hun bestemming aankomen moeten zo vlug mogelijk naar de zonnebak gaan, om hun te drogen. Terwijl wij geduldig moeten wachten tot het beter weer wordt. Maar in feite moeten wij niet klagen hoor, en mogen we kontent zijn dat het af en toe een regent.
Toen ik nog ne jonge snotter was, kon ik al wreed goed knutselen en mocht ik hier en daar een handje toesteken. Ik ben begonnen met overal puttekes te graven, maar ik ben er moeten mee stoppen hoor.
Ik ben per ongelijk ne keer in een zelfgemaakt putteke terechtgekomen, en ik kon er potverdikke niet meer uit. Ik heb daar toch wel een paar dagen in dat putteke moeten doorbrengen zeker. Mijn pa heeft dan een kraan moeten laten komen, om mij diene put te trekken. Een half uur hebben ze bezig geweest, want ze moesten mij nog eerst zoeken.
Ik was ondertussen al een halve meter gezakt, want den dag daarvoor had ik vier boterhammekes meer gegeten dan anders. Toen ik uit da putteke getrokken was, ben ik beginnen nadenken over mijn volgende knutselwerk.
We hadden vroeger gene tv in huis, alleen maar een oude versleten radio die mijne pa gekregen had van ne mens die ergens lag te slapen tussen de stuiken. Op ne zekere dag vroeg mijne pa aan mij, om ne keer op mijn gemakske een tv in elkaar te knutselen.
Awel, dat was het begin van mijn diplomatisch knutselwerken, die achteraf op niet veel trokken. Voor ge begint te knutselen moet ge eerst een plan uittekenen, om uw diplomatisch knutselwerk te doen slagen hé.
Aangezien we vroeger niet veel wit papier in huis hadden, gebruikte ik altijd mijn versleten lakens, om die tv in groot te kunnen tekenen. Na 14 dagen was die zwart-wit tv op mijne versleten laken af, en kon ik beginnen met het echte werk.
Ik ben dan naar een brouwerij geweest, achter een lege bierbak en naar de ijzerwinkel achter zestien witte spotlampen. Zo fier als ne gieter stak ik die zwart-wit tv in elkaar, zoals het op mijn versleten laken was getekend.
Mijn broer had ondertussen al wat reclame gemaakt bij de buren, zodat ze uit nieuwsgierigheid kwamen kijken naar mijn diplomatisch knutselwerk. Met veel gezweet en gevloek was ik er toch in geslaagd, om al die spotlampen in diene lege bierbak vast te vijzen.
Zo klaar dat het was, maar wel zonder klank en geluid.
Mijn tweede diplomatisch knutselwerk was, om ne kapotte vélo terug in elkaar te steken. Mijn pa had een paar fietsonderdelen meegebracht van op het stort, want ik had nog gene koersvélo. En zo kon ik weer beginnen met een planneke te tekenen.
Als die vélo in elkaar was geknutseld, zag ik dat er iets niet klopte. Ik had mijn twee wielen verwisseld, en mijn stuur op mijn zadelpen gemonteerd. Mijn fietsbel had ik aan mijn spaken gemonteerd, en mijn achter en voorlicht waren aan mijn twee omgekeerde wielen vastgemaakt. Awel, ge gaat mij niet geloven als ik u zeg dat die diplomatische vélo nooit niet heeft gereden.
Drie jaar later heb ik mijne buurman geholpen bij zijn piksplinternieuwe woning.
Mijn buurman vroeg ne keer aan mij, om een paar electriekdraden te leggen en een paar stopcontacten te plaatsen. Awel, ik heb dat dan ook gedaan. Hij wist dat nog van vroeger, dat ik wreed goed kon knutselen.
Potverdikke, ik had die draden toch wel verkeerd gelegd zeker. Zijne gebuur wilde 's avonds naar de tv kijken en zijn koffiemachine sloeg aan. Zijn vrouw deed op de slaapkamer het licht aan en de wasmachine begon te draaien. Ik wilde mijn vuile handen wassen en zijn grasmachine was bezig met het korte gras af te rijden.
Zijn vrouw wilde ’t licht in de keuken aansteken en de straatlampen sloegen aan.
Amai zeg, zo kwaad dat diene vent was. Hij was zodanig kwaad, dat hij al zijn haar verloor en ik kreeg opslag en tezelfdertijd mijn ontslag ook.
't Was in feite maar één ding dat ik wreed goed kon, en dat was afbreken. Wat wilt ge, als ge nog in uw groeiperiode zit.
Ik mocht van mijne nonkel Marcel voor twee dagen meehelpen in zijne hof, want hij wilde zijne hof in een ander kleurke steken. Ne mens moet af en toe ne keer veranderen hé, wilt ge meegaan met de tijd.
Ik moest zijne oprit in lichtblauw verven, wat zijn madam zag dat kleurke graag.
Daarna moest ik het groene gras vernissen, zodat het niet meer kon verkleuren, als de zon te fel scheen.
Ook dat was niet goed, want in plaats van vernis, had ik toch wel donkere groene verf gebruikt zeker. Madam zei dat het in de woning te rap donker was.
Mijn buurvrouw vroeg eens aan mij, of ik achter twaalf flessen plat water wilde gaan naar de winkel. Als ge zeker wilt zijn dat da water echt plat is, zijt ge beter van een beetje water op de grond te gieten en daar eens op te slaan.
Dan moogt ge er zeker van zijn dat het echt plat water is. Dus, dat heb ik dan ook gedaan en ik kreeg potverdikke nog onder mijn voeten ook.
Als ik nu nog ne keer achter plat water moet gaan, doe ik een klein hamerke mee, om op da water te kloppen voor ik het koop.
Als ne jonge snotter mocht ik in de grote vakantie ne keer meegaan naar de zee, in Oostende. De buurjongen, die ook mee mocht gaan, omdat zijn ouders te moe waren om op hem te letten, was op het strand van Oostende bezig met een zandkasteel te bouwen, en ik maakte alles kapot. Amai zeg, azo bleiten dat hij deed. Op één, twee, drie liep de zee over.
’t Had daar toch wel ene zijn brandende sigaret in de zee gegooid zeker en binnen de vijf minuten stond gans de zee in vuur en vlam. De mensen die in de omtrek wonen kwamen een kijkje nemen, ze dachten het vuurwerk was.
En door de hitte van ’t water ontploften al die vissen, die daar aan ’t zwemmen waren.
Sommige mensen dachten dat de zee ontploft was, van al dat lawaai van die vissen die ontploft waren.
Ik was daar ondertussen puttekes aan ’t graven, om al die dooie vissen die ontploft zijn te kunnen begraven. En tijdens mijn graafwerken kreeg ik onverwachts bezoek van de strandpolitie. Ze hadden bericht uit Frankrijk gekregen, om te zeggen dat ik mijn graafwerken moest stop zetten, want hun strand was ginder aan ’t zakken.
Toen ben ik dan ook maar gestopt met puttekes te graven en terug naar huis gereden.
Toen ik thuiskwam waren ook mijn al mijn ramen aan diggelen geslagen, waarschijnlijk van de trilling van de aarde die ook van ’t verschieten wakker schoot.
Sam lijdt aan achtervolgingswaarzin. Hij wordt soms midden in de nacht wakker en is ervan overtuifd dat er iemand onder zijn bed zit. Hij staat dan op, kruipt op zijn knieën rond zijn bed, vindt niemand en gaat uiteindelijk weer slapen tot de obsessie hem weer het bed uitjaagt. De huisarts is machteloos en hij besluit zijn patiënt naar een psychiater te sturen. Maar ook hij kan Sam niet helpen. Eeen jaar later komt de huisarts Sam toevallig tegen en hij moet toegeven dat hij er verbazend goed uitziet. Heeft de psychiater u kunnen helpen?, vraagt hij geïnteresseerd. Nee, zegt Sam, heeft me veel geld gekost, maar hij heeft me niet kunnen helpen. Ten einde raad ben ik naar een oude collega gegaan en die heeft me binnen de kortste keren genezen. Hoe heeft hij dat gedaan?, vraagt de psychiater. Heel eenvoudig. Hij zei: Arme sukkelaar, zaag toch die poten van je bed af. Dan kan je weer rustig slapen.
Een man heeft ontzettend veel last van zweetvoeten, maar door overdadig veel deodorant en een sterk parfum te gebruiken, heeft zijn vriendin daar nog nooit iets van gemerkt. Zij heeft echter een vreselijk stinkende adem, maar is er ook altijd in geslaagd om dat te verbergen. Op een keer liggen ze heel dicht bij elkaar in bed en zij zegt: Schat, ik moet je iets vervelends vertellen. Ik weet het al, zegt hij, je hebt per ongeluk mijn sokken opgegeten.
Een Engelsman is op reis in Texas en raakt daar per toeval in een gesprek met een lokale inwoneren hij zei: Toen koningin Victoria met een zwaard de schouder van mijn grootvader aanraakte, maakte ze meteen een edelman van hem. Pffff, zei de Texaan, dat is nog niets. Toen het opperhoofd van de Sioux-indianen in die tijd mijn grootvader zijn hoofd met een strijdbijl aanraakte, was hij meteen een engel.
Paul had jarenlang een belangrijke funtie bekleed bij een multinational, maar hij vond dat het stilaan tijd werd om het wat kalmer aan te doen en een levensverzekering te nemen. Hij deed een beroep op een vriend, die verzekerinsagent was. Hij werd onderworpen aan een geneeskundig onderzoek en moest vrij lang wachten op de resultaten. Op een dag kwam hij zijn vriend op straat tegen en vroeg hem hoe het zat met die levensverzekering. Wel, het zit zo: Na het medisch onderzoek neemt de dokter een kaart met daarop het profiel van het menselijk lichaam en knipt een gaatje op alle plaatsen, waar hij iets verkeerds vindt. Heeft hij dat in mijn geval ook gedaan?, vraagt Paul. Ja, en achterafheeft hij die kaart meegenomen naar huis en in zijn orgel gestoken. Ze begon het lied: Nader, mijn God, bij U, te spelen.
Uit Polen komt het verhaal van een man die toezicht moest uitoefenen op de bouw van een nieuwe brug en die hem gevraagd werd hoe haar draagcapaciteit het best kon worden getest. We zouden eigenlijk vijftig transportwagens met Russische soldaten moeten hebben. Als die erover rijden en ze zakt niet in, dan weten we dat het eengoede brug is, en in het andere geval is het nog een veel betere brug, zei de man.
Lieverd,zegt Fien, als je straks naar de winkel gaat, wil je een zak chips kopen?. En als er wortels zijn, moogt ge er zes meebrengen. Bart vertrekt naar de winkel en even later komt hij thuis met zes zakken chips. Waarom heb jij zes zakken chips gekocht?, vraagt Fien. Ze hadden geen wortels en ik heb dan maar zes zakken chips gekocht.
Marietje heeft van haar echtgenoot een jas van zilvervos gekregen. Beeldig, vind je niet?, zegt ze tegen haar vriendin, het is haast niet te geloven dat hij van een beest komt. Foei, zegt haar vriendin, zo mag je niet over je man spreken.
Een bejaarde man had een ziekte overgehouden aan zijn losbandig leven. Toen men hem op een dag vroeg naar al zijn miserie, zei hij: Als ik niet ziek geworden was, was ik al lang gestorven.
Ober, er zit een vlieg in mijn boter. Dat kan niet, zegt Luc. Toch wel hoor, er zit echt een vlieg in mijn boter. Ik zeg dat dat niet kan. Het is geen vlieg, maar een mot en het is geen boter, maar margarine.
Een man en een vrouw lopen binnen in een kledingwinkel. Ik zou een rok willen kopen die goed bij mijn gezicht past, zegt zij. Dan moeten we ginder zijn, zegt hij, daar hangen de plooirokken. Hier verkopen ze maar alleen b.h's.
Weet jij wie de allereerste vakbondsafgevaardigen waren?, vraagt Jos. Geen idee, zegt Frans. De drie koningen. Werkelijk?. Ja, het staat trouwens in de Bijbel: Ze legden de arbeid neer, trokken schone kleren aan en gingen op reis.
Tijdens een zitting op de rechtbank vraagt de beschuldigde het woord. Ga uw gang, zegt de voorzitter, maar maak het kort en vertel alleen de waarheid. De rest kunt u overlaten aan uw advocaat.
De restauranthouder komt zich verontschuldigen bij George, omdat hij zo lang heeft moeten wachten en zegt: Het spijt me ontzettend, meneer, maar de helft van mijn keukenpersoneel is ziek. Amai, toch geen griepepidemie, zeker?, vraagt George. Nee hoor, het is een collectieve voedselvergiftiging.
Jan gaat met zijn tweeling in het park wandelen en toevallig loopt hij zijn vriend tegen het lijf, die zegt: Hoe kan je in hemelsnaam die tweeling uit elkaar halen?. O, dat is heel eenvoudig, ik laat ze tellen. Karel kan al tellen tot 100 en Louis kan nog maar tellen tot 88.
Mijn vrouw en ik hebben vreselijk ruzie gemaakt. Ik wou gaan vissen en zij wilde absoluut dat ik met haar meeging, op bezoek bij haar moeder. En hoe maakt haar moeder het?.
Hebt u iets voor mijn grijs haar?, vraagt de klant. Niets dan de grootste eerbied, meneer, zegt de winkelier.
Een bejaard koppel bij wie de fut er een beetje uit is, wil het liefdesvuur weer wat aanwakkeren. Ze besluiten daarom om eens naakt te dineren. De man bereidt een heerlijke maaltijd voor zijn echtgenote, waarna ze allebei naakt aan de mooi gedekte tafel plaatsnemen en beginnen te eten. Even later zegt de vrouw: Wel, schat, dit was echt een goed idee van jou. Ik voel het vuur al opstijgen tot in mijn hart. Dat kan ik geloven, zegt haar man, want je borsten hangen in de kreeftensoep.
Walter Scott, de beroemde Schotse dichter en schrijver van historische romans: Bv. Ivanhoe, was in zijn tijd niet bepaald een uitmuntende leerling. Meestal zat hij op de ezelsbank, achteraan in de klas. Toen hij een beroemd dichter geworden was, ging hij eens op bezoek naar zijn oude school. De meester wou een goede indruk op hem maken en ondervroeg de leerlingen, om hem te tonen hoe knap ze allemaal waren. Na een poosje vroeg Scott: Maar wie is dan de domkop van de klas?. Donderwijzer riep een kleine jongen naar voren die bibberend van angst en met gebogen hoofd voor de dichter bleef staan. Aha, ben jij dat?, vroeg Scott. Toen de jongen van ja knikte, zei Scott: Hier heb je een shilling, jongen, omdat je mijn plaatsje zo goed warm heb gehouden.
Twee koeien staan in de wei en de ene loopt voortdurend te hoesten. Wat mankeerd jou ?, vraagt de andere koe. De boer heeft vannacht het hek laten openstaan, zei ze.
Op de vooravond van hun veertigste huwelijksverjaardag verscheen er een engel die zei dat ze allebei één wens mochten doen. Zij wilde een wereldreis maken en voor ze het besefte, had ze twee vliegtuigtickets in haar hand. Toen was haar wederhelft aan de beurt. Hij wenste dat hij een vrouw had die dertig jaar jonger was dan hij. En, poef, een felle lichtflits, en hij was op slag 90 jaar ouder.
Het was mistig en de automobillist had niet gezien dat de slagbomen dicht waren. Hij werd over de rails geslingerd en toen hij een paar seconfen later uit zijn verhakkelde auto kroop, zegt hij al zuchtend: Amai, kom dat tegen. Maar ik ben tenminste de hik kwijt.
Annelie mag voor het eerst mee naar de opera. Papa, wie staat daar met zijn rug naar het publiek?. Dat is de derigent, meisje. En waarom bedreigt hij die dame op het podium?. Hoe kom je daar nu bij?. Hij bedreigt haar helemaal niet. Echt niet?. Waarom staat zij dan zo te schreeuwen.
Een dame had twee vrienden en één van hun had een houten been. Op een dag beviel ze van een zoon. De beide mannen, die intussen 't één en 't ander hadden ontdekt, vroegen zich af van wie de kleine was: Dat is toch niet zo moeilijk, zei de ene. Als het kind een houten been heeft, is het van mij en anders ben jij de vader.
Karel van het dorpscafé keek verbaasd op, toen hij een rasechte Schot zag binnenwandelen, compleet met geruite plooirok en kniekousen. Aan zijn pols droeg hij twee grote horloges en Karel vroeg: Waarom draagt u twee horloges, meneer?. Omdat ik van het ene horloge de kleine wijzer kwijt ben en van het andere de grote wijzer kwijt , zei de Schot.
Een bouwvakker verongelukt tijdens het werk en één van zijn collega's neemt de taak op zich, om dat te gaan melden aan de vrouw van de pas overleden man. Een paar uur later keert hij terug met twee bakken bier. Hoe heb je dat klaargespeeld?, vragen zijn makkers. Wel, ik vroeg of ik bij de weduwe Verbesein was en ze zei van niet. Waarop ik zei: Wedden voor twee bakken bier van wel?.
Anna wilde zo graag naar het bal van de gepensioneerde gaan, maar ze vond nergen haar avondjurk. Schatje, zei ze, weet je niet waar mijn avondjurk is?. Ik kan die nergens vinden. O, lieveling, ik heb gisterenavond een mot in je kleerkast zien viegen, en ze had uw avondjurk aan.
Een ontdekkingsreiziger die door de jungle van Centraal-Indië trok, belandde op een dag in een inlands dorp, dat zelden voor vreemdelingen werd bezocht. U leeft hier nagenoeg vergeten in het oerwoud, zei hij tegen het opperhoofd, ver van elke moderne beschaving. Dat we vergeten worden, kan ons hoegenaamd niet schelen, zegt het opperhoofd. We zouden het veel erger vinden, als we werden ontdekt door de toeristen.
Jan wilde dolgraag politieagent worden en hij werd mondeling ondervraagd, die vroeg: Stel dat je helemaal alleen over een verlaten weg rijdt en je wordt achtervolgd door een bende gevaarlijke misdadigers die je tegen 120 km per uur proberen in te halen. Wat zou je doen?. Jan dacht even na en zei toen: Ik zal dan 140 km per uur rijden.
God schiep het heelal, de aarde, de natuur, de man en zag dat het mooi was. Daarna schiep Hij de vrouw en zei: Ze zal zich wel schminken.
Aan een motorrijder die beschuldigd was van overdreven snelheid, vroeg de rechter: Waarom ben jij er zo zeker van, dat je maar dertig kilometer per uue reed?. Omdat ik op weg was naar de tandarts, was het antwoord.
Hugo stelt zichzelf voor aan een vlotte vrouw en zegt: Ik ben schrijver, maar ik gebruik altijd mijn pseudoniem. Bij mij hoeft dat niet, zegt de vrouw. Ik neem de pil, zegt de vrouw.
Als je je bord niet leegeet, kun je niet gaan zwemmen, zegt mama. En als ik zink, is het jouw schuld, zegt Eva.
Enkele jaren geleden bezocht een groep journalisten de gevangenis van Alcatraz. Eén van hun raakte achterop en verdwaalde in de vele gangen van het gebouw. Hij verloor echter zijn koelbloedigheid niet, liep naar één van de cellen en vroeg aan de gevangene: Excuseer meneer, kunt u me soms zeggen hoe ik hier weer buiten geraak?.
Helpen de pillen die ik voor uw zoontje heb voorgeschreven?, vraagt de dokter aan de moeder van één van zijn patiënten. O ja, dokter,zegt de vrouw opgetogen. Hij wordt er heel rustig van. Elke morgen zit hij er in bed mee te knikkeren.
De Jef stapt een restaurant binnen, neemt plaats aan een tafeltje, bekijkt de menukaart en bindt het servet op deskundige wijze rond zijn nek. De ober, die gemerkt heeft dat Jef een pint te veel heeft gedronken, komt naderbij en vraagt: En wat zal het zijn,meneer, scheren of knippen?.
Een man heeft tijdens het paardrijden zijn arm en pols gebroken. Zijn vrouw is verschrikkelijk ongerust en vraagt aan de dokter: Ik smeek u, dokter, vertel me de waarheid, zal mijn man de afwas kunnen blijven doen?.
In een poging om zijn vliegangst te overwinnen, boekt Bert een vlucht met een klein motorvliegtuigje. Hij stapt in en gaat achter de piloot zitten. Zodra het vliegtuigje vertrokken is, zegt hij: Ja, dat had ik verwacht. Even later maakt de piloot een looping, waarop Bert zegt: Nee, dat had ik niet verwacht. Nieuwsgierig vraagt de piloot waar hij het over heeft. Wel, zegt Bert, dat ik het in mijn broek zou doen, had ik verwacht, maar dat het tot in mijn nek zou zitten, dat had ik niet verwacht.
De lichtgevende verf is de oplossing voor ons probleem, zegt de jonge Schot tegen zijn vrouw. Hoezo?, vraagt zij. Ik heb de kleine zijn gezicht ermee geverfd. Nu kunnen we hem tenminste 's nachts een fles geven zonder het licht aan te doen.
Clara volgt de mode. Ze raadpleegt een waarzegster om te weten of ze de mooiste pelsmantel, waar ze al maanden van droomt, ooit zal krijgen. Maar het gesprek neemt een andere wending, wanneer de waarzegster zegt: Mevrouw, u zult een knappe, rijke en elegante heer ontmoeten. Oja?. En wat zal ik dan doen met die, met wie ik getrouwd ben
Drie jongens zijn aan het bluffen en Lowie zegt: Mijn oom is pastoor en als de mensen hem op straat tegenkomen, zeggen ze allemaal: Eerwaarde. Mijn oom is kardinaal en als de mensen hem tegenkomen, nemen ze hun hoed af en zeggen ze: Eminentie, zegt Lukas. Pfff, zegt Jos, mijn oom weegt 160 kilo en als de mensen hem tegenkomen, zeggen ze allemaal: God almachtig.
Een jongeman soliciteert voor een job als boekhouder. Denkt u dat u een goede boekhouder zult zijn?, vraagt de personeelsdirecteur. Jazeker, zegt de jongeman, ik hield de boeken van de bibliotheek soms jarenlang bij.
Jelle heeft zijn rijbewijs behaald en komt binnen in het bureau van zijn vader en zegt. Hallo pa, wil je vandaag horen hoe mijn eerste autorit verlopen is, of lees je het liever morgen in de krant?.
Een arme man, die geen geld had om eten te kopen, had van iemand een lotje gekregen en bleek daarmee ook nog een prijs te hebben gewonnen, namelijk een eetservies voor 24 personen.
Een Nederlander heeft een mooie, nieuwe radio gekocht. De volgende dag gaat hij er al mee terug naar de winkel en zegt: Hij speelt uitstekend, hoor, maar hij geeft te weinig licht om 's avonds de krant bij te lezen.
Luister, ik heb zowel goed als slecht nieuws, zegt de advocaat die de echtscheidingszaak regelt. Ik kan eigenlijk wel wat goed nieuws gebruiken, zucht de cliënt. Wat voor nieuws is het?, meneer de asvocaat. Uw vrouw heeft haar eis dat uw toekomsige erfenis die onder de boedelscheiding valt, ingetrokken. En het slechte nieuws is: Dat ze na de scheiding trouwt met uw vader.
Een kersverse vader gaat naar de bevolkingsdienst en zegt: Wij zouden ons kind naar zijn grootvader willen noemen. Ben je gek?. Wie noemt zijn kind nu: Opa?.
Voor een goede gezondheid moet je altijd warme voeten hebben, zei Fred, en hij ging zwemmen met zijn kousen aan.
Pa, wat hadden de mensen toen de televisie, de computer, de gsm en de tablet nog niet bestond?. Rust, jongen, heel veel rust.
Ik had een fantastische hond, zegt Jan. Hij kon gemakkelijk een eerlijke mens van een schurk onderscheiden. Echt?. En waar is hij nu?, vraagt zijn vriend. Ik heb hem verkocht, hij beet me altijd.
Niels komt lachend van school thuis. Wat is er zo grappig?, vraagt zijn vader. Ik moet vijfhonderd keer schrijven: Ik kan niet spellen. En wat is daar zo grappig aan?. Omdat jij het moet ondertekenen, zegt Niels.
Ik poets, ik strijk, ik kook en ik doe de boodschappen. Ik lijk Assepoester wel, zegt Hilde. Ik heb je toch verteld dat het leven met mij een sprookje zou zijn, zegt Marc.
Kun jij fietsen?, vraagt de meester aan Louis. Ja, meester. En hoe hard rij je dan?. Kun je me dan zeggen hoelang je erover zou doen om van de aarde naar Mars te fietsen?. Dat hangt ervan af, meester. Waarvan dan wel?. Van de toestand van de weg, meester.
Een man doet boodschappen met zijn vrouw, maar het is erg druk en plots raakt hij haar kwijt. Met zijn winkelwagen rijdt hij door de gangen van het warenhuis, op zoek naar zijn vrouw. Plots botst hij tegen het karretje van een andere man. Excuseer me, meneer, zegt hij, ik lette even niet op. Ik ben namelijk op zoek naar mijn vrouw. Dat is inderdaad een vreemd toeval. Hoe ziet uw vrouw eruit?. Wel, ze is groot en slank, heeft lang blond haar, een wespentaille, superlange benen en ze draagt een kort rokje en hoge hakken. En, hoe ziet uw vrouw eruit?. Dat is niet belangrijk. Laten we uw vrouw gaan zoeken.
Dokter, toen ik de zuster om een kersenpitkussen voor mijn voeten vroeg, draaide zij zich beledigd om en lie weg. Ja, dat kan ik heel goed begrijpen, zegt de dokter. U wist het wellicht niet, maar dat was de hoofdzuster. Aha, zei de patiënt, er wordt hier dus ook al gespecialiseerd. Wilt u dan vragen of de voetenzuster even langs wil komen?. Waarom ging u er tijdens de mis vandoor?, vraagt de priester achteraf aan de man. Om naar de kapper te gaan. Kon u dat niet voor de mis doen?. Eh, toen was het nog niet nodig, meneer de pastoor.
Jantje komt de kamer binnengestormd en zegt: Papa, papa, ik moet dringend pipi doen. Je moet dat niet zo uitdrukkelijk zeggen, jongen, zegt zijn vader. Zeg in het vervolg gewoon dat je moet fluiten. Oké, zegt de jongen en hij loopt naar het toilet. Een paar dagen later mag Jantje bij zijn oma logeren. 's Nachts wordt hij wakker, omdat hij nodig moet plassen. Hij gaat naar de kamer van zijn oma, gaat naast haar bed staan en fluistert in haar oor: Oma, ik moet dringend fluiten. Oma, wrijft even in haar ogen en mompelt slaperig: Het is midden in de nacht, jongen. Maar ik moet echt fluiten, zegt Jantje. Lieverd, zegt oma. Als je dat echt zo nodig niet nodig moet doen, doe het dan maar zachtjes in mijn oor.
Ik heb ontdekt waarom ik er maar niet in slaagde, om te vermageren.Ik waste me altijd met shampoo, maar las onlangs op het etiket: Geef meer volume. Ik ben dus overgeschakeld op een afwasmiddel. De informatie op het etiket daarvan is veelbelovend want er staat op: Verwijdert alle vet, zelfs het meest hardnekkigste.
Een oudere man is aan het fitnessen in een sportstudio, als zijn oog plots op een mooie vrouw valt die ook aan het trainen is. Aan welk apparaat kan ik de beste indruk maken op die vrouw?, vraagt hij aan de lesgever. Die bekijkt hem met een lachende blik aan en zegt: Ik zou de geldautomaat eens proberen.
Jefke zeurt zijn ouders al maanden de oren van het hoofd, omdat hij een broertje wil. Op een dag is zijn pa dat gezeur meer dan beu en hij zegt: Hier Jefke, een beetje graszaad. Strooi dat maar goed rond in de tuin en dan komt de ooievaar vanzelf. Zo gezegd, zo gedaan. Opgetogen strooit Jefke het graszaad overal rond in de tuin. Twee maanden later krijgen de buren een baby. Tijdens het kraambezoek zegt Jefke tegen de buurman: Als je maar goed weet dat het niet jouw zaad was, maar dat van mijn vader.
Gert en Peter willen snel rijk worden en ze investeren al hun spaargeld in een rendpaard. Een briljant idee, dachten ze, tot ze erachter komen dat het dier het traagste wezen op deze planeet is. Elke race waaraan het deelneemt, eindigt het met enkele honderden meters achterstand op het voorlaatste paard. Wat een waardeloos paard, zegt Gert. Het heeft geen zin dat we er nog tijd en moeite in stoppen, want dat is weggegooid geld. We moeten er zo snel mogelijk vanaf geraken. Dat denk ik ook, zegt Peter, maar hoe raken we ervan af?. Gewoon, zegt Gert, we laten het hier staan en rennen hard weg.
Een man was voor twee weken op reis naar China geweest en in zijn stamcafé doet hij zijn verhaal. Meen je dat nu echt, dat je je tijdens je reis in China niet op je gemak voelde?, vraagt de cafébaas. Ja, want alle mensen bekijken je daar met scheve ogen aan.
Dokter Hutsepot geeft me nog één maand, zegt Karel. Ben je zo ernstig ziek?, vraagt Pier. Nee, ik bedoelde om de rekening te betalen.
Wat doe jij in het leger?, vraagt de commandant. Ik poets handgranaten, commandant, zegt de nieuwe soldaat. Amai, kunnen die dingen dan niet ontploffen?. Dat wel, maar het zijn toch mijne niet.
En, hebt u dat bedrog helemaal alleen uitgevoerd?, vraagt de rechter. Ja, ik werk altijd alleen. Wie met anderen samenwerkt, weet nooit of hij met eerlijke mensen te maken heeft.
Je rapport ziet er slecht uit, Billy, ik heb er niks aan toe te voegen. Toch wel, mama, dat wat je vroeger ook altijd zei. En wat zei ik vroeger dan altijd?. De hoofdzaak is, lieve jongen, dat je gezond ben.
Een priester die de gewoonte heeft om lang te preken, ziet tijdens zijn preek een man opstaan en naar buiten gaan. Net voor het einde van de mis glipt de man weer naar binnen.
Een Amerikaanse toerist krijgt een rondleiding bij een rokende vulkaan in IJsland. Pfff, bij ons in Amerika had de brandweer dat vuurtje al lang geblust, zegt de Amerikaan.
Als kleine jonge snotter mocht ik altijd van die leuke karweitjes opknappen, wat ik dan ook met veel plezier deed.
Bij ons thuis was er altijd wreed veel werk te doen, want op een boerderij is er altijd werk he.
Zo moest ik geregeld met paard en kar naar het veld rijden achter bieten en rapen, om ze 's avonds aan de beesten te geven.
Maar als het zo wreed warm weer was buiten, moest ik onze Bella, dat was ons Brabants trekpaard, hare winterse frak uitdoen.
In de winter had onze Bella twee pullovers aan en ne warme wollen winterfrak, maar in de zomer begon ze wreed te zweten en had ze van die lichte zomerkleren aan.
Haar poten stak ze wollen handschoenen, die mijn moeder gebreid had van de overschot van de spaghetti.
Mijne pa zei tegen mij dat een warmbloedig trekpaard in de zomer niet goed tegen de warmte kon.
Ik had dat al willen zien, want de dag ervoor moest ik met onze Bella naar de weide gaan, om hem te laten rusten.
Toen onze Bella nog geen vijf minuten in de weide rondliep, is ze drie keer flauw gevallen.
Achteraf bleek dat ze te weinig zuurstof had, bij gebrek aan te weinig rust.
De veearts is er direct bij geweest en ze kreeg direct vier weken ziekteverlof voorgeschreven.
Ze moest ook nog alle dagen haar medicamenten nemen, die ze moest innemen zonder warm water.
Toen moest ik onze landloper uit de stal halen, om het werk over te nemen van onze vermoeide Bella.
Ja mannekes, onze landloper was een echt Brabants trekpaard, want als er een muis achter haar liep, dan begon ze rap te spurten hoor.
Op ne mooie warme dag was ik met paard en kar naar ‘t veld gereden, om rode bieten en blauwe rapen op de stilstaande kar te smijten met ne riek.
Ineens begon dienen landloper daar te spurten met een halfvolle kar achter haar gat, zodat de rode bieten en de blauwe rapen langs alle kanten gesmeten werden.
Ik ben na twee dagen thuis gekomen zonder rode bieten en zonder blauwe rapen, maar wel met paard en kar.
Onze landloper heeft daar twee dagen voor een rood flikkerlicht moeten staan wachten op ne trein die nog moest vertrekken.
Die beesten hebben dan moeten vasten voor een paar weken, tot wanneer onze Bella terug uit ziekteverlof kwam en terug mocht werken van de controledokter.
Na een paar weken liepen die beesten daar rond gelijk ne vis zonder graten, 't was precies of ze waren in hongerstaking geweest.
Allé, ze zijn er toch allemaal weer bovenop gekomen hoor, want ze gingen 's nachts op smokkeltocht bij de buren.
't Is maar om u te zeggen hoe nuttig een paard en kar wel was in dienen tijd, want met ne tractor werd de lucht vervuild en met paard en kar niet.
We kunnen er zoveel over vertellen en schrijven als we willen, maar daarmee komt onze Bella en onze landrover niet meer terug hoor en zeker die goeie ouwe tijd van vroeger niet.
Om nog maar te zwijgen over onze haan, die met fierheid iedereen wakker kraaide.
De mensen die ’s morgens moesten gaan werken, om hun gezin te onderhouden, kraaide hij vijf keer.
Ook voor de schoolgaande jeugd kraaide hij, maar dat maar vier keer.
En als hij een kalkei had gelegd, dan bleef hij zeker een half uur langer kraaien.
De mensen die ’s morgens vroeg moesten opstaan, moesten ’s avonds hun wekker niet meer zetten.
Maar ze moesten wel geregeld naar de dokter gaan, om hun gehoor te laten herstellen.
Maar er waren er ook al een paar die potdoof waren en niet meer wisten wanneer ze moesten opstaan.
Wij hadden thuis op onze boerderij twee hanen rondlopen en die kraaide zodanig luidt, dat de mensen aan onze Belgische kust er ook potdoof van werden.
De kiekens hadden zodanig veel werk met eieren leggen, dat ze dan ook geen tijd hadden om naar al dat gekraai te luisteren.
Dat waren echte werkkiekens, want die legden op ne dag meer eieren, dan het gekraai van onze twee kraaihanen.
Eén van onze kiekens ging iedere zondag naar de eierenmarkt, om de eieren te verkopen aan de halve prijs.
Ze had dat ne keer in de krant gelezen, dat ze reclame moest maken.
En hoe meer reclame ze maakte, hoe meer eieren ze verkocht.
Af en toe moest ze ne dag verlof nemen, om zelf eieren te leggen.
Twee jaar heeft ze dat volgehouden, daarna is ze met pensioen gegaan en kreeg ze van elke legkip die eieren legde twee eieren als dank voor haar gewezen diensten.
Als ’s morgensvroeg onze haan begon te kraaien, werden al onze varkens wakker.
Wij hadden bij ons thuis nooit geen last van mollen, want door het harde gestamp en hun luid geknor werden ze zodanig bang dat ze elders hun intrek zochten.
Die mollen waren niet alleen stekend blind, ze waren ook nog potdoof.
Uiteindelijk zijn die ook moeten gaan, want ze kregen toch gene praat meer.
Twee maanden later kreeg mijn vader ne brief van de mollendienst, dat er ne blinde mol bij het oversteken van de straat was doodgereden door ne chauffeur die ook stekend blind was.
Wij hadden thuis ook nog twee ezels rondlopen, ne zebra-ezel en ne steenezel.
Onze zebra-ezel had altijd zijn zebra-kostuum aan en onze steenezel was te dom om ’t helpen donderen. Maar één ding konden ze wel wreed goed en dat was ia zeggen.
Op ne zekere dag zat hij in zijn stal te bleiten van de zere, want hij was met zijn lompe poten over ne steen gestruikeld.
Mijne pa heeft hem op ne kruiwagen gelegd en is ermee naar de dierenarts gereden.
Na grondig onderzoek werd zijne poot in een plaaster gestoken en kreeg hij direct veertien dagen ziekteverlof toegewezen.
Dat is een boerenverhaal uit flipper de flip zijn jonge leven, die hij echt meegemaakt en beleefd heeft, maar enkele teksten moet ge wel met een korreltje zout nemen hoor.
Toen ik nog ne kleine snotter was en nog veel moest leren over 't leven, mocht ik van ons ma naar de kleuterklas gaan bij juffrouw Annie. Juffrouw Annie was zodanig streng, dat al te kinderen 's avonds naar huis gingen.
Zo streng was die en omdat die zo streng was, mochten wij met zijn allen de zondag thuis blijven. Dus, de zondag mochten wij thuisbijven, om verse moet te scheppen voor de Maandag.
Na veertien dagen was ik al volledig ingewerkt.
Ik was zodanig ingewerkt, dat ik de woensdagnamiddag ook mocht thuis blijven.
En als wij op school iets gedaan had wat niet mocht, die moesten wij dat gaan vertellen aan de pastoor.
Zo moest ik van mijne pa ne keer te biechte gaan, omdat ik ne boer zijn koeien heb laten lopen.
Die beesten liepen daar gevangen in die weide rond en ik kon dat niet verdragen, dus, heb ik dan maar dat hek opengezet, zodat die beesten in de vrije natuur konden rondlopen.
Toen ik dat aan de pastoor vertelde, kreeg ik potverdikke nog een straf bij en hij zei tegen mij dat ik vijf onze vaders en vier weesgegroetjes moest lezen, als straf.
De pastoor had dat waarschijnlijk tegen juffrouw Annie gezegd en potverdikke, ook van haar kreeg ik een straf. Als straf moest ik de zaterdagvoormiddag ook nog naar schook gaan.
Ja mannekes, een paar jaar later moest ik naar de leerringe gaan, omdat mijn eerste communie op mij stond te wachten. Ons ma was al ferm bezig met een citroentaart te bakken, want veertien later was het zover en stond ik daar voor de pastoor als eerste communiekant.
't Was precies of ik ging trouwen, maar daarvoor was het nog veel te vroeg voor. Mijn meter Bertha en mijn nonkel André zaten ook in de kerk en Bertha zat daar te bleiten gelijk een klein kind, omdat de pastoor per ongeluk zijn wijwatervat over mijn kletskop had gegoten.
Op één, twee, drie, stond gans die kerk onder water en mochten wij wegens teveel wateroverlast in de kerk naar huis gaan. Naar ’t schijnt hebben de pompiers daar drie aan bezig geweest, om al dat overtollig water weg te pompen.
Als alles achter de rug en de citroenentaart opgegeten was, liep ik daar potverdikke rond met een zuur gezicht. Ons ma had toch wel drie zure citroenen ingedaan zeker.
Ik was zo ziek als ne hond en dat moet juist lukken dat onze hond ook ziek was.
De veearts is dan geweest en diene stelde vast dat onze hond de mazelen had.
’t Was potverdikke nog maar drie maand geleden, dat hij de windpokken heeft gehad.
Twee maanden later wan onze hond helemaal genezen en ook mijn zuur gezicht was weg.
Ik had twee maanden niet anders dan vlooiensoep zonder ballekes, maar wel met roomsaus gegeten.
Ondertussen was ik in onze straat al een beetje bekend geraakt, zodat de mensen aan mijne pa kwam vragen of ik met hun zoon of dochter wilde spelen?.
Ik was in ne perenboom gekropen, om mij te verstoppen, maar toen ik bijna boven was, viel de boom omver en ik en de peren lagen op de grond. Als diene boer dat zag, heeft hij direct naar Armand Pien gebeld, om te vragen of er nog ne windstorm op komst was.
Twee dagen later kreeg ons ma van de boerin ne pot perenconfituur, want mijn pa en ma aten graag confituur en onze hond ook. Als kleine snotter ik heb heel wat kwattekwaad uitgehaalt, maar nu moet je dat niet meer proberen, of ze steken u in de bak.
Ja mannekes, vroeger konden de mensen dan ook veel meer verdragen van mekaar ook, hé.
De mensen konden vroeger dan ook veel meer verdragen, dan nu.
’s Avonds zaten de mensen aan hun voordeur te praten met de buren en zo ontstond er vriendschap, vriendschap waar de mensen naar verlangen. Ook waren er vroeger veel meer begrip en helpende handen dan nu, omdat alles rap moet vooruitgaan en de mensen minder tijd hebben om een gesprek aan te gaan.
Ja mannekes, vandaag ga ik u ne keer meenemen naar de goeie ouwen tijd. Een tijd die allang achter ons ligt, maar waar men af en toe er nog eens aan terug denk. Het was ook de tijd waar iedereen, iedereen kende, maar ook van broederschap, discipline en tucht.
Om nog maar te zwijgen van de strenge opvoeding die we in dienen tijd kregen en waar we nu heel dankbaar voor zijn. Maar spijtig genoeg heeft de modernisme alles veranderd en vraag ik mij soms af, of dit wel echt wel een goeie oplossing is?.
Waar is dienen goeie ouwe tijd naartoe?.
Awel, ver achter ons, maar we hebben het geluk dat we af en toe nog wat herinneringen kunnen ophalen.
Toen ik nog ne kleine snotter was en strenge winters waren, moest ik mij verwarmen achter de Leuvense stoof of ne dikke trui meer aantrekken, om toch een beetje warme te hebben.
Ik dacht eerst dat mijne pa die stoof had gewonnen met ne tombola van de boerenbond of dat hij ze had gekregen, van iemand die op reis ging. Maar die Leuvense stoof gaf mij zodanig veel warmte, dat ik er bruin van werd en mijn groeiperiode deed versnellen.
Onze Leuvense stoof diende niet alleen om ons te verwarmen, maar ge kon er ook veel eten mee opwarmen en vooral u laten bruinen. Op zekere ogenblik stonden er wel ne pot of zes op die stoof en als dat niet genoeg was, waren er nog die grote twee ovens op zij.
Maar die werden meestal gebruikt om de voeten in te steken of om er vlaaien ik te bakken.
Ja mannekes, ik moet u wel zeggen dat onze ma wreed goed konden breien, want van de overschot van de spaghetti breide ze truien, sjaals, handschoenen, mutsen, onderlijvekes, zelfs warme flanellen spaghetti onderbroeken. Ik zie mijn moeder nog altijd zitten breien naast die Leuvense stoof en onze pa, de dienen zat met zijn voeten in zo'n ne oven te denken aan:
Awel, hoe warm dat het aan zijn voeten was hé.
Ge gaat me niet geloven als ik u zeg dat we dan ook veel minder ons licht moest aansteken, want die pot was zo gloeiend heet, dat hij dan ook veel meer licht gaf.
Onze kolen werden gebracht door ne kolenmarchand (kolenboer), en die met paard en kar bij de mensen werden gebracht. En als hij per ongeluk ziek was, dan moesten we onze kolen bestellen met een postduif, die ons dan ne zak zwarte kolen mee bracht.
Ja mannekes, dat mocht dan ook nog geen bejaarde duif zijn hoor, want anders moesten we zelf onze kolen gaan halen. Mijne pa heeft dat ne keer gedaan, een jong postduifje achter kolen gestuurd en na een paar dagen kwam die pekzwart thuis.
Mijn pa was zo kwaad, dat hij dat jong postduifje op staande voet heeft ontslagen.
Mijn pa had dan onze hond achter kolen gestuurd, maar die is moeten terugkeren, omdat hij zijne weg kwijt was.
In onze hof hadden we wel rode en groene kolen staan, maar dat waren dan weer andere kolen hé.
Alé, na een paar dagen was onze kolenboer weer de oude, en kon hij dan weer kolen uitvoeren.
Iedereen was terug blij, dat hij of zij terug kon genieten van de Leuvense stoof.
Ook onze kat genoot ervan, want ze had er zelfs haar slaapplaats onder de Leuvense stoof gemaakt. Ik de strenge winter kwam af en toe onze hond zijn poten verwarmen, en iedereen genoot dan ook op zijn eigen van de gezellige warmte.
De koeien die buiten stonden hadden ne dikke flanellen pullover aan, en hun poten zaten in dikke wollen kousen. Als het bitter koud werd, dan konden ze de lambada dansen, want ze hadden allemaal ne koptelefoon op hun kop staan.
Terwijl dienen blinde mol die onder de grond zat, hem van niets aantrok.
Ook de kippen maakten van hun neus, omdat ze buiten het zo koud hadden.
Binnen in hun kot had mijne pa strobalen gelegd, om toch een beetje warmte te hebben en mijn moeder was ondertussen een paar flanellen handschoenen aan het breien, van de overschot van onze spaghetti.
Op school speelden we met de knikker of met de marbels en kwamen we thuis met geschaafde kneutels. Sommigen voetbalden en liepen achter diene bal, tot ze gene pap meer konden zeggen. En enkelen speelden verstoppertje, met de bedoeling om niet gevonden te worden.
Ja mannekes, ik heb daar ook eens aan meegedaan en ze hebben mij de ganse dag niet gevonden. Ik had mij in de bak van mijn lessenaar verstopt, zodat ik ’s avonds naar huis ben gegaan zonder asem, want ik had hem per ongeluk achtergelaten.
In de strenge en koude winters waren de waterlopen bevroren, zodat we erop konden schaatsen en ik moet u zeggen dat er ook flink wat geschaatst werd hoor. Nu bestaat dat allemaal niet meer, omdat de tijden veranderd zijn en de modernisme zijn intrede heeft gedaan.
Ik weet het nog heel goed, alsof het gister was:
Onder onze Leuvense stoof legde onze pa patattenschillen, om ze te drogen en aan de konijnen te geven. En nu zijn dat alleen maar mooie herinneringen, herinneringen die in ons geheugen gegrift zijn.
Eén ding is heel spijtig en dat is, dat we de klok niet kunnen terugdraaien. Maar dat zou dan ook niet veel helpen hoor. We mogen wel af en toe eens terugdenken aan de tijd die allang achter ons ligt, maar we mogen zeker en vast er niet blijven stilstaan. Maar één ding weet ik zeker en dat was: Dat het ne harde, maar ne plezante tijd was.
Ja mannekes, af en toe denk ik daar nog wel eens aan hoor, en dan zeg ik in mijn eigen: Waar is dienen goeie ouwe tijd naartoe?.
Ja mannekes, flipper de flip ga nog ne keer terug zijne kindertijd, dus, terug naar den boerenbuiten, waar flipper de flip geboren en getogen is en dat was in Sleidinge. Voor de mensen die Sleidinge niet weten liggen, zal ik in het kort even uitleggen hoe ge er best geraken.
Sleidinge ligt nog altijd op grond hoor, dus, ge moet niet naar boven of naar beneden rijden met uwe wagen, want ‘t is daar zo plat als een vijg. Dat komt van al die zwaar geladen karren, die voortgetrokken werden door vier sterke boerenpaarden. En als het niet vind, vraagt het eens, want de mensen die daar wonen, hebben bijna allemaal een planneke bij zich.
Een klein boerendorpke, maar waar er wel veel te beleven valt. We hadden op onze boerderij verschillende dieren lopen, vooral: Koeien, paarden, varkens, kiekens, schapen, geiten, kippen en noem maar op. Er liepen ook nog wat pluimvee rond, want een boerderij zonder pluimvee, is gelijk een boerderij dat leeg en te koop staat.
- Onze koeien die konden loeien zeg, die loeiden zo hard dat iedereen ’s morgens er wakker van werd.
- De mensen die 's morgens vroeg moesten opstaan om te gaan werken, die moesten 's avonds hun wekker niet meer zetten.
- Onze paarden die hinnikten af en toe ne keer, maar dat was meestal van blijdschap, omdat ze op tijds hun droge haver kregen.
- Onze varkens liepen de ganse dag luidop te knorren, maar dat was dan weer omdat die moesten luisteren naar hun baas en dat was de zeug.
- Onze kiekens kakelden alleen maar wanneer ze een ei hadden gelegd, want die vonden dat er al lawaai genoeg was op de boerderij.
- Maar onze twee hanen, dat waren kadee’s zeg, want die koekeloerden zo luid, dat er ergens een aardbeving ontstond.
- Om het kwartier koekeloerden ze, maar dat was dan wel uit fierheid hoor. En de kiekens vroegen zich af, waarvoor dit nodig was.
- Dan hadden we nog onze vissen, die buiten onder water zwemden. Die bibberden altijd van de kou, als die boven kwamen om nen goeien dag te zeggen.
- Onze schapen aten zodanig veel gras, dat mijn pa een gewicht aan hun poten moest binden, want anders vlogen die gewoon weg.
- De geiten wisten niet wat ze zagen en bleven op de grond, want het ene geit had hoogtevrees en ’t ander geit had schrik om niet te kunnen landen.
- Ons pluimvee verloor af en toe al hun pluimen en liepen dan te bibberen van de kou.
Die dieren hadden ook elk ne naam gekregen, want af en toe miste ik me weleens van naam. Maar na lang zoeken had ik daar iets op gevonden, ik liet die dieren allemaal inschrijven in de bevolkingsregister. Na een veertien tal dagen kregen we voor elk dier een paspoort die ze rond hun nek moesten dragen, en ieder jaar werd er dan ook hun verjaardag gevierd.
Af en toe werden ze ook in een ander kleurtje gestoken, om een beetje meer afwisseling te hebben op onze boerderij. Ook het gras in de weide kreeg af en toe een ander tintje verf, om de natuur wat schoner te maken. En de varkens liepen daar als zebra's te pronken met ne schonen witte band rond hun nek, met daar tussen ne zwarte band. De mensen dachten direct dat onze zebravarkens aan karate deden, om hun te kunnen verdedigen, wanneer ze aangevallen werden.
- Onze Blesse, dat was de oudste koe van den hoop, die werd om de twee dagen gewassen met waspoeder en ingewreven met shampoo, tegen de vliegen die uit Zuid Amerika kwamen. - Onze steenezel die moest in het veld staan als vogelschrikker, omdat dienen wreed schoon en luid kon roepen. - Onze haan moest dan op de schouw gaan staan, om de windrichting aan te duiden en om te koekeloeren, als het ging regenen.
Als die dieren op het veld rond liepen en het begon te regenen, dan liep die verf van hun lijf en kon ik opnieuw beginnen schilderen. Af en toe ging ik ne keer gaan wandelen met die varkens, die hunne piksplinternieuwe zebra-kostuummeke aan hadden, om naar de schoon madammekes te kijken.
Maar daar had flipper de flip ook iets op gevonden, ik legde al die gestreepte zebravarkens plat op de grond naast mekaar, zodat de mensen en de kinderen die van 't school kwamen, rustig op hun gemakske de straat konden oversteken.
We hadden ook nog ne hond thuis en die heette:
Wief Waf Woef, maar met zijne ouderdom vergat da beest af en toe ne keer woef te roepen.
Als onze Blakkie gestorven is aan reuma en aan ouderdomsverschijnselen, nam onze kat zijn plaats in.
- Onze kat kon wel niet bassen (blaffen) gelijk onze Blakkie, maar ze kon wreed schoon miauwen op de muziek van Beethoven of Chopin en dat was gene mono, maar in stereo hoor.
Op ne zekere dag is onze bok ne keer over zijn harde kop gevallen, zijne nek was gebroken en zijn twee voorste snijtanden waren kapot.
Ja mannekes, mijn moeder gebruikte altijd onze bok om te schilderen, want ze kon zo hoog niet springen met hare korte beentjes. 't Is maar om u te zeggen dat het bij ons af en toe ne keer karnaval was, maar als er gewerkt moest worden, dan werd er ook wreed hard gewerkt hoor.
Ja mannekes, waar is de goeie ouwe tijd naartoe?.
Awel, achter ons hé, want de modernisme heeft zijne plaats ingenomen.
Ja mannekes, vrijdag den 13 mag dan wel voorbij zijn, maar wat ik vandaag heb gezien heeft daar waarschijnlijk ook iets mee te maken.
Deze morgen ging ik boodschappen doen en twee huizen verder staat er ne ladder tegen de muur, toen er plots een blinde zwarte kat tegen liep. Ofwel was die blinde zwarte kat zat, ofwel was ze zo blind dat ze diene ladder niet zag staan.En ne mens durf dan nog zeggen dat ge wreed moet oppassen met zwarte katten, op vrijdag den 13. En dat was nog niet alles, want die blinde zwarte katis gewoon verder gewandeld, alsof er niks was gebeurd en twee minuten later is dienen muur ingestort gelijk een kaarten huisje en dienen ladder die bleef gewoon staan.
Ja mannekes, in feite was dat een ongeluk en geen ongeluk, want dienen schilder kon nog altijd zijne ladder opklimmen hé.
Ja mannekes, tijdens mijne fietstocht door Vlaanderen en omliggende gemeenten en steden, kom ik ook van alles tegen.
Ik moet u wel zeggen dat da juist voor de verkiezingen was. Zo was ik ne keer aan het fietsen in Waals-Brabant waar ze Frans spraken, en ik rij daar met mijne fiets voorbij een weide en plots zag ik daar in de verte twee koeien vechten. Ik sta daar op te kijken, om te zien wie er ging winnen en plots komt diene boer daar aangereden met zijn kindervéloke.
Diene boer zei mij dat het een Waalse en een Vlaamse koe was, die al dagen voor de verkiezingen ruzie aan het maken waren, om te weten op wie ze moesten stemmen.
Ja mannekes, die andere koeien waren bezig met hun huiswerk aan 't maken, want die gingen nog naar de kleuterklas.
Awel mannekes, nu stel ik mij de vraag hoe diene boer kan weten welke dat nu een Waalse of een Vlaamse koe is?.
Naar 't schijnt loeit een Waalse koe op zijn Waals en een Vlaamse koe op haar Vlaams met een Vlaams accent. En hoe verder ik reed, hoe meer ik zag. Ik was nog geen vijfhonderd meter verder, als ik daar ne blinde mol zag met witte sokken aan zijn poten.
Ja mannekes, den diene stond daar de Rock & Roll te dansen van blijdschap, want hij was voor de derde keer grootvader geworden van nen vijfling. Om nog maar te zwijgen van dat blauw gekleurd paard die daar stond te bleiten, omdat diene wilde bok hem nen stamp had gegeven op zijne zere rug. En diene bruine hond die daar ferm aan het miauwen was, omdat de zwarte kat twee dagen op reis was vertrokken.
Waarschijnlijk was die zwarte kat voor enkele dagen naar een kattenschool, om ginder mee te lopen in de carnavalstoet als......awel, als zwarte kat hé. Ik reed nog wat verder en daar zaten vier witte paarden te kaarten aan een rond biljardtafel. Er was daar een wit paard bij en den diene had zijn kaarten verkeerd gestoken, waarschijnlijk was hij verblind van de opkomende zon die wreed aan 't schijnen was.
Nog een geluk dat die vier witte paarden steken blind waren, anders was er ruzie van gekomen, van da valsspelen.
Awel mannekes, ge gaat mij waarschijnlijk niet geloven als ik zeg dat die vier blinde witte paarden van armoe zijn terug gekeerd naar de groene weide, want ze hadden alle vier honger. Er was dan ook geene winnaar, maar ook geene verliezer.
Toen ik naar huis reed met mijne vélo stonden daar midden op de weg twee grijze muizen te dansen, waarschijnlijk kwamen die van een feestje of van de carnaval.
Ja mannekes, zo heb ik ne keer tijdens mijn dagelijkse ochtend training nen hond tegen gekomen met een vals gebit in zijn scheve muil en zijne kwispelstaart zat in een plastieken plaaster. En twee getrouwde tortelduiven waren de kusjesdans aan het dansen, op de rituele muziek van de ochtendwind.
Ja mannekes, nu ga jullie zich afvragen hoe flipper de flip dat weet, dat die twee getrouwd waren?. Awel, ze hadden alle twee nen trouwring aan hun kromme poten. Nog wat verder lag een luiaard te slapen tegen een rechtstaande lantaarnpaal, waarschijnlijk heeft diene luiaard het huis moeten verlaten, omdat hij veel te lang sliep. Ik was bijna thuis als ik daar in in de verte nen donker bruine vos zag, die op ne trommel het bekende muziekje van Beethoven aan het slaan was: De roze panter.
Tweehonderd meter van mijn deur zat een geel gevlekte koolmeesje bij het kampvuur van de schouts, hij moest het brandend vuur brandend houden. En wat verder zat een eenzaam landleister zijn afscheidsliedje te fluiten: Och was ik maar mij meder thuisgebleven. Vijfhonderd meter van mijn deur zat er een koolmeeske te huilen van verdriet, want zijne vriend had hem in de steek gelaten.
Toen ik ’s avonds thuis kwam en mijn goudvissen een gebraden biefstuk wilde geven, zag ik dat er ene verdwenen was. Ik heb dan direct met mijne gsm gebeld naar de vermiste personen, om dat aan te geven, want als ge iets verliest of als er iemand vermist is, dan zijt ge beter om dat aantegeven.
Potverdikke zeg, ik kreeg daar tocht wel onder mijn voeten, zeker. Ze zeiden dat ik dat niet moest aangeven en dat ik mijne goudvis een betere opvoeding moest geven. Twee dagen nadien werd er aan mijn voordeur gebeld en wie stond daar?, awel, mijne verdwenen goudvis. Toen ik hem vroeg waar hij geweest was, zei hij het volgende: Flipper de flip, ik ben gaan wandelen, want ik was kletsnat geworden van in da water rond te zwemmen. Alé, ‘k ben blij, want nu is de visfamillie weer kompleet, en kan ik weer op beide oren slapen.
Een klant komt bij de kapper, en zegt: Hebt u geen middel tegen haaruitval?. Natuurlijk, zegt hij. Eén van mijn andere klanten was volledig kaal, toen hij aan deze kuur begon. Twee weken later kreeg hij de rekening, toen kon hij zich al de haren uit zijn hoofd trekken.
De vrouw van Hein is overleden, en drie weken sterft ook zijn koe. Bij het overleiden van de koe blijkt Heins verdriet veel groter te zijn, dan bij het heengaan van zijn vrouw. De dominee wil hierover met Hein toch eens van gedachten wisselen. Waarom treur je meer om die dode koe, dan om je vrouw?, vraagt hij. Hoor eens dominee, er hebben zich tot dusver al zes andere vrouwen aangemeld, maar nog geen enkele koe.
Op een avond steekt vader zijn dochtertje in bad. Als hij daarna een handdoek om haar heen slaat, zegt hij trots tegen zijn dochter: Zie je wel, dat kunnen we ook zonder mama, waarop ze zegt: Mama trekt altijd eerst mijn schoenen uit.
Een giraffe bezoek een nachtclub, en bestelt aan de bar een whisky. De giraffe drink zijn glas leeg, en rekent vervolgens af. Hoe is het mogelijk, zegt de barman stomverbaasd. Ik heb hier nog nooit een giraffe bediend, zegt hij. Dat zal ook nooit meer voorkomen, als deze zaak zulke hoge prijzen rekent voor een doodgewone whisky, zegt de giraffe.
Een meisje klopt op de hemelpoort. Petrus doet open en zegt: Ben je nog maagd?. Jazeker, zegt het meisje. Petrus wil echter het zeker voor het onzeker nemem, en zegt: Dan zal ik Aesculapius erbij roepen. Hij is een beroemde geneesheer uit de oudheid. Aesculapius verschijnt en hij onderwerpt het meisje aan een grondig onderzoek, onder de navel. Zijn bevinding is dat zij inderdaad nog ongerept is, zegt hij. Bent u er helemaal zeker van, vraagt Petrus. Nou ja, om strikt eerlijk te zijn: Ze heef zeven witte stipjes op haar maagdenvlies, maar dat mag een naam hebben. Laat ze maar binnen, zegt Petrus. Petrus pakt zijn kolosale inschrijvingsboek en vraagt: En hoe heet je, mijn lieve kind?. Ik heet sneeuwwitje, meneer.
Een advocaat krijgt vezoek van een beruchte gangster, en die vraagt hem: Wat kost het om van mijn vrouw te scheiden?.
Duizend frank, zegt hij. Ik zou wel gek moeten zijn, dan laat ik haar liever voor honderd frank ombrengen, verdomme.
Twee stoere meiden zijn op het strand van Monaco. De zon straalt, het zeewater glinstert en er waait een zwoel briesje. Weet je dat er vanavond in Parijs d’Amour een schoonheidswetstrijd wordt gehouden?, zegt de éne. Of ik dat weet, zegt de tweede. Ik heb die namelijk gisteravond al gewonnen.
Een man draait een verkeerd telefoonnummer, en hij vraagt: Mag ik Hansje even spreken?. Er is hier helemaal geen Hansje, zegt iemand geprikkeld. Maak er dan één, zegt de man grappig. Daar waren we net mee bezig, toen u ons stoorde, meneer.
Een pastoor in Spanje vindt een dode ezel voor zijn deur. Hij belt de burgemeester op en verzoek hem het dier weg te laten halen. Daar heb ik niks mee te maken, zegt de burgemeester, die een gloeiende hekel aan de pastoor heeft. Per slot van rekening is het uw taak, om de doden te begraven. Daarom bel ik je juist op, zegt de pastoor. De wet schrijft namelijk voor dat eerst de falilie geraadpleegd moet worden
Dikke Gerrit is een reus van een kerel, heel dik en lang. Op straat merkt hij dat een kleine jongen hem al een tijdje aanstaart. Waarom sta jij me zo aan te gapen?, gromt hij boos. Heb je soms nog nooit zo'n man als ik gezien?. Jawel hoor, maar nog nooit gratis
Een Belg is voor het eerst van zijn leven in New York. Als hij in een lift van een wolkenkrabber staat, die met een enorme snelheid omhoog schiet naar de veertigste verdieping, vraagt hij aan de liftboy: Weten ze in de hemel al, dat wij in aantocht zijn?.
Waarom rijden Hollander op hoge fietsen?. Dan kunnen ze beter in de vuilnisbakken kijken.