Kun jij fietsen?, vraagt de meester aan Louis. Ja, meester. En hoe hard rij je dan?. Kun je me dan zeggen hoelang je erover zou doen om van de aarde naar Mars te fietsen?. Dat hangt ervan af, meester. Waarvan dan wel?. Van de toestand van de weg, meester.
Een man doet boodschappen met zijn vrouw, maar het is erg druk en plots raakt hij haar kwijt. Met zijn winkelwagen rijdt hij door de gangen van het warenhuis, op zoek naar zijn vrouw. Plots botst hij tegen het karretje van een andere man. Excuseer me, meneer, zegt hij, ik lette even niet op. Ik ben namelijk op zoek naar mijn vrouw. Dat is inderdaad een vreemd toeval. Hoe ziet uw vrouw eruit?. Wel, ze is groot en slank, heeft lang blond haar, een wespentaille, superlange benen en ze draagt een kort rokje en hoge hakken. En, hoe ziet uw vrouw eruit?. Dat is niet belangrijk. Laten we uw vrouw gaan zoeken.
Dokter, toen ik de zuster om een kersenpitkussen voor mijn voeten vroeg, draaide zij zich beledigd om en lie weg. Ja, dat kan ik heel goed begrijpen, zegt de dokter. U wist het wellicht niet, maar dat was de hoofdzuster. Aha, zei de patiënt, er wordt hier dus ook al gespecialiseerd. Wilt u dan vragen of de voetenzuster even langs wil komen?. Waarom ging u er tijdens de mis vandoor?, vraagt de priester achteraf aan de man. Om naar de kapper te gaan. Kon u dat niet voor de mis doen?. Eh, toen was het nog niet nodig, meneer de pastoor.
Jantje komt de kamer binnengestormd en zegt: Papa, papa, ik moet dringend pipi doen. Je moet dat niet zo uitdrukkelijk zeggen, jongen, zegt zijn vader. Zeg in het vervolg gewoon dat je moet fluiten. Oké, zegt de jongen en hij loopt naar het toilet. Een paar dagen later mag Jantje bij zijn oma logeren. 's Nachts wordt hij wakker, omdat hij nodig moet plassen. Hij gaat naar de kamer van zijn oma, gaat naast haar bed staan en fluistert in haar oor: Oma, ik moet dringend fluiten. Oma, wrijft even in haar ogen en mompelt slaperig: Het is midden in de nacht, jongen. Maar ik moet echt fluiten, zegt Jantje. Lieverd, zegt oma. Als je dat echt zo nodig niet nodig moet doen, doe het dan maar zachtjes in mijn oor.
Ik heb ontdekt waarom ik er maar niet in slaagde, om te vermageren.Ik waste me altijd met shampoo, maar las onlangs op het etiket: Geef meer volume. Ik ben dus overgeschakeld op een afwasmiddel. De informatie op het etiket daarvan is veelbelovend want er staat op: Verwijdert alle vet, zelfs het meest hardnekkigste.
Een oudere man is aan het fitnessen in een sportstudio, als zijn oog plots op een mooie vrouw valt die ook aan het trainen is. Aan welk apparaat kan ik de beste indruk maken op die vrouw?, vraagt hij aan de lesgever. Die bekijkt hem met een lachende blik aan en zegt: Ik zou de geldautomaat eens proberen.
Jefke zeurt zijn ouders al maanden de oren van het hoofd, omdat hij een broertje wil. Op een dag is zijn pa dat gezeur meer dan beu en hij zegt: Hier Jefke, een beetje graszaad. Strooi dat maar goed rond in de tuin en dan komt de ooievaar vanzelf. Zo gezegd, zo gedaan. Opgetogen strooit Jefke het graszaad overal rond in de tuin. Twee maanden later krijgen de buren een baby. Tijdens het kraambezoek zegt Jefke tegen de buurman: Als je maar goed weet dat het niet jouw zaad was, maar dat van mijn vader.
Gert en Peter willen snel rijk worden en ze investeren al hun spaargeld in een rendpaard. Een briljant idee, dachten ze, tot ze erachter komen dat het dier het traagste wezen op deze planeet is. Elke race waaraan het deelneemt, eindigt het met enkele honderden meters achterstand op het voorlaatste paard. Wat een waardeloos paard, zegt Gert. Het heeft geen zin dat we er nog tijd en moeite in stoppen, want dat is weggegooid geld. We moeten er zo snel mogelijk vanaf geraken. Dat denk ik ook, zegt Peter, maar hoe raken we ervan af?. Gewoon, zegt Gert, we laten het hier staan en rennen hard weg.
Een man was voor twee weken op reis naar China geweest en in zijn stamcafé doet hij zijn verhaal. Meen je dat nu echt, dat je je tijdens je reis in China niet op je gemak voelde?, vraagt de cafébaas. Ja, want alle mensen bekijken je daar met scheve ogen aan.
Dokter Hutsepot geeft me nog één maand, zegt Karel. Ben je zo ernstig ziek?, vraagt Pier. Nee, ik bedoelde om de rekening te betalen.
Wat doe jij in het leger?, vraagt de commandant. Ik poets handgranaten, commandant, zegt de nieuwe soldaat. Amai, kunnen die dingen dan niet ontploffen?. Dat wel, maar het zijn toch mijne niet.
En, hebt u dat bedrog helemaal alleen uitgevoerd?, vraagt de rechter. Ja, ik werk altijd alleen. Wie met anderen samenwerkt, weet nooit of hij met eerlijke mensen te maken heeft.
Je rapport ziet er slecht uit, Billy, ik heb er niks aan toe te voegen. Toch wel, mama, dat wat je vroeger ook altijd zei. En wat zei ik vroeger dan altijd?. De hoofdzaak is, lieve jongen, dat je gezond ben.
Een priester die de gewoonte heeft om lang te preken, ziet tijdens zijn preek een man opstaan en naar buiten gaan. Net voor het einde van de mis glipt de man weer naar binnen.
Een Amerikaanse toerist krijgt een rondleiding bij een rokende vulkaan in IJsland. Pfff, bij ons in Amerika had de brandweer dat vuurtje al lang geblust, zegt de Amerikaan.
Als kleine jonge snotter mocht ik altijd van die leuke karweitjes opknappen, wat ik dan ook met veel plezier deed.
Bij ons thuis was er altijd wreed veel werk te doen, want op een boerderij is er altijd werk he.
Zo moest ik geregeld met paard en kar naar het veld rijden achter bieten en rapen, om ze 's avonds aan de beesten te geven.
Maar als het zo wreed warm weer was buiten, moest ik onze Bella, dat was ons Brabants trekpaard, hare winterse frak uitdoen.
In de winter had onze Bella twee pullovers aan en ne warme wollen winterfrak, maar in de zomer begon ze wreed te zweten en had ze van die lichte zomerkleren aan.
Haar poten stak ze wollen handschoenen, die mijn moeder gebreid had van de overschot van de spaghetti.
Mijne pa zei tegen mij dat een warmbloedig trekpaard in de zomer niet goed tegen de warmte kon.
Ik had dat al willen zien, want de dag ervoor moest ik met onze Bella naar de weide gaan, om hem te laten rusten.
Toen onze Bella nog geen vijf minuten in de weide rondliep, is ze drie keer flauw gevallen.
Achteraf bleek dat ze te weinig zuurstof had, bij gebrek aan te weinig rust.
De veearts is er direct bij geweest en ze kreeg direct vier weken ziekteverlof voorgeschreven.
Ze moest ook nog alle dagen haar medicamenten nemen, die ze moest innemen zonder warm water.
Toen moest ik onze landloper uit de stal halen, om het werk over te nemen van onze vermoeide Bella.
Ja mannekes, onze landloper was een echt Brabants trekpaard, want als er een muis achter haar liep, dan begon ze rap te spurten hoor.
Op ne mooie warme dag was ik met paard en kar naar ‘t veld gereden, om rode bieten en blauwe rapen op de stilstaande kar te smijten met ne riek.
Ineens begon dienen landloper daar te spurten met een halfvolle kar achter haar gat, zodat de rode bieten en de blauwe rapen langs alle kanten gesmeten werden.
Ik ben na twee dagen thuis gekomen zonder rode bieten en zonder blauwe rapen, maar wel met paard en kar.
Onze landloper heeft daar twee dagen voor een rood flikkerlicht moeten staan wachten op ne trein die nog moest vertrekken.
Die beesten hebben dan moeten vasten voor een paar weken, tot wanneer onze Bella terug uit ziekteverlof kwam en terug mocht werken van de controledokter.
Na een paar weken liepen die beesten daar rond gelijk ne vis zonder graten, 't was precies of ze waren in hongerstaking geweest.
Allé, ze zijn er toch allemaal weer bovenop gekomen hoor, want ze gingen 's nachts op smokkeltocht bij de buren.
't Is maar om u te zeggen hoe nuttig een paard en kar wel was in dienen tijd, want met ne tractor werd de lucht vervuild en met paard en kar niet.
We kunnen er zoveel over vertellen en schrijven als we willen, maar daarmee komt onze Bella en onze landrover niet meer terug hoor en zeker die goeie ouwe tijd van vroeger niet.
Om nog maar te zwijgen over onze haan, die met fierheid iedereen wakker kraaide.
De mensen die ’s morgens moesten gaan werken, om hun gezin te onderhouden, kraaide hij vijf keer.
Ook voor de schoolgaande jeugd kraaide hij, maar dat maar vier keer.
En als hij een kalkei had gelegd, dan bleef hij zeker een half uur langer kraaien.
De mensen die ’s morgens vroeg moesten opstaan, moesten ’s avonds hun wekker niet meer zetten.
Maar ze moesten wel geregeld naar de dokter gaan, om hun gehoor te laten herstellen.
Maar er waren er ook al een paar die potdoof waren en niet meer wisten wanneer ze moesten opstaan.
Wij hadden thuis op onze boerderij twee hanen rondlopen en die kraaide zodanig luidt, dat de mensen aan onze Belgische kust er ook potdoof van werden.
De kiekens hadden zodanig veel werk met eieren leggen, dat ze dan ook geen tijd hadden om naar al dat gekraai te luisteren.
Dat waren echte werkkiekens, want die legden op ne dag meer eieren, dan het gekraai van onze twee kraaihanen.
Eén van onze kiekens ging iedere zondag naar de eierenmarkt, om de eieren te verkopen aan de halve prijs.
Ze had dat ne keer in de krant gelezen, dat ze reclame moest maken.
En hoe meer reclame ze maakte, hoe meer eieren ze verkocht.
Af en toe moest ze ne dag verlof nemen, om zelf eieren te leggen.
Twee jaar heeft ze dat volgehouden, daarna is ze met pensioen gegaan en kreeg ze van elke legkip die eieren legde twee eieren als dank voor haar gewezen diensten.
Als ’s morgensvroeg onze haan begon te kraaien, werden al onze varkens wakker.
Wij hadden bij ons thuis nooit geen last van mollen, want door het harde gestamp en hun luid geknor werden ze zodanig bang dat ze elders hun intrek zochten.
Die mollen waren niet alleen stekend blind, ze waren ook nog potdoof.
Uiteindelijk zijn die ook moeten gaan, want ze kregen toch gene praat meer.
Twee maanden later kreeg mijn vader ne brief van de mollendienst, dat er ne blinde mol bij het oversteken van de straat was doodgereden door ne chauffeur die ook stekend blind was.
Wij hadden thuis ook nog twee ezels rondlopen, ne zebra-ezel en ne steenezel.
Onze zebra-ezel had altijd zijn zebra-kostuum aan en onze steenezel was te dom om ’t helpen donderen. Maar één ding konden ze wel wreed goed en dat was ia zeggen.
Op ne zekere dag zat hij in zijn stal te bleiten van de zere, want hij was met zijn lompe poten over ne steen gestruikeld.
Mijne pa heeft hem op ne kruiwagen gelegd en is ermee naar de dierenarts gereden.
Na grondig onderzoek werd zijne poot in een plaaster gestoken en kreeg hij direct veertien dagen ziekteverlof toegewezen.
Dat is een boerenverhaal uit flipper de flip zijn jonge leven, die hij echt meegemaakt en beleefd heeft, maar enkele teksten moet ge wel met een korreltje zout nemen hoor.
Toen ik nog ne kleine snotter was en nog veel moest leren over 't leven, mocht ik van ons ma naar de kleuterklas gaan bij juffrouw Annie. Juffrouw Annie was zodanig streng, dat al te kinderen 's avonds naar huis gingen.
Zo streng was die en omdat die zo streng was, mochten wij met zijn allen de zondag thuis blijven. Dus, de zondag mochten wij thuisbijven, om verse moet te scheppen voor de Maandag.
Na veertien dagen was ik al volledig ingewerkt.
Ik was zodanig ingewerkt, dat ik de woensdagnamiddag ook mocht thuis blijven.
En als wij op school iets gedaan had wat niet mocht, die moesten wij dat gaan vertellen aan de pastoor.
Zo moest ik van mijne pa ne keer te biechte gaan, omdat ik ne boer zijn koeien heb laten lopen.
Die beesten liepen daar gevangen in die weide rond en ik kon dat niet verdragen, dus, heb ik dan maar dat hek opengezet, zodat die beesten in de vrije natuur konden rondlopen.
Toen ik dat aan de pastoor vertelde, kreeg ik potverdikke nog een straf bij en hij zei tegen mij dat ik vijf onze vaders en vier weesgegroetjes moest lezen, als straf.
De pastoor had dat waarschijnlijk tegen juffrouw Annie gezegd en potverdikke, ook van haar kreeg ik een straf. Als straf moest ik de zaterdagvoormiddag ook nog naar schook gaan.
Ja mannekes, een paar jaar later moest ik naar de leerringe gaan, omdat mijn eerste communie op mij stond te wachten. Ons ma was al ferm bezig met een citroentaart te bakken, want veertien later was het zover en stond ik daar voor de pastoor als eerste communiekant.
't Was precies of ik ging trouwen, maar daarvoor was het nog veel te vroeg voor. Mijn meter Bertha en mijn nonkel André zaten ook in de kerk en Bertha zat daar te bleiten gelijk een klein kind, omdat de pastoor per ongeluk zijn wijwatervat over mijn kletskop had gegoten.
Op één, twee, drie, stond gans die kerk onder water en mochten wij wegens teveel wateroverlast in de kerk naar huis gaan. Naar ’t schijnt hebben de pompiers daar drie aan bezig geweest, om al dat overtollig water weg te pompen.
Als alles achter de rug en de citroenentaart opgegeten was, liep ik daar potverdikke rond met een zuur gezicht. Ons ma had toch wel drie zure citroenen ingedaan zeker.
Ik was zo ziek als ne hond en dat moet juist lukken dat onze hond ook ziek was.
De veearts is dan geweest en diene stelde vast dat onze hond de mazelen had.
’t Was potverdikke nog maar drie maand geleden, dat hij de windpokken heeft gehad.
Twee maanden later wan onze hond helemaal genezen en ook mijn zuur gezicht was weg.
Ik had twee maanden niet anders dan vlooiensoep zonder ballekes, maar wel met roomsaus gegeten.
Ondertussen was ik in onze straat al een beetje bekend geraakt, zodat de mensen aan mijne pa kwam vragen of ik met hun zoon of dochter wilde spelen?.
Ik was in ne perenboom gekropen, om mij te verstoppen, maar toen ik bijna boven was, viel de boom omver en ik en de peren lagen op de grond. Als diene boer dat zag, heeft hij direct naar Armand Pien gebeld, om te vragen of er nog ne windstorm op komst was.
Twee dagen later kreeg ons ma van de boerin ne pot perenconfituur, want mijn pa en ma aten graag confituur en onze hond ook. Als kleine snotter ik heb heel wat kwattekwaad uitgehaalt, maar nu moet je dat niet meer proberen, of ze steken u in de bak.
Ja mannekes, vroeger konden de mensen dan ook veel meer verdragen van mekaar ook, hé.
De mensen konden vroeger dan ook veel meer verdragen, dan nu.
’s Avonds zaten de mensen aan hun voordeur te praten met de buren en zo ontstond er vriendschap, vriendschap waar de mensen naar verlangen. Ook waren er vroeger veel meer begrip en helpende handen dan nu, omdat alles rap moet vooruitgaan en de mensen minder tijd hebben om een gesprek aan te gaan.
Ja mannekes, vandaag ga ik u ne keer meenemen naar de goeie ouwen tijd. Een tijd die allang achter ons ligt, maar waar men af en toe er nog eens aan terug denk. Het was ook de tijd waar iedereen, iedereen kende, maar ook van broederschap, discipline en tucht.
Om nog maar te zwijgen van de strenge opvoeding die we in dienen tijd kregen en waar we nu heel dankbaar voor zijn. Maar spijtig genoeg heeft de modernisme alles veranderd en vraag ik mij soms af, of dit wel echt wel een goeie oplossing is?.
Waar is dienen goeie ouwe tijd naartoe?.
Awel, ver achter ons, maar we hebben het geluk dat we af en toe nog wat herinneringen kunnen ophalen.
Toen ik nog ne kleine snotter was en strenge winters waren, moest ik mij verwarmen achter de Leuvense stoof of ne dikke trui meer aantrekken, om toch een beetje warme te hebben.
Ik dacht eerst dat mijne pa die stoof had gewonnen met ne tombola van de boerenbond of dat hij ze had gekregen, van iemand die op reis ging. Maar die Leuvense stoof gaf mij zodanig veel warmte, dat ik er bruin van werd en mijn groeiperiode deed versnellen.
Onze Leuvense stoof diende niet alleen om ons te verwarmen, maar ge kon er ook veel eten mee opwarmen en vooral u laten bruinen. Op zekere ogenblik stonden er wel ne pot of zes op die stoof en als dat niet genoeg was, waren er nog die grote twee ovens op zij.
Maar die werden meestal gebruikt om de voeten in te steken of om er vlaaien ik te bakken.
Ja mannekes, ik moet u wel zeggen dat onze ma wreed goed konden breien, want van de overschot van de spaghetti breide ze truien, sjaals, handschoenen, mutsen, onderlijvekes, zelfs warme flanellen spaghetti onderbroeken. Ik zie mijn moeder nog altijd zitten breien naast die Leuvense stoof en onze pa, de dienen zat met zijn voeten in zo'n ne oven te denken aan:
Awel, hoe warm dat het aan zijn voeten was hé.
Ge gaat me niet geloven als ik u zeg dat we dan ook veel minder ons licht moest aansteken, want die pot was zo gloeiend heet, dat hij dan ook veel meer licht gaf.
Onze kolen werden gebracht door ne kolenmarchand (kolenboer), en die met paard en kar bij de mensen werden gebracht. En als hij per ongeluk ziek was, dan moesten we onze kolen bestellen met een postduif, die ons dan ne zak zwarte kolen mee bracht.
Ja mannekes, dat mocht dan ook nog geen bejaarde duif zijn hoor, want anders moesten we zelf onze kolen gaan halen. Mijne pa heeft dat ne keer gedaan, een jong postduifje achter kolen gestuurd en na een paar dagen kwam die pekzwart thuis.
Mijn pa was zo kwaad, dat hij dat jong postduifje op staande voet heeft ontslagen.
Mijn pa had dan onze hond achter kolen gestuurd, maar die is moeten terugkeren, omdat hij zijne weg kwijt was.
In onze hof hadden we wel rode en groene kolen staan, maar dat waren dan weer andere kolen hé.
Alé, na een paar dagen was onze kolenboer weer de oude, en kon hij dan weer kolen uitvoeren.
Iedereen was terug blij, dat hij of zij terug kon genieten van de Leuvense stoof.
Ook onze kat genoot ervan, want ze had er zelfs haar slaapplaats onder de Leuvense stoof gemaakt. Ik de strenge winter kwam af en toe onze hond zijn poten verwarmen, en iedereen genoot dan ook op zijn eigen van de gezellige warmte.
De koeien die buiten stonden hadden ne dikke flanellen pullover aan, en hun poten zaten in dikke wollen kousen. Als het bitter koud werd, dan konden ze de lambada dansen, want ze hadden allemaal ne koptelefoon op hun kop staan.
Terwijl dienen blinde mol die onder de grond zat, hem van niets aantrok.
Ook de kippen maakten van hun neus, omdat ze buiten het zo koud hadden.
Binnen in hun kot had mijne pa strobalen gelegd, om toch een beetje warmte te hebben en mijn moeder was ondertussen een paar flanellen handschoenen aan het breien, van de overschot van onze spaghetti.
Op school speelden we met de knikker of met de marbels en kwamen we thuis met geschaafde kneutels. Sommigen voetbalden en liepen achter diene bal, tot ze gene pap meer konden zeggen. En enkelen speelden verstoppertje, met de bedoeling om niet gevonden te worden.
Ja mannekes, ik heb daar ook eens aan meegedaan en ze hebben mij de ganse dag niet gevonden. Ik had mij in de bak van mijn lessenaar verstopt, zodat ik ’s avonds naar huis ben gegaan zonder asem, want ik had hem per ongeluk achtergelaten.
In de strenge en koude winters waren de waterlopen bevroren, zodat we erop konden schaatsen en ik moet u zeggen dat er ook flink wat geschaatst werd hoor. Nu bestaat dat allemaal niet meer, omdat de tijden veranderd zijn en de modernisme zijn intrede heeft gedaan.
Ik weet het nog heel goed, alsof het gister was:
Onder onze Leuvense stoof legde onze pa patattenschillen, om ze te drogen en aan de konijnen te geven. En nu zijn dat alleen maar mooie herinneringen, herinneringen die in ons geheugen gegrift zijn.
Eén ding is heel spijtig en dat is, dat we de klok niet kunnen terugdraaien. Maar dat zou dan ook niet veel helpen hoor. We mogen wel af en toe eens terugdenken aan de tijd die allang achter ons ligt, maar we mogen zeker en vast er niet blijven stilstaan. Maar één ding weet ik zeker en dat was: Dat het ne harde, maar ne plezante tijd was.
Ja mannekes, af en toe denk ik daar nog wel eens aan hoor, en dan zeg ik in mijn eigen: Waar is dienen goeie ouwe tijd naartoe?.
Ja mannekes, flipper de flip ga nog ne keer terug zijne kindertijd, dus, terug naar den boerenbuiten, waar flipper de flip geboren en getogen is en dat was in Sleidinge. Voor de mensen die Sleidinge niet weten liggen, zal ik in het kort even uitleggen hoe ge er best geraken.
Sleidinge ligt nog altijd op grond hoor, dus, ge moet niet naar boven of naar beneden rijden met uwe wagen, want ‘t is daar zo plat als een vijg. Dat komt van al die zwaar geladen karren, die voortgetrokken werden door vier sterke boerenpaarden. En als het niet vind, vraagt het eens, want de mensen die daar wonen, hebben bijna allemaal een planneke bij zich.
Een klein boerendorpke, maar waar er wel veel te beleven valt. We hadden op onze boerderij verschillende dieren lopen, vooral: Koeien, paarden, varkens, kiekens, schapen, geiten, kippen en noem maar op. Er liepen ook nog wat pluimvee rond, want een boerderij zonder pluimvee, is gelijk een boerderij dat leeg en te koop staat.
- Onze koeien die konden loeien zeg, die loeiden zo hard dat iedereen ’s morgens er wakker van werd.
- De mensen die 's morgens vroeg moesten opstaan om te gaan werken, die moesten 's avonds hun wekker niet meer zetten.
- Onze paarden die hinnikten af en toe ne keer, maar dat was meestal van blijdschap, omdat ze op tijds hun droge haver kregen.
- Onze varkens liepen de ganse dag luidop te knorren, maar dat was dan weer omdat die moesten luisteren naar hun baas en dat was de zeug.
- Onze kiekens kakelden alleen maar wanneer ze een ei hadden gelegd, want die vonden dat er al lawaai genoeg was op de boerderij.
- Maar onze twee hanen, dat waren kadee’s zeg, want die koekeloerden zo luid, dat er ergens een aardbeving ontstond.
- Om het kwartier koekeloerden ze, maar dat was dan wel uit fierheid hoor. En de kiekens vroegen zich af, waarvoor dit nodig was.
- Dan hadden we nog onze vissen, die buiten onder water zwemden. Die bibberden altijd van de kou, als die boven kwamen om nen goeien dag te zeggen.
- Onze schapen aten zodanig veel gras, dat mijn pa een gewicht aan hun poten moest binden, want anders vlogen die gewoon weg.
- De geiten wisten niet wat ze zagen en bleven op de grond, want het ene geit had hoogtevrees en ’t ander geit had schrik om niet te kunnen landen.
- Ons pluimvee verloor af en toe al hun pluimen en liepen dan te bibberen van de kou.
Die dieren hadden ook elk ne naam gekregen, want af en toe miste ik me weleens van naam. Maar na lang zoeken had ik daar iets op gevonden, ik liet die dieren allemaal inschrijven in de bevolkingsregister. Na een veertien tal dagen kregen we voor elk dier een paspoort die ze rond hun nek moesten dragen, en ieder jaar werd er dan ook hun verjaardag gevierd.
Af en toe werden ze ook in een ander kleurtje gestoken, om een beetje meer afwisseling te hebben op onze boerderij. Ook het gras in de weide kreeg af en toe een ander tintje verf, om de natuur wat schoner te maken. En de varkens liepen daar als zebra's te pronken met ne schonen witte band rond hun nek, met daar tussen ne zwarte band. De mensen dachten direct dat onze zebravarkens aan karate deden, om hun te kunnen verdedigen, wanneer ze aangevallen werden.
- Onze Blesse, dat was de oudste koe van den hoop, die werd om de twee dagen gewassen met waspoeder en ingewreven met shampoo, tegen de vliegen die uit Zuid Amerika kwamen. - Onze steenezel die moest in het veld staan als vogelschrikker, omdat dienen wreed schoon en luid kon roepen. - Onze haan moest dan op de schouw gaan staan, om de windrichting aan te duiden en om te koekeloeren, als het ging regenen.
Als die dieren op het veld rond liepen en het begon te regenen, dan liep die verf van hun lijf en kon ik opnieuw beginnen schilderen. Af en toe ging ik ne keer gaan wandelen met die varkens, die hunne piksplinternieuwe zebra-kostuummeke aan hadden, om naar de schoon madammekes te kijken.
Maar daar had flipper de flip ook iets op gevonden, ik legde al die gestreepte zebravarkens plat op de grond naast mekaar, zodat de mensen en de kinderen die van 't school kwamen, rustig op hun gemakske de straat konden oversteken.
We hadden ook nog ne hond thuis en die heette:
Wief Waf Woef, maar met zijne ouderdom vergat da beest af en toe ne keer woef te roepen.
Als onze Blakkie gestorven is aan reuma en aan ouderdomsverschijnselen, nam onze kat zijn plaats in.
- Onze kat kon wel niet bassen (blaffen) gelijk onze Blakkie, maar ze kon wreed schoon miauwen op de muziek van Beethoven of Chopin en dat was gene mono, maar in stereo hoor.
Op ne zekere dag is onze bok ne keer over zijn harde kop gevallen, zijne nek was gebroken en zijn twee voorste snijtanden waren kapot.
Ja mannekes, mijn moeder gebruikte altijd onze bok om te schilderen, want ze kon zo hoog niet springen met hare korte beentjes. 't Is maar om u te zeggen dat het bij ons af en toe ne keer karnaval was, maar als er gewerkt moest worden, dan werd er ook wreed hard gewerkt hoor.
Ja mannekes, waar is de goeie ouwe tijd naartoe?.
Awel, achter ons hé, want de modernisme heeft zijne plaats ingenomen.
Ja mannekes, vrijdag den 13 mag dan wel voorbij zijn, maar wat ik vandaag heb gezien heeft daar waarschijnlijk ook iets mee te maken.
Deze morgen ging ik boodschappen doen en twee huizen verder staat er ne ladder tegen de muur, toen er plots een blinde zwarte kat tegen liep. Ofwel was die blinde zwarte kat zat, ofwel was ze zo blind dat ze diene ladder niet zag staan.En ne mens durf dan nog zeggen dat ge wreed moet oppassen met zwarte katten, op vrijdag den 13. En dat was nog niet alles, want die blinde zwarte katis gewoon verder gewandeld, alsof er niks was gebeurd en twee minuten later is dienen muur ingestort gelijk een kaarten huisje en dienen ladder die bleef gewoon staan.
Ja mannekes, in feite was dat een ongeluk en geen ongeluk, want dienen schilder kon nog altijd zijne ladder opklimmen hé.
Ja mannekes, tijdens mijne fietstocht door Vlaanderen en omliggende gemeenten en steden, kom ik ook van alles tegen.
Ik moet u wel zeggen dat da juist voor de verkiezingen was. Zo was ik ne keer aan het fietsen in Waals-Brabant waar ze Frans spraken, en ik rij daar met mijne fiets voorbij een weide en plots zag ik daar in de verte twee koeien vechten. Ik sta daar op te kijken, om te zien wie er ging winnen en plots komt diene boer daar aangereden met zijn kindervéloke.
Diene boer zei mij dat het een Waalse en een Vlaamse koe was, die al dagen voor de verkiezingen ruzie aan het maken waren, om te weten op wie ze moesten stemmen.
Ja mannekes, die andere koeien waren bezig met hun huiswerk aan 't maken, want die gingen nog naar de kleuterklas.
Awel mannekes, nu stel ik mij de vraag hoe diene boer kan weten welke dat nu een Waalse of een Vlaamse koe is?.
Naar 't schijnt loeit een Waalse koe op zijn Waals en een Vlaamse koe op haar Vlaams met een Vlaams accent. En hoe verder ik reed, hoe meer ik zag. Ik was nog geen vijfhonderd meter verder, als ik daar ne blinde mol zag met witte sokken aan zijn poten.
Ja mannekes, den diene stond daar de Rock & Roll te dansen van blijdschap, want hij was voor de derde keer grootvader geworden van nen vijfling. Om nog maar te zwijgen van dat blauw gekleurd paard die daar stond te bleiten, omdat diene wilde bok hem nen stamp had gegeven op zijne zere rug. En diene bruine hond die daar ferm aan het miauwen was, omdat de zwarte kat twee dagen op reis was vertrokken.
Waarschijnlijk was die zwarte kat voor enkele dagen naar een kattenschool, om ginder mee te lopen in de carnavalstoet als......awel, als zwarte kat hé. Ik reed nog wat verder en daar zaten vier witte paarden te kaarten aan een rond biljardtafel. Er was daar een wit paard bij en den diene had zijn kaarten verkeerd gestoken, waarschijnlijk was hij verblind van de opkomende zon die wreed aan 't schijnen was.
Nog een geluk dat die vier witte paarden steken blind waren, anders was er ruzie van gekomen, van da valsspelen.
Awel mannekes, ge gaat mij waarschijnlijk niet geloven als ik zeg dat die vier blinde witte paarden van armoe zijn terug gekeerd naar de groene weide, want ze hadden alle vier honger. Er was dan ook geene winnaar, maar ook geene verliezer.
Toen ik naar huis reed met mijne vélo stonden daar midden op de weg twee grijze muizen te dansen, waarschijnlijk kwamen die van een feestje of van de carnaval.
Ja mannekes, zo heb ik ne keer tijdens mijn dagelijkse ochtend training nen hond tegen gekomen met een vals gebit in zijn scheve muil en zijne kwispelstaart zat in een plastieken plaaster. En twee getrouwde tortelduiven waren de kusjesdans aan het dansen, op de rituele muziek van de ochtendwind.
Ja mannekes, nu ga jullie zich afvragen hoe flipper de flip dat weet, dat die twee getrouwd waren?. Awel, ze hadden alle twee nen trouwring aan hun kromme poten. Nog wat verder lag een luiaard te slapen tegen een rechtstaande lantaarnpaal, waarschijnlijk heeft diene luiaard het huis moeten verlaten, omdat hij veel te lang sliep. Ik was bijna thuis als ik daar in in de verte nen donker bruine vos zag, die op ne trommel het bekende muziekje van Beethoven aan het slaan was: De roze panter.
Tweehonderd meter van mijn deur zat een geel gevlekte koolmeesje bij het kampvuur van de schouts, hij moest het brandend vuur brandend houden. En wat verder zat een eenzaam landleister zijn afscheidsliedje te fluiten: Och was ik maar mij meder thuisgebleven. Vijfhonderd meter van mijn deur zat er een koolmeeske te huilen van verdriet, want zijne vriend had hem in de steek gelaten.
Toen ik ’s avonds thuis kwam en mijn goudvissen een gebraden biefstuk wilde geven, zag ik dat er ene verdwenen was. Ik heb dan direct met mijne gsm gebeld naar de vermiste personen, om dat aan te geven, want als ge iets verliest of als er iemand vermist is, dan zijt ge beter om dat aantegeven.
Potverdikke zeg, ik kreeg daar tocht wel onder mijn voeten, zeker. Ze zeiden dat ik dat niet moest aangeven en dat ik mijne goudvis een betere opvoeding moest geven. Twee dagen nadien werd er aan mijn voordeur gebeld en wie stond daar?, awel, mijne verdwenen goudvis. Toen ik hem vroeg waar hij geweest was, zei hij het volgende: Flipper de flip, ik ben gaan wandelen, want ik was kletsnat geworden van in da water rond te zwemmen. Alé, ‘k ben blij, want nu is de visfamillie weer kompleet, en kan ik weer op beide oren slapen.
Een klant komt bij de kapper, en zegt: Hebt u geen middel tegen haaruitval?. Natuurlijk, zegt hij. Eén van mijn andere klanten was volledig kaal, toen hij aan deze kuur begon. Twee weken later kreeg hij de rekening, toen kon hij zich al de haren uit zijn hoofd trekken.
De vrouw van Hein is overleden, en drie weken sterft ook zijn koe. Bij het overleiden van de koe blijkt Heins verdriet veel groter te zijn, dan bij het heengaan van zijn vrouw. De dominee wil hierover met Hein toch eens van gedachten wisselen. Waarom treur je meer om die dode koe, dan om je vrouw?, vraagt hij. Hoor eens dominee, er hebben zich tot dusver al zes andere vrouwen aangemeld, maar nog geen enkele koe.
Op een avond steekt vader zijn dochtertje in bad. Als hij daarna een handdoek om haar heen slaat, zegt hij trots tegen zijn dochter: Zie je wel, dat kunnen we ook zonder mama, waarop ze zegt: Mama trekt altijd eerst mijn schoenen uit.
Een giraffe bezoek een nachtclub, en bestelt aan de bar een whisky. De giraffe drink zijn glas leeg, en rekent vervolgens af. Hoe is het mogelijk, zegt de barman stomverbaasd. Ik heb hier nog nooit een giraffe bediend, zegt hij. Dat zal ook nooit meer voorkomen, als deze zaak zulke hoge prijzen rekent voor een doodgewone whisky, zegt de giraffe.
Een meisje klopt op de hemelpoort. Petrus doet open en zegt: Ben je nog maagd?. Jazeker, zegt het meisje. Petrus wil echter het zeker voor het onzeker nemem, en zegt: Dan zal ik Aesculapius erbij roepen. Hij is een beroemde geneesheer uit de oudheid. Aesculapius verschijnt en hij onderwerpt het meisje aan een grondig onderzoek, onder de navel. Zijn bevinding is dat zij inderdaad nog ongerept is, zegt hij. Bent u er helemaal zeker van, vraagt Petrus. Nou ja, om strikt eerlijk te zijn: Ze heef zeven witte stipjes op haar maagdenvlies, maar dat mag een naam hebben. Laat ze maar binnen, zegt Petrus. Petrus pakt zijn kolosale inschrijvingsboek en vraagt: En hoe heet je, mijn lieve kind?. Ik heet sneeuwwitje, meneer.
Een advocaat krijgt vezoek van een beruchte gangster, en die vraagt hem: Wat kost het om van mijn vrouw te scheiden?.
Duizend frank, zegt hij. Ik zou wel gek moeten zijn, dan laat ik haar liever voor honderd frank ombrengen, verdomme.
Twee stoere meiden zijn op het strand van Monaco. De zon straalt, het zeewater glinstert en er waait een zwoel briesje. Weet je dat er vanavond in Parijs d’Amour een schoonheidswetstrijd wordt gehouden?, zegt de éne. Of ik dat weet, zegt de tweede. Ik heb die namelijk gisteravond al gewonnen.
Een man draait een verkeerd telefoonnummer, en hij vraagt: Mag ik Hansje even spreken?. Er is hier helemaal geen Hansje, zegt iemand geprikkeld. Maak er dan één, zegt de man grappig. Daar waren we net mee bezig, toen u ons stoorde, meneer.
Een pastoor in Spanje vindt een dode ezel voor zijn deur. Hij belt de burgemeester op en verzoek hem het dier weg te laten halen. Daar heb ik niks mee te maken, zegt de burgemeester, die een gloeiende hekel aan de pastoor heeft. Per slot van rekening is het uw taak, om de doden te begraven. Daarom bel ik je juist op, zegt de pastoor. De wet schrijft namelijk voor dat eerst de falilie geraadpleegd moet worden
Dikke Gerrit is een reus van een kerel, heel dik en lang. Op straat merkt hij dat een kleine jongen hem al een tijdje aanstaart. Waarom sta jij me zo aan te gapen?, gromt hij boos. Heb je soms nog nooit zo'n man als ik gezien?. Jawel hoor, maar nog nooit gratis
Een Belg is voor het eerst van zijn leven in New York. Als hij in een lift van een wolkenkrabber staat, die met een enorme snelheid omhoog schiet naar de veertigste verdieping, vraagt hij aan de liftboy: Weten ze in de hemel al, dat wij in aantocht zijn?.
Waarom rijden Hollander op hoge fietsen?. Dan kunnen ze beter in de vuilnisbakken kijken.
Een groep bezoekers worden in een instituut rondgeleid en komt voorbij een cel, waar een patiënt treurig op een stoel zit te huilen. Wat scheelt deze man?, vraagt iemand aan de bewaker. Hij is gek geworden, omdat hij niet met de vrouw van zijn dromen heeft kunnen trouwen. In de cel ernaast hoort men regelmatig doffe slagen, op de muur. Door het raampje ziet men een man, die onophoudelijk met zijn hoofd tegen de muur slaat. En wat heeft deze man?, wil iemand uit de groep weten. Hij is wel met die vrouw getrouwd, zegt de bewaker.
Walter en zijn vrouw bezoeken een museum, en hij schijnt vooral geïnteresseerd te zijn in vrouwelijk naakt. Het geslachtsdeel van de vrouw is bedekt met een vijgeblad, zodat zijn ogen bijna uit hun kassen vallen. Hij blijft zolang naar het schilderij kijken, tot zijn vrouw zegt: Waar wacht je eigenlijk op?. Tot het herfst wordt, zegt Walter.
Jan, ik zou dolgraag met je naar bed gaan, maar ik weet zeker dat ik dan morgenochtend grondig de pest aan mezelf heb en hij zegt: Wel, dan blijven wij toch gewoon tot morgenmiddag in bed liggen.
Twee ongetrouwde zusters die het heel goed met elkaar konden vinden, woonden al vele jaren samen. Toen één van hun 98 jaar was en de andere 96 jaar was, stierf de oudste. De dokter vreesde dat dit vreselijke nieuws fataal zou kunnen zijn voor de overgebleven zuster. Haar reactie verbaasde hem toch enigszins. Oh meneer pastoor, zei ze, nu kan ik mijn thee tenminste klaarmaken zoals ik het wil.
Een Gents konijn, een Antweps konijn en een Limburgs konijn gaan samen naar het groot bos. Als ze een tijdje aan het wandelen zijn raken ze vast in een wolvenklem. Het Gents konijn heeft een idee en zegt: Als we nu onze poot warmee we vasthangen afbijten, dan zijn we vrij. Ze overleggen en gaan ermee akkoord. Het Antwerps konijn en het Gents konijn bijten hun poot af, huppelen naar een struik en wachten op het Limburgs konijn. Een uur later in het Limburgs konijn er nog niet. Dus, ze besluiten om te gaan kijken. Het Limburgs konijn ligt in een groot plas bloed. Wel, wat hebt gij uitgestoken?, en het Limburgs konijn zegt: Ja, ich heb nu al drie pooooten afgebeten en ik zit nog steeds vaaaast.
Gert wordt tegengehouden door de politie. Ze doorzoeken zijn auto en besluiten hem aan te houden, op verdenking van inbraak. Alle bewijzen zijn tegen u, zegt de politieagent. U hebt uw inbrekersmateriaal zelfs nog bij u, zegt hij. Bewijs, noem u dat bewijs?. Dan kunt u me net zo goed van overspel beschuldigen. Het gereedschap daarvoor heb ik ook altijd bij me.
Waarom kijkt u zo lang naar uw portret?, vraagt de schilder. Ik ben me aan het afvragen wat voor een gezicht ik moet trekken, om er zoveel op te lijken?, zegt de klant.
Twee jongens zijn aan het opscheppen, over hun vaders en de eerste zegt: Mijn pa nam eens twee biljartballen in zijn hand, wreef ze tegen elkaar en wat er nog overbleef, was ivoorpoeder. Pfff, de mijne nam eens in elk hand een os. Hij wreef ze tegen elkaar en weet je wat er overbleef?: Bouillonblokjes.
Op een zomerse avond zat de hele familie smakelijk te eten. Moeder had mosselen klaargemaakt en iedereen genoot ervan. Zelfs de kat kreeg nu en dan wat toegestoken. Op school hebben we geleerd dat mosselen vergiftigd kunnen zijn, zei Jelle. Het smultempo verminderde zienderogen en Bram wreef met een angstig gezicht over zijn buik. De eetlust was helemaal weg en iedereen zat naar zijn bord te kijken. Plots begon de kat te miauwen en over de grond te kruipen, alsof ze krampen had. Nu bestond er helemaal geen twijfel meer. Snel. Iedereen in de auto, zei pa, we gaan naar het ziekenhuis, om onze magen te laten leegpompen. Dat was een hele opluchting, en ze keerden tevreden terug naar huis. Hoe zou Minou eraan toe zijn?, stotterde Bram, we hadden haar moeten meenemen. Wees maar tevreden, dat het zo is afgelopen, zei pa. Thuisgekomen vonden ze de kat, met vier schattige kleintjes.
Een Hollander ligt op sterven. Zijn vrouw en een paar vrienden zitten rond zijn bed. Marie, zegt de man met een zwakke stem: Vergeet niet dat we van Jansen nog honderd gulden te goed hebben. Marie wendt zich tot de omzittenden en zegt: Hebben jullie dat allemaal gehoord?, en iedereen knikt van ja. Wat later slaat de stervende opnieuw de ogen op en zegt: En Gusta heeft nog tweehonderd gulden van ons te goed. Marie schudt het hoofd en zegt tegen de anderen: Horen jullie dat?. Hij ijlt
Een dokter gaat naar een kerkhof en op een begraafplaats ziet hij tot zijn stomme verbazing een hand boven een graf uitsteken. Als hij naderbij komt en zich vooroverbuigt, hoort hij een zacht stemmetje vragen: Dokter, hebt u misschien een middel tegen wormen?.
Jan komt zijn stamkroeg binnen, en hij gaat aan zijn vaste tafel zitten. Zijn vriend Peter zit daar ook. Die bekijkt hem van top tot teen en zegt dan: Jan, knoop je broek even dicht en steek je hemd in je broek. Verdomme, moppert Jan en zegt: Het is ook altijd hetzelfde: Mijn vrouw is al net zo erg als de kinderen. Nooit ruimt ze het speelgoed op.
Een pastoor vraagt aan de koster hoe het mogelijk is dat hij een trouwdienst en een rouwplechtigheid op hetzelfde uur heeft gepland. Eén moet er verschoven worden, zegt de pastoor. Dan kunnen we het beste de rouwdienst uitstellen, zegt de koster. Per slot van rekening kan de overledene tegen deze maatregel toch niet meer protesteren.
Jan gaat met zijn vrouw op een restaurant, en zegt: Ober, er zit een barst in dit kopje. Kunt u zelf zien hoe sterk onze koffie is, zegt de ober.
Het schijnt dat er in de trams van Tokio de laatste jaren zo ontzettend druk is, dat de Japanse meisjes de pil moeten innemen, voor ze instappen.
Vader is in de tuin een nieuw kippenhok aan het bouwen, en zijn zoontje kijkt toe. Wil je de zaag even halen, vraagt vader aan het zoontje. Waarop het kereltje het huis binnenloopt en roept: Mama, papa vraagt of je eens wilt komen.
Een koppel ging op huwelijksreis naar China. Op een dag gingen ze een gezellig restaurant binnen en bestelden de dagschotel. Wat ze precies aten, wisten ze niet, maar het smaakte heerlijk. Toen de kelner de tafel kwam afruimen, vroeg de vrouw lachend: U hebt toch geen rondwandelde hond moeten doden, om die dagschotel te bereiden?. Nee, zei hij. De hond was al dood, toen ik hem op straat vond.
Twee plattelandskippen komen in een supermarkt en plots staan ze oog in oog met een braadoven, waarop stond te lezen: Hier kan men kip aan ’t spit bekomen, waarop de éne zegt: Hoe schaamteloos van die stadskippen, om zo open en bloot onder de zonnebank te gaan liggen.
Karien en haar buurvrouw zijn twee weken samen op vakantie geweest. Bij hun thuiskomst, vraagt ze aan haar man of hij zich geamuseerd heeft, tijdens haar afwezigheid. Jaja zegt hij, dat lukte wel, maar na een week ben ik op hotel gegaan. Waarom?. Je hebt hier toch alles wat je nodig hebt?. Je kon toch thuis eten?. Nee, dat kon niet. Alle borden waren vuil.
Mama, wat zijn dat voor kronkels in je haar?, vroeg kleine Els. Dat noemen ze golven, kindje. Elsje keerde zich om en keek ernstig naar haar vader. Toen wreef ze even over zijn kale hoofd en zei: Mama heeft de golven en jij hebt het strand, hé papa.
Mama, wil jij mijn gezicht even wassen?, vraagt Mieke. Kun jij dat zelf niet?. Toch wel, maar dan zullen mijn handen nat worden en die hoeven niet gewassen te worden.
Twee papegaaien zitten samen in een kooi. Ik heb het veel te warm, zegt de éne papegaai. Ik zal her deurtje even openzetten, zegt de andere papegaai.
In de tuin van de pastoor staan grote appelbomen. De appels zijn rijp en de kinderen uit de buurt klimmen vaak over het hek, om ze te plukken. De pastoor is dat grondig beu en plaatst een bord in zijn tuin, met de tekst: God ziet alles. De volgende dag staat er in hanenpoten onder geschreven: Maar hij klikt niet.
Jantje gaat voor de eerste keer met zijn moeder naar een kinderboerderij, en hij ziet daar een pauw lopen met zijn veren uit elkaar. Kijk moeder, een kip die in bloei staat.
In een kerkje op het platteland begint de pastoor de zondagmis als volgt: Willen de aanwezige dames nu eerst de benen over elkaar slaan?. De pastoor zegt dan: Brave parochianen, nu de poorten van de hel gesloten zijn, kan ik met mijn preek beginnen.
Een Belg komt bij de dokter en zegt: Dokter, ik droom iedere nacht over voetbal. Is dat wel normaal?. Droomt u nooit eens over wat anders?. Over vrouwen bijvoorbeeld?, vraagt de dokter. Nee, want ik ben veel te bang dat ik dan een doelpunt mis.
Twee Belgen komen ’s avonds uit het café. Is dat daar nou de maan of is het een lantaarn?, vraagt de één. Ik weet het ook niet, zegt de ander, maar ik zal eens kijken of er een paal onder staat.
Een Antwerpenaar wordt door de politie aangehouden, en hij zegt: Als de lamp van uw fiets het niet doet, moet u afstappen, meneer. Dat heb ik geprobeerd agent, maar het helpt niet.
Aan het einde van de derde ronde van een bokswedstrijd vraagt één van de boksers aan zijn helper in de hoek: Wat denk je, kan ik hem verslaan?. Vast en zeker, zegt de helper, als je zo wild door de lucht blijft maaien, krijgt hij komende ronde beslist een longontsteking.
In het vliegtuig geeft de stewardess aan een passagier uit België een stuk kauwgum aan, en zegt: Dat helpt tegen het suizen in uw oren. Een paar uur later landt het vliegtuig, en de Belg rent naar de stewardess en zegt; Wilt u me nu alsjeblief vertellen hoe ik die kauwgum weer uit mijn oren krijg?.
Ja mannekes, vandaag ga ik u ne keer meenemen naar de goeie ouwen tijd. Een tijd die allang achter ons ligt, maar waar men af en toe er nog eens aan terug denk. Het was ook de tijd waar iedereen, iedereen kende, maar ook van broederschap, discipline en tucht. Om nog maar te zwijgen van de strenge opvoeding die we in dienen tijd kregen en waar we nu heel dankbaar voor zijn. Maar spijtig genoeg heeft de modernisme alles veranderd en vraag ik mij soms af, of dit wel echt wel een goeie oplossing is?. Waar is dienen goeie ouwe tijd naartoe?. Awel, ver achter ons, maar we hebben het geluk dat we af en toe nog wat herinneringen kunnen ophalen.
Toen ik nog ne kleine snotter was en strenge winters waren, moest ik mij verwarmen achter de Leuvense stoof of ne dikke trui meer aantrekken, om toch een beetje warme te hebben. Ik dacht eerst dat mijne pa die stoof had gewonnen met ne tombola van de boerenbond of dat hij ze had gekregen, van iemand die op reis ging. Maar die Leuvense stoof gaf mij zodanig veel warmte, dat ik er bruin van werd en mijn groeiperiode deed versnellen. Onze Leuvense stoof diende niet alleen om ons te verwarmen, maar ge kon er ook veel eten mee opwarmen en vooral u laten bruinen. Op zekere ogenblik stonden er wel ne pot of zes op die stoof en als dat niet genoeg was, waren er nog die grote twee ovens op zij. Maar die werden meestal gebruikt om de voeten in te steken of om er vlaaien ik te bakken.
Ja mannekes, ik moet u wel zeggen dat onze ma wreed goed konden breien, want van de overschot van de spaghetti breide ze truien, sjaals, handschoenen, mutsen, onderlijvekes, zelfs warme flanellen spaghetti onderbroeken. Ik zie mijn moeder nog altijd zitten breien naast die Leuvense stoof en onze pa, de dienen zat met zijn voeten in zo'n ne oven te denken aan: Awel, hoe warm dat het aan zijn voeten was hé. Awel mannekes, ge gaat me niet geloven als ik u zeg dat we dan ook veel minder ons licht moest aansteken, want die pot was zo gloeiend heet, dat hij dan ook veel meer licht gaf. Onze kolen werden gebracht door ne kolenmarchand (kolenboer), en die met paard en kar bij de mensen werden gebracht. En als hij per ongeluk ziek was, dan moesten we onze kolen bestellen met een postduif, die ons dan ne zak zwarte kolen mee bracht.
Ja mannekes, dat mocht dan ook nog geen bejaarde duif zijn hoor, want anders moesten we zelf onze kolen gaan halen. Mijne pa heeft dat ne keer gedaan, een jong postduifje achter kolen gestuurd en na een paar dagen kwam die pekzwart thuis. Mijn pa was zo kwaad, dat hij dat jong postduifje op staande voet heeft ontslagen. Mijn pa had dan onze hond achter kolen gestuurd, maar die is moeten terugkeren, omdat hij zijne weg kwijt was. In onze hof hadden we wel rode en groene kolen staan, maar dat waren dan weer andere kolen hé. Alé, na een paar dagen was onze kolenboer weer de oude, en kon hij dan weer kolen uitvoeren. Iedereen was terug blij, dat hij of zij terug kon genieten van de Leuvense stoof. Ook onze kat genoot ervan, want ze had er zelfs haar slaapplaats onder de Leuvense stoof gemaakt. Ik de strenge winter kwam af en toe onze hond zijn poten verwarmen, en iedereen genoot dan ook op zijn eigen van de gezellige warmte.
De koeien die buiten stonden hadden ne dikke flanellen pullover aan, en hun poten zaten in dikke wollen kousen. Als het bitter koud werd, dan konden ze de lambada dansen, want ze hadden allemaal ne koptelefoon op hun kop staan. Terwijl dienen blinde mol die onder de grond zat, hem van niets aantrok. Ook de kippen maakten van hun neus, omdat ze buiten het zo koud hadden. Binnen in hun kot had mijne pa strobalen gelegd, om toch een beetje warmte te hebben en mijn moeder was ondertussen een paar flanellen handschoenen aan het breien, van de overschot van onze spaghetti.
Ja mannekes, af en toe denk ik daar nog wel eens aan hoor, en dan zeg ik in mijn eigen: Waar is dienen goeie ouwe tijd naartoe?.
Awel, ik ga nog ne keer terugkeren naar mijne kindertijd, dus terug naar den boerenbuiten waar flipper de flip geboren is en dat is in Sleidinge. Voor de mensen die Sleidinge niet weten liggen, zal ik in het kort even uitleggen hoe ze er best geraken.
Sleidinge ligt nog op grond hoor, dus ge moet niet naar boven of naar beneden rijden met uwe wagen.
‘t Is daar zo plat als een vijg, dat komt van al die zware karren die voortgetrokken werden door 4 sterke boerenpaarden.
Een klein boerendorpke, maar waar er wel veel te beleven valt.
Ge moet weten dat we verschillende dieren hadden, vooral koeien, paarden, varkens, kiekens, en noem maar op.
- Onze koeien die konden loeien zeg, die loeiden zo hard dat iedereen er wakker van werd.
- De mensen die 's morgens vroeg moesten opstaan om te gaan werken, die moesten 's avonds hun wekker niet meer zetten.
- Onze paarden die hinnikten af en toe ne keer, maar dat was meestal van blijdschap, omdat ze op tijd hun droge haver kregen.
- Onze varkens liepen de ganse dag luidop te knorren, maar dat was dan weer omdat die moesten luisteren naar hun baas en dat was de zeug.
- Onze legkiekens kakelden alleen maar wanneer ze een ei hadden gelegd, want die vonden dat er al lawaai genoeg was op de boerderij.
- Maar onze hanen, dat waren kadee's zeg.
- Om het kwartier koekeloerdern ze, maar dat was dan wel uit fierheid hoor, want hij was wel baas over legkiekens hé.
- Dan hebben we nog onze vissen die buiten onder water zwemmen, want die bibberden altijd van de kou, als die boven kwamen om nen goeien dag te zeggen.
Die dieren hadden ook elk ne naam gekregen, want af en toe miste ik me weleens van naam. Maar na lang zoeken had ik daar iets op gevonden, ik liet die dieren allemaal inschrijven in de bevolkingsregister. Na een veertien tal dagen kregen we voor elk dier een paspoort die ze rond hun nek moesten dragen, en ieder jaar werd er dan ook hun verjaardag gevierd.
Af en toe werden ze ook in een ander kleurtje gestoken, om een beetje meer afwisseling te hebben op onze boerderij. Ook het gras in de weide kreeg af en toe een ander tintje verf, om de natuur wat schoner te maken.
En de varkens liepen daar als zebra's te pronken met ne schonen witte band rond hun nek, met daar tussen ne zwarte band. De mensen dachten direct dat onze zebravarkens aan karate deden, om hun te kunnen verdedigen, wanneer ze aangevallen werden.
- Onze Blesse, dat was de oudste koe van den hoop, die werd om de twee dagen gewassen met waspoeder en ingewreven met shampoo, tegen de vliegen die uit Zuid Amerika kwamen. - Onze steenezel die moest in het veld staan als vogelschrikker, omdat dienen wreed schoon kon roepen. - Onze haan moest dan op de schouw gaan staan, om de windrichting aan te duiden en om te koekeloeren, als het ging regenen.
Als die dieren op het veld rond liepen en het begon te regenen, dan liep die blinkende verf daaraf en kon ik opnieuw beginnen schilderen.
Af en toe ging ik ne keer gaan wandelen met die varkens, die hunne piksplinternieuwe zebra-kostuummeke aan hadden, om naar de schoon madammekes te kijken.
Maar daar had flipper de flip ook iets op gevonden, ik legde al die gestreepte zebravarkens plat op de grond naast mekaar, zodat de mensen en de kinderen die van 't school kwamen, rustig op hun gemakske de straat konden oversteken. We hadden ook nog ne hond thuis en die heette:
Wief Waf Woef, maar met zijne ouderdom vergat da beest af en toe ne keer woef te roepen.
Als onze hond (Blakkie) gestorven is aan reuma en aan ouderdomsverschijnselen, nam onze kat zijn plaats in.
- Onze kat kon wel niet bassen (blaffen) gelijk onze Blakkie, maar ze kon wreed schoon miauwen op de muziek van Beethoven of Chopin.
Op ne zekere dag is onze bok ne keer over zijn harde kop gevallen, zijne nek was gebroken en zijn twee voorste snijtanden waren kapot.
Ja mannekes, mijn moeder gebruikte altijd onze bok om te schilderen, want ze kon zo hoog niet springen met hare korte beentjes.
't Is maar om u te zeggen dat het bij ons af en toe ne keer karnaval was, maar als er gewerkt moest worden, dan werd er ook wreed hard gewerkt hoor.
Ja mannekes, waar is de goeie ouwe tijd naartoe?.
Awel, achter ons hé, want de modernisme heeft zijne plaats ingenomen.
Een klein manneke zit in een bar naar zijn glas te staren en een half uur beweegt hij zich totaal niet. Er komt een levensgrote trucker binnen en deze gaat naast het klein manneke zitten.
De trucker pakt het glas van het manneke en drinkt die leeg. Het arm manneke barst in tranen uit, waarop de trucker zich omdraait en zegt: Kom op man, het was maar een geintje hoor.
Ik bestel wel een nieuwe voor je, waarop het manneke zegt: Nee nee, dat is het niet, vandaag is het de ergste dag uit mijn leven. Ik heb me deze morgen overslapen, en was te laat voor een belangrijke vergadering. Mijn baas werd zo kwaad, dat hij me op staande voet heeft ontslagen.
Toen ik naar mijn auto wilde stappen, bleek deze gestolen te zijn. Toen ik aangifte deed, zeiden ze op het politiebureau dat ze niets voor me konden doen. Vervolgens nam ik dus maar een taxi.
Nadat ik betaald had en de taxi was weggereden, merkte ik dat ik mijn portefeuille op de achterbank had laten liggen. Toen ik thuiskwam trof ik mijn vrouw in bed aan met mijn beste vriend.
Totaal gedeprimeerd ben ik toen naar deze kroeg gegaan. En nu ik eindelijk de knoop heb doorgehakt en zelfmoord wilde plegen, kom jij binnen en drinkt je mijn vergift uit.
Ik stond in de winkel en achter mij stond een oud vrouwtje en die zei:
Jij lijkt sprekend op mijn overleden kleinzoon. Dan zei de vrouw: Kom mee naar mijn huis, dan kunnen we samen wat foto's bekijken.
Allé, ik ga mee naar die haar huis en we zijn wat aan het bladeren in dikke fotoalbums.
Ineens staat het oude vrouwtje recht, ze wil aanstalte maken om naar boven te gaan, nog andere albums halen ik zeg nog:
Nee, ik zal ze wel gaan halen, maar dat was te laat, want ze was al naar boven.
Ik ben dus beneden gegaan en ik hoor hard gestommel en na een tijdje hoor ik niks meer dan hoor ik iemand de trap afgaan en ineens gaat de deur open die vrouw staat daar in het deurgat in haar blote en met een pistool. Ik denk, nu moet ik toch gaan lopen hoor.
Allé, ik spring uit diene zetel, ga naar de achterdeur, doe die open en spring over het hek in de tuin en net wanneer ik spring, gaat er een schot af en weet je wat: Sindsdien heb ik dat gaatje in mijn buik.
Er zijn drie eilanden. Je staat op het eerste eiland. Op het tweede eiland staat een ezel, en op het derde eiland een kokosnotenboom. Je moet een kokosnoot pakken.
Alles wat je bij je hebt is een zware zaklamp. In het water zitten krokodillen.
Wat moet je doen?. Je gooit de zaklamp in het water. Die zinkt, dat staat als een paal boven water. Op die paal ga je zitten, en je wacht tot je een ons weegt.
Als je een ons weegt laat je je meedrijven door de wind naar het tweede eiland.
Je trekt de ezel aan zijn staart. Die gaat balken. Van die balken maak je een vlot, en met het vlot ga je naar het derde eiland. Je probeert de kokosnoot te pakken. Je kan er niet bij, dus je gaat bij de pakken neer zitten.
Je gaat op die pakken staan. Je kan er nog net niet bij, dus je gooit het bijltje erbij neer.
Je raapt het bijltje weer op en slaat de kokosnoot uit de boom. Gelukt.
Drie kabouters zijn aan het opscheppen wie van hun de kleinste vader heeft.
De eerste zegt: Mijn vader is zo klein, die kan rechtop onder een tafel doorlopen.
Da's niks zegt de tweede, de mijne is zo klein, die kan rechtop onder een stoel doorlopen, hierop begint de derde keihard te huilen, verbaast vragen de andere waarom de derde begint te huilen en zegt:
Mijn vader heeft gisteren zijn been gebroken, toen hij van de ladder af is gevallen bij het aardbeien plukken.
Een echtpaar had een tweeling van twee jaar, maar het éne kind kon praten en het andere niet. Alles hadden ze al geprobeerd, en uiteindelijk besloot de vader om met het kind naar Lourdes te gaan.
Daar aangekomen dompelde hij het kind onder in gewijd water. Het kind kwam half verzopen boven en schreeuwde opeens: Domme aap. Vader duwde het nog eens onder en het kind schreeuwde weer:
Domme aap. Vader was in de zevende hemel, belde moeder thuis op en vertelde dat het kind domme aap had geroepen. Dat ben je ook, zei moeder, want je hebt de verkeerde meegenomen.
Er kwam de negenjarige jongen de klas binnen, met zijn hoofd helemaal in een verband.
De meester vroeg aan de jongen wat hem overkomen was. Er heeft een wesp op mijn gezicht gezeten, kreunde de jongen.
Amai, ventje toch, dan heeft die wesp u goed gestoken, zegt de meester met veel medeleven. Ja, en vooral toen mijn vader de wesp doodsloeg met zijn spade, zei de jongen.
Twee Belgen moeten een heel eind lopen naar Antwerpen. Gelukkig komen ze een garage tegen, waar alle stadsbussen geparkeerd staan. Zeg de éne Belg, laten we een bus stelen.
Een goed idee zegt de tweede Belg, dan ga ik wel op de uitkijk staan. De eerste Belg ga naar binnen om een bus te stelen, terwijl de andere Belg buiten staat te wachten. Na enige tijd komt hij buiten aangereden met een stadsbus. Waarom heeft dit zolang geduurd, vroeg de tweede Belg?.
Hij stond helemaal achteraan geparkeerd.
Er zit in een vliegtuig een priester, een prins, een moeder met haar zoontje en een president.
Er waren maar vier parachutes. Het vliegtuig gaat neerstorten en de Prins zegt: Ik ben belangrijk, hij neemt een parachute en hij springt naar beneden. Dan zegt de priester:
Ik moet voor mijn volk zorgen, hij neemt een parachute en hij springt naar beneden.
Dan zegt de president: Ik moet nog dingen regelen, ook hij neemt een parachute.
Tot de moeders verbazing ziet ze nog twee parachutes. Dan ziet ze haar zoontje huilen.
Wat is er schat?. vraagt de moeder. Nou, de priester heeft mijn rugzak meegenomen.
Een sigaret en een patatje liggen in het ziekenhuis. De sigaret vraagt aan het patatje:
Wat heb jij?, en het patatje zegt: Ze hebben mijn benen opgegeten, en wat heb jij?.
Ze stoken mijn kop in brand en zogen aan mijn kont.
Nu zullen we geen last meer hebben van die vervelende mollen, want ik heb hen een half uurtje geleden gevangen, levend nog wel te verstaan. Zegt Jan tegen zijn buurman.
En wat heb je ermee gedaan?, vraagt de buurman. Ik heb een put gegraven en hem levend begraven, zegt Jan.
Elke vrijdagavond ontvangt een café-eigenaar het doofstomme vrijgezellenclubje.
Als hij op vrijdagochtend ziek blijkt te zijn, belt hij zijn broer op: Zeg Jan, ik ben ziek.
Maar vanavond komt dat doofstomme vrijgezellenclubje, en dat zijn goeie vaste klanten.
Dus ik kan het niet maken om het café gesloten te houden. Zou jij vanavond voor mij willen invallen?. Zijn broer vindt het niet erg om in te vallen.
Hij gaat van tevoren nog even langs bij Kees om instructies te krijgen.
Het is helemaal niet moeilijk, zegt Kees, die jongens drinken de hele avond alleen maar bier en borrels.
Als ze een vinger opsteken, dan willen ze bier en als ze twee vingers opsteken dan willen ze een borrel. Dat is alles.
Die avond gooit Jan het café open, en daar komt de doofstomme club.
Jan neemt de bestellingen op: Bier, borrel, bier, bier, borrel.
Alles gaat goed. Maar plotseling beginnen de doofstommen allemaal met hun hoofden te draaien en hun monden te happen. Jan weet niet goed wat hij moet doen.
Hij gooit 50 frikadellen in de frituur, en serveert daarna broodjes frikadel uit.
De doofstommen beginnen te eten, drinken nog wat, en even later beginnen ze weer met hun hoofden te draaien en hun monden te happen.
Ten einde raad belt Jan zijn broer op:
Zeg Kees, in het begin ging het goed, maar nou beginnen ze steeds met hun hoofden te draaien en hun monden te happen.
Ik snap echt niet wat ze willen. O sorry, zegt Kees, dat ben ik vergeten te zeggen:
Dan zitten ze het clublied te zingen.
Een cowboy rekent na het drinken van een paar whisky's af in een saloon.
Buiten gekomen ziet hij dat het zadel van zijn paard is gestolen. Hij gaat terug naar de saloon, schiet een paar keer in de lucht en zegt: Mijn zadel is gestolen.
Ik geef jullie 5 minuten om het zadel weer terug op mijn paard te doen, zo niet dan gebeurt hier precies hetzelfde wat vorige week in Texas gebeurde. Na 5 minuten gaat hij weer naar buiten en ziet dat het zadel weer terug is op zijn paard. De barman holt hem achterna en roept:
Meneer, meneer, wat is er dan vorige week in Texas gebeurt?.
Waarop de cowboy zegt:
Wel toen ben ik zonder zadel weggereden.
Een taxichauffeur haalt drie straalbezopen kerels op bij een beruchte kroeg in het centrum van de stad Gent. De cafébaas zet die drie straalbezopen kerels op de achterbank en zegt tegen de chauffeur: De eerste moet naar de Kongostraat, de tweede naar de Muide en de derde naar de Rooseveltlaan. Tien minuten later staat de taxi weer voor de deur van die beruchte kroeg.
De chauffeur gaat naar binnen en vraagt aan de cafébaas:
Kun je ze nog even weer in volgorde zetten, want ik moest hard afremmen voor een tram en nu liggen ze door elkaar.
Een man en een vrouw zijn 20 jaar getrouwd en de man gaat met zijn vrouw mee om kleren te kopen voor een feest. De vrouw zoekt tussen de kleding en de man staat maar een beetje achteraf te wachten tot zijn vrouw klaar is. De vrouw loopt naar haar man en zegt:
Waarom doe je nou niet eens als vroeger?. Toen hielp je me altijd met kleren uitzoeken, waarop de man zegt: Ja, wat zoek je dan?. Gewoon, zegt de vrouw, iets dat past bij mijn gezicht.
Kijk schat, zegt de man, hier hangen de plooirokken.
Moet een blondje geopereerd worden en de chirurg is benieuwd of er nou echt niks in het hoofd van een blondje zit. Dus de chirurg snijdt de schedel van het blondje open en treft er niets behalve een soort touwtje dat van de linkse kant van de schedel naar de andere kant gaat.
De chirurg wil er beter na kijken maar snijdt het touwtje per ongeluk door.
Weet je wat je er gebeurt?. Haar oren vallen er af. De paus heeft zijn mond verbrandt.
Hij kuste de grond maar het vliegtuigstond nog niet stil.
Een Belg huurt een kano en peddelt het water op.
Midden op de plas kiept zijn kano om.
De kano komt niet meer overeind.
De man komt niet meer boven.
Enkele omstanders springen in het water en halen de bewusteloze Belg naar de kant.
Ze beginnen te beademen en te reanimeren.
De politie komt erbij. Ze kijken in zijn binnenzak.
Daar zitten een Belgisch paspoort en drie zwemdiploma's in.
Als de Belg bijkomt, vraagt een agent: Kon je jezelf nou niet redden?.
Je hebt verdorie drie zwemdiploma's, en de Belg zegt:
Maar ik wist niet dat die hier ook geldig waren.
Marie heeft haar een papegaai gekocht en zegt tegen de verkoper:
Waarom heeft hij aan iedere poot een kettinkje hangen?.
Als ik aan het linker kettinkje trek, zegt hij goedemorgen.
Als ik aan het rechter kettinkje trek, zegt hij goedenacht.
En als je aan beide trekt?, dan valt hij op zijn bek.
Op een kerkhof gaan er twee graven open en er komen twee skeletten uit die op een brommer stappen. Zegt het éne skelet: Wacht even:
Hij loopt naar zijn grafsteen en trekt deze uit de grond. Vraagt het ander skelet:
Waarom doe je dat nou?. Zegt het eerste skelet:
Ik ga nooit rijden zonder mijn papieren.
Een man rijdt met zijn brommer langs een weiland met een zwart en een wit paard.
Plots begint de brommer te stotteren en slaat af.
Een vette bougie, zegt het wit paard.
De man kijkt verbaasd naar het wit paard en kijkt zijn bougie na en jawel hoor, inderdaad een vette bougie.
Hij herstelt dit en rijdt verder.
Verbaasd als hij is, gaat hij naar de boer en vertelt hem het hele verhaal.
Oh, zegt de boer, dan heb je geluk dat het zwarte paard zich er niet mee bemoeid heeft, die heeft alleen maar verstand van auto's.
Drie haaien die in de Noordzee aan het zwemmen zijn, zien een surfer en zegt de éne haai tegen de andere haai:
Kijk jongens, ons eten word geserveerd op een bordje.
Ik heb vijf vliegen doodgeslagen, zegt vader:
Drie mannetjes en twee vrouwtjes.
Hoe wist je welke vliegen mannetjes of vrouwtjes waren?, vraagt Jantje.
Twee zaten op de poederdoos, die voor de spiegel stond en de andere drie zaten op een fles cognac.
Een vrouw belt de krant op en zegt: Wat kost een overlijdensadvertentie?.
Veertig frank per milimeter.
Dat is erg veel. Mijn man is namelijk een meter negentig lang.
Een man krijgt een hartaanval en zakt midden op straat in elkaar.
Een doodgraver, schreeuwt hij. Een doodgraver, en een voorbijganger zegt:
U bedoelt zeker een dokter?. Nee, kreunt de man.
Ik bedoel wel degelijk een doodgraver, en hij zegt: Ik haat namelijk tussenpersonen.
Hoe drijft een Hollandse politieagent een betoging uiteen?.
Hij rammelt met een collectiebus.
Hoe heb jij eigenlijk je vrouw leren kennen?, vraagt zijn vriend.
Door een huwelijksadvertentie in de krant, zegt hij.
En, ben je gelukkig?, vraagt zijn vriend. Nee, ik heb de krant opgezegd.
Ja mannekes, terwijl het buiten grijs, koud en nat is, zal ik ne keer heel goed aan mijne duim moete zuigen, om u verhaaltje te kunnen vertellen. Het is meer een fantasie verhaaltje, want in mijne duim zit er nog veel hoor.
Nee nee, het was géne gewone fietstocht, maar wel een fietstocht van een paar dagen door het heelal.
Want ik heb me ooit ne keer laten wijsmaken, dat er in het heelal ook schone fiets en wandelpaden zijn.
En zoals bij elke meerdaagse fietstocht, hoort daar ook een voorbereiding bij. Ik had ondertussen naar ne boekenwinkel geweest, achter fietsroutes van het heelal.
Maar nergens was er één te vinden en zonder een fietsroute van het heelal, kunt ge niet doen hé.
Awel, ik heb ne keer gebeld naar de Zoo van Antwerpen, om te vragen of ze mij geen paar ooievaars kunnen opsturen voor een paar dagen.
Dat was geen probleem zeiden ze, want ze waren wreed content dat die beesten voor een paar dagen mee mochten.
Ik was wreed content dat vier ooievaars mee mochten, want die beesten kennen overal hun weg.
Normaal gezien neem ik altijd ne rugzak mee, als ik gaan fietsen. Maar nu was ik wel verplicht van een paar valiezen vol te proppen, om mee te nemen hé.
Ik had een paar valiezen klaargezet: Een paar met eten en een paar met kledij.
De vraag was natuurlijk, wie die valiezen gaan dragen?.
De avond voor mijn vertrek heb ik nog ne keer mijne koersfiets wat opgeklonken met boenwas, en een paar extra's kilo lucht in mijn dunne tubekes gepompt, om zeker te zijn dat ik met mijn korte beentjes een trapke minder ging moeten duwen.
Ondertussen waren die vier ooievaars met op hunne rug een porte bagage gebonden ook al geland aan mijn voordeur.
- Riiiiiiing.....riiiiiiiing......triiiiiing.....triiiiiing. - Ja ja, ik kom al.
Ik deed de deur open en daar staan vier uit de kluiten gewassen ooievaars klaar, met op hun platgestreken rug elk een porte bagage, precies of ze gingen naar het zuiden vliegen op kamp.
- Is dat hier dat flipper de flip woont, en dat we al die valiezen moeten komen opladen?. - Ja ,maar ik heb maar dertien valiezen hoor. - Awel, ge moogt ze al op onze porte bagage leggen, dan vliegen we weer weg naar de plaats waar ge moet zijn. - Ja maar, ge weet nog niet waar ik naartoe fiets, en waar ik ga overnachten. - Maakt u maar geen zorgen, we hebben onze ruimtekaart bij en we weten ook waar we precies moeten zijn.
Awel merci, die ooievaars zijn nog slimmer dan ik dacht, en hadden ze nu nog een spraakvermogen ook, dan zou de dierenwereld er beslist heel anders uit zien.
Ik heb die valiezen op hun platte rug geladen en weg waren ze.
En ik kon aan mijne ongewone fietstocht beginnen.
Potverdikke zeg, ik was nog maar juist vertrokken, en er was al een hele lange file achter mij.
Ik keek even om, om te zien wat er precies gebeurd was. Want ik moet eerst ne aanloop hebben, voor ik het luchtruim kon binnendringen.
Amai zeg, zo'n een rook dat ik zag en de oorzaak was, dat mijne achterband aan het slepen was en de macadam aan het verbranden was, door de wrijving zeker.
Op één, twee, drie waren de pompiers daar, en begonnen die te blussen met schuimwater, terwijl de gemeentemetselaar van de gemeente flink bezig was met die puttekes op te vullen met kauwgomcement.
Na een klein uurke fietsen begon het ferm bergop te lopen, zodat ik in de wolken terecht kwam. De plastieken glazen van mijne zonnebril werden aangetast door de naamloze waterdamp van dat laaghangend wolkendek.
Ik moet u wel zeggen, als ge met uwe fiets in een laaghangende wolkendek terechtkomt, dat ge plots voor een mistig wolkenmuur staat.
Plots kwam er ne vliegende auto voorbijgevlogen en ineens was dat mistig wolkendek opgeklaard, zodat ik weer verder kon rijden. Hoe hoger ik het luchtruim binnenreed, hoe mooier en plezanter het werd.
Ik was daar wreed aan het afzien en zweten dat ik deed.
Het was precies een beek die aan het overlopen was, terwijl er juist boven mijne kop een vliegtuig vloog.
Waarschijnlijk had dienen piloot hem vergist van vliegroute, want volgens het schijnt was de luchtpolitie aan het staken gegaan.
Op een gegeven ogenblik kom ik daar toch wel aan een luchtspoorweg zeker, die in de lucht aan onzichtbare luchtkabels waren vastgemaakt.
Potverdikke zeg, daar kwam toch wel ne luchttrein in volle vaart aangevlogen zeker, en dan nog in zijnen achteruit.
Ondertussen had ik op mijne gsm een berichtje gekregen van één van die ooievaars, om mij te zeggen dat mijn valiezen in mijn hotel waren aangekomen.
Opeens zie ik daar een verkeersbord aan een wolk hangen, met daarop:
Hotel: De luchtkoker, hoog en droog.
Potverdikke zeg, ik kom daar toch wel in twee luchtwolken terecht zeker, die aan mekaar waren vastgeplakt.
Waarschijnlijk waren die tijdens hun vlucht in de dikke mist op mekaar gebotst en zijn ze blijven plakken.
Toen ik daar in dat hotel aankwam, dat juist boven de laaghangende wolken hing, lagen die ooievaars daar al goed te snurken op zo'n een luchtwolk.
Die ooievaars waren dat niet gewoon, om met zo’n gewicht op hun rug door het luchtruim te vliegen.
Eén van die ooievaar had zijne dunne steltpoot verstuikt, want hij was toch wel over één van die valiezen gestruikeld zeker.
Hij is dan met een vliegend tapijt naar de luchtkliniek gevlogen, waar hij een speciale behandeling kreeg.
Maar het merkwaartigste was toch wel in de luchtkeuken, want die luchtkoks hadden daar ne hele hoop van die luchtwolken liggen, om er het luchteten van te maken.
En hoe meer ik van die luchtwolken at, hoe mager ik werd.
De dag nadien wou ik nog ik nog wat verder omhoog rijden, naar mijn volgende bestemming.
Ik was noodgedwongen om terug te keren, want mijn zadel was eraf gevlogen, van in een wolkputteke te rijden. Ik had ondertussen al naar ne fietswinkel gezocht, maar nergens één gevonden.
Midden in de nacht waren daar tocht wel een paar luchtwolken tegen mekaar gebotst zeker, en kort daarop was er al een luchtaardbeving geweest in de lucht. Alles was daar al afgezet door de luchtpolitie, en die luchtwolken waren daar ferm aan het branden.
't Was precies het vagevuur die in brand stond, en de luchttreinen die waren tegen de luchtvliegtuigen gereden.
Ondertussen waren die ooievaars van ‘t verschieten ook wakker geschoten, en kwamen kijken naar het luchtspektakel die in de lucht bezig was.
Ja mannekes, zo een luchtspektakel in de lucht is niet elke dag te zien hoor, en trekt dan ook heel wat nieuwsgierigen aan, zelfs de openbare luchttelevisie was daar.
Met tegenzin was ik verplicht om rechtsom te keren en huiswaarts te rijden, en in volle vaart daalde ik af.
Tijdens het dalen kon ik af en toe mijn korte beetjes wat laten uitrusten, want die begonnen ook al moe te worden.
Ik moet u wel zeggen dat ik rapper daalde, dan dat ik naar boven reed, want ik had meewind. Ik had nog het geluk dat de luchtpolitie in de lucht het verkeer aan 't regelen was, zodat ik minder file had onderweg.
Potverdikke zeg, ik was nog geen vijfhonderd meter aan het dalen, als daar plots ne blinde luchtmol uit één van die luchtkokers kwam gekropen en mij een aalmoeske vroeg.
Achteraf ben ik dat te weten gekomen, dat diene blinde luchtmol, ne bedelaar was.
Ne euro wordt daar in de lucht niet aanvaard hé, nee nee, daar wordt nog altijd betaald met luchtroepies of met luchtbellen. Tijdens het dalen, heb ik nog ne omweg moeten maken.
Twee wolken waren tegen mekaar gebotst, en waren in brand gevlogen.
En tijdens het blussen ben ik van ’t verschieten uit mijne diepe slaap gewekt, door mijn wekker die zei dat het tijd was om op te staan.
't Is toch raar dat ne mens tijdens zijne diepe rustige slaap zo kan wegzakken, om in ne mooie droom te belanden hé. Al was het maar ne droom, toch ben ik blij dat ik nog altijd met mijn beide voeten op de grond sta, en hier rustig kan en mag rondlopen.
Met dit verhaaltje wil ik u allen de goeie raad meegeven, blijf met beide voeten op de grond en begint vooral niet te zweven. Want eens men begint te zweven, dan blijft ge maar zweven hé. En wat gebeurt er dan?.
Boer Charel zat in zijn stamcafé en ze hadden hem vertelt dat het in de hemel veel beter is dan hier op aarde. Als boer Charel thuis kwam maakte hij direct een afspraak met Sinte Pieter, om voor een paar dagen op bezoek te mogen komen.
Ze hadden boer Charel ook vertelt dat in de hemel veel volk aanwezig is, en dat de engelen ginder rond vliegen.
Na een paar dagen krijgt boer Charel bericht van de Sinte Pieter, dat hij voor een paar dagen op bezoek mag gaan.
Boer Charel had er allang naar uitgekeken en eindelijk was het zover. Sinte Pieter stond aan de hemelpoort hem op te wachten, en in de verte zag hij Boer Charel komen.
- Dag Boer Charel.
- Dag Sinte Pieter.
- Kan ik de grote baas eens spreken?.
- Ja hoor, de diene is in den hof bezig (hof van Eden).
Amai, is dat ne lange hof zeg, want na tien minuten stappen komt boer Charel eindelijk bij de grote baas (Jezus), en Hij zegt:
- Bent u boer Charel, die voor een paar dagen op bezoek komt?.
- Awel, komt dan maar mee, ik zal u een rondleiding geven.
De eerste dag kreeg boer Charel een rondleiding in de hemel, maar hij was helemaal alleen.
Boer Charel is verbaasd, maar hij ging toch verder. Boer Charel is daar al een paar uur aan het rond wandelen, maar hij had nog niemand gezien of gehoord en hij vraagt aan Jezus, hoe het komt dat hij maar alleen is en niemand ziet?.
- Ik heb mijn personeel naar huis gestuurd, ze hebben allemaal verlof gekregen.
Ondertussen was het al avond geworden, en boer Charel begon al ne grote honger te krijgen.
- Ga meer aan tafel, ik zal u brengen, zegt Jezus.
Boer Charel ga aan tafel zitten, en twee minuten later komt Jezus af met twee boterhammen met choco. 's Morgens boterhammen met choco, 's middags boterhammen met choco en 's avonds boterhammen met choco.
De twee dag kreeg hij een rondleiding in d' helle (de hel), warm dat het daar was en zoveel volk dat daar rond liep. Alé, ' was daar alle dagen feest:
Kalkoen, kroketten en champagne en 's avonds: Kreeft of oesters, kroketten en champange.
Als het tijd was om terug te keren, naar de aarde vroeg boer Charel hoe het komt dat in de hemel alle dagen maar twee boterhammen kreeg met choco?, en in de hel zo warm was en elke dag feest was met: Kalkoen, kroketten, kaviaar, champagne enz....
- Wij kunnen maar moeilijk voor éne mens koken hé, zei Jezus en in de hel hebben ze toch personeel genoeg, om te koken.
Jan en zijn vrouw verlangen al een paar jaar naar een baby. Op eer zekere dag de pastoor langs om afscheid te nemen, want hij gaat in Lourdes gaan wonen.
Hij hoorde hier en daar al iets zeggen over hun kinderwens, en hij belooft om een kaars voor hun aan te steken.
Na enkele jaren keert de pastoor terug, en hij ziet vijf kinderschoentjes voor de deur staan.
Hij gaat naar binnen en feliciteert de vrouw, en hij vroeg meteen naar haar man om hem ook te kunnen feliciteren, waarop de vrouw zegt:
Meneer pastoor, Jan is nog maar net vertrokken naar Lourdes, om de kaars uit te blazen.
Een goedgelovige man telefonert naar God en zegt:
God, luister eens naar wat ik u vertel, want het is hier nogal een spel. We werken hier in ploegen: De laten en de vroegen. We krijgen maar een hele kleine pree, en krijgen maar tien minuten om naar de WC te gaan. Twintig minuten schof, en maar één maand verlof.
Het uur moet ge hier ook al niet vragen, omdat ge hier geen horloge moogt dragen.
Wel een vals gebit, omdat het aan de binnenkant vastzit. We moeten hier werken gelijk ne zot, en worden door de direktie bedot.
We hebben hier wel een paar vakbonden, maar hun handen zijn ook toe gebonden.
Onze premie die maar steeds verminderd, en er is niemand die dat verhinderd. God, kunt U er niets aan doen, maar wacht niet te lang, want we gaan met zijn allen op pensioen.
Twee Waalse staalarbeiders komen bij de Sinte Pieter terecht en doch worden ze in de hemel niet toegelaten, omdat ze veel te vuil zijn en worden naar de hel gestuurd.
Na drie dagen krijgt de Sinte Pieter een telefoon van Satan, die zegt:
Kom zo vlug mogelijk die twee staalarbeiders terughalen, want op drie dagen tijd hebben reeds twee ovens moeten stil leggen.
Een man was beland in de binnenlanden van Amerika bij de Indianen. Hij had een hutje gebouwd en was bezig hout te hakken voor de winter. Er komt een Indiaan voorbij en de man vraagt: Krijgen we een strenge winter?, en de indiaan zegt: Het wordt een koude winter, zegt de Indiaan. Zo, zegt de man, ik hak nog wat hout meer. En zo heeft hij een stapel van twee meter hout liggen, en hij heeft het er warm van gekregen. Weer komt er een Indiaan voorbij en hij vraagt weer of we een strenge winter krijgen. De Indiaan zegt: Het wordt een strenge winter. Dan hakken we nog maar wat meer hout, zegt de man. Nu heeft hij een stapel van drie meter hout liggen. Alweer komt er een Indiaan voor bij en hij vraagt wat voor winter we krijgen. De Indiaan zegt: We krijgen een zeer strenge winter. En hoe weet u dat?, vraagt de man. Nou, dat zie ik aan de stapel brandhout, zegt de Indiaan.
Twee gekken gaan samen een heerlijk fietstochtje maken. Het fietstochtje loopt echter een beetje uit de hand, en het is al donker voordat ze het echt door hebben. Laten we maar hier langs de weg overnachten, zegt de éne gek tegen de andere gek. Want terug fietsen in het donker zie ik echt niet zitten, en ik ben al zo moe. De andere gek gaat akkoord met het voorstel, en ze proberen wat te slapen in de berm. Hé gek, wat is het koud, zegt de éne gek tegen de andere gek. Zullen we de fiets over ons heen leggen als deken, dat scheelt vast een hoop, zegt de andere gek. Dus, gaan ze samen onder de fiets liggen. Na een half uurtje zegt de éne gek tegen de andere gek: Joh, ik kan maar niet slapen, want ik vind het nog steeds koud hoor. Oh, zegt de andere gek, ik zie het al: Er is een spaak uit je wiel.
Op een avond keek een oud vrouwtje naar een griezelfilm op tv, en plots ging de telefoon. Ze nam op en een man zei: Ik ben de man met de bloedende vinger, en ik zit nog vijf straten van u. De vrouw was niet echt bang, maar toch sloot ze alle deuren en ramen. Plots ging de telefoon weer, ze pakte hem op en weer zei de man: Ik ben de man met de bloedende vinger, en ik zit nu nog twee straten van u. Ze was nu wel wat ongerust en stak alle lichten aan. Een ogenblik later ging de telefoon weer, ze nam op en weer dezelfde man die zei: Ik ben de man met de bloedende vinger, en ik zit nu één straat van u. Ze was nu wel erg bang geworden, en keek nog eens of alles wel op slot was en ging in een hoekje zitten. Plots ging de deurbel, en met bevende handen deed ze de deur open. Een klein jongetje stond voor haar deur en zei: Ik ben de man met de bloedende vinger, heeft u soms een pleister voor me?.
De CIA organiseert een vergelijkend examen voor moordenaars. Een paar honderd kandidaten leggen een aantal proeven af, waarna er maar drie finalisten overbleven: twee mannen en een vrouw. De eerste man wordt bij de jury geroepen die zegt: Meneer, u moet nu een allerlaatste proef afleggen, om aan te tonen dat u in alle omstandigheden welke dan ook zult uitvoeren. Ok, zegt de man. Hier is een geladen pistool, uw vrouw zit in het lokaal hiernaast op een stoel. Ga naar binnen en schiet haar dood. De man zegt verontwaardigd: Mijn vrouw?. Nooit van mijn leven, en hij is gebuisd. Hetzelfde senario bij de tweede kandidaat, en de man zegt: Ik zal het proberen, gaat het lokaal ernaast binnen, en na een paar minuten komt hij terug met de tranen in de ogen en zegt: Ik hou echt teveel van haar. Ik kan het niet, en hij is ook gezakt. Nu is het de beurt aan de vrouw en haar wordt verteld dat in het lokaal hiernaast haar man zit. De vrouw neemt het pistool aan, en gaat het lokaal binnen. De jury hoort zes schoten, vervolgens een geschreeuw en een hoop hels kabaal, gevolgd door een veelzeggende stilte. De vrouw komt binnen bij de jury en wrijft het zweet van haar voorhoofd, en zegt: Jullie hebben me daar wat gegeven, dat pistool was geladen met losse flodders. Ik heb hem met zijn stoel moeten doodslaan.
Een man loopt dorstig door de woestijn en opeens ziet hij een kraampje staan. Hij loopt er naar toe en vraagt of hij iets te drinken kan krijgen. Nee, zegt de verkoper, want ik verkoop alleen stropdassen. Teleurgesteld loopt de man verder op zoek naar iets te drinken en na een tijdje komt hij weer een kraampje tegen. Heeft u ook iets te drinken?, vraagt hij aan de verkoper. Nee, ik heb alleen maar stropdassen, zegt de verkoper. Weer loopt de man verder en na enkele kilometers staat hij plotseling voor een café. Hij juicht en wil meteen naar binnen gaan, totdat de portier hem tegenhoudt en zegt: Sorry makker, maar hier mag je alleen naar binnen met een stropdas.
Een man heeft in de kroeg een stevig stuk in zijn kraag zitten drinken. Als hij naar buiten stapt, heeft het flink geregend en het asfalt glimt van de regen. Verdomme, zegt de man, nu moet ik nog een rivier overzwemmen ook. De man neemt een aanloop en maakt een duik. Hij komt hard op het asfalt en is meteen een paar tanden lichter. Verdomme, zegt hij, het heeft nog gevroren ook.
Een man en een vrouw waren aan het scheiden, maar wilden elk het hoedenrecht over de kinderen krijgen. Ze kregen beiden de gelegenheid van de rechter, om uit te leggen waarom zij het hoedenrecht moesten krijgen. De moeder was vastberaden dat zij het hoedenrecht zou moeten krijgen, want zij had de kinderen tenslotte op de wereld gebracht. De man wilde echter ook graag het hoedenrecht over de kinderen hebben, en vroeg aan de rechter naar zijn motivatie. Na een lange stilte, stond de man voorzichtig recht en zei: Edelachtbare, als ik één euro in een automaat steek en er komt een frisdrank uit, is de frisdrank van mij of van de automaat?.
Jezus loopt op de dijk in Blankenberge, en Hij ziet een man in een karretje. Hij gaat er naartoe, en zegt: Sta op, mijn leerling, en gij zult opnieuw wandelen. De man in het karretje kijkt ne keer naar Jezus, en rijdt verder. Jezus loopt hem achterna, doet hem stoppen en terug zegt Hij: Sta op, mijn leerling, en gij zult opnieuw wandelen. De man in het karretje werd kwaad, maar rijdt toch verder. Jezus loopt hem weer achterna, doet hem terug stoppen en sprak dezelfde woorden: Sta op, mijn leerling, en gij zult opnieuw wandelen. De man begon nu serieus kwaad te worden, en zegt tegen Jezus: Gade gij nu eindelijk ne keer stoppen, ik heb godverdomme betaald voor een uur mee die go-cart te mogen rijden en gij houdt mij iedere keer tegen.
Drie kabouters zijn aan het opscheppen wie van hun de kleinste vader heeft, en de eerste kabouter staat recht en zegt: Mijn vader is zo klein, die kan rechtop onder tafel doorlopen. Dat is nog niks, en de tweede kabouter zegt: Mijn vader is zo klein, die kan rechtop onder een stoel doorlopen. En de derde kabouter begint keihard te huilen en zegt: Mijn vader heeft gisteren zijn been gebroken, toen hij van de ladder af is gevallen bij het aardbeien plukken.
Een man leest een advertentie in de krant over: Koken zonder pannen. Het lijkt hem wel wat en gaat naar het adres toe, dat in de advertentie staat vermeld. De man belt aan en er doet een naakte vrouw open. De man is verrast en vraagt aan de vrouw: Is het hier dat ik moet zijn de cursus: Koken zonder pannen? en de vrouw zegt: Nee meneer, die is volgende week, deze week is er de cursus: Naaien zonder garen.
Een dom blondje wil een nieuwe tv kopen en gaat naar de elektrozaak. Daar ziet ze een tv staan die haar bevalt en zegt tegen de verkoper dat ze deze wilt kopen. Sorry mevrouw, maar wij verkopen niets meer aan domme blondjes. Het domme blondje gaat teleurgesteld naar huis en besloot haar haren bruin te verven. De volgende dag staat ze weer bij de verkoper voor dezelfde tv. Sorry mevrouw, maar wij verkopen niets meer aan domme blondjes. Verbaasd gaat ze weer naar huis, daar scheert ze haar hoofd kaal en zet een zwarte pruik op. De volgende dag gaat ze weer naar de verkoper, weer voor dezelfde tv. Sorry mevrouw, maar wij verkopen niets meer aan domme blondjes. Waarop ze zegt: Maar hoe weet je nu verdomme dat ik een dom blondje ben?. Nou, zegt de verkoper, dat is helemaal geen tv, maar een magnetron.
Er zijn drie eilanden, en je staat op het eerste eiland. Op het tweede eiland staat een ezel, en op het derde eiland een kokosnotenboom. Je wilt een kokosnoot pakken, en alles wat je bij je hebt is een zaklamp. In het water zitten krokodillen, en je wil dolgraag een kokosnoot. Wat moet je doen?. Je gooit de zaklamp in het water. Die zinkt, dat staat als een paal boven water. Op die paal ga je zitten, en je wacht tot je een ons weegt. Als je een ons weegt laat je je meedrijven door de wind naar het tweede eiland. Dan trekt je aan de ezel zijn staart, en die gaat balken. Van die balken maakt je een vlot, en met dat vlot ga je naar het derde eiland. Je probeert de kokosnoot te pakken, maar je kan er niet bij. Dus je gaat bij de pakken zitten, en je gaat op die pakken staan. Je kan er nog niet bij, en je leg het bijltje erbij neer. Je raapt het bijltje weer op, en slaat de kokosnoot uit de boom.
Een man zit op zaterdagavond op zijn dooie gemak op de bank de krant te lezen. Zijn vrouw staat achter hem met een koekenpan, en slaat deze op zijn hoofd. Waarop hij zegt: Schat, waarom doe je dat?. Waarop de vrouw zegt: Ik vond dit briefje in je broekzak, en ik denk dat jij mij bedriegt. Ze laat het briefje zien met de naam Maria op. Waarop de man zegt: Maar schat, dat is het paard waarop ik heb gewed. Zijn vrouw verontschuldigt zich, en maakt het die avond nog goed. Een week later slaat ze hem weer met de koekenpan op zijn hoofd. Waarop hij zegt: Maar schat, wat heb ik nu weer gedaan?. Waarop ze zegt: Jouw paard heeft net gebeld.
Een man komt schreeuwend van de pijn bij de dokter en zegt: Alstublieft dokter, u moet me helpen, want ik ben gestoken door een west. Rustig maar, ik doe er wel wat zalf op. Waarop de man zegt: Ja, maar die wesp vindt u nooit meer terug, want die is al kilometers ver weg. U begrijpt me niet, zegt de dokter. Ik doe wat zalf op de plaats waar u bent gestoken en de man zegt: Ik was in de tuin en zat onder de appelboom, waarop de dokter woedend zegt: Ik bedoel: Op welke gedeelte van je lichaam heeft die wesp je gestoken? en de man zei: Die wesp heeft in mijn vinger gestoken en het doet echt pijn hoor. De dokter slaat met zijn vuist op tafel en vraagt welke wesp het was. Waarop de man zegt: Hoe weet ik dat, alle wespen zien er voor mij hetzelfde uit hoor.
Een man ligt helemaal van kop tot teen in het gips in het ziekenhuis. Hij kan niks eten of drinken, zes weken lang. Op een dag kan hij het niet meer uithouden en drukt op de alarm. Vijf minuten later komt er een zuster naar hem toe en vraagt wat er is?. Oh, ik kan het niet meer uithouden zonder drinken, zei de man. De zuster gaat naast hem zitten en begint hem een beetje te troosten. Plotseling schiet de zuster van haar stoel en zegt: Ik heb een idee. We boren bij je achterste een gat in het gips, duwen een slang naar binnen en giet dat wat thee naar binnen. Oh, dat is een goed idee, zegt de man. Vijf minuten later komt de zuster met de nodige spullen terug. De zuster boort een gat in de gips, duwt de slang erin en giet uiteindelijk de thee naar binnen. Opeen laat de man een scheet en vliegt alle thee door de slang naar buiten, over de zuster heen. Wat doet u nu?, vraagt de zuster. En de man zegt: Ik mag toch wel blazen, als het heet is.
Een man komt diep in de nacht dronken thuis en staart met een dwaze blik naar de koekoeksklok. Juist op dat moment klapt het luikje open en roept het vogeltje vier keer koekoek. Houd je snavel, klerebeest. Zegt de man. Ik weet heus wel dat het één uur is, en dat hoef je me niet vier keer te vertellen.
Jan kom Karel tegen op straat en Jan zegt tegen Karel: Maar man, wat zie jij er slecht uit. Waarop Karel zegt: Ja, ik weet het. Ik werk in de haven van Gent, schepen lossen en laden. Een echte slavenarbeid. 's Morgens om vijf uur beginnen en om drie uur thuis, zo kapot als 'k weet niet wat. En hoelang doe je dat al?, vraagt Jan. Ik moet maandag beginnen, zegt Karel.
Jan en Karel wandelen door een weiland en plots valt Jan in de gracht. Help, roept Jan en Karel zegt: We hadden afgesproken van geen oude koeien uit de gracht te halen.
De meester vraagt aan Jan of zijn moeder kan koken?. Ja, van woede.
Ja mannekes, ik heb vandaag voor de zoveelste keer door de Vlaamse Ardennen gefietst, om te zien of alles nog op dezelfde plaats ligt. Want met al die hitte dagen en die hoge tempraturen kan er gemakkelijk ne berg smelten en ook kasseistenen.
Awel, ik heb vandaag veel harder moet trappen dan anders, omdat sommige wegen wreed aan het smelten waren en andere waren zodanig aan het krimpen, dat ik er veel rapper voorbij was dan anders.
Van Gent naar Oudenaarde is alles plat, uitgenomen een brug die wat naar omhoog loopt.
Als ge een brug moet overrijden die een beetje naar omhoog loopt, dan zijt ge beter van wat kleiner te trappen dan anders. Als ge in Oudenaarde zijt en ge rijd met uwe vélo de hellingen op en af, die op het parcours ligt van de Ronde van Vlaanderen, dan ziet ge wreed veel af, zeker als ge dat niet gewoon zijt.
Voor ik aan een lange fietstocht begin, dan eet ik de avond ervoor een bord volkoren spaghetti op, want in volkoren spaghetti zitten er veel vitaminnen en koolhydraten in.
Tijdens mijn fietstocht door de Vlaamse Ardennen, heb ik toch 't één en 't ander gezien hoor, die ik niet elke dag zie.
Zo ben ik ne keer voorbij een weide gereden, waar de koeien wreed aan het zweten waren, precies of ze hadden een lange marathon gelopen. Op de kanarieberg waren de brandweer bezig met de kasseien nat aan het spuiten, want die waren al meer dan de helft gesmolten.
In Ronse heb ik dan weer een half uur in de file moeten staan, omdat er een trage slak de weg aan het oversteken was. Amai zeg, azo een trage slag die daar op haar duizend gemakske naar boven kroop. Maar ik peis dat die trage slak al van deze morgen aan het klimmen was, ofwel was ze niet gewoon van te klimmen. En op de oude kwaremont waren ze bezig met te staken, want er waren daar een paar kasseistenen verdwenen.
Tijdens de beklimming van de Muur van Geraardsbergen heb ik halverwege de beklimming een kwartier moeten wachten om boven te komen, want tijdens de beklimming had toch wel ene zijn mattentaart verloren zeker. Toen ik boven kwam waren de mensen al naar beneden aan het gaan, want van dat lange wachten hadden ze honger gekregen. Ik ben dan maar in het café hemelrijk binnengestapt, om van een frisse cola te genieten.
Er zaten daar een paar wielertoeristen bij die mij kenden van vroeger, maar er waren er ook bij die zaten te wachten om volgend jaar te mogen starten.
Amai zeg, die mannekes waren er vroeg bij, terwijl ik juist op tijd was, om zeker te zijn dat ik nog dezelfde dag mocht vertrekken. Tijdens de beklimming van de Bosberg ben ik toch wel mijn stuur verloren zeker. Ik was daar per ongeluk in een putteke gereden, omdat er juist voor mijne zonnebril ne vogel voorbij vloog.
Achteraf heeft dienen vogel hem komen excuseren en is hij weer weggevlogen, want hij had een klein papierke in zijne bek zitten, waar dan al zijn boodschappen opstonden.
Wat ik echt wel raar vind, zijn de namen die ze aan een beklimming geven.
- De Molenberg: Maar boven staat er toch helemaal geen molen. - De Wolvenberg: Maar ik ben daar nog geen wolven tegengekomen hoor. - De Oude Kwaremont: Ik peis niet dat dienen berg al zo oud is hoor. - De Patersberg: Maar daar wonen toch helemaal geen paters?. - De Koppenberg: Ik heb daar boven toch een paar kale koppen gezien hoor. - De Steenbeekdries: Ik vraag me toch wel af, waar die beek ligt?. - De Taaienberg: Dat hij taai is, is wel waar, want ik heb daar al mijn valse tanden op stuk gebeten, om naar boven te fietsen. - De Eikenberg: Ik heb daar maar éne eik zien staan hoor. - De Steenberg: Dienen oplopende berg is wel echt van steen hoor. - De Leberg: Waarschijnlijk wonen er daar boven een paar lepe mensen. - De Berendries: Ik denk niet dat er daar beren zitten, maar wat ik wel weet is dat er triestige wonen. - De Valkenberg: Waarschijnlijk wordt dienen berg dikwijls beklommen door valkeniers hé. - De Muur van Geraardsbergen: Waarschijnlijk omdat dienen Muur in Geraardsbergen ligt, denk ik toch. - De Kapelmuur: Daar staat inderdaad een kapel op en 't is misschien den enige berg die zijne naam waardig is. - De Bosberg: Nu vraag ik mij toch wel eens af waar dienen grote bos ligt.
- De Kanarieberg: Ik heb daar nog gene éne kanarie zien vliegen hoor.
Zo heeft elke beklimming zijne naam, maar waar komen die vreemde namen allemaal vandaan?. Maar één ding is zeker, naam of gene naam, erover moet ge toch.
Awel, ik heb nog ne goeie raad voor degene die er wel over moeten, en dat is:
- Pomp uw achterste band ietske harder op dan uwe voorste band, en neem zeker niet teveel gewicht mee. - Wat ge zeker niet moogt doen, is te groot rijden, anders staat ge stil en moeten ze u naar boven trekken met een takelwagen. - Maar het allerbeste is om op eigen tempo naar boven te fietsen en zo klein mogelijk.
PS: Het beste seizoen om te fietsen is in de winter, omdat die hellingen dan beginnen te krimpen van de kou en minder lang zijn.
Marcel is 80 jaar geworden en speelt dagelijks een partijtje golf. Op een dag komt terneergeslagen thuis en zegt tegen zijn vrouw: Dat was het, zucht hij, het is afgelopen. Ik stop ermee, mijn ogen zijn te slecht geworden. Ik raak dat balleke wel, maar ik kan niet zien waar hij naartoe vliegt. Waarom neemt je mijn broer niet eens mee?, vraagt zijn vrouw. Maar die is 85 jaar. Hij kan me niet helpen. Toch wel, hij mag dan wel 85 jaar zijn, zijn ogen zijn nog perfect, zegt zijn vrouw. Dus, gaat Marcel de volgende dag golven met zijn schoonbroer. Hij legt dat balleke neer, slaat hem weg en probeert te zien waar hij neerkomt. Heb je dat balleke gezien?, vraagt hij aan zijn schoonbroer. Ja roept hij, want ik heb perfecte ogen, zegt zijn schoonbroer. Wel, waar ishij dan naartoe?, vraagt Marcel. Euh, dat kan ik me niet meer herinneren, zegt zijn schoonbroer.
Papa, waarom kraait de haan zo dikwijls?, vraagt Jantje. Een haan kraait telkens als er gelogen wordt, is de wijze uitleg van de vader. Maar de haan kraait toch het meest 's morgens vroeg, als alle mensen nog slapen?, zegt Jantje tegen zijn vader. Natuurlijk Jantje, opdat ogenblik worden de kranten gedrukt.
Een Ierse toerist gaat in Brussel op restaurant en de ober zegt: Ik heb gestoofde niertjes, gestoomde tong, gebakken lever en varkenswangen, waarop de hij zegt: Hou op, alstublief, u hoeft me uw problemen niet te vertellen. Breng me gewoon iets om te eten.
Mama, heb je het nieuws al gehoord?. Onze slager heeft een meisje gekregen. Is dat echt zo?. Ja, maar, ik denk dat hij er niet zo blij mee is. Waarom?. Omdat hij in zijn winkel een bord heeft gehangen, met daarop in grote letters de tekst: Jongen gevraagd.
Klopt het dat jij niet meer in de kruimelfabtiek werkt?, vraagt zijn oom. Ja, ze waren daar zo kleingeestig, zei Jan. Een paar maanden geleden ging er iets mis. Er was een explosie, waarbij ik in de lucht werd geslingerd. Wel, voor de tijd dat ik boven was, hebben ze tien euro van mijn loon afgetrokken.
Mama, de juffrouw heeft vandaag aan mij gevraagd, of ik nog zusjes of broertjes heb die binnenkort naar school zullen komen. O, dat is lief van haar, zegt moeder. En wat heet ze gezegd, toen je haar vertelde dat je enig kind bent?. Niets, gewoon: Goddank.
De meester vraagt aan de leerlingen, hoeveel autwegen er in ons klein landje zijn?. Jan steekt zijn vinger op en zegt: Er zijn twee soorten autuwegen in ons klein landje: Wegen die aangelegd worden en wegen die moeten hesteld worden.
Jan zegt tegen zijn vrouw: Hoe kun je zo rustig blijven, als ik kwaad op je ben?. Ik heb daar een ideaal middel voor. Ik ga dan altijd rustig het toilet schoonmaken. En helpt dat?, vraagt hij. Ja, ik gebruik daar dan altijd jouw tandenborstel voor.
Karel brengt zijn vakantie op een varkensboerderij door, waar hij nu en dan een handje toesteekt. Hij laat zich ook fotograferen, tussen de varkens. Als hij terug thuis is, gaat hij naar zijn stamcafé, waar hij fier de foto neemt en zegt: Die in het midden, dat ben ik.
Jantje, ben je niet benieuwd om je kleine zusje te zien, dat de ooievaar vandaag gebracht heeft?, vroeg papa. Wel, ik had eigenlijk liever de ooievaar gezien.
Meneer pastoor stond in de tuin een rek in mekaar te timmeren, voor zijn klimrozen. Een beetje onhandig sloeg hij met een hamer de nagels in het hout. Opeens merkte hij dat de buurjongen door de haag stond te gluren. Dag jongen, riep meneer pastoor woedend: Verwondert het je misschien dat een pastoor zo een werk uitvoerd?. Nee, ik wacht alleen om te horen wat een pastoor zegt, als hij op zijn duim slaat.
Twee vrienden ontmoeten elkaar op de trein. Wat doe jij voor de kost?, vraagt Paul aan Mark. Ik ben een kamelendrijver in Brussel. Maar in Brussl zijn toch geen kamelen?, zegt Paul. Waarom denk je dat ik ga stempelen?, zegt Mark.
Een oude visser vertelde hoe hij ooit eens een enorme vis had gevangen. Zoiets als een walvis, zeker?, vroeg een jonge toeschouwer. Een walvis?. Nee, mijn jongen, die gebruikten wij in mijne tijd als aas.
De eigenaar van een renpaard is woedend op zijn jockey, omdat zijn paard als laatste geëindigd is. Had je niet wat beter kunnen springen?, vraagt hij. Ik wel, maar ik moest toch op het paard blijven zitten?, was het antwoord van de jockey.
De Kerstman en Sintterklaas zitten samen in een klein cafeetje. Opeens zeg Sinterklaas tegen de Kerstman: Geef mij eens een pintje?. Waarop de Kerstman zegt: Zeg, ik ben Sinterklaas niet hoor.
Hoe krijg jij je man op zondagmorgen uit zijn bed?, vraagt de buurvrouw aan Annie. Ik leg een kippenboutje onder zijn hoofdkussen?. En daar wordt hij wakker van?, vroeg de buurvrouw. Nee, maar ik laat dan de hond binnen in zijn slaapkamer en ik roep dan: Zoek.
Na het onderzoek biedt de jonge arts de vrouw een stoel aan, en zegt: Zeg aan uw echtgenoot .... Plots onderbreekt ze hem en zegt: Ik ben niet getrouwd. Vertel het dan aan uw verloofde .... Weer onderbreekt ze hem en zegt: Ik ben niet verloofd. Euh, vertel het dan aan je vrienden ....En weer onderbreekt ze hem en zegt: Ik heb geen vrienden. De dokter loopt naar het venster, deed die open en kijkt naar buiten. Zijn patiënte wordt nerveus en vraagt: Is er wat aan de hand, dokter?, en hij zegt: Nee, eigenlijk niet. Wat u overkomen is, is al eens eerder gebeurd, zo'n 2000 jaar geleden. Alleen stond er toen aan de hemel een grote, heldere ster en die ben ik nu aan het zoeken.
Een taxi houdt halt voor een café. De kelner komt naar buiten en duwt drie klanten die zwaar boven hun theewater zijn, in de auto en zegt: Deze moet naar de Mechelsestraat, en die naar Bondgenotenlaan en de derde naar het station. Een ogenblik later stopt dezelfde taxi weer voor het café. De chauffeur stapt uit, gaat binnen en zegt aan de kelner: Ik moest daarnet even hard remmen, waardoor mijn passagiers over elkaar heen zijn getuimeld. Wil je ze misschien nogeens precies komen sorteren?.
Er is werkelijk geen ander land als Engeland. Het is gewoon subliem, zegt de Engelsman. U mag niet vergeten, dat de afstand tussen sublieme en het belachelijke heel kort is, zegt de Fransman. Inderdaad, van Dover naar Calais is nu ook weer niet zover hé, zegt de Engelsman.
De gevangenisdirecteur viert zijn jubileum. Aan alle gevangenen wordt gevraagd, om ideeën in te dienen voor de feestviering. Dit is een goed idee, zegt één van de gevangene, en ik geloof dat ik die heb: Wat zou u denken van een opendeurdag?.
Tijdens het solicitatiegesprek vraagt hij aan de jonge man het volgende: Jongeman, denk je dat je een waaier aan uiteenlopende taken aankunt?. Ik denk het wel, want ik heb de afgelopen vier maanden tien verschillende jobs gehad.
Een toerist die in de dierentuin rondloopt ziet dat er een schaap in de leeuwekooi bevindt. Wauw, dat is ongelooflijk. Hoe zijn jullie daarin geslaagd?, vraagt hij aan een oppasser. O, heel eenvoudig, zegt hij. We nemen gewoon elke dag een ander schaap.
Jan en zijn vrouw gaan lekker gaan wandelen, als plots Jan blijft stilstaan er zegt: Het schiet me juist te binnen, dat ik een briefje van 100 euro op mijn bureau heb laten liggen. O ja, ik heb nochtans niets gezien, schat, zegt zijn vrouw. Jan ademt opgelucht en zegt: Gelukkig, dan zal het er nog wel liggen.
Mijn man is al lang op zoek naar een geldkoffertje dat op slot kan, en ik heb er gisteren eentje gekocht voor hem. Een pracht van een ding. En heb je voor jezelf ook iets gekocht?. Ja, ik heb een kopie laten maken, van het sleuteltje.
Een Belgisch koppel gaat het gravensteen in Gent gaan bezoeken, en ze komen aan een waterput terecht. De reisleider vertelt een verhaal, over diene put. Kijk, zegt hij, als je hier in deze put een kwartje ingooit, dan zullen al uw wensen in vervulling gaan. Het Belgisch koppel zijn zeer nieuwsgierig en ze leunen voorover. De vrouw valt in de put en de man zegt: Lieve hemel, het werkt echt.
De notaris was het testament van de overledene aan het lezen. Als hij bij de laatste bladzijde gekomen was, las hij het volgende: Ik heb altijd beloofd dat ik mijn geliefde vrouw Jeanne in mijn testament zou vermelden. Dus: Dag Jeanne.
George en Marcel staan langs de ijspiste, waarop een schaatser prachtige figuren aan het maken is. Machtig hé, de manier waarop hij uit een drie, een acht maakt, zegt George. Tijdens een kampioenschap zou hij daar minstens vijf punten voor krijgen. Ja ja, zucht Marcel, vijf punten. En zeggen dat ik nooit een vijf jaar heb gekregen, omdat ik een drie in een acht had veranderd.
Een rijke man zei eens tegen zijn pastoor: Waarom wordt ik altijd voor gierigaard verweten?. Iedereen weet toch dat ik van plan ben om mijn vermogen na mijn dood aan liefdadigheidswerken te schenken, en de pastoor zegt: Laat mij u de geschiedenis vertellen van de koe en het varken. Op een dag beklaagde het varken zich bij de koe, over het feit dat de mensen graag over de koe spraken, over haar weldaden, haar zachtheid en haar zoete ogen. Het varken gaf toe dat de koe melk, boter en room gaf, maar wees erop dat het varken toch heel wat meer schonk: Spek, hesp, borstels en lekkere worst. Wat kon toch de reden zijn, van die gierigschatting?. De koe dacht even na en zei: Misschien komt het wel doordat ik leef, terwijl ik leef.
Hoe komt het toch, dat jij zo kaal bent?, vraag Karel aan Jan. Ik verloor de helft van mijn haar, toen mijn vriendin me de bons gaf, zegt Jan. En de andere helft dan?, vraagt Karel. Die verloor ik toen ik me met haar verzoende, en zij mij vrouw werd.
Sinterklaas komt op bezoek en vraagt aan Charlotte wat ze zou willen. De pil, zegt ze. Geschokt vraagt Sinterklaas aan Charlotte waarom ze zoiets wenst en ze zegt: Omdat ik al tien poppen heb, en dat is meer dan genoeg. Ik wil er geen meer, was het antwoord van Charlotte.
Ik weet hoe we dit werkloosheidsprobleem kunnen oplossen, zegt de eerste minister. Zet alle mannen op een eiland en alle vrouwen op een ander eiland, en iedereen zal snel werk hebben. O ja, en wat zullen ze dan wel doen?. Boten bouwen, zegt de eerste minister.
Ja mannekes, af en toe maak ik een natuurwandeling in de natuur, om mijn benen te ontspannen en wat frisse lucht op te snuiven en ik moet u zeggen dat ge er veel van opsteekt.
Na een half uurke wandelen loop ik daar voorbij een weide, en daar stond toch wel een koe te springen zeker, en ze liep dan nog heen en weer ook. Het was precies een kieken die daar een ei moest leggen, maar koeien leggen geen eieren hé.
Ik dacht eerst dat die koe de samba aan het dansen was en uit nieuwsgierigheid loop ik er daar naartoe, om te vragen waarom ze zo stond te springen?, en weet ge wat ze zei:
- Ik ben morgen jarig, en ik ben nu al bezig was met de slagroom aan het kloppen.
Bon, ik laat ze verder doen met hare slagroom te kloppen en ik wandelde verder.
Ik was nog geen tien meter ver, en wat zie ik daar?. Twee koeien die in een badkuip een bad aan het nemen waren, en dan nog volledig naakt ook. Ik dacht eerst dat die naar een koeienbal gingen, maar ik had het duidelijk mis hoor. Uit nieuwsgierigheid ga ik er naartoe en op zo'n een meter afstand hoorde ik die éne koe zeggen:
- Zeg Berta, geef mij ne keer die zeep daar, want ik krijg mijn vlekken er niet af.
Bon, ik wandelt weer verder en opeens zie ik daar twee zwaluwen naast mekaar zitten, op een telefoondraad. Opeens begint één van die zwaluwen te schudden van het lachen en die andere zwaluw vraagt: Zeg kwezel, waarom moet ge zo lachen?, en weet ge wat hij zei:
- Er passeert hier net een telegram en dat kietelt zo wreed.
Bon, ik wandelt weer verder en passeerde voorbij een weide waar paarden oplopen, maar blijkbaar waren die paarden kwaad op mekaar. Zo danig kwaad dat ik hun hoorde zeggen van:
- Ik sta morgen heel vroeg op en dan schrijf ik in grote koeien letters op de grond:
- JE BEN EEN STOMME EZEL, en van colére zegt dat ander paard:
- Awel, als da zo is, dan sta ik morgen nog wat vroeger op, om het uit te vegen.
Bon, ik ga weer verder en kom daar aan een straat die ik moest oversteken, om mijn wandeling verder te kunnen zetten. Ik moest even blijven staan, want er kropen daar twee trage slakken voor mijn voeten. Ze waren zo traag dat die éne slak zei:
- Zullen we oversteken?.
- Nee, zei de andere slak, want ik heb gehoord dat er morgen een bus langs komt.
Awel, ik moet u zeggen dat ik na een uurke wachten toch heb kunnen oversteken, maar ik heb wel tolgeld moeten betalen. Aan de overkant zette ik mij even tegen een boom, om wat uit te rusten en juist boven mijne kop hoorde ik gefluit van vogels. Ik keek even naar boven en hoorde die vogels niet alleen fluiten, maar ook nog roepen van:
- De appels zijn nog niet rijp hoor.
Ik keek even om me heen en aan die boom die er naast stond, was een trage slak bezig met in die boom te kruipen en die slak riep terug:
- Dat weet ik wel, maar als ik boven ben gaan die wel rijp zijn.
Naast mij zaten ook nog twee vogels in die boom te kijken naar dezelfde schildpad, en die sprongen telkens weer uit die boom en dan begon die schildpad met zijn poten te klapperen. Na enige tijd hoorde ik één van die vogel zeggen:
- Schat, ik denk dat we nu toch maar eens moeten vertellen, dat hij geappoteerd is.
Een eindje verder zaten twee vampier-vleermuizen in een andere boom te wachten op de avond en ik hoorde die éne vleermuis zeggen:
- Ik heb zin in bloed, waarop die andere zei:
- Awel kwiebus, ga er dan bloed gaan halen bij de mensen, en ze vloog weg.
Twee minuten later komt ze terug met hare bek vol bloed, waarop die andere vleermuis zegt:
- Awel kwiebus, ge ben zo vlug terug, waarop hij zei:
- Ja, want ik had die lantaarnpaal ni zien staan en ben er tegen aan gevlogen, die daar juist om den hoek staat.
Ja mannekes, mijn wandelling zat er bijna op, dus was het tijd om naar huis te gaan. Op mijne terugweg passeerde ik terug voorbij een weide waar er twee eenzame koeien stonden te grazen, en tussen het grazen in hoorde ik die éne koe zeggen:
- 't Is toch erg hé, Marie, met die gekke koeienziekte?.
Een voorbij lopend konijn had da waarschijnlijk gehoord, want ik hoorde da konijn zeggen:
- O, maar daar hebben we gene last van hoor.
Nog iets verder passeerde ik terug een weide en daar liepen heel wat paarden rond, maar één paard stond naar boven te kijken. Al die andere paarden vonden da vreemd en gingen vragen wat er boven te zien was, en dat éne paard wijst met haren voorpoot naar boven en zei:
- Hé, kijk daar eens, er vliegen paarden door de lucht, waarop één van die andere paarden zegt:
- Volgens mij moet er hier ergens een nest zijn, en nog een ander paard zei:
- Nee nee, ze vliegen allemaal naar het Zuiden, want het zijn trekpaarden en ik ging huiswaarts.
Thuis gekomen zat ik in mijne zetel al te peinzen (denken), wat de volgende natuurwandeling mij brengen zal, maar dat vertel ik jullie de volgende keer wel.
PS: 't is maar om u te zeggen dat de natuur toch schoon kan zijn hé.
Deze morgen ben ik druipnat van 't zweet opgestaan, maar ik peis dat ik niet de enige ben. Velen onder ons klagen van die vreselijke hitte en kunnen 's nachts niet slapen, omdat het veel te zwoel is. Maar wat doe je eraan?.
Ge kunt natuurlijk in de schaduw gaan zitten of op een teraske onder een grote parasol, om van een beetje afkoeling te genieten en van een lekker frisse cola of van een welverfrissend pintje bier. Dat ne mens geen al te grote inspanningen mag doen, om zeker niet uit te drogen en niet meer te krimpen dan normaal, heb ik vandaag besloten om een wandeling te maken in de vrije natuur.
En ik moet u zeggen dat ik mij zo vrij voelde als een vogel in de vrije natuur, die hoog in de lucht genoot van het mooie warme weer en die genoot van al het mooist wat onze natuur te bieden heeft. En ook de vogels in de lucht zien wreed veel af van die vervelende hitte.
Zo heb ik deze morgen tijdens mijn wandeling in de vrije natuur een eenzame kruisvogel zien zitten op een uitgedroogde tak van een treurwilg, die stond te treuren.
Waarschijnlijk zat hij te wachten, om aan zijn kruistocht te beginnen zeker. Zijn twee vleugels waren aan mekaar geplakt, waarschijnlijk van zijn zweet dat plakte zeker.
Allé, ik heb die eenzame kruisvogel uit medelijden toch maar uit nood geholpen, want hij moest nog ver hoor. Ik ben direct naar huis gespurt achter een emmer warm water en daar een ontbindingsproduct in gedaan, om die eenzame kruisvogel zijn vleugels in te wrijven.
Na twee uur is die eenzame kruisvogel toch aan zijn kruistocht kunnen beginnen, maar dan wel met vertraging van ne halve dag.
Ik besloot dan ook maar om verder te gaan wandelen, want door te blijven staan zouden ook mijn gespierde ledenmaten aan elkaar kunnen plakken hé. Toen ik bij de weide kwam zag ik daar plots een vermoeide koe op de grond zitten, die geen stap verder meer kon.
Nog een geluk dat ik een fles water bij had, om ze aan die vermoeide koe te geven.
Met één twee drie was gans die fles leeg, en ook haar vermoeidheid verminderde.
Ik had ook nog een tube zonnecreem bij, om die koe haar rug ermee in te wrijven.
Een paar dagen nadien kreeg ik van die boer een bericht op mijn GSM, om mij te zeggen dat ik in het vervolg zijn koeien hun rug niet meer moest inwrijven, want ze deden niet anders dan krabben van de jeukte die ze hadden.
Ik heb dan een berichtje teruggestuurd en gezegd dat hij de koeien die buiten staan, een hemd met lange mouwen moeten aandoen en een muts op hun kop moeten zetten.
Ik ben dan maar verder gewandeld en opeens zie ik daar in de verte iets bewegen die niet normaal is, en hoe dichter ik kwam hoe beter ik het zag.
't Was toch wel een blinde mol zeker, die daar uit zijne ondergrondse garage kwam gekropen en wreed naar asem snakte.
Awel mannekes, ik heb daar direct met mijnen GSM naar de hulpdiensten van wacht gebeld, en na een klein kwartiertje kwamen die mannekes daar in volle vaart aangereden, precies of er was iets gebeurd. Ze hebben hem daar ter plekke drie liter zuurstof gegeven, en na een klein half uurke was hij weer de oude en kon hij terug kruipen van waar hij gekomen was.
Maar die blinde mol was nog veel te zwak en hij vroeg aan mij, in zijn mollentaal, of ik soms geen drinken bij had, want hij had ne grote dorst ook.
Waarschijnlijk had hij dorst gekregen, bij het toedienen van die drie liter zuurstof, peis ik. Nog een geluk dat ik in mijne binnenzak twee flessen plat water zitten had, van het welbekende merk Vitel waar ge direct veel beter van wordt, als ge er van drinkt.
Ik heb via een trefter die daar lag, die twee flessen plat water via zijn twee kleine neusgaten naar binnen gegoten. Potverdikke zeg, die blinde mol moest zodanig luid niezen, dat al die andere blinde mollen er wakker van werden.
Ondertussen was het al middag geworden en zette ik mij daar met mijne rug tegen ne alleenstaande boom, die daar eenzaam en alleen stond, om mijn vier goed gevulde boterhammen op te fretten (eten).
Ene mee kaas en éne mee hesp. Ene mee geroosterd spek en éne mee choco. Toen ik van mijne goede gevulde boterham wilde bijten, komt er toch wel een klein uitgehongerd vogeltje op mijne linker schouder zitten zeker.
Ja mannekes, in feite versta ik niet al teveel van dierentalen, maar door zijne harde gekwetter maakte hij mij duidelijk dat hij ook ne ferme honger had, want hij was drie dagen in hongerstaking geweest. Het had zodanig veel honger, dat hij twee boterhammen opat.
Als hij gedaan had met eten vloog hij weg, op zoek naar verfrissing, denk ik.
Ook voor mij werd het stilaan tijd om naar huis te gaan, alhoewel ik met zekerheid wist dat de warmte zich verscholen had in mijn leegstaande huis.
Ja mannekes, in feite is mijn leegstaande huis altijd bewoond hoor, want mijn dieren houden de wacht. En als mijn dieren per ongeluk in slaap vallen, dan is het de zwarte kraai die me opbelt met haar GSM.
Op mijn dak zit er een zwarte kraai, want haar mierennest waar ze verbleef, was afgebrand. Verleden week had ik nog in mijnen glazen bokaal van die twee gespierde garnalen zitten, maar die zijn ondertussen uitgedroogd, waarschijnlijk bij gebrek aan nat water, denk ik.
Toen ik thuis kwam van mijn natuurwandeling, sloeg de warmte om mijn slanke lijf heen, 't was precies of ik had kou.
Naarmate de uren verstreken waren sloeg de warmte over naar een wreed zwoel gevoel, zeker als ge wilt gaan slapen. Maar ik heb dat direct opgelost door vier grote ronde gaten in mijne muur te boren, en in elk groot gat ne super de luxe windmolen te plaatsen.
Awel, ik moet u zeggen, dat da wreed deugd doet. Mijn glazen dak van mijn slaapkamer staat nu ook een ganse dag open, zodat ik nu niet meer aan mijn beddeke blijft vastplakken.
Mijn twee geelrode gebloemde slaaplakens zijn ondertussen al wreed beginnen krimpen van die warm hitte, en mijn behangpapier is ook al aan het smelten.
Jan heeft een papegaai gekocht, maar hij schrikt zich een bult, wanneer hij hoort dat dir papegaai begint te vloeken. Hij neemt de papegaai en stopt hem in de koelkast. Een kwartier later haalt hij de papegaai er weer uit, en zegt hem: Als je nog éne keer vloekt, dan steek ik je terug in de koelkast. De papegaai had het goed begrepen en zwijgt als een graf. Een paar dagen later probeerde Jan zijn hond het deurtje van de papegaaikooi te forceren, waarop de papegaai opnieuw begint te vloeken. Jan pakt de papegaai en stopt hem in de vriesbak. De papegaai kijkt om zich heen en merkt dat hij naast een geplukte kip ligt. Fel geschrokken roept Jan uit: Amai, jij moet nog veel meergevloekt hebben dan ik.
Stel je eens voor: Je zit in een diepe put op een klein eiland en in de put heb je enkel een bak bier. Op dat eiland is er enkel een ezel en verder niets. Iets verder in de zee is er een ander eiland en daar staat een cola-automaat. Nu komt het probleem: Je hebt ontzettend veel zin in een lekker cola, maar hoe geraak je erbij?. De oplossing is heel simpel: Je drinkt pinten tot je ladderzat bent, dan neem je die ladder en klim je uit de put. Vervolgens geef je die ezel een schop in zijn gat tot hij begint te balken, dan neem je die balken en geraak je tot het ander eiland. Nu ontdekt je dat je geen geld op zak hebt, dus begin je te denken hoe je het probleem kunt oplossen en dan valt plotseling je frank. Je neemt die frank en stopt hem in het cola-automaat en het probleem is opgelost....Santé.
Luc wil dolggraag in de Ardennen gaan vissen. Zijn moeder waarschuwt hen en zegt: Wees voorzichtig. Ik weet wel dat je hoge laarzen draagt bij het vissen, maar je moet daarom nog niet in het midden van de rivier gaan staan. Er heerst een sterke stroming en je wel eens kunnen worden meegesleurd.
- Maar mama, pa staat toch ook altijd in het midden van de rivier?.
- Dat wel, maar hij heeft wel een levensverzekering.
Boer Charel trok voor de eerste keer naar Antwerpen. Die twee deugnieten van de parochie hadden hem wijsgemaakt dat hij door de voetgangerstunnel moest, en dat het een verschrikkelijke lange tunnel was. Dat messant niet, zegt boer Charel. ‘k Ga mijn boterhams meedoen voor onderweg. En met zijn studiezakske trok hij 's anderdaags door den tunnel. Als ie nog geen tien minuten verre is, komt ie een madamke tegen, dat overduidelijk in gezegende toestand was. Pardon madamke, zegt boer Charel, hoe lange is 't nog?. Nog een goe weke, menére. Potverdikke zegt boer Charel. 'k Zou beste werekeren, 'k hebbe geen boterhams genoeg mee.
Jantje zijn vader hoort zijn zoontje tegen de konijnen praten: Hoeveel is vijf plus vijf?. Waar ben je nu weer mee bezig?, vraagt zijn vader stomverbaasd en Jantje zegt: Onze meester zegt dat konijnen heel snel kunnen vermenigvuldigen, maar dat stomme beest kan niet eens optellen.
Een man die tijdens een duel aan het hoofd gewond is geraakt, zou onderzocht worden, om te zien of zijn hersenen ook waren beschadigd. Toen men hem dat vertelde, riep hij uit: Wat?. Als ik hersenen had, zou ik niet geduelleerd hebben.
Een man is aan het zwemmen en plots ziet hij in de verte een drenkeling liggen. Hij zwemt er naar toe, haalt hem uit het water en begint de beademing. Wanneer hij bezig is met de beademing bemerkt dat de drenkeling stinkt en vertelt dat aan de omstaanders. Waarop één van de omstaander zegt: Dat kan kloppen, want hij heeft zijn schaatsen nog aan.
Paola loopt op straat en wordt aangereden door een man op een brommer. Paola was in alle staten en zegt: Had je niet om me heen kunnen rijden?. Waarop de man op de brommer zegt: Zo veel benzine heb ik nou ook weer niet bij me.
Twee mussen zitten samen op een tak van een hoge boom, als er plots een straaljager voorbij vliegt en de éne mus zegt tegen de andere mus: Waarom moet jij zo luid roepen?, waarop de andere mus zegt: Wat zou jij doen, moest je staart in brand staan?.
Een paard komt een café binnen en besteld een glas alcoholvrij bier. Waarom bestel je alcoholvrij bier, vraagt de cafébaas aan het paard en het paard zegt: Ik moet nog rijden hoor.
Twee ezels breken in en ze willen de boel in brand steken en de éne ezel vraagt aan de andere ezel: Weet je zeker dat die licifers het wel doen?, waarop de ezel zegt: Ik heb ze gisteren allemaal uitgeprobeerd, bij mij thuis.
Jan is op straat door een pletrol overreden, en wordt in een kliniek binnengebracht. Waar moet ik hem leggen, al de beddes zijn bezet en we hebben geen plaats meer, waarop de verpleger zegt: Leg hem maar in de gang, dan kunnen ze hem nog uitrollen ook.
Een man zit samen met zijn vrouw naar het nieuws te kijken. Plots zegt de nieuwslezer dat er een man van middelbare leeftijd word gezocht voor van een bankroof van 50.000 euro.
- Daar moet ik beslist eens voor gaan soliciteren, zegt de man tegen zijn vrouw.
Een man zit samen met zijn vrouw naar het nieuws te kijken. Plots zegt de nieuwslezer dat er een man van middelbare leeftijd wordt gezocht voor een bankroof van 50.000 euro.
- Daar moet ik beslist eens voor gaan soliciteren, zegt de man.
Ja mannekes, Ik zeg dat dikwijls tegen mijn dieren: ’t Is spijtig dat jullie niet kunnen praten hé. Maar er zijn wel dieren die echt kunnen praten hoor, want men heeft ze leren praten.
Ik weet het nog heel goed, alsof het gister was. Toen ik nog een kleine snotter was, hadden we thuis ne gele papegaai. Mijn ma noemde hem Beo, waarschijnlijk omdat ze hem elke dag ne Beo-wafel gaf zeker.
Ja mannekes, op een zekere dag had ze hem zodanig veel Beo-wafels gegeven, dat ze hij tegen ons ma zei: Dag madam en tegen ons pa: Dag meneer.
Diene Beo kon praten, 't was juist ne advocaat die in de rechtbank het oordeel aan het vellen was. Maar één ding had hij wel gemeen en da was: Dat hij ne echte babbelaar was.
Of onze papegaai nu ne Belg of ne buitenlander was, ben ik nooit te weten gekomen, maar hij sprak af en toe wel eens een vreemde taal. Dat was zo een taal waar ge heel goed moest naar luisteren, wilt ge daar echt iets van verstaan.
Want af en toe at hij zijn woorden op, maar dat gebeurde meestal als hij honger had hoor. Onze papegaai had nooit een paspoort bij zich, en hij wist ook niet van welk land hij afkomstig was.
Maar in elk geval, 't was toch ne hele slimmen hoor. Waarschijnlijk had diene papegaai in zijn jonge jaren les gekregen van nen stotteraar, want stotteren kon hij als geen ander hoor.
Mijne pa vroeg ne keer aan diene Beo hoe laat het was, en weet ge wat hij zei: Kwa.....kwa…..kwart voo….voor….dr….dr….drie. Ik ga dat maar niet herhalen zeker, want anders ga dat veel te laat worden. Kwart voor drie was dan ook tijd om hem eten te geven, en als eten kreeg hij meestal zijn ondertussen wereldberoemde Beo-wafels.
Maar 't allerliefste dat hij at, da waren zijn babbelnoten. Want naar 't schijnt zijn babbelnoten wreed goed om te leren babbelen hé.
Ja mannekes, hij zei alles twee keer hetzelfde, om zeker te zijn dat we hem verstonden.
Ons moeder die was er elke dag mee bezig, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.
Ja mannekes, wat wilt ge, als ge onze papegaai tien keer moet vragen:
Waar is uwe baas en wie is uw baas?.
Maar den dienen wist in feite niet goed wie zijne baas was, want iedereen stelde hem dezelfde vraag. En hoe meer mijn moeder met onze papegaai babbelde, hoe slimmer hij werd.
Onze papegaai wist precies wanneer hij moest gaan slapen, en 's morgen voor dat onze haan kraaide was hij al bezig met zijn pluimen plat te kammen en de 22 pluimen die recht op zijne kletskop stonden, awel die kamde hij ze achterover hé.
't Was precies ne punker die naar de kermis ging of naar ne Beo-bal van papegaaien.
Af en toe maakte hij wel eens van zijn oren, maar meestal was hij toch heel goed gezind hoor.
Natuurlijk was hij goed gezind, want hij mocht gratis en voor niks inwonen bij ons.
Onzen papegaai werd zeer graag gezien hoor, want elk jaar met zijn verjaardag kwamen de buren hem een gelukkig verjaardag wensen. En kreeg hij gratis en voor niks groene pinda's, dat was omdat hij zelf groen was.
Onze groene kat die was daar wreed bang van, want ze dacht dat het de hulk was.
Want verleden week had ze ne film van de hulk gezien op de tv, en ze verschoot daar zo geweldig van dat ze nu nog altijd schrik heeft.
Ik moet u wel zeggen dat onze groene kat ook nog groene ogen had.
Voor de verjaardag van onze papegaai kreeg hij van mijne pa ne scheurkalender, dan wist hij precies wanneer hij verjaarde en hoe oud hij precies was. Hij was zo blij dat hij elke morgen een papierke afscheurde, van diene scheurkalender.
Soms trok onze papegaai drie scheurblaadjes tegelijk af, maar dat was omdat hij nogal vergeetachtig was. Van mijn ma kreeg hij ne stilo, om zijn huiswerk op te schrijven hé.
Ja mannekes, mijne pa had onze papegaai naar een school gestuurd, om daar een stiel te leren. Na vier jaar is onze papegaai afgestudeerd al piloot en kon hij vliegen gelijk ne echte piloot.
En ne echte piloot was hij, want op ne zekere dag vloog hij voorgoed weg en we hebben hem nooit meer teruggezien.
Onze groene kat was daar zodanig blij mee dat ze blijdschap direct zwart uitsloeg van colére, want ondertussen waren dat goeie vrienden geworden hoor.
Op een mooie zomeravond was ze hare valies aan het inpakken, want ze wou toch zo graag ne keer op pelgrimstocht gaan naar Mekka en van blijdschap is ze dan ook vertrokken voor een onbepaalde tijd.
Op ne zekere dag kwam de facteur ons het slechte nieuws brengen, want onze kat was onder ne stilstaande auto gelopen en ze was op slag dood. Ik moet u wel zeggen dat da midden in de woestijn was hoor. Ze hebben nooit diene stilstaande auto teruggevonden, maar onze dooie kat wel hoor.
Ja mannekes, zo hebben we nog een paar dieren rond lopen die kunnen praten, maar ze zijn wel moeilijk te verstaan hoor. Die praten meestal met hun mond vol tanden, omdat ze altijd maar eten.
Onze koeien die in de wei staan horen mij heel goed, als ik ze roep hoor. Maar ik moet u wel zeggen, dat ze toch een kwartier dwaas staan kijken. ’t Is precies het kan hun niet schelen.
Ja mannekes, ’t zijn buitenlanders ook hé, want die dieren hebben ook een ander levenswijze dan onze dieren hé.
Maar sommige dieren verstaan ons heel goed hoor, zelfs nog beter als wij zouden denken.
Neem nu ons paard (Bella). Die komt altijd voordat wij haar hebben geroepen, want die weet toch dat wij ze gaan roepen.
PS: Als dieren echt konden praten, dan zouden we ze ook veel beter begrijpen hé.
Dat was een verhaaltje van onze Beo, die nu opgevuld op de kast staat.