Drie matrozen staan op de kade te praten. Mijn kapitein heeft een auto nodig, om op het dek de bevelen uit te delen, zegt de eerste matroos. Dat is nog niks, zegt de tweede matroos: Mijn kapitein heeft een straaljager nodig, om over bevelen uit te voeren. Onze kok heeft een grote soepketel, zegt de derde matroos. Hij moet met een duikboot kijken of de balletjes gaar zijn.
Thijs heeft een nieuwe broek gekocht, maar de pijpen zijn te lang en omdat zijn vrouw geen tijd heeft om ze in te korten, besluit hij dat zelf te doen. Hij neemt een andere broek, meet de lengte af van zijn nieuwe broek, snijdt de pijpen nauwkeurig af en speldt de zoon in. Hij is net klaar met de naaimachine, als zijn vrouw in de deuropening verschijnt. Waarom ligt die broek op ons bed?, vraagt ze. Ik heb ze gebruikt om de lengte van de pijpen van mijn nieuwe broek te meten. Dat is wel één van mijn broeken, schat.
Een Amerikaan is op bezoek in ons land en zegt 's avonds in de bar van het hotel tegen een andere hotelgast: Ik ben geboren op de vijfde van de vijfde maand in het jaar 1955. Dat was bovendien op de vijfde verdieping vab een appartement met huisnummer vijf bus vijf. Ik ben op de vijfd getrouwd en vader van vijf kinderen. Daarom heb ik afgelopen zondag vijf euro gewed op een paard met nummer vijf. En, heeft het paard gewonnen?. Nee, het eindigde als vijfde.
Fred treft op zijn stamcafé een oude, verzuurde en ontevreden uitziende man aan. Mag ik u een biertje aanbieden?, vraagt hij. Ik drink geen bier, bromt de man, ik heb dat ooit één keer gedronken. Afschuwelijk. Een glas wijn dan?. Ik drink geen wijn. Ik heb dat ooit één keer gedronken. Afschuwelijk. Hebt u misschien zin om een partijtje biljart te spelen?. Ik biljart niet. Ik heb één keer biljart gespeeld. Afschuwelijk. Maar mijn zoon komt straks. Die biljart wel. Hm, zegt Fred, ook maar één zoon zeker?.
Ik heb me gisterenavond doodgeërgerd, zegt de jonge dichter. Tijdens het liefdadigheidsfeest in de stedelijke sporthal heb ik enkele van mijn gedichten voorgelezen, maar iedereen zat te geeuwen. Niemand heeft geluisterd. Dan vergist u zich toch echt. Als ze niet hadden geluisterd, zouden ze ook niet hebben gegeeuwd, zegt zijn vriend.
Dag meneer, waarmee kan ik u van dienst zijn?. Ik ben op zoek naar een sprekende vogel. Het spijt me, maar alle beo's en papegaaien zijn uitverkocht. Ik kan u wel deze specht aanbevelen. Kan die dan praten?. Dat niet, maar hij beheerst wel het morsalfabet als geen ander.
Wat is het verschil tussen een man en een kameel?, vraagt de meester aan de leerlingen. Jan moet even denken en zegt dan: Een kameel kan tien dagen werken zonder te drinken. Een man kan tien dagen drinken zonder te werken.
Waarom zet je de stoelen zo ver uit mekaar?, vraagt de hoofdkelner aan de jongste ober. Wel, straks komen er enkele leden van de visvereniging eten en die moeten toch voldoende plaats hebben om de grootte van hun vangst met hun armen te kunnen aantonen.
Mijn papa is gisteren van een tien meter hoge ladder gevallen, zegt Mia opgewonden aan haar klasgenootjes. Oei, en ligt hij nu in het ziekenhuis?, vraagt één van hen. Nee, hij is maar van de eerste sport gevallen.
Bart gaat op restaurant eten en bestelt een portie slakken. Tot zijn grote verbazing krijgt hij een bord met lege slakkenhuisjes voorgeschoteld. Ober, er zitten geen slakken in, reageert Bart boos. Geen paniek, meneer, zegt de ober. Ver kunnen ze niet zijn.
Vertel me eens welke spieren in werking treden als ik met u zou boksen, vraagt de professor aan de student die geneeskunde studeert. Mijn lachtspieren, professor.
Ga nu eens achter dit apparaat staat, zodat ik door uw lichaam kan kijken. Wat ziet u, dokter?. Uw lever deugt niet, er zit een kronkel in uw darmen en uw maag is te klein. Hemeltje lief. Is er nog iets?. Ja, uw horloge loopt vijf minuten achter.
Hoe komt het dat ik 's morgens tweemaal zoveel tijd nodig heb om me te scheren?, vraagt Rik aan Koen. Dat komt omdat ik 's morgens niet zo'n lang gezich trek als jij.
Opa laat Bert de vele onderscheidingen zien, die hij na de oorlog kreeg. En waarom heb je die gekregen, opa?, vtaagt Bert. Wel, omdat ik zo goed gevochten heb, legt opa uit. Dat vind ik niet eerlijk, zegt Bert. Als ik gevochten heb, krijg ik van mama straf.
Bernard wordt door een fietser omvergerederen. De fietser helpt hem opstaan en zegt: U hebt geluk dat ik vandaag een vrije dag heb. Hoe bedoelt u?, vraagt Bernard verwonderd. Ik ben buschauffeur.
En hoeveel vraagt u voor het plaatsen van een rouwbericht, in uw krant. 1,50 euro per centimeter. Zoveel?. Mijn broer was maar één meter vijfennegentig.
Zijn wij giftig?, vraagt de ene slang. Nee, waarom?, vraagt de andere slang. Omdat ik op mijn tong gebeten heb.
|