April twee jaar geleden. Het dieptepunt van mijn leven. Lichamelijk en mentaal was ik een wrak. Alles was me teveel. Dat weekend hadden we in onze tuin een pracht van een poes gezien. Ze kwam onder de houtstapel onderuit gesprongen toen we naderden. Een zwarte, langharige poes met een rosse plek rond haar rechter oog en witte voetjes. Fier zit ze ons vanaf een afstandje gade te slaan, terwijl wij haar sprakeloos staan te bewonderen. Lotje was toen een half jaar oud. Op de leeftijd van vier weken is ze bij ons gekomen. Ik heb haar nog enkele weken de fles gegeven, waarna ze groot en sterk genoeg was om zelfstandig te eten. Ik had genoten van het voeden van dat kleine wezentje. Van mij had het nog wel wat langer mogen duren. Mijn moederinstinct zeker, dat af en toe de kop op steekt. Die morgen had ik allerlei boodschappen op mijn lijstje staan, ook al was ik doodop. Halfweg, in de auto, krijg ik telefoon van mijn vriend. Onderweg naar het werk had hij die prachtige poes dood op straat gevonden. De eerste gedachte die door mijn hoofd schoot was "O God, als die maar geen kleintjes had..." Ik snel zo vlug mogelijk naar huis en loop naar die houtstapel. Ik heb niet eens moeten zoeken. Mijn instinct vertelde me onmiddellijk waar ze lagen. Drie kleine hummeltjes. Twee weken oud, hun oogjes nog dicht. Ik denk: "Oh shit, oh shit, oh shit..." Echt, andere woorden bestonden niet voor deze situatie. Ik was totaal uitgeput, depressief en ik wist niet eens waar ik met mijn leven naatoe moest. Laat staan dat ik wist hoe je de verantwoordelijkheid van drie kleine weerloze wezentjes op je schouders moest dragen. Maar wederom haalde mijn instinct het van mijn 'gezond' verstand. Ik zette de drie poesjes (ze waren niet groter dan een cavia van enkele weken oud), in Lotjes transportbox en ik reed naar de dierenarts. Zij onderwees me in het verzorgen van kattenweesjes. Gewapend met kattemelkpoeder en een hoop goede voornemens toog ik naar huis. Ik vond een oud konijnenhok en ontsmette het ding. Zette het bij de verwarming, legde er een zacht deken in met daarop een warm kersenpitkussentje en een warmwaterblaas gewikkeld in een dikke handdoek zodat ze zich niet konden verbranden. En toen begon mijn zware taak van surrogaat moederpoes... Dag en nacht stond ik klaar voor mijn baby's. Ik gaf ze eten met de fles en Vinnie, die op slag voor de tweede keer bompa werd, masseerde met zijn dikke pit bull tong de buikjes. Trouw kweet hij zich van deze taak tot ze vaste voeding begonnen te eten. Daarna trekt hij er zijn neus voor op. Maar tegen die tijd aten ze zelfstandig en konden ze al op de kattenbak. Na enkele weken, ze groeiden als kool, was de rosse kater al geplaatst. Rosse katers zijn erg gewild. Het langharig tijgerpoesje had ook al snel een thuis en het kleinste hield ik zelf. Zij was ons zorgenkindje. Ze at niet goed en kreeg epilepsie aanvallen, die mettertijd overgegaan zijn, al heeft haar leventje toch ettelijke keren aan een zijden draadje gehangen. Ik noemde haar Liesl en ze is uitgegroeid tot een prachtige zwarte, langharige poes met een rosse vlek rond haar rechteroog. Het evenbeeld van haar moeder. Daarstraks was ik bij een vriendin in de garage op zoek naar bloempotten. Een tijgerpoes schrikt op en vlucht weg. Ik wist het meteen. Ik heb niet eens moeten zoeken, mijn instinct nam het weer over. Drie kleine tijgerpoesjes. Drie à vier weken oud. Vorig jaar had dezelfde poes ook een nestje in haar tuin. Maar de poesjes verwilderden al snel en de buurman heeft ze laten vangen door het asiel. Door ervaring weet ik dat ze daar amper een week later een spuitje krijgen. Mijn vriendin wil graag één van de poesjes houden. We besluiten om ze zelf groot proberen te brengen. Met de fles. Het is dit, met de kans dat er eentje sterft of ze groot laten brengen door hun moeder om binnen enkele weken ergens in een overvol asiel aan hun einde te komen. We besluiten om het risico te nemen. Opnieuw ben ik pleegmoeder en opnieuw vervult bompa Vinnie zijn taak ...
Op mijn dooie gemakje wandelde ik door de tuin van de buren. Sinds de vorige bewoners verhuisd zijn, is het hier aangenaam vertoeven. De vorige hond des huizes was een kattenhater. Levensgevaarlijk was het hier. Echt oorlogsgebied. Natuurlijk drongen wij in onze jeugduge overmoed wel eens binnen zijn territorium, meestal het gevolg van ondoordachte weddenschappen, die mijn zus meestal won. Zij ziet het eventuele gevaar niet zo duidelijk als ik. Zij noemt het moedig, ik noem het naief. Enfin, het was een mooie, zonnige ochtend. Rustig kwam ik van mijn nachtelijke jacht richting huis gekuierd, waar mijn potje melk al klaar stond. Mensen vervoeren zichzelf soms in vreemde, kleine huisjes. Ik vind het knus in die tijdelijke onderkomens met zachte zetels en veel ramen zodat je lekker kunt liggen soezen in de zon. Eén van die onderkomens zag ik nu met geopende deur staan. Nieuwsgierig stak ik mijn neusje binnen. Hmmm, lekker fris en de zetels waren zo zacht. Ik sprong binnen en begon spinnend in het stof te klauwen. Zalig. Maar ik werd bruusk verstoord door een harde klap. Ik schrok op en wilde langs de open deur wegvluchten, maar o ramp ... deze was dicht. Door de ramen heen zag ik de mensen in de tuin verdwijnen. Hoe hard ik ook miauwde, ze hoorden me niet. Zelfs die domme keffer reageerde niet. Er zat dus niets anders op dat het me maar zo gemakkelijk mogelijk te maken. Ik nestelde me op één van de zachte kussens en viel al snel in slaap. Af en toe werd ik wakker en merkte ik dat de temperatuur in zo'n huisje snel stijgt. Mijn buikje rammelde van de honger en mijn tong voelde droog aan. Ik zocht me een schaduwrijk plekje en viel terug in slaap. Het leek dagen te duren voor ik beweging zag in de buurt van mijn gevangenis. Maar niemand lette op deze sauna. Ze gingen samen rond tafel zitten en aten en drinken zoveel ze konden. En ik werd alsmaar hongeriger en dorstiger. Wat had ik een dorst! Gewoon ordinair water uit de drinkkom van de hond zou me al meer dan tevreden stellen. Het moest niet eens recht van de kraan zijn, zoals ik normaal verkies. Buiten mijn dagelijks kommetje melk natuurlijk. Het begon al te schemeren en het koelde een beetje af. Ik had geluk dat dit huisje niet in de felle zon stond, maar een beetje in de schaduw. Anders was er nu vast en zeker sprake van "gebakken Lot". Liesl kwam ondertussen al lekker uitegrust langsgeslenterd, ongetwijfeld met mijn portie vis in haar volle buik. Vol afgunst keek ik haar na. De duisternis viel, de mensen hadden de beslotenheid van hun grote huis opgezocht. Ik nestelde me al om de nacht in deze cel door te brengen. De honger voelde ik niet meer knagen, maar ik was uitgedroogd. Helse kwellingen ging ik deze nacht tegemoet. Net op dat moment hoor ik stemmen naderen. Ik richt mij op en ja hoor, daar staan ze. Aan beide kanten van dit onderkomen staat een mens. Ik hou me klaar om te kunnen vluchten zogauw de kans zich voordoet. Ik voel niets meer, alleen het kloppen van mijn hart. De deur opent zich en zonder op te kijken schiet ik naast de persoon in één sprong de buitenlucht in. Ik hoor een gilletje, maar ik kijk niet achterom. Zo snel mogelijk verschuil ik me in de struiken. Ik tuur door de bladeren heen en zie het kleine hutje verdwijnen. Stilletjes sluip ik door het hoge gras, waar druppels water ophangen die ik gulzig aflik. Nu mijn grootste dorst gelest is, heb ik terug de kracht om naar huis te lopen. Ondertussen begint mijn buikje ook opmieuw te knorren. Het raam aan mijn thuis staan nog open en ik zie boven nog licht branden. Ik ga voor het open raam zitten en mauw zo hard ik kan. Enkele tellen later gaat de deur open. Het mannetje van mijn huis begroet mij hartelijk. De vrouwspersoon komt naar me toe gelopen en omhelst me dolgelukkig. Ik schrok gulzig zoveel mogelijk brokken ineens naar binnen. Ondertussen giet mijn vrouwtje een kommetje vol melk en opent ze een doosje zalm. Heerlijke zalm, een potje vol dat ik in één keer opslok waarna ik me tegoed doe aan de koele melk.
Ons Lot is vermist!!! Sinds gisteren... Gisteravond zijn Liesl en Lotje samen op stap gegaan. De laatste weken klikt het goed tussen die twee. Hun verhouding is er één van heel warm naar ijskoud. Net twee echte zusjes. Soms kunnen ze echt het licht in elkaars ogen niet verdragen, maar owee als je de ander kwaad doet!!! Vannacht rond half vier schrik ik wakker door een luid gehuil. Die gil ging door merg en been. Ik sta op en ga buiten een kijkje nemen. Ik heb de deur amper geopend of Liesl komt als een wervelwind binnengevlucht. Het is te donker om iets te zien en als een kat niet gevonden wil worden zal je haar nooit vinden. Geen Lot te bespeuren, dus ik was zo goed als zeker dat ons Liesl de zangeres van dienst was. Binnen zit ze gulzig van haar brokken te schrokken, maar zo goed als onmiddellijk wil ze terug naar buiten. Rond half zeven hoor ik de kippen alarm slagen. Dit is niet zo ongewoon, zeker niet als Liesl op stap is. Volgens mij jaagt zij 's morgens de langslapers van hun stok. Maar nu was het toch anders. Alsof ze door iets bedreigd werden. Eventjes lig ik erop te luisteren maar na enkele minuten val ik terug in slaap. Enkele uurtjes later komt Liesl naar huis, maar van Lotje geen spoor. Ik maak me nog niet direkt ongerust. Het gebeurt wel eens vaker dat ze een beetje later is voor haar ontbijt. 's Middags, nog altijd geen Lot te zien en Liesl geeft ook geen antwoord als ik haar vraag waar zusje uithangt. Ondertussen zijn de buren begonnen om de achterste heg te snoeien. Ook aan onze kant, wat ons niet echt zint, maar ze stonden erop. Ik had geen zin om er tegen in te gaan. Zo gauw we een beetje geld hebben, zetten we een omheining en dan kunnen ze niet meer snoeien in onze tuin. Dat hoekje begon net lekker te verwilderen... Maar door al dat kabaal en die beweging van vreemde mensen, dacht ik dat ons Lotje waarschijnlijk niet naar huis durfde komen. Hoopte ik... Maar ondertussen is het rustig, koeler en later. En nog altijd geen Lotje te zien. Ik dacht even een zwak gemauw te horen in onze tuin, maar ik heb alles afgezocht, zelfs op het dak van de schuur. Tussen de rommel, onder de struiken en zelfs in de bomen... Niets.
Een stralende dag. Je zou kunnen denken dat het een hete augustus dag was... Maar de vogels laten zich niet voor de gek houden. Zij vullen de ochtend met hun vrolijke gezang. De kerk zat vol. Vol plechtige gezichten en al of niet gespeelde droefenis. Er klonk een rustgevend klassiek stuk door de luidsprekers. Nu voelde het beter dan de vorige avond. Ik zat niet geplet tussen ingehouden haatgevoelens van de familie. Haat en onverdraagzaamheid tegenover elkaar. Zelfs dit drama heeft hen hun stommiteit niet laten inzien. Hoe dom kun je zijn? Vanop mijn stoeltje helemaal achteraan in de kerk had ik een prima zicht op de aanwezigen. Uiteindelijk werd de urn binnengebracht en begon de plechtigheid. Welgeteld een kwartier heb ik het volgehouden. Zogauw die pastoor over hel en verdoemenis begon te preken, werd het me te benauwd. Tegelijkertijd hoorde ik door de openstaande deur, waar ik vlakbij zat, een merel uit volle borst zingen. Mijn hart vulde zich met deze boodschap vol hoop en ik volgde hem naar buiten, uit die donkere kerker het stralende zonlicht in. Op een bankje, vlak onder de boom waar die vogel het beste van zichzelf gaf, zat een goede vriend van ons. Sinds zijn vader enkele jaren plots gestorven was, kwam hij geen kerk meer binnen. Ik zette me bij hem en de man begon te vertellen. Over zijn vader, diens dood, het verwerken en de ruzie onder de familie nadien. Het is toch overal hetzelfde liedje blijkbaar. Soms ben ik blij dat ik in feite geen familie heb. Alleen een moeder die haar hele leven bedlegerig was, een broer die enkele generaties ouder is en waar ik bijna of geen contact mee heb en een vader die ... Laten we zeggen dat ik hem voor mijn eigen bestwil niet meer zie ... De dienst zat erop. Ik zag mijn schoonmoeder in allerijl in een klaarstaande auto verdwijnen. We leken wel een mafiafamilie die de weduwe in veiligheid moesten brengen. In colonne reden we naar het kerkhof. Daar aangekomen, verzamelden we ons rond de urn die omgeven was door bloemenkransen. De zon straalde en de vogels verwelkomden ons met hun mooiste gezag. Een hemels koor. Maar o ramp, de pastoor was meegekomen. Begon hij me daar weer een hoop onzin uit te kramen en tot overmaat van ramp merkte ik meteen dat deze oude man niet echt nuchter meer was. Met dubbele tong lalde hij er maar op los. Man, man, het leek hier echt een slechte aflevering van de Soprano's... Op het moment dat er werd verwacht dat je de urn een kruis gaf, zette ik me aan de kant. Mijn vriend bleef staan waar hij stond, onverstoorbaar. Zijn benen wijdbeens, zijn handen ontspannen voor zich, zonnebril op zodat je zijn blik niet zag. Hij straalde gezag uit. De jongste van de familie, maar je zag dat hij de enige echte 'erfgenaam' was van zijn vader. Eén van zijn broers zette de urn in de nis. Huilend ... Eén voor één ging de familie nog een laatste keer groeten. Mijn vriend bleef onbeweeglijk staan. Niemand ging naar hem toe, bang om de magie te verstoren die hem op dat moment omgaf. Toen iedereen aan de uitgang op elkaar stond te wachten, stapte hij resoluut naar het graf. De nis bevond zich op de onderste rij. Mijn adem stokte, voor de eerste keer werd het me teveel. Ik wist wat er in hem omging. Aan de buitenkant keihard en onverstoorbaar maar aan de binnenkant een vat vol verdriet. Hij knielde neer en hij keek voor een laatste keer naar zijn vader. Ondertussen stroomden de tranen geluidloos over mijn wangen. Niemand durfe zich te bewegen. Bang om dit grootse moment te verstoren. Zonder op te kijken nam hij het plaatje dat voor de nis wordt geplaatst, van de berafenisondernemer aan en begon het ertegen de vijzen. Met de hand, één voor één. Een colega van de begrafenisondernemer loopt een gebouwtje in en komt met een sleutel buitengelopen. Heel plechtig overhandigen ze dit ding aan de zoon. Nu kan hij de vijzen vast draaien zoals het hoort. Het plaatje zit ertegen. Hij blijft nog even zitten en hij raakt het als laatste groet nog een keer aan; waarna hij zich opricht, het materiaal aan de ondernemer teruggeeft en met langzame maar zekere passen op me toe komt gelopen. Zonder iets te zien. Ik zie dikke tranen over zijn wangen lopen. Mijn hart barst bijna van liefde voor hem. Zo fier zo trots... En hij vond dit grootse gebaar, zo normaal ... Dit moest hij gewoon doen. Zijn manier van afscheid nemen.
Ik verkeer in een dilemma... In deze situatie is het te gek om los te lopen om hier van wakker te liggen. Zeker voor een volwassen vrouw, wat ik mezelf zo stilletjes aan toch mag beschouwen. Morgen is het de begrafenis. Dienst in de kerk, het bijzetten van de urn, de koffie en daarna naar het ouderlijk huis om "gezellig" samen rond de tafel de condoleances te bekijken. Ik heb het allemaal al eens meegemaakt negen jaar geleden en ik moet zeggen: Dat viel niet mee. Slopend, vermoeiend, pijnlijk ... Net nu ik pas aan de beterhand ben, mijn leven begint eindelijk op wieltjes te lopen... Ik loop het risico om morgen in één klap al die vooruitgang te verliezen. Het risico om terug in die diepe put te vallen. Jaren heb ik erover gedaan om er terug uit te klimmen, op 18 mei negen jaar om precies te zijn. Is het dat waard? Ik weet het, ik klink egoïstisch. Ik moet mijn man en zijn familie bijstaan in deze moeilijke dagen. Maar ik sta hen bij! Dag en nacht sta ik voor hen klaar. Ik loop de benen onder mijn kont vandaan als ik hun kan helpen. Eender wie! Maar dit is er gewoon teveel aan. Velen zullen het niet begrijpen, maar ik vind die kerkelijke dienst zo nutteloos. Nooit komt er iemand van die familie in de kerk. Ze vinden het allemaal tralala. Maar toch, nu moet het. Het maakt het allemaal zoveel erger dan het is. Mijn vriend beweert dat hij het niet erg vind. Maar toch heb ik het gevoel dat ik iedereen in de steek laat. Ik ga naar de kerkdienst, geen twijfel aan. Maar ik weiger om vooraan plaats te nemen bij de rouwende familie. Op de voorgrond, waar iedereen naar je kan zitten staren. Wildvreemden... Misschien zelfs wildvreemden voor mijn schoonvader, om wie het morgen toch allemaal draait! Hem zou het allemaal niets kunnen schelen. Voor hem zou er helemaal geen dienst moeten doorgaan. Hij zou het me niet kwalijk nemen. Naar de koffie en het kerkhof wil ik ook niet. Alles is me teveel. Ik zal hem later wel een bezoekje brengen, als de drukte wat geluwd is. Trouwens, ik voel me hier thuis dichter bij hem. Hier kunnen we in alle rust, op onze eigen manier afscheid nemen. Ik zie hem de muren opvoegen, het onkruid wieden, eindeloze putten graven terwijl Faith (toen onze Witte herder) ze terug dicht gooide. Hij stond er leunend op de steel van zijn spade naar te kijken. Zonder een woord te zeggen. Zogauw de kuil terug dicht lag begon hij gewoon opnieuw. Na twintig minuten had ik het pas door en heb ik zijn "helper" in haar hok gezet. Op vijf minuten was de klus daarna geklaard. Nee, het was gene gewone. Nooit kwam hij binnen als hij kwam helpen. Hij stapte uit zijn auto, deed op de oprit zijn broek uit en stapte in zijn overal. Als we hem niet gehoord hadden, stond hij dikwijls al een uur te wachten, maar hij kwam niet naar binnen om ons te waarschuwen. Hij trok wat onkruid uit of zocht een ander klusje waar hij al aan kon beginnen. Hij was een werker. Werken was zijn leven. Met zijn handen bezig zijn, zijn kinderen helpen. Niets was hem teveel. Ontelbare huisjes heeft hij mee opgeknapt: metsen, timmeren, schilderen, behangen, tuin omspitten ... Noem maar op. We wisten, als hij dat niet meer kon ... En hij kon het niet meer. Hij was bijna invalide, gedoemd tot een passief leven. Dat kon hij niet. Dat wilde hij niet. Wij respecteren dat. En hij zou mijn keuze om morgen niet mee te doen met die hypocriete voorstelling ook respecteren. Ik ga alleen voor het oog van de mensen, om de roddels voor te blijven ... En om in vlammen op te gaan in het huis van God
Gisteravond was het rozenkrans... in het huis van God. God... Hij wordt toch verondersteld een beschermende vader te zijn voor ons arme schepsels? Ik zie in hem meer een gevoelloze tiran. Laatst ben ik de bijbel beginnen lezen. Ik ben in mijn jeugdjaren één jaar verplicht naar een Katholieke school gestuurd. Een goede school, daar niet van. De beste school die ik in mijn beschamende schoolcarière bezocht heb. Maar in die school was je verplicht om een bijbel te kopen. Al die tijd heb ik die bewaard. Ontelbare keren ben ik verhuisd, maar die bijbel is nooit verloren gegaan. Een klein rood boekje, splinternieuw. Laatst vond ik hem op de zolder. Ik ben erin beginnen bladeren en uiteindelijk heb ik Genesis uitgelezen... Verder ben ik niet geraakt. Een vreselijke arrogante en opvliegende vent is die God. Volgens mij waren Mozes, Abraham en al hun voorvaderen schizofreen. Zo gek als een achterdeur. Maar genialiteit en waanzin liggen dicht bij elkaar. In alle geval, één van die genieën heeft de grootste bestseller aller tijden geschreven. Deze is vertaald in alle talen en overgenomen door talloze andere culturen zoals de Islam en het Jodendom. En nu maken ze ruzie over wie gelijk had. Ze zeggen verdomme allemaal hetzelfde, het wordt alleen anders geïnterpreteerd door hun lezers en de maatschappij van dienst.
Ik moet toegeven, is ben niet zonder vooroordelen naar de dienst getrokken. Vroeger voelde ik misschien nog een beetje ontzag voor de ziel van zo'n gebouw, de uitstraling van een geestelijke en de gedacht om in het huis van God te mogen vertoeven, nu voelde ik alleen maar walging. Vanop de kansel werden we door twee leken, de pastoor zal verlof gehad hebben, verdoemd tot de eeuwige hel voor onze zonden. We moesten bidden om de overledene dit onheil te besparen. Daarna begon men de rozenkrans te bidden en het volk achter mij prevelde mee. Een zwaar gedreun van ingehouden stemmen vulde de ruimte en een grote angst besloop mij. Ik werd bang, bang voor de massa die plotseling een éénstemmig beest werd. Ik zou niet verbaasd geweest zijn, als ik ter plaatse in vlammen was opgegaan. Dit was het voorgeborchte van de hel... De minuten kropen voort. Ik wilde rechtspringen en me gillend uit deze verstikkende greep worstelen. Uiteindelijk werd het laatste gebed aangekondigd, de doodsprentjes werden uitgedeeld, kompleet onbekende mensen kwamen hun deelneming betuigen... "Hij ligt zo mooi! Je moet gaan kijken!" De hele familie verzekerde het me. Dus we gingen een laatste groet brengen. Een ex - schoonzusje en ik. Mijn vriend had enkele dagen geleden al afscheid genomen, hij wachtte buiten op ons. Maar hij lag helemaal niet mooi! Mijn moeder lag mooi negen jaar geleden, met een roze blos op haar wangen. Maar hij ... Mijn vriendin kroopt huilend tegen me aan. Ik gaf geen krimp, ik was in shok... Na een minuut voerde ik haar naar buiten waar haar ex - man haar bezorgd troostte. Dit was de man niet die ik gekend had. De man die blaakte van levenslust en altijd klaar stond om anderen in woord en daad bij te staan. Dit was een leeg omhulsel, een verdorde huid die was afgeworpen. Zo wil ik me hem niet herinneren ...
Hij wilde een tekening van zijn vader maken. Als laatste eerbewijs. Niet met zoveel woorden uitgesproken, maar toch. Zijn moeder gaf hem een foto, die hij de volgende dag al meenam naar de kunstacademie. Die middag kwam hij met een pracht van een tekening thuis: het portret van zijn vader. Zoals wij hem altijd gekend hebben. De volgende dag gaf hij het stukje kunst aan het onderwerp van zijn inspiratie. Met trillende handen rolde de oude man het blad uit en bekeek de creatie van zijn jongste. Zonder een woord te zeggen gaf hij het terug. Duidelijk aangedaan. Duidelijk voor diegenen hem kenden. Zijn zoon ging naast hem zitten. Af en toe gaf de man kritiek op de nieuwsbeelden. Zijn manier om zijn dankbaarheid te tonen. Vader en zoon zaten zwijgend naast elkaar. Meer hadden ze niet nodig. Praten wordt zwaar overschat... De volgende dag, telefoon. De oude man is in allerijl in het ziekenhuis opgenomen. We rijden er naartoe. Beiden in de wetenschap dat het zover is.Daar aangekomen zit de hele famile huilend in de wachtkamer. Behalve die ene. Die ene broer die de laatste drie weken zijn vader niet meer wilde zien door een misverstand met zijn moeder. Een dom misverstand waar de oorzaak eerder bij zijn vrouw te vinden is.Ook nu weigerde hij aan het sterfbed van zijn vader te verschijnen. Het duurt niet lang of een vrouw in groen gekleed vraagt ons apart in een kamertje. Moeder is helemaal overstuur. Zij heeft hem die namiddag zieltogend op de grond gevonden. Ze had haar rug amper vijf minuten gedraaid. In pure wanhoop heeft ze één van haar zoons verwittigd die de ziekenwagen heeft gebeld. De vrouw in het groen meldt ons zonder omwegen dat meneer om drie na zeven gestorven is. Voor ons geen verrassing. Voor de familie wel. Maar toch pakt het je nog onverwacht. Ik sta te daveren op mijn benen, maar probeer eerst de huilende weduwe te troosten. Ik voel de woede in mij opborrelen. Hij had hier moeten zijn. Hij, die tot zijn veertig onder moeders vleugels heeft gewoond en hen nu voor de eerste de beste vrouw heeft laten vallen. Ik verlaat de afdeling en begeef me in het kleine binnentuintje, waar ik hem bel. Zijn vrouw neemt op. Ik vraag om haar man te spreken, heel dringend. Tegen haar zin geeft ze de telefoon door. Een ongeïnteresseerde stem klinkt in mijn oorschelp. Mijn woede ontsteekt. Alle frustraties van de afgelopen week die hij iedereen, en vooral zijn vader, heeft bezorgd, steekt de kop op en ik spuw ze uit als vergif. "Je vader is net gestorven. Je bent de grootste lul die er bestaat voor wat je hem en je moeder de laatste drie weken hebt aangedaan. Als je niet maakt dat je hier bent, heb je er voor ons allemaal gelegen...." Daarna heb ik ingehaakt. Ongevoelig? Misschien. Maar wel de enige manier om hem daar te krijgen waar hij behoorde, bij zijn familie. En als ik in ruil nu de toorn van zijn vrouw over me heenkrijg, dan is dat maar zo. Maar niet nu, niet morgen... Misschien volgende maand, als de gemoederen bekoeld zijn. Ook al probeerde ze me in het ziekenhuis al aan te pakken. Maar de dokter en mijn vriend staken er een stokje voor. Het was de plaats en het moment niet. Zij heeft haar man achtergelaten in het ziekenhuis. Alleen met zijn verdriet, zonder vervoer naar huis....
Het is misschien niet echt duidelijk voor de meesten. Maar Alanis heeft met deze cover een parodie willen maken op al die meisjes die zich zo aanstellen en te koop lopen met hun lichaam in de naam van de muziek. Als je haar videoclip zo bekijkt, da zie je er de humor van in....
Er gingen enkele saaie dagen voorbij. Het gebeuren behoorde al bijna tot een vergeten verleden. In het atelier begon Marie wat op mijn zenuwen te werken. Normaal kan ik me niets aantrekken over de gemoedstoestand van anderen. Toch zeker niet die van vrouwen. Dan kan je evengoed bij elk klagelijk gejank van je hond medelijdend naast hem op je knieën gaan zitten. Marie liep al dagen met rode gezwollen ogen rond in de winkel. Regelmatig liet ze een luide, diepe zucht horen en stond ze verdwaasd in het niets te staren. Onze Jos was ook uit zijn normale doen. Bezorgd verloor hij zijn vrouw geen moment uit het oog. Ze bediende de klanten even efficiënt als altijd. Maar als ik per ongeluk in haar gezichtsveld kwam, begon ze onbedaarlijk te huilen en verdween ze naar de slaapkamer. Onze Jos volgde haar op de voet. Ik legde nieuwsgierig mijn oor te luisteren op de slaapkamerdeur, maar ik hoorde alleen maar wat onverstaanbaar gemompel en gesnik. Ach, wat kon het me ook schelen. Ik goot me een kop koffie uit en keerde terug naar het atelier. Ik bediende de klanten in de winkel en ging aan het werk. Na een half uurtje kwam het koppel terug naar beneden. Ik was het voorval al vergeten, maar toen onze Jos achter me door liep, kneep hij me broederlijk in mijn schouder. Dit had hij sinds mijn kindertijd niet meer gedaan. Eerder verveelt dan dankbaar keek ik naar hem terwijl hij terug aan het werk toog. Maar hij gunde me geen blik. Op dat moment begon het me te dagen dat die hele vervelende toestand wel eens met mij te maken kon hebben. Maar ik kon niet bedenken wat
Nadat ik die avond de winkel had afgesloten, riep onze Jos me even naar boven, wat heel ongewoon was. Iedere andere avond vertrok ik na het afsluiten onmiddellijk huiswaarts. Een beetje geïrriteerd door deze onverwachte verandering in mijn dagelijkse gewoonte, stampte ik de trap op. Marie zat al aan de keukentafel op me te wachten, met een verkreukelde zakdoek in haar vuist geklemd. Jos trok een stoel achteruit en gebaarde me om plaats te nemen. Marie hield de zakdoek voor haar mond om een snik te smoren. Ik voelde me meer dan ongemakkelijk door deze hele vertoning. Onze Jos vouwde zijn handen samen en hij keek me ernstig aan.
Het gaat over ons Louisa begon hij onheilspellend.
Ik keek hen vragend aan en legde mijn handen met gespreide vingers plat op het tafelblad als teken van mijn onschuld. Ik had Louisa al dagen niet meer gezien. Sinds het trouwfeest afgelopen vrijdag om precies te zijn en dat vertelde ik hun ook. Marie legde haar hand op mijn arm en ze keek me troostend aan.
Luister Claude, begon ze. In ons hart hebben we altijd gehoopt dat jij en ons Louisa samen zouden eindigen. Maar nu
Onbedaarlijk barstte ze weer in snikken uit, zodat ze haar zin niet kon afmaken. Onze Jos vervolgde op zijn rustige en onverstoorbare manier.
Louisa is in verwachting, Claude.
Ik werd lijkbleek en voor de eerste keer in mijn leven was ik sprakeloos. Ik staarde naar mijn handen en zenuwachtig begonnen mijn vingers op de tafel te trommelen. De gore trut. Ze had alles verteld! Onze hele relatie aan de grote klok gehangen, ook al had ik het haar ten strengste verboden. Ik kon dat kleine serpent wel
van Gust Verrellen. Hoorde ik Marie haar zin nog afmaken.
Verward keek ik op. Wat had Gust met deze situatie te maken? Die domme kloot. Ik kende hem van op school. Als een schoothondje liep hij al zolang ik mij kon herinneren achter Louisa aan. Maar zij had geen oog voor dat papventje met zijn te korte beentjes. Ik had hem in jaren niet meer gezien.
Wat Vloog ik op, maar Marie liet me niet uitspreken.
Ik weet het, jongen, voor ons is het ook een grote schok. Niemand was op de hoogte van hun stiekeme vrijage. Maar eergisteren vertelde Louisa me dat ze in verwachting was, ze wilde me niet vertellen wie de vader was. Gisteravond heeft Gust aan ons vader gevraagd of hij met Louisa mocht trouwen. Dan moet er geen tekeningetje bij gemaakt worden, denk ik. Besloot ze bijna fluisterend met neergeslagen ogen.
Opnieuw was ik sprakeloos. Gust was nog een grotere idioot dan ik dacht. Hoewel, hij had zijn kans gegrepen. Het meisje dat hij nooit zou kunnen krijgen zag geen andere uitweg. En nu zat hij met dat kind opgescheept! Mijn kind! Onze Jos schonk mij een borrel in.
Die kun je wel gebruiken, denk ik zei hij meelevend terwijl hij de kleine neut naar me toe schoof. En of ik die kon gebruiken. In één teug kapte ik het kleurloze vocht naar binnen. Marie stond op en snikkend trok ze zich terug in hun slaapkamer. Ik kon het wel uitschreeuwen van vreugde. Maar ik moest me nog even goed houden. Verslagenheid veinzen. Ik legde mijn handen opnieuw plat op tafel en bleef ernaar staren in de hoop om niet in een vreugdevol lachen uit te barsten. Maar mijn eerbare broer was ervan overtuigd dat ik overmand was door verdriet. Verdriet Dat bestaat alleen bij overgevoelige wijven.
Altijd blijven lachen, wat er ook gebeurt! is mijn levensmotto en daar ben ik in geslaagd.
Gaat het jongen? Vroeg onze Jos bezorgt.
Ik knikte maar dorst niet op te kijken. Bang dat hij mijn vreugde in mijn sprekende ogen kon zien. Mijn helderblauwe ogen lopen met mijn ziel te koop. Dat is mijn enige tekortkoming. Hij klopte me, bij het rechtstaan, bemoedigend op mijn schouder.
Neem zoveel tijd je nodig hebt. Je mag op de zetel blijven slapen als je wil Zuchtte hij, waarna hij naar de slaapkamerdeur slofte. Hij draaide zich nog even om toen hij de deurklink al in zijn handen had. Gelukkig zat ik met mijn rug naar hem toe, anders had hij de amusante grijns op mijn gezicht opgemerkt.
Neem morgen maar een dagje vrijaf Zei hij me nog, voor hij in hun echtelijke kamer verdween.
Ik bleef nog even zitten, tot ik hun bed zachtjes hoorde kraken. Pas toen was ik er zeker van dat ik ongestoord kon vertrekken. Zo stil mogelijk stond ik op, ik kon niet snel genoeg weg zijn. Deze dag kon niet beter eindigen. Eindelijk was ik van die trut vanaf en ik had er nog een extra vrij dagje bovenop gekregen! Vrolijk fluitend, met mijn handen in mijn zakken, slenterde ik verder naar Lowieke, het dorpscafé
Het is midden in de nacht en ik kan de slaap niet vatten. Ik ben moe, daar niet van, mijn ogen willen niets liever dan dichtvallen om de duisternis te ontvangen, maar mijn lichaam beslist daar anders over. Ik heb namelijk al twee uur de hik, en er lijkt niet veel aan te doen. Mijn vriend heeft ooit eens twee dagen en drie nachten achter elkaar gehikt...Mooi vooruitzicht Alsof dat nog niet genoeg is, ben ik daarstraks naar jaarlijkse gewoonte door mijn enkel gezakt.Wat de oorzaak is, ik weet het niet, maar al vanaf mijn prille jeugd zak ik ieder jaar tegen de zomermaanden door mijn rechter enkel. Meestal is dat eventjes heel pijnlijk, maar na enkele minuten begint de hevige pijn weg te ebben, en na enkele uren is er niets meer aan de hand. Maar vandaag was het anders. Mijn voet kraakte en ik raakte zonder hulp niet meer recht. Met een houten stok uit de tuin (net een druïdestaf) strompel ik nu door huis, mijn arme voet ingetaped. Pijnstiller genomen om de nacht toch relatief pijnloos door te komen. Maar ik had geen rekening gehouden met mijn ontstuimige middenrif...
Nadat ik enkele minuten over het pad richting huis wandelde, verdween de euforie over de macht die ik over leven en dood scheen te hebben. Na het doden van dat onnietige wezen voelde ik een gelukzalig gevoel over me heen komen. Alsof ik almachtig ben, onkwetsbaar zelfs. Maar nu dit allesoverheersende gevoel afnam begon ik over de gevolgen van mijn daden na te denken. Louisa was geheel overstuur naar huis gevlucht. Wat als ze in die toestand haar mond zou voorbijpraten. Het was mijn woord tegen het hare natuurlijk en ik kan heel overtuigend zijn. Trouwens, ik stond recht in mijn schoenen. Ik had er geen geheim van gemaakt dat ik geen toekomst zag in een leven met haar. Dat zij mijn toenaderingen anders opnam, dat is haar probleem. Maar dat geeft haar het recht nog niet om mij zo koelbloedig in de val te lokken. Na deze redenering was ik ervan overtuigd dat ik het recht aan mijn kant had. Iedere zichzelf respecterende man zou op deze manier reageren. Vrouwen, het waren berekende en onbetrouwbare wezens. Hun enige taak in hun miezerige leven is om de man te dienen. En zelfs dat krijgen ze niet voor elkaar.
Ik werd in mijn overpeinzingen gestoord door een flikkerend lichtje in de verte. Een fiets naderde me vanuit het dorp. Ik verstopte me achter een struik en gluurde door de takken. Kon het? Zou ze zo dom zijn of speelde de voorzienigheid mee door me een tweede kans te gunnen. God had echt grootse plannen met mij om het lot zo in mijn richting te sturen. Haar blonde haren glansden in het maanlicht. Haar fiets rammelde over het hobbelige bospad en haar blauwe zwierige rok wapperde vrolijk in de wind. Zij was het, de domme gans. Waarom ze op haar schreden terugkwam, wie zal het zeggen. Waarom doen vrouwen wat ze doen? Ze zijn gewoon niet slimmer. Als een roofdier sloop ik naar het pad, verscholen in de schaduw van de struik waarachter ik verborgen zat. Net op het moment dat ze me passeerde sleurde ik haar van haar fiets en gooide haar op de grond. Als een wild beest begon ze om zich heen te schoppen en te klauwen. Ze gilde en krijste alsof haar laatste uur geslagen had. Ik werd dol door dat geschreeuw. Het was alsof die kat terug tot leven was gekomen om me te tarten. Ik wilde het gekrijs en het spartelen stoppen. Dat was alles. Ik nam haar bij haar strot en kneep. Ze klauwde met haar lange vingers naar mij gezicht. Ik had nooit geweten dat Louisa zulke lange nagels had. Ik voelde haar klauwen scheuren in mijn vel. Door de pijn werd ik woest. Ik voelde het bloed naast mijn oog sijpelen. In mijn woede kneep ik nog wat harder tot het spartelen minderde. Haar greep rond mijn polsen verzwakte. Uiteindelijk veranderde het gegil in een hees gesnik waarna al snel alle weerstand stopte. Na een laatste schok die door haar lichaam voer was het stil
Eindelijk stilte. Vrouwen en katten wat een lawaai konden zij produceren. De stilte bracht me opnieuw tot rust. Ik zat schrijlings over het levenloze lichaam na te hijgen. Dit was me het avondje wel. Nadat het oorverdovend kloppen van mijn hart een beetje geluwd was, bekeek ik haar. Door de worsteling waren haar haren los gekomen en ze lagen nu slordig verspreid over haar gezicht. Daar lag ze nu, zo stil en vredig. Zo zouden alle vrouwen moeten zijn.
Levenloos Als je ze nodig had kon je ze tevoorschijn halen, als ze niet meer dienden kon je ze weggooien. Een gebruiksvoorwerp Dat was de ware aard van de vrouw. Teder streelde ik haar blonde haren uit haar gezicht. Maar ik geloofde niet wat ik zag. Dit kon niet Dit mocht niet waar zijn. Geschokt keek ik naar het gezicht van de dode vrouw. Dit was Louisa niet! Dit was een onbekende jonge vrouw. Wel een mooie onbekende vrouw. Misschien zelfs knapper dan mijn Louisa. Maar ze was niet Louisa.
Verdomme! Vloekend sprong ik recht. Nu pas kon ik haar van top tot teen bekijken. Ze was gekleed in een slonzige, versleten, bruine jurk. Ze droeg geen elegante dansschoentjes onder die vod, maar mannenschoenen. Ik vloekte nog een beetje harder. Dit was een ramp. Louisa leefde nog! Ze kon me nog altijd verraden, de hoer. Maar eerst de belangrijke dingen. Ik moest van dit levenloze kreng afgeraken.
Denk, Claude denk na! Sprak ik mezelf toe. Aan de overkant van het pad hoorde in enkele koeien herkauwen. Mijn ogen waren ondertussen gewend aan de duisternis. In het weiland zag ik een ronde vorm staan. Ik spande mijn ogen een beetje harder om uiteindelijk een waterput in die vorm te herkennen. De boer pompte hier het drinkwater voor zijn beesten op. Ik tilde het vrouwmens op mijn schouder zoals ik een zak aardappelen droeg en ik gooide haar over de prikkeldraadomheining. De beesten werden een beetje onrustig door mijn plotse aanwezigheid, maar de duisternis zorgde ervoor dat er geen paniek uitbrak onder de kudde. Ik sleurde het lichaam aan haar voet mee naar de put. Ze was in de modder belandt en ik was niet van plan om mijn mooie, nieuwe pak te besmeuren. Ik hief haar onder haar oksel op en gooide haar over de rand van de put. Een zachte plons verzekerde me ervan dat het pakketje veilig aangekomen was. Ik stofte mijn pak een beetje af en besloot dat het wel genoeg was geweest voor vandaag. Een vrije dag was ook niet je dat. Veel vermoeiender dan een gewone werkdag. Maar nu had ik tenminste vervoer naar huis. Ik reed op haar fiets richting dorp, waar ik het rijwiel aan het eerste het beste busstation achterliet
Een oude man is ziek. Waarschijnlijk ernstig ziek, meer dan ernstig. Zes kinderen heeft hij grootgebracht. Samen met zijn vrouw heeft hij hen alles gegeven wat in hun mogelijkheden lag. Ze hebben fouten gemaakt, hij heeft fouten gemaakt. Iedereen maakt fouten. Er is ruzie geweest, over kleine en onbelangrijke dingen. Alledaagse dingen. In andere gezinnen wordt er even geroepen, getierd of desnoods gevloekt. Daarna is de lucht geklaard en kan men weer verder met het leven, samen. Maar in dit gezin wordt er niet geroepen, geen ruzies of discussies, niet eens een gesprek.... Jaar na jaar ... Kleine misverstanden worden uitvergroot. Een foute blik op het verkeerde moment, de kinderen steigeren. Eén voor één verdwijnen ze uit het leven van hun ouders. Gekwetst, kwaad en koppig. Te koppig om de echte rede van hun onenigheid op tafel te leggen. Niet weten waar beginnen, er is teveel gebeurd. De berg opgestapelde misverstanden is niet meer te overzien. Ieder is met zijn eigen problemen bezig, zijn eigen beslommeringen en trauma's. Moeder, vader en kinderen. Deze wrok wordt doorgegeven aan de kleinkinderen. Die zijn ondertussen volwassen, maar toch nog te jong om het te begrijpen. Maar de wrok is ondertussen een eigen leven beginnen leiden. De man is ziek, al weken begrijpt hij niet meer wat er allemaal om hem heen gebeurt. Hij heeft koorts, staat wankel op zijn benen maar hij geeft niet toe. Wil niet verliezen van de ouderdom. Maar hij ziet de dood naderbij komen. Plots staan ze daar, voor zijn ziekbed. Jarenlang geen contact meer gehad. Jarenlang waren ze te koppig om nog maar een woord te wisselen bij onverwachtte ontmoetingen. En nu zijn ze daar. Vol medelijden. Hij moet hun medelijden niet. Niet vandaag, misschien zijn laatste dag. Hij is bang, doodsbang voor de operatie. Voor de gevolgen, voor die almachtigen in hun witte jassen. Hij heeft de moed en de energie niet om deze confrontatie aan te gaan. Hij wil niet. Hij sluit zich af, ver weg van iedere vorm van misplaatst begrip. De enige plek waar hij naartoe kan: diep in zichzelf. Kwaad en gekwetst keren de kinderen op hun schreden terug. "Hoe durft hij om ons te negeren! Net nu hij ons het hardst nodig heeft! Hoe durft hij om met zichzelf bezig te zijn en niet met ons! Wij doen nog wel al die vergeefse moeite om hem na al die jaren te bezoeken.. Om onze tijd te verspillen terwijl we wel andere en belangrijkere dingen te doen hebben! Nooit ziet hij ons nog terug!" En zo verliest de man, op zijn ziekbed, onbewust drie kinderen en zes kleinkinderen. Hij zegt niets, vraagt niets... Hij hoort het gefluister onder zijn overblijvende kinderen. Hij voelt de woede die broeit in het binnenste van zijn vrouw. Zij praat erover, maar niet met hem. Ze denken dat hij het gefezel niet hoort, of erger nog: niet begrijpt. Maar hij begrijpt heel goed wat er rond hem gebeurt. Hij wil zoveel zeggen, maar hij vind de woorden niet. Na drie kwart eeuw een stilzwijgend leven te hebben geleid, is het moeilijk om .... Zijn jongste zoon zit naast hem, samen kijken ze zwijgend naar de koers. Tussen hen zijn geen woorden nodig ...
Louisa straalde als een echte filmster, die kleine blonde troela. Fier als een pauw liep ze aan mijn arm door het dorp naar de kerk. Tijdens de plechtigheid werden haar ogen glazig en gelukzalig zag ze zichzelf al als bruid voor het altaar staan met mij aan haar zijde. Mijn gedachten gingen ook die kant uit, maar dan met een ander als mijn bruid. Als paria s werden we achteraan in de kerk verbannen, maar van daaruit had ik een uitstekend zicht op alle aanwezigen. De kerk zat stampvol. Alle notabelen van het dorp waren aanwezig. Zelfs de burgemeester! Dit bevestigde mijn vermoedens dat de familie Genova van het grootste belang was in hogere kringen. Na de plechtigheid werden we verwacht op de receptie. Plechtig stonden de fiere ouders langs het bruidspaar om felicitaties in ontvangst te nemen. Na deze verplichting zochten mijn ogen de feestzaal af. Louisa liet mijn arm geen moment los. Ik kreeg het flink benauwd door haar constante aanwezigheid. Plots gaf ze een gilletje en sleurde ze me mee naar de andere kant van de zaal. Uitgelaten op en neer springend begroette ze haar beste vriendin: Elena
Geheel onverwacht stond ik plots oog in oog met haar. Ik kon geen woord uitbrengen. Gelukkig had op dat moment niemand oog voor mijn aanwezigheid, zo kon ik haar onopvallend observeren. Zij was blijkbaar de babysit van haar jongere broertje en zusje. Een tweeling zo op het eerste zicht. Het jongetje had ik de vorige keer in de winkel gezien. Nu was hij helemaal opgekuist en hij blonk bijna als een spiegel. Zijn zusje was net een engeltje. Een jongere versie van Elena. Ik had onmiddellijk een hekel aan die twee snotapen. Zij waren op dit moment het grootste obstakel tussen ons. Door het geroezemoes door hoorde ik Louisa mijn naam vernoemen. Fier stelde ze me voor, maar voor ze me haar verloofde kon noemen nam ik elegant Elena s fijne hand in de mijne en verklaarde dat ik jongste vennoot was van Vermeers stoffen en kleding, waarna ik haar complimenteerde met de trouwjurk die zij uit onze stof hadden gecreëerd. Eerlijk gezegd had ik helemaal niet op de jurk in kwestie gelet. Als het ontwerp niet van mijn handen afkomstig was, kon het niet de moeite waard zijn Duidelijk een bewijs dat de familie geen kapitaal meer in hun bezit had, anders hadden ze wel van mijn artistieke talenten gebruik gemaakt. Maar helaas, dit was niet aan hen besteed.
Galant boog ik me licht en kuste ik haar hand. Kleine, zachte blanke handen had ze. In ieder geval geen handen die het gewoon waren om hard te werken. Maar daar kon verandering in komen. Hard werken viel aan te leren, vooral na enkele maanden leerschool bij mijn moeder! Heimelijk had ik al leedvermaak bij het beeld van deze breekbare schoonheid die zich uit de naad werkte, voor mij. De glimlach die door deze gedachte op mijn lippen verscheen, werd aarzelend beantwoord door haar. Maar veel gelegenheid had ik die avond niet om met haar door te brengen. Die twee rotkinderen eisten haar volledige aandacht op. Het was duidelijk, die twee moesten op de één of andere manier uit de weg worden geruimd.
De bruidegom lustte graag een stevige pint. Al snel zag ik dat er met hem wel te praten viel. Zo vlug ik kon liet ik Louisa aan haar lot over en knoopte een gesprek aan met de bruidegom, die al niet helemaal vast meer op zijn benen stond. Hij bleek een echte Don Juan te zijn die de vrouwtjes wel kon smaken en na dit huwelijk zou daar geen verandering in komen. Daar maakte hij geen enkel geheim van. Ik vroeg me af hoe hij die vrouw dan had kunnen overtuigen tot een huwelijk. Eerlijk gezegd, als ik haar wat aandachtiger bekeek, echt gelukkig zag ze er niet uit.
Haar vader Verklapte hij me zijn geheim. Je moet haar vader aan jouw kant krijgen. Hij is nog van de oude stempel. Hij gelooft nog in het arrangeren van huwelijken. Waarschijnlijk nog een overblijfsel van hun adellijke afkomst.
Voor ik nog meer vragen kon stellen werd hij aangeklampt door een ander lid van de familie. Zijn familie zonder twijfel. Nog een lallende Hollander.
Voor het avondfeest werden we niet uitgenodigd. Er was alleen voorzien voor de naaste familie en enkele goede vrienden. Een beetje beduusd dropen we af. Ik bracht Louisa naar haar fiets die op de hoek van de feestzaal stond. Ikzelf was te voet gekomen. De meeste genodigden hadden op die korte tijd zoveel mogelijk gedronken. Zingend en roepend liepen ze door de dorpsstraat om het feest in de plaatselijke cafés verder te zetten.
Weet je, fluisterde ze poeslief in mijn oor, we hoeven nog niet naar huis te gaan.
Meer uitleg had ik niet nodig. Ik nam het stuur van haar fiets over en met haar op het bagagerek reden we het pad achter de kerk in, dat het bos en de velden in leidde. Ik gooide haar fiets op de grond en wilde haar het eerste het beste bosje in sleuren, maar ze verzette zich en rukte zich los uit mijn sterke armen. Een beetje verder op het smalle pad zat een spierwitte poes brutaal naar ons te kijken. Haar vacht weerkaatste in het maanlicht. Louisa zette zich op haar hurken en met zachte woordjes lokte ze het dier. Ik begon het serieus op mijn heupen te krijgen. Altijd was ze in de weer met dieren en vooral met poezen. Ik had een hekel aan die beesten. Aan alle beesten eigenlijk. Als ik er over nadacht, moest ik ook niet veel hebben van mensen. Vooral vrouwen vond ik vervelende schepsels. Een noodzakelijk kwaad. Al even irritant als die verdomde katten. Ze nam het witte mormel in haar armen en begon haar liefdevol te strelen. Ik had dat kreng wel kunnen verscheuren. In de plaats van mijn noden werden nu die van die vervloekte vlooienbak bevredigd. Luid spinnend nestelde ze zich in Louisa s armen.
Ik moet je eerst iets vertellen, Claude! Fluisterde ze dwingend, terwijl ze zich neerzette op een omver gevallen boomstam. Ongeduldig zette ik me naast haar neer en verwachtte me weer aan haar onzinnig gekakel.
Ik heb fantastisch nieuws Claude! Nieuws dat ons hele leven zal veranderen, in de goede zin. Dit is hetgene waar ik om gebeden heb sinds ik jou ken voorspelde ze.
Ik begon me een beetje ongerust te voelen. Ik kreeg het gevoel dat ik in de val gelopen was.
Claude Ik ben in verwachting! We krijgen een kindje Is dat niet fantastisch? Riep ze opgewonden uit.
Ik kreeg het warm en koud tegelijkertijd bij het horen van die woorden. Het werd even donker voor mijn ogen, waarna ik haar en die stomme kat in een bloedrode nevel zag verschijnen. Mijn handen kromden zich tot klauwen en ik hoorde mijn hart in mijn hoofd kloppen. Ik kon niet meer nadenken, niet meer ademen. Het was alsof mijn strot ter plaatse werd overgesneden. Ik boog me hijgend naar haar toe. Ze keek me met wijdopen gesperde ogen aan en ze deinsde zo ver mogelijk achteruit. Het beest in haar armen begon te krijsen en te blazen. Beschermend sloeg ze haar arm rond het vieze witte schepsel. Ik trok het beest met één ruk aan haar nekvel uit Louisa s armen. Spartelend hing het gillend en spuwend in mijn grote, krachtige hand te spartelen. Grijnzend keek ik Louisa aan en siste:
Luister goed naar me ik heb hier niets mee te maken. Zorg dat je van dat duivelsjong vanaf komt of ik help wel een handje.
Zonder met mijn ogen te knipperen brak ik de nek van de kat met één ruk. Plots was het doodstil. Het krijsen was opgehouden. Alleen de zware onregelmatige ademhaling van Louisa galmde in mijn oren. Ze gooide haar benen naar de ander kant van de boomstam en holde huilend naar haar fiets. Zonder om te kijken fietste zo snel ze kon over het zandpad in de richting van het dorp. Ik gooide het levenloze kreng van de kat in de struiken en wandelde vrolijk fluitend met mijn handen ontspannen in mijn zakken naar huis.
Elena was niet echt rad van tong. Hoe harder Louisa aandrong , hoe zwijgzamer het meisje werd. Er hing een waas van geheimzinnigheid rond die hele familie Genova, wat de roddels in het puriteinse dorp natuurlijk aanwakkerden. Maar op een dag kwam Louisa na het werk de zaak binnengehold, wat helemaal niet van haar gewoonte was. Uitgelaten als een klein kind, dat ze in feite nog was, vertelde ze haar zus dat ze uitgenodigd was op het huwelijk van Raina Genova, de oudste zus van Elena. Ze vreesde dat haar vader haar nooit zou laten gaan zonder escorte dus ze kwam haar zusters hulp inroepen. Mijn hart ging als een wilde tekeer. Dit was mijn kans om met de mysterieuze Elena in contact te komen. Ik moest ervoor zorgen dat ik, zonder enige argwaan te wekken, mee naar dat huwelijksfeest werd gevraagd! Onze Jos luisterde me enige interesse naar het onsamenhangende geratel van zijn schoonzusje. Ik luisterde aandachtig maar liet niets blijken. Ook niet toen ik mijn naam hoorde vallen. Ik deed alsof ik geconcentreerd bezig was. Ik mocht niet te gretig lijken. Ik zou mijn zogenaamde relatie met Louisa kunnen verraden, of beter gezegd zij zou haar mond kunnen voorbijpraten met haar onvolwassen gekakel en ongecontroleerde gevoelens. Maar tegelijkertijd kon ik tegenover haar mijninteresse voor haar vriendin niet laten zien. Dan werd ze totaal onbruikbaar voor mijn doel!
Marie herhaalde mijn naam nog twee keer voor ik quasi ongeïnteresseerd opkeek.
Wat? Vroeg ik en keek hun met mijn meest onschuldige blik aan.
Wil jij met ons Louisa naar dat trouwfeest gaan? Herhaalde Marie.
Trouwfeest? Wie gaat er trouwen? Viel ik uit de lucht. Mijn bescheidenheid laat me niet toe om op te scheppen over mijn groot acteervermogen, maar als ik zo eerlijk mag zijn: ik had een groot acteur kunnen worden. En met de jaren heb ik dit talent nog aangescherpt.
Louisa is altijd al een opgewonden standje geweest en ongeduldig begon ze het verhaal opnieuw af te ratelen. Maar Marie, die ouder, wijzer en verstandiger is, legde haar het zwijgen op. Ze stelde me opnieuw voor om met Louisa naar het trouwfeest van Raina Genova te gaan als vertegenwoordiger van de zaak. Ik keek alsof ik een beetje verveeld zat met de zaak. Ik zuchtte eens diep en keek de twee vrouwen bedenkelijk aan. Tot onze Jos zei:
Eigenlijk moet je gaan, Claude. Dan kan je wat reclame maken voor de zaak. De stof voor de jurk komt immers van hier!
Zo had ik het nog niet bekeken. Uiterlijk tegen mijn zin gaf ik toe.
Voor jouw een plezier te doen, Jos, zal ik gaan. Beloofde ik hem. Louisa stond midden in de winkel al dansend in haar handen te klappen. Ik keek haar bedenkelijk aan en ik zette me met een diepe zucht terug aan het werk.
Hoe dichter het huwelijk naderden, hoe zenuwachtiger ik werd. Moeder, verweet me dat het wel leek of ik stapte zelf in het huwelijksbootje. Wist zij veel dat deze dag even belangrijk zou worden als mijn eigen huwelijk. Van deze ontmoeting hing mijn gehele toekomst af! Raina trouwde met een Hollander. Hendrik van der Heyden heette hij, een grote slanke man, die ploegbaas was op de fabriek waar Louisa, Elena en ook Raina werkten. Raina was na haar verloving gestopt op de fabriek op vraag van haar toekomstige. Het paste niet dat de vrouw van de ploegbaas tussen de lagere klassen, die fabrieksarbeidsters toch zijn, moest vertoeven. Waar ik hem groot gelijk in gaf. Een vrouw hoort thuis te blijven, om voor haar man en het huis te zorgen. Zij heeft geen behoeftes aan contact met anderen zolang zij een goede echtgenoot heeft. Zij zal zelfs geen tijd meer hebben voor al die tierlantijntjes. Tenminste, als zij een goede vrouw is
De grote dag brak aan. Ik had voor mezelf een nieuw pak gemaakt. Louisa verwachte van me dat ik haar een nieuwe jurk zou maken, wat ik haar al snel uit haar mooie maar domme hoofdje praatte. Ontgoocheld richtte ze zich tot mijn broer die haar wensen vertedert inwilligde. Voor zover zij wisten was dit haar eerste afspraakje.Hij nam haar maten en tussen de bestellingen door maakte hij haar jurk naar een model uit de laatste nieuwe catalogus. Enkele maanden later, een dag voor het feest, paste ze dol enthousiast haar nieuwe blauwe jurk. Maar o ramp! De ritssluiting achteraan ging niet helemaal dicht!
Je hebt de maten verkeerd genomen! verweet de kleine furie hem.
Beteuterd bekeek ze zichzelf in de spiegel. Onze Jos glimlachte en vermeldde terloops dat ze misschien een beetje teveel gesnoept had. Inderdaad, nu deze jurk zo hard rond haar lichaam spande, viel het me ook op dat ze een beetje verdikt was. Haar normaal ranke en tengere gestalte was op enkele weken tijd ronder geworden. Marie bekeek haar zusje met een bedenkelijke frons en stuurde haar terug naar de paskamer. Onze Jos heeft de hele nacht doorgewerkt om het jurkje opnieuw uit te leggen en klaar te krijgen tegen de volgende ochtend.
Ik ben die ochtend zeker drie keer naar het koertje geweest. Op van de zenuwen was ik. Ik kreeg geen hap door mijn keel. De geur van het gebakken spek dat mijn moeder voor me had klaarstaan riep braakneigingen bij me op. Ik dorst onder haar priemende blik niet te weigeren en kokhalzend zette ik mij aan tafel. Gelukkig riep op dat moment mijn vader luid en vloekend op zijn vrouw. Zij liet mij aan mijn lot over en verdween naar de koer, waar mijn vader blijkbaar in de één of andere benarde situatie verzeild was geraakt. Ik gaf mijn vier dikke sneden brood belegd met het vette spek snel aan de hond die op dat moment onder de tafel zat, de geur van het spek opsnuivend. In vier grote happen was het ontbijt verorberd. Ik dronk enkele slokken van de koffie terwijl ik haastig van tafel opstond. Net op dat moment kwam mijn moeder terug binnen. Ze keek me bedenkelijk aan. Met opgetrokken wenkbrauwen ging haar blik naar de hond die smakkend van onder tafel gekropen kwam. Maar voor ze iets kon zeggen kwam mijn vader luid snuivend en scheten latend binnen gestrompeld. Met veel gestommel zette hij zich aan tafel en zonder mij een blik te gunnen begon hij smakkend en boeren latend aan zijn ontbijt. Het vet droop langs zijn kin. De eerste hap had hij nog niet doorgeslikt of hij dronk gulzig van zijn koffie. Walgend nam ik mijn jasje dat netjes over een kapstok aan de deur van de traphal hing en vertrok.
Een stralend zonnetje en zomerse temperaturen. Ik zit in de schaduw van een jonge Vlier en probeer een boek te lezen. Wat niet gemakkelijk is als een aanhankelijke kat je volledige aandacht opeist, een jonge Stafford uitgelaten door de tuin holt en daarbij enkele kippen omver loopt die zich met veel kabaal over de hele tuin verspreiden en een oude Pit Bull die al dat jong geweld gelaten over zich heen laat stormen. In ieder hoekje van de tuin is wel iets te zien. Overal is er leven, alles groeit en bloeit... Ik besluit om mijn schoonouders op te bellen. Schoonpa is gisteren na drie lange weken eindelijk ontslagen uit het ziekenhuis. Ondertussen ben ik er achter gekomen waarom de Spoeddienst "Spoeddienst" wordt genoemd. Die vier uur die je gemiddeld nodig hebt om in te checken, is niets vegeleken met die volledige werkdag die je spendeert aan het terug uit te checken. Om het in mijn schoonvaders eigen woorden te zeggen; "Op het werk wordt je sneller ontslagen dan hier..." Enfin, donderdag kregen we het heugelijke nieuws te horen dat hij de volgende dag "misschien" naar huis mocht. Als zijn bloeduitslag goed was, zou er geen enkel probleem zijn. Bloed wordt er al voor het krieken van de dag getrokken. De vorige dag was de dokter 's middags al op ronde geweest, dus wij haasten ons rond de middag naar het ziekenhuis. Maar schoonvader lag nog altijd in zijn pijama op het bed. Ze hadden nog geen dokter gezien. De uren verstreken. Pa werd zenuwachtiger. Uiteindelijk vraag ik aan een passerend verpleegstertje wanneer de dokter ons ging verheugen met zijn aanwezigheid. Natuurlijk niet in zulke verbloemde woorden. Pas rond vijf uur zou zijn verhevenheid eventjes vrij maken om te beslissen over een eventuele nakende vrijheid. Nog twee lange uren wachten in die hete, broeierige, duffe kamer. Schoonpa hield het niet meer. Schoonmoeder mocht geen centimeter van zijn bed wijken. Hij had haar nodig. Half vijf, hij barstte bijna in tranen uit. De wanhoop stond op zijn gezicht geschreven. De verpleegster kwam zijn koorts meten: 38.8° koorts. Onze hoop smolt ... Nog meer familie kwam langs om te wachten op het verdict. Op de gang werd de toestand heimelijk besproken, samen met het feit dat één van de broers onnodig de familie op stelten had gezet en nu koppig zijn vader weigerde te bezoeken, wat niet in het voordeel werkt van een spoedige genezing. Ik zeg het u, deze familie levert genoeg stof om een hele kroniek te schrijven! Uiteindelijk komt zijne verhevenheid uit één van de kamers geschreden en passert zonder blozen schoonpa"s kamer. De verpleegster waarschuwd hem bijna onzichtbaar. Het gepeupel mag niet merken dat een ondergeschikte hem op zijn taken wijst. Hij betreedt de kamer, en wij, de familie gaan eerbiedig naar buiten. De vorst gaf zijn toestemming, de veroordeelde mag het gebouw verlaten, mits hij zich volgende week opnieuw aanmeldt voor nog enkele folteringen en binnen een maand gaat hij opnieuw onder het mes. Allemaal pogingen om de voortdurende koorts onder bedwang te krijgen, waar ze geen oorzaak voor vinden. Ieder klein spoortje spitten ze grondig uit. Schoonpa heeft geen honger, eet amper. Zijn lichaamsfuncties werken daardoor niet naar behoren, waardoor hij nog meer middeleeuwse folteringen moet ondergaan. Maar nu mag hij naar huis. Eerst krijgt hij nog zijn avondmaal. Opgewonden als een klein kind eet hij alle boterhammen op. Hij begint zich om te kleden maar plots stormt hij naar de badkamer. We horen hem luid braken en hoesten. Doodop en bezweet komt hij uiteindelijk weer tevoorschijn. Hij strompelt naar de zetel, maar hij krijgt zijn sokken niet eens meer aan, zo zwak is de arme man. Zijn vrouw mag hem niet helpen. Zijn jongste zoon moet dat doen. Eerbiedig knielt mijn vriend voor zijn vader neer en kleedt zijn voeten. De oudste zoon komt binnen. Samen zitten wij te wachten op de dokter met de ontslagpapieren Schoonvader is bang dat hij zijn medicamenten, die hij bij het binnenkomen heeft moeten afgeven, niet meer terugkrijgt. De zoon gaat even kijken, niemand te zien. Een uur verstrijkt; schoonpa wordt nu echt wel ongeduldig. Ik ga naar de balie. Een vriendelijke verpleegster verzekerd me dat de dokter ermee bezig is. Maar de oudste zoon moet weg, hij kan niet lager meer wachten. We beginnen wat rond te wandelen. Ik zit in de gang, waar de temperatuur wat aangenamer is, in de rolstoel die we al hadden klaargezet om schoonpa naar de auto te brengen. Na enkele minuten kon ik er al aardig weg mee, al zeg ik het zelf. Mijn vriend was de ene kant van de gang gaan verkennen, schoonmoeder de andere kant. Na een kwartiertje komt schoonpa zijn kamer uit gestrompeld en vraagt achter zijn vrouw... Hij lijkt zo hulpeloos. Ik ga haar zoeken, maar zij komt de hoek al om met de dokter in haar kielzog. Hij lijkt plots een beetje minder goddelijk, een beetje meer mens als hij ons aanspreekt. Hij legt duidelijk uit welke pillen schoonpa in moet nemen en wanneer hij terug moet komen voor onderzoek. Hij zou deze instructies aan de verpleegster geven zodat zij alles kon noteren en daarna konden we vertreken. Schoonpa trekt zenuwachtig zijn jas aan en vertrekt. Met veel moeite kunnen we hem overtuigen dat hij nog eventjes moet wachten. Pas wenner hij hoort dat we zijn pillen nog niet hebben, gaat hij terug zitten, met zijn jas aan. Hij is nog één stap verwijdert van de vrijheid. Volgens hem, zijn laatste dagen in de vrijheid, want hij is ervan overtuigd dat hij kanker heeft. De verpleegster laat gelukkig niet lang op zich wachten, ze regelt zefs een thuisverpleegster uit de buurt voor hen. Eindelijk was hij vrij. De rolstoel was van geen belang. Hij liep wel zelf naat de lift. Maar toen hij doorhad dat de roelstol toch terug mee naar beneden moest, heeft hij zich er toch maar wijselijk ingezet. Ik krijg mijn schoonmoeder aan de lijn. Ze hadden goed geslapen vannacht. Vanmorgen had hij goed gegeten en deze middag had hij een beetje van zijn vis genipt. Niet veel, maar toch iets. Soep gaat er, zzoals gewoonlijk, goed in. Nu lag hij in de veranda wat te slapen. Vanmorgen had hij eventjes buiten in het zonnetje gezeten. Het zal hem goed doen, de frisse lucht en het warme zonnetje. En zelfs als zijn donkerste voorgevoelens bewaarheid worden, laat hem dan nu maar fllink genieten van deze onverwachte, mooie zonnige dagen....
Ik ben zomaar iemand, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Fiep.
Ik ben een vrouw en woon in Balen () en mijn beroep is dromen.
Ik ben geboren op 07/10/1967 en ben nu dus 57 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: schrijven, tekenen, computeren, observeren, mijn huisdieren en mijn lief.
Ik ben herstellend CVS patient. Sinds een paar maanden durf ik opnieuw toekomstplannen maken. Via het schrijven kan ik me uiten en ik hoop om via deze blog nieuwe zielsverwanten te vinden