Het is mijn avond, dinsdag. De avond dat ik steeds, een beetje gespannen, haar bezoek. Even kijken of alles in orde is. Ik ga om brieven te lezen, ook al zijn ze al eens gelezen. Om de post te sorteren, ook al herleest ze niet, om alles in de mappen te doen. Dan kom ik zien hoe het is. Alles is nog. Traag is ze recht gekomen. Het ruikt weer een beetje muf. Er brandt maar één licht. Ze ziet ook zonder. Ben je al buiten geweest vandaag? vraag ik beschroomd. Ze is al buiten geweest. Ik zet het vuile bord en het glas in de keuken. De keuken is nog vrij proper. Ik hoef niets op te ruimen of dicht te doen. Je moet niets opruimen zegt ze, Ik doe het morgen wel. Zet je even bij mij. Kom zet je even hier. Vertel me eens wat. Ik lees het eerbetoon van mijn neef, dat hij voorlas bij het overlijden van mijn oom. Ze luistert gespannen. Het is mooi gezegd he? Ja, het is typerend. Zo was hij echt wel, zoals hij daar schrijft. Voor mij is hij ook altijd goed geweest, als we vroeger onverwacht op bezoek kwamen. Hij kon snel lekkere dingen op tafel krijgen, zelfs voor een groep zoals ons gezin met zeven kinderen. Toen ik in moeilijkheden zat heeft hij me altijd geholpen. Je moest van hem houden, hoe speciaal hij ook was. Ze tuurt zonder blik in de verte van het vervlogen verleden. Ik wacht. Ik zou willen dat ik kon bidden zoals vroeger, zegt ze, maar tegenwoordig helpt het bidden niet meer, misschien moet ik niets meer voor ons vragen, ik zal bidden voor God zelf. Haar schouders zakken ontspannen wat dichter naar zich toe. Ze staat stilletjes op en wandelt naar de zetel. Ik denk dat ik goed ga slapen. Ik zeg niets meer en wens haar een goede nacht. Toen ik aankwam liet niets het vermoeden, maar als ik ga en mijn moeder verlaat, is de wereld wit.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Floreanne
|