Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
22-08-2010
Systeem voor Kiwibessen
Systeem voor Kiwibessen
Te Beek in Nederlands
Limburg bij Hermens het materiaal gaan ophalen. Het wordt gefabriceerd in
Italiƫ door de firma Valente.
(Naar gegevens van van
Prof Dr. Walter Hartmann van de Universiteit Hohenheim, Stuttgart)
Indeling der soorten
Alle pruimen hebben x = 8 chromosomen
Kerspruimen of myrobolanen (Prunus cerasifera) hebben
16 chromosomen, 2 x 8 (diploid)
Sleepruimen, sleedoorns (Prunus spinosa) hebben er 32, 4 x 8
(tetraploid).
Uit natuurlijke kruising van kers Ā en sleepruimen
ontstond de Prunus domestica (pruimen en kwetsen) 16 + 32 = 48 chromosomen, 6 X
(hexaploid). Deze stelling wordt al 100 jaar aangenomen. Het bewijs werd in
1936 geleverd door V.A. Rybin. Alhoewel hij in de Kaukasus geen dergelijke
exemplaren vond, bekwam hij door kruising van kers- en sleepruimen pruimen die
sterk op de gekweekte rassen leken.
Een andere theorie
verklaart het ontstaan van de cultuurpruim door mutaties van de kerspruim.
In 1991 werden in de Kaukasus polyploĆÆde kerspruimen
en sleepruimen met meer dan 4 x 8 chromosomen gevonden. Ze onderscheiden zich
door grotere, zoetere vruchten met minder looistoffen. De bladeren en knoppen
zijn even groot als bij de cultuurpruimen. Dit zijn spontane, natuurlijke
kruisingen.
De drie hoofdgroepen
der pruimen gebaseerd op het chromosomenaantal
1.DiploĆÆde pruimen (16 chromosomen.):
de kerspruimen
of myrobolanen (Frans: myrobolan. In het Duits schrijft men Myrobalanen); en
talrijke Aziatische en Amerikaanse pruimen.
2.De tetraploïde sleeën, sleedoorns.
3.HexaploĆÆde soorten: de Europese
cultuurpruim (Prunus domestica) en de Prunus insititia.
Daar de meerderheid van deze pruimen kunnen kruisen en
dit gebeurt in de vrije natuur altijd weer, aldus bestaan er een veelvoud van
bastaarden, wat de indeling niet gemakkelijker maakt.
Wildvormen
Bij de sleedoorns bestaan er verschillende typen die
afwijken in vruchtgrootte, bloei Ā en rijpheidtijdstip. Ze komen van de oertijd
bij ons voor, zoals blijkt door vondsten van stenen bij archeologische
opgravingen.
Tussen haakjes: Wageningen heeft onderzoek verricht
naar het gebruik van sleedoorn als onderstam. Zij selecteerden een viertal
types (uit een vijftigtal variƫteiten) die als onderstam positiever (minder
grote boom, toch grote vruchten; dit in tegenstelling met de Engelse Pixy, die
ook klein blijft, maar waarbij de vruchten eveneens klein blijven) zouden
scoren dan de nu meest gebruikte St Julien A.
Myrobolanen of kerspruimen zijn veel recenter in onze
streken gekomen. Pas sinds een 100 tal jaar worden ze gebruikt als onderstammen
(voor hoogstam pruimelaars) en na het afsterven van het geƫnte ras groeiden
deze verder en verspreidden zich door zaadvorming.(Soms lees ik dat ze ook
uitlopers vormen, doch ik heb dit zelf nog nooit vastgesteld.) In Oostenrijk
blijken ze al in de 17 de eeuw aanwezig te zijn. De kerspruimen zijn er in meerdere
typen. De vruchtkleuren gaan van geel, geelrood, rood tot violetblauw. Er zijn
struikvormige van 3 Ā 5 m en bomen tot 12 m. In hun oorspronggebied in de
Kaukasus zijn er bomen met een doormeter van 70 cm. In mijn tuin heb ik er
intussen een tiental staan met gans het genoemde scala aan vruchtkleuren en die
dikwijls enorm productief zijn, ondanks dat zij erg vroeg bloeien, meerdere
weken voor de cultuurpruimen. Ook dit jaar (2010) zijn er sterk dragende bomen,
niettegenstaande de zeer late vorst dit voorjaar. Bomen die vorig jaar enorm
droegen zitten nu in een beurtjaar. Trouwens, tegen mijn verwachtingen in, is
2010 een zeer goed pruimenjaar, behalve wat de Reine Clauden betreft, die tot
de later bloeiende pruimen behoren. Althans in deze streek, de Voorkempen.
Prunus insititia
De wilde pruimensoort Prunus insititia is zeer
omvangrijk.
Prof Hautmann spreekt van 3 ondersoorten:
Krieche/Kriechele, Zibarte en Sint Julienpruimen. Bij de paalwoningen uit het jongsteentijdperk
heeft men stenen gevonden van Kriechele en Zibarte. In de natuur zijn ze nu zo
goed als verdwenen. Ze onderscheiden zich enkel door de vruchtkleur van elkaar:
Zibarten zijn groen tot geelgroen; Kriechele zijn blauw.
De StJulien
kwam tijdens de voorgaande eeuw als onderstam uit Frankrijk. Vooral de St
Julien A is zeer bekend als onderstam. Na afsterven van de veredeling heeft de
St Julien zich in de natuur verspreid. De St julien heeft vruchten in
verschillende kleur en grootte. Bij de St. Julien A zijn deze groen tot
groengeel.
De bekendste ondersoorten van de Prunus insititia zijn
-Enerzijds de Reine Claudes of in het
Engels Gages.
-Anderzijds de Mirabellen (niet
verwarren met de Myrobolanen of kerspruimen, want de gele myrobolaan wordt
meestal verward met de mirabelle.)
Primitieve Pruimen
Nog sterker bedreigd zijn de landrassen die men
desgewenst tot de wilde pruimen kan rekenen. Een kenmerk zijn de kleine
vruchten. Sommige hebben wel iets grotere vruchten.
Primitieve pruimen en landrassen staan op eigen wortel
en worden met worteluitlopers vermeerderd.
Toen wij hier in 1962 kwamen, groeiden er twee landras
pruimelaars aan de kant van de moestuin, met tamelijk grote, goedsmakende,
blauwrode vruchten. In de loop der jaren heb ik tientallen uitlopers
uitgedeeld. Ze kregen van mij de naam ĀKempische pruimenĀ. Ook in Brasschaat
had iemand dergelijke pruimen. Ik heb nog een ander landras, dat ik meebracht
van Leffinge bij Oostende. Opmerkelijk is dat de vruchten in mijn zandgrond een
stuk minder groot zijn en ook niet zo goed smaken als de vruchten van de bomen
daar, in de zware poldergrond. Daaraan
knoop ik ook het feit vast dat uitgeplante uitlopers van die twee moederbomen
het duidelijk minder goed deden, wegens onvoldoende verzorging en een grond
minder voorzien van voedingsstoffen. De moederbomen aan de rand van de moestuin
profiteerden duidelijk van de rijke, bemeste tuingrond. Ik heb nog een derde landras, een pruim uit het Keerbergse, gekregen van Wilfried D'Hondt. Deze pruim heeft de smaak van een goede cultuurpruim en is te vermenigvuldigen met worteluitlopers.
Wilde pruimen komen over gans Europa voor.
Zo zijn er de uitgebreide onderzoekingen van Heinrich
Werneck in de 1950tigerjaren in Oostenrijk. Hij vond naast Kriechele en
Zibarten nog een ganse reeks landrassen.
Vele dreigen te verdwijnen of zijn reeds verdwenen.
In de fruitverzamelingen komen ze niet of nauwelijks
voor. Ook in de genenbank voor fruit werden ze meestal vergeten.
De universiteit van Hohenheim en de T.U. München
ĀWeihenstephan hebben een kleine collectie.
De grootste verzameling van wilde pruimen werd door
Peter Schlotmann samengebracht te Lauenburg in Schleswig-Holstein: 420 vondsten
van pruimen.
Tot
een andere groep behoren de Japanse pruimen. Deze worden tot de soort Prunus
salicina (synoniem: Prunus triflora) gerekend. Prunus
salicina is diploid (2n = 2x = 16). De vruchten zijn groot en rond, met
tamelijk stevig vruchtvlees. Ze worden veel ingevoerd. Japanse pruimen bloeien vroeg,
gelijk met de kerspruimen (Deze zouden wel iets meer vorst verdragen dan de
Japanse pruim), een maand vroeger dan de Europese cultuurpruimen en lopen
daarom meer risico op schade door nachtvorst.
Er
bestaan ook soortkruisingen tussen de Japanse pruim en de abrikoos. Deze staan bekend onder de namen Plumcot, Aprium
en Pluot.
Eveneens
bestaan er soortkruisingen tussen de Japanse pruim en de kerspruim .
Mijn besluit
Toch blijf ik na dit verhelderend artikel met vragen
zitten.
Waar plaats ik bv. het blauwe pruimpje dat mijn jeugd
verblijdde? Is het een Damast pruim (pruim afkomstig uit het Midden Oosten,
Damascus)? Damastpruimen worden gerekend tot de Prunus insititia, net als de
Engelse Damsons en Bullaces.
Zijn er nog meerdere landrassen in onze streken te
vinden? Waar zijn de kleine, gele pruimpjes die men in meerdere streken
tegenkomt te plaatsen? Veertig jaar geleden proefde ik in Halle-Kempen een iets
grotere, gele pruim met iets rood, die wellicht eerder een oud landras was dan
een kerspruim. Zijn herinneringsbeelden betrouwbaar? Wat zijn en waar plaatst
men de kroosjes? Waar zijn de Brabantse, blauwe palokes te plaatsen? Kennissen
gaven mij gele pruimen die al vijftien jaar ze goed als onvruchtbaar blijken.
Waarom? Enz.
Wat zijn uw bevindingen?
Daniel Willaeys, Zoersel, aug. 2010
FotoĀs
1.Small Black Bullace
2.White
Bullace
3.Idem
4.Een
van mijn vrij goed smakende myrobolanen
5.Gele
myrobolaan
6.Mijn
donkerbladige , rode kerspruim
7.De
MO-Nectar van Georges Cooman, de mooiste pruimen die ik ooit zag en een van de
lekkerste.
8.Idem
9.De
cultuurpruim die ik als eerste aanraad: een zelfbestuiver, regelmatig vruchtbaar
en lekker. Zelfs als er te veel aanhangen is de smaak nog behoorlijk. We
oogsten nu de laatste vruchten.