Mijn meer dan 50 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik meedelen en zelf nog bijleren. Doch de wereld is groter dan de tuin. Daar is eveneens veel te zien en te beleven.
14-02-2018
Bioliologische landbouw een ideologie?
De jaarlijkse landbouwstudiedag van de vakgroep Landbouweconomie van de UGent focuste dit jaar op biolandbouw. Al tijdens de verwelkoming gooide Patric Buggenhout, voorzitter van de landbouwstudiedag, de knuppel in het hoenderhok door de vraag te stellen of bio nu een geloof is of niet. Stijn Bruers die zichzelf een rationeel ethicus noemt, kreeg met zijn controversiële standpunten over de zin van bio het debat meteen op gang. Hij trekt de milieuvriendelijkheid van de bioteelt en de gezondheid van bioproducten in twijfel en vindt dat biolandbouw zich al te rigide verschuilt achter bepaalde principes en daardoor nieuwe bevindingen onterecht weert.
De eerste discussie in dat kader ontspon zich rond de nieuwe Europese verordening voor bio die momenteel in ontwikkeling is. Eén van die nieuwe regels bepaalt immers dat biologische landbouw grondgebonden moet zijn. Daarmee kan hydrocultuur nooit als bio gecertificeerd worden. Ook de hele stadslandbouwbeweging wordt per definitie uitgesloten. Volgens Bram Moeskops die voor de Europese afdeling van de International Federation of Organic Agriculture Movements (IFOAM) werkt, is voor het principe gekozen dat in de bioloandbouw planten moeten gevoed worden door nutriënten die de bodem vrijgeeft en niet door nutriënten toe te voegen.
“Biolandbouw denkt in systemen en nutriënten toevoegen staat haaks op die visie. Bovendien zou het de deur open zetten voor grote, industriële landbouw”, stelt Moeskops. Blijkbaar zorgde deze bepaling ook voor heel wat discussie met de Noord-Europese landen, zoals Denemarken en Zweden, waar het groeiseizoen te kort is om in volle grond te telen, maar toch heeft de systeemvisie het gehaald.
Vervolgens kreeg Stijn Bruers de kans om dieper in te gaan op de vraag hoe rationeel biolandbouw is. Op basis van de doelen en waarden waar hij als persoon naar streeft, is hij op zoek gegaan naar de manier waarop biolandbouw kan helpen om die doelen te verwezenlijken. Hij geeft aan te streven naar welzijn, veiligheid en gezondheid van mensen, toekomstige generaties en dieren en naar sociale en intergenerationele rechtvaardigheid. Hij komt tot de conclusie dat hij bio niet als meerwaarde ziet, niet op milieuvlak en niet op gezondheidsvlak.
“Uit tal van meta-analyses blijkt dat bio een grotere ecologische voetafdruk heeft dan gangbare landbouw door meer landgebruik als gevolg van de lagere opbrengsten. Ook heeft dit landbouwsysteem een hogere stikstofvoetafdruk per kilo product”, stelt Bruers. Hij acht bio mogelijk ook schadelijker dan ggo’s. “Zo is Bt-insectengif toegelaten in de biolandbouw, terwijl Bt-gewassen die via genetische manipulatie zijn bekomen niet toegelaten zijn in de biolandbouw. Onderzoek heeft ook aangetoond dat er minder insecticide wordt gebruikt op percelen met Bt-gewassen waardoor er meer ongewervelde insecten op de akkers terug te vinden zijn.” Bruers wijst er ook op dat in de biosector, vooral bij de sojateelt, ook bepaalde pesticiden zijn toegelaten die schadelijk zijn voor bijvoorbeeld bijen. Er bestaat ook risico op ongecontroleerde verspreiding doordat bio invasieve insectensoorten inzet als biologische bestrijdingsmiddelen die een bedreiging kunnen vormen voor de lokale fauna.
Ook op vlak van gezondheid biedt biovoeding in zijn ogen onvoldoende meerwaarde. “Soms zijn er meer mycotoxines terug te vinden in biovoeding dan in sommige ggo’s. Biovoeding kan ook residu’s bevatten van biologische pesticiden, terwijl de gezondheidsimpact van synthetische pesticidenrisico’s waarschijnlijk verwaarloosbaar zijn”, zijn maar enkele van de argumenten die de rationele ethicus opsomt. Hij vergeleek ook de milieu- en gezondheidsbaten van bio met de meerkost ervan en kwam tot de conclusie dat de baten niet opwegen tegen de kosten.
Tot slot is het voor Bruers ook duidelijk dat er in onderzoek naar bio en anti-ggo evenveel belangenvermenging vast te stellen valt als in het onderzoek naar ggo’s. “Ook hier kunnen bekende namen als Charles Benbrook, Gilles-Eric Séralini, Judy Carman en het Rodale Institute gelinkt worden aan bioproducten en financiering door biologische organisaties. In mijn ogen zijn deze wetenschappers en wetenschappelijke instellingen even onbetrouwbaar als Monsanto die zegt dat er geen gevaar uitgaat van ggo’s”, aldus Stijn Bruers.
In het afsluitende debat was Kurt Sannen, voorzitter van BioForum, streng voor Bruers. “Hij vertrekt van een postmoderne visie waarbij wetenschap allesbepalend is. Daarbovenop maakt hij nog heel wat denkfouten.” Sannen heeft er dan ook geen problemen mee om zijn keuze voor bio een ideologische keuze te noemen. “Mijn keuze voor bio is ingegeven vanuit mijn onderliggende waarden en visie en mijn grondhouding ten aanzien van natuur: zijn wij heersers, knechten of rentmeesters van die natuur? Wat mij betreft gaat het om dat laatste. Die grondhouding bepaalt dan ook mee het debat”, klinkt het. De agro-industriële landbouw is volgens de voorzitter van BioForum door economische waarden gedreven, waar bij de biosector ecologische waarden vooropgesteld worden. “In die zin zie ik de keuze voor bio dan ook als een ideologische keuze”, besluit hij.
Ook Sander Van Haver van Bio zoekt Boer wijst erop dat biolandbouw meer is dan regeltjes die gevolgd moeten worden. “Je moet ook achter de ideologische principes van dit landbouwsysteem staan.” Paul Verbeke wees in dat verband op een varkenshouder uit Nederland die om economische redenen zijn bedrijf omschakelde. “Gaandeweg ondervond hij allerlei problemen waar hij niet meteen een antwoord op vond. Door zich te gaan verdiepen in de principes van de biolandbouw vond hij wel een antwoord. En vandaag gaat hij daardoor zelfs verder dan wat het lastenboek hem oplegt.”
Ik heb de kornoelje leren kennen via Fik Seymus. Onlangs was er nog iemand die vroeg naar het oorspronkelijk artikeltje in een van de eerste Seizoentjes, het ledenblad van Velt. Fik had het over de ‘kornellebessen’. Ik heb al een poging gedaan om dit terug te vinden, echter zonder resultaat.
Laatst nam Jet Steinmetz enkele talkken mee naar Friesland en enkele dagen later stonden ze al in bloei in de huiskamer.
In de tuin staan de bloemen op uitbarsten. De huidige koudeperiode zal wel wat remmen.
Vorig jaar ondervonden ze niet de minste hinder van de nachtvorst op 20 april. Er waren volop vruchten. Bij rijpheid vallen die af en rijpen daarna nog even door. Vorig jaar ondervond ik dit het best met de cultuurvariëteit Jolico. Vroeger at ik slechts een paar afgevallen vruchten. Doorgerijpte bessen zijn een stuk beter te genieten. Dochter Tinneke maakte er smakelijke confituur van.
Mijn oude struiken
Ik heb nog een exemplaar van Jerome Van Assche van Dilbeek, grote imker en voorzitter van de derde afdeling van de Vrienden van de biologische Land – en Tuinbouw Pajottenland (1973). Het zijn smakelijke bessen. De moerbei die hij mij gaf bezweek tijdens de zware wintervorsten van de zeventigerjaren. Met jonge exemplaren is dit in de laatste decennia geen probleem meer.
Mijn tweede exemplaar schafte ik aan op de enige landelijke plantenbeurs, die we in de lente 1974 op initiatief van Jan Heyman, de stichtende erevoorzitter van Velt –nu al de 90 gepasseerd - hielden op Lima te St.-Martens-Latem, van imker De Blieck uit het Waasland. Elk jaar draagt die, na een uitbundige, gele bloei - goed voor de bijen - overvloedige vruchten, die kunnen verwerkt worden.
Interessant is dat het derde exemplaar, een maand later, weer zorgt voor smakelijke kornoeljebessen.
Twee jaar terug schafte ik bij Hoebenschot de cultuurvariëteit Schönbrunner aan, de gourmet Cornus mas. Die had vorig jaar al enkele bessen, wel duifelijk kleiner dan de Jolico.
Vorig jaar kocht ik bij Zoetewei te Putte (Mechelen) nog een drietal cultivars met zeer grote bessen, waaronder een met gele vruchten.
10. Opalescent u.s.a. Erg zacht, op zijn einde. Let op de schurftplekken.
11. Otava Tjecks Nog erg lekker, bewaart tot april zonder veel sapverlies. Mijn appel nr 1.
12. Een zaailing uit Wallonië, meegebracht door Vincent. We proefden die enige vrucht te Mechelen. Gewoon goede smaak volgens mij.
13. We proefden verschillende noten. De Boss –noot sprong er uit. Het is een noot van Jacques Bosschaerts die bij hem groeit in Mortsel. Droeg vorig jaar ook goed, maar wellicht dankzij het warmere stadsklimaat?
14. De Natyra appel, een nieuw, resistent clubras met vrij goede smaak.
15. Idem
16. Een Delgolune/ Delbard Jubilé Nog vast goed Voor appelen aan de boom , zie blog op 08-11-2015.
We proefden ook een Relinda, doch die viel nu tegen. Tijdens een veel vroegere proeverij viel die best mee.
Frits en Jet Doornenbal en Nynke Zijlstra, voorzitter van de Stichting Fruit Yn Fryslân’ kwamen al vrijdag. Het werd een zeer gezellige en fruitige avond. Vincent Turkelboom was ook van de partij.
De stichting heeft haar verzamelboomgaard met heel veel Friese rassen te St. Nijk / Sint Nicolaasga (vlakbij het Tjeukemeer). Die hebben we nog niet gezien. Aleide en ik kwamen een eerste keer bij Frits en Jet op hun terp te Wolvega op 10-10-2010.
Blog van 26-10-2010 op de eerste blog fruit
We proefden appels die zij bijhadden en noten van Vincent. Zie de foto’s
Op zaterdag was ik mijn toestel spijtig vergeten Ik kan verwijzen naar de blog over die bio hoogstam boomgaard op 8-01-2017.
We bezochten de boomgaard van de gebroeders Vereyken te Berlaar en ontmoeten er de mannen van de Velt Fruitwerkgroep Menen-Wevelgem Dieter Dewitte en Bart Van Hove. De dag voordien hadden ze nog een Mahieupeer van 100 jaar verplant, een nog enige boom. Ze hadden enten mee om in Mechelen uit te delen. Zie (via Google) Liefhebbers van Fruit en Fruitteelt van Frans Mauwelaerts en Guy De Kinder.
Onderweg stopten we nog voor een bezoek aan de grote biowinkel van Stefan Busschots te Koningshooikt.
NBS Mechelen had veel werk gemaakt van de entbeurs. Enten aan €1. Voor mij was het tevens een weerzien van fruitvrienden van vroeger.
FOTO’S
Pinkstar , een schepping van Piet de Sonnaville (31/08/1917-20/02/1995). Met Vincent heb ik het geluk gehad hem een paar jaar voordien te kunnen bezoeken te Winsen.
1. De appel met groenachtig vruchtvlees is nog lekker. Naar de ondervinding van de Friezen is een M26 onderstam minder aangewezen. Een MM106 of M7 zijn beter.
2. Dorsnede
3. Present van Engeland
4. Idem. Het zwarte is van de regenvlekkenziekte. Het onesthetische neemt niets weg van de smaak.
5. Gewurzluiken nog lekker
6. Een nashi of peer in het Japans. Zandpeer. Niet meer te genieten. We haalden herinneringen op aan de Benita (kruising zandpeer met gewone peer) met zijn lekker, overvloedig sap.
7. Oranje de Sonnaville Nu op zijn eind, maar nog mooi ; op zijn best in november.
8. idem
9. Rode Jonathan wel iets te oud? Had niet meer die kenmerkende Jonathansmaak.
Vorig jaar hoorde ik op een avond in de lente hanengekraai op het erf en zag dit jonge prachtbeest (had nog geen sporen). ’s Anderdaags zag ik hem al temidden van de kippen. Hij was over de afsluiting binnengevlogen in de ren.
Wellicht om zijn hinderlijk gekraai hadden mensen het dier bij mij gedumpt.
De nieuwe had direct alle kippen afgesnoept van het vorige haantje, dat er voor de rest op zijn eentje verstoten bijliep.
De nieuwe haan zorgde voor een nageslacht van in de twintig stuks.
Het jaar voordien bleef geen enkel kuiken in leven van broedsels met hoogstens 2 stuks. Vergelijk met nu 14,12 en acht.
In de nazomer mogen de kippen vrij in de tuin. Ze hebben echter het suikerbrood mee opgesnoept. Dat zal ik moeten afdekken.
Het verstoten haantje vond echter een eigen terrein: mijn fruitkooi. Het verbleef er maanden dag en nacht en leefde van de afgevallen en laag hangende bessen. Deze winter vertoeft hij op zijn eentje op het afgesloten gedeelte voor het huis,waar de andere kippen niet mogen komen, anders laten die bij regenweer te veel visitekaartjes achter onder de veranda.
Een tiental dagen terug woonde ik te ’s Hertogenbosch voor de zoveelste keer de International Fruit Conference bij en daar had men het vanzelfsprekend ook over de nieuwe plaag : het Aziatische fruitvliegje Drossophyla Susuki dat zijn eitjes legt in velerlei rijpend fruit, dat daarop gaat rotten. Als je weet dat dit insect tot 10 generaties per jaar telt, besef je hoe schadelijk dit insect is. Gelukkig had ik vorig jaar een helper. Het haantje heeft vele honderden insecten opgeruimd.
In plaats van in de pot mag hij dit jaar weer in de fruitkooi.
FOTO’S
De sneeuwklokjes staan al een maand boven. Ik kreeg ze destijds van mijn goede Engelse fruitvriend Howard Stringer die ze had van in zijn kindstijd.
De ontdekking van dit jaar. De zaailing peer die er reeds lang staat, droeg eindelijk fruit, terwijl de andere peren haast allemaal bevroren waren.
Het zijn bruine peertjes, iets onder de middelmaat met vrij vast vruchtvlees. Ik plukte ze op 20 oktober. Pas nu, eind december, begin januari is het vlees zachter en is de smaak aangenaam zoet. Proevers vinden het een behoorlijke vrucht.
Ik gaf de nieuwe peer een naam naar mijn initialen, Daniel Willaeys, DeWe. Benieuwd hoe de peer het in de toekomst zal doen.
Ik heb al een zaailing appel, die ik Aleida noemde naar mijn overleden echtgenote. Dit is eveneens een wintervrucht met voldoende smaak en productiviteit. Ook in dit vorstjaar droeg de boom.
Gisteren hield de Wandelclub De Natuurvrienden haar Deiekoningen wandeling. Hun voorzitter Jef Joosten is toen de veschillende afdelingen samengingen in één federatie de algemene voorzitter geworden. Volgend jaar bestaat de afdeling 35 jaar.
Ze hadden geluk. ’s Morgens hield het op met regenen. Misschien zijn de eerste wandelaars van de lange afstanden nog in de regen vertrokken?
Latere vertrekkers hielden het droog.
Pas in de late avond kwam er weer regen.
Gelukkig was de laatste activiteit dan al afgelopen.
Die bestaat in een avondwandeling, vertrek om 20u met een grote groep, muzikanten en huifkar. Ook Liesbeth, de burgemeester was er bij. Onderweg worden op steeds een andere plaats de koningen een voor een opgehaald. Een van die plaatsen is hier.Tijd om met de koning kennis te maken bij een goed glas wijn.
In de schuur is er een bar met verschillende jeneverkens en soms ook al eens Glühwein. Uiteindelijk bereikt men een levende kerststal. Ditmaal was dit in de kerk. Hier heb ik al meerdere koningen ontvangen.
In het duister maakte ik enkele foto’s uit de hand. In het donker moet je het apparaat lang stilhouden en zonder statief lukt dat niet. en vooral de personen staan niet stil. Dat heb je dan als de flitser uitgeschakeld staat!
De bewogen foto’s geven toch een idee.
Het koppel is Jan Verbruggen en echtgenote Nora Buysse; In Mexico opgegroeid. Ik heb jaren geleden bij haar Spaans gevolgd in de leergangen van de gemeente, nu overgenomen door de Lyons club.
Toen ik enkele dagen geleden in de nu lege beerput kwam, vond ik een uitgedroogde wezel. Tot dan toe stond het luik open waardoor hij er ingekomen is en normaal weer naar buiten kon. Misschien een ouder exemplaar dat er kwam sterven? Ik las dat wezels hoogstens 3 jaar oud worden.
Ik schat dat het 35 jaar geleden is dat ik er nog een zag. In de jaren 60 en 70 zag ik die hier nog geregeld. In de Kempen spreekt men van Muishondjes. Wezels laten zich overdag nogal eens zien. Ook in mijn jeugdjarenn te Ichtegem tegen het Wijnendalebos zag ik die geregeld.
Een hermelijn, iets groter en met een opvallende zwarte eindstaart heb ik er nooit gezien; wel een paar bunzings.
Hier te Halle-Kempen heb ik er destijds een drietal gezien, waarvan een in witte wintervacht. Dat ook wezels ’s winters een witte wintervacht (kunnen) hebben, heb ik nu pas vernomen.
Hier heb ik drie bunzings gezien. De laatste sneuvelde onder de banden van de auto op het weggetje van Pol Poppe, destijds een bekende naam in De Wielewaal. Van pastoor Seghers kreeg hij in 1966 de opdracht ‘De Wielewaal Voorkempen’ op te richten. Ik was er ’s morgens even gestopt en even verder liep dat beest over het weggetje. Het gaf geen teken van leven meer. Ik was er bepaald niet gerust in, noch de kinderen, in de Peugeot familiale met ons zeven. Bunzings zijn taaie beesten.
Als opgezet dier is hij daarna in vele scholen getoond.
Op waarnemingen.be zie ik dat er vorig jaar ook nog een melding van een wezel was uit Zoersel, wat niet wegneemt dat deze kleine zoogdieren enorm achteruit gegaan zijn.
St. Waltrudisch herinnert aan de welvarende stad tijdens de Middeleeuwen.
De scherpe torenspits bereikt een hoogte van 33m.
Interieur
Schilderij
Oud beeldje van St. Catherina
Het te donkere retabel
Nog een schat uit het begijnhof, nu te zien op de religieuze tentoonstelling Parcum in de al voor een goed deel gerestaureerde abdij ‘Het Park’ te Leuven, beter bekend als aldij het Park Heverlee. Deze gronden zijn terug aangehecht bij Leuven, dat instaat voor de grootse restauratie.
Start met het begijnhof. Ik miste de inleiding wegens de omleiding. De omgeving is knap heraangelegd. Van het begijnhof schiet maar 1 straat over. Herentals had al een begijnhof in 1266. Dit lag verder buiten de stad. In 1578 werd dit volledig verwoest door de Staatsen, protestanten.
Op de huidige site was de begijnhofkerk klaar in 1615. Er werd een deurtje geopend in de biechtstoel. De pastoor zat letterlijk op ’het gemak’.
Tegen de kerkmuur staat een Christus met een loden mantel. We steken de straat over en komen in een convent, een huis waar tot 9 minder vermogende begijnen samenwoonden. De kamers zijn nog vrij authentiek. Aan de andere kant van de gang was een ziekenkamer met 3 bedden. Er is weinig geld voor restauratie.
We wandelen naar het centrum op een restant van de vroegere versterkingswal rond de stad, enkele meters hoog. Vroeger was die 12 m en begroeid met doornige struiken. Het is vrij koud en we zijn blij ons te kunnen opwarmen in ‘De Zalm’ naast de Lakenhalle voor een koffiebreak.
Destijds, met de talrijke legerbenden was Herentals een gemakkelijke proooi.
We hervatten de wandeling mat een blik op de Lakenhalle van begin de 15 de eeuw met het 35 m hoge belfort met beiaard. Staat bij het werelderfgoed van de Unesco.
Er naast staat het boerenkrijgmonument ter gedachtenis van de slag in Herentals van 28 okt. 1798.
We vangen ook een glimp op van het standbeeld van Rik Van Looy, ‘de keizer’ van Herentals.
We wandelen verder naar ‘Het besloten Hof’, met imposante binnenkoer en gebouwen, een vroeger klooster, nu o.a. het hoofdkwartier van het Wit-gele Kruis.
Bij het terugwandelen zien we achter ons de Zandpoort (1430). Van de 4 vroegere poorten schieten er nog 2 over. Er is ook nog de bovenpoort.
Gidse Maria Macauter leidt ons voor het laatste bezoek, wat opzij van het centrum, naar de grote, mooie St. Waltrudischkerk, in 1417 begonnen in Brabantse, laatgotische stijl. De kerk maakt een weelderige indruk met de vele grote schilderijen en het houtsnijwerk. Ze wijst ons naar oude banieren, mede door haar zorgen hersteld. Zij toont ons de schatkamer. Spijtig is het al wat donker voor een prachtig retabel in kunstig houtsnijwerk. Paul Koop, voorzitter, maakt ons attent op grafplaten op de vloer: burgers liggen met hun voeten naar het altaar, priesters omgekeerd. Zo zullen ze bij de verrijzenis het vlugst uit de kerk zijn!
Ik heb genoten van dit uitstekend gegidst bezoek aan een interessant, historisch stadje.
Terug naar ‘De Zalm’ voor een smakelijk diner met interessante tafelgenoten.
FOTO’S (De eerste foto’s met mijn nieuwe Motorola smarthphone. Ik moest Marthe eerst wat info vragen.)
Bij mij thuis op De Reiger te Ichtegem (West-Vlaanderen, 20 km van de kust) hadden we 2 pruimenbomen staan.
We noemden ze eierpruimen, rijp half augustus. Op de entplaats was er een serieuze knobbel. Later wist ik dat het Monsieur Hâtive’s waren. In de haag groeiden ook 2 Damson pruimen, rijp in september. De ene boom gaf bij rijpheid duidelijk smakelijker, zoetzure vruchten dan de andere. Ik zie mij nog zitten smullen in het boompje.
Een gelijkaardige Damson groeit hier in Zoersel. Die kreeg ik van een klasgenoot uit het lager onderwijs van de wijkschool, Irené Tyvaert. Op zijn hengstenboerderij, beneden de Kortemarkberg op de Heremietshoek had hij die nog groeien.
Toen ik hier in 1962 aankwam groeiden er 2 – wat ik noem Kempische pruimen - naast de goed bemeste moestuin. Het betreft een ‘landras’ dat zich vermeerdert door uitlopers. Het zijn middeigrote roodblauwe vruchten met een aanklevende steen. Ik heb er vele tientallen nuitgedeeld onder de Veltleden.
Ik gebruikte ze ook als onderstam. Toen de populieren in de geitenwei gerooid werden had ik plaats om ze uit te planten. Doch dit pakte anders uit dan ik verwacht had!. Tijdens de nazomerstierven er al een paar af en de volgende zomer werd het nog erger. Wat was de oorzaak?
De 60 jaar van Aleide vierden we met het gezin in de Ardennen (1993). In het boekendorp Redu kocht ik een paar interessante fruitboeken. Ik las over de Armillaria mellea, de honingzwam. Dat was de verklaring van het afsterven!.
De afstervende tronken met de wortels er rond – dood en nog levend- van de populieren waren voor de honingzwam ‘gefundenes fressen’ . Voeg daarbij dat ik rond de geplante bomen een dikke laag populierenschors, om het gras te verstikken, had aangebracht. De zwarte, schoenveterachtige mycelium- draden van de honingzwan liepen zowel naar boven als naar beneden! Daarbij ondervond ik dat de onderstammen Kempische pruim duidelijk gevoeliger waren dan de St Julien A onderstammen.
De paddenstoelen hebben we nog klaar gemaakt, maar er waren er wel betere.
Rond die tijd heb ik ook mijn 5 rassen krieken (zure kersen), die onvruchtbaar waren geworden door de takmonilia, moeten rooien. Ik schafte mij het resistentere, Duitse ras Gerama aan, doch ook hier moet ik gereld verwelkende takjes verwijderen. Het RGF ras Schaarbeekse kriek gaf dit jaar zijn eerste vruchten. Blijft dit gezond?
In de Zoerselse streek had men ook kleine, gele pruimkens groeien, mirabelachtigen, Prunus insititia? Bij mij aangeplante exemplaren hebben nooit ook maar een enkele vrucht gegeven.
Verder kreeg ik pruimen van een landras uit de polders van Leffinge. Daar zijn het middelgrote, goed smakende vruchten en vrij productief. Bij mij op de zandgrond deden ze het zeer pover met slechts enkele kleine vruchten.
Het waren ook de eerste slachtoffers van wat ik later als bacteriekanker, pseudomonas heb leren kennen.
Ik had nog een ander landras, afkomstig uit de streek van Keerbergen gekregen. De iets roodbruine, middelgrote vruchten waren lekker. Doch ook deze werden aangetast door de pseudomonas. Mijn kempische pruimen ondergingen hetzelfde lot! Enkel op een wat afgezonderd hoekperceel groeien er nog een paar min of meer gezonde exemplaren.
In 1979 bekwam ik een bundeltje plantgoed –ik had slleepruimen gevraagd.- dat ik in de grond stak en verder niet naar omkeek. Een hoop jaren nadien, de bomen waren intussen hoogopgeschoten, had ik een rijke oogst van kerspruimen of myrobolanen, Prunus seracifera, in diverse kleuren: geel rood, blauw en mengvormen. Intussen groeien er diverse exemplaren verpreid over het terrein van 1 Ha. De mooie, vroege bloemen, vanaf begin maart , bevriezen nogal eens. In de goede jaren zijn er meer dan overvloedig vruchten. Sommige zijn goed te eten maar allen geven ze uitstekende pruimenconfituur.
De af en toe aangeplante rassen vielen na enkele jaren eveneens te prooi aan de bacteriekanker.
Jubeleum deed het enkele jaren zeer goed, maar dan ging ook het licht uit.
Van de machtige pruim Jojo kon ik hoogstens een paar jaar genieten Met Top en diverse andere hetzelfde liedje.
U begrijpt dat ik nieuwe moed schepte toen ik vernam van de proeven van Wageningen Research met sleedoorn als onderstam. Ik schreef er al een blog over op 10-07-2015.
Van Nynke Zijlstra uit Friesland kreeg ik onlangs een e-mail dat zij de nieuwe onderstam WUR s 766 al heeft kunnen bestellen.
Deze onderstam is namelijk resistent tegen pseudomonas of bacteriekanker.
Voor mij hoop op nieuwe pruimen!
De WUR s766 groeit sterker dan de VVa1 (Een onderstam met veel gebreken) en wat minder sterk dan de St Julien A.
De vruchten op WUR 766 (zeker bij Opal en Queen Victoria ) zijn groter dan bij St Julien A en daarbij is de productiviteit eveneens beter.
Men heeft tevens geen virusziekten vastgesteld.
Deze WUR s 766 onderstam is naast voor pruimen ook geschikt voor perzik en abrikozen.
Verkoop en import van noten boomt dankzij gezond imago
De verkoop van noten zit in de lift. Volgens cijfers van de FOD Economie spendeerden Belgische gezinnen in 2016 gemiddeld 30 euro aan noten, terwijl dat in 2012 slechts 19 euro was. In die vier jaar verdubbelde de invoer van pecannoten, verdriedubbelde de invoer van walnoten en vertiendubbelde de grootte van de notenrayon in supermarkten. Dat schrijven de kranten van Mediahuis. Ze voegen eraan toe dat noten gezond zijn, maar wel calorierijk. "Je eet ze best met mate", vertelt professor voeding aan UGent, Sarah De Saeger.
Volgens Gilles Jeuris, zaakvoerder van notenfabrikant Ranobo in Turnhout, is vooral de vraag naar minder bekende soorten spectaculair gestegen. Want pinda’s en walnoten waren altijd al populair. Hij wijt de plotse interesse aan onze toegenomen aandacht voor gezond eten. "Want noten en gedroogd fruit vormen een gezond alternatief voor klassieke tussendoortjes als koeken of chips", stelt hij. Bekende koks zoals Sandra Bekkari, Pascale Naessens, Jeroen Meus en Sofie Dumont koken er ook graag mee.
Maar zijn noten echt zo gezond? De kranten van Mediahuis vroegen het aan enkele experts. Het verdict: ze zijn inderdaad gezond want ze bevatten belangrijke nutriënten, maar je eet ze best met mate want ze bevatten ook veel kilocalorieën. "Pecannoten bijvoorbeeld zijn een bron van vitamine A, maar in 100 gram zitten wel 691 kilocalorieën", vertelt professor Patrick Mullie van de VUB. "Dat is meer energie dan in dezelfde hoeveelheid chips of chocolade."
NICE, het Voedingsinformatiecentrum verbonden aan VLAM, sluit zich hierbij aan: "De meeste noten en zaden bevatten relatief veel eiwitten en vetten en bijgevolg ook meer energie. Een handvol noten (30 g) kan al gauw zo’n 20 gram vet en 200 kcal aanbrengen. Noten en zaden behoren in de actieve voedingsdriehoek niet tot de voedingsgroep groenten of fruit, maar tot de groep vlees, vis, eieren en vervangproducten. Noten en zaden schrappen van je dieet om gewicht te verliezen is niet nodig, maar er zeer gematigd mee omgaan is wel aan te raden."
Concreet raadt NICE aan niet meer dan een handvol (ongezouten) noten per dag te eten. "De consumptie van ongeveer 30 gram ongezouten noten per dag of tot zo’n 150 gram per week, als een isocalorische vervanging van andere voedingsmiddelen, kan zelfs cardiovasculaire voordelen bieden", klinkt het. Dit omdat noten rijk zijn aan onverzadigde vetzuren en arm aan verzadigde. "Ze hebben dus een gunstig effect op het lipiden- en lipoproteïnegehalte, waardoor ze passen binnen een hartvriendelijk dieet."
De ene noot is echter de andere niet. Elke soort heeft een andere voedingssamenstelling. De ene bevat meer vitamine C, de andere meer magnesium of vezels. Twee bijzondere noten zijn walnoten en kastanjes. Walnoten omdat ze net als vette vis een natuurlijke bron zijn van Omega 3-vetzuren. En kastanjes omdat ze de enige soort zijn die weinig kilocalorieën bevat.
Bron: Gazet van Antwerpen / De Standaard / NICE-info 28/11/2017
Tweedaagse Voc-Antwerpen naar Amsterdam en Utrecht (3-4/11)
Tweedaagse Voc-Antwerpen naar Amsterdam en Utrecht (3-4/11)
Op de heenreis zorgde de welbespraakte voorzitter Paul Koop voor een prachtige situatieschets van de geschiedenis vooral van de 16de eeuw.
In Amsterdam stapten we uit dichtbij het Hermitage Museum naast de Amstel, gevestigd in een vroegere grote verzorgingsinstelling, We gingen het gedeelte ‘De gouden Eeuw’ bezoeken met een dertigtal zeer grote schildererijen met de koppen van de weldoenende hogere urgerij, indrukwekkend. Na wat vrije tijd kwamen we terug samen bij het standbeeld van Spinosa voor een verdere verkennende wandeling die zal eindigen op de wekelijkse boekenmarkt op het Spui. Zoon Peter was danig onder indruk van de historische beslagenheid van Paul Koop dat hij zich enkele werken ter zake aanschafte. Die hadden achteraf diens goedkeuring.
Naar het hotel Van Der Valck te Breukelen.
Zondag 4/11 Utrecht
Eerst een wandeling in het zonovergoten centrum. Door de stad lopen twee grachten, de oudegracht en de nieuwegracht, gevoed door de Rijn. Het water ligt vrij diep zodat aan de zijkanten kelders-opslagplaatsen konden uithegraven worden. Men noemt ze de werven.
Naast de alles dominerende toren van de Dom, nu protestants, met zijn 112m de hoogste kerktoren van Nederland vermeld ik nog Paushuize uit 1517, gebouwd in opdracht van de uit Utrecht afkomstige paus Adrianus VI, die het echter nooit bewoond heeft. Het is een laat-gotisch gebouw met typische "speklagen" van natuursteen en baksteen. We stonden ook voor de stadswoning van Belle Van Zuylen, helemaal bekleed met de dure blauwe Naamse arduinsteen.
Na de vrije middagtijd bezochten we de grote Luther tentoonstelling in het Museum Catharijne Convent. Op 31 okt was het precies 500 jaar geleden dat Luther zijn 95 stellingen ‘Ad Valvas’ aan de kerkdeur van de paleiskerk van Wittenberg aanbracht.
Nederland is voornamelijk Calvinistisch geworden. Het is nog altijd een vraagteken waarom de hageprekers precies actief werden in Frans Vlaanderen en vandaar in 1566 de Beeldenstorm ontketenden en de reformatie van Calvijn verspreidden. Door de Contrareformatie in de zuidelijke Nederlanden, met vervolging van de protestanten ( bv Bloedbewind van Alva) en herovering door de Spanjaarden van Vlaamse steden (bv Val van Antwerpen 1585) ontstond er een grote uitwijking, vooral naar Nederland.
Een laatste bezoek was het kasteel van Belle van Zuylen (20 oktober1740 – 27 december 1805 ), een merkwaardige, ontwikkelde, zelfstandige vrouw, schrijfster en componiste.
FOTO’S.
1. AMSTERDAM Hermitage
2. Vroeger Oude Vrouwen Huys 1681 beheerd door de notabelen wier portretten we binnen zagen.
Onbegrijpelijk. Ik heb sterk de indruk dat de auteur van dit stukje de klok heeft horen luiden, maar de klepel niet weet hangen.
ABC: Acer, Betula, Carpinus Dat klinkt geleerd! Op zijn minst zou in een doorsneeblad als Seizoenen de Nederlandse naam moeten staan: esdoorn, berk, haagbeuk. De meesten weten niet waarover het gaat. En dan nog Juglans. Heel velen zullen niet weten dat hiermee okker –of wafnoten bedoeld worden.
Net het tegenovergestelde van wat ik verwachtte wordt aangeraden: wintersnoei.
Dat deze bomen in de vroege herfst nog kunnen gesnoeid worden, geen probleem , maar nu en verder tijdens de winter???
Die gaan dan zeker bloeden. Bij haagbeuk betwijfel ik dit wel.
In de vroege lente kan je op een bepaald moment wel berkensap of esdoornsap aftappen. Bij deze laatste soort heb ik dit eenmaal gedaan en het vocht smaakte nopg beter dan berkensap.
Abdij van het Park Heverlee en tentoonstelling Parcum
Abdij van het Park en tentoonstelling Parcum
17/11 met groep Egenhoven
De Parkabdij werd gesticht in 1129, op initiatief van Godfried I met de Baard, graaf van Leuven en hertog van Neder-Lotharingen. Hij vroeg aan de toenmalige abt van de Norbertijner abdij van Laonom een abdij in de buurt van Leuven te stichten. De graaf stond hiervoor een park en een jachtslot af. De meier van Leuven schonk nog meer gronden met daarop een watermolen. Dit gebouw is nu de brasserie De Abdijmolen. De watermolen zelf is eveneens gerestaureerd en functioneert bij gelegenheid.
Een paar jaar voordien had diezelfde graaf aan de Benedictijnen van Affligem gevraagd de abdij van Vlierbeek op te richten. Die bezochten we vorig jaar. (Blog van 11/04/2016)
Hertog Jan IV van Brabant verleende de abt van de Parkabdij in 1416 de titel van aartskapelaan van de hertogen van Brabant. De abt behoorde hiermee tot de hertogelijke hofhouding en had mee bestuurlijke macht in het graafschap. Mede hierdoor groeide de abdij uit tot een machtig complex. Nu wonen er nog 4 paters.
Het complex maakt een grootse indruk. Ik hoorde zeggen: “de boeren van Postel, de heren van Averbode en de prinsen van het Park”. De site wordt door de stad Leuven gerestaureerd. Veel is al gebeurd, maar er is nog veel te doen.
We bezoeken de pas gestartte religieuze tentoonstelling Parcum.
Achteraf praten we na in de brasserie met koffie en taart.
FOTO’S
1. Abdij
2. Poortgebouw (1223)
3. De gekanaliseerde Molenbeek, aanvoer voor de watermolen, nu geïntrigeerd in de brasserie Abdijmolen.
4. Herfstkleuren
5. Nog een poortgebouw
6. Leuven Mindgate
7. Nog te restaureren
8. Van boomgaard tot kerkhof
9. Abdijkerk met Parcum Al in 1131 stond er een romaanse kapel. Deze romaanse kerk kwam er in de 13de eeuw. De eerste steen voor de toren werd pas gelegd in 1729.