Planten-geografie
Extreem droge gebieden
Koude streken (toendra's, lage beplanting; bevroren bodem): Coniferen --> kort wortelgestel, geringe verdamping. Warme streken (woestijnen, droog; geen water): cactussen, vetplanten --> watervasthoudend.
Zeegebieden
Zandstranden, overspoeld met zout water: roodwieren, bruinwieren, groenwieren (chlorofiel); zeevenkel en -raket (net boven de zeespiegel), diatomeeënaarde (kiezelwieren).
Slikken (ieder tij overspoeld), schorren (overspoeld bij springtij), duin en polderklei
slikken: zeekraal, obione of zoutmelde schorren: Engels slijkgras, lamsoor en zee-aster duinen: blauwe zeedistel, bies-tarwegras, zandzegge, helm, zeeraket, strandbiet, zeekool, zeeweegbree, duindoorn, meidoorn, vlier en duinroos. polderklei (achter de duinen met tussenin een zoetwaterbel=kalkrijk): zeepkruid, parnassia, muurpeper, echt walstro en Jakobkruiskruid.
De vlinderstruik lijkt voor de distelvlinders ontworpen te zijn. Of zouden ze ook op distels te zien zijn?
|