Vorige week vertelde de Belg Damiaan Denis in Zomergasten iets over angsten. Als wetenschapper wil hij ons anders naar angst laten kijken. Hij verwonderde zich dat in het waterrijke Nederland zo weinig hekjes staan bij water. In Nederland leren de kinderen al jong zwemmen, dat is hier de oplossing, vond hij. Bij dat ‘hekjes’ moest ik ogenblikkelijk aan de angst van opoe Bijenhof voor water en heel veel andere gevaren denken. Toen Diny en ik met mama meegingen naar de Boomgaard moest vader Hein eerst latten voor ons slaapkamerraam timmeren. ‘Foi as de kinder toch an den draod griept of uut et raam valt’, was de redenatie van opoe. Toen ik de eerste schooldag vanuit Linde onder de hoede van buurjongen Henk Antink naar school fietste, duurde het opoe veel te lang voor ik weer thuis kwam. ‘As dat kind toch in de laoke valt!’ De laoke was een diepe sloot iets verder dan de ‘Kruusdiek’. Opoe had het niet meer en kwam me de eerste dag al een eind tegemoet lopen. Vader Hein moest alweer timmeren en er kwam een degelijk hek langs die sloot. Wij kregen daarnaast de waarschuwing om vooral niet dicht langs die laoke te fietsen. ‘Want pas maor op… as de bollebak oew toch grip’. Ik heb later wel eens in dat donkere water staan kijken of ik hem kon ontdekken. Vandaag was Dick bij ons vanuit Apeldoorn. We hebben heerlijk gefietst langs het Koning Willem Alexander kanaal, de nieuwe vaarverbinding die sinds een paar jaar zorgt voor een doorvaart naar Groningen. Dick is mijn buurjongen vanuit Linde en we haalden herinneringen op van onze eerste ontmoeting. Na de trouwerij van mama en vader Hein op 10 februari 1950 kwamen we elkaar tegen halverwege de afstand tussen onze boerderijen de Boomgaard en het Lieferink. Hij was daar met zus Annie en Diny en ik waren ook die kant opgegaan. Wij waren denk ik allemaal nieuwsgierig naar elkaar, nieuwe buurkinderen. Tja…. 65 jaar geleden.

|