Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (70)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (241)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (230)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    12-09-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Satan

    Danny Praet (red.), Satan. Een geschiedenis van de duivel, Gent: Borgerhoff & Lamberigts, 2024, EAN
    9789464983418, 368 blz., € 39,99 pb.

    Een in alle opzichten imposant boek, met zijn ruime afmetingen, drie centimeter dik en een gewicht van 850 gram, met een opvallende voorflap, met talloze afbeeldingen in kleur en in groot formaat, en met een schare van auteurs, allen verbonden aan de Universiteit Gent. Het boek is de weerslag van een gelijknamige lezingenreeks, georganiseerd door het Centrum voor de Studie van Christelijke Tradities van dezelfde universiteit.

    Wat vooral opvalt, al is het natuurlijk niet verwonderlijk gezien de ‘afkomst’, is de onbevangen wetenschappelijke benadering van een fenomeen dat toch onlosmakelijk verbonden is met geloofstradities. Het is verfrissend om godsdienstige verschijnselen voorgesteld, geïllustreerd, toegelicht en geanalyseerd te zien zonder dogmatische vooropstellingen. Dat kan evident lijken voor wetenschappers en (andere) ongelovigen, maar wie opgebracht is in een triomfalistisch christendom of een theocratische islam beleeft op elke bladzijde een fundamentele paradigmashift. De duivel en andere wezens, en allerlei rituelen, praktijken en concepten worden herleid tot wat ze zijn: louter producten van de menselijke verbeelding en drijverijen. Hun afbeeldingen en voorstellingen in beeldende kunsten en in de literatuur zijn daarvan de stille getuigen. Uit de studie van dat in onze cultuur zo rijkelijk aanwezige materiaal blijkt – mijns inziens althans – dat de ideeën die eraan ten grondslag liggen niet zozeer spontaan mythisch opgeweld zijn bij eenvoudige mensen, maar veeleer ontsproten zijn aan de perverse bedoelingen van sluwe lieden, met als enig doel eigen gewin en macht. Dat is misschien het enige aspect dat enigszins onderbelicht blijft in deze overigens uiterst verhelderende bundel essays. Culturele antropologen en archeologen leveren waardevol werk bij het ontsluiten van gegevens vanaf de vroegste oudheid, maar zij doen er goed aan de rol te ontsluieren van de aanstichters van de ideeën die zij aantreffen, en van hun motiveringen. Het lijkt me veel minder waarschijnlijk dat mensen, vroeger en nu, schrikbarende ideeën en afbeeldingen bedenken om zichzelf te verontrusten, dan dat sommige mensen anderen schrik willen aanjagen om daarvan zelf beter te worden. Dat blijkt zowel uit allerlei praktijken in de oudheid, de middeleeuwen en zelfs onze modernere tijden, als uit onze hedendaagse tijd. Een overtuigend voorbeeld daarvan is de laatste bijdrage in de bundel, over de duivel in de film. De enige reden om een film te maken over duivelse toestanden is geld verdienen met horror. De enige reden voor het christendom om de duivel in het leven te roepen was om de mensen ‘den duvel aan te doen’, hun schrik aan te jagen, en zo het eigen gezag en de eigen macht en welstand te versterken. Griezelen kan dan al een algemeen menselijk verschijnsel zijn, maar men moet een onderscheid maken tussen de natuurlijke angsten van mensen, bijvoorbeeld voor het donker, of hoogtevrees, of de aanblik van vervaarlijke mensen en dieren, en kunstmatige horror en walg zoals de braakscène in The Exorcist.

    De bijdragen van de auteurs zijn van een hoog niveau, zonder te vulgariseren, maar vlot toegankelijk voor een ruim publiek. We krijgen inderdaad een geschiedenis van het culturele verschijnsel ‘de duivel’, in de prehistorie, de oosterse, Griekse en Romeinse oudheid, de christelijke middeleeuwen en hun nawerking, een nuchter bijdrage over magie, een gedegen voorstelling van Satan en demonen in het islamitische culturele erfgoed, een uitvoerige studie van Goethes Faust. De bijdrage over de duivel in Afrika is naar mijn aanvoelen te veel beschrijvend en te weinig duidend. Er zijn gelukkig geen voet- of eindnoten, wel een bibliografie voor elke bijdrage.

    We kunnen niet anders dan dit voorbeeldige boek ‘warm’ aanbevelen. Het zal er ongetwijfeld toe bijdragen om het verschijnsel ‘duivel’ in zijn ware, fictieve gedaante te zien, en zo mensen te bevrijden van onnodige irrationele en aangeprate angsten. Dat dat vandaag nog hard nodig is, moge blijken uit de aanwezigheid van de duivel in tal van godsdienstige, fundamentalistische en reactionaire discours.


    Categorie:ex libris
    06-09-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Humanisme

    Marc Van den Bossche & Robrecht Vandemeulebroecke (red.), Humanismen. Filosofische beschouwingen over diversiteit en pluraliteit, VUBPress, 2009, 288 blz., ISBN 978 90 5487 566 6, € 30 pb.

    Al in het voorwoord komt het opzet van deze bundel korte opstellen tot uiting. Het zijn 26 bijdragen aan de 28ste Vlaams-Nederlandse Filosofiedag van 2006, georganiseerd aan de VUB. De sprekers van toen werd gevraagd het thema te behandelen van ‘een meervoudige invulling van het begrip humanisme’. Zo geschiedde, zij het met de nadruk op de meervoudigheid. We vernemen verder dat de meeste bijdragen afkomstig zijn van jonge vorsers. Aldus is de bundel voor hen een kans om hun publicatielijst nuttig aan te vullen. De lezers moeten met dat opzet rekening houden: dit is vaak een erg ‘academische’ bedoening.

    Reeds uit de eerste bijdragen blijkt dat het de organisatoren, en bijgevolg in ruime mate ook de auteurs gaat om de ‘diversiteit en pluraliteit’ uit de titel, veeleer dan om een concrete invulling van wat het begrip humanisme inhoudt, of wat een praktisch humanisme zou kunnen zijn, al dan niet divers en pluralistisch. Van den Bossche zelf spreekt over kritisch pluralisme, maar lijkt daarmee vooral te bedoelen dat het humanisme kritisch moet zijn voor zichzelf, in tegenstelling tot kritiek te uiten op wat niet humanistisch is. Daarmee is de toon grotendeels gezet. Men vertrekt vanuit de vaststelling dat het ongepast is om heden ten dage een exclusieve en universele filosofie, laat staan een ideologie voor te staan. De concrete veelvormigheid van de menselijke opvattingen in de wereld wordt niet alleen aanvaard als een vaststaand feit, maar tevens als een norm. Humanisme mag niet vervallen in de hegemonie van bijvoorbeeld het dogmatische christendom. Daarom moet humanisme pluralistisch zijn, openstaan voor alle andere levensbeschouwingen, of zelfs daarmee samenvallen of zich daartoe herleiden en beperken. Humanisme wordt dan inderdaad humanismen, of alles wordt een humanisme. Rik Pinxten doet bijvoorbeeld al vele jaren antropologisch veldwerk bij de Navajo. Toch valt in zijn bijdrage op dat hij een mentaal voorbehoud maakt voor de ‘godsdiensten van het boek’. Hij schrijft: ‘We moeten dringend leren om die oude kaders van godsdienst en natiestaat af te gooien’ (34). De pluraliteit en multiculturaliteit, dat wil zeggen het aanvaarden van de eigenheid van anderen is enerzijds de norm voor het humanisme, maar sluit anderzijds in wat hier gepredikt wordt wel de overgrote meerderheid van de wereldbevolking uit. Navajo’s wel, joden, christenen en moslims niet dus.

    Vreemd toch. En niet alleen de principiële uitsluiting van die groepen is vreemd, gezien het inclusieve karakter van het nieuwe ‘humanismen’. Uiterst bizar is dat de traditionele humanistische idealen, in hun eenvoudigste vorm van vrijheid, gelijkheid, solidariteit, geen vereiste blijken te zijn voor dat humanisme in het meervoud. Zonder ook maar iets af te weten van de ongetwijfeld rijke Navajo-cultuur, meen ik toch dat de bijdrage daarvan aan de beschaving misschien minder belangrijk is (geweest) dan bijvoorbeeld de Griekse, of de Renaissance, of de Verlichting. Als men multiculturaliteit grenzeloos en vooral principieel kritiekloos vooropstelt, is het gevaar groot dat men vervalt in louter beschrijvend antropologisch onderzoek, in woke-toestanden, en zelfs in precies wat men tracht te vermijden, namelijk nationalismen, over-beklemtoning van etniciteit, en ondemocratische politieke systemen om dat waar te maken. Het nieuwe, meervoudige humanisme danst hier op een wel heel slappe koord.

    Verscheidene aspecten van deze problematiek komen op zeer verscheiden wijze en vanuit zeer verschillende oogpunten aan bod in deze bundel. De diverse auteurs benaderen het algemene onderwerp bij voorkeur vanuit hun eigen specialisme, en vaak vanuit de auteur waaraan ze hun eigen academisch onderzoek wijden, en zelfs vanuit de secundaire literatuur daarover. Alle bijdragen blijven daardoor hoofdzakelijk louter theoretisch. Een titel als ‘Eco-communautarisme. Deep Ecology metafysisch gebaseerd op leibniziaanse werelden en sociaal constructivisme’ doet het ergste vrezen, en volkomen terecht. Zelfs het artikel ‘Naar een humaan en ethisch verantwoord zorgtraject’ is door zijn theoretische aanpak veeleer voor andere ter zake onderlegde theoretici bestemd dan voor bijvoorbeeld zorgverleners, of de overigens zeldzaam geworden geïnteresseerde leek. Men kan zich afvragen voor wie dergelijke wetenschappelijke artikels bestemd zijn. Academici lezen die niet, ze weten het al, of wensen het niet te weten. Niet-academisch geschoolden komen er niet eens aan toe. Er worden bijna twee miljoen ‘papers’ per jaar geproduceerd. De helft daarvan wordt niet gelezen, nooit, door niemand. 90 % wordt nooit geciteerd. Ook publicaties als deze zijn elusief. Er zijn bijvoorbeeld in de reeks Humanismen blijkbaar nog enkele andere publicaties verschenen sinds dit ‘nulde’ nummer, maar een volledig overzicht daarvan is onvindbaar. Zoek ook maar niet op de website van het Humanistisch Verbond, nochtans een ideale plek daarvoor. Als je het kopje ‘Publicaties’ al vindt (onder ‘In de kijker’, maar je moet wel zijdelings scrollen), tref je daar sinds jaren een lege doos aan. Een verwijzing naar de ter ziele gegane ASP/VUBPress brengt je naar de website van Borgerhoff & Lamberigts, waar je evenmin een overzicht vindt.

    In deze bundel valt vooral het onvermogen op om na ‘de dood van God’ op een opbouwende manier te spreken over humanisme, en al zeker om daarover enige eensgezindheid te bereiken. Men krijgt zelfs de stellige indruk dat die eensgezindheid niet eens wenselijk is. De om-waardering aller waarden wordt dan een ontwaarding aller waarden, of een erkenning van alle bestaande waarden. De waarden die onze beschaving schragen, worden dan gelijkgeschakeld met alle andere. Dat defaitisme is betreurenswaardig en ergerlijk, zeker als zich dat voordoet bij personen die zich humanisten noemen. Corruptio optimi pessima. Of om het Bijbels te formuleren: ‘Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout worden gemaakt? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt.’ (Matteüs 5, 13)


    Categorie:ex libris
    25-08-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ethiek en humanisme

    Yoni Van den Eede & Karl Verstrynge (red.), De maakbare moraal. Visies op ethiek en humanisme, Brussel: VUBPress, 2019, ISBN 978 90 5718 876 3, 296 blz., € 30 pb.

    Deze bundel van wetenschappelijke artikels blijkt voor de geïnteresseerde leek nog behoorlijk toegankelijk. Toch moet men ermee rekening houden dat de auteurs niet ononderbroken eigen ideeën naar voren brengen, maar naar goede academische gewoonte hoofdzakelijk andere academici aanhalen, hetzij in parafrases, hetzij in (vertaalde) citaten, en met bibliografische verwijzingen en originele citaten in voetnoot. Dat alles wordt dan ingepast in wat toch als een eigen betoog kan gezien worden, door de keuzes die de auteurs maken uit de beschikbare vakliteratuur, maar vooral door de beoordeling van en de commentaren bij de aangehaalde bronnen. Soms haalt men vooral aan, soms horen we vooral de stem van de auteur van het artikel. In het eerste geval is het vooral de aangehaalde auteur die de intellectuele waarde van het artikel bepaalt, in het laatste geval de intellectuele waarde van de auteur van het artikel. Het kan vriezen, het kan dooien.

    Wanneer de auteur zich beperkt tot een of twee dergelijke bronnen blijft het allemaal nog te volgen. Het wordt moeilijker als men er ook nog secundaire literatuur bij betrekt, dus teksten die zelf een commentaar zijn op de reeds aangehaalde teksten, en soms zelfs commentaren bij en interpretaties van die secundaire literatuur. Op den duur weet men niet meer wie er aan het woord is, of wat de opvatting van de auteur van het artikel zelf is.

    Het ideaal van elke schrijver is, of zou moeten zijn, om zelfs ingewikkelde of ongewone zaken begrijpelijk voor te stellen. Met academici heb je weleens de indruk dat ze denken dat van hen verwacht wordt dat ze eenvoudige of gewone zaken zo ingewikkeld mogelijk voorstellen. In enkele van deze artikelen lijkt dat het geval: de lezers moeten zich door een dicht web van jargon, abstracties, theoretische uitleg en geleerddoenerij werken om uiteindelijk vast te stellen dat het om doodgewone zaken gaat, die men ook zonder al die uitleg zelf ook weet. Maar, zeggen de academici dan in koor, dat is een ander soort weten. Dat zal wel, maar af en toe wenste ik toch dat de auteur me haar geleerd geleuter had bespaard, of het gebruikt had voor een minder triviaal onderwerp. Diem perdidi.

    Een ander lovenswaardig aspect van dergelijke wetenschappelijke publicaties is lezers kennis te laten maken met bepaalde zienswijzen uit de vakliteratuur waar ze normaliter zelf niet zouden aan toekomen. In bijna alle artikels in deze bundel is dat het geval, maar een enkele keer is dat minder geslaagd, bijvoorbeeld wanneer een auteur zich beperkt tot een enkele andere auteur, en diens ideeën uitvoerig toelicht, zeker wanneer dat om een (heel) bekende auteur gaat. Helemaal oninteressant wordt het wanneer die auteur bovendien zelf veeleer oninteressant is.

    Het thema van de bundel, de maakbaarheid van de moraal, wordt in de negen artikels telkens vanuit zeer verscheiden standpunten benaderd. Meestal nogal pertinent, af en toe veeleer zijdelings. Nu is er bij elk artikel een bibliografie; als men die zou samenvoegen, zou men vaststellen dat er heel weinig overlapping is, zo verscheiden zijn ook de gebruikte en aangehaalde bronnen.

    Al bij al een typisch product van de academische wereld, met al de positieve en minder positieve kenmerken van dien. De afweging daarvan zal heel sterk afhangen van de eigen aard van de lezers, en van hun incasseringsvermogen.


    Categorie:ex libris
    23-08-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vos en de egel

    De vos en de egel

    Een kennis wees me op de Nederlandse auteur Wessel te Gussinklo (1941-2023), die me onbekend was, en bezorgde me de recensie die hij maakte van diens boek Palestina als adderkluwen. De Israëlische tragedie (2008), een werk dat vooral kritisch is voor de Palestijnen, zonder evenwel Israël al te lichtvaardig vrij te pleiten. Dat was voldoende om mij op pad te zetten om meer te weten te komen over deze auteur. Ik keek vooral uit naar zijn boek met de uitdagende titel Wij zullen aan God gelijk zijn en eeuwig bestaan (2015). Ik was enigszins verwonderd dat het boek nergens nog te koop was, ook niet bij uitgeverij Koppernik, en zelfs niet tweedehands. Ik vond het evenmin in de bibliotheken in de buurt. Uiteindelijk heeft mijn kleinzoon, zopas Master Oude geschiedenis aan de KU Leuven, het voor mij ontleend in de bibliotheek van de Letterenfaculteit, waar het zo te zien zonder vaak ter hand genomen te zijn in de boekenrekken een laatste rustplaats had gekregen.

    Mijn verwachtingen waren blijkbaar te hoog gestemd. Na goed honderd bladzijden hield ik het ten slotte voor bekeken. De auteur zou zeven jaar aan zijn magnum opus gewerkt hebben, maar ik kon er weinig origineels in aantreffen. Hier en daar vielen me ook onnauwkeurigheden op. Dat begon al met de titel, die ik vrij gemakkelijk in zijn correcte Bijbelse context kon situeren, temeer daar hij in een meer volledige versie als een van de drie motto’s voor het boek gebruikt is: ‘Wij zullen een toren bouwen die tot in de hemel reikt en aan God gelijk zijn, en voor eeuwig bestaan. Maar God sloeg ze met vele talen en ze dwaalden weg over de aarde en keken naar de Toren van Babel niet meer om.’ De auteur geeft als bron enkel ‘Genesis’. De vindplaats is het elfde hoofdstuk van Genesis, vers vier. Dat luidt evenwel als volgt: ‘Nu zeiden ze: Laten wij een stad bouwen met een toren, waarvan de spits tot in de hemel reikt; dan krijgen wij naam en worden wij niet over de aardbodem verspreid.' Ik zocht tevergeefs naar een vindplaats voor de versie van Te Gussinklo, en moet dus veronderstellen dat het een verdichtsel van hemzelf is, waarin hij ook de daaropvolgende verzen samenvat. Enkel in een helaas anonieme tekst op de website van het katholieke godsdienstonderwijs ‘Thomas’ vond ik een passage die erbij aansluit: ‘Deze bestond erin een toren te bouwen waarvan de spits tot aan de hemel reikt, als een poging van de mensen om aan God gelijk te worden gesteld en zo controle te kunnen uitoefenen op de realiteit.’ De bron voor die uitspraak wordt ook hier niet vermeld, misschien is het wel Te Gussinklo?

    Auteurs zijn meestal eigenzinnige mensen, en Te Gussinklo was dat zeker ook. Maar met citaten moet je ook als auteur en vooral als essayist zorgvuldig omgaan, zeker als je die als titel en als motto gebruikt, en vooral als ze algemeen bekend zijn omdat ze uit een voor de hand liggende bron komen. Je moet de mensen niet zonder goede reden op het verkeerde been zetten. Hugo Claus deed dat weleens als mystificatie, of als een inside joke, wat iemand als Paul Claes evenwel meteen doorhad.

    Die onverklaarbare afwijking van het origineel bleek niet de enige te zijn, en wijst op een meer algemene onzorgvuldigheid in het omgaan van de auteur met zijn bronnen, die hij overigens vrijwel nergens vermeldt. Dat is bevreemdend voor een werk van die omvang en met dat opzet: een cultuurfilosofisch essay over zowat de hele wereldgeschiedenis en alle grote beschavingen. De auteur schrijft in nogal hoogdravende auctoriële taal en stijl, alsof alles wat hij naar voren brengt zelfbedacht is, wat natuurlijk onmogelijk is. Als men de bronnen die men gebruikt niet aangeeft, kunnen de lezers ze niet nagaan. Als men dan ook nog eens foute bronnen vermeldt, is het hek helemaal van de dam. Ik heb toen mentaal afgehaakt. Ik las nog enkele hoofdstukken verder, maar dan hield ik er mee op.  Het aanbod was schraal, de exuberante taal ging allengs vervelen, en het vertrouwen was zoek.

    Op bladzijde 38 heeft de auteur het over ‘de vos en de egel uit de fabel van Aesopus’. Die verzameling behoort tot het gezamenlijk cultureel erfgoed, maar ik kon me die fabel niet meteen herinneren. Na wat goochelen met Google vond ik daarover een uitstekende tekst op Wikipedia.  Het is het verhaal van een vos die overdekt met bloedzuigende vliegen bij een rivier ligt, waar een egel voorbijkomt en hem aanbiedt die parasieten voor hem weg te halen. De vos wijst het voorstel heftig af, want, zegt hij, nu zijn die vliegen volgezogen, en laten me met rust; als je die weghaalt, komen er nieuwe en die zuigen zich dan op hun beurt vol. Het verhaal verwijst naar maatschappelijke parasieten, zoals vorsten, adel, rijken, ambtenaren, priesters, die zich tegoed doen aan werkende mensen; als je die uitschakelt, komen er gewoon andere voor in de plaats…

    Die fabel blijkt evenwel niets te maken te hebben met wat Te Gussinklo bedoelt, zoals blijkt uit de context. De verwijzing slaat dus niet op de fabel van Aesopus, maar op een eenregelig vers van Archilochus, een Griekse lyrische dichter uit de zevende eeuw voor onze tijdrekening. Zenobius, een Griekse spreekwoordenverzamelaar uit de eerste helft van de tweede eeuw, haalt een fragment van hem aan, dat veel later ook Erasmus opnam in zijn Adagia. Het is echter vooral bekend geworden door het gelijknamige essay van Isaiah Berlin The Hedgehog and the Fox (1953). Dat is ongetwijfeld waar de auteur de mosterd haalde. In het Grieks luidt het kernachtig: πόλλ' οἶδ' ἀλώπηξ, ἀλλ' ἐχῖνος ἓν μέγα. Ik vertaal het vrij als ‘een vos kent vele zaken, maar een egel één grote zaak’. Over de interpretatie bestaan vele meningen. Een daarvan ligt voor de hand: de vos staat bekend als een uiterst sluw dier, dat veel streken heeft om zijn prooi te verschalken en om te ontsnappen aan vijanden en achtervolgers; een egel niet: die rolt zich bij het minste gevaar op in een quasi ondoordringbare bol. Men kan de vergelijking op allerlei manieren doortrekken voor mensen, of voor schrijvers, zoals Berlin doet. Het is ook een mooi beeld voor het verschil tussen mensen met een open ingesteldheid en fundamentalisten, niet het minst over de Godsvraag.

    Toen ik die vergissing opgemerkt had, was mijn argwaan gewekt. Ik vond het dan weer  niet de moeite waard om enkele andere zeldzame min of meer expliciete bronvermeldingen na te pluizen, zeker als ze gevolgd worden door ‘naar ik meen’ of ‘vermoed ik’, waarmee de auteur zichzelf al te gemakkelijk ontslaat van de verplichting om ze te verifiëren. Ze zijn ook niet gemakkelijk op te zoeken in de tekst: er is geen index van namen, geen zaakregister, geen bibliografie, geen voetnoten, niks.

    De eerste 100 van de 360 bladzijden zijn in veel opzichten teleurstellend. Een dergelijk groots opgezet werk staat en valt met de kwaliteit van het geleverde opzoekingswerk en het genie van de auteur. Op beide punten schiet Wessel te Gussinklo tekort. Over de rest van het boek moet ik mijn oordeel opschorten: ik ben er niet aan toe gekomen, maar de schuld daarvoor ligt helemaal bij de auteur.

    Er is iets diep tragisch aan een dergelijk onaf werkstuk. Met wat goede raad en begeleiding zou het toch mogelijk moeten geweest zijn om in zeven jaar tijd, zelfs als men ondertussen nog andere bezigheden had, met dezelfde materialen over hetzelfde onderwerp een evenwichtiger en zo meer genietbaar boek tot stand te brengen. Nu blijkt zijn titel en motto profetisch. Zijn poging om een taaltoren te bouwen die tot in de hemel reikt, en zo aan God gelijk te zijn, is ook zonder goddelijke tussenkomst geëindigd in een Babelse spraak- en denkverwarring. Zijn boek is onvindbaar, niemand kijkt er nog naar om. Zo vergaat het iemand die zichzelf nochtans tot de belangrijkste schrijvers van Nederland rekende, en die in de loop der jaren inderdaad met enkele prijzen geëerd werd. Literair succes is een wildfire, een lopend vuurtje, een opflakkering. Om blijvend te branden, is er meer substantie vereist.

     


    Categorie:ex libris
    21-08-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Perfide

    Johan Temmerman, Behoud het goede. Wat de kennis van religie ons leert, Brussel: ASP, 2022, 264 blz., € 30 pb.

    Wat doet een boek van een docent en decaan aan de protestantse theologische faculteit (Brussel) in de catalogus van de vrijzinnige uitgeverij ASP (2006-2023, nu Owl Press van Borgerhoff & Lamberigts)? Waarom heb ik ‘in hemelsnaam’ dat boek gelezen? En waarom het bespreken? Zelden ben ik zo heen en weer geslingerd tussen interesse en afkeer, tussen bijval en ergernis. Meer dan eens wou ik het opgeven, maar telkens slaagde de auteur erin me toch weer te doen doorgaan, tot het spreekwoordelijke bittere einde.

    Het betoog van Temmerman is perfide, dat wil zeggen vals, trouweloos, verraderlijk, niet te goeder trouw.

    Als ‘theoloog’ en ‘gelovige’ behoort hij blijkbaar tot een uiterst ‘seculiere’ strekking, die door anderen als puur atheïsme zal herkend worden. Voor hem is er geen openbaring, geen bovennatuurlijke God, geen Kerk, en de geschiedenis van het christendom is er een van kwaadaardige vergissingen. Hij steunt zich voor zijn betoog op zowat alle bekende tegenstanders van geloof en klerikalisme en citeert en parafraseert hen uitvoerig.

    Maar er zijn addertjes onder het gras. Zoals de titel van het boek aangeeft, is hij er weliswaar op uit om het slechte te verwerpen, maar wenst hij het goede te behouden, een verwijzing naar Paulus: ‘Blust de Geest niet uit,  kleineert de profetische gaven niet, keurt alles, behoudt het goede’ (1 Tess 5:19-21). Wat het slechte is, daarover laat hij even weinig twijfel bestaan als de new atheists (voor wie hij overigens geen goed woord over heeft). Maar wat is dan het goede? We komen het niet te weten. Er is wat vaag en wollig gepraat over tradities, maar die heeft hij al duchtig de das omgedaan. Er is wat achterbakse kritiek op het modernisme en op onze hedendaagse maatschappij, maar hoe daaraan te verhelpen is verre van duidelijk. Er zijn twee versies van dit boek in een editie verweven: enerzijds de vrijzinnige godsdienstkritiek, anderzijds de geniepige gelovige kritiek daarop, soms aan de hand van veeleer twijfelachtige academische referenties.

    Hij beroept zich voortdurend op Darwin en prijst evolutie, maar ik heb de stellige indruk dat hij geen woord begrepen heeft van het principe van de evolutie en de natuurlijke selectie, die bij hem ‘culturele selectie’ heet. Evolutie ontstaat door toevallige erfelijke mutaties bij de voortplanting die een voordeel blijken op te leveren voor de dragers. Temmerman heeft veeleer Lamarck voor ogen: levende wezens passen zich aan de omstandigheden aan, en dat moeten wij ook doen met godsdienst: bewaren wat eeuwig en goed is en verwerpen wat tijdgebonden en slecht was. Dat heeft niets met Darwin te maken, noch met Dawkins of zelfs Blackmore. Godsdiensten of religieuze elementen kunnen als ‘memen’ muteren, maar niet op de biologische manier, er zijn immers geen genetische dragers. Ze muteren misschien enigszins alsof het genen waren, maar dat zijn ze voor alle duidelijkheid niet. De Reformatie is geen toevallige mutatie in de zin van Darwin. Wat Temmerman voorstaat is dat evenmin, maar een aanpassing van mensen aan gewijzigde omstandigheden en inzichten, in de zin van Lamarck. Overerving en natuurlijke selectie is dan niet gegarandeerd, en zo gaat de vergelijking vernietigend mank.

    Dat is wel vaker het geval met Temmermans vergelijkingen. Zo heeft hij het over de tweelingzusjes Anna en Clara (geloof en wetenschap), die elkaar aankijken door een venster dat aan de ene kant spiegelglas is, en aan de andere kant doorzichtig. Ik bespaar je de warrige beeldspraak die daaraan gekoppeld is. Idem voor de dalende roltrap waarop de ‘moderne mens’ probeert naar boven te lopen, maar zo blijft stilstaan: het klopt gewoon niet.

    En zo gaat het alsmaar door, het hele boek lang. Telkens lees je instemmend een uitvoerige kritiek op de godsdienst en een loftuiting op de rede, maar krijg je vervolgens een bijna middeleeuwse waarschuwing te horen tegen te veel menselijke hoogmoed. Om horendol van te worden, echt waar. Vandaar mijn beschuldiging in de aanhef van mijn recensie: dit is een perfide betoog. De vergelijking maken met de wolf in schaapskleren gaat niet echt op, Temmerman is geen boze wolf; hij hult zich wel in vrijzinnigheid, maar slaagt er niet in zijn gelovigheid te verhullen. Dat is zijn goed recht, maar ik noem het toch intellectueel oneerlijk. Hij eigent zich niet te goeder trouw en dus ten onrechte de ideeën toe van de vele denkers die hij aanhaalt in hun betoog dat fundamenteel haaks staat op zijn gelovigheid, hoe modern die zich hier ook voordoet. Onder zijn (god)geleerde toga gaat een protestantse apologeet schuil. Hij mag dan al voortdurend pleiten voor een samensmelten van tegengestelden, maar hoe men het ook draait of keert, geloof en wetenschap zijn ten gronde onverenigbaar, wat Temmerman in zijn gelijknamige boek van 2019 ook moge beweren. Zelfs deze grootscheepse poging daartoe kon niet anders dan faliekant aflopen.


    Categorie:ex libris
    18-08-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Godsdienst na de dood van God?

    Marc Van den Bossche, Religie na de dood van God. Een conversatie, Brussel: VUBPress, 2013, 150 blz., ISBN 978 90 5718 328 7, € 19,95 pb.

    Als het wat vreemd lijkt een boek dat al tien jaar op de markt is nog te recenseren, kunnen daarvoor toch althans twee argumenten aangevoerd worden: enerzijds werd het boek recentelijk onder de aandacht gebracht van deze recensent; anderzijds is het onderwerp nog steeds actueel, wat voor mij de aanleiding was om het te lezen en te recenseren.

    Marc Van den Bossche (°1960, prof VUB) gaat zoals hij al in de titel aangeeft een conversatie aan, in de eerste plaats vanzelfsprekend met de lezer(s). De stijl lijkt te wijzen op voordrachten, lezingen of colleges die de auteur zou kunnen gehouden hebben, wat een aangename levendigheid en betrokkenheid meebrengt. In de tweede plaats is het boek inderdaad een conversatie met andere filosofen, in de eerste plaats en hoofdzakelijk met Richard Rorty (1931-2007) en iets minder uitvoerig met Gianni Vattimo (1936-2023), maar verder met onder anderen en vooral John Dewey, Hans-Georg Gadamer, Martin Heidegger, William James, J.S. Mill, Friedrich Nietzsche.

    Het thema van de conversatie draagt het betoog. Het wordt gesteld tegenover de traditionele absolutistische waarheidsaanspraken van zowel fundamentalistische godsdiensten als het christendom en de islam, als fundamentalistische wetenschappers en ‘verlichte’ vrijzinnigen. De auteur bepleit, samen met de filosofen die hij uitvoerig te berde brengt, een compleet andere manier om met elkaar om te gaan nu gebleken is dat er geen grond meer is voor absolute waarheden of grote verhalen, noch van de kant van de wetenschap, noch van de kant van de godsdiensten. Dat is een lovenswaardig standpunt, maar de auteur geeft – uiteindelijk – zelf toe dat hij daarin misschien weliswaar wat naïef is, maar dat stoort hem duidelijk niet.

    Die bewuste naïviteit valt inderdaad op door heel het boek heen, en niet alleen bij de auteur, maar ook bij zijn twee belangrijkste gesprekspartners, Rorty en Vattimo. Alle drie bepleiten ze veeleer wat ze vooropstellen dan dat ze het vaststellen. Niet zelden is het louter wishful thinking, en af en toe blijken ze dat ook zelf wel in te zien. Men kan wel vertrekken van de uitspraak dat God dood is, dat het oude geloof afgedaan heeft, dat het christendom grondig veranderd is, dat ook in de islam een kentering te bespeuren valt, dat dialoog altijd beter is dan wederzijds onbegrip, dat het niet op aankomt van gelijk te halen en zelfs niet van gelijk te hebben, maar van liefdevol met elkaar om te gaan enzovoort, maar men moet al heel liefdevol en naïef zijn om niet in te zien dat de realiteit ten minste lichtelijk anders is.

    Ik weet niet of Marc Van de Bossche of Rorty en Vattimo ooit geprobeerd hebben om zelf een gesprek aan te knopen met andersdenkende filosofen, theologen, kerkleiders of gewone gelovigen. God blijkt dan nog in vrij goeden doen te zijn voor een dode. Overigens is het erg eenzijdig te stellen dat er helemaal geen absolute waarheden zijn. Toegeven dat er wel waarheden zijn die verkieslijk zijn boven andere is dan niet meer dan een sofisme. Met andere woorden: de conversatie die hier zo bewonderenswaardig bepleit wordt, is een utopie, ze bestaat slechts in de gedachten van inderdaad naïeve personen, en enkel bij ‘gemoedelijke’ filosofen zoals Rorty (Vattimo is als ‘christen’ net iets minder gemoedelijk, blijkbaar). Er is geen naïviteit, en nog veel minder gemoedelijkheid te bespeuren aan de andere kant, die van de religie of godsdienst (wat men daaronder ook wil verstaan).

    In die zin kan men die eenzijdige naïeve welwillendheid betreuren en ze zelfs als gevaarlijk beschouwen. Het lijkt zo mooi te stellen dat het geen zin (meer) heeft elkaar tegen te spreken, omdat er geen absolute waarheden meer zijn, en dat we dus alleen nog naar elkaar moeten luisteren en elkaar liefhebben, maar dan is men blind voor het feit dat er nog steeds absolute onwaarheden zijn, en dat die zonder scrupules liefdeloos verkondigd en opgelegd worden door godsdiensten. De ideale democratie die de besproken auteurs voorstaan, is onbestaande waar theocratie heerst. De vrijheid van mening en de uiting ervan is – althans voor ons – zo goed als onaantastbaar, en te verkiezen boven elke onderdrukking ervan. Dat geldt ook voor de godsdienstvrijheid, maar zoals voor de vrijheid van mening nog steeds binnen de grenzen van het wettelijk toelaatbare. Het is een gevaarlijke uitvlucht te stellen dat ‘religie’ (een eufemisme voor godsdienst) louter een zaak van het individu is, van het innerlijke, die niets te maken heeft met het publieke leven of met de omgang (en de conversatie) onder mensen. Dat is religie/godsdienst nooit geweest, voor niemand, en nog steeds niet.

    Conflicten over essentiële zaken zijn reëel. Tegenstanders ook. Het is roekeloos om tegenstrevers niet als dusdanig te onderkennen en hen niet als dusdanig te ontmaskeren, en hun niet van antwoord te dienen, niet te wijzen op hun ongelijk, en te doen alsof het allemaal geen belang (meer) heeft. Dat is de realiteit vandaag, en dat was ze tien jaar geleden. Marc Van den Bossche was/is al te welwillend voor de tegenstanders van de rede, en bijwijlen al te streng voor haar verdedigers. Goedgelovigheid is niet minder bedenkelijk en verwerpelijk dan gelovigheid. Het christendom wist wel beter: Estote fortes in bello et pugnate cum antiquo serpente. We kunnen dus maar beter op onze hoede zijn, en niet inslapen terwijl van ons verwacht wordt dat we waken.


    Categorie:ex libris
    15-08-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sceptisch

    Olivier Boehme, Scepsis. Over wankelend vooruitgangsgeloof, Brussel: ASP, 2023, 168 blz., ISBN 9789461174772, € 25 pb.

    Vanaf de eerste bladzijde van dit boek bekroop me een onbehaaglijk gevoel, dat allengs naar lichte wrevel oversloeg, en dat me bijgebleven is tot de laatste bladzijden. Was het het onderwerp, dat je ook kan omschrijven als pessimisme? Was het de alomtegenwoordige figuur van Schopenhauer, niet de meest opwekkende onder de filosofen? Of was het de weinig gedecideerde benadering van de auteur, die je voortdurend doet afvragen wat zijn bedoeling is, zijn oogpunt, zijn methode, zijn eigen standpunt? Was het omdat verscheidene heterogene delen van het boek al eerder in andere contexten verschenen zijn en het geheel daardoor minder is dan de som van de delen? De auteur wordt historicus genoemd, maar we hebben hier niet te maken met een klassiek historisch werk. Het is ook geen typische Ideengeschichte, noch cultuurfilosofie of -sociologie, geen politicologie of economie. Wat het dan wel is, blijft voor mij na lezing nog een open vraag. Ik ben geen voorstander van etiketten en hokjes, maar je weet tenslotte graag waarmee je bezig bent, waaraan je je mag verwachten. Hier voelde ik me niet op mijn gemak, ik vond mijn draai niet, ik miste een rode draad.

    Dat maakt het verdraaid moeilijk om een beoordeling te maken van deze bundel van min of meer samenhangende korte opstellen. Sommige daarvan bespreken een of andere auteur, sommige al onbekender dan andere, of een of ander werk, of een stroming of periode in de geschiedenis, of een recente ontwikkeling, het kan allemaal. Er is een overvloed aan materiaal, maar het wordt meestal vrijblijvend aangeboden, en soms zonder veel diepgang. Dat viel me vooral op bij het zo belangrijke en mij dierbare thema van de Verlichting, in combinatie met de Franse Revolutie. Beide komen voortdurend ter sprake, maar de auteur dringt niet door tot de kern van de zaak, en lijkt uit te gaan van de veronderstelling dat iedereen wel weet hoe dat zit, quod non. Hijzelf blijkt geen weet te hebben van het magistrale werk van Jonathan Israel, en dat wreekt zich. Je begint je dan ongerust de vraag stellen hoe het zit met de rest van zijn achtergrond. Het is onbetamelijk om je van Paul Hazard af te maken met enkele algemeenheden en een nietszeggend citaat. En wat heb je eraan dan weer te vernemen dat ‘Julius Frauenstädt, Philipp Batz alias Mainländer en Julius Bahnsen op vaak eigenzinnige wijze aan de slag gingen met de geestelijke nalatenschap van Schopenhauer’? Er is veel namedropping, en veel toelichting waarop je niet zit te wachten. Alles wordt bovendien auctorieel gepresenteerd alsof de auteur het voor de gelegenheid hoogstpersoonlijk zelf bedacht heeft, terwijl het uiteindelijk allemaal toch vooral geleende boekenkennis is. Lees die boeken beter zelf, al was het maar één. Wat hij zelf denkt, komen we overigens niet te weten. Ach, het draagt allemaal bij tot een al bij al ronduit frustrerende lectuur. Een van de tussenkopjes luidt ‘Gesofisticeerde onbenulligheid’. Ik zou het niet beter kunnen verwoorden.


    Categorie:ex libris
    06-08-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Catechismus

    Charles le Hardy de Beaulieu, Catechismus van de Universele Moraal, vertaling en inleiding door Patrick Stouthuysen, Brussel: ASP, Liberaal Archief: Blauwe Maandag-reeks, 2017, 94 blz., ISBN 978 90 5718 696 7, € 30 pb.

    In een werkelijk voorbeeldige inleiding schetst professor Stouthuysen (VUB) het leven, de carrière en de verwezenlijkingen van deze uitzonderlijke figuur uit de 19de eeuw (1816-1871), binnen het ruimere kader van zijn tijd. Alleen al die inleiding is de aanschaf van dit boekje waard. Zelden las ik een zo heldere uiteenzetting over de Belgische geschiedenis van voor de Eerste Wereldoorlog, een periode die in mijn geschiedenislessen compleet ontbrak, hoewel ze van cruciaal belang is voor een goed begrip van de huidige politieke en ideologische toestand van ons land.

    De vertaling van de Catechismus is gekenmerkt door dezelfde nauwgezetheid en dezelfde voortreffelijke taalbeheersing van de auteur. Het resultaat is een uiterst leesbare tekst, wat gezien het gedateerde origineel voorwaar geen sinecure kan geweest zijn.

    Het belang van die tekst is reëel maar relatief. Als historisch document is hij interessant als een illustratie van de ideeën die toentertijd te vinden waren bij althans sommige vooraanstaande liberale figuren uit het hoger onderwijs. We vinden er werkelijk vooruitstrevende en ethisch zeer hoogstaande standpunten in terug, zowel over het individu, het gezin als de samenleving, die we vandaag zonder meer kunnen onderschrijven. Aan de andere kant doen enkele uitspraken, zoals trouwens het hele opzet van een catechismus, hopeloos verouderd aan. Dat is vooral het geval met de enkele korte paragrafen over de onzedelijkheid. Niet alleen wordt met geen woord gerept over wat daarmee bedoeld is, maar verbindt men aan onzedelijkheid dezelfde gevolgen als aan de drankzucht: ‘snelle veroudering, gepaard gaande met allerhande kwalen en vroegtijdige dood.’ Het zou een citaat kunnen zijn uit een kerkelijk handboek. Morele opvoeding kon toen blijkbaar nog zonder te spreken over seksualiteit, behalve een impliciete en terloopse vermelding in de context van het huwelijk en dan nog enkel naar aanleiding van de voortplanting, die beschreven wordt als een algemene plicht. Die preutsheid in een tekst bestemd voor jongeren was misschien kenmerkend voor de tijdsgeest, maar strookt niet met de openheid en de vooruitstrevendheid die de auteur zo opvallend siert in alle andere aangelegenheden, bijvoorbeeld over de gelijkheid van man en vrouw, over lijfstraffen voor kinderen, over arbeidsverhoudingen, over kolonisatie, oorlog, revoluties en in het algemeen het gebruik van geweld voor het oplossen van conflicten. Op die opvallende lacune na is de Catechismus zo al niet vormelijk, dan zeker wel inhoudelijk nog steeds een meer dan bruikbare morele handleiding, die daarom al onze aandacht en bewondering verdient.


    Categorie:ex libris
    05-08-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Filosofen te koop

    Lucianus, Filosofen te koop, vertaald door Vincent Hunink, Gorredijk: Uitgeverij Noordboek, 2024, 96 blz., ISBN 9789464712025, € 17,90 pb.

    Dit fraai uitgegeven boekje past op een bijzondere manier in de interessante reeks Noordboek Filosofie: het is geen filosofie, maar juist een satire op enkele van de belangrijkste filosofen uit de Griekse Oudheid. Het is een dialoog, of beter een kort toneelstuk, een burleske, waarin filosofen te koop aangeboden worden zoals dat blijkbaar met slaven gebeurde op een veiling of een openbare verkoop op een marktplaats. De eigenaar is niemand minder dan oppergod Zeus zelf, de veilingmeester Hermes, een van de vele bastaardzonen van Zeus, de god van de handel – en van de dieven –, en de boodschapper van de goden. De achtereenvolgens te koop gestelde filosofen zijn Pythagoras, Diogenes, Aristippus, Democritus en Heraclitus, Socrates, Epicurus, Chrysippus, Aristoteles en Pyrrho, al worden ze in de tekst niet nominatim vermeld: je wordt verondersteld hen te herkennen aan hun beschreven uiterlijke kenmerken en aan wat ze vertellen, of juist doordat ze niets zeggen, of wartaal uitslaan. Dat maakt deel uit van de hele farce, natuurlijk. De bekende vertaler heeft zijn uiterste best gedaan om de Griekse tekst, die op de tegenoverliggende pagina’s is weergegeven, levendig en aangepast aan onze tijd te presenteren. Zo heeft hij voor de passages die in de originele tekst in het Ionische Grieks staan naar eigen zeggen het Zuid-Nederlands gebruikt, wat deze Vlaming althans niet altijd helemaal geslaagd vond. Omdat zelfs dan niet iedereen alle hilarische allusies en dolle grollen zal vatten, is er een vrij uitgebreid nawoord, waarin nuttig commentaar toegevoegd wordt bij de vertaling, en toelichting bij elk van de filosofen.

    De tekst is erg kort, amper een dertigtal paginae in het Grieks en in vertaling, heel ruim bemeten, zoals dat gebruikelijk is met toneelpartituren, met voor elke tussenkomst de aanduiding van de spreker, en met enkele regieaanduidingen, toegevoegd door de vertaler. De uiterlijke verzorging van het boekje is aantrekkelijk, maar het blijft een vrij hoge prijs voor wat het maar is: een klucht, een lachertje.


    Categorie:ex libris
    01-08-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Democratie

    Rudi Laermans, Democratie zonder politiek? Paul Verbraeken-lezing #19, 2024, Gent: Owl Press, 2024, 96 blz., isbn 9789464946673, € 15 pb.

    Paul Verbraeken en de eponieme lezingen waren me onbekend, Rudi Laermans niet, ik las en besprak al eerder werk van hem. Veel van wat ik toen over hem schreef, blijft waar en is ook hier kenmerkend aanwezig, vooral zijn voorliefde voor abstracte woorden en gezochte uitdrukkingen en een sterk theoretische betoogtrant. Dat stoorde me ook nu aanvankelijk, maar algauw werd ik geboeid door de inhoud. Zoals de titel enigszins enigmatisch aangeeft, gaat het hier om de essentie van wat democratie is, en wat politiek betekent voor die democratie, en of democratie ook zonder politiek kan, en hoe dat dan eventueel mogelijk is, en of dat ook goed en wenselijk is.

    De auteur legt in tien korte maar vooral concieze hoofdstukken uit wat wij onder die overbekende begrippen precies moeten verstaan, en vooral hoe democratie en politiek in de praktijk tewerk gaan. Ondanks het vele jargon, sommige erg abstracte formuleringen, talrijke neologismen en gewild complexe uitdrukkingen (wat dacht je van ‘burgerisme: de onpolitieke deliberatieve democratie’; ‘van sociaalliberale democratie naar marktsoevereiniteit’; ‘gedepolitiseerde efficiëntielogica: de neoliberale democratie’; ‘expertocratie en governance’, om maar enkele flagrante voorbeelden te noemen), heb je als lezer snel door dat het onderwerp van groot belang is, en dat de auteur er heel zinnige zaken over te vertellen heeft, die je op eigen risico negeert.

    In de bibliografie die op het laatste hoofdstuk volgt, geeft hij nauwkeurig aan waar hij de mosterd haalde. Dat bewijst zijn brede interesse en belezenheid en de wetenschappelijke ernst waarmee hij zich van zijn taak gekweten heeft, en geeft de geïnteresseerde lezer tevens de kans om een en ander zelf eens na te lezen. Ik vermoed dat men daarbij zal vaststellen dat sommige geconvoluteerde uitdrukkingen daarvandaan komen. Technische termen uit het Engels of het postmodern Frans laten zich nu eenmaal niet zonder hardnekkig verzet vertalen in begrijpelijk Nederlands.

    Het boekje van bescheiden omvang laat zich niet moeiteloos lezen, en eerlijk gezegd heb ik plaatsvervangende frustratie ervaren voor de toehoorders van de lezing, die de hele boterham in een keer te verorberen kregen, en alles meteen moesten slikken én verteren. Ik deed er enkele dagen over, met lange tussenpauzes om een en ander te laten bezinken, en zelfs dan moest ik af en toe terug pedaleren om een cryptische definitie of een subtiel onderscheid tussen twee valse vrienden na te kijken (‘democratische politiek’ en ‘democratiepolitiek’). Maar gaandeweg moest ik toegeven dat het betoog volkomen helder was, en er geen woord te veel of te weinig in het boekje staat. Precies door zijn nogal uitdagend veeleisende stijl noopt Rudi Laermans de lezer ertoe altijd goed bij de les te blijven en een meer dan slaperige het-zal-wel houding aan te nemen. Al de inspanningen die hij van de lezers vraagt, blijken meer dan de moeite waard te zijn.

    Terwijl de auteur door het hele betoog heen voorbeeldig blijk geeft van een volstrekt objectieve wetenschappelijke belangeloosheid en ideologische neutraliteit, viert hij in het laatste hoofdstuk de teugels, en geef hij ongebreideld vrije loop aan zijn duidelijk ‘sociaaldemocratische’ voorkeuren. Ik meen begrepen te hebben dat zulks in goede aarde zal gevallen zijn, en wellicht zelfs van de spreker verwacht werd door de toehoorders van de Paul Verbraeken-lezingen.

    ‘Kortom’ (een lievelingswoord van Rudi Laermans), dit boekje is een zeer doordacht en doorwrocht essay over essentiële kwesties in onze samenleving, en aldus warm aanbevolen lectuur voor de betere lezers.


    Categorie:ex libris
    02-07-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over geloof en psychologie (recensie)

    Hanneke Schaap-Jonker, Goed voor de geest. Over geloof en psychologie, Utrecht: KokBoekencentrum, 2024, 158 blz., 9789043541435, € 17,99 (hc)

    Het leek een goed idee om eens iets te lezen over godsdienst vanuit psychologische hoek. Dit boekje leek een goede aanleiding daartoe. Het eerste hoofdstuk heeft als titel: ‘Wat is geloof? Geloof kun je psychologisch onderzoeken.’ Precies, dat is wat ik bedoelde. Maar gaandeweg blijkt dat dat niet is wat de auteur bedoelt. Zij is theoloog en (klinisch) psycholoog, en ik althans had moeten weten dat theologen geen wetenschappers zijn, wat ze daarover zelf ook zeggen. Wat hier beschreven wordt, is naar mijn aanvoelen geen godsdienstpsychologie, dat wil zeggen een onbevangen wetenschappelijk psychologisch onderzoek naar godsdienstige fenomenen, maar veeleer een therapie voor mensen met mentale problemen zoals godsdienstwaan, of voor gelovigen die met hun godsdienst worstelen. Voortdurend wordt benadrukt dat godsdienst geen oorzaak is van die mentale problemen, maar veeleer de oplossing. Mentale problemen, ook verslaving, zouden veel minder voorkomen onder gelovigen, enzovoort. Het klinkt allemaal heel goed en vroom, maar het komt erg eenzijdig over. Ik neem aan dat gelovige zielzorgers er iets kunnen aan hebben, en eventueel zelfs een occasionele gelovige patiënt, maar voor ongelovigen is dit onzin. Misschien, heel misschien geen gevaarlijke onzin, maar niettemin onzin. Dat is een hard oordeel, maar het is beter dat je het weet voor je het overigens fraai gepresenteerde en goed geschreven boekje koopt, en dat is waarvoor er recensies zijn: niet alleen om mensen aan te moedigen, maar ook om hen te waarschuwen als dat moet.


    Categorie:ex libris
    24-06-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)

    Judith Butler, Wie is er bang voor gender?, Utrecht: Ten Have, 2024, 351 blz., eindnoten, register, € 24,99 (pb).

    Ik lees sinds 1968 bijna uitsluitend in het Engels, Frans, Duits en Latijn, maar toen ik de aankondiging zag van de Nederlandse vertaling van Judith Butlers Who’s Afraid of Gender? (New York: Farrar, Straus & Giroux, 2024) heb ik me toch laten verleiden. Wat de vertaling betreft, viel dat best mee, men hoeft niet te aarzelen als men liever Nederlands leest.

    Wat de het boek zelf aangaat, moet ik bekennen dat ik voortdurend geaarzeld heb, en nu het boek uit is, aarzel ik nog steeds. Het is, en ik druk me voorzichtig uit, een uitdaging. Dat geldt zowel voor de taal en stijl als voor de inhoud. Butler schrijft in een soort van veredelde spreektaal. Ze formuleert haar gedachten zoals ze blijkbaar bij haar opkomen. Dat betekent enerzijds dat het betoog heel levendig en geëngageerd is, maar anderzijds dat er nogal wat herformuleringen en zelfs herhalingen zijn van dezelfde gedachten in de loop van de 300 bladzijden van de tekst. Niet dat dat echt stoort: veel van die gedachten zijn vrij complex en vernieuwend, zodat verschillende benaderingen en formuleringen helpen om ze te doen doordringen. Ik vond het op den duur wel vervelend om op bijna elke bladzijde een of andere vorm van het woord ‘fantasma’ terug te vinden; op de achterflap alleen al zelfs twee…

    De inhoud is inderdaad, althans voor mij, vrij radicaal. Ik heb het feminisme altijd een warm hart toegedragen. Wat we hier krijgen, gaat echter veel verder. Het vraagt, nogmaals: althans voor mij, heel wat mentale openheid, om niet te zeggen: acrobatie, om de gedachtegang van de auteur te volgen. Maar het loont zonder enige twijfel al de moeite die men er zal willen (en moeten!) voor doen.

    Wat ‘gender’ precies is, wist ik niet, en na lezing weet ik het nog altijd niet precies. Voor Butler dekt het vele ladingen, en dat zet ze gaandeweg op een al bij al heel bevattelijke manier uiteen. Ik zal daarop niet dieper ingaan, dat lijkt me zo goed als onmogelijk in kort bestek. Haar persoonlijke standpunten worden onverbloemd uit de doeken gedaan, en ze gaat de confrontatie met haar (vele…) vijanden niet uit de weg, integendeel. Men zou zelfs kunnen zeggen dat het hele boek een afrekening is met zo niet alle, dan toch een heel groot aantal van haar vijanden aller aard.

    De vraag is niet of haar betoog geloofwaardig overkomt, want dat is zeker wel het geval. Ze schetst een indringend beeld van zowel het individu als van de samenleving dat grondig verschilt van het traditionele beeld waarmee de meesten onder ons, de jongste generatie wellicht uitgesloten, opgegroeid zijn. De vele en radicale correcties die ze voorstelt, of liever: opeist, zijn evenzoveel uitdagingen voor de argeloze lezer.

    Mij althans heeft ze overtuigd. (Ik neem deze gelegenheid te baat om te vermelden dat ‘ze’ liever heeft dat men over haar niet met vrouwelijke persoonlijke voornaamwoorden spreekt en schrijft, maar dat ze daarvan niet echt een punt maakt; ik vind het vooralsnog ondoenbaar om haar voorkeur te volgen en haar genderneutraal ‘hen’ te noemen (singular they, them): ‘hen verwierf wereldfaam’(achterflap)? Ze is officieel non-binair, en lesbisch.) Na dit boek blijkt het onmogelijk om niet grondig anders te denken over tja, gender, allicht? Met andere woorden over de rol die de menselijke seksualiteit in al haar vormen speelt in het leven van het individu en in de samenleving. Ik weet niet of de wereld die Butler hier schetst ooit algemeen en algemeen aanvaard zal worden, maar het ziet ernaar uit dat we hier te maken hebben met een reële en ingrijpende paradigmaverschuiving. Als je mee wil zijn, is dit boek onmisbare lectuur.


    Categorie:ex libris
    27-05-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over grenzen, Mark Elchardus

    Mark Elchardus, Over grenzen, Deurne: Ertsberg, 2024, 174 blz., isbn 9789464750911, € 22,50 (gebonden).

    Dit boek-essay van de befaamde socioloog en publicist Elchardus is, ik beken, het eerste dat ik van hem lees, en het heeft me verrast. Het bevestigt weliswaar al het goede dat ik over hem gehoord heb en in die zin was het een aangename kennismaking. Hij is erudiet, belezen, uitstekend geïnformeerd, scherpzinnig intelligent, ernstig, niet vooringenomen, helder denkend, meeslepend, objectief… wat wil je nog meer?

    Wel, dat valt te bezien. Als je op zoek bent naar een diepgaande studie over dit onderwerp, grenzen, en alles wat ermee te maken heeft, dan ben je niet aan het juiste adres. De auteur benadert het onderwerp in 169 (!) korte stukjes, die telkens een relevant aspect verhelderend naar voren brengen. Dat gebeurt bijna altijd aan de hand van opvallende recente en oudere anekdoten, en verwijzingen naar en citaten uit belangrijke, maar niet zelden vergeten wetenschappelijke werken. Tussendoor weerklinkt voortdurend de bedachtzame maar scherp oordelende stem van de oude(re) wijze, die kritisch reflecteert op de wereld waarin hij zich tot zijn eigen niet geringe verwondering bevindt, en af en toe de teugel viert van zijn persoonlijke wrevel of ergernis. Die caleidoscopische methode levert het eponieme aantrekkelijke resultaat op, en dat zal voor de meeste lezers allicht meer dan volstaan; wie toch meer wil, kan desgevallend terecht bij de geciteerde werken in de bescheiden voetnoten.

    Als lezer moet je wel vooral zelf op zoek naar rode draden, synthetische oordelen en de bottom line van de opvattingen die de auteur al dan niet expliciet voorstaat en dus impliciet aanprijst. Zijn grenzen nu goed of slecht? Is nationalisme te verkiezen boven kosmopolitisme? Is migratie een noodzaak of een noodzakelijk kwaad? Is democratie de beste van alle slechte staatsvormen, of een onhaalbare utopie? Is het neoliberale kapitalisme de bron van alle welvaart of van alle kwaad? Heeft globalisering ons rijkdom en vrede gebracht, of aan de rand van de afgrond? Elchardus heeft daarover altijd wel iets zinnigs en belangrijks te zeggen, maar zijn enerzijds heeft slag om slinger ook een anderzijds.

    Inzonderheid de onvermijdelijke migratieproblematiek blijft zo een Sisyphussteen des aanstoots. Telkens je denkt de oplossing ontwaard te hebben en klaarstaat om blij je instemming te betuigen, wijst de auteur fijntjes of olijk maar steeds ongenadig op een aspect dat onderbelicht was gebleven, en dat de olifant in de kamer weer abrupt in de schijnwerper plaatst. Legale migratie is goed, illegale is slecht, zoveel is duidelijk, maar wat maakt de ene goed en de andere slecht? Grenzen. Grenzen zijn er om overschreden te worden, dus om niet te werken. Dat is wat we nu beleven, maar wat de mensheid altijd al meemaakt, en op alle gebied. In deze veelzijdige en veelkleurige bundel van bevattelijke en boeiende essays vind je veel vragen en veel antwoorden, maar veel vragen blijven onbeantwoord, en niet weinig antwoorden roepen nog meer vragen op; zoals goede essays horen te doen, nietwaar?


    Categorie:ex libris
    27-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een betere zaak waardig.

    Franciscus Van den Enden, Vrije staatkundige stellingen, Vertaald en ingeleid door C.L. Vermeulen, Gorredijk: Noordboek, 2022, 9789056158149, 128 blz., € 19,90 pb.

    Er was destijds, meer bepaald in 1990, heel wat te doen, althans in het wereldje van het Spinoza-onderzoek, rond de toewijzing van een anonieme publicatie uit 1662 aan Franciscus Van den Enden (1602-1674). Dat gebeurde ‘tegelijkertijd’ door twee onderzoekers, Marc Bedjaï en Wim Klever, al is het niet onwaarschijnlijk dat Klever kwansuis de mosterd haalde bij Bedjaï. Beiden zagen in dit werkje van Van den Enden, van wie men al wist dat hij destijds Spinoza (1632-1677) inleidde in het Latijn, een voorloper van de geschriften van Spinoza zelf. Dat werd vrijwel onmiddellijk in twijfel getrokken door andere (en betere) specialisten, niet het minst door Frank Mertens en Jonathan Israel. Klever publiceerde al in 1992 een transcriptie van de tekst uit 1662, samen met een uitvoerige inleiding. Het probleem met Wim Klever (°1930) is dat hij steeds al te gepassioneerd te werk gaat, meestal ten koste van de wetenschappelijke sereniteit, objectiviteit en betrouwbaarheid. Het Nederlands van het midden van de 17de eeuw is voor de hedendaagse lezer al een zo goed als onoverkomelijke hinderpaal; bovendien is de transcriptie niet altijd accuraat gebeurd. Een nutteloze publicatie dus: ik heb ze al die tijd al in huis, maar ik heb er nooit meer dan enkele bladzijden van gelezen. Om al die redenen is deze vertaling, of hertaling door C.L. Vermeulen een goede zaak. Het Nederlands draagt weliswaar bewust duidelijk de sporen van het origineel, wat op zich veeleer een verdienste is, maar is met enige moeite toch vrij goed leesbaar.

    Wanneer men er de tekst van Van den Endens boekje op naslaat, is het zonder meer verbijsterend dat –behalve Wim Klever – iemand ooit heeft kunnen denken dat het om een ‘proto-Spinoza’ gaat, en dat Spinoza zijn inspiratie zou gehaald hebben uit dit geschrift, of bij deze leermeester. Van den Enden is geen filosoof, en geen politicoloog, zelfs geen politicus. Het is een erg matige amateur, niets meer. De ideeën die hij verkondigt zijn niet origineel, zijn voorstellen zijn onrealistisch, zijn betoog is stuntelig, zijn redeneringen kortzichtig, zijn opvattingen banaal. Elke vergelijking met Spinoza is een regelrechte grove belediging aan diens adres. Zelfs de omgekeerde veronderstelling, namelijk dat Van den Enden door Spinoza geïnspireerd zou zijn, is een miserabele miskleun. Op geen enkel ogenblik blijkt dat Van den Enden ook maar iets afwist van Spinoza, wiens belangrijke werken hij klaarblijkelijk niet eens kende; het is overigens zeer de vraag of hij over de intellectuele capaciteiten beschikte om die zelfs maar te lezen.

    Over de tekst kunnen we dus kort zijn. Het is een amateuristisch pamflet van een weinig hoogstaande randfiguur, gelardeerd met toentertijd gangbare opvattingen over de toestand van de Verenigde Provinciën in het midden van de 17de eeuw, zonder enige filosofische diepgang, zonder politiek of economisch inzicht, zonder veel blijken van mensenkennis of zelfs maar van gezond verstand. Dankzij deze hertaling kunnen we ons daarvan eindelijk rekenschap geven, zonder ons te moeten verdiepen in archaïsch Nederlands. Dat is zeker een grote verdienste van deze publicatie, maar door de bedenkelijke kwaliteit van het origineel is het uiteindelijke resultaat veeleer twijfelachtig, en op zijn minst sterk gecompromitteerd. Noordboek-Filosofie heeft zoals gewoonlijk voor een vlekkeloze uitgave gezorgd. Allemaal inspanningen een betere zaak waardig.


    Categorie:ex libris
    21-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Feminisme

    Anna Maria Van Schurman, Verhandeling over de aanleg van vrouwen voor de wetenschap, vertaling Renée ter Haar, Inleiding Angela Roothaan, Gorredijk: Noordboek, 2021, 9789056157678, 109 blz., € 17,90 pb.

    Dit is een heruitgave van een eerdere, in de handel niet meer beschikbare publicatie uit 1996; de inleiding en de vertaling zijn ‘nieuw bewerkt voor deze uitgave’. De inleiding beslaat 48 bladzijden, de Verhandeling zelf amper 18 bladzijden. Een beperkte (18 blz.) maar interessante briefwisseling rond hetzelfde thema is toegevoegd van Van Schurman met de hugenoot- theoloog André Rivet (1572-1651).

    De figuur van Anna Maria Van Schurman (1607-1678) verdient al onze aandacht. Haar uitzonderlijke intellectuele capaciteiten werden al vroeg opgemerkt door haar vader, en zij ontwikkelde zich hoofdzakelijk door thuisonderricht en zelfstudie tot een opmerkelijke dilettante, in de beste betekenis van het woord; ze was als vrouw immers de facto uitgesloten van de professionele beoefening van haar niet geringe wetenschappelijke kwalificaties. Daardoor moest ze zich beperken tot contacten, hoofdzakelijk per brief, met vele geleerden en vooraanstaanden van haar tijd, en de publicatie van enkele geschriften van haar hand. Een daarvan, zij het van een veeleer bescheiden omvang, wordt hier op voorbeeldige wijze aangeboden in de reeks Noordboek-Filosofie.

    Hoewel toentertijd, dat wil zeggen de eerste helft van de zeventiende eeuw, de kwestie van de emancipatie van de vrouw ook bij andere auteurs al ter sprake kwam, vormt de verhandeling van Van Schurman toch een opmerkelijk vroeg betoog ten gunste van de wetenschappelijke vorming van de vrouw, op grond van overtuigende logische argumenten. Andere, mannelijke auteurs vertolkten integendeel de gangbare conservatieve en paternalistische opvattingen van hun tijd over de vrouw. Enerzijds baseren die zich op de feitelijke toestand dat vrouwen bijna nooit deelnemen aan het wetenschappelijk bedrijf wegens hun huiselijke rol in de maatschappij, anderzijds op vooringenomen opvattingen over ‘het zwakke geslacht’. Ook Spinoza vertolkt in de Staatkundige verhandeling (Wereldbibliotheek, 2014, 2015²) soortgelijke ideeën, maar hij laat toch de mogelijkheid open dat vrouwen de facto niet kunnen deelnemen aan het wetenschappelijk onderzoek of bijvoorbeeld aan staatszaken omdat ze er niet toe opgeleid zijn, en niet omdat ze daartoe van nature niet geschikt zouden zijn. Hij wijst erop dat het vooral het laakbare gedrag van mannen is dat verhindert dat ze deelnemen aan hoger onderwijs en aan het bestuur van de staat. Toen Van Schurman uiterst uitzonderlijk toestemming kreeg om aan de universiteit van Utrecht de colleges bij te wonen van de gereformeerde theoloog Voetius, was dat in een speciaal daartoe vervaardigde kooi… Vandaag zijn vrouwelijke studenten ruimschoots oververtegenwoordigd in verscheidene hogere opleidingen, maar stellen we vooral bij mannelijke academici nog steeds denigrerende houdingen vast, wat ten minste ten dele verantwoordelijk is voor de opvallende ondervertegenwoordiging van vrouwen onder hoogleraren en onderzoeksdirecteurs. Blijkbaar heeft men het er nog steeds moeilijk mee dat vrouwen anders zijn dan mannen in zowat alles wat ze doen, en dus niet zelden een andere, maar geenszins minderwaardige invulling geven aan taken die tevoren vrijwel uitsluitend door mannen verricht werden.

    Angela Roothaan leidt de lezers vlot en met grote kennis van zaken in in leven en werk van Van Schurman. De levendige hedendaagse Nederlandse vertaling van Renée ter Haar laat niets te wensen over. De uiterlijke verzorging van het boek is voortreffelijk. Alle lof dus voor deze tijdige opgefriste heruitgave van een publicatie uit 1996, met een vertaling van een belangrijke Latijnse tekst uit 1641.


    Categorie:ex libris
    13-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tijdverspilling

    Jos Stollman, Waarom de tijd (niet) stroomt. Zoektocht naar het wezen van de tijd vanuit het perspectief van natuurkunde, (neuro)psychologie, filosofie en spiritualiteit, Gorredijk: Noordboek, 2024, 256 blz., € 22,50 pb, 9789464711417.

    In dit vrij korte bestek probeert de auteur de tijd te beschrijven vanuit alle mogelijke, en enkele onmogelijke oogpunten. Dat kan verhelderend zijn, omdat de tijd inderdaad verscheidene aspecten heeft. Het kan ook de zaak nodeloos ingewikkeld en duister maken, omdat met ‘tijd’ compleet verschillende zaken bedoeld zijn vanuit de verschillende oogpunten. De contradicties, anomalieën en paradoxen die daaruit voortspruiten zijn legio, en vooral in de eerste honderd bladzijden komen die uitvoerig aan bod, tot grote frustratie en irritatie van de arme lezers, die immers kop noch staart krijgen aan wat hun voorgeschoteld wordt. De auteur benadrukt herhaaldelijk dat we ons daarover geen zorgen moeten maken: het is normaal dat we het allemaal niet begrijpen, het is immers ook onbegrijpelijk.

    Dat is echter niet wat een lezer wil horen. Niemand wil voor een domoor doorgaan. En als iets onbegrijpelijk is, dan lijkt het onwaarschijnlijk dat het juist en waar is. Nochtans is dat wat we voortdurend te horen krijgen: al deze zaken zijn contra-intuïtief, niemand begrijpt ze, maar ze worden bevestigd in theorie en in de praktijk. Overigens hebben ze voor ons leven hier op aarde geen enkel belang. Waar zijn we dan in feite mee bezig?

    Zeker een deel van de problemen ontstaan doordat de auteur probeert de verschillende oogpunten met elkaar te verzoenen, wat uiteraard ten enenmale onmogelijk is. Voor de gewone mens is tijd een kwestie van afspraken maken. Als ik zeg: we spreken morgen af om 14 uur bij het station in Leuven, dan is er weinig kans dat er iets fout loopt. We beschikken immers over uitstekende uurwerken, die ook nog de dag en de datum aangeven, zodat we ons zeker niet vergissen. Dag en nacht zijn voor iedereen duidelijke indelingen, en zelfs de jaren kunnen we ongeveer tellen aan de hand van de seizoenen. Met de maan zijn we minder vertrouwd, maar als we erop zouden letten, zouden we ook die opeenvolgende cyclussen kunnen volgen. Maar haal daar alsjeblief geen relativiteitstheorie en tijdsdilatatie bij, en verhalen over de tijd die trager verloopt naargelang men zich (veel!) sneller beweegt of dichter bij een (veel!) groter object komt.

    Dat laatste mag dan al waar zijn, maar het blijft puur theoretisch, want die hoge snelheden halen we op verre na niet, en de in de nabijheid van enorme massa’s komen we niet. Overigens begrijp ik nog altijd niet wat er met die tijdsdilatatie feitelijk bedoeld wordt. Men zegt: als een klok met grote snelheid rond de aarde gevlogen wordt, loopt ze bij aankomst achter op een klok die ter plaatse is gebleven, dat is een bewezen feit. Maar wat is er dan gebeurd? Zijn de onderdelen van die klok dan trager gaan lopen omdat de klok aan hoge snelheid bewoog? Of iets minder onderhevig was aan de zwaartekracht op die grote hoogte? Is het mogelijk dat loutere beweging een dergelijke vertraging veroorzaakt? Bij extreem hoge snelheden is die vertraging van de tijd zeer aanzienlijk: als iemand in de ruimte zou reizen aan een tiende van de snelheid van het licht, zou die al veel trager ouder worden dan iemand die op aarde bleef. Maar, zegt men, de ruimtevaarders zouden dat niet merken, de tijd zou voor hen even snel blijven verlopen. Ik durf het hopen voor hen, want een dergelijke vertraging van de levensprocessen zou op zijn minst erg vervelend zijn, en in de praktijk dodelijk vanaf het eerste ogenblik. Een andere uitleg is dat de af te leggen afstand korter is geworden. Alsof dat begrijpelijker zou zijn…

    Dat is maar één voorbeeld van de anomalieën waarmee we geconfronteerd worden. En omdat die in dit boek niet opgelost of zelfs maar enigszins verklaard worden, maar steeds weer herhaald meegenomen worden in het verdere verhaal, blijft alles even onbegrijpelijk, nee, het wordt nog onbegrijpelijker naarmate we met andere aspecten kennismaken en met de opvattingen van filosofen, met ruimtetijd, de kwantumtheorie, tijdreizen, het nu, het ik, het bewustzijn…

    De oorzaak van al die onbegrijpelijke toestanden is dat Einstein ontdekt heeft dat de snelheid van het licht absoluut is, wat ook de positie of de snelheid van de waarnemer is. Als dat zo is, dan moeten inderdaad andere, ogenschijnlijk onveranderlijke elementen in de vergelijkingen, zoals de tijd, variabel zijn. Gelukkig voor ons heeft dat wegens de onvoorstelbaar grote snelheid van het licht, bijna 300.000 km per seconde, geen of slechts een uiterst marginaal effect op ons dagelijks leven, en zelfs voor het grootste gedeelte van de wetenschap.

    Toegegeven, het is geen gemakkelijke materie voor leken (en voor nog enkele anderen, vrees ik). Na lezing van dit boek ben ik al bij al niet wijzer geworden, hoewel me zeer veel informatie toegestopt wordt. Na de eerste honderd bladzijden had ik het bijna vertwijfeld opgegeven uit onvrede met de irritante methode van de auteur. Niet dat de tweede helft meer verhelderend is, maar wat je daar leest is tenminste (meestal, min of meer) verstaanbare taal.


    Categorie:ex libris
    09-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anarchist

    Michail Bakoenin, God, de Staat en andere vormen van dictatuur, Gorredijk: Noordboek, 2022, 215 blz., € 22,50 pb.

    Met de naam van Bakoenin is het begrip anarchisme onverbrekelijk verbonden in het notoir vergeetachtige en selectieve collectieve geheugen. Dat mag dan al juist zijn, maar veel heeft het niet te betekenen. Net zo vernam ik in een cursus Natuurrecht aan de universiteit dat Spinoza een pantheïst was en lenzen sleep. Zelfs als dat juist is: wat weet je daarmee dan in feite? Zo goed als niets. Bakoenin dook evenwel herhaaldelijk op in voetnoten en bibliografieën van de vele werken rond atheïsme en vrijzinnigheid die ik in de voorbije twintig jaar gelezen heb, maar hem lezen bleef een ver voornemen, tot ik in de fondslijst van Noordboek dit boek aantrof. Ik ben de uitgeverij dus oprecht dankbaar, maar dat gevoelen moet wel enigszins genuanceerd en getemperd worden. Zeker, het boek is heel verzorgd uitgegeven, in hun lovenswaardige reeks Noordboek – Filosofie, en de tekst is gezet uit een heel leesbare letter (behalve de lange eindnoten, die dus niet meteen tot lezen uitnodigen, terwijl ze echt wel belangrijk zijn), en er is een goede inleiding door Nederlandse filosoof Paul van Dijk (+ 2006). Maar met de hoofdbrok van deze compilatie, het lange essay ‘God en de staat’, dat ook in het Frans een heel complexe ontstaansgeschiedenis heeft, is er hier wel een en ander misgelopen, en daarom bedekken we de namen van de vertalers met de mantel van de (vrijzinnige!) naastenliefde, maar we trekken wel één ster af. In een verantwoording wordt uitgelegd dat deze teksten al eerder in het Nederlands verschenen, al in 1888, en nadien in een bijgewerkte vertaling in 1908. Zoals men kan verwachten bleek die tekst nu niet meer geschikt, en dus werd een ‘nieuwe vertaling’ gemaakt, ‘die wel leunt op de eerdere edities’. We weten niet goed wat we ons daarbij moeten voorstellen, maar het is her en der wel een zootje geworden. Heel moderne zinswendingen, ook heel familiaire, duiken op naast ronduit archaïsche; zinnen worden plots afgebroken, woorden ontbreken manifest, Franse uitdrukkingen worden letterlijk vertaald of niet goed begrepen, kortom, het is een beetje slordig, en niet goed nagelezen, en dat is jammer, want het verdient beter. De belangstellende die het Frans machtig is, doet er dus goed aan zich veeleer daaraan te wagen, de tekst is online vlot beschikbaar. Wie behoefte heeft aan een vertaling, zal zich allicht minder storen aan enkele onoplettendheden en fratsen van de zetduivel dan deze strenge recensent, en kan zonder meer terecht bij deze nodige heruitgave.

    En dat is zeker de moeite. Deze teksten van Bakoenin zijn niet alleen goed geschreven, interessant, boeiend, ze zijn ook belangrijk. Zijn gedachten over mens, de maatschappij, godsdienst en politiek zijn helder en overtuigend uiteengezet, en ook voor onze tijd nog hogelijk relevant. Zijn ongegeneerde atheïstische opvattingen over God en godsdienst leunen sterk aan bij Feuerbach. Zijn socialistische ideeën zijn dan weer fundamenteel afwijkend van het communisme van Marx en van elk ‘staatssocialisme’, of de dictatuur van het proletariaat. Zijn niet-aflatend vurig pleidooi voor vrijheid én gelijkheid siert hem, hoewel het soms nogal utopisch aandoet, vooral wanneer hij zich laat verleiden tot concrete omschrijvingen van de revolutie, de anarchie en de nakende heilsstaat. Maar zijn analyses van de onrechtvaardige verdeling van de rijkdom zijn, hoewel tijdsgebonden, vandaag nog steeds overtuigend accuraat en bruikbaar. Ik denk daarbij niet alleen aan de nieuwe communistische partijen in eigen land, maar ook aan de bestaande socialistische, aan Vlaamse maar vooral aan Franstalige kant, en de programma’s die ze voorstaan, en de principes en idealen die ze verdedigen. Maar zelfs wie het vrije ondernemerschap verdedigt, moet zich ongetwijfeld vragen stellen bij de excessen die het extreme kapitalisme nog steeds kenmerken, en de armoede van een groot deel van de wereldbevolking.

    Wie dus zoals ik behoefte heeft om een onterechte lacune eindelijk ongedaan te maken, zal in deze teksten van Bakoenin zeker zijn (m/v/x) gading vinden, zonder daarmee te moeten wachten tot mijn gezegende leeftijd van 78 jaar.


    Categorie:ex libris
    29-02-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het boek

    Katharina Smeyers, Ezelsoren en wolfstanden. De geschiedenis van het boek (800-1500), Gorredijk: Sterck & De Vreese, 2023, 136 blz., € 24,90 hc.

    Het gebeurt niet vaak dat een recensent over een boek niets negatiefs te vertellen heeft. Zegt Spinoza niet treffend nullus enim liber unquam sine mendis repertus est (TTP, X): er is immers nog nooit een boek zonder fouten bevonden? Maar niet alleen kon zelfs deze notoir kritische lezer hier geen enkele fout ontdekken, bovendien vond hij op elke bladzijde wel iets om zich enthousiast over te verheugen. Op voorbeeldig bekwame maar ongekunsteld vriendelijke manier legt onze auteur uit hoe vanaf de Middeleeuwen tot aan de verbreiding van de drukkunst boeken gemaakt werden, en belicht zeer minutieus en met overvloedige schitterende illustraties alle aspecten van die kunstnijverheid. Men zal ver moeten zoeken om al de uitvoerige deskundige informatie over dat zo belangrijke aspect van onze Westerse beschaving zo bevattelijk en in zulk kort bestek bijeen te vinden. En dat in een meer dan verzorgde gepaste taal en stijl, die zowel jongeren als volwassenen op geen enkel moment verveelt of tegensteekt, maar integendeel de lezers zonder één hapering blijft aanspreken en hen geboeid van de ene uitleg naar de andere sprekende illustratie of gevatte toelichting voert.

    Het boek is prachtig uitgegeven, zonder overdreven luxueus te zijn, en dat voor een zeer schappelijke prijs. De talloze uitstekend gekozen en verantwoorde illustraties zijn van ongemeen hoge kwaliteit, zowel in het detail, zelfs als men die onder de loep bekijkt, als in de flamboyante en subtiele kleuren. In een appendix wordt van elk nauwkeurig de herkomst aangegeven. De lay-out is opvallend levendig en kleurrijk tot in de kleinste details, maar nooit schreeuwerig. Er wordt – ten onrechte – geen drukkerij vermeld, enkel dat het omslagontwerp en de boekverzorging van Bart van de Tooren is. Een bijzondere vermelding verdient ook Joris Snaet voor zijn typische cartoons, die de onderwerpen speels maar met kennis van zaken verlevendigen en die door hun vele kwaliteiten niet alleen maar de jongeren zullen doen glimlachen.

    Dit is niet zomaar een mooi en een goed, maar een werkelijk belangrijk boek. Zelfs wie enigszins vertrouwd is met de geschiedenis van het boek vindt hier ongetwijfeld talrijke nieuwe wetenswaardigheden en verrijkende inzichten, steeds gebaseerd op gedegen kennis en ernstig wetenschappelijk onderzoek, maar altijd zo aangebracht dat het bijna vanzelfsprekend lijkt. Kortom, dit is het ideale geschenk voor jezelf en voor je geliefden, vrienden en kennissen, van elke leeftijd, bij elke gelegenheid, zelfs als je iets goed te maken hebt, of zomaar. Dit is een van de zeer weinige boeken die ik zonder enig voorbehoud, van welke aard dan ook, aan iedereen nadrukkelijk kan aanbevelen. Wij mogen kunsthistorica en jeugdauteur Katharina Smeyers en iedereen die heeft meegewerkt aan dit magnifieke project feliciteren en oprecht dankbaar zijn voor het bereikte resultaat.


    Categorie:ex libris
    13-02-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Alzheimer

    Dirk Opstaele, Waar zijn toch mijn gedachten. Leven en sterven met de ziekte van Alzheimer, Gent: Fluxenberg, 72 blz., ISBN 978 94 647823 56, € 19,90 pb.

    De ziekte van Alzheimer treft vandaag wereldwijd 55 miljoen mensen, en men neemt aan dat dat aantal zal toenemen tot 150 miljoen in 2050. Dat betekent dat iedereen in zijn familie of kennissenkring wel iemand kent of gekend heeft met ‘Alzheimer’. Dat is ook het geval voor Dirk Opstaele, die in deze autobiografische novelle een treffend familieverhaal vertelt waarin de ziekte van zijn grootvader en van zijn moeder een schrijnende hoofdrol speelt. De auteur is de ik-figuur, en het is zijn verhaal, maar dan bijna uitsluitend voor zover het rechtstreeks of onrechtstreeks te maken heeft met de beide Alzheimerpatiënten. We komen veel te weten over de auteur en ook wel over andere belangrijke hoofdrolspelers, zoals zijn grootmoeder en zijn vader, en zelfs over enkele nevenrollen, maar steeds als een onderdeel van de beschrijving van wat Alzheimer doet met mensen, in de eerste plaats de patiënten zelf, maar ook hun familie en hun ruimere omgeving. Die beschrijving is uiterst levendig en nauwkeurig, en diep doorleefd, zowel in het schetsen van het algemene wereldbeeld als in het oproepen van heel persoonlijke herinneringen, die niet zelden als een uitgewerkte filmscène of een theaterproductie opgevoerd worden. De lezer wordt daardoor onweerstaanbaar betrokken en meegesleept in dit zeer realistische verhaal over de teloorgang van twee mensen aan een progressief degeneratieve ziekte in de laatste honderd jaar van onze moderne samenleving. Iedereen maakt het mee, en Alzheimer staat slechts symbool voor alle andere aandoeningen, en door die gemeenschappelijke ervaring zal het verhaal van Dirk Opstaele niemand onberoerd laten. Het is geen vrijblijvend verhaal. Zowel expliciet als impliciet roept het bij de lezer vele vragen op over de zin van het lijden, over de waarde van een gefnuikt leven, over onze mentale vermogens en onze fysieke aftakeling, over gezondheidszorg, palliatieve zorg en euthanasie. De auteur spreekt zich daarover niet noodzakelijk woordelijk uit, hij betoogt niet, klaagt niet aan: hij toont ons de menselijke tragiek in rake, soms rauwe scènes en in openhartige bladzijden als uit een intiem dagboek. Daarin ligt uiteindelijk de grote overtuigingskracht van dit krachtige, aangrijpende persoonlijke relaas. Op geen enkel moment worden hier grote morele principes verdedigd of bestreden, of wordt er verwezen naar bovennatuurlijke wezens of kerkelijke verordeningen en verboden.

    Mensen proberen te leven en te overleven, in goede en kwade dagen, en hun medemensen bij te staan in de mate van het mogelijke, zonder zich daarbij al te veel vragen te stellen, noch over enige absolute plicht, noch over elke menselijke tekortkoming of machteloosheid. Het leven moet nu eenmaal – en eenmalig – geleefd worden, tenzij we er voortijdig een einde aan maken, de meest efficiënte maar meest zinloze oplossing.

    De uitgave is heel verzorgd. Op de achterflap vinden we informatie over de auteur: ‘…is theatermaker en beeldend kunstenaar. Hij is medestichter van het Belgische gezelschap Ensemble Leporello en werkt bij verschillende theatergroepen in Europa. Hij is bezeten door literatuur en poëzie, wat hem inspireert bij het bewerken en schrijven van zijn theaterteksten. Opstaele ontpopte zich van meet af aan als bemiddellaar tussen verschillende kunstvormen: als schrijver en regisseur wordt hij muzikaal genoemd, als choreograaf creëert hij ‘spreekdansen’ en spektakels met circusartiesten, en de schilder in hem steekt de kop op in al wat hij doet.’ We menen te weten dat hij ook een fervent lange-wandelaar is, en een bewonderaar van Spinoza. Volgens diezelfde achterflap is de auteur tien jaar later geboren dan in  werkelijkheid.


    Categorie:ex libris
    05-12-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anaximander

    Carlo Rovelli, Anaximander en de geboorte van het wetenschappelijke denken, Uitgeverij Nieuwezijds (in Vlaanderen verdeeld door EPO), 2023, 224 blz., paperback, € 24,95.

    Het boek verscheen oorspronkelijk in het Frans in 2009, en verschijnt nu ook voor het eerst in het Engels.

    De stelling van Rovelli is uitdagend: onze manier om wetenschappelijk te denken zou ontstaan zijn rond 600 voor de christelijke jaartelling, in Klein-Azië, met de figuur van Anaximander. Maar over hem weten we bijna niets, en geen van de werken van Anaximander is bewaard, we hebben slechts één fragment, een korte zin, bewaard in een commentaar van Simplicius van Cilicië (+549). Voor Rovelli is dat dus veeleer de aanleiding om zijn eigen ideeën over onze kennis en onze kennisverwerving neer te schrijven, veeleer dan een biografie van Anaximander of een studie van diens werken. Die ideeën van Rovelli zijn niet bijzonder origineel, maar wel uitzonderlijk belangrijk. Essentieel is de formele uitsluiting van elke godheid en van elke vorm van bovennatuurlijke openbaring, en (dus) ook van elke andere absolute dogmatiek. Kennis groeit, door gebruik te maken van de rede, toegepast op de objectieve waarneming.

    De auteur benadert deze evidentie op verschillende manieren en vanuit wisselende oogpunten. Nu eens benadrukt hij dat elke verworven kennis voorlopig is, tot bewijs van het tegendeel, dan weer waarschuwt hij voor een verregaand relativisme: als elke kennis slechts voorlopig is, heeft ze geen absolute waarheidswaarde, en zijn alle benaderingen even waar, of even onwaar. Zo heeft hij het over de ‘ineenstorting’ van het wereldbeeld van Newton aan het begin van de 20ste eeuw, terwijl hij elders dat wereldbeeld – terecht, overigens – hardnekkig verdedigt als de correcte benadering van alles (wat niet met de snelheid van het licht gebeurt).

    De tegenstelling tussen de zogenaamde mythische verklaring van de wereldorde, waarbij natuurverschijnselen zoals donder en bliksem, regen en stormen op zee toegewezen worden aan ‘goden’, is misschien niet zo heel verschillend van wat Anaximander dacht. Zolang die ‘goden’ louter de oorzaak waren van de gebeurtenissen, is dat op zich een even rationele verklaring als zeggen dat ze door de natuur gebeuren. Het is pas als men aan die goden een bewustzijn en een eigen wil gaat toeschrijven, en bedoelingen die ze met de mensen hebben, en aan de mensen de mogelijkheid toedicht om die goden te vertoornen en gunstig te stemmen, dat men in de irrationaliteit verzeild raakt.

    Dat men toentertijd al bewust en stelselmatig de wetenschappelijke methode gebruikte, is een wel erg welwillende benadering van de historische werkelijkheid. De auteur geeft zelf toe dat dat pas vanaf de zestiende eeuw echt op gang kwam. Het grootste gedeelte van de tijd daartussen verliep in grote mate in onwetendheid, ondanks enkele merkwaardige uitzonderingen, die de auteur graag en terecht in de verf zet. En zijn verdediging van de wetenschappelijke methode is weliswaar volkomen lovenswaardig, maar het is helaas niet zo dat alle wetenschap heilzaam is voor de mensheid, of heel rationeel verloopt. Niet alle wetenschap is relevant, en veel ongekende zaken en bekende problemen wachten vergeefs op een behandeling, laat staan dat een oplossing in het zicht zou zijn. Niet alle wetenschappers zijn ijverig, sommige zijn zelfs bedriegers. Hoewel we in een zeer ver gevorderde technologische wereld leven, is wellicht het grootste gedeelte van de mensheid nog steeds onderhevig aan irrationaliteit in de meeste omstandigheden. Wij zijn nog steeds heel afhankelijk van de wispelturige natuur, en onze manier om met die natuur om te gaan is ronduit onverantwoord.

    Op elke bladzijde looft de auteur de rede, maar hij blijft opvallend vaag over wat we daaronder moeten verstaan. De Kerk houdt voor dat er een redelijke verantwoording is van het geloof. Wetenschappers die elkaar vol overtuiging flagrant tegenspreken beroepen zich elk van hun kant evengoed op de rede. Het is dus niet zo dat men met de rede, evenmin als met doorgedreven wetenschappelijk onderzoek, moeiteloos tot de waarheid zal komen over de werkelijkheid. Zelfs voor de meest verstandige mensen is het altijd al uiterst moeilijk geweest om volkomen redelijk te zijn. Genialiteit lijkt vaak meer op irrationeel denken, op onverklaarbare ingevingen. Vooruitgang in de kennis is langzaam, complex en lastig. Samenwerking is noodzakelijk, maar geen garantie voor succes.

    Een gedachte die als een bijbelse rode draad door het werk loopt, is dat we altijd elk verworven inzicht in vraag moeten stellen. Dat is misschien wel een goedbedoelde raad, als een antidotum voor verstarring, maar het is geen wondermiddel. Enerzijds doen we er goed aan overtuigd te blijven van zekerheden; zo dacht men op een bepaald ogenblik dat men een verplaatsing had waargenomen die sneller was dan de snelheid van het licht, maar het bleek om een technische fout en een verkeerde berekening te gaan. Anderzijds zijn ontdekkingen vaak niet het gevolg van het in vraag stellen van wat men weet, maar ofwel losstaande voorvallen, ofwel het resultaat van gestadig voortbouwen op wat we wel weten. Voortdurend alles in vraag stellen is niet gezond voor een mens. Zonder zekerheden, zij het voorlopige, kan geen mens overleven.

    Lezers die op zoek zijn naar duidelijke antwoorden op de fundamentele vragen over onze wereld en de kennis die we daarvan (kunnen) hebben, moeten dus op hun hoede zijn voor sommige boude uitspraken en redeneringen van Carlo Rovelli, en die in hun context bekijken, en in het kader van de geëngageerde en betogende stijl van dit boek (en andere boeken van dezelfde auteur). Rovelli beroept zich vaak op zijn statuut als (prominente) natuurwetenschapper, maar hij is een geboren en begenadigd verteller. Als men daarmee rekening houdt bij de lezing, en zelf niet overhaast conclusies trekt uit een aantal ongenuanceerde passages en voorstellingen, verschaft dit boek wel degelijk de juiste inzichten, en verdient het sterke aanbeveling. Het is heel leesbaar geschreven – en vertaald! –, toegankelijk voor de geïnteresseerde leek, en dus vulgariserend, maar dan op de juiste manier, dat wil zeggen zonder de intelligentie van de lezers te onderschatten.


    Categorie:ex libris


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!