Mijn enige angst
Zo vals en hypocriet als jou dat is er niet, ik vertrouwde je, al kende ik je niet. Je was mijn maat, die overal met me gaat en van wie ik niet wist dat je bestaat.
Ik bleef steeds gerust en mijn angst werd gesust omdat je me nooit persoonlijk had gekust. Maar je loert wel om de hoek en nooit op verzoek sluip je te voorschijn van achter het doek.
Je hebt me gespaard, maar ook dat is verjaard en je hebt je onder mijn vrienden geschaard. Nu haat ik je meer dan het allerrotste weer, en jij bent het laatste dat ik begeer.
Kanker is je naam en ik huiver voor je faam. Wie door jou wordt bezocht, treft geen blaam. Wie door jou wordt gekweld, voelt zich geen held, zelfs als je tergend groeit en langzaam zwelt.
Had ik maar de macht, als je spottend lacht je te beroven van je vernielende kracht. Ik moet wel toegeven, je doet me nu beven, want je kraakt mijn vriend zijn enig leven.
|