Jan en Joke: vervolg
Inhoud blog
  • 6.8.5.2.
  • 6.8.5.....6.8.5.1.
  • 6.8.4.4
  • 6.8.4.3.
  • 6.8.4.2
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    belevenissen van een groep personen
    24-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.2., eerste deel

    6.8.2.2.

    Nel: bijna door Joke omgepraat op een zwak moment

     

    Wat vooraf ging:

     

    Ab en Nel van Baan zijn huwelijkspartners, die eigenlijk slecht bij elkaar passen.

    -         Hij is afkomstig uit een arbeidersmilieu

    -         Zij is een ‘burgermeisje’.

    Nu is die tegenstelling tegenwoordig helemaal niet ‘levend’. In de zeventiger jaren, toen zij elkaar leerden kennen, in het algemeen ook al niet meer. Maar voor hén is die tegenstelling er wél. Zo lopen die dingen soms.

    -         Híj heeft een ‘mico’ en jaloezie ten opzichte van haar.

    -         Zíj heeft de neiging op hem neer te zien.

    -         Hij heeft weinig schoolopleiding.

    -         Zij heeft VWO.

    Daardoor worden de hiervoor genoemde bedreigingen nog versterkt. En: allebei hebben ze een beetje ‘vinnige’ aard, die naar het ‘zure’ neigt. Ook wat spotzucht en hoekigheid.

    Dáár komt nog bij, dat Nel bij de komst van het eerste kind, Kim (een dochter), een mooie kantoorbaan heeft opgegeven. Het kind is een ‘huilbaby’. Dat werkt haar op de zenuwen, evenals het thuiszitten zonder maatschappelijke impulsen.

    Zíj is vol onvrede. Naar buiten toe komt dat over als: steeds zo onrustig, altijd aan haar huisinrichting veranderen en wéér veranderen. Híj krijgt iets ‘zelfkwellerigs’. De buitenwacht vertaalt dat als: vent zonder pit met toch iets grilligs en vagelijk onaangenaams.

    Binnenskamers is er véél ruzie. Naar buiten toe verbergen ze dat, ‘houden het –zogezegd- onder de pet’. Zij doen dit door zich uit allerlei sociale netwerken terug te trekken. Geleidelijk aan allerlei bestuursfuncties, zelfs lidmaatschappen opgezegd, totdat er uiteindelijk vrijwel niets aan contacten is overgebleven. Zelfs in de familiale kring een passieve rol aangenomen.

    Eenzaamheid (tweezaamheid dus eigenlijk), zonder enige uitlaatklep: een explosieve situatie, een tijdbom, waarvan de ‘Umwelt’ geen weet heeft. Op de duur zou daar de ergste narigheid van kunnen komen.

     

    Lees voor háár 2.3.8.1, voor hém 2.3.8.2. en 5.9.1.3.  Verdere gegevens van beiden: verspreid.

     

    Zij ontmoeten Jan en joke echter in 1980. Die hebben zich pás toegekeerd naar Jezus en zijn onweerstáánbaar in hun enthousiasme. Vóór die tijd kenden Ab en Nel hen als ‘niks an’-buren. Nú ervaren ze hen als ‘helpers in de nood’.

    Ab en Nel aanvaarden Jezus als Redder en Verlosser:

    -         Complexen, jaloezie, minachting;

    -         Spotzucht en hoekigheid;

    -         Zuurheid en ongedurigheid;

    -         Futloosheid en grilligheid;

    -         Geruzie en geïsoleerdheid;

    beginnen te verdwijnen.

    Daarvoor in de plaats beginnen te komen:

    -         Vreugde over voorspoed van anderen;

    -         Waardering vóór anderen;

    -         Mildheid en lankmoedigheid;

    -         Vriendelijk stralende ogen;

    -         Een sfeer van verkwikkende rust (Hebr. 4:3);

    -         Dadendrang én bezadigdheid;

    -         Harmonie en blij netwerken.

    En daarna hoor je vijftien jaar… niets. Na Kim, geboren 1979, haar broertje, geboren 1983, zijn er nog meer kinderen gekomen. Ab is blijven werken bij dat centrale verwarmingsbedrijf, bij fusies opgeklommen. Nel is in een duobaan gaan werken, samen met Joke, als bibliothecaresse in een bedrijfsverenigingbibliotheek.

    Met allerlei ups en downs wordt het 1998. En nu is het verder voor Nel.

     

    Zeg; wat is het handig, dat Ger tegenwoordig het ‘voorwerk’ doet. Dat scheelt zo’n stuk! Hoef ik verder niet zoveel uit te leggen.

    Goed dan:

    Ger was bij ons en vroeg, of we iets wilden vertellen van onze ervaringen met Joke, toen dat ‘heel erge’ gebeurde. Ab en ik besloten, dat ík dít verslag zal uitbrengen. Ab heeft datzélfde gedaan, Toen Ján die ‘uitglijer’  maakte.

    Nu ik dus:

    Jan en Joke:

    -         boeiende mensen

    -         groot ook in hun val en in hun weer ópstaan.

    Wij hebben Jans val meegemaakt. Ab heeft daarover verteld (5.9.1.3.). Maar Jókes misgreep was toch ernstiger, Jans val was ‘vleselijk’, in de heel letterlijke betekenis van dat woord ook nog eens. Jokes miskleun was ‘geestelijk’, raakte het wezen van ons mens-zijn. Het was een duidelijk “Nee” zeggen tegen God. Onbegrijpelijk, dat =toch eigenlijk vrij onbeduidende- Jo…

                Ik bedoel dit niet hatelijk hoor

    … zo’n negatieve geestkracht kon ontwikkelen. Ze zeggen wel eens:

                “Stille wateren hebben diepe gronden”,

    Maar… mens!... wat heb ik in haar afgronden gekeken!

     

    Maar nu eerst wat anders. Ger wil, dat ik het over Joke heb. Echter, al de vorige vertellers hebben hun éigen verhaal binnengesmokkeld. Ik smokkel níet, doelbewust is het bij mij: eerst ík, dan krijgt Ger het ‘Jo restje’. Want niet alleen háár leven is de moeite waard, ook Ab en ik hebben iets te delen, dat jullie kan bouwen.

     

    Luister: Ger júichte wel zo in ‘wat vooraf ging’ over:

    -         heerlijk diep sociaal gevoel;

    -         royaal ronddelen van stoffelijke en geestelijke rijkdom’

    -         nooit meer die kruidje-roer-me-niet-gezindheid;

    -         die warme blik in onze ogen, die rustgevende stem van ons;

    -         dat krachtige ‘D’rauf gehen’… altijd met verstand; nooit onzinnig drijvend als Jehu (2 K 9:20);

    -         de innerlijke vrede en het fijne inpassen in hemelse koorzang…

    Whow!... nou ja… zo’n beetje … ook wel… in beginsel: já… soms echt wel bijna ideaal.

    Maar: zal ik je eens een rauw familietafereeltje schetsen, houd je vast!

     

    Onze dochter Kim, geboren in 1979; die is dus in 1994 veertien of vijftien… vijftien dus. We krijgen al een paar maanden seintjes: wat ís er toch met dat kind! Maar ja, soms gaan die dingen onbegrijpelijk stóm:

    -         er zijn nóg vier kinderen; jonger, maar zeker niet probleemloos;

    -         ík heb het druk met die duobaan (samen met Joke) als bibliothecaresse;

    -         Ab heeft het druk, heeft promotie gemaakt tot districtchef, is er net een maand tussenuit geweest voor een cursus in de VS’

    -         Druk in de kerk: zangkoor, jeugdwerk, kring… ach, je weet wel…

    Er zijn van die tijden, dat het hoofd je omloopt, hoe zei mijn moeder dat ook al weer:

                “De zon staat op middaghoogte”.

    Geen ónwil hoor, maar we missen de aanwijzingen:

                “Er zit met Kim iets heel erg mis.”

    Het zal ieder ouderpaar wel eens overkomen, maar dat is geen verontschuldiging.

    Ach, jullie begrijpt al wel, wat er aan zit te komen…:

    Zaterdagavond, begin kerstvakantie, de jongeren al naar bed, EO programma, glaasje wijn, knabbeltje… en dan dat kleine stemmetje:

                “Pa, ma… ik ben 4 maanden zwanger.”

    Of er een bóm ontploft.

    Ik spaar jullie een heleboel verschrikt geschreeuw; loop even vlug door de nare geschiedenis:

    -         ze is zó jong, het is allemaal zo onaanvaardbaar;

    -         schoolfeestje, drinken, nog wat ‘napraten’;

    -         … met een volkomen onmógelijke jongen;

    -         … de slechtste, die ze maar had kunnen kiezen.

    Nee, dit kan niet, dit kán niet: voor háár niet, voor óns niet. En… we besluiten tot een abortus in Engeland.

                (Voor ‘late abortussen’ wisten we zo gauw geen Néderlands adres).

    Gehaast tegen de Heer zeggen:

    “God; U vindt het wel goed hè. Er ís toch geen andere uitweg uit dit afschuwelijke dilemma!”

    Alles loopt glad. Niemand komt erachter, in januari, de eerste schooldag, is Kim al weer present. Geen geklets, onze positie in de samenkomst onbedreigd. Geen deining, niemand aan het schrikken gemaakt. Maar: er komt een schaduw over ons leven en dat van onze kinderen:

    -         vriendschappen verdorren;

    -         het lijkt wel, alsof er opeens een gat in onze portemonnee zit, of ‘onze buidel is doorboord’ (Haggai 1 v 6);

    -         we kunnen niet meer zo royaal delen en ook ons ‘geestelijk mee kunnen delen’ beleeft een malaise;

    -         in zijn hogere baan functioneert Ab niet goed;

    -         alle vijf kinderen sóms ziek, áltijd lastig;

    -         en nog allerlei van die waarschuwende lampjes, méér op het dashboard van ons levens.

    En dan eindelijk: het ontdékken:

    “Heer, er ligt een vlóek over ons leven. Eens bracht Saul die na járen over het volk Israël (2 Sam. 21:2). Wij ervaren die vloek al heel snel bij ons zelf. Heer, wij weten niet hoe het toen met Kim anders had gemoeten. Maar U had het wél geweten. Toen we haastig zó over-onze-schouder riepen:

                “’t is wel goed he God.”

    toen gingen we in de fout. O God… vergééf!...”

    En toen was de schaduw nóg niet voorbij. In ons hart groeide déze zekerheid;

    “Biecht niet alleen aan God, maar biecht deze zonde ook op aan de oudsten (Jac. 5:16). Dán pas kan vergeving goed doorwerken.”

    We beléden dit kwaad aan de oudsten. O, die troostende handen op ons hoofd:

    -         onze overtreding vergéven; onze zonde bedekt (Ps. 32:1);

    -         afgelopen met dat zwijgen, dat je gewoonweg aan de reumatiek en de artrose hielp (:3);

    -         afgelopen met dat wegsmelten van de levenskracht (:4).

    O… die opluchting!

    24-08-2009, 19:24 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.1., tweede deel

    TWEEDE  DEEL

    En tóen was er dat gebeuren rond Marcel: onze positie in de kerk kalfde weer af. In háár ogen”bijna niets bereikt daar en na vijftien jaar opeens terug naar niets'. Daar bovenop: door een verhuizing naar Abcoude in een nieuwe gemeente helemaal overnieuw beginnen. En naast al die onrust ook nog de onrustige maatschappij, die mijn zekerheden dáár aantastte. In haar ogen: nóóit directeur geworden en na vijftien jaar: als bijna vijftigjarige bij een fusie op straat. En toen ontwaakte in Joke de Gomer-aard. Je kent het verhaal:

    Gomer was het brave wijfje van Hosea. Maar er zat iets verkeerds in haar wezen. Ze kreeg keurig drie kindertjes van hem, maar innerlijk baalde zij op de duur zó van dat saaie leven aan zijn zij. Ze wilde het avontuur, dingen meemaken, in grootse stijl leven. En toen iemand haar de kop gék zeurde  over een ándere manier van leven, echt iets beleven… liep ze weg van huis, van man en kinderen.


    En zo begon het: er kwam een vroegere vriendin op dagen, ene Ilona. Die pakte haar precies beet op de punten, waar ze zwak was:

    “Jarenlang heb je alles gezet op de kaart van je man en je kinderen.

    -         Jan moest het maken in kerk en maatschappij

    -         Marcel zou een sportheld worden

    -         Annemarie met d’r mooie koppie: tv-presentatrice toch op zijn minst.

    Wel, je ziet, wat ervan terechtgekomen is… Maar nú is het tijd om aan jezelf te denken. Je weet niet hálf, welke krachten er in jou sluimeren. Zet het nu eens op díe kaart!”

    En zó is het gekomen!

    Op een dag, toen ik thuiskwam, was de hele boel in rep en roer. Annemarie in tranen:

    “Toen ik uit school kwam: alles zo leeg en zo stil. En er lag een brief op tafel. O, er is vast iets aan de hand met ma!”

    De vijftienjarige was weer volkomen in de war. En tienjarige Judy en zevenjarige Nick dromden ook zwijgend en bedremmeld kijkend om mij heen. En zeventienjarige Marcel kwam ook net thuis. Met de vier kinderen om me heen, deed ik toe de enveloppe open en las:


    Ik heb het licht gezien, het licht, dat bevrijdt. Niet New Age… acht wát… nee!... Néw New Age. Eindelijk een mogelijkheid om tot de ultieme zelfverwerkelijking te komen.

    Vanmorgen dacht ik nog, dat het moeilijk zou zijn om jullie vaarwel te zeggen. Maar vanmiddag, vlak voor de auto kwam, die mij naar mijn toekomst zou rijden, was dat alles opeens weg. Jullie waren wég uit mijn brein!  En dat waaróm?! Jullie zijn er nooit werkelijk ín geweest. Jullie waren ballast. Ik kon jullie afleggen als een oude jas, die mijn vlucht naar het licht te lang had gehinderd. De cocon sprong open en… ik kon in een nieuwe zon mijn vleugels drogen en volpompen voor de grote sprong.

    Je weet dat ik Ilona laatst ontmoette. Ik heb haar daarna –en dat weten jullie niet- méér ontmoet. Ze gaf me lectuur. Ze bracht mij in contact met mensen van veel hogere gedachten dan de ‘lui van het cluppie’. Wat heb ik mijn tijd daar toch verbeuzeld! Ik denk bijvoorbeeld aan mijn ‘doop in water’. Toen zei zo’n femelaar:

    “Zoals je nu even afgesneden bent van het leven… zo zal je ook sterven voor alle wereldse opwinding… en opstaan voor geestelijke vreugden.”

    En dat, terwijl ik nu weet, dat de spannende jaren pas nú gaan komen, nu ik mijn schouders ophaal over die doop van toen. De komende jaren zullen alles gaan vergoeden, wat de kaalvreter heeft kaalgevreten (om een woord uit jullie kring maar eens omgekeerd te gebruiken). Jullie mogen van mij als gezin best teniet gaan, naar alle kanten verstrooid worden (Hosea 1:4). Ik heb geen meelij of erbarmen voor wie dan ook van jullie (:6). Ik heb jullie nooit werkelijk liefgehad (:9). Ik heb het leven lief. Mijn levensbrood, mijn levensdrank, de kleding voor mijn nú ontdekte, werkelijke bestaan, mijn nieuwe vreugd, zijn elders (2:4).

    De vreugden, die ik tegemoet reis, komen misschien uiteindelijk toch wel van de god, die ik achttien jaar gediend heb. Maar dat kan me niet schelen. Ik ga alles gebruiken, zoals ik het zelf wens. Dit is míjn leven en ik doe, wat ik wil (:7). Rijker zal dit nieuwe leven versierd zijn dan in die achttien jaar met al die schamele vreugden.

    Ik vergeet die armzalige god van jullie, nu ik ‘de ontdekking’ heb gedaan (:12). Ik verlaat die Jezus van jullie.. Niet uit gebrek aan moed, omdat ik niet verder met hem zou dúrven gaan. De idéé. Nee, ik erger me aan hem, ik wíl niet met hem verder.

                                                                                      Dag, ma.

     

    Toen ik de brief voorgelezen had, bleven de kinderen en aanvankelijk ook ikzelf sprakeloos. Maar tóen kwam er zo’n warmte in mij naar boven voor dat arme, verdoolde vrouwtje van mij. Ik voelde, wat Hosea gevoeld moet hebben, toen zijn huis leeg was van Gomer en gevuld met ontredderd rondkrioelende Jirzeël, Lo Ruchame en Lo Ammi. Ik had er dan víer, die me verbijsterd aanstaarden. Stil zei ik:

    “Mama is overspannen. Dit kán net allemaal ineens worden opgelost. Dit gaat járen duren. Maar God zál haar bij ons terugbrengen.”

    Toen week de verstarring:

    -         Marcel ging vloekend naar zijn kamer;

    -         Annemarie gillend naar de hare.

    Ik bleef alleen met zielig huilende Judy en Nick. Maar in de volkomen verwarring van dat ogenblik wist ik, dat dít mijn taak werd van Godswege: mijn eigen lieve Gomer terugbrengen. In 1983 had ik een veldslag verloren. Maar deze veldslag ging ik winnen. En ik zou de oorlog winnen!

     

     

     

    03-08-2009, 20:54 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.1., eerste deel

    6.8.2.

     

    Overwegingen:

    -

    Jan Donker; na het zakken voor een examen nú het begin van slagen

    6.8.2.1.

    -

    Nel van Baan; op een zwak moment bijna door Joke omgepraat

    6.8.2.2.

    -

    Strijd en overwinning van Corrie Sumter-Bakker

    6.8.2.3.

    -

    Fred Donker; you only live twice

    6.8.2.4.

     

    6.8.2.1.

    Jan Donker; na het zakken voor een examen nú het begin van slagen

     

    Wat voorafging: Jan Donker, samenwonend met Joke Willems, raakte in 1980 volkomen in de knoei. Overspannen, veel te druk met allerlei schijnbelangrijk werk (actievoeren voor dit en dat), loopt hij vast in zijn eigen onaffe, foute innerlijk met volkomen ontspoorde gedachten over seks, maatschappij en wereldverbetering.

    Joke is er niets beter aan toe.

    Een crisis rond gezondheidsproblemen stuurt hen in de richting van omkeer tot God. Ze worden krachtdadig bekeerd. Alles lijkt voor eens en voor altijd te veranderen. Maar in 1983 zwemt Jan in een fuik. Er ontstaat een relatie met een meisje uit de kerkelijke gemeente. Wanneer die verhouding uitmondt in een zwangerschap, ontstaat een onbeschrijfelijke rel. Op de duur luwt alles weer. Jan heeft er wel veel van geleerd. De schrik over zijn zwakheid blijft hem evenwel nog lang bij. Wel wordt hij weer sterker in het geloof, overwint innerlijke de set back.

    Hij verlangt naar ‘de grote proef’ om zijn liefde aan God daarin te tonen, dat hij ook béter kan in moeilijke situaties dan ‘brekebeen zijn’.

    Vijftien jaar lang lijkt er ‘geestelijk’ niet veel te gebeuren. Maatschappelijk gaat het allemaal wel goed. In de kerkelijke gemeente echter komt Jan maar steeds niet tot nieuw aanzien. Het gebeurde in 1983 blijft maar in de collectieve herinnering. Iedereen heeft hem wel vergeven, maar iedereen blijft met hem oppassen.

    God is genadiger dan de mensen (2 Samuel 24 v 14), want tussen God en hem zit het allang helemaal goed.

     

    De miskenning en het te lang durend wantrouwen vreten eigenlijk meer aan Joke dan aan Jan. Als zovele vrouwen wil ze eigenlijk trots zijn op haar man. Ze zou hem zo graag ‘op het schild heffen’. En in kerkelijk verband lukt dat maar niet.

     

    In 1998 komt een nieuwe, grote crisis. De natuurlijke zoon van Jan uit een al voor 1980 bestaan hebbende relatie (Dick), vergrijpt zich aan zijn halfzusje Annemarie, dochter uit het in 1981 gesloten huwelijk tussen Jan en Joke. Marcel, Annemarie iets oudere broer, zet dat aan Dick betaald. In de gemeente wordt direct al weer de link gelegd:

    “De Donkers spelen de bijbel gewoon na. Eerst David en Bathseba en dat kind, dat dan weer doodging ook. En nu weer Amnon, Thamar en Absalom.”

    Dit alles wordt teveel voor Joke. Zij raakt in een chaotische situatie. In die kwetsbare toestand krijgt zij van een vroegere vriendin gevaarlijke impulsen.

    Door alle dan ontstaande verwarring heen bloeit voor Jan de mogelijkheid op om nu eens een proef wél te doorstaan.

     

    Zó triest als het toch in 1998 begon te lopen met mijn lieve vrouw Joke. Ik denk, dat het zó zit: in 1980 begonnen wij als twee heel wilde figuren te bewegen in de richting van Jezus. Dat staat allemaal in de vorige verhalen. Ik ga dat nu niet allemaal in dit verhaal verwerken. Ger moet maar een ‘wat vooraf ging’ schrijven. Doet híj ook eens wat (is dus al gebeurd).

    In ieder geval; ik ben een man met een neiging tot hoererij in mijn aard. Ik ben daar terdege alert op: ik voer die ‘tijger in mij’ niets. Hij ligt zodoende al jaren voor Pampus. Deze ‘werking des lichaams’ dood ik voortdurend door Gods Geest (Rom. 8:13).

    Die gezindheid heeft mij echter wel een keer –in 1983- verschrikkelijk parten gespeeld en mij op geestelijk gebied járen teruggezet in mijn ontwikkeling. Ná die ellende is alles wel weer zowat in orde gekomen. De echte ‘grote sprong voorwaarts’ zat er toch niet meer in en die kwam er ook niet meer uit. Ik had hoog gemikt: op inzichten in de onzienlijke wereld, de vierde en volgende dimensies. Maar na mijn misstap konden mijn pijlen niet meer zo ver komen. Nu ja, wat voor het moment niet is, kan nog altijd komen!

    Nu zul je tegen mij zeggen, dat ik wel een beetje zeur. Mijn affaire met het meisje Vonk, het kind, dat geboren werd en korte tijd later stierf…: ’t lijkt toch als twee druppels water op de geschiedenis van David en Bathseba.

    David sloot die geschiedenis af met schuldbelijdenis en regeerde weer door. Nou dan:…!

    Ho eens even: Davids grote hoogtepunten waren toch wel voorbij:

    -         Zijn slappe gedoe jegens Amnon, toen die zijn misselijke streek met Thamar had uitgehaald…

    -         Gestuntel, dat Absalom er toe bracht het ‘recht’ in eigen hand te nemen.

    -         De reeks fouten in de aanpak van Absalom na diens moord op Amnon. Daardoor werd Absalom als het ware naar zijn opstand toe gedreven.

    -         Die volkstelling uit hoogmoed. Ook zoiets.

    Nee, de jaren ná ‘het gebeuren’ waren niet te vergelijken met de jaren voordien.

    De vaart was er aanvankelijk góed uit…

     

    Ik ben in de dertien jaar ná 1985 geleidelijk aan weer opgekrabbeld, maar toen ‘dat erge’ gebeurde tussen Dick en zijn halfzusje, weer een Amnon – Thamar geval, was er het grote gevaar om halfbakken op te treden, net als David indertijd.

    Door Gods goede zorg heb ik deze enorme crisis wel redelijk verwerkt, weet ik…

    Hoewel Joke het maar zozo vond.

    Samen met Gijs (die Dick erkend had) en ook onder vier ogen heb ik met Dick gesproken. Marcel heb ik regelmatig bezocht, toen hij zijn straf uitzat. Ik heb hem op een betere manier aangepakt dan David Absalom, dat weet ik wel zeker. Ik wist zo echt blij:

    “Ik ben een vriend van Jezus (Joh. 15:5). Hij heeft mij wijsheid gegeven en mij hier doorheen geleid.”

    Maar de grote, onverwachte moeilijkheid kwam met Joke. Ze heeft door allerlei omstandigheden heen altijd hevig tegen mij opgezien, veel van mij verwacht. Een beetje ‘eigen hoogmoed’ belegde zij als het ware in mij.

    “Die slimme man van mij behoort het ver te brengen in kerk en maatschappij.”

    Dat was een gedachte, die er op de achtergrond toch altijd was (hoezeer soms ook onspeurbaar, zoals in de tijd, dat de Ellen-geschiedenis openbaar kwam).

    Na 1983 kwam ik niet meer vooruit in de kerk. Dat sták haar. Er was een angel van verbittering (Hebr. 12:15):

    “Ze willen hem daar niet meer. Een baantje in de boekhouding, goed ver uit het zicht: dat vinden ze wel genoeg voor hem.”

    Wat mijn maatschappelijke positie betreft, oké, ik reed in een mooie leaseauto, bracht constant een goed salaris binnen, werd ‘senior advisor’, maar een doorbraak naar de ‘inner circle’ van het bedrijf zat er niet in. Van mij hóefde dat ook niet. Ik kénde het plafond van mijn mogelijkheden, had er geen behoefte aan, daardoorheen te stoten. Maar zíj had mij graag alsmaar hoger opgestuwd.

    19-07-2009, 21:30 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.1.4

    6.8.1.4.

    Michiel Willems: eigen verhaal eerst


    Sinterklaas bestáát: hij heet Ger Gerritse. Hij komt overal langs in ‘de groep’.

    (Toelichting redacteur): ‘de groep’ is het wat willekeurige samenstel van personen, die in enigerlei verband staan met Jan en Joke Donker-Willems).

    Hij komt dan om cadeautjes te bréngen, aardige babbeltjes om jóu te lijmen voor zíjn plannen.

    Zo kwam hij althans bij míj:

    “Michiel!! Wat heb ik jou lang niet gezien! De laatste keer, dat je in het groepsverhaal voorkwam, was je dertien. Je weet wel, dat was in het jaar dat je een eind maakte aan die beginnende ruzie tussen je ma en je zus. Vredestichter!!

    En hoe is het nu?!...”

    En na nog wat vriendelijke praat kwam de aap uit de mouw. Hij vróeg om cadeautjes:

    “Zeg… ik schrijf een verhaal over de gekke bokkensprongen van je zus Joke. Jij móet er het een en ander van weten, dat mijn verhaal meer compleet maakt. Vertél eens!”

    Goed, daar gaat ie dan. Eerst even wat uitleggen. Gers verhaal, waarin mijn nu komende relaas een bouwsteentje is, gaat over Joke Donker-Willems, die opeens zo’n rare schaats ging rijden in 1998. Ik ben haar jongste broer. Ik ben nú –in 2003- 34.

    Van mij weet je niet veel… wat zei je?

                “Dat hoeft ook niet hoor!”

    Dank u… u bent waarlijk ál te vriendelijk. Maar ik ga toch maar verder. Het meeste over mij staat in 4.8.2.4. en dat is nog maar weinig. Ik was toen –in 1982- een oprecht gelovig jochie van dertien, maar… ik had al een verleden, dat als een tijdbom in mijn innerlijk lag. Ik had al een gedwongen ervaring op seksueel gebied achter de rug met een man. Bij heel veel kinderen zijn die contacten niet van aanmerkelijk belang voor hun verdere leven, maar bij mij was alles nogal intensief geweest…

    Nee; ik geef geen bijzonderheden. Ger zegt –en ik ben het er van harte mee eens- dat we de werken van de duivel niet zo bekend behoren te maken. Ger legt Ef. 5:3 zó uit:

    “Bij Christenen onder elkaar moet allerlei door de duivel geïnspireerd gedoe zelfs geen onderwerp van gesprek zijn; zelfs niet in afkeurende zin. Kort nóemen, indien strikt nodig, maar daarmee: basta.”

    … en later kreeg ik er last mee, ging de tijdbom in fasen af zogezegd. Ik kom daar nog op.

    Jullie begrijpt het al uit wat ik zonet over die Bijbelplaats zei: ik ben een christen. Uiteindelijk heb ik Jezus’ hand weer gegrepen, nadat ik die in mijn puber- en jongvolwassen jaren een poosje had losgelaten.

     

    En nú komt er iets, waar Ger niet zo blij mee zal zijn. Hij zei:

    “Denk er om Michiel, niet uitweiden over je eigen leven, hoor, zoals dat verlopen is in die leemte van decennia. Iedereen is alléén maar geïnteresseerd in wat Jo meemaakte. Zelfs al zóu je iets vertellen over jezelf: het blijft allemaal toch ‘zo plat als een dubbeltje’. In een paar bladzijden is het onmogelijk om aan een beeld van jóu ook maar énige diepte te geven. Begín daar dus niet aan!”…

    Ja hé…!... voor wat hoort wat. Ik weet best wat van het gedoe rond Joke. Ik geef Ger, wat dat betreft zijn zin.

    Maar nú over mijzelf: eigen verhaal eerst. Als het júllie dan niet interesseert: ík wil het wel eens aan ánderen kwijt. Met zevenmijlslaarzen loop ik hierna door mijn leven heen. Ik heb mijn verdriet al van mij afgeschreven in mijn dagboek. Dat heeft mij al zó genezen. Met dit résumé kan ik vast wel iemand van dienst zijn.

     

    Na de middelbare school kwam ik in de computerij terecht. Het liep allemaal gesmeerd, hoog salaris, veel reizen, loskomen van het geloof.

    Meisje ontmoeten, dat ook een godsdienstig verleden had, maar voor de toekomst over dat soort dingen niet prakkiseerde. Toen wij elkaar wat beter leerden kennen, wilde zij zonder enig bezwaar leven alsof we getrouwd waren, maar… grote schrik…

    Wat ik al eens eerder bij contacten met meisjes had bespeurd en wat in 1988 het begin was geweest van mijn openbaar wordende –voordien latente- angsten: ik kon mijn rol als man niet vervullen. Die rottige ervaring uit mijn jeugd had een blokkade gelegd. Dat werd dus allereerst: relatieverbreking. Maar: de beer was los, de toestand werkte door, de tijdbom ontplofte in fases; steeds heviger:

    -         Op kantoor kon ik de onvermijdelijke stress niet meer aan.

    -         Ziektewet, ontslagen (ja, daar hebben ze hun kunstjes voor), WAO, WW, tenslotte zelfs bijstand.

    Ben je 23 –het was 1992- en ligt de hele boel in puin. Na een heel hevige periode, kórt gelukkig, met gecapitonneerde isolatiecellen…

                Man, praat me er niet van; het is best hevig geweest

    … ben ik, toen ik wat gekalmeerd was, bij mijn pama gaan wonen. Ik kreeg nog steeds depressies met nog veel agressie erin. Ik voelde me alleen veilig in het ouderlijk huis.

    Ze hebben samen veel vóór me gebeden en, toen ik het hebben kon en dat jeugdtrauma had uitgeschrééuwd, ook mét me gebeden. In de naam van Jezus hebben zij en anderen uit hun sam de vernielende machten gebonden en uitgedreven. Ik vond de weg terug naar God. Ik voelde me weer een rank aan de wijnstok Christus. Zijn geestkracht vloeide in mij oer. Eindelijk kon ik nu beginnen te worden, wat ik altijd had willen zijn: een kanaal van zijn liefde (Joh. 15:1, 5). Ik werd zijn volgeling en bemerkte, dat ik toegerust werd met bekwaamheden om ambassadeur van zijn liefde te zijn. De oude motivatie:

                “Jezus is opgestaan. Hij leeft eeuwig”,

    die ik als jong jochie al een beetje kende, kreeg nieuwe glans voor mij. Ik begon in te zien, dat ik steeds meer en steeds volmaakter op zou staan tot een nieuw leven. Ja, ik zág zelfs in, dat de verschrikkingen va de blokkade uiteindelijk hadden meegewerkt ten goede (Rom. 8:28).

     

    Denk nu niet, dat het allemaal zo vlug ging. In 1988 was de verborgen ellende tot een begin van uitbarsting gekomen, vanaf 1992 was daar het steeds diepere dal… in 1995 –na zeven jaar- (ik was toen 26), was ik er dóór. Toen kon ik omhoog kijken en zeggen:

                “Dank U Heer (Dan. 4:34). Het was nodig, dat U deze lange weg met mij ging.”

     

    En daarna was er snel herstel. Ik leerde in de samenkomst een meisje kennen, trouwde haar. We kregen een kind, mijn baan in de computerwereld keerde terug, mijn relaties uit die tijd zochten mij weer op…

    Je zou haast aan Nebukadnezar gaan denken (:36), al hoeven het voor hem geen zeven jáár te zijn geweest.

    Ach nee… er zijn toch teveel punten van verschil.

     

    En toen –in 2003- begon ik te beseffen, dat ik een taak had voor Joke, mijn zus.

    Moet je toch je voorstellen: nauwelijks hadden mijn ouders de last van mij gedragen of ze konden aan Joke beginnen. Nu ja, vijf jaar hadden ze rust… of ook eigenlijk weer níet, want toen waren er bij ons weer andere toestanden. Terecht zeggen pama wel eens:

                “Kinderen heb je voor je hele leven.|

    Je weet het al globaal, denk ik: in 1998 verliet Jo man en kinderen, trok in een commune, ging’ van alles’ doen: ‘met bomen en dolfijne praten’ was nog wel het minste.

    In die kringen werd Joke een soort goeroe.

    -         Waar ze het allemaal vandáán haalde…

    -         Hoe ze het toch allemaal bij elkaar harkte…!

    Onbegrijpelijk…

    Die Jo van ons, eigenlijk zo heel gewoon, een heel enkele maal nog wel eens wat ‘ordi’, zelfs ná haar bekering

    … maar ze kreeg enige tijd een zekere mate van gezag in bepaalde milieus.

    Ze leefde in die tijd van vrijwillige gaven, maar haar ‘tijdelijke volgelingen’ waren behoorlijk royaal voor haar.

    Pama, die haar in die tijd opzochten, vertelden later, dat Jo zich volhing met gouden kettingen enz. … niet te mín… (Hosea 2:12). Toen de oudjes zeiden:

    “Je bent toch op het ogenblik helemaal en helemaal ‘Gomer’. Die liet Hosea in de steek voor een avontuurlijk leven (:4).

    En jíj… wat doe jíj!? Jan en de kinderen zitten alleen thuis. En jij hangt in allerlei conferenties –of hoe dat daar heet- de ‘wijze vrouw’ uit.

    Ze wilde echter niet luisteren, snauwde pama weg.

    Wel, een jaartje of wat later -2003 dus- ben ik eens poolshoogte gaan nemen. Dat klinkt nu wat kil, maar liefde en bezorgdheid waren mijn drijfveren.

    Ik had gehoord, dat ze niet zoveel meer in de openbaarheid werd gezien. Door allerlei intriges in die kringen was ze op de achtergrond geraakt. Nou, de glorie was wel weg, toen ik haar eindelijk gevonden had. Ze was in zak en as, zat maar wat te zitten. Gomer kwam in een woestijn en in een dor land (:2). Daar leek het bij Jo ook wel op. Ze zei:

    “Ik kan geen kant meer op. Overal doornstruiken en muren (:5). Ik ben compleet de weg kwijt. Ilona, die mij van alles beloofde, laat ook niets meer van zich horen. Ach, dat kan ook niet, want klets ik toch: ze is immers dood! Ik wou me eigenlijk het liefste met Jan verzoenen (:6).”

    Wel, op dat moment zat er verder niets voor me in. Ik heb Jan ingelicht. Maar die kwam pas een jaar later in actie.

    Nú is alles oké. Anderen vertellen wel weer verder, maar over mij kan Ger tevreden zijn. Want dat stuk over mijzelf was toch best leerzaam…

    Vind ik hoor… vind ik…

     

    28-06-2009, 21:48 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.1.3., tweede deel

    (Tweede deel)

    Nou ja, toen heb ik iets anders geprobeerd; ik ben op de alternatieve, esoterische toer gegaan. Bij ons in de stad heb je zo’n soort plek, waar allerlei lui samendrommen, die genezende stenen, klankschalen en piramides kopen of verkopen. Nu ja, je kent dat wel:

    -         boeken en kruiden

    -         ginsengwortel

    -         ingestraalde watertjes

    -         armbanden, kettingen en ringen met uitstraling.

    En wie trof ik daar aan!? Je raadt het in geen honderd jaar!: Jóke, die Helma van mij had afgetroggeld. Wat ze daar nu eigenlijk dééd, werd me niet duidelijk. Maar ze had een bandje in d’r haar en liep heel plechtig te oreren temidden van een groep bewonderaars of zo. Ze zei allerlei dingen, die ze vroeger ook zei, maar nét iets anders:

    “Wees geen boot, die door de wind heen en weer geschud wordt. Zoek je kracht in jezelf. Steek je innerlijke lamp aan. Dan voel je je zo veilig en beschermd. Haal het positivisme in jezelf naar boven. Zoek je eigenlijke levensvulling in de oerkrachten uit je vorige levens…”

    Ik stond erbij en ik keek er naar. Ik was totaal ‘flabbercasted’, zoals de Engelsen dat zo mooi zeggen.

    Maar toen ze met haar ‘hofhouding’ verder drentelde, werd ik me toch kwáád!

    Dit was dezelfde griet, die míjn Helma van mij had afgepakt…

    mijn Helma, mijn eerste, mijn grote, eigenlijk mijn enige liefde

    ... met haar gesmoes:

    “Heus Helma…

    o       bij Jezus lijkt het maar niet overvloedig en veelbelovend; het ís bij Hem alles smakelijk, vol genieting en leven.

    o       Bij Hém wijkt de ónvreugd, de vreugdeloosheid voor… enkel vreugd!”

    En moest je ze nú horen:

                (want ik bleef, al meedrentelend, nog een tijdlang binnen gehoorsafstand):

    “Vind in jezelf de sámengebalde kracht van alle tijdperken om nú –in het aanbrekende getij van Aquarius- vrij te komen van alle benauwd denken. Kom uit de modder naar dáár, waar de zon juicht over groene, bloembespikkelde velden.”

    Wel, toen kon die wel weer even. Haast stikkend van ergernis, hield ik de pas in en gaf me over aan woedende gedachten. Onderwijl liep zíj temend en zalvend verder:

                “Kén de negen beginselen; dring door tot het tiende geheim.”

    Zóu je ze niet…!

     

    En net, toen ik me goed had ‘opgeladen’, daar hád ik ze, de dweepster tóen, de zwendelaarster nú: ze kwam terug, liep alleen, speelde met autosleutels. Zeker op weg naar –waarschijnlijk- een kanjer van een wagen. Want haar reïncarnatiesmoesjes van tegenwoordig zullen zeker beter lonen dan haar Jezussmoesjes van vroeger.

     

    Ik barstte los:

    “Hé Jo… ik ben Jeroen Westhoven. Je weet wel hè: de relatie van Helma Hijgen, zo’n twintig jaar geleden. Wéét je nog, hoe je Helma gek maakte met je gepraat over ‘heuvels en beken, bomen en vogels’, zo schitterend mooi ‘in het land van Jezus’. En jij maar ‘hopsen en dansen’, vrijgekomen door zijn hand uit de put van satan. Prachtige nieuwe kleren aan; je denken vernieuwd…

     

    Je belazerde Helma; je belazert deze tobbers. En wie blijven er berooid achter!: de Jeroens!

     

    Nóg zo iets: jij met je lintje in je haar. Je geeft de mensen daardoor de indruk ánders, hóger te zijn. Allemaal voor-de-gek-houderij. Je bent gewoon Joke Willems hoor. Tóen een bedriegster, nú een bedriegster.”

    Ze schrok, stond als versteend, liet mij m’n hele verhaal afmaken. Ze zocht kennelijk naar woorden, maar vond ze niet. Toen ik klaar was…. Tóen pas was daar haar stem, hard, koud en onbeschaafd:

                “Vent, rot op. Ik kén je niet. Nee, ik wíl je niet kennen.”

    En nog meer naars liet ze volgen.

    En wég was ze.

    Van zoiets word je toch helemaal gek!

    Later was daar Ger, die mij vroeg, mijn herinnering aan die rare ontmoeting op te schrijven.

    Wel, dat heb ik gedaan. Zoek het maar uit. Helma is weg… en Wilfred en Karin en ‘Jewil’ zijn weg…

                Want ik zou nog over de zaak vertellen, maar dat hóeft niet ook: allemaal voorbij.

    En mijn vrouw en kinderen zijn weg en…

    Ach, wat kan het mij schelen. Wat kunnen jullie mij allemaal schelen!

     

    O God…! De verwarring is nu wel compleet1

    … In de naam van Jezus –als dat er per se bij moet- dóe iets…

    Ja ja, al goed, al goed:

    -         U bént geen verzekeringspolis

    -         Ik bén niet verzekerd

    … maar doe iets, ik word anders gek!

    15-06-2009, 20:34 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    31-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.1.3., eerste deel

    Eerste deel
    ( lees toch de oude afleveringen in Jan en Joke , eerste deel, (zoekwoord: Gerritse)
    6.8.1.3.

    Jeroen Westhoven: ach, wat kan het mij schelen.

     

    Jeroen Westhoven… wie is dát nu weer? Wel, in eerdere Jan-Joke verhalen (2.6.4.6. – 4.8.7.2.) was ik een bijfiguur. Ik had nooit gedacht, dat Ger –die mij er toen even bij sleurde, in 1982 voor het laatst- in 2000 nog eens langs zou komen:

    “Zeg hé Jeroen! Jij weet toch ook iets van dat verloederingsproces van Joke. Vertel daar eens wat van!”

    Die Ger; ik herkende hem niet eens direct, achttien jaar ouder geworden. Niet veel veranderd overigens.

    Wat míj betreft: dat zou ik zo niet durven zeggen: 52 jaar en de laatste jaren waren zwáár.  Toen ik het verhaal zo maar even –naar ik dacht- binnenstapte, was ik 32. Ik was toen nog met Helma.

    Even opfrissen lui:

    In 1982, toen ik úit het verhaal stapte –naar ik dacht- had ik samen met Wilfred van Oosten de BV. Jewil (Jeroen – Wilfred), character toys: speelgoed, enz. verbandhoudende met een ‘naam’.

    -         Tóen waren dat allerlei zaken, waarin bijvoorbeeld een motief van ‘de smurfen’ was verwerkt.

    -         Later: ook die ‘smurfen’ nog, maar als nieuwkomers, om maar eens wat te noemen: de Teletubbies.

    Straks vertel ik daarover wel verder. Maar nu eerst even over Helma Huijgen. Ik woonde al sinds mijn dertigste met haar samen. Leuke meid, al had ze soms iets neerslachtigs. Ze had dat echter zó goed onder controle, dat het als regel niet storend werd. Ik keek maar de andere kant uit, wanneer het een enkele keer ietsjes hinderlijk was, doordat ze mauwerig of scherp werd. Dan had ze ‘een érge bui’. Maar ach, er viel best mee te leven.

    Ze was ooit lerares geweest, maar was er uit gestapt, toen de zenuwen te hevig begonnen op te spelen. Ze had de bevoegdheid nog wel, kon zó weer intreden. Maar in feite waren we gewoon getrouwd. Jewil bracht genoeg op. Waarom zóu ze. WAO had ze nooit aangevraagd. Maar dat deed er voor mij niet toe.

    En toen begonnen we over huis te komen bij Jan en Joke Donker. Ik kende Jan al uit mijn ‘wilde jaren’, vóór mijn 29ste. Samen in allerlei actiecomités (‘Aktiekollektieven’ heette dat toen). Joke kende ik ook wel, zat in hetzelfde circuit ‘als Jan en ik en een grote, vaag samenhangende groep.

    Nog vóór mijn dertigste ging ik in zaken. Jan en Joke werden ‘gristelijk’, toen hij zo dertig was. Zo ging dat in die losvaste wilde groep, waartoe we allemaal behoorden. Zo rond je dertigste ‘ging je iets anders doen’.

    Nou, dat ‘over huis komen’ heeft de vriendschap tussen Helma en mij na vier jaar mooi de nek omgedraaid. Want Joke (ook ‘gristelijk’ geworden), begon Helma zó te beïnvloeden, dat het in 1982 echt te bar werd. Helma raakte haar trieste buien kwijt, maar ze zei nú van die opgewonden dingen…

    Ik trek nu maar wat samen. Ze zei het niet allemaal in één volzin. Dat zou helemaal niet te pruimen zijn geweest

    … zo in deze geest:

    “Jezus leek ooit te zijn overwonnen door de dood. Maar God wekte Hem op. Zó verslóeg Jezus de dood. Zegevierend stond Hij op. Hij leeft voor eeuwig!”

    Dat soort praat hè.

    Nou, op een gegeven moment sprong ik uit mijn vél:

    “Dat opgefokte ‘laat ons juichen!’ gepraat van Joke heeft jou helemaal gehersenspoeld. Helemaal ‘her misstress voice’. En je weet zélf niet, hoe onécht, hoe achterhááld het allemaal is.”

    Maar ze was niet te stuiten! Ik trek weer wat van die kreten van haar samen:

    “Jezus is de Eerste van een grote groep overwinnaars. Hij opent een nieuwe weg. Overal moet dit bekend gemaakt worden. Iedereen moet het weten!”

    Toen heb ik het gauw voor bekeken gehouden .Ik zei nog een keer:

    “Als we uit elkaar gaan, wat moet je dán? De bijstand in !?”

    Maar zij pareerde:

    “De Heer heeft mij genezen. Ik ben ook een kind van God (Joh. 1:12). En : ik kan weer terug in het onderwijs, kan zó op een Christelijke Lagere School in Hoogeveen beginnen.”

    Daarna was het snel gebeurd. Ze vertrok met wat lijfgoed en overige persoonlijke bezittingen, naar een kosthuis in Hoogeveen. Ik bleef alleen achter in dat volledig door míj ingerichte huis. Ze maakte nergens aanspraak op, had juridisch overigens ook geen poot om op te staan. Er was immers geen samenlevingscontract of zo. Maar het was wel even heel eenzaam. En het had zo mooi kunnen zijn!

    -         Karin van Wilfred voor de inkoop.

    -         Helma voor de administratie.

    Nu bléven boekhouding en belastingaangiften een puinhoop.

    En thuis: dat heel stille, ook eigenlijk een puinhoop. Wanneer ik bij Wilfred en Karin thuis kwam en die kinderen van hen bezig zag, krampte mijn hart soms van jaloezie.

    En dan te bedenken dat ik best een geloof had willen hébben. Maar niet dat restloze van Joke en in haar voetspoor later Helma. Meer als een ‘verzekeringspolis’, die je uit de kast haalt, wanneer je eens erg knijp zit met een rijksaccountantsonderzoek of zo. Maar toen ik dat eens aan ‘de dames’ en aan Jan voorlegde, zeiden ze, dat het zo niet werkte.

    Nee dus: nou, toen was mijn interesse gauw weg. Nu ja, een vrijgezel met een goede broodwinning…

                want onze ‘character’ zaak bleef het goed doen

    … hoeft niet lang zónder te zitten. Ik ging wat meer op pad in het gezelligheidscircuit en vond iets heel goeds: jong en mooi en… administratief onderlegd. Goed voor de zaak, goed voor mij.

    Nu ga ik niet de hele geschiedenis van dat huwelijk vertellen. Interesseert jullie niet. En ik wil het achterste van mijn tong niet laten zien. We trouwden ordentelijk, er kwamen kinderen en na twaalf jaar werd het een scheiding, doeternietoe waarom. Ik heb in die moeilijke tijd vaak tot God geroepen, maar Hij antwoordde niet (1 Sam. 28:6).

     

    31-05-2009, 19:14 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.1.2; tweede deel

    Tweede deel

    En toen… in 1998 kwamen deze fíjne mensen toch in een toestand terecht! Je weet het al wel uit Jo’s verhaal. Die zoon van hen, die zijn ‘halfbroer’…

    Ieder kent die situatie, ook al, omdat Janjo er vrijelijk, in het kader van hun bekeringsverhaal, over vertellen

    … bijna naar de andere wereld hielp. Heel aardige jongen, maar een dekselse driftkop. Hij heeft ná dat geval vrij lang in jeugddetentie gezeten. Zijn zus: zo’n raar, onzeker schepseltje na die verkrachting. Geen schaduw meer van het lieve argeloosje van voordien.

    En dan nog meer trammelant: Jan werkloos, Joke overspannen.

    Ik kwam ze in die tijd niet meer zo regelmatig tegen. Ze waren naar Abcoude verhuisd. Ook zo iets, duur huis, beer van een hypotheek. Voor het eigen geld moesten ze hun aandelen aanspreken, net in het diepste van een baisse. Ze hadden gedacht, nog iets over te houden voor de inrichting, maar die reserve was dus ook schoon op. Dat gedoe met die huisfinanciering vernam ik broksgewijs van hen of via via.

     

    En ín die malaise-bij-hen kwam Jo ‘de oude man nog eens opvrolijken’. Nou zeg, dat was me het opbeuren wel! Ik zeg het ook wat ironisch, want ze wilde me heel niet verheugen… nee, ze wilde mij met haar paniek besmetten.

    Goed; het ging dan zo: allereerst dít: je moet rekenen: ik was 94, een man, die elke dag kon worden ‘opgeroepen’. Lang kon het niet meer met me duren (dacht ik toen).

    Wat gebeurde?!

    -         Zoals Jan me in 1985 in een down had gejaagd

    -         Zo gaf zíj mij een schok in 1998.

    En die schok, die zij me gaf, heeft drie jaar nagedreund, tot 2001. Nu, in 2002, vier jaar later, 98 jaar zijnde, sta ik er achter. De Heer heeft me wéér doorgeleid. Ik was bij de hele zaak ook niet direct betrokken, kreeg die aangeleverd als een ‘sterke echo’. Merkwaardig, dat zo’n familie je positief en negatief begeleidt tot in je hoge ouderdom en dat de Heer in ‘de balans’ dan toch uiteindelijk voor een positief saldo zorgt.

     

    De nieuwe schok begon dan zó: op een woensdag in 98 ben ik in de sam, in de wekelijkse Bijbelstudie. Ik ga al járen naar de samenkomst van Jan en Jo. In mijn traditionele kerk vond ik het zes jaar na onze eerste ontmoeting al niet meer. In Nieuw Zeeland bleek, dat Ferdy en Carolien ook van hun richting waren. Toen hún voorganger ook van die ‘Jan en Joke’ dingen zei, ging ik óm, ondanks mijn leeftijd. In mijn kerk-tot-dan-toe kwamen ook dominees, die openlijk zeiden:

    “Het kan er bij mij niet ín, dat mijn ‘zonden’ nú gedragen zouden kunnen zijn door iemand, die 2000 jaar geleden stierf.

    … Het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt… (Joh. 1:29): onbegrijpelijke geheimtaal.”

    Ik dacht tóen al:

    “Wég uit dit Babylon. Ga úit van haar Wout… je draagt de schatten van God (Jes. 52:11).”

    En Jan legde toen nog zo mooi uit:

    “De oneindige God, voor Wie er geen verleden of toekomst is, alleen een eeuwig ‘nu’, ziet alle zonden van 2500 vóór Christus en van –zeg- 2500 ná Christus als één geheel. En dat ‘geheel’ heeft Hij samengebald tot die ene beker, die Jezus leerdronk.”

    Dus… zó is het gekomen, dat ik vanaf 1988 in ‘De Kapel’ zit.

    Wel, op die dag zit ik te genieten van de overdenking. Onderwerp is:

                “Ik ben het licht van de wereld (Matth. 5:14).”

    De inleider van die avond legt dat zó uit:

    “Jezus is het licht van de wereld. Maar naarmate wij met Hem samengroeien, worden wíj een licht van de wereld. Zíjn glorie wordt ónze glorie. Licht zijn is een heerlijke mogelijkheid, maar ook een blijde plicht.

    Zien jullie de donkerte in de blik van Bin Laden (dat was toen een terrorist). Zien jullie de smoezeligheid van alle gedoe in Amerika over de hartstochtaffaire Clinton-Lewinsky (dat was destijds een schandaal)…

    Wat de wereld nodig heeft, is niet haat, onvrede en vijandschap, maar blijdschap, vrede en vriendschap.

    En die kúnnen jullie brengen en die mógen jullie brengen en die gáán jullie brengen!”

    En ik zát daar en opeens wist ik:

    “Al eerder had ik met mijzelf afgesproken± ik ga in de Bijbelstudie ´naar voren´ voor genezing. M´n ´onderdanen´ zijn zo trillerig) Pred. 12:3’. In de Bijbelstudie is de kern van de gemeente samen. Daar wordt Jezus’ glorie verkondigd. Daar wil God heil geven (Ex. 20:24). Ja! … ik ga voor genezing naar de healing line.”

    Want… op mijn leeftijd:

    -         de tanden en kiezen meest vervangen door ‘kunst’ (Pred. 12:3)

    -         volop winter in het lichamelijk leven (:2)

    -         onzekere greep van de handen (:3), zwakkere ogen

    -         ijler wordende stem, dovigheid (: 4)…

    ik weet er allemaal van; alleen, ik, oude witkop, durf nog veel aan, die tweede reis naar Nieuw Zeeland bijvoorbeeld; en de eetlust is nog goed. Maar die slepende tred (:5), daar wilde ik af; die benen, die weigerachtige benen, dat was mijn nood…

    En toen ik daar stónd… de wármte, die geestelijke warmte, van de broeder en zuster, die met mij baden. Vriendelijk stralende ogen, die je hart verkwikten (Spr. 15:30). Die hánden, die als het ware zegenden, toen ze die op mijn schouders legden en mij omarmden. Woorden, zó genezend.

    Blij en gesterkt, met niet meer die knikkende knieën ga ik naar mijn plaats. Dáár zie ik in een flits: Jo.

    Jan en Joke kwamen na hun verhuizing weinig meer. Ze hadden hun stek in Abcoude gevonden, had ik menen te begrijpen.

    En nu:… alleen Jo! Niet in de zondagsam, maar door de weeks. Zondag zou wat logischer zijn geweest, dan had ze iedereen ontmoet. Wat leuk overigens, dat ze er was. Beetje vreemd dus eigenlijk ook.

    Bij de koffie sprak ik haar aan:

                “Jo…! Wat fijn… War is Jan? … hoe gaat het toch!...”

    (want ik wilde het met haar hebben over hun rampen).

    Maar haar antwoord gaf mij zo’n schok:

    “Het is mij met Marcel en Annemarie en die losse baan van Jan allemaal teveel geworden. Ik was hier om afscheid te nemen. Ik káp met al deze dingen. God wil me bíj zich zien…?!

                Hij kríjgt me niet te zien.

    Hij wil mijn toestand met mij doornemen…?!

                Ik wíl daaraan niet meewerken.

    Hij wil, dat ik bij Hem kom…?!

                Ik kóm niet.

    Hij wil mij een boodschap sturen…?!

    Ik lúister niet naar die zogenaamde liefdesboodschappen van Hem. Ik héb geen boodschap daaraan. Ik ontken, dat hij nog een boodschap voor mij zou hebben.”

    Ik stond aan de grond genageld. Daarna begonnen mijn benen erger te beven dan ooit tevoren. Ik moest gaan zitten van de schrik. Ik probeerde nog:

                “Jo… wat zég je nou toch!?”

    Maar zij maakte het gesprek kort af:

                “Ik had wat meer mensen willen groeten, maar ik zie er van af. Ik gá!”

    En weg was ze. Haar koffiebekertje stond nog onaangeroerd op ons tafeltje.

    En toen was daar Corrie, een aardig, nog vrij jong iemand. Achternaam ken ik niet. Ik ken velen van hier alleen bij de voornaam. Ze luisterde naar mijn ontstelde verhaal, hielp mij overeind, gaf mij een arm, bracht mij in haar auto naar huis (heen had ik gelopen –het is tegenwoordig vlakbij- maar terug ging absoluut niet meer). Thuis stelde ze mij nog even gerust.

    Alleen gebleven, dacht ik nog wél:

    “Eerst Jan, die Suzan en mij in een crisis bracht, na ons eerst geholpen te hebben. En nu Jo: zóveel lieve herinneringen, zó door haar voortgeholpen… en nu dít…; Heer ik ben zo geschrokken. Toen ik Jo leerde kennen, kon ze zo onbeschaafd-kijverig zijn. En nu… na al die jaren: deze uitval, onbeschaafder dan ooit. Of er meer boze krachten in haar zijn teruggekeerd dan er ooit wáren (Matt. 12:45).”

    Maar later bad ik:

    “Heer, U hielp Jan door… U gaat háár doorhelpen.”

    Ze beleeft geweldige, maar in wezen verkeerde dingen, voor zover ik het kan volgen. Anderen vertellen daar wel van. Ik zal haar niet lang meer meemaken. Maar wanneer míjn gebed wegvalt, is daar toch altijd Jezus voor die twee. Hij is altijd dezelfde trouwe hulp (Hebr. 13:8). En God is er voor hén. In zijn liefde is geen verandering (Jac. 1:71).

    18-05-2009, 18:50 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.1.2., eerste deel.

    6.8.1.2.

    Wout de Waal: Hoe ik er plompverloren in gemoeid werd

     

    Om te beginnen dezelfde riedel als Joke. Ja: zelfs nog pittiger:

    -         Zij:

    “Van 1985 tot 1998 niets van me laten horen.”

    -         Ik:

    “Van 1982 tot 1998… idem.”

    Ger kwam bij me:

                “Kunt u over de ‘Jo-crisis’ een stukje schrijven?”

    Nu ja, dat moet dan maar…

    Toch eerst even de herinnering verlevendigen.

    Ik ben een vroegere buurman van de Donkers.

    Twintig jaar lang hebben ze ‘naast’ ons gewoond. Nu ja… zo’n beetje: wij op 7a (beneden); zij op 9b (boven). Maar láát dat nu maar.

    Toen ik in het verhaal binnenkwam, was ik 76, mijn vrouw Suzan 75. Wij hadden al dertig jaar een probleem in ons leven: in 1950 waren wij gebrouilleerd geraakt met onze enige zoon Ferdy en onze schoondochter Carolien. Och, je weet, hoe stóm die dingen kunnen gaan. Jíj bent 46, je zoon is 23… Je bent in de volle kracht van je leven. Je denkt, dat je alles kunt doen. Je boefbaft hem áf…

                Nu ja, hij hád ongelijk

    … maar híj zegt:

    “Bekijk ’t maar pa. Carolien en ik gaan naar Nieuw Zeeland.”

    En… wég zijn ze! Geen taal en teken verder. En dat vreet dan dertig jaar door. Stel je een zwaar stuk beton voor –zo’n Duitse bunker bijvoorbeeld- dat op drassige grond staat. Dat gaat zákken, dat wordt een poel, met dat zware gewicht steeds dieper wegzinkend, het diepste van je wezen altijd maar meer vernielend.

    Eindeloos elkaar overtuigen, dat je indertijd gelijk had. Maar op de duur is de wederzijdse argumentatie al overbekend op het momént dat er weer eens een gedachtewisseling begint. Dat maakt kotsmisselijk.

    En tóen kwamen Jan en Joke binnen onze gezichtskring. Eerst gewoon als wilde, ruwe, onaangename buren, die een opstandige sfeer uitdroegen, vooral Jan. Maar in 1980 veranderde dat.

    Jan en Joke begonnen Jezus te volgen en veranderden snel in beschaafde lieden, die vrijmoedig getuigenden van de schat, die ze gevonden hadden. Dat deden ze ook tegen óns.

    Zélf degelijke kerkmensen zijnde, werden wij opmerkzaam op dat sprankelend, blijde geloof van hen. En voornamelijk trof dít ons:

    -         Zíj hadden een beslissing genomen: breken met oude, ingesleten revolutionaire gewoonten.

    -         Wij zouden ook een beslissing moeten nemen: eindelijk eens de hand ter verzoening moeten reiken aan Ferdy en Carolien.

    En: wij schréven die brief uiteindelijk.

    We maakten daarbij nog een stomme fout. Zó gefixeerd op ‘Nieuw Zeeland’, dat we schreven: Australië. En in Australië zijn divers plaatsnamen die veel lijken óp of zelfs gelijk zijn áán de Nieuw-Zeelandse plaatsnaam, die wij wél goed hadden vermeld.

    De brief, geschreven in 1983, is na ontzaglijke omzwervingen in 1984 toch nog bij Ferdy en Carolien aangekomen. Daarna kwam al gauw heel lief antwoord, dat ze ons graag zouden ontmoeten.

    Wij hebben van dat aanbod niet direct gebruik gemaakt. Want in 1983 gebeurde er iets onnóemelijks vervelends. Jan Donker kwam in moeilijkheden door zijn eigen stomme schuld. Overspel; een oude truc van satan. Maar allemaal wel heel pijnlijk. De dochter van de voorganger van zijn eigen samenkomst raakte van hem in verwachting. Ze beviel van een dochter, die na een paar maanden overleed (wiegendood). Ik ga nu niet in op de algemene deining. Ik bepaal me tot de opschudding bij Suzan en mij.

    Jan:

    -         Had ons geloof nieuw elan gegeven.

    -         Had de stoot gegeven tot de brief aan onze kinderen.

    -         Had ons zodoende verlost van een levensgevaarlijke obsessie.

    … en nu dít!

    Dan ga je denken:

    “Bij hem kennelijk een strovuurtje. Dan zal ónze opwekking óók wel gauw voorbij zijn.”

    Maar hij herstelde zich. Het wás geen strovuur. Hij werd meer bezónken, kreeg blíjvend minder praatjes, vond zijn geloof terug, werd na die val en dat opstaan toch een betere christen.

    En in 1986 -82 en 81 jaar oud- hadden we, ná die schok, nochtans moed om naar Nieuw Zeeland toe te gaan.

    Heel gek, wat ik nu ga vertellen, maar ’t viel niet eens zo mee in het begin. Na de eerste, warme begroeting, kwam de controverse van 36 jaar geleden weer levensgroot te voorschijn, te beginnen bij de dames. En Ferdy en ik konden het niet tegenhouden, werden er in meegesleept, namen op de duur zelfs het voortouw. Een toestand! … de jongelui hebben er zelfs nog hun voorganger bijgehaald. Die bad met ons vieren, stelde ons gerust:

    “Echt, dit komt méér voor. Ouders die hun kinderen na decennia bezoeken. Maar de duivel reist mee. Altijd onveranderlijk slecht. Hij blaast oude tegenstellingen aan en verziekt het bezoek. Maar dat zal nú niet gebeuren!...

                ‘Satan, in de naam van Jezus: wég met je streken en je sfeerbederf!’.”

    Ik geef het allemaal maar wat globaal aan.

    Maar hoe dan ook: daarna kon het bezoek niet meer stuk: genieten van kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen; tochten, zó mooi. Ik heb er een dagboek van bijgehouden, mag je van me lezen.

    Een half jaar zijn we daar gebleven: de gelukkigste tijd van ons leven.

    Even nog dít: Suzan vroeg nog eens aan Carolien:

    “Kind….waarom heb jullie ons nooit geschreven. Waarom moesten wij het voortouw nemen”.

    Maar Carolien antwoordde:

    “Hebt u zich nooit afgevraagd waarom Jozef nooit eens aan zijn oude vader bericht zond, dat het hem na aanvankelijke tegenspoed pico bello ging in Egypte. Jozef zal daarvan –misschien tegen zijn wil- door de Heilige Geest weerhouden zijn, al de zeven jaar van overvloed en ook de eerste twee jaar van de honger (Gen. 45:6). Want God wist, dat eerst Jozefs broers tot inzicht en erkenning moesten komen (42:21, 22). Dan pas was de tijd rijp!

    Nu is ónze situatie maar váág met die van Jozef vergelijkbaar. Maar hoe dan ook:

    Wij hebben vaak willen schrijven. Telkens was het of onze hand werd tegengehouden. Nú begrijpen wij waaróm! Uw tijd moest rijpen!”

    Meesterlijk hè… zo echt: ‘een zacht antwoord keert de grimmigheid af’. En dat, terwijl die speldenprik van Suzan eigenlijk wel het gevaar in zich droeg van ‘een smartend woord, dat de toorn kan doen oprijzen’. (Spr. 5:1).

     

    Vier jaar later –in 1990- overleed Suzan, toch nog 85 geworden. Tot het laatst toe levenskwaliteit. Blij en vredig naar haar Heer gegaan. Als 86 jarige bleef ik over. Dacht:

                “ik heb het nu wel gehad.”

    Maar nee hoor: zó gezond… zo blij met Jezus.

    Toen Carolien schreef:

                “Durft u het aan, nóg eens te komen?”

    voelde ik mij zó sterk, alsof ik met arendsvleugelen op zou kunnen stijgen, alsof ik zou kunnen ‘lopen zonder moe te worden’(Jes. 40:31) en ik schreef terug, na de dokter geraadpleegd te hebben: “Ik kom.”

    Dat was in 1993. Ik heb dáár mijn 90ste verjaardag gevierd, kwam pas vér in ’94 thuis.

    Al de tijd daarvóór en daarná had ik telkens contact met Jan en Joke. Prima ondersteunende gelovigen. Die steun kon ik ook wel gebruiken. Ik kom uit een oersterk geslacht. Maar de last van de jaren begon toch te drukken. Prostaat zus, staaringreep zo, een blaascyste, een liesbreuk… ach, hoe gaan die dingen. En altijd, wanneer ik dan in de put zat…

                Als oude, eenzame man kan je tegen van alles als een berg opzien (Pred. 12:5)

    … dan was er die líeve hulp.

    02-05-2009, 21:03 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.8.1., tweede deel

    Tweede deel.

     

     

    De voorganger, die we ná Bart Vonk hadden, gekregen, kon nóg zo mooi preken over:

                “Gij zijt het zout der aarde” (Matt. 5:13)

    … ik kon hem niet meer volgen, wanneer hij déze gevolgtrekking maakte:

                “Ieder van jullie behóórt het te kunnen zeggen:

                            ‘Ik ben het zout der aarde’. “

    Niet volgen… natuurlijk wél met het hóófd, maar niet met het hárt. Even kwam ónder de preek al deze schrikkelijke gedachte bij mij op, dat ik helemaal ‘het zout der aarde’ niet wílde zijn. Ik wilde best ondeugdelijk zijn voor God, door Hem weggegooid worden (Matt. 5:13) en op een ándere manier door ánderen gebruikt worden.

    En die ontzettende ingeving deed ik nadien niet radicaal wég. Toen voegden zich andere gedachten daarbij:

    -         Jezus als Middelaar (Hebr. 9:15) tussen God en mens; zó vaak gehoord: het verveelde mij. Heel weinig bewust aanvankelijk –o, ik weet, dat je er van zult schrikken- zocht ik een ánder idool.

    -         De verhálen over vrouwelijke zendelingen:

    “De wereld zag een knappe, jonge vrouw naar een bar buitenland gaan. Gééstelijk bezien echter, ging het hier om een ‘tot de tanden gewapende’ rode baretdragende.”

          … o, wat hadden ze mij geboeid.

    Ik had toen ook gestéigerd.

    Twintig jaar samen. Daarvan zeventien jaar getrouwd. Vier kinderen, 45 jaar. Altijd zal ik als een brave huisvrouw híer zitten… in Abcou…”

    (Want daar stond dat huis met dat gouden dak).

    Maar nu was er die absurde impuls:

                “Ik wil een soldaat zijn…:

    §         voor wat dan ook

    §         voor wie dan ook

    §         hoe bar het ook wordt…

    … als ik maar wat belééf…!

                Annemaries huilbuien, Marcels verbittering. Ik wil er van wég!”

    En met die rottige gedachten, die ik niet wílde, maar onvoldoende bestreed, kwamen ook weer allerlei euvels van vroeger:

    -         Mijn gewicht nam toe, ik ging teveel snoepen.

    -         Tijdens een controle bleek te hoge bloeddruk.

    -         Ik kreeg negatieve gedachten over alles en iedereen.

    -         Ook waren er weer onevenwichtigheid en vage angsten.

    -         Ik kreeg een begeren om occulte seances te bezoeken.

    Ach, waar waren de tijden, dat ik tegen Jan zei: (5.9.8.4.):

    “Vooruitzichten, vergezichten, door het geloof in Jezus. Perspectief… panorama.

    Ik wil weten, ik wil kénnen:

    §         de krachten in handoplegging

    §         inzicht in Gods beoordelingen

    §         inzicht in de opstanding uit de dood.”

    Nú wilde ik niets meer weten daarvan. Ik báálde ervan.

    Ondertussen nam ik heus wel waar, dat allerlei oude beperkingen terugkwamen, maar deze overlegging kón ik maar niet kwijtraken:

    “Ik wil áf van deze hinderlijkheden. Ooit eens hielp Jezus mij er af. Maar als er iemand anders is, die mij er af kan helpen, dan bekeer ik mij tot die ander.”

     

    Heel gek. Ik moest voor die nieuwe levensrichting telkens maar denken aan een vroegere vriendin van me. Ze was heel andere wegen gegaan. Deed iets hoogs bij een soort organisatie, reisde veel. Ik zag haar eigenlijk nooit meer. Maar op een dag… ik was even in de stad, dronk ergens koffie, zat weer te denken :

    “Zou zíj me niet op nieuwe ideeën kunnen brengen?”

    En wie kwam daar bínnen!?... Ilona…

    Ilona…!!

    En zo is het begonnen.

     

    Je zult zeggen:

    “Maar Joke; dit kán toch niet. Ik heb nog nooit gehoord van een Christin, die na achttien jaar intensief verkeer met Jezus opeens zulke vréselijke dingen ging denken.”

    Je hebt gelijk. Mijn geval is extreem. Maar mijn verzoeking was ook heel uitzonderlijk. Dat ga je nog zien. Maar… ik zeg het nú vast… er is een happy end ook aan dít deel van mijn levensgang.

     

    Wat heb je nú nog aan vragen!?

    “Joke, je bent zo schetsmatig over die schokkende gebeurtenissen vanaf 1998. Dick, Annemarie, Marcel…

    En over 1985-1998 hoor ik je helemaal niet.”

     

    Luister lieverds; veel komt er uit via de verhalen van anderen hierná.

    Luister eerst eens naar Wout de Waal.

     

    18-04-2009, 18:42 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!