Jan en Joke: vervolg
Inhoud blog
  • 6.8.5.2.
  • 6.8.5.....6.8.5.1.
  • 6.8.4.4
  • 6.8.4.3.
  • 6.8.4.2
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    belevenissen van een groep personen
    27-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5.9.1.4

    5.9.1.4.

    Suzan de Waal: kernwoord:

    -         bepaald door situatie: de val voltooid

    -         algemeen: geloof in God en Jezus: altijd nieuwe kansen

     

     

    10 november 1984:

    Weer datzelfde: een gat van eind februari 1982 tot november 1984. Ga er maar aan staan…O ja… van míj weten jullie van láter nog iets: Jos van Dalen schrijft in december 1982, dat ik op hem de indruk maak, iets te dementeren (4.8.4.2.). Bedankt Jos… Nou ja… het zóu kunnen: zesenzeventig jaar. Maar… het ís niet zo. Waarom Jos me toen wat suffig vond? Hierom: ik was toentertijd heel erg met mijn gedachten betrokken op een antwoord, dat maar niet kwam…

    Wij –mijn man Wout en ik- hadden namelijk een verzoenende brief geschreven aan zoon en schoondochter Ferdy en Carolien. We leefden al dertig jaar met hen in onmin. Het werd dus zachtjesaan wel tijd. Die brief was –toen Jos op bezoek kwam- al tien maanden geleden gepost… nóg geen bericht terug.

    Daarom leek ik wat afwezig. Mijn hárt was bezeerd door die uitgestelde hoop (Spr. 13:12).

    Laat er nu toch in februari 1983 een lief antwoord terugkomen…! Bleken we in het adres van onze brief vermeld te hebben: Australië… in plaats van Nieuw-Zeeland…! Een heel wérelddeel hebben ze afgezocht, voor ze het ergens anders probeerden. Als Jos mij ná februari 1983 ontmoet had, zou hij niet meer over dement hebben gesproken. Wat knápt een mens er van óp, als een hartenwens wordt vervuld (Spr. 13:12).

    Wout en ik zijn ná die moedgevende gebeurtenis nóg meer gesterkt in ons geloof. Het lijkt wel, of we vernieuwd worden… of wij iets van onze jeugdige veerkracht terugkrijgen (Jes. 40:31).

    Wij zijn voortrekkers geworden in onze kring: die van de oudjes. Mijn reuma kwelt me niet zo… ik lóóp ook wat gemakkelijker… wij komen er wat meer uit. Ik zal je vertellen, dat we op de bejaardensoos spréken over ons geloof in Jezus: pioniers zijn wij geworden.

    Wat zeg je dáárvan…!

    Wel… wij waren  altijd kerkelijk meelevend. Maar nu zijn wij minder kerkelijk en meer levend. We klemmen ons ook niet meer vast aan vele aardse zekerheden: ‘je pensioen’, trouwens: daar wordt aan geknabbeld (Matth. 6:19,20). We klemmen ons om hulp vast aan Jezus…

    Ik zie nóg de bovenbuurman –Jan Donker- na zijn bekering voor het eerst bij ons komen om van zijn geloof te getuigen. Wat wás ik dwars en vol opzettelijk wanbegrip. Maar het verloren, doodse land van mijn innerlijk liet zich de zoele regen van de hoop niet afnemen. De duivel zei:

                “Ach… een strovuur… dit kan toch bij deze avonturier geen stand houden.”

    Ik liet mij echter niet in de war brengen. Ik merkte iets aan de worm van triestheid, die aan mijn innerlijk knaagde. Die ging steeds meer dood, als ik naar Jo luisterde. En… als ik mijn oren niet sloot voor datgene, wat Jan zei…: dan ontplooide zich mijn geloof in Jezus en in God.

    En toen schreven wij dan die brief…

     

    Jubel de jubel…!... maar nu is het de tijd, om iets héél naars te vertellen: iets, dat ons zó in opschudding heeft gebracht. Het is voorbij… de deining is over… maar het is me wat geweest! Het is zo’n lange geschiedenis… ik vertel er maar een stukje van… van het donker, dat altijd op de loer ligt om het licht de baas te worden (Joh. 1:5).

     

    Je weet, dat

    -         Ab en Nel              (7a boven)

    -         Wij                        (7b beneden)

    -         Jan en Joke            (7b boven)

    buren zijn. 7a beneden is pakhuis en garage (2.5.8.3.). Vóór de splitsing van 7 was er een binnentrap naar 7b boven. Die is gebleven, maar de toegangsdeur naar de garage zat op slot. Twee jaar geleden ging Jan daar zijn auto stallen. Hij kreeg de sleutel van die binnendeur. De garage heeft een achteruitgang op een stil plein.

     

    Zo ongeveer half mei 1983 spreek ik op de bejaardensoos een dame, die aan dat plein woont. Die zegt:

    “Zó vreemd… is die Donker boven u nu écht O.K. Al vier weken lang -gisteren ook weer-: … dinsdagavond half acht precies: aardig meisje met een brommer –pluche beertje als versiering-… stalt de brommer bij het bloemperk, verbergt die daar haast… steekt dan het plein over… klopt op de garagedeur. Die gaat direct open… wég is ze. Om half elf komt ze er weer uit… pakt haar brommer… verdwijnt…”

    Ik ga er niet zo erg op in, vertel het echter aan Wout. Hij besluit:

    “We gaan poolshoogte nemen. Jo heeft al weken lang –juist op dinsdag- die CAO vergadering. Ik vind het bedenkelijk…”

    Dus we stellen ons verdekt op… half acht: net zoals gezegd. We herkennen de jongedame ook: we waren op de Paasuitvoering van het kapelzangkoor. Dit meisje-met-de-brommer zong bij die gelegenheid heel mooi een stukje alleen. Jo legde toen uit, dat het Ellen, de dochter van de dominee was. ’s Avonds: tegen half elf: twee paar voeten stommelen de trap af… de binnendeur knarst… de garagedeur klapt.

                “Als wij dit volgende week weer merken, gaan we die ouders waarschuwen,”

    besluit Wout.

    Maar de volgende week…: geen brommer…

    Later… veel later… komen wij er evenwel achter dat de CAO juist in diezelfde tijd rond kwam. Overigens ben ik wel direct voor deze zaak gaan bidden… wel wat ongericht… ik wist niet goed, waarvoor ik bidden moest… maar toch…

    Nog weer later… een commotie… dat meisje Vonk blijkt in verwachting geraakt. Nog weer later… terugrekenend…: dat moet gebeurd zijn op een van die avonden. Die verhouding zal er al een poosje geweest zijn, maar in die weken is hij fataal voor hen geworden. Ze waren in zonde gevallen… in die periode is de val voltooid.

     

    Ik heb het nu niet over de schrik voor alle anderen. Ik beperk mij tot mezelf. Wat een schok op zo’n hoge leeftijd…

    Jan Donker… als getuige van het geloof: geduldig onder mijn onwil. Ging dóór met het uitgieten van Gods zegen boven mijn verschroeide leven. Dan houd je op de duur die zegen vast: je merkt dat de kaalvretende worm daarbinnen sterft. Je houdt je oren en ogen wijd open voor méér van de Heer…

    Maar altijd blijft er de dankbare idee: zo gelukkig er mee, dat Jan als een goede boodschapper voor het eerst het volle evangelie bracht (Jes. 52:7).Er blíjft het geestelijk leunen tegen Jan aan. En dan opeens is Jan weg… weggevallen… en je staat alleen. Je moet je vreugd voortaan rechtsreeks van God afbidden. Satan sist:

                “Ik zei het toch al…!”

    Jan is er niet meer… heeft zich althans als helper onmogelijk gemaakt.

    O ja… ik weet wel… hij is weer overeind gekomen… fijn. Ik ga hem niet bedroefd maken door hem aan zijn misstap te blijven herinneren (2 Cor. 2:7). Wat hém is gebeurd, kan andere mensen ook overkomen. Ook zij kunnen zó in verzoeking komen (Gal. 6:1). Maar zijn prestige bij míj is hij kwijt…

    Zo onzéker als ik mij een tijdlang voelde…

    Van het geloof in God en Jezus bleef maar zo’n dun koordje over, toen Jan’s sterke touw er uit was gevlochten. Ik heb gebeden:

    “Heer… help me… het draadje is zo nietig, het bestaat uit niet meer dan twee snoertjes… van Wout en van mij. Althans beter dan één snoer, maar er moet toch wel wat gebeuren!”

    Toen vlocht de Heer zijn snoer er door en het wérd me toch een onbreekbare kabel (Pred. 4:12)! Nu kan ik er van alles aan hangen. Zélfs het verzoek in de vervolgbrief uit Nieuw-Zeeland:

                “Kom toch eens… wij betalen…!”

    Ik durf het aan om daarheen te gaan. Ik ben blij, dat mensenkoord vervangen is door Gods koord. De hele Jan-Ellen toestand is per saldo goed voor me geweest. Ik ben beproefd, maar uiteindelijk heeft de Heer mij wel gedaan (Deut. 8:16). Nieuwe kansen voor het geloof in God en Jezus…

    Nieuwe kansen… nieuwe kansen…!

     

    27-01-2008, 18:09 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    5.9.1.3.

    Ab van Baan: kernwoord:

    -         Bepaald door situatie: de val.

    -         Algemeen: geloof in God en Jezus kan worden weggevreten door bederf.

     

    7 november 1984:

    Het laatste, dat jullie van mij hoorden, dateert van begin februari 1982: meer dan tweeëneenhalf jaar geleden dus. Ik vertelde toen van onze bekering. Daarna zijn wij in de kapel gaan kerken. Ik moet zeggen, dat er veel úitgekomen is van wat ze daar beloofden. Ze zeiden:

    “Ab en Nel… jullie verleden was een dode boel, maar jullie staan vóór een levende toekomst. Deze samenkomsten hier…:  je zult zien, hoe zinvol die voor jullie zijn. Ze gaan jullie leren om op stevige grondslag te staan.

    Ze helpen jullie op de been. Gods naam wordt in die samenkomsten verkondigd. Daarom wóónt Hij er. Daarom is er genezing… niet alleen, niet allereerst voor een lichamelijk ongemak… nee: voor geest, ziel en lichaam (Joh. 5:23, 24).”

    Het was wáár… geen woord teveel gezegd. Vanaf toen deden we bijvoorbeeld –want dat leerden we daar – allerlei dingen in de naam van Jezus (Col. 3:17). We bevalen ze als het ware aan Hem aan (Spr. 16:3). En we wérden toch voorspóedig (1 Sam. 18:14) … in allerlei opzicht. Ik raakte niet werkloos bij dat centrale verwarming servicebedrijf. De zaken trokken weer aan. Ik hield niet alleen werk… ik werd zelfs sectiechef buitendienst…

    Kim – ons dochtertje – is nu een lief ding van bijna zes.

    Dat urenlange gegil  is helemaal overgegaan, toen we bij Jezus kwamen. Er is ook al weer een broertje van tweeëneenhalf. Nel is de rust zelf… nu ja… dat nare gedoe rond Jan –straks meer daarover – heeft haar wel geschokt, maar dat is nu voorbij. De deining over dat geval was trouwens algemeen in de gemeente en daarbuiten. In de gemeente hadden we toen net leuke vrienden, nieuwkomers, Rienus en Mieke (5.3.6.). Die waren zó weg… zijn overigens ook al weer terug…

    Met het oudstenechtpaar Van Dalen hebben wij een vaste band behouden. Een Christen heeft als regel veel geestelijke leermeesters –fijn hoor, overigens- maar weinig geestelijke ouders (1 Cor. 4:15). Nu… ouders… dat zijn zij voor ons. Net zoals de familie Vonk voor de Donkers… ach gunst… wat lám was dat toen toch… die toestand: juist tussen hén…

    Ik ben tegenwoordig goed bestand tegen de aanvallen van de duivel. Ho, ho… kalm aan nou…: ik heb gelezen, wat Ger in vorige boeken te goeder trouw aangaande Jan doorgaf. Laat ik blij zijn,dat ik door Gods genade sta… opletten, dat ik óók niet val (Gal. 6:1). Jan krabbelde op… maar zoals hij gehávend was…!

     

    Ik ben ook geen eenling meer. Mijn hoekigheid, grilligheid en spotzucht zijn -voor het moment– over. Ik ben niet meer zo tegen dít of tegen dát. Ik heb nu veel te veel om vóór te zijn.

    Met Nel is de verhouding prima. Na mijn promotie had zij geen moeite meer met mijn nederig werk. Ik voelde mij niet meer zo kleintjes bij haar wat ‘deftiger’ afkomst. Dat zeg ik even verkeerd…: die misstand was al voorbij na onze bekering…: daarná was er die bevordering. Pas toen wij de overwinning over iets hinderlijks hadden behaald, nam Jezus dat hinderlijke weg…

    Bij veel mensen kan er verwarring zijn over Jezus, maar niet meer bij ons tweeën. Hij laat ons horen bij dát deel van de mensheid, dat eeuwig leeft. Wat een vooruitzicht!

    Daarom dien ik mij te vermannen, zelfs ten aanzien van neerdrukkende ervaringen…: die story van Jan en Ellen maakt me zelfs nu nog van tijd tot tijd bedroefd. Maar… ná de vreugd, die in mijn hart kwam, behoort er daar geen droefheid meer te zijn. Ik behoor mij altijd te verblijden (1 Thess. 5:16). Wel… dat lukt nog niet steeds. En zo is er nog wel méér. Een ding bijvoorbeeld zie ik op het ogenblik als héél begeerlijk en –door mij- nog lang niet bereikt, liefde voor mensen, zoals God die jegens mij heeft. Dat is toch wel het hoogste, dat te bereiken is. Ook die heel bijzondere liefde hoop ik te ontdekken…

     

    Nu over Jan… o ja… eerst nog dit: wat ik nu over mijn leven vertelde, kan –in het algemeen gesproken- gaan gelden voor alle handarbeiders:

                Voegers… opperlui… tegelzetters… elektriciens…

    Het kan ook gaan gelden voor alle leden van de rode bond… ook voor alle stemmers op een linkse partij. Het geloof in Jezus ís niet iets, waarvoor je als rechtse sufferd altijd in de Christelijke hoek moet hebben gezeten. Het ís niet alleen voor kantoorvolk. De duivel zegt:

                “Het geloof is voor een ánder.”

    Hij liegt… het is voor jóu…!!

     

    Nu dus over Jan...: Je weet, dat ik me vroeger nergens bij aansloot. Maar in de kapel wel…! Ik werd bas in het gemeentekoor. Ik heb die toestand tussen Jan en Ellen zien groeien. Na mijn bekering onderscheid ik veel dingen zo flitsend snel. Ik ben veel meer ad rem en alert. Dat is de keerzijde van mijn vroegere snerende gevatheid… mijn direct er op springen, als ik een zwak punt ontdekte.

    Misschien had ik al bij het eerste signaal moeten waarschuwen. Paulus was er ook direct bij, toen het met Petrus –overigens op heel ander gebied- fout begon te lopen (Gal. 2:11). Nu ja… dat is nu eenmaal niet gebeurd. Maar… ik werd ook later weer met mijn neus op die zaak gedrukt. Ik heb namelijk méégemaakt, dat ze in zonde vielen. Nu zul je zeggen:

                “Daar roepen ze jou toch niet bij…!”

    Ik leg het je uit.. .Op een avond, zo half april vorig jaar, ontmoet ik Jo. Ik kom door overwerk laat thuis, tegen zeven… zij gaat net weg. Ik vraag waarheen… En zij:

                “Naar de ondernemingsraad.”

    Er zijn, vertelt ze, onverwacht flink wat avondvergaderingen in verband met de nieuwe CAO, een paar weken lang elke week een vaste avond. Pas om elf uur denkt ze als regel thuis te zijn. Ik maak nog een praatje: ze was toch uit de OR vanwege die eerste zwangerschap… en nu voor de tweede maal zó en toch er weer in…?! Ja… liep allemaal beter, nu die lastige chef, die Hendriks, weg was.

     

    Ga ik om acht uur een brief posten… staat er een brommertje voor de deur… ik herken dat apparaat aan een opvallend dingsigheidje… het is van dat meisje Vonk.

    Half elf...: brommer weg… elf uur…: Jo thuis.

    Volgende week, zelfde dag: van hetzelfde laken een pak. Om het volgende goed te begrijpen, moet je in aanmerking nemen:

    -         Dat ik Jan al jaren ken.

    -         Dat ik mij een aap geschrokken was, toen ik de blikken zag, die ze wisselden.

    -         Dat ik me altijd nogal zonder omslag uitdruk.

    Ik klamp Jan de dag daarop aan en zeg:

    “Het is mis tussen jou en die dochter van Bart. Haar brommer staat hier als Jo weg is… En… ik zag op het koor al, hoe jullie naar elkaar keken.”

    Hij schrikt zich wezenloos, brabbelt zo wat…

    Ik denk even na, vind dan de moed om te zeggen:

    “Het was al de tweede keer. De eerste keer is het misschien bij een zoentje gebleven. Maar ditmaal niet. Dat kan iedereen toch op zijn vingers natellen. Zo was het vroeger met je. Nu je wéér zo begínt, zal je –wat dit betreft- nog wel niets veranderd zijn.”

    Hij herstelt zich… begint uit te varen:

    “Helemaal niet… helemaal niet. Zo’n kind heeft vragen… ze wil antwoorden hebben. Jij moet niet denken, dat ‘het ergens naar raden’ van jou hetzelfde is als de gave van kennis (1 Cor. 12:8)… enz…”

    Ik zwijg… er komt ook zoveel op me af. Ik heb hem geleidelijk zien veranderen van een straatvechter, een rokkenjager en een vrouwtjesdief in een strijder voor God.

    Een geloof in Jezus, dat hij uitstraalde… onweerstaanbaar…!...

    En nu…: voor mijn ogen…!...

                Kennen jullie dat boek van Dr Jekyll en Mr Hyde?

                … hoe de ‘goede’ verandert in ‘de slechte’.

    Ik keek hem aan: daar stond niet: ‘Jekyll’… vol van geloof en van de Heilige Geest…

                Ik bedoel natuurlijk niet, dat die man uit dat boek zo was

    … hier stond: ‘Hyde’…: elk spoortje geloof was weggevreten door het bederf, elk greintje licht opgeslokt door duisternis…

     

    In mijn verwarring van dat moment wist ik alleen te zeggen:

                “Nou… sorry dan… maar vermijd voortaan ook de schijn van kwaad.”

    En eigenlijk twijfelde ik al weer of mijn originaliteit mij niet op een dwaalspoor had geleid.

     

    Ik ben blijven zwijgen… wist me met de toestand geen raad… ontgaf mij zelfs de hele zaak na een paar maanden, toen ik verder niets merkte.

    Tot aan dat moment van het mij ontgeven heb ik wel voor deze zaak gebeden… daarna verflauwde mijn gebed.

     

    Toen echter barstte het schandaal los…

     

    13-01-2008, 15:56 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    30-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    5.9.1.2.

    Aaf Vonk: kernwoord:

    -         bepaald door situatie: de verleiding niet weerstaan.

    -         Algemeen: geloof in God en Jezus kán worden aangevreten door bederf.

     

    6 november 1984:

    Je hebt al wel gemerkt, dat er tussen Jan en Ellen iets begon te groeien, dat totaal niet deugde. Laat mij er ook iets van vertellen, als moeder van Ellen, als vrouw van Bart, de voorganger. Sinds hetgeen wij de vorige maal vertelden, is al weer zo’n tijd verlopen…: twee jaar.

    In die twee jaar gebeurden er nare dingen, die mijn sprankelend geloof in God bijna uitblusten. Ik heb mee moeten maken, dat mijn geloof in Jezus erg werd aangevreten. Ik heb ervaren, hoe door allerlei tegenslagen de kribbigheid, de koppigheid en de bazigheid van vroeger weer zo nu en dan terug keerden. O… wat een jaren…

    Maar ik moet me beperken. Ger zegt:

                “Klein stukje Aaf… één onderdeel belichten… je komt nóg een keer aan de beurt.”

     

    Jan en Joke… wat waren wij trots op ze. Soms beschouwde ik ze als onze geestelijke kinderen. Dan zei Bart:

    “Aaf… het ís niet allemaal ons werk. Hoevelen hebben al niet vér voor ons het geloof in die harten gezaaid…”

    Ik was dat wel met hem eens. Eén keer merkte ik overigens op:

    “Toch ben ik heel blij om samen met jou dit werk te mogen doen. Neem nu de Donkers. Wij hébben dan toch mogen begieten, al zal een ander hebben geplant (1 Cor. 3:6,7). Je zult zien…: die lui worden een zegen voor grote groepen… misschien wel voor de hele schepping (Rom. 8:19). Zoals zij nu hun omgeving al zegenen. Die Jan hè… ik ben bepaald op hem gesteld…”

    En Bart weer…:

    “Nou zeg… vergeet Joke niet. In mijn gedachten heeft díe een ereplaats. Als díe toch tot volle ontplooiing komt…”

     

    En toen kwam er iets anders tot ontplooiing…

    Onze dochters waren kind aan huis bij de Donkers. Joke was zo echt een praatpaal voor hen. Als Jan thuis was, praatte hij natuurlijk mee. Dan was er ook het zangkoor, waar Jan dirigeerde. Ellen werd nog wel eens tussen de koorleden uitgehaald voor het geven van een sopraansolo. Op dat koor is het misgegaan. Of eigenlijk veel eerder, denk ik. Zulke dingen groeien…

    Hoe het nu kán, dat een jong ding zo stapelgek wordt op een veertien jaar oudere man…?! Och… er is natuurlijk wel iets ter verklaring te zeggen. Hij zag er na zijn bekering elke dag beter uit. Werkelijk een knappe vent. En toch was er nog iets van dat drieste van vroeger… uit zijn wilde jaren. Dat kán hem voor zo’n tiener extra aantrekkelijk hebben gemaakt. Achteraf is gebleken, dat hij dat verleden nooit helemaal had afgelegd. Nu wel… daar ben ik zó zeker van. Maar waarom moeten er toch eerst brokken worden gemaakt…!

    Die ógen ook hè… die hadden toch nog iets onrustigs, werden ook gaandeweg méér onrustig, zonder dat wij het ons realiseerden. Die ogen waren naar iets of iemand op zoek. Later is het allemaal duidelijk geworden: die ogen waren op zoek naar een overspeelster (2 Petr. 2:14). Hij wilde méér kinderen en zocht naar nóg een vrouw, om nóg weer één van die door hem gewenste kinderen te dragen.

    En toen zij weer eens een keer heel mooi een aria had gezongen, keek hij haar waarderend aan. Zij keek naar hem… en toen wist hij: daar is de vrouw, die ik zoek. Tot zover heb ik alles kunnen reconstrueren uit wat ik achteraf hoorde…

    Maar… waaróm zij hem zo aankeek, dat hij zekerheid kreeg… ik wéét het niet… ik wéét het niet… In ieder geval: in dat elkaar aankijken zat het donker, dat het licht opat.

     

    En tóen kwam die avond…

                “Mams… ik ga nog even naar Joke.”

                “Goed kind.”

    Joke was niet thuis… Jan wél. Toen heeft ze op z’n knie gezeten… hebben ze elkaar gekust… verder nog niets…

    Eerst…: die avond ‘van de blik’ was er de verleiding – voor hém en voor háár -. Die hadden ze moeten weerstaan (Gen. 4:7). Maar op ‘de avond van de kus’ gingen ze een stap verder. Ze weerstonden de verleiding niet.

    … de vernietigende vlam laaide op en stoof van verdieping naar verdieping in hun levenshuis. Zó vreselijk was die vlam, dat ik – die toch buiten het eigenlijke gebeuren stond – er bijna door verzengd werd. Maar, wat mij betreft, - over een ander heb ik geen oordeel -: God greep in. Zoals Hij eenmaal zijn volle Wezen voor de hele wereld had ingezet, zo deed Hij het nu heel in het bijzonder voor mij. Ik weet, nu alles tot rust is gekomen, waartoe al die golven (Ps. 42:8) over mij zijn heengegaan. Ik beleef mijn geloof in God en Jezus nu dieper en inniger. Het bederf, dat er in was gekomen, is er weer uit.

    Laat een ander nu de volgende, schokkende gebeurtenissen maar vertellen. Ik ben echt aan het eind…

     

    Neen… dat is geen goed slot; ik bén niet geroepen om mijn tegenvallers uit te bazuinen. Ik heb tot taak, de grote werken van God te verkondigen (Ps. 71:16). In die twee zware jaren zijn ook heerlijke dingen gebeurd. De kapel werd verbouwd, zodat er tweehonderd mensen meer in konden… En… hij is alweer vol. Wij hebben zogezegd ‘onze tentpinnen wíjd uitgezet’ (Jes. 54:2). De gemeenteleden hebben zich bovendien verdiept… wij hebben veel liefs ondervonden.

     

    Och… tegenvallers… tegenvallers… alles heeft uiteindelijk ten goede meegewerkt (Rom. 8:28).

    En dat onherkenbaar veranderen van Jan bleek tenslotte een tijdelijke zaak.

     

    Ja, ik wéét, wat je gaat zeggen:

    “Aaf… je hebt toch net zo goed als wij Gers verslagen gelezen…: die Jan…: bijna een heilige. Zo’n terugval… dat is toch ‘onmogelijk’, zo gezegd.”

    Lees verder: nog vóór 5.9.9.3 zal je veel duidelijk zijn geworden.

     

    30-12-2007, 14:35 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    23-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Tweede deel

    3 november 1984

    … Wel lui… daar zijn we dan na bijna twee jaar… bijna oudjaar 1982 was het, toen Joke zei, dat ze wilde overstappen van ‘áán God geloven’ naar ‘in God geloven’. Het oude huisraad was wég… nu nog: God in het middelpunt van ons denken (4.8.8.4.). Mens… wat een rozengeur en maneschijn…

    … Nu is het november 1984. Marcel is twee jaar en twee maanden. Hij heeft alweer een zusje ook: Annemarie. Die werd geboren op 26 oktober 1983… híj was toen net veertien maanden… ons tweede kind….

    … Over die gebeurtenis valt echter een zware slagschaduw: de drama’s rond mijn vierde kind… Nu zul je zeggen:

                “Maar… er is toch alleen maar Dicky … (2.2.8.2.) wie was dan dat vierde…?!”

    Ja… dat is het nou net. Ik heb Ger gevraagd, hoe ik het zou inkleden om jullie de hele toestand uit te leggen.

    Hij zei:

    “Laat anderen ook maar een deel vertellen. Samen belichten jullie dan de hele geschiedenis van allerlei kanten. O ja zeg…: niet te lang hè… en vooral niet pikant: zoiets kan ik absoluut niet gebruiken. De doelgroep wil het niet en de uitgever al helemáál niet… nou… ga je gang…”

     

    Mensen… jullie weten, hoe ik in Jezus ging geloven. Eigenlijk waren Joke en ik pioniers van onze groep, net zoals Abraham en Saraï het indertijd waren van een heel grote groep. Abraham maakte heel wat fouten (Gen. 12:13, 16:2, 20:2). Ik denk, dat die miskleunen heel wat deining zullen hebben veroorzaakt bij de engelen, die vol belangstelling naar hem keken. Als hij zich later herstelde, zal er dan wel weer vreugd zijn geweest. In de afgelopen twee jaren heb ik ook gezorgd voor schadelijke deining eerst en opgeluchte vreugd later.

    Pioniers van het geloof in God moeten héél goed opletten…

                Anderen óók wel, maar de mensen van de voorhoede toch wel extra… zo zie ik dat hoor.

    … Abraham lette niet altijd goed op. Maar zulke steken als ik liet vallen door onoplettendheid…

                wat een gaaf understatement

    … zo erg maakte hij het toch niet…

     

    Jullie kennen mijn groep: stel jofele, hoofdzakelijk Amsterdamse mannen en vrouwen… zo tussen de twintig en dertig. Jullie weten ook mijn start: gek op vrouwen, verslaafd aan roken en drinken, in de zorgen door een alimentatie, overspannen door teveel demonstreren voor-van-alles, met Joke – mijn duurzame relatie – een vechtvereniging vormend, occult gebonden, een geslachtsziekte meedragend, depressief, driftig, sarcastisch… om maar iets te noemen…

    In mijn beste ogenblikken wilde ik wel een Christen zijn. Wat dit betreft echter, was ik een volkomen achtergebleven gebied…

    En toen kwam Jezus. Joke en ik werden gelovig. Veel meer van onze groep volgden ons, werden gelovig, eerst om wat wij zeiden, maar later om wat ze zelf ervoeren. Maar goed ook, dat ze er voor zorgden, zout in zichzelf te hebben (Mark. 9:50). Nu raakten ze niet in de war, toen míjn zout smakeloos werd (Luk. 14:34).

     

    Ik ging als pionier het nieuwe leven in, volgepakt met tóch nog veel onzekerheden. Ik weet wel, dat jullie me zwart op wit kunt laten zien, dat ikzelf dacht, er wel doorheen te zijn. Ten dele was het inderdaad zo, dat ik erdóór was. Vroegere stokpaardjes: milieubescherming, ondersteuning van slachtoffers van ‘rechtse’ terreur, strijd tegen atoomcentrales… ik bereed ze niet meer. Ik zag het nut van sommige activiteiten wel in, maar hing er mijn ziel en zaligheid niet meer aan op. Transcendente meditatie, Hare Krishna, occulte boeken…: ik paste er wel voor op. Pandora, mijn vroegere stamkroeg, meed ik. Geen gerook meer en gedrink. Alleen dat ene hè … het kijken naar de vrouwtjes… ik deed het niet meer… maar…: het was niet wég… ik had niet écht diep een verbond met mijn ogen gesloten om niet begerig (Matth. 5:28) meer naar ‘een jonge blom’ te kijken (Job. 31:1). … Ik was niet op mijn hoede voor mijn hartstocht (Mal. 2:15). Het ‘er doorheen zijn’ op ander gebied zou op den duur weer op de tocht komen te staan, als dit blééf. Het was dus een zaak van groot belang, dat ik ook hierin schoon schip maakte.

    Dat heb ik ook gedaan, maar … wél veel later. Ik heb eerst nog wat lessen uit ervaring geleerd. Maar… wat wáren die lessen dúúr…!

     

    Joke in haar opbloei… wat boeide ze me. Dat is toch wel iets heerlijks, als je Jezus gaat volgen: je wordt zo mooi: innerlijk in ieder geval, maar soms ook uiterlijk…

    Samen een kind verwachten… trouwen… die bar moeilijke bevalling… wat een band schiep dat. Wat hadden we elkaar lief. Liefhebben – geestelijk en natuurlijk- hoort bij het nieuwe leven, het leven met God.

     

    Totdat… totdat… Joke half januari 1983 in verwachting raakte van de tweede. Alles liep best hoor… gezond… goed gehumeurd. Maar met mij liep het niet zo goed.

    Wat ik nu ga zeggen, klinkt wat onbegrijpelijk. Het is echter niet anders: in Zuid-Amerika is het een onderdeel van het ‘machocomplex’…: er kwam een gedachte bij me op:

                “Jan… je bent toch veel te veel ras en klas om het bij die paar baby’s te laten…:

    -         Dicky…: een beeldje.

    -         Marcel…: een juweel…

    Jij móet er meer op de wereld zetten.”

    Uiterst gevaarlijk… die gedachte. Ik wist, dat de duivel mij die overlegging ingaf. Ik wílde echter geen weerstand bieden (Jac. 4:7). Die inblazing vulde een kamer van mijn levenshuis, die ik wel schoongemaakt had, maar nooit had opengegooid voor de Heilige Geest (Matth. 12:44).

    Nog eens anders gezegd: wat was er in feite aan de hand…?!

    Ik dronk op vele gebieden het water, dat Gods Heilige Geest mij gaf) Joh. 4:14’. Maar toen ik die gedachte toeliet, dronk ik ´wereldwater´. En dat drinken wekte de dorst naar vrouwen weer in me op. Ik had tot taak om Joke en Marcel en het kind-in-aanbouw te begeleiden. Die waren aan mij toevertrouwd… ik begon die taak te vergeten… Zo begon het licht terrein te verliezen aan de duisternis.

     

    Voorlopig echter gebeurde er nog niets. Mijn werk liep als een trein. Daarnaast haalde ik ook nog eens mijn staatspraktijk ‘een’… In de gemeente had ik veel succes met de leiding van het zangkoor. Paas 1983… goede uitvoering. Daarna weer intensief oefenen voor een gemeentedag. En toen zag ik opeens Ellen Vonk…

     

    Er is een parallel: David…: alles liep prima. Hij hoefde niet eens meer mee, als het leger uit vechten ging (2 Sam. 11:1)…. Wat een welvaart. Maar ook in voorspoed kan een angel zitten… híj zag Bathseba (:2, 3).

     

    Ik zag dus Ellen Vonk. Ze was een van de koorleden, de dochter van de voorganger. Achttien jaar… net met april geworden.

    En toen… toen was daar de verleiding. Joke had gejuicht:

                “het oude huisraad is weg”…

    maar ik haalde een oude pekelzonde weer binnen… God verdween uit het middelpunt van mijn gedachten. Dit leuke, aanhalige ding, gewoonweg dolverliefd op mij, schoof naar het centrum.

    O… o… o… o ….o  daar kwam narigheid van…

     

    23-12-2007, 14:27 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    5.9.0.

    Hoofdgedachte:

    De deining in de groep bij de val van Jan … de vreugde bij zijn weer opstaan

     

    Gedachten:

    -

    Van licht naar duister

    5.9.1.

    -

    Averij

    5.9.2.

    -

    Onrust

    5.9.3.

    -

    Vragen…!... morrend aanvaarden

    5.9.4.

    -

    Blij aanvaarden …!... antwoorden

    5.9.5.

    -

    Rust

    5.9.6.

    -

    Herstel

    5.9.7.

    -

    Van duister naar licht

    5.9.8.

    -

    Evaluatie door projectbegeleiders

    5.9.9.

     

     

     

     

     

     

    5.9.1.0.

    Gedachte

    Van licht naar duister

     

    Overwegingen:

     

     

    Bepaald door de situatie rond Jan:

    Kernwoord algemeen:

    5.9.1.1.

    Jan Donker

    De verleiding.

    Geloof in God en Jezus:

    opgelet pionier!

    5.9.1.2.

    Aaf Vonk

    De verleiding niet weerstaan.

    Geloof in God en Jezus:

    Het kan worden aangevreten door bederf.

    5.9.1.3.

    Ab van Baan

    De val.

    Geloof in God en Jezus:

    Het kan worden weggevreten door bederf.

    5.9.1.4.

    Suzan de Waal

    De val voltooid.

    Geloof in God en Jezus:

    Altijd nieuwe kansen.

     

    5.9.1.1.

    Jan Donker: kernwoord:

    -         bepaald door situatie: de verleiding.

    -         Algemeen: geloof in God en Jezus: opgelet pionier!

     

    Voor ik aan de tweeëndertig korte verhalen begin, even het volgende:

    -         Elk verhaal speelt een kleine rol in het drama rond Jan Donker en Ellen Vonk. Daarvoor dient het eerste kernwoord.

    -         Elk verhaal heeft tot taak, iets, dat eerder in deze bijbelstudie onderwerp van een gedachte was, te herzeggen. Daarvoor dient het tweede kernwoord.

    -         Elk verhaal is door negen zinsneden verbonden met iets van hetgeen in de eerste acht hoofdgedachten werd behandeld.

    -         Elk verhaal sluit aan op een vorig verhaal: zie de opstelling bij 5.9.9.4. Via die opstelling kunt u ook uw herinneringen opfrissen betreffende de achtereenvolgens optredenden.

    -         Elk verhaal is een brug naar een mogelijke volgende vertelling.

    -         Steeds moeten vier verhalen iets van de dragende gedachte zeggen. 5.9.2.1 t/m 5.9.2.4. bijvoorbeeld noemen alle wel ergens het begrip ‘averij’.

    -         De eerste groep van zestien verhalen wijzen naar het woord ‘deining’, uit de hoofdgedachte. De tweede groep idem naar ‘vreugde’.

     

    Soms zult u wel eens denken: “Wat een vreemde wendingen.” Dan ben ik bezig van het ene vereiste naar het andere te hollen. Ik ga beginnen… wilt u wel geloven, dat ik er tegen op zie… O ja… nog dit…: elke geschiedenis begint met een datum, die heb ik nodig als verbinding met verleden en toekomst. Zoek dáár dus niets achter. Zie het gewoon zó: elke verteller (vertelster) kijkt op die datum terug naar het nabije verleden.

    Nu dus eerst onze stomme schuinsmarcheerder Jan Donker…

     

    16-12-2007, 14:53 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.9.2
    4.8.9.2.
    Klankvol: positief van vleugeltip tot vleugeltip

    Een zware tijd maar: een héérlijke tijd. Vroeger: keiharde gevechten met de 'gevallenen'(Dan. 10:20), terwijl de mensen om wie het uiteindelijk gí­ng, bang, niet begrijpend toekeken (Dan. 10:8). Nú: nóg een keiharde strijd.
    Maar de mensen, de grote inzet, nemen steeds meer het voortouw (Hand. 19:12). Steeds meer zetten zí­j hun voet (Rom. 16:20) op de nek (Joz. 10:24) van verslagen vijanden.
    Wij -engelen- zijn steeds meer bóódschappers aan het worden van opdrachten van De Verhevene aan zijn voornáámste schepselen. De centrale strijd, die wí­j streden -maar waarvoor wij eigenlijk niet de eerst aangewezenen zijn- wordt gaandeweg door mensen overgenomen.
    Even een standaardvoorbeeld van dat koerierswerk; het is overigens al weer een hele tijd geleden:
    - Eén van ons krijgt opdracht om -in een warm land- op siëstatijd (Hand. 8:26) aan een mens een boodschap van de Heer over te brengen. Een bevel om op dat ongebruikelijke uur naar een ongebruikelijke plek te gaan: een eenzame weg (Hand. 8:26). Die mens pí­kt dat (Hand. 8:27). Nu ja, het heerlijke -alleen via een mens te bereiken- gevolg kent ieder (Hand. 8:37). Kijk, dat is nu wat ik bedoel, wanneer ik zeg, dat wij toch niet 'de best bewerktuigden' zijn.
    Lang hebben wij moeten wachten, tot dergelijke situaties zich 'en masse' zouden voordoen, maar de laatste tijd !:
    Herhaaldelijk kunnen wij boodschappen overbrengen, die ook 'opgepikt worden'. Hóe we daarbij -en ook meer in het algemeen- (Hand. 7:53, Gal. 3:19) te werk gaan, is moeilijk uit te leggen, maar dát we werken, is zeker (Gen. 28:12).
    Hierna wil ik ons werk een beetje vertalen naar mensenbegripen-van-nu toe. Het gaat toch weer ánders, maar ik zou niet weten, hoe dat exact uit te drukken.
    - Trouwens, ik heb even het werkstuk van de -contra-projectbegeleider- doorgelezen. Ik wil daar uiteraard niets mee te maken hebben. Alleen dí­t wil ik even opmerken: wanneer gezegd wordt bijvoorbeeld, dat iemand 'opstuift na een pijnlijke vraag' enz. enz.. is dat natuurlijk óók een vertaling van wat niet te vertalen is.

    Ik kom nu op mijn arbeidsveld. De grenzen zijn -mogelijk tijdelijk- wat verlegd. Ik heb voor het moment niet meer uitsluitend dat jongvolk, waaraan Schreeuwschrik van de andere kant werkt. Sommige van die jonge mensen zijn- in ieder geval voorlopig- van mij overgegaan naar Denkdurf. Ikzelf kreeg opdracht van Enkelvreugd, om de belangen te behartigen van -onder andere- wat oudere mensen, die soms nog verspreid wonen ook: ik ben dus tegenwoordig ietsjes meer ambulant. Omdat ook Schreeuwschrik een iets andere taakstelling heeft gekregen, komen wij elkaar niet zoveel meer tegen. Daar ben ik overigens niet rouwig om. Ik weet wel: alle gevallenen zijn met hetzelfde sop overgoten, maar hém kende ik zo uit-en-ter-na.

    Goed, ik had dan onder andere bemoeiingen met Fred Donker; hij komt door zijn contact met Jan wat weg uit een geestelijke verstarring. Verstarde mensen reageren op onze tips zo ontmoedigend, zo in de geest van "ik zal het mij wel verbeeld hebben". Gelukkig, dat er zovelen komen, net als die Filippus, over wie ik het zo-even had. Mensen, die bij een hint onzerzijds, in áctie komen. Nu ja, zover is Fred nog lang niet. Maar, hij zí­t op de weg naar de aanspreekbaarheid.

    Met Margo Donker heb ik zo meegestreden! Ik heb de mensen zo lief; ook haar; en haar moeilijkheden zijn zo wezenlijk voor me, omdat ik immers bemoeiingen met haar heb.
    Er werd een aanval op haar gedaan door een vijandelijke stoottroep met een specialisatie op het verwekken van terneergeslagenheid.
    Ik was erbij, toen Jan die aanvalsspits op de vlucht dreef. Ik heb nazorg mogen doen, lachte met haar mee, toen zij weer lachte.
    En zoals ik "Hoi" riep, toen zí­j "Hoi" riep!
    Kijk, wanneer een zondaar zich bekeert, júich ik (Luc. 15:10). Maar wanneer een kind van God door een vijandelijk offensief héén komt: dan juich ik ook.
    Ans en Michiel Willems: ik stuitte daar op Slijmschuw, de assistent van Schreeuwschrik met een plan van diens adviesbureau. Hij had Ans zó opgezet tegen Joke, onvoorstelbaar. En waarom? ; om ní­ets! Ik keek rond naar de eerste de beste Filippus, die haar zou kunnen te hulp komen op haar eenzame weg. Want ik zie voor mijzelf maar één grote job: gelovigen beschermen (Ps. 91:11) en hélpen beschermen.
    Wie zag ik: Michiel! Ik probeerde een gedachte bij hem te verlevendigen, die de Generaal al in zijn brein gelegd had; de gedachte, dat hij Joke eens moest opbellen; al was het dan voor iets heel anders.
    Hij luisterde, redeneerde niet van:
    "Misschien vindt ze het wel gek".
    Hij dééd; .daardoor begon Gods plan om Ans uit haar isolement te halen te werken en : de rivier van zijn liefde voerde de verontreiniging, die Slijmsluw had geloosd, weg; brak í­n het wegvoeren die viezigheid ook áf.

    Ik was ook bij Marian van der Stok. Ik heb het altijd fijn gevonden om God te loven (Ps. 103:20). Door zijn werk te doen, loof je Hem op een heel bijzondere manier.
    Dat werk bestond voor ditmaal in de opdracht haar in algemene zin positief te beïnvloeden. Via Paul was er echter zó'n tegenkracht. Het was bovendien zó, dat Paul zich meer bewust was van de geestelijke werkelijkheden dan zí­j. Dat hij die realiteit vanuit de negatieve kant benaderde, maakte het alleen maar moeilijker.
    Ik moest echt even wijken. Later kon ik echter toch weer helpen om een vuur aan te blazen, door de Heilige Geest al aangestóken. Vol blijdschap vertrok ik vandaar, omdat ik nog net voor mijn weggaan in haar brein even fel de begrippen zag oplichten: één weg, één naam.

    Jos en Diana van Dalen: - wel zúlke prima 'Filippussen', zulke 'barmhartige Samaritanen'. Ik zag in hun gedachtecircuit ingebrachte, maar nog niet bedrijfsklare informatie van Godswege:
    - Zoek Ab en Nel in hun eenzaamheid, heel de wonden van die oude mevrouw De Waal.
    Ik pakte die ideeí«n uit, sloot ze aan op de denktoevoer, de impulsen kwamen direct over! en daar gí­ngen ze.
    Ik weet het:
    - God strooit het zaad van de goede gedachten.
    - De ménsen werken die gedachten uit.
    Maar wat í­s het fijn om:
    - als engel -door die gedachten uit te pakken- óók iets te mogen doen.

    Even tussendoor: Geestvervulde gelovigen zijn voor ons engelen (manschappen) de officiéren. Het gebeurt gelukkig nooit, dat het kader het voetvolk gaat aanbidden, dat deze prachtmensen ons -engelen- zouden gaan vereren (Col. 2:18).
    Ik hoop zo iets engs ook nooit mee te maken.

    Niels en Lucy de Jong: zo dikwijls beraden wij er ons in de stafvergadering op: hoe kunnen wij nu eens een grote, nieuwe groep bereiken. In de laatste brainstorming met mijn adviesbureau en de beleidsgroep had één van de verbindingslieden een prima idee: de oecumenische dienst; daar moeten wij proberen, Gert, Niels en Lucy te laten infiltreren.
    Met de regeling, Gert betreffende, werd Goudglans belast. Ik kreeg de opdracht, de situatie bij de andere twee in kaart te brengen.
    Nou, dat was zó prima! Ze hadden zich reeds val alle kleinschalig denken bevrijd. De antwoorden met betrekking tot die kerstnachtdienst waren helemaal gereed. Ze hadden de zielen al gezí­en. Even één 'stekkertje in een stopcontact' en de laatste vragen waren opgelost. Ze waren móe, toen zij de mensen zegenend brood en wijn reikten. Ik verfriste ze in hun denken, ook al doordat Jan en Joke juist op tijd passeerden. Prima samenwerking toch!... goed gepland door collega's.
    Trouwens, met chef Enkelvreugd: enkel vreugd. Met Goudglans en Denkdurf een optimale verhouding.

    Jan en Joke Donker: voor hen een speciáál zacht plekje. Ik ben bovendien nu ook belast met de bescherming van Marcel (Matth. 18:10). Dat maakt de band nóg hechter.
    Wat is hun leven gewéldig.
    Zoals Joke sprak met haar pa! Ik stond erbij, sorteerde wat gedachten voor, hield soms iets tegen.
    En die brief van Jan aan Paul. Ik schreef gewoon mee, kon hier en daar een idee í­ndragen.
    Toen Leen en Inge zo op hem í­npraatten- terecht hoor, heel terecht- kon ik Jezus van dienst zijn met het opruimen van wat blokkades op Jans gedachtewegen.

    En dan zag ik laatst toch nog Schreeuwschrik zélf. Zijn wérk kom ik overal tegen. Hij is harder en verbitterder dan ooit, jaagt zijn helpers meedogenloos op. Zijn raadgevers werken onder hoogspanning. Bij Nancy en Gijs kruiste zijn ploeg de degen met mij en bij Frans, niet te vergeten. Maar hemzelf trof ik al een tijdlang nooit.
    Tot onlangs:
    - Wij engelen voeren blij de steeds talrijker opdrachten uit, die we krijgen van mensen, met de Heilige Geest vervuld.
    - De gevallenen voeren nolens volens de idem opdrachten uit van mensen, met de ónheilige geest vervuld, zoals helaas, helaas, Ilona.
    Zo was hij ook voor haar bezig, toen we elkaar passeerden. Hij geneerde zich, was kennelijk bang, dat ik iets zou opmerken. Maar dat deed ik niet. Het is bij ons engelen een groepsregel om niet met hen te discussií«ren, hen zelfs niet te oordelen. Dat is Gods zaak (Judas:9).

    Zo loopt de strijd; wij winnen! Na eeuwen van onbegrip is er nu bij steeds meer mensen begrip.

    Wij - engelen- zijn geen kader. Ons kader komt eraan. O, wat zijn ze mooi!... die commando's van Jezus!... om onder hén te mogen dienen!... je wordt er zélf door opgepept, als het ware.

    En ze wéten het niet, hoe prachtig ze zijn. Ze hebben buikpijn en kiespijn; en ze denken, dat ze van weinig nut zijn !
    Ze moesten eens weten, hoe boeiend ze zijn in de romance van hun zich ontwikkelende huwelijk met Jezus!.. hoe ze daarin voor ons -engelen- een geheim zijn (1 Cor. 11:10, 1 Petrus 1:12).

    Maar ééns zullen ze alles beginnen te weten; als wij -engelen- hen juichend omstuwen en God de prijzen uitreikt (Luc. 19:17), terwijl zij van aangezicht tot aangezicht staan met 'HEM' (1 Cor. 13:12).

    08-12-2007, 20:18 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.9.1.
    4.8.9.1.
    Schreeuwschrik: het gebruikelijke genijdas.

    Wij -getrouwen- zijn allemaal door het jammerbarend visioen heengegaan. Niemand hoeft óns meer í­ets te vertellen. Wij -helden van de waarheid- wij weten, dat de tijd van de eeuwige pijniging (Matth. 8:29) door eeuwige inactiviteit (Judas:6) komt. Wij weten, dat laaiend vuur ons eindstation is (Matth 25:41).

    Wij hebben altijd de mensheid begeleid. Ontelbaar velen hebben wij in hun ontwikkeling geknot. Ní­ets is er uit talloze miljarden geworden: een mooi resultaat. Altijd echter wisten wij, dat de grote tegenstander zou komen. Toen hij kwam, was het toch nog vreselijker dan wie-dan-ook zich ooit had kunnen voorstellen (Mark. 1:34). Zelfs de Meester had het er moeilijk mee (Matth. 4:11).
    Maar goed: de vervaarlijke trok zich terug.
    Hij verliet het directe strijdperk (Hand. 1:9). Een tijdlang leek alles weer als van ouds. Als altijd genoten wij van de terreur, die wij konden uitoefenen (1 Sam. 16:14).
    En tóch: het werd nooit meer, zoals het geweest was. Dan hier, dan daar, stonden mensen op, die op de tegenstander leken (Rom. 8:29). Het werden er steeds meer. De planeet is nu bezaaid met haarden van die smerige uitslag. Allemaal van dat tuig, dat wil reiken naar een wereld, die hun niet toekomt, die van de geest! Allemaal van die lui, die de jammerbarende naam gebruiken (Mark. 16:17). Misdadigers, wie het erom begonnen is, óns -getrouwen- wég te drukken van onze rechtmatige plaats (Matth. 25:41).

    Na al die vele eeuwen hebben wij nú weinig tijd meer. Maar zó grimmig (Op. 12:21), zó getraind, zó alert om te verscheuren (1 Petr. 5:8) als nú: ik kan mij niet herinneren, ooit zó van strijdlust te hebben geblaakt (Mark. 13:19). Overigens wordt die strijdlust wél van alle kanten zwáár op de proef gesteld; dat hoor je zo dadelijk.
    Jullie kent mijn frontsector: jullie weet van het Jan-Joke-segment, op de stafkaart met een alarmvlaggetje aangegeven. Hier volgt het legerbericht: ik beperk mij tot het eigen gebied. Van het stelletje puin, dat zonet, in die eerdere verhalen voorbij gesjokt is, valt een groot deel onder het opzicht van anderen (Ef. 6:12). Ze worden goed in de gaten gehouden; alles, wat wij hí­er weten, gaat door naar dáár.

    Maar nu dus eerst mí­jn deel: ik begin bij Nancy: het werk van jaren: kapot. We braken haar via prima Jan (in zijn goede tijd). Verrader Klankvol zette haar weer in elkaar, samen met smerige Jan in zijn nu zo slechte periode.
    Overigens: het lied is nog niet uit! Dit is het spannende van de strijd: we komen terug!! Wanneer ze ons in de naam van de vervaarlijke tegenstander weerstaan, zodat we wel weg móeten (Jac. 4:7), dan kómen we terug. Het moet wel gék gaan -hoewel het gebeurt- als wij élk aangrijpingspunt kwijt raken.

    Gijs: -voor het moment- een waardeloze puinhoop. Wanneer ik het achteraf bekijk -ach, het blijft: nakaarten- is het spel hier ook iets te riskant gespeeld. We hadden hem gewoon in die winkel moeten láten. Dat wilden we ook wel, maar je beheerst toch niet ál hun reacties. Na die geschiedenis met Joke, was hij weer terug in de winkel, maar: schichtig, open voor vuile invloeden. Een van mijn assistenten hielp hem weliswaar aan een prima minderwaardigheidscomplex, maar de Klankvol-ploeg sleepte er Joke bij en Nancy.
    Ach, kruimelwerk allemaal, kostbaar uitgesloof voor deze waardeloze worm. Ze hadden die energie beter voor wat anders kunnen gebruiken. Maar dat is tóch een lichtpunt. Klankvols ondoelmatig geknoei kost hem zoveel tijd.
    Hè hè, ze hébben Gijs, voor zolang als het duurt; haal uit je winst. Dadelijk vertel ik je, wie wí­j hebben. Gijs, och, hij is zijn wrok jegens Jan dan zo'n beetje kwijt; we zullen zien; we zullen zien. Hij mag dat levenshuis van hem wél vullen! Het is nu wel schóón, maar wat í­s het leeg (Matth. 12:43). Je weet, wat we dan doen?! Juist!... Versterkt terugkomen (Matth. 12:45).

    Frans Montfort: o.. die rót Jo! ... wat heeft ze die jongen áángedaan!!
    - alles vól met door ons gezaaid onkruid
    - een mestvaalt, midden in het landschap van zijn leven
    - troebel, stilstaand water, in moerassen en poelen (Ez. 47:11)
    - verzuurde grond
    - zieke planten- en boomopstand
    - lekker sfeertje toch !
    Komt die klier:
    - begint onkruid te wieden
    - spit die mestvaalt om: plant er bloemen ! afschuwelijk!
    - Breekt een dam open; de 'Klankvolgroep' natuurlijk als de kippen erbij- ja; wat had je anders gedacht=- sluizen de verschrikkelijke gedachten van de vijand naar binnen (Ez. 47:9).
    - maakt ventilatiegaten in de verzuurde grond; de lucht van de gehate'- o, wat ben ik báng voor hem (Jac. 2:19)- komt heus wel; daar zorgen gegarandeerd de verraders voor
    - en wat is het sfeerverpestende gevolg!?: aan één van die verschimmelde, verrotte boomtakken zit een.... een... KNOP!!
    Frans!? ; Qua Vadis!!??

    Van Dalen, Vonk, De Jong, De Raad: over hen mag ik niet rapporteren. Ik heb een wat kleiner arbeidsterrein gekregen in verband met de toegenomen werkdruk; meest jeugd tegenwoordig. Bovendien: Olieglad, de chef, zegt met dat valse lachje van hem:
    "dat zijn allemaal 'B-zaken'. Vergeet niet, dat jij -na jouw wan-successen van onlangs- alleen maar A-dossiers krijgt. Jóuw 'B-zakentijd' is wel góed voorbij, wanneer ik alles zo eens onderling afweeg"

    Gert Buursma: Ook B; ach nee: C, zo schat ik hem in. Laatst zat Olieglad zó somber voor zich uit te kijken; ik kon het niet laten; behoorlijk riskant, maar ik móest het even zeggen:
    Loopt het een beetje met Gert"?
    Hij stoof toch óp!... heeft zelf ook van de districtleiding (Dan. 10:13) een kat gekregen. Ja, in dit frontsegment worden wel zo enkele carriëres gebroken, heus niet alleen de mijne.

    Ilona Verhoeven: een ' D; totaal buiten mijn invloedssfeer. Maar zí­j geeft geen zorg; alle, álle lof. Ik werk voor háár (Op. 13:12), een novum. Zij is zó eenswillend met het rijk van 'onze Vader hier beneden; zij heeft bevoegdheden gekregen om te dirigeren. Héél onwennig. Klankvol ';zielige zwever- gehoorzaamt aan de kernchristenen. Ik heb hem daarvoor dikwijls uitgelachen. Maar laatst kwam Klankvol mij tegen, toen ik voor Ilona op een missie was. Hij zéi niets, maar í­k dacht, dat ik door de grond ging: Schreeuwschrik, die gehoorzaamt aan een kern-anti-christin.

    Lotty Swagers: ach, een onbenul; zal nooit veel kopzorg geven. Toch had ik ze liever zo haaiig gehouden als ze was. Je weet wel, wat je hebt, maar niet, wat je krijgt.
    Vroeger hebben we haar nog wel eens in kunnen zetten om mensen tegen de vijand op te hitsen. Wanneer zij zo fanatiek bezig was, trok Klankvol zich -als het ware- de haren uit het hoofd'. Ik kwam in zulke gevallen niet meer 'bij' van het lachen. Ik heb wel eens gegrinnikt:
    "Meid, hiervoor zou ik je kunnen zóenen! Later doe ik het misschien ook wel eens".
    Maar nu ;... doffe, doffe ellende.
    Wat mij zo verwart, is dit: Klankvol probeert haar te laten contacten met die Gert. Het moet natuurlijk fout gaan: een uitgesproken 'A' wijfie met een 'D'.
    Maar tóch: dingen, die ik niet dóór heb, maken mij onzeker. Klankvol heeft veel van die miskleunen, waar je eerst je gek om schatert. Later zeg je dan verbouwereerd: "Gunst". In ieder geval bééft onze omsingelingsmuur rond Gert nu al onder het houwitsersvuur van dat scharminkel met haar gebeden.

    Henk Scholten: Goed hë!!! ; aan hem heb ik namens Ilona mogen werken. Ik heb informatie van zijn brein naar het hare doorgegeven. Prima werk, maar wat zegt Olieglad !:
    "Een 'B'; nu, ik neem het over".

    Corry Bakker; met zóiets blijf í­k zitten. Nu ja, ik wacht het met háár maar even af.
    Ik klaag wel eens bij de chef, dat ik nooit meer eens aan de echt grote zaken mag komen. Maar dan snauwt hij:
    "Zolang je het meest kinderachtige opdrachtje zó behandelt, mag je niet eens naar een 'B' kí­jken, laat staan áánkomen¦ een stom tienertje, een gewoon, mál meisje, een ' A-eentje, wat zeg ik ; een 'A- drietje' en je verknalt het nóg"

    Helma Huygen en Jeroen Westhoven: huilen en lachen:
    - zij klimt uit de put
    - hij zinkt er in.
    Even was ik bang, dat Helma me ook afgepakt zou worden. Ik zag al visioenen van 'Schreeuwschrik in de nul-groep', het assistentenwerk. Weg: denktank, beleidsgroep, adviseurs, aide-de-camp; dat zou er allemaal niet meer bij gehoord hebben. Maar Olieglad zei:
    "Neen, zover hoeft het niet met je te komen. De briefing, die jij Jeroen gaf, is toch heel duidelijk A-niveau"
    Ik snapte eerst niet, waarom hij opeens zo vriendelijk femelde. Maar achteraf hoorde ik zo het een en ander. 'Hogerhand' heeft hem gelast, mij niet verder te ontmoedigen. Het is 'alle hens aan dek'. Immers: onze rijen worden gedund door het wegvallen van hen, die langdurig de afgrond ingaan (Matth. 8:32). Goed, ze komen een poosje terug (Op. 9:3), wanneer die afgrond tijdelijk opengaat (Op. 9:2). Later komen we allemaal nog even voor een laatste maal terug (Op. 20:7). Maar -no nonsense- daar gaat het nu allemaal niet over.. .voor het moment ben je ze kwijt.
    Ook trekken hele bataljons zich soms in paniek terug (Mark. 5:13). Ik ben zelf ook dikwijls gevlucht (Mark. 6:13) teneinde niet vóór de tijd te worden gepijnigd (Mark. 5:7).
    Het nieuwe parool is dus: zuinig zijn met de werkers. Aan gedemoraliseerde getrouwen heb je niets.

    Jan en Joke: ik beschouwde hen nog steeds als mijn arbeidsveld. Maar Olieglad zei:
    "neen; ook zí­j zijn 'B.'s.
    't spijt me; maar: hands off'
    Ik was zó kapot. Alles heb ik er aan gedaan:
    - brainstorming met de denktank
    - tussenrapporten van de beleidsgroep
    - conferenties met de adviseurs
    - spionage via mijn aide-de-camp.
    Er waren leuke drukmiddelen:
    - ontslag, opruiing tot naijver, seksuele verleiding voor hem; nu ja, dat laatste zou Wreedworg dan doen; hij zette dat meisje Vonk te vroeg in; hij blunderde, í­k niet.
    - Collegiale pesterij, valse chefs, familieruzie voor haar. Dat laatste was een leuke vondst van Slijmsluw, maar dat joch- die Michiel-.
    Goed, het hielp niet. Maar ik tart iedere getrouwe om het beter te doen.
    En dan: wég; zulke cliënten; Olieglad gaat het zélf behandelen. Ik heb geknarsetand; maar bevel is bevel.

    01-12-2007, 19:15 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.8.4
    4.8.8.4.
    Joke Donker: óp naar het nieuwe motto.

    30 december: bij ons op kantoor krijg je ook niets cadeau. De straten zijn leeg; nergens files. Ik kan zó doorrijden met de auto. Half Nederland ligt nog op één oor. Een heleboel bedrijven en instellingen zijn vrij, maar wí­j gaan maar door. Toch, gisteren, een vruchtbare middag. Ik moest bij De Jong en Hendriks komen. Die hadden per 1 februari een deeltijdbaan voor me als bibliothecaresse. Voorwaarde was, dat ik iemand wist voor de andere helft. Nou: dat wí­st ik! Gelijk flitste het door mij heen:
    " Nel natuurlijk! Dan passen wij om beurten op elkaars kind"
    O, wat heerlijk. En al per 1 februari; wat een oplossing. Hendriks zat daar maar te blaken van zelfgenoegzaamheid, dat hij het allemaal zo mooi had opgelost; net of De Jong ní­ets had gedaan. Ik wist echter, hoe de vork wérkelijk in de steel zat. Hendriks heeft mij die positie van sectiechef nooit gegund. Hij was echt mijn vijand geworden en heeft me die baan afgenomen. Maar omdat ik God diende en mijn weg door het leven God begon 'aan te staan' , heeft Hij gemaakt, dat er vrede kwam met deze man, die mij zo slecht gezind was (Spr. 16:7).
    Ik had gebeden om bevrijding van bittere gevoelens jegens Hendriks. De Heer had daarop Hendriks gedachten veranderd, net zo gemakkelijk als de bedding van een beekje wel eens anders komt te liggen (Spr. 21:1).
    De godsvrucht gééft groot gewin (1 Tim. 6:6). Niet alleen geestelijk, maar ook stoffelijk, zet ze zoden aan de dijk. Ik heb het goede nieuws gisterenavond uiteraard direct aan Jan verteld. Hij was óók in de wolken en zei:
    " God vráágt onze actie in het dienen ván Hem en in het bidden tót Hem. Maar wat í­s Hij een Beloner, als wij Hem daarin metterdaad ernstig zoeken (Hebr. 11:6).
    En toen:
    " Weet je, wat dat ernstig zoeken kan belemmeren?!: verwaandheid. Vandaag heb ik mijn gesprek met Leen en Inge de Raad nog eens overdacht. Zij vertelden mij, dat zij in het verleden in de dienst van de Heer heel veel ' succes' hadden. Maar toen maakten zij de fout om voet te geven aan hoogmoed. Er kwamen proppen in hun oren (Jes. 42:20), die maakten dat zij zich afsloten voor de waarschuwingen van Jezus. Daarna raakten zij van de wal van ' een begin van gerechtigheid' in de sloot van de óngerechtigheid. Hun levende woorden werden een doos automatische kretologie. Hun wapenrusting verwerd tot lorren. Dat ging zo door, tot ze ook op dit terrein van hun leven de hand van Jezus grepen. Toen bemerkten ze, dat ze zijn koninkrijk door dat hernieuwde ' de hand grijpen' nu eindelijk eens goed hadden vastgepakt. Zij konen toen hun weg daarheen weer vervolgen.

    Toen ik dat eerlijke verhaal hoorde, heb ik gedacht:
    "Heb ik dat ook niet in mij: een zekere verwaandheid" .
    Je weet: ik kan toch heel wat uitdragen: aan pa en ma en Margo ; aan Paul, Marian en Nancy.
    Er zijn ook dompers, zoals laatst; waar ik je van vertelde. Maar over het algemeen lukt het toch best met de Heer; vandaag echter wist ik het weer zó fel:
    " Ik snak naar nóg beter contact met Jezus. Hij alleen kan mij bewaren voor hoogmoed en mijn inzicht in wat écht nodig is laten groeien"

    Ik heb Jan aangehoord, ben toen naar Marcels wiegje gelopen, war het joch al lag te kraaien van plezier. Wat een schik geeft ie toch. En ik dacht:
    "Wat ben ik gelukkig. Dadelijk is het zo:
    ' s morgens contact met de maatschappij, die ik niet kán missen
    's middags; stoeien, vrijen en knuffelen met dit heerlijke ventje.
    Wat is Jezus goed: ik ben bekeerd, wedergeboren, op weg om dood werk te ruilen voor levend. De oude plunje verruild voor iets nieuws. Voluit op weg naar het hemels koninkrijk. Daarnaast op aarde ook nog eens voorspoed in je werk (Matth. 6:33).
    Er zijn verdrukkingen geweest; er zullen verdrukkingen komen (Joh. 16:33), maar het eind zal goed zijn" .

    Ik herinnerde mij opeens drie heel verschillende gebeurtenissen, waartussen ik -zomaar ineens- het verband zag.

    Om te beginnen déze:
    Ik was getuige van een heel interessante discussie. Iemand zei:
    "Jullie -kernchristenen, zal ik maar zeggen- zijn toch eigenlijk spelbrekers. In de zestiger jaren hadden we twee van die leuke trends
    - God is dood
    - De wereld gaat steeds vooruit.
    Een treurig en een vrolijk item. Je kon maar kiezen. Maar jullie deden niet mee. Nu werken we met andere uitspraken:
    - de liefde is God
    - de wereld gaat naar de knoppen.
    Wéér vrolijk en treurig. En nu liggen jullie wéér dwars" .
    De aangesprokenen antwoordde:
    " Ik geef jou een koekje van eigen deeg. Wí­j -kernchristenen- zeiden, zeggen en zúllen zeggen: ons blijvende item:
    - Al ben je nog zo goed, zónder bekering ben je zonder hoop (Ef. 2:12).
    - Al ben je nog zo slecht, met bekering ben je een en al hoop (Hand. 3:19).
    Een treurig en een vrolijk gegeven. Je kunt kiezen: 'wel bekeren' of 'niet bekeren'. Maar je kunt niet tussen die twee blijven switchen. Maar, je zei nu, dat wij niet met jullie meespeelden, mar jullie speelden ook niet met ons mee (Luk. 7:32)".

    De eerste:
    "Dat is het nu nét. Jullie spelen het spel zo bloedserieus, zo' compromisloos' of heel zwaar; of heel licht, daardoor jezelf (:33) en anderen (:34) gekmakend. Onze spelletjes zijn altijd een mengelmoesje, heus wel gemeend, toch lekker vrijblijvend, voortdurend wisselend. Altijd een sport om in te haken op de 'dernier cri' " .
    De tweede:
    "Indringend waarschuwend. Onweerstaanbaar uitnodigend. Het is allemaal nodig bij Gods wijze, ní­et vrijblijvende spel met de onveranderlijke regels (:35). Jullie quasi-ernst is kinderspel, Gods spel is volwassen ernst".

    De volgende gebeurtenis:
    Ik zat te luisteren naar een populaire zanger, die een genre triest makende protestsongs ten beste gaf over hartstocht, echtscheiding, kapitalisme, kerk en milieu. Hij reikte echter geen oplossingen aan!

    De laatste:
    Het was avondmaal. God nodigde ons aan tafel. Wij zongen:
    " Ik verhoog U"
    Opeens had ik het idee, of wí­j verhoogd werden, opgetild tot Gods niveau, omdat Hij tussen ons wilde wónen (Op. 21:3). Het was net of een stem zei:
    " Dit ogenblik is heel goed. Zo wás het (Gen. 1:31), zo wórdt het. Er komen steeds meer van die ogenblikken. Eens vloeien die momenten voor eeuwig in elkaar over (Op. 5:13, 14)" .

    Wat was nu dat verband?
    die eigentijdse zanger stond al buiten de ' spelletjestrend". De doemdenkerij verveelt. Er zitten al weer andere tijdverdrijfjes aan te komen.
    De man, die zo hoog opgaf van de steeds wisselende aandacht voor wéér nieuwe, modieuze ideeën, raakt de draad ook wel een keer voorgoed kwijt. De spelletjes van - 50 zijn anders dan die van - 60, - 70 en - 80. In - 90 komen ze misschien weer terug (Pred. 1:9). Houd dat maar eens bij. Voor je het weet ben je definitief ' out' en roept de 'incrowd' smalend:
    " We spelen allang iets anders".
    Die ándere man, die zat in de goede trend; de trend, die niet verandert. Ook wij -bij die avondmaalsviering- wij zaten volop in de blijde ernst van Gods spel. Dat spel van de uitersten, die toch een eenheid vormen. Wij hoeven -als wij ons aan de regels houden- nooit te vragen:
    " Ben ik nu ' out' of 'in'.
    Met ons gaat het door Gods genade ' up' " ..

    's Avonds, onder de koffie, zei Jan:
    " Je gaat iets zeggen:
    toen we ons bekeerd hadden, zei je, dat we die bekering van een beschermend laagje moesten voorzien: de wedergeboorte. Weet je nog dat voorbeeld: van het giropasje?!
    Toen we wedergeboren waren, was het weer, dat we onze oude, aardse plunje óp moesten ruimen en nieuwe bullen aantrekken. Toen had je het over de grote schoonmaak.
    En nu; wat is het nu?!
    Ik heb geantwoord:
    " Jan, we zijn bezig om de bezem te halen door alle doods, onnut gedoe. We leggen de loper uit voor wat levend en nuttig is. Maar er is altijd méér. Ik verlang er zo naar, om werkelijk God te gaan gelóven.
    Ons léven kreeg een nieuwe glans. Oud huisraad wérd door nieuw vervangen.
    Ik verlang echter naar God, helemaal als Middelpunt van ons denken".

    24-11-2007, 20:32 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!