De grote rupsendoder heeft een op het eerste zicht zeer fragiel lichaam met een achterhelft die er zo zou kunnen afvallen. Maar vergis je niet : dit is een monster dat zo uit een horrorfilm zou kunnen komen. Deze graafwesp is tot gruwelijke dingen in staat: ze verlamt en ontvoert – in verhouding – gigantische rupsen naar haar nest om toekomstige larven te voeden.
Wanneer het vrouwtje bevrucht is, graaft ze een nest in het zand dat bestaat uit een steile gang (tot 20 cm lang) die uitmondt in een nestkamer. De ingang wordt afgesloten met een steentje. Vervolgens gaat ze op zoek naar een rups, die ze meebrengt naar het nest. Het nest wordt geopend en geïnspecteerd voordat ze de rups naar binnen sleurt. Pas wanneer het voedsel voor de toekomstige larve afgeleverd is, legt de rupsendoder een ei op de rups. De nestgang wordt nu volgepropt met zand en met de kop aangestampt. Een steentje en wat camouflagemateriaal maken het geheel af. Op die manier zijn de eitjes en larven niet alleen onvindbaar voor predatoren, maar beletten de wespen ook dat andere rupsendoders met hun rupsen gaan lopen. Als het eitje uitkomt voedt de larve zich met de nog levende rups. Eens volwassen voeden ze zich vreedzaam met nectar alsof er niks aan de hand was.
Deze avond toen de temperatuur langzaam begon te dalen kwam er nog eens een glasvleugelpijlstaart op bezoek. Ze beginnen hier regelmatig op te duiken (vorig jaar voor het eerst) en dit jaar al een keer of vijf. Dit vlindertje uit het zuiden voelt zich kiplekker bij de huidige hoge temperaturen ! Klimaatopwarming of toeval ?
De Franse veldwesp is van andere wespen te onderscheiden door het iets afgeplatte, slankere lichaam, meer oranje voelsprieten en een overwegend zwarte kleur met gele dwarsstrepen. Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden doordat ze gekromde uiteinden van de voelsprieten hebben en daarnaast hebben mannetjes groene ogen en de vrouwtjes zwarte ogen. De Franse veldwesp wordt ongeveer 12 tot 18 millimeter lang en is het hele jaar te zien, de koningin overwintert op beschutte plaatsen in bomen maar ook wel in huizen.
Deze sociale wesp wordt steeds vaker in België en Nederland gesignaleerd. Zij hebben een sociale levenswijze en leven in een volk van meestal minder dan honderd stuks. Het grote verschil tussen de Franse veldwesp en de “limonade” wespen die wij kennen is dat zij meestal geen overlast bezorgen en een open nestbouw hebben. Daardoor zijn zij goed te observeren. Het zijn dus "brave" tuinwespen die een levenswijze hebben die sterk op die van bijen lijkt.
Op de tweede foto zie je een Franse veldwesp (rechts) en een Gewone knoopwesp (links). De twee waren geen dikke vriendjes want ze hadden het regelmatig met elkaar aan de stok. Overigens kan je de knoopwesp ook terugvinden onder de naam Grote snuittordoder. Kan je nog volgen ?
We hebben het al eens over bruine en oranje zandoogjes gehad maar er is nog een derde vertegenwoordiger van de familie die zo nu en dan eens langs komt. Alhoewel vrij algemeen voorkomend komen bonte zandoogjes toch niet zo regelmatig op visite in Bernerhof. Het zijn wel een fraaie vlindertjes en ze zijn een pak makkelijker te fotograferen dan hun familieleden want ze zijn meestal veel minder schuw. Vooral het oranje zandoogje is wat dat betreft een echte zenuwlijder die geen 10 seconden kan stilzitten. Dit bont exemplaar zat gisterenavond rustig te genieten van de laatste zonnestralen, enkele minuten later zat hij er nog steeds !
Het bonte zandoogje is eigenlijk meer een bosvlinder die toch ook regelmatig de tuinen in trekt. Het is één van de weinige soorten vlinders waar er de laatste jaren meer van zijn dan vroeger. Ze zijn dan ook niet kieskeurig om hun eitjes af te zetten. Verschillende soorten grassen die in de halfschaduw moeten staan voldoen prima. De rupsjes zijn grasgroen en vallen dan ook niet op in het gras zodat ze relatief veilig zijn voor vogels.
Zilveren blaaskop, zouden ze dat tegen mij zeggen zou er waarschijnlijk ruzie van komen maar dit beestje trekt zich daar niks van aan. Biologen zijn toch creatieve mensen, hoe kom je anders aan al die rare namen? Onze zilveren blaaskop behoort tot de familie van de blaaskopvliegen en is direct te herkennen aan, je raadt het nooit, ... zijn oranjerode poten ! Het is een algemene verschijning in onze tuinen. De volwassen vlieg is vreedzaam maar de larven parasiteren en leven op/van steenhommels. Blij dat ik niet zo'n hommel ben !
Wil je weten of het later op de dag gaat onweren ? Zoek dan in de tuin naar de kleine rode weekschildkever ! Vind je het beestje rustend op een blad dan is er niks aan de hand, zit het aan de onderzijde van een blad dan kan je er 100% zeker van zijn dat er de volgende uren een onweer langskomt. Ze zijn wat dat betreft veel accurater dan het KMI of buienradar. In de volksmond worden ze ook soms ook soldaatjes genoemd.
Soms zitten ze urenlang te paren op een blad, liefst van schermbloemigen. Ze leven van nectar maar ze durven even goed een passerend insect oppeuzelen. De larven die op de grond leven eten o.a. ook slakken. Da's nu eens een kevertje naar mijn hart !!!
Neen, ik heb het niet zelf verzonnen, het beestje bestaat echt. Ik moet toegeven dat ik er tot eergisteren ook nog nooit van gehoord had, laat staan eentje gezien ! Als je naar de kop van het beestje kijkt zie je direct hoe ie aan zijn naam is gekomen.
Het is een nachtvlindertje behorende tot de familie van de snuitmotten. Doorgaans zijn ze 's nachts actief maar deze was op klaarlichte dag op pad. Anders had ik hem waarschijnlijk gemist want sinds mijn pensionering zijn mijn activiteiten 's nachts eerder beperkt! Dat het een "hem" is, ben ik vrij zeker van want de vrouwtjes zijn doorgaans veel donkerder van tekening.
En zo krijgen we regelmatig nieuwe verrassingen in de tuin, beestjes waarvan we het bestaan zelfs niet vermoedden. Ondertussen staat de teller al over de 200 verschillende diersoorten. Het merendeel daarvan zijn vlinders en libellen gevolgd door hommels en bijen. Bij de iets grotere beestjes wordt het lijstje aangevoerd door vogels.
De bijenwolf is een grote wesp waarbij de mannetjes veel kleiner blijven dan de vrouwtjes. De kleur is zwart met gele poten en een gele onderbroken bandering op het achterlijf. De grote kop is duidelijk ingesnoerd en de antennes zijn plat en breed. Overigens is er ook een kever met dezelfde naam maar daar gaat het hier niet over. De bijenwolf dankt zijn naam aan het feit dat hij bijen vangt. De mannetjes zijn onschuldige bloembezoekers, die dol zijn op guldenroede. Het grotere vrouwtje echter is in staat met haar gevoelige reukzintuigen een bij van andere insecten te onderscheiden. Als ze een bij heeft gevonden, blijft ze boven de bij hangen tot het juiste moment daar is om aan te vallen. Dan stort de wesp zich op de bij, en met haar poten grijpt ze de bij vast. Tegelijkertijd geeft de wesp de ongelukkige bij een verlammende steek, en perst haar gif door het lichaam van haar slachtoffer. Eventuele nectar loopt uit de monddelen van de bij en worden door de wesp opgedronken. Zo legt de wesp een aantal van deze verlamde bijen in haar nest, en legt op een ervan een eitje. Het nest bestaat uit een gang waaraan een aantal kamers liggen, voor iedere larve één. Wanneer het eitje uitkomt, eet de wespenlarve de bijen één voor één op. Omdat deze niet zijn gedood maar zijn verlamd, zijn ze nog vers en worden levend gegeten ! Het aantal honingbijen bepaalt tevens het geslacht; een of twee bijen geeft een mannetje, bij meer bijen wordt de larve een vrouwtje, deze zijn ook groter.
Wie beweerde dat vrouwen hun mannetje niet konden staan ?
Na de vondst van enkele Aziatische hoornaars in Vlaanderen vorige zomer en berichten in de media over “allesverslindende monsterwespen”, brak er heel wat onnodige paniek los over deze exotische wespensoort. Slachtoffer daarvan werd onze inheemse hoornaar die in feite een "goedzak" is.
De Europese hoornaar is best een fraai insect, met alle kleuren van de Belgische driekleur: opvallende rode poten, veel rood aan de kop en op het borststuk, en met geel en zwart op bijna alle achterlijfsegmenten. Met 2,4 tot 2,6 cm is de soort forser dan een gewone wesp. Koninginnen kunnen tot 3,5 cm lang worden. Daarmee is het onze grootste inheemse wespensoort. De soort is zelfs een flink stuk groter en breder dan de uitheemse Aziatische hoornaar. De Europese hoornaar blijft (in tegenstelling tot gewone wespen) doorgaans uit de buurt van mensen en heeft het voornamelijk gemunt op andere wespen en vliegen. Dat maakt hem eigenlijk nuttig en een bondgenoot voor wie een zomerse barbecue organiseert.
Wie een nest zou verstoren, kan wel te maken krijgen met een steek van de hoornaar. Die bevat minder gif dan die van een gewone wesp, en is in die zin minder gevaarlijk voor wie allergische reacties vertoont. Wel klopt het dat de steek zelf pijnlijker kan zijn, omdat de angel nu eenmaal een stuk langer is.
Hoewel de Europese hoornaar er een stuk forser uitziet dan een gewone wesp, is er geen reden tot paniek. De sympathieke loebassen zijn niet opvallend agressief naar mensen toe.
De Aziatische hoornaar is kleiner en heeft geen rood in zijn tekening, ze kunnen wel hele inheemse bijenkolonies uitmoorden en zijn daarom ongewenste exoten die best zo snel mogelijk vernietigd worden.
En al die heisa dan rond de "killer" wesp ? Dit berust op een misverstand waarbij de aziatische hoornaar verward wordt met de Aziatische reuzenhoornaar die uit Japan komt. Die zijn wel behoorlijk groot en agressief maar deze zijn echter gelukkig nog nooit tot in Europa doorgedrongen.
Het gaat niet over zand in de oogjes maar wel over zandoogjes vandaag. Zandoogjes zijn kleine vlindertjes die heel snel kunnen wegschieten in de tuin. Er zijn verschillende soorten zandoogjes in omloop. De twee meest voorkomende (hier toch) zijn het bruine en het oranje zandoogje. Als je ze naast mekaar ziet is het simpel maar als je ze apart ziet kan er makkelijk verwarring ontstaan. Bruine zandoogjes hebben oranje in hun tekening en oranje zandoogjes uiteraard bruin om het simpel te maken ! Een hulpmiddel zijn de witte puntjes op de zwarte vlek op de vleugels. Bij het bruine zandoogje is dat één wit puntje en bij het oranje twee. Voila, opgelost, nooit meer verkeerd! Simpel toch ! Hoe je dat met die puntjes moet onthouden los je zelf maar op maar het klopt wel ! Er zijn ook nog bonte zandoogjes maar da's iets voor gevorderden (level 6 en hoger).
Een exotische gast die meer en meer opduikt is de kolibrievlinder. Net als het vogeltje kan de kolibrievlinder al vliegend stilhangen boven een bloem en met zijn lange roltong de nectar opzuigen. Die tong is even groot als het beestje zelf. Ze hebben een soort geheugen want ze gaan dagelijks langs dezelfde bloemen op bezoek. De laatste jaren duikt dit dagactief nachtvlindertje dat tot de pijlstaarten behoort meer en meer op. Ook hier op Bernerhof is het de derde zomer op rij dat ze langskomen. Zou er dan toch iets aan het klimaat aan het veranderen zijn meneer Trump ?
Als je onderstaande foto's bekijkt zou je kunnen denken dat dit 2 verschillende soorten juffers zijn. Niets is minder waar, enkel het mannetje ziet grijsblauw. De vrouwtjes zien er totaal anders uit in hun lichtbeige kostuumpje. Dit koppel viel me op door de avances van meneer waterjuffer. Je ziet deze niet zo gek veel (hier toch niet) en dat je dan een koppel kan vereeuwigen is leuk meegenomen.
Je kan ze tegenkomen tussen half mei en half september.
Dit kleurrijke beestje is een bessenschildwants. In België en Nederland is het een algemene soort, en ze zijn vooral te vinden op kruidachtige planten als sleedoorn en leden van de rozenfamilie. De wants zuigt plantensappen, liefst uit bloemen en vruchten waardoor misvormingen kunnen ontstaan. Uit de plantensappen haalt de wants een walgelijk ruikend goedje dat wordt afgescheiden bij verstoring. De bessenwants wordt ongeveer 10 tot 14 millimeter lang en de soort is vrijwel het jaar rond te spotten.
Deze kwam even uitrusten na een rondvlucht door de tuin en had een siergras als landingsplaats gekozen.
De aardhommel (Bombus terrestris) behoort samen met drie andere nauw verwante en sterk op elkaar lijkende soorten tot de aardhommelgroep. Het is een hommel die van nature voorkomt in Europa, Noord-Afrika en in West- en Centraal-Azië.
De aardhommel heeft, vergeleken met andere hommels, een korte tong. Als de aardhommel niet bij de nectar kan komen breekt deze in de bloem in, door aan de onderkant van de bloemkroon een gaatje te bijten. Het nest van de aardhommel zit in de grond en kan tot anderhalve meter diep liggen.
De aardhommel verschilt van de veldhommel vooral in de strepen, van deze laatste zijn de strepen helder- of citroengeel. De strepen van de aardhommel zijn donkerder en meer okergeel.
De aardhommel wekt door het klappen van de vleugels een positieve elektrische lading op. Als een hommel een bloem bezoekt om er de nectar van te plukken, laat ze zo een elektrische lading op de bloem achter. In 2013 bleek uit onderzoek in het labo dat hommels elektrische signalen kunnen oppikken. Mogelijk gebruiken ze deze techniek om al bezochte bloemen te onderscheiden van andere.
In 1998 werd onze aardhommel ingevoerd in Chili om in broeikassen voor bestuiving te zorgen. Zoals gewoonlijk als de mens zo'n ingrepen doet, liep het ook hier grondig mis. Een aantal hommels ontsnapten en ze gedragen zich zo invasief dat de lokale hommels nu uitsterven !
Hier in de tuin zijn ze de meest voorkomende hommelsoort.
Het seizoen van de heidelibellen is weer aangebroken. Ik heb er al enkele gespot in de tuin. Wist je dat een libel zijn jeugd doorbrengt onder water ? Het zijn geduchte rovers die jagen op waterinsecten maar ook op dikkopjes en zelfs kleine visjes ! Dit exemplaar is een bruinrode heidelibel maar er zijn ook steenrode en vuurrode heidelibellen. En dan zijn er nog een stuk of vijf andere soorten heidelibellen maar die zie je hier (tot nu toe) niet.
Deze dame was pas uitgekomen en zat nog te drogen in de wind. Dat was ook de reden dat ik zo dicht kon komen voor de foto want normaal zijn ze vrij schuw. Maar met nog natte vleugels vliegt het niet zo handig !
Deze zweefvliegen worden ongeveer 11 tot 13 millimeter lang en danken de naam aan de kenmerkende, halve maan-vormige vlekken op het achterlijf, in twee rijen van drie aan weerszijden van het achterlijf. De rest van het achterlijf is donkerbruin tot bijna zwart en de onderzijde is geel en vrij plat van vorm. Vanwege de tekening doet de zweefvlieg denken aan een wesp, zodat vogels en andere predatoren weleens in de war raken, maar het lichaam is veel kleiner en dunner. Ze hebben ook geen angel om te steken. Hun voedsel bestaat uit nectar en stuifmeel. Ze spelen dan ook een belangrijke rol bij de bestuiving van bloemen. Zelfs de larve van deze zweefvlieg is nuttig want deze eet 's nachts bladluizen.
Met een vleugelslag tot 300 slagen per seconde kunnen ze zeer snel wegschieten maar ook stil ter plaatse in de lucht blijven hangen. Als ze een beweging zien vliegen ze direct weg maar ze reageren niet op trage bewegingen.
Bij ons kan je zowel de witte als de gele halvemaanzweegvlieg tegenkomen. Ik heb de voorbije weken de twee soorten in de tuin gezien !
Dit fraaie kleine hommeltje met zijn karakteristieke rode kontje is een steenhommel. Hommels zijn niet agressief en deze al zeker niet. Ze zijn dan ook ideaal om even te poseren voor een foto van dichtbij.
Echt talrijk zijn ze hier niet maar af en toe zie je er toch eens eentje voorbijzoemen.
De boomblauwtjes zijn goed gelukt dit jaar. Ik zie er elke zomer regelmatig wel enkele door de tuin fladderen maar de laatste dagen zijn ze er met tientallen tegelijkertijd. Blauwtjes zijn genoemd naar de helderblauwe bovenzijde van de voorvleugels. Bij het vrouwtje van het boomblauwtje heeft de voorvleugel een brede zwarte rand; bij het mannetje ontbreekt die. Alleen krijg je dat helderblauw niet dikwijls te zien want als ze gaan rusten zijn de vleugels dichtgevouwen en zie je enkel de onderkant van de vleugels. Die is typisch zilverachtig blauw met kleine zwarte stipjes. Daarom werd dit vlindertje vroeger zilverblauwtje genoemd.
Boomblauwtjes zijn ook de enige blauwtjes die je zelfs in stadstuintjes kan tegenkomen !
Gisteren kreeg ik een schok, ik dacht op het eerste zicht een tijgermug gezien te hebben. Gelukkig was het vals alarm. Het bleek een vlieg te zijn, meer bepaald een spillebeenvlieg. Nog nooit van gehoord ? Ik ook niet. Spillebeenvliegen hebben karakteristieke lange dunne pootjes. De lengte varieert van 4-7 mm. Ze hebben een langgerekt lichaam.
Er zijn in onze contreien 9 soorten. Neria cibaria is de meest waargenomen soort. Ze komen voor in lage vochtige vegetatie vooral in de oeverzone aan het water.
Ze zijn maar een korte periode van het jaar actief in de maanden mei en juni.
Er is maar zeer weinig over deze diertjes geweten. De larven leven van organisch afval, mest, wortelknollen van vlinderbloemigen, van paddenstoelen en zwammen, en onder schors van afstervende en rottende bomen. De volwassen dieren eten (zeer?) kleine insecten en andere diertjes. Ze zoeken naar voedsel met de tasters op hun voorpoten die ze asymmetrisch vegend bewegen.
En zo vinden we regelmatig van die kleine verrassingen in de tuin terug. En wie weet zit die tijgermug hier toch ergens !
De Zesvlekkige Groefbij (Lasioglossum sexnotatum) is een glanzend zwarte bij met een lengte van 9 tot 11 mm. Het vrouwtje heeft opvallende witte haarvlekken. De vleugels zijn berookt. Het mannetje is kleiner en slanker dan het vrouwtje en heeft ook witte haarvlekken.
Deze bij kan je van begin april tot begin oktober tegenkomen op bloemrijke, halfopen terreinen met een zanderige of lemige bodem. Het zijn solitaire bijen en hun nest wordt in de grond gemaakt.
Echt zeldzaam zijn ze niet maar je ziet ze toch niet alle dagen !
Ik ben Roger
Ik ben een man en woon in de Kempen (België) en mijn beroep is jong gepensioneerde.
Ik ben geboren op 29/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: tuinieren, fotografie, zeewateraquarium, modelbouw, ....