Als ik God was geweest, dan groeiden de kinderen aan de bomen... Dan kon je ze plukken... en laten rijpen... tot volwassen mensenfruit. Geen vrouw had zoveel pijnen en weeën hadden niet bestaan... Ze konden de vruchten laten rijpen in die onbevlekte moederschoot... tot (h)eerlijke kleine mensjes. De vaders zouden moeten wroeten, om 't vrouwenleed van vroeger... Voor hun kroost moesten ze zwoegen,
één maal per maand tot bloedens toe...
tot heel hun lijf er pijn van doet. Maar God ben ik dus nooit geweest.
Als man en vader blijf ik me schamen, om zoveel leed en barensweeën. En voor die hechte moeder-kinderband
is mijn mannenverstand veel te klein.
Vergeef me God voor deze woorden,
Ik weet wel dat Eva in die appel beet,
maar 't was de schuld van Satan, toch?
Die historie... is nu al veel te lang geleden...
verjaart de straf voor al die vrouwen dan nog niet?
|