Mijn meer dan 50 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik meedelen en zelf nog bijleren. Doch de wereld is groter dan de tuin. Daar is eveneens veel te zien en te beleven.
We reden met 3 busjes Vivaro en Eric met zijn Camper. Het gaat over Brussel, Namen, Bouillon en verder voor een stop aan het Lac du Belval. Natuurpunt had een hand in de aanleg van de kijkhutten met o.a. Nederlands op de Uitlegborden. Verre buur, Eddy D’Huyvetter was bestuurder van ons busje. Hij maakt ons attent op de kenmerken en toont ons de waargenomen vogels.
Verder in de streek zijn veel meren; vooral ontstaan door het ontgrinden. In de vallei hebben de vroegere Marnearmen gedurende miljoenen jaren geweldig veel erosiemateriaal afgezet. We zagen bv aan de ene kant van de weg een meer, ontstaan door de ontgrinding en aan de andere kant tientallen proefsleuven over een zeer grote oppervlakte.
Aan Lac du Der maken we kennis met de aankomende slierten en V vluchten van de luidruchtige kraanvogels. Een indrukwekkende belevenis.
Dan ging het naar het hotel de Champagne in Saint-Dizier, de meest nabije stad. Na het avondeten gaf Michel Wens ons een papier met in een groot vierkant vol lettertjes. In de linker marge staan 26 (?) Sybillijnse zinnetjes met een verdoken vogelnaam die aan te strepen is, hetzij horizontaal, verticaal of diagonaal. Een letter kan meerdere keren gebruikt worden. Met de ongebruikte letters was achteraf de zin ‘We gaan kraanvogels zoeken op Lac du Der’ te construeren. Voor mij als niet-puzzelaar was het enkele uurtjes zoekgenot. Gelukkig gaf hij er ook een blad met de te zoeken vogelnamen bij. Proficiat voor het constructiewerk Michel.
Lac du Der was in 1974 aangelegd met een ringdijk rondom, waarop men kan fietsen en beslaat 4 800 Ha (48 km2). Hiervoor moesten 3 dorpen verdwijnen. In de lente vangt men het (smelt)water op van de Marne, dat anders Parijs kan bedreigen, dan staat het water zeer hoog. Gedurende de zomer laat men geleidelijk het water af voor een gelijkmatig niveau van de rivier. Nu staat het water van de Lac du Der vrij laag.
Lac du Der is een belangrijke pleisterplaats geworden op de trekroute der kraanvogels. Ze komen er overnachten op veilige eilandjes. Met het warme weer was de trek nog niet op zijn hoogtepunt. Vergeefs werd er ook uitgekeken naar de zeearend. Prachtig waren wel de vele grote zilverreigers. Vele soorten eenden waren goed te bekijken met de telescopen. Talrijk waren ook de heen en weer flitsende ijsvogels tot we er twee van dichtbij konden spotten bij een aanlegsteiger voor boten. Ergens werd ook een dood woudaapje opgevist.
In het totaal werden 83 soorten vogels waargenomen. Doch ook de grote beverrat werd 2 maal goed bekeken.
We bezochten meerdere meren en vijvers in de streek die heet Champagne –Ardenne en stopten bij riviertjes waar mogelijk een waterspreeuw zou kunnen waargenomen worden. De grote gele kwik was wel van de partij.
We hadden 3 van de 4 dagen mooi weer. De voorlaatste dag vertrokken we in de regen, die gelukkig stopte voor een flinke wandeling over een lange brug en verder op een schiereilandje waarop men een van de afgebroken kerken terug opgebouwd heeft. Bij het terugrijden opnieuw regen.
De laatste morgen vertrokken we al om 7u om de vertrekkende kraanvogels te zien. Het waren er niet zoveel en ze weken uit voor onze groep. Ik dacht terug aan de vele flarden zwarte en bonte kraaien die tijdens de oorlogsjaren terugkeerden van de kust en kwamen slapen in het Wijnendale bos. Meerdere keren pakte ik toen als kind een borstel en wees met de steel in de lucht en de kraaien weken uit!
De stop bij een laatste meer op de terugtocht zorgde toch nog voor een orgelpunt: de prachtige waarneming, met meerdere keren paalhouding, van een roerdomp voor een rietkraag.
Er werd nog een stop gemaakt bij een boerderij voor de steenuil. In de heg stonden goed beladen sleepruimen. Jos Lauryssens en ik begonnen ijverig te plukken, doch we moesten verder naar huis. Op de Zoerselse kerstmarkt zal men op de stand van Natuurpunt alleszinds de sleepruimlikeur van Jos kunnen proeven. In de Ardennen had hij voordien al vele kilo’s verzameld.
Een warme dank aan organisator Valentijn Brems, eersteklas ornitholoog en al meer dan tien keer verkenner van Lac du Der en de streek
Bezoek op zo 16/10, een warme, zonnige herfstdag met de Koninklijke Vlaamse Dendrologische Vereniging
Jean-Louis Semet, dendroloog erfde de herenwoning van zijn ouders in 1953 en kocht nog gronden bij waarop hij een uitzonderlijk arboretum aaplantte. Brussel verwierf de gronden en het publieke Park tenbosch opende in 1986. De herenwoning werd de ambassade van Indië.
Op de 2 Ha staat een uitzonderlijke collectie bomen en struiken met een 50 tal uit de nationale collectie, waarbij een 10tal kampioenbomen van België.
Het park oogt bijzonder mooi met de rondgeknipte, kronkelende hagen. Opvallend veel ouders met kinderen. Er zijn plaatsen die afgesloten kunnen worden, voorbehouden voor de kleinsten.
Mijn metgezellen zijn beslagen dendrologen. Zelf geniet ik van de vormen en kleuren en leer nog veel bij: de speciale vertakking van eiken, de zaadlobben van de toverhazelaar en wat ik op ’t eerste zicht een grote es dacht te zijn is dan weer een Japanse honingboom. Ik snoepte even van het vruchtvlees van de taxus, het enige van de boom dat niet giftig is. De pit wel uitspuwen. Een andere soort is zeer gelijkend, doch de naalden zijn zeer stijf in vergelijking met de zachte naalden van de taxus.
Ik kreeg een lift te Wommelgem, waarvoor dank. Bij aankomst zag ik Françoise terug, die vorig jaar meewas op mijn busuitstap naar Engeland. Ze viel mij toen op met de vele vragen. Zij kon maar kort blijven.
Geniet van de vele vormen en kleuren. Let op de vruchten.
Omdat de inschrijving bedroevend is met 17 is er geen bus en rijden we met private wagens.
Kasteel de Renesse te Malle
Daar we te vroeg zijn maken we eerst een wandeling door het park en passeren we de ijskelder, nu een onderdak voor vleermuizen. Prachtige bomen.
Via een loopbrug over de wal komen we aan de inkom.
We worden verwelkomd door Raymonda, al sinds ’89 vrijwillige gidse van de VZW Domein de Renesse.
De laatste graaf overleed in 1973. Tien jaar later kocht de gemeente het domein. Het was hoog tijd, want het kasteel stond te verkommeren.
De eerste bouw van een kasteel was van 1431 tot 1462. De donjon, ronde burchttoren is nog oorspronkelijk. In 1542 verwoesting door Maarten van Rossum.
Van 1546-1548 bouwt Jan van Renesse een nieuw kasteel.
In 1830 kocht burggraaf du Bus de Gisignies het kasteel en leggde een Engelse tuin aan. Hij plantte o.a. de Sequoia’s of mammoetbomen. Een lid van de familie was de eerste directeur van het Koninklijk Instituut voor Nattuurwetenschappen te Brussel.
Door het huwelijk van Isabelle du Bus met Maximiliaan de Renesse (1896) kwamen de Renesse’s terug. Zij waren tevens, lange jaren, de burgemeesters van Oost-Malle.
In 1985 werd de vzw Domein de Renesse opgericht met een schare vrijwilligers, waaronder onze gidse. Op zondag en maandag namiddag kan je er terecht in het kasteelcafé ‘Het Binnenhof’.
Raymonda geleidt ons door gans het kasteel. De laatste graven betrokken vooral enkele kamers in de donjontoren. Met de restauratie is is die terug open gewerkt. Op zolder is een gedeelte te zien met kamers voor de bedienden. Terug beneden wordt het al maar mooier. We staan in bewondering voor het houtsnijwerk van een geïnterneerde van Merksplas, een kunstenaar-ambachtsman, die hier wellicht jarenlang gratis werkte.
Dit gedeelte had het minst te lijden tijdens de vervalperiode. Wel heeft men gepoogd Delftse tegels uit te breken. We passeren door de mooie eetzaal en ridderzaal.
Een boeiend en goed geleid bezoek.
We rijden voor een gesmaakt middagmaal naar ‘De Boer van Zoersel’.
Vandaar gaat het naar het Heemhuisje-Heemmuseumvan de Heemkundige Kring van Zoersel
Voorzitter Jan Denissen heeft heel veel te vertellen.
Vooreerst de 3 geschiedenissen van de fusiedorpen: Zoersel als dubbeldorp met West-Malle; Halle als oudste en eeuwenoude heerlijkheid; Sint-Antonius, als afgelegen gehucht van het verre Brecht. Mij trof het, dat nog niet zolang geleden, in tegenstelling met nu, St. Antonius nog maar weinig bevolkt was.
Er is fantastisch veel te zien. We geraakten niet uitgekeken en Jan niet uitgepraat...
(Oud-Gemeentehuis Halle) nog tot 31 dec., een openbaring.
Vier enthousiaste Hallenaars, Walter Van den Eynden, Manu Jacobs, Aloïs Sluyts en Jef Van de Vel, zijn er in geslaagd om een fraaie collectie van materialen, die verband houden met de diamantnijverheid, te verzamelen. Aan de hand van deze materialen (snijmachines, slijpmolens, handtoebehoren,…) vertellen zij het verhaal van het diamantslijpen en van het Zoerselse diamantverleden. Tijdens de tentoonstelling worden er, indien gewenst, demonstraties van het diamantslijpen gegeven.
De deuren van de tentoonstelling Diamant en het Zoerselse diamantverleden staan open voor het publiek: locatie: oud gemeentehuis Halle, Halle-Dorp 67, deelgemeente Halle - tot 31 december 2016, elke eerste woensdag en elke derde zaterdag van de maand tussen 13 en 18 uur - andere dagen op afspraak: Walter Van den Eynden, T 03 383 52 77, M 0479-85 05 51
In de kleine Kempense ateliers werden traditioneel vooral kleine stenen bewerkt. De jonge arbeiders, die het vak voornamelijk via leercontract leerden, werden enkel ingewijd in de basisbewerkingen, zodat ze al na enkele maanden productief waren. Na de reguliere werktijd werd er vaak thuis in één of ander klein achterkamertje aan een eigen molen verder geslepen. Er waren bovendien heel wat illegale diamantbewerkers, die bij een werkgever of een handelaar een partij ruwe diamant afhaalden om het thuis of in een werkplaats af te werken. Het is vooral deze vorm van diamantnijverheid, die veelvuldig in onze gemeente werd uitgeoefend: binnenkamers en vooral voor-en na, in het zwart, als mooie aanvulling van hun loon. En zwart werd men bij het slijpen en toch moest het waardevol slijpsel zo goed mogelijk opgevangen worden.
Wij kregen door enthoesiaste mensen een uiteenzetting vanaf het klieven tot het slijpen.
Het klieven van de steen was belangrijk om de steen in de beste stukken te verdelen en dat zonder verlies van kostbare materie.
Er werd gedemonstreerd welk gereedschap men hiervoor gebruikte en hoe men te werk ging.
Jef Van de Vel toonde ons het slijpen.
Het begrip karaat = 0,2 gr komt van de peul van de Johannesbroodboom die 0,2 gr weegt. Mij viel op hoe men voortdurend met een oogloupe zeer nauwkeurig moest kijken en controleren.
De Fruithof Souvenirs van Eeuwen ‘De Smaak van het Noorden’
Om de twee jaar gaat deze tentoonstelling door.
De ingang van het tentoonstellingsgebouw was half versperd door de mobiele fruitpers. Toch wat vreemd.
Binnenin konden we onmiddellijk goededag zeggen aan Marten Pelleboer. Momenteel heeft hij problemen om te gaan. Men had hem gebracht. Marten is oud-fruitkweker en bracht zijn kennis en kunde mee naar de Fruithof. Nynke Zijlstra, voorzitter van Fruit yn Fryslân bemant de determinineerstand. Naar ik verneem hadden ze in tegenstelling met zaterdag op zo. wel veel werk.
Harrie van Noort en Lucie Verstappen van de biologisch-dynamische Kwekerij De Vrolijke Noot hadden er een fijne stand. Hij had een onbekende peer, die door Vincent practisch direct herkend werd als de Winterkeizerin. We proefden een lekkere smaak.
We hadden het genoegen van een rondleiding in de boomgaard door Marianne van Lienden. Zij is bestuurslid bij de Noorderlije Pomologische Vereniging en beheert het documentatiecentrum. Zij is ook betrokken bij Pomospost, het ledenblad en komt als vrijwilliger helpen op de Fruittuin. In het midden ligt er een groot, open terrein voor feestelijkheden, ingericht door de gemeente. We waren onder de indruk van het slingerend pad met aan weerskanten leifruit.
FOTO’S
Bontbladige Tamme Kastanië (nog nooit gezien)
Kweeappel Leskovac is gezond en productief
Vincent en Marten Pelleboer
Bij de stand van de Vrolijke Noot (Foto van Marten Pelleboer)
Dit heb ik nog nooit meegemaakt: een expo waarnaar niet verwezen wordt op wegwijzers. Gelukkig dat de GPS ons naar de juiste straat bracht. Een paar keer ter plaatse de weg gevraagd. We kwamen aan het gebouw, gedeeltelijk aan de buitenkant afgesloten met werfhekkens. Er was een lange inkomgang, maar niets aangegeven, alhoewel dit toch de ingang bleek. Op het einde stonden wachters die ons de weg wezen, via een nieuwe gang, naar de Ecobeurs. In de tweede zaal vonden we inderdaad de standen: het Pomologenverein, Luxemburg, de Noordelijke Pomologische Vereniging met Frits en Jet Doornenbal en Marcel Tros, NBS met Ludo Royen en Paul Van Laer, Croqueurs de Pommes (Frankrijk), Zweden, Fructus (Zwitserland) en Tjechië, Europomland van volgend jaar. Door de beperkte ruimte had de NBS enkel de peren kunnen uitstallen.
Het publiek kwam voornamelijk voor de Ecobeurs, veel minder voor de Pomexpo.
Op Duitse standen zie je altijd Madam Verté, en bij ons niet, nochtans een Belgische peer van 1818 , Sint-Joost-Ten-Node (Brussel).
Mijn Tjechische lievelingsappel Otava lag er niet. Hun beste appel vonden zij Bohemie, groot, rood gekleurd.
Tweedaagse Engeland Wisley Canterbury Brogdale 10 en 11/09
Met een volle bus naar Engeland. In Calais was het uiterst rustig. Wij waren de enige bus, nooit meegemaakt. De obstructies door de vluchtelingen bij het begin van de week was wellicht de verklaring.
Te Wisley kregen we bij pozen wat motregen, doch het kon ons niet deren.
Bij het bereiken van Canterbury was de regen voorbij. Voor het eerst waren er op de universiteit van Kent 2 persoonskamers ter beschikking.
Na het diner meldden zich 32 man voor de afdaling naar de stad. In tegenstelling met vorig jaar was de poort naar de kathedraal dicht en was er discrete bewaking. Het etablissement waar we dachten allemaal binnen te kunnen was een cocktailbar met 1 tapkraan voor bier. In groepjes zocht men een echte pub. Iedereen vond gelukkig de weg terug!
Zondag stonden we op met volle zon. We lieten de full English breakfast met spek en ei, worst en bruine bonen smaken.
Het was wel wat zoeken in de North Downs, want met de grote, 4m hoge bus van Lauwers konden we sommige wegen niet nemen. De 15 km naar Chilham verliepen over smalle wegen met passing places. Gelukkig zondag en weinig verkeer.
Het dorpje Chilham is een parel. Zie de foto’s van kleinzoon Jonas, fotograaf van dienst.
Te Brogdale, weer 15km verder hadden we direct de lunch. Daarna verdeelden we ons in twee groepen voor de geleide wandeling. Dit jaar waren er opvallend weinig pruimen. We proefden de uitstekende Royal de Vilvoorde, een pruim die bij ons volledig onbekend is. Is er een verklaring voor?
Bij de groep van Jonas leidde de hoofdgids Ted Hobday de groep naar ‘Vlaanderens Roem’, een wellicht Duitse appel, bij ons door iemand meegebracht en herbenaamd.
Na de wandeling hadden we nog de afternoon koffie/thee met een scone + boter, jam en room.
Te Dover stond er slechts 1 bus voor ons. Nieuw is dat ook hier iedereen moet uitstappen om gecontrolleerd te worden. Iest verder was het weer stoppen want de douane wou enkele valliezen nakijken.
En dan het goede nieuws : we konden mee met een vroegere boot.
Iedereen opgetogen over de reis. Ondanks de grote groep verliep alles zeer vlot. Voor mij was er wel een schaduwzijde: de mevrouw die mij vorig jaar aangespoord had om de busreizen na vijf jaar onderbreking opnieuw aan te vatten kon weer niet mee door het overlijden van haar moeder. Volgend jaar een nieuwe kans? Dan zou ik Wisley vervangen door de beroemde Kew Gardens. Voorwaarde is wel dat de gezondheid het dan moet toelaten.
FOTO’S
De bus van Lauwers
Dorpszicht Chilham
Pub
Aan het kasteel
Idem
Idem
Kasteel
Pelgrims De Middeleeuwse pelgrimsweg naar Canterbury loopt pal door het dorp