Om bij tijd, eens terug te genieten van de plaatsen waar je ooit geweest bent! De wereld in een muisklik http://www.alovelyworld.com/index2.html
OP REIS MET DE BLAUWE VOGEL - Cruise op deNijl -
1.Lezers die het hele REISVERSLAG WENSEN TE LEZEN.... weet dat dit in omgekeerde orde staat.
Het begint met de terugreis 15.09.06 (zie blog vanaf 3december 06) en eindigt met het vertrek op 01.09.06 ( zie blog vanaf 3 oktober 06)
2.Verder wordt deze blog aangevuld met EGYPTE NU:actuele feiten en vondsten...
19-03-2008
De egyptische kalender
De egyptische kalender
Het egyptische jaar bestaat uit 3 seizoenen en elk seizoen onderverdeeld in 4 maanden. Hier onder vindt u het overzicht van de seizoenen en maanden.
Elke maand bestaat uit 30 dagen = dan kom je op een totaal van 360 dagen en missen we er 5 volgens onze jaartelling. Deze vijf ontbrekende dagen zijn later toegevoegd door de god thoth om de geboorte van de Goden mogelijk te maken. Deze dagen worden ook wel de Epagonale dagen genoemd.
Het egyptische jaar:
Akhet: Het seizoen van Akhet de overstroming van de Nijl
Tahuti 1 t/m 30 Augustus Paopi 31 Augustus t/m 29 September Hethara 30 September t/m 29 October Koiak 30 October t/m 28 November
Proyet Het seizoen van Proyet, het opreizen van het land en al het groene leven (planten, bomen enz)
Tybi 29 November t/m 28 December Mechir 29 December t/m 27 Januari Panemot 28 Januarie t/m 26 Februari Parmuti 27 Februari t/m 28 Maart
Shomu Het seizoen van Shomu, van de Zomer en de Oogst
Pachons 29 Maart t/m 27 April Payni 28 April t/m 26 Mei Epipi 27 Mei t/m 26 juni Mesore 27 Juni t/m 26 Juli
De Epagonale dagen:
27 Juli: De Geboorte van Osiris (dag 1) 28 Juli: De Geboorte van Horus (dag 2) 29 Juli: De Geboorte van Seth (dag 3) 30 Juli: De Geboorte van Isis (dag 4) 31 Juli: De Geboorte van Nefthys (dag 5) Dag 6 is de schrikkel dag eens in de vier jaar
Deze dagen waren Heilig voor de oude egyptenaren, want hier werd de geboorte van de Goden gevierd. Men deed ook niet aan Magie & Rituelen op deze dagen, want dat bracht onheil met zich mee en de Goden verdienden ook rust.
Eerste farao's gebruikten wilde ezels als lastdier
Eerste faraos gebruikten wilde ezels als lastdier
Rotterdam, 13 maart . In drie tombes bij het graf van een van de vroegste koningen van Egypte (3000 v. Chr.) zijn tien skeletten van ezels gevonden die als lastdier zijn gebruikt, maar ook nog alle kenmerken van wilde ezels hebben.
Ezels in een 5.000 jaar oude bakstenen tombe bij Abydos. Foto PNAS
De vondst wijst erop dat de transformatie van wilde tot tamme ezel een langdurig proces is geweest, aldus Europese en Amerikaanse archeologen deze week in de Proceedings of the National Academy of Sciences (Early Edition).
Gedomesticeerde ezels zijn kleiner dan wilde ezels. De vondst van grote ezels in Abydos, met slijtage door zware belasting, betekent dat destijds nog steeds wilde ezels als lastdier werden gebruikt.
Op grond van DNA-analyses wordt verondersteld dat de eerste domesticatie van de ezel rond 4000 v.Chr. plaatsvond. Dat gebeurde tegelijkertijd in Nubië (Soedan) en in Somalië, mogelijk als reactie op verwoestijning.
De oudste ezelresten met typische kenmerken van domesticatie een kleiner lichaam zijn ongeveer even oud. Gedomesticeerd vee wordt vaak kleiner omdat ze zich niet meer hoeven te verdedigen tegen roofdieren. Dat doen voortaan hun bazen.
Ook bij landbouwplanten en ander vee zoals varkens en koeien wordt steeds vaker gevonden dat domesticatie een traag en soms ook vaak herhaald proces is.
Het gebruik van de ezel was waarschijnlijk cruciaal voor de ontwikkeling van stedelijke beschavingen in het Midden-Oosten. Met behulp van deze taaie lastdieren werd lange-afstandshandel efficiënter en konden ook schapen- en geitenherders gemakkelijker met hun hele hebben en houden over grote afstanden met kuddes rondtrekken. De kameel als lastdier werd waarschijnlijk pas populair in het eerste millennium voor Christus.
De ezels in Abydos zijn de oudst bekende ezels met versleten botten door gebruik als lastdier. Mogelijk werden ezels eerder vooral voor het vlees gehouden. De tien ezels waren ritueel begraven in de nabijheid van een tombe van een anonieme farao van de nulde of eerste dynastie, zonder verdere bijgiften.
AMSTERDAM - Een Noorse modeshow laat de talloze mogelijkheden van de boerka zien. Wat te denken van een camouflageboerka, een miniboerka of zelfs een kerstboerka.
De boerka's, die door drie Noorse ontwerpers werden gemaakt, zijn aangepast aan verschillende 'persoonlijkheden en jaargetijden'.
De ontwerpers kregen het idee nadat ze erachter kwamen dat er in Noorwegen geen boerka's worden verkocht. "We moesten ze in Afghanistan bestellen. Die modellen waren te dun voor de winter en erg saai."
De ontwerpers probeerden de Afghaanse boerka uit in het Noorse nachtleven en stuitten op tal van problemen. "We kwamen nergens binnen, behalve in een SAS-hotel. Mensen scholden ons uit. Toen we het ministerie van Algemene Zaken naderden, werden we door veiligheidspersoneel weggejaagd."
Alleen in de multiculturele wijk Grønland waren de reacties positief. "Daar kregen we acht huwelijksaanzoeken", aldus een van de ontwerpers.
Mohammed zou gezegd hebben: 'Geen monnikendom in de islam'.
Een loflied op wellust
Sandra Kooke
Vagijnen en pikken: zij staan centraal in de drie bundels klassieke Arabische poëzie die de schrijver Hafid Bouazza heeft vertaald. In tegenstelling tot wat we zouden denken op grond van de hedendaagse islam, waren de islamitische dichters uit het verleden verre van preuts.
Hafid Bouazza houdt van klassieken. Tussen zijn vele boeken, die overal in zijn woonkamer in kasten, dozen of op losse stapels te vinden zijn, vind je geen werken van bedenkelijke kwaliteit.
Alleen de groten der aarde - Shakespeare, William Blake, Nabokov, Torquato Tasso, Ovidius - tref je er aan. En dan liefst in complete edities: de complete Casanova, de complete geschiedenis van Amsterdam, de complete werken van Proust, alles van Komrij, enzovoorts. Daartussen glimt de goudopdruk van series Arabische banden, die met elkaar sierlijke letters vormen.
De Arabische bibliotheek, het project waar Bouazza al sinds 2002 aan werkt, past in zijn voorkeur voor een encyclopedische aanpak.
Tien delen met vertaalde klassieke Arabische geschriften wil Bouazza uiteindelijk uitbrengen. De eerste drie zijn nu gezamenlijk uitgebracht met een cd, waarop Katja Schuurman voorleest.
Straks volgen delen met epische poëzie en schelmenverhalen. Maar de eerste delen, die nu uit zijn, bestaan uit liefdespoëzie uit de zesde tot de dertiende eeuw.
Het gaat om de liefde van álle organen, benadrukt Bouazza. Ik weet niet waarom het hart, het oog en de mond de voorkeur zouden moeten hebben boven andere organen. Moedjoen heet het genre ook wel: liederlijkheid. Erotica, zou je het ook kunnen noemen.
De vrijmoedige gedichten vormen een groot contrast met het beeld van een op en top kuise Arabische samenleving, waarin mannen al opgepakt worden voor flirten en vrouwen niet zonder begeleiding en allesverhullende kleding over straat mogen.
Eerder doen ze denken aan sultans met harems vol vrouwen, aan Sheherazade en de verhalen uit duizend-en-een-nacht, die de Arabische wereld enkele eeuwen terug van een sensuele en exotische magie voorzagen.
Ik was als een bries in mijn kruipen
s Ochtends naar de heuvels van mijn geliefdes billen
Daarom opende ik de bloem van een roos
Met een roede die sappig is als de winden trillen
(An-Naur Al-AsArdi, 1222-1258)
Bouazza, in 1970 geboren in Marokko, leerde de Arabische poëzie pas kennen toen hij in Nederland Arabisch ging leren.
Mijn moeder, die analfabeet is, vertelde ons vroeger sprookjes voor het slapen gaan, maar die heb ik nooit in een boek teruggevonden. Toen ik op mijn zevende in Nederland kwam, moest ik de Koran uit mijn hoofd leren. Mijn moeder was bang dat ik anders het Arabisch zou verleren. Van mijn zevende tot mijn elfde werd ik elke ochtend om half zeven gewekt om de Koran in mijn hoofd te stampen. Fonetisch - ik begreep er dus geen woord van - want dat Arabisch wijkt sterk af van het Arabisch dat in Marokko wordt gesproken.
Op zijn dertiende besloot Bouazza zelf Arabisch te leren, met hulp van zijn oudste zus. Hij vertaalde verhalen uit duizend-en-een-nacht en gedichten. Al gauw raakten de klassieke gedichten hem meer dan de Koran. Bouazza: De gedichten prikkelden mijn verbeelding, religie sloot dat juist af. Dat is het paradoxale van religie: het vraagt nogal wat van je verbeelding om in een god en een duivel te geloven, maar het eist ook dat je je verbeelding inperkt.
Bouazza studeerde Arabische taal- en letterkunde in de hoop na zijn afstuderen te gaan vertalen. Van afstuderen kwam het niet, omdat zijn eigen verhalen tijdens zijn studie werden uitgegeven.
En vertalen bleek ook te kunnen zonder doctorandustitel. Bouazza: Ik wilde deze gedichten vertalen, omdat ze al mijn hele leven door mijn aderen vloeien. Ik heb ze in het Arabisch ingeademd en in het Nederlands uitgeademd. Ze zijn nu van mij geworden.
De scabreuze gedichten die hij tot nu toe heeft vertaald, zijn geschreven door levensgenieters. Ze deden alles wat God verboden had: promiscuïteit, knapenliefde, homoseksualiteit. Die vrijzinnigheid, die doet denken aan de libertijnse Europese 18de-eeuwers, vindt Bouazza aantrekkelijk. Ook dat de gedichten zich rebels gedragen tegenover de islam, geeft ze volgens Bouazza een extra dimensie.
De dichters hadden zich volgens mij afgewend van de islam, maar niet van God. Dat merk je bijvoorbeeld in een zin als: Als ik wil bidden, kniel ik naar jou in plaats van naar Mekka.
Dat is ketterij, maar wel islamitisch. Ook wordt ergens de draak gestoken met de wijn zonder kater, die moslims in het paradijs te wachten staat.
Maar de gedichten spreken hem vooral aan vanwege de sprankelende taal, de poëzie, de wijze waarop ze de vrijheid verwoorden. Hij wijst op een gedicht van Ibn al-Hadjdjadj, dat volgens Bouazza is te zien als een loflied op de vagina. Hij schrijft hoe hij - heel freudiaans - van voetpezen tot voorhoofd naar binnen verdwijnt en na een maand geboren wordt. Bouazza: Ik hou van de combinatie van het verhevene en het platvloerse. Sta mij toe uw linkerhand tien keer te kussen, schrijft een dichter.
Die linkerhand heeft net haar billen gewassen, weet de Arabische lezer. De dichters schreven vrij, maar stonden in een literaire traditie en gebruikten literaire conventies. Daar heb ik in het Nederlands een zelfde soort taal bijgezocht . Ik heb bijvoorbeeld veel Hooft en Vondel gelezen.
In het Arabisch rijmen veel van de gedichten. Als dat in het Nederlands gemakkelijk te handhaven was, heeft Bouazza dat gedaan. maar het ritme van de gedichten heeft de voorrang gekregen.
De schoonheid van de taal is Bouazzas oorspronkelijke reden voor deze bundels. Maar nu de onvrijheid van de islam het beeld van de Arabische cultuur bepaalt, komt het hem goed uit dat hij met deze gedichten kan laten zien dat Arabieren ook deze kant hadden. Bouazza: Ik zou moslims willen zeggen: Gooi die Koran opzij en lees dit eens.
Wellust hoort bij het leven en is van alle tijden. Kijk maar eens op de Griekse vazen die we in musea bewonderen. Of lees Shakespeare en Rabelais. We denken dat wij nu in een permissieve samenleving leven, maar dat is helemaal niet zo. Mensen zijn altijd seksuele wezens geweest. Alleen de regels verschillen, naar gelang het tijdperk.
De gedichten laten volgens Bouazza zien dat ook Arabieren altijd van seks hebben genoten, al lijkt de islam daar een rem op te zetten. Bouazza: Gek genoeg heeft de islam zich altijd verzet tegen de christelijke platonische liefde.
Mohammed zou gezegd hebben: Geen monnikendom in de islam. De islam geeft ook talloze aanwijzingen over hoe vaak en op welke wijze een moslim seks moet hebben. Mohammed zou het voorspel hebben aangemoedigd (Stuur een bode, Wat is een bode, o profeet?, Lieve woorden en kussen.), mannen moesten tweemaal per week met hun vrouw seks hebben om haar tevreden te houden. Overigens is ook het Hooglied uit de Bijbel een loflied op de wellust. En toch prent religie ons het idee in dat seks walgelijk is.
Bouazza heeft de afgelopen jaren meermaals tegen de gevaren van de islam gewaarschuwd: tegen de gefrustreerde jongeren, tegen het fundamentalisme en tegen de onvrijheid die er werd gepredikt. Nederlanders zouden zich daar hard tegen op moeten stellen, vond hij.
Nu loopt hij met deze gedichten zelf aan tegen de beperkende invloed die de islam in West-Europa heeft. Tijdens een Arabisch festival in Brussel, waar een Arabische cameraploeg rondliep, verzocht de organisatie hem geen obscene gedichten in het Arabisch voor te dragen. Ze was bang dat daarmee moslims werden geprovoceerd. Een woedende Bouazza briefde deze censuur vanaf het podium door aan het Nederlandstalige publiek.
Ook in zijn inleiding bij de Pornografica, een van de drie vertaalde bundels, waarschuwt hij tegen de nieuwe preutsheid, die volgens hem door het schuimbekken van moslims wordt veroorzaakt. Hij kiest daarvoor een provocerende toon. De instanties die zich niet durfden te wagen aan de financiering van zijn project, onder andere het Productiefonds, wenst hij toe dat ze verkracht worden door vier kameelhengsten.
Bouazza: De Arabische bibliotheek is begonnen met mijn verliefdheid op deze gedichten. Nu heeft het ook een politieke betekenis gekregen.
Hafid Bouazza: Arabische bibliotheek (3 delen en een cd met gedichten voorgedragen door Katja Römer-Schuurman), ISBN 9789044610437, euro 49,95.
Zooals reeds opgemerkt is, schijnt men zich bij de Egyptenaren geen voorstelling van de juiste ligging van de hemel gemaakt te hebben, maar over het algemeen kan men zeggen, dat de Egyptenaren geloofden, dat deze zich ergens boven in de lucht bevond. Zij noemden deze Pet, een uitdrukking, welke zij gebruikten ter onderscheiding van het woord Nu, dat de lucht betekent.
Zij stelden zich de hemel en de lucht als een plaat voor, terwijl de uiteinden daarvan op een onderstel, door de twee bergen Bakhau en Manu gevormd, rustten; dit waren de bergen van den zonsop- en ondergang.
In oude tijden stelde men zich voor, dat de hemel uit twee gedeelten bestond, n.l. het Oosten en het Westen; later echter werd hij in vier delen verdeeld en elk van deze onder de bescherming van een god geplaatst. Deze streek werd door vier pilaren gestut en elk van deze stond wederom onder de bescherming van een godheid; op een betrekkelijk laat tijdstip werd er nog een pilaar aan toegevoegd, om het midden te schragen.
In een mythe vinden wij over den hemel gesproken als voorzien van een menselijk hoofd, terwijl de zon en de maan de ogen vormen en de steunsels door het haar gevormd worden. De goden van de vier kwartieren, die de oorspronkelijke zuilen bewaakten, waren de z.g. Canopische godheden, elders ook de kinderen van Horus genaamd.
In den hemel huisde de grote god Ra; hij was op een metalen troon gezeten, waarvan de zijden door leeuwenkoppen en hoeven van stieren ingelegd waren. Zijn gezellen omringden hem en dezen werden op hun beurt door de kleinere goden omgeven. Iedere god, die de wereld en de Duat bestuurde, had eveneens zijn eigen plaats in den hemel.
Onder de lagere goden stonden nog wezens, welke men enigszins met engelen zou kunnen vergelijken. De voornaamste onder dezen waren de Shemsu-Heru, of volgelingen van Horus, die den zonnegod bedienden en, als het noodzakelijk was, onder zijn bescherming kwamen.
Men beschouwde hen noodzakelijk voor zijn welzijn. Op deze volgden de Ashemu, doch hun attributen zijn onbekend en na hen de Henmemet, misschien zielen, welke menselijke wezens moesten worden, maar hun toestand is niet helder. Men stelde het voor, dat zij van graan en kruiden leefden.
Ook bevonden er zich nog wezens, Utennu en Afa genaamd, doch ook van hun karakter is absoluut niets bekend. Op dezenvolgde een ontelbaar aantal geesten, zielen enz.; de meesten van dezen hadden op aarde gewoond en waren gezamenlijk bekend als: de levenden.
De Egyptenaren geloofden, dat dezen op vastgestelde tijden over de aarde konden wandelen en weer naar den hemel terugkeeen, een idee, welke waarschijnlijk hieruit ontstond, dat zij voor een toekomstig leven, zowel voor het lichaam, als de ziel en de geest, wilden zorgen.
Zoals reeds tevoren opgemerkt is, hadden de hemelgoden hun dubbelgangers op aarde en men geloofde, dat de mens, tot zekere graad, aan deze dubbele natuur deel had. De Egyptische opvatting nu over de hemel veranderde langzamerhand, gedurende de eeuwen. Een onderzoek van de oudste gedenkschriften toont ons aan, dat de idee over een bestaan, na den dood, werd opgevat als een soort van onbestemde verlenging van het leven dezer wereld. Zulk een idee is alle primitieven rassen gemeen.
Op den duur echter werd deze opvatting geheel en al veranderd en een meer geestelijke nam haar plaats in. De ziel (ba) en de geest (khu), welke gewoonlijk in de hieroglyphen-teksten als een havik en een halfgod voorgesteld worden, kregen aan het hemelse voedsel deel, werden één met de goden en langzamerhand met het verheerlijkt lichaam, of de hemelsche stof, verenigd, zodat de ziel, de kracht, de schaduw, de dubbelganger en naam van den gestorvene tezamen in het ene hemelse lichaam, onder den naam Sahu bekend, verenigd werden; men zou dit als een geestelijk lichaam kunnen beschouwen. Men geloofde, dat dit uit het dode lichaam groeide en zijn ontstaan werd veroorzaakt door de magische ceremonies en door de machtwoorden, door de priesters gedurende den begrafenisdienst gesproken.
Radio 2 herdenkt de 30ste sterfdag van Claude François
Radio 2 herdenkt de 30ste sterfdag van Claude François
Dinsdag 11 maart is het dag op dag 30 jaar geleden dat Claude François overleed. Die verjaardag gaat niet ongemerkt voorbij op Radio 2.
Radio 2 vergeet zijn klassiekers niet. Op dinsdag 11 maart is het net 30 jaar geleden dat Claude François, het icoon van het Franse lichte lied overleed in dramatische omstandigheden. Hij stierf op zaterdag 11 maart 1978 in zijn Parijse appartement, geëlektrocuteerd in zijn badkamer.
Claude François werd geboren op 1 februari 1939 in Egypte. Zijn vader, Aimé werkte als directeur van de exploitatiemaatschappij van het Suezkanaal. In de zomer van 1956, toen het Suezkanaal werd genationaliseerd, keerde het gezin terug naar Frankrijk. Aimé François komt dat gedwongen vertrek uit Egypte nooit te boven en zoon Claude neemt de taak van gezinshoofd over. Hij wordt drummer, zeer tegen de zin van zijn vader. Dat is het begin van een rijke carrière met hits als Marche tout droit, Dis-lui, Si j'avais un marteau.
Claude François maakte van zijn optredens wervelende shows. Vanaf 1966 treden de bekende danseressen les Clodettes samen met hem op, dat is een primeur voor Europa. De jaren zeventig zijn die van o.a. Je viens dîner ce soir, Chanson populaire, Le lundi au soleil, Je vais à Rio en vooral Le téléphone pleure met miljoenen verkochte exemplaren. Hij brengt veel eigen composities maar ook vertalingen van Engelse en Amerikaanse artiesten.
Claude François inspireert ook nieuw talent, zo werkt hij eind jaren zestig samen met niemand minder dan onze Liliane Saint-Pierre, de naam komt overigens van hem.
Eind 1977 breekt de disco-periode aan en zoals altijd is hij mee met de nieuwe rage. Het album Alexandrie, Alexandra komt uit met onder andere Magnolias for ever. Op de dag van zijn begrafenis, woensdag 15 maart 1978, ligt de titelsong uit dat album als single in de platenwinkels: Alexandrie, Alexandra, een ode aan zijn geboorteland Egypte.
Na zijn dood daalde zijn populariteit niet. Integendeel, in Frankrijk is hij een echte legende geworden, de albumverkoop is nog elk jaar goed voor een jaaromzet van zo'n 10 miljoen euro . Van 1962 tot op heden werden er 70 miljoen albums verkocht.
Radio 2 brengt dinsdag hulde aan de rijke muzikale erfenis van Clo-Clo, zoals hij ook wel eens wordt genoemd door zijn fans. In elk Radio 2-programma hoor je wel één van zijn populaire hits.
Al heel lang is bier een populaire drank,dit is al op de mastabas uit de tijd van het Oude Rijk te zien.
In het Oude Egypte werd bij alle gelegenheden bier gedronken; op het veld, aan boord van schepen, bij recepties en natuurlijk in de kroegen. Bier lustte de farao en ook de landarbeider en de kunstenaars.
Het werd gemaakt van tarwe of gerstemeel en dadels, waarvan de suiker als gistmiddel werkte. In net zon oven als die van de bakker, leggen de brouwer en zijn knechten verse deegballen in gloeiende hete vormen. Dit moest zorgvuldig gebeuren, want het deeg mocht niet langer bakken dan nodig is om een goudgeel korstje te krijgen, het binnenste mocht niet gaar worden.
Hierna werden de broodjes verkruimeld in een grote teil met een zoete vloeistof van water en dadels. Iemand ging in de teil staan, en stampte het mengsel net zo lang totdat een gladde massa ontstond. Na een paar dagen gisten werd de inhoud van de teil overgegoten in grote kruiken.
Het werd door een zeef gehaald, zodat de grootste stukken in bier gedrenkt brood achterbleven. Die werden door de brouwer als een spons uitgeknepen om er de kostbare vloeistof uit op te vangen.
Sommige brouwers werkten zelfs zo nauwkeurig dat ze alles een tweede keer zeven om ook de kruimels die door de zeef gegaan zijn er alsnog uit te halen.
Omdat bier goed houdbaar is, werd het opgeslagen in amforas die werden afgesloten met een kurk van stro en vochtige klei of een schoteltje en een beetje kalk.
Nu hoeft de bierbrouwer er alleen nog maar zijn naam op te zetten en de plaats en datum van productie. In de armste milieus werden de in water gedoopte deegklompjes van gerstemeel bijna dagelijks voor het gisten gebruikt.
Na het gisten werd het bier gezeefd en in open kruiken bewaard. De schuimkraag op de vloeistof werd eraf geschept en gedroogd: dat werd weer als gist voor het bakken van brood en gebak gebruikt.
Hoewel de meeste Egyptenaren hun eigen bier brouwen werden er scheepsladingen amforas met bier over de Nijl vervoerd: ze bevoorraden de steden, de kroegen en de buitenhuizen van rijke Egyptenaren, die hun favoriete drank bestellen bij een gereputeerde brouwerij.
Net als bij wijn zijn er ook bij bier verschillen in smaak en kwaliteit, afhankelijk van het suikergehalte en het vakmanschap van de brouwer. Voor gebruik wordt het bier overgegoten in een of tweeliter kruiken en uitgeschonken in bekers van steen, metaal of geglazuurd aardewerk. Donker bier werd het meest gedronken, licht bier bewaarde men voor feesten, ze voegden kruiden en dadelsuiker aan hun bier toe om de smaak te versterken en het alcoholpercentage te verhogen.
De allereerste manier waarop de mens graanvoeding heeft genuttigd was: geweekt en daarna gekookt. De korrels moesten eerst flink in water uitzetten. Daarna bracht men ze aan de kook tot ze gaar waren. Vermoedelijk heeft men de gekookte granen nog verrijkt met wilde vruchten, noten en kruiden, of met honing van wilde bijen. In een later stadium zal men wellicht ook melk hebben toegevoegd.
Platte broden Een volgende stap was het bakken van platte broden nadat het graan tot meel was fijngestampt of gewreven. Men vermengde dit laatste met water, kneedde het een tijdlang en streek het dan op platte stenen uit. Men legde deze in de felle zon of in het vuur. Zo ontstond het eerste knäckebröd in de vorm van gebakken platte schijven.
Broodplakken Ook in Rusland, Lapland en Polen bakte men zulke van haver en gerstemeel bereide broodplakken. Ze werden extra voedzaam door ze in hete melk, water of bouillon te weken.
In Egypte werd dit al veel langer gedaan. Daar verwerkte men het meel met water, dierenbloed of vet. De zeevarende Phoeniciërs gingen ook met dit brood op stap.
Zij namen bet mee naar Griekenland, waar men de kunst afkeek van bet bakken van bet platte brood, maar er allerlei smakelijke bestanddelen in ging verwerken, zoals kaas, maanzaad en allerlei keukenkruiden. Zuurdesem In Amerika bakte men koeken van maïsmeel, waarvan de huidige tortilla's afstammen. Nog steeds waren al deze broodsoorten primitief en plat. Zeker zal, door toevoeging van eieren, het baksel wel iets hoger gerezen zijn. Maar de echte kentering kwam pas toen men de werking van zuurdesem ontdekte.
Dit laatste moet aan de Egyptenaren worden toegeschreven. De Joden leerden de bereidingswijze van zuurdesem van de Egyptenaren. Zij pasten deze eeuwenlang toe. Het gebruik van zuurdesem breidde zich in de loop der eeuwen uit naar alle volkeren in Europa die brood bakten.
Zuurdesem ontstaat door zuiver natuurlijke gisting van het deeg. De bereidingswijze is echter te gevoelig om ze op massale hoeveelheden brood toe te passen; vandaar dat de huidige broodfabrieken zich er niet mee bezighouden, behalve enkele hierin gespecialiseerde bakkerijen. Meestal verwerken deze de zuurdesem echter samen met bakkersgist
Hieronder treft u een overzicht aan van verschillende activiteiten op het vlak van de Egyptologie.
Televisie
Op zaterdagochtend 8 maart 2008 wordt tussen 09.00 en 11.00 uur op de Nederlandse televisiezender Nickelodeon het kinderprogramma SuperNick live uitgezonden. Iedere week stelt een kind in de vaste rubriek Wist je Dat! een paar interessante vragen aan een expert. Egyptoloog Huub Pragt is voor het programma uitgenodigd om in anderhalve minuut tijd de vraag 'Wat zijn hiërogliefen?' te beantwoorden. Dit onderdeel komt om 10.00 uur aan bod.
Seizoen 2008-2009
Op vrijdag 4 april 2008 wordt het programma voor het seizoen 2008-2009 op deze website officieel bekend gemaakt. Vanaf die datum kunt u zich aanmelden. Het seizoen vangt aan in de maand september 2008. Op de openingspagina van deze website staat alvast een korte voorbeschouwing: informatie.
Lezingen
Op dinsdag 11 maart 2008 geeft de Nederlandse Kunsthistoricus Dr. Karel Innemée een lezing in het Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28 te Leiden. De titel luidt 'Deir el-Baramoes, opkomst en ondergang van één van Egyptes oudste kloosters'. De lezing begint om 20.00 uur.
Op donderdag 27 maart 2008 geeft de Italiaanse egyptologe dr. Rita Lucarelli een Engelstalige lezing in zaal 003 van het Lipsiusgebouw van de Universiteit Leiden. De titel van haar lezing luidt 'De rol van Demonen in de Onderwereld volgens Dodenboekspreuken uit het Nieuwe Rijk'. De lezing begint om 19.30 uur en wordt georganiseerd door de Egyptologische vereniging Ta-Mery. De kosten bedragen 10,-, te betalen aan de zaal. Reserveren vooraf is gewenst. Aanmelden via: info@huisvanhorus.nl of bel 020-6755033 (na 19.00 uur): informatie.
Op dinsdag 8 april 2008 geeft de Nederlandse egyptoloog Prof. dr. Olaf Kaper een lezing in het Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28 te Leiden. De titel luidt 'Egyptische goden in een oase: Inzichten uit de begraven tempel van Ain Birbiyeh'. De lezing begint om 20.00 uur.
Op dinsdag 15 april 2008 geeft de Nederlandse egyptoloog Drs. Huub Pragt een lezing in zaal 028 van het Lipsiusgebouw van de Universiteit Leiden. De titel van zijn lezing luidt 'Cryptografie op de schrijnen van Toetanchamon'. De lezing begint om 19.30 uur en wordt georganiseerd door de Egyptologische vereniging Ta-Mery. De kosten bedragen 10,-, te betalen aan de zaal. Reserveren vooraf is gewenst. Aanmelden via: info@huisvanhorus.nl of bel 020-6755033 (na 19.00 uur): informatie.
Op donderdag 17 april 2008 geeft de Nederlandse Kunsthistoricus Dr. Karel Innemée een lezing in het Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28 te Leiden. De titel luidt 'De nieuwe epifanie-schildering in het klooster Deir al-Sourian (Egypte)'. De lezing begint om 15.00 uur en wordt georganiseerd door het Nederlands Instituut voor het Oude Nabije Oosten (NINO). De lezing worden gehouden in de filmzaal van het Rijksmuseum van Oudheden op de tweede verdieping. De entree is gratis. Na afloop van de lezing biedt het NINO u een drankje aan in het Museumcafé op de begane grond.
Op dinsdag 6 mei 2008 geeft de Vlaamse egyptologe dr. Marleen De Meyer een lezing in een zaal van de Hogeschool NHTV te Breda. De titel van haar lezing luidt 'De Ontdekking van het Graf van Henu te Dayr-al-Barsha'. De lezing begint om 19.00 uur en wordt georganiseerd door de Egyptologische vereniging Ta-Mery. De kosten bedragen 10,-, te betalen aan de zaal. Reserveren vooraf is gewenst. Aanmelden via: info@huisvanhorus.nl of bel 020-6755033 (na 19.00 uur): informatie.
Op dinsdag 13 mei 2008 geeft de Nederlandse egyptoloog Prof. dr. Olaf Kaper een lezing in zaal 028 van het Lipsiusgebouw van de Universiteit Leiden. De titel van zijn lezing luidt 'De piramiden van Grieks-Romeins Egypte'. De lezing begint om 19.30 uur en wordt georganiseerd door de Egyptologische vereniging Ta-Mery. De kosten bedragen 10,-, te betalen aan de zaal. Reserveren vooraf is gewenst. Aanmelden via: info@huisvanhorus.nl of bel 020-6755033 (na 19.00 uur): informatie.
Op donderdag 22 mei 2008 geeft de Vlaamse egyptoloog Prof. dr. Willy Clarysse een lezing in het Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28 te Leiden. De titel luidt 'Egyptische oudheden in China' (onder voorbehoud). De lezing begint om 15.00 uur en wordt georganiseerd door het Nederlands Instituut voor het Oude Nabije Oosten (NINO). De lezing worden gehouden in de filmzaal van het Rijksmuseum van Oudheden op de tweede verdieping. De entree is gratis. Na afloop van de lezing biedt het NINO u een drankje aan in het Museumcafé op de begane grond.
Tentoonstellingen
Tentoonstelling 'Schitterend Sieraad' in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden tot en met 23 maart 2008: informatie.
Tentoonstelling 'Mumien Der Traum vom ewigen Leben' in het Reiss-Engelhorn-Museen te Mannheim tot 25 maart 2008: informatie.
Tentoonstelling 'Ägyptisch Mumien Unsterblichkeit im Land der Pharaonen' in het Landesmuseum Württemberg te Stuttgart tot en met 25 maart 2008: informatie.
Tentoonstelling 'Hakken in het Zand' in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden tot en met 11 mei 2008: informatie.
Tentoonstelling 'Tutanchamun und die Welt der Pharaonen' in het Volkenkundig Museum te Wenen van 9 maart tot en met 28 september 2008: informatie.
Cursussen
Summer School 2008 'Onopgeloste vraagstukken' vanaf maandag 30 juni 2008 in Leiden. Hiervoor zijn nog zes plaatsen beschikbaar: informatie.
Summer School 2008 'Onopgeloste vraagstukken' vanaf maandag 14 juli in Leiden. Hiervoor zijn nog elf plaatsen beschikbaar: informatie.
Ik ben Christiaan en ben geboren op 23 november 1993 in Lelystad. Op dit moment woon ik in Kerdasa ; dat is vlak bij Kairo in Egypte.
Wij wonen hier sinds 5 mei 2001 en waarschijnlijk gaan we volgende zomer terug naar Nederland. Ik woon hier samen met mijn zusje Anne-Wil en mijn ouders omdat mijn vader bij de Nederlandse ambassade werkt. Voordat ik naar Egypte ging heb ik alleen nog maar in Nederland gewoond.
Egypte is een leuk land om in te wonen. We hebben een groot huis met een grote tuin en een eigen zwembad en het is bijna altijd mooi weer. Ook de school vind ik erg leuk. Wat ik niet leuk vind is dat wanneer ik met mijn ouders bij Egyptische mensen kom ze altijd gaan kussen en dat iedereen steeds maar weer mijn naam wil weten.
Ik zit op de Dutch Stream van de New Cairo British International School. Het leuke hiervan is dat we gewoon de Nederlandse school volgen , maar dat we ook Engels leren. Het bijzondere aan de school is dat de klassen erg klein zijn en dat drie groepen in hetzelfde klaslokaal werken. Op mijn school moeten we ook een schooluniform aan.
In Egypte spreekt men Egyptisch-Arabisch; dat is een moeilijke taal. I k ken wel een paar woorden , maar ik spreek het niet echt. Mijn vrienden zijn allemaal Nederlands of Belgisch (maar die tellen als Nederlands)
In Egypte is het meestal echt warm ; alleen van november tot maart is het wat koeler en soms s nachts best koud.; vooral in de woestijn. Meestal vind ik het klimaat wel lekker , maar soms is het wel te warm.
Als ik met vakantie naar Nederland ga , ga ik altijd naar Zeewolde , waar wij woonden. Ik zoek dan mijn vrienden op , want die mis ik soms toch wel. Wat ik hier in Egypte ook mis , is dat je niet gewoon op straat kunt spelen of met de fiets naar een vriendje kan gaan.
Wanneer we volgend jaar weer in Nederland wonen denk ik dat ik vooral mijn school in Egypte zal missen , mijn vrienden Wout en Nadim en natuurlijk ook Amin (onze bewaker) en Ramadan (onze tuinman/chauffeur).
Als kinderen naar Egypte komen om hier te wonen moeten ze vooral naar mijn school gaat want die is echt gaaf. Ook is het belangrijk om een sateliet-antenne te hebben zodat je Nederlandse televisie kunt zien. Aan de Egyptische televisie heb je niets.
Dit was mijn verhaal over mijn leven in Egypte ; ik vind het hier fijn , maar ga volgend jaar ook met plezier terug naar Nederland.
Op de fotootjes zie je mijn zusje en ik bij Ramadan achter op de scooter en mijn vrienden tijdens mijn verjaardagsfeestje.
In het Oude Egypte werd niet meer dan een lendendoek gedragen, de kinderen liepen meestal naakt. Op een kleine lok na was alle haar afgeschoren om vlooien, luizen en ander ongedierte te weren. Mannen droegen vaak een eenvoudige lendendoek van linnen die van de heupen tot de knieën reikte. Dit was meestal het enige kledingstuk wat zij droegen.
Bij rijke Egyptenaren waren deze lendendoeken soms wat langer en geplooid tot een soort pofbroek die van voren uitliep in een punt of gedragen werd met een mooie ceintuur.
Van dit kledingstuk zijn wel veertig verschillende modellen gevonden. Soms werd daarop nog een lang hemd gedragen.
Egyptische vrouwen gingen gekleed in een nauwsluitende japon met een soort bretels. Als ze het zich konden veroorloven was dit kledingstuk vaak gemaakt van een doorschijnende, gaasachtige stof met ingewikkelde plooien en versierd met kralen.
zowel mannen als de vrouwen hielden van gouden sieraden, bezet met edelstenen als donkerblauw lazuursteen, bruin kornalijn en felblauw turkoois. Met deze materialen wisten de edelsmeden soms bijzondere kleinoden te maken: zoals halssieraden, armbanden, oorknoppen.
Verreweg de meeste Egyptische vrouwen moesten zich echter tevreden stellen met bloemen, amuletten of een paar mooie schelpen.
Als je bij mij in Egypte op bezoek zou komen, zou ik je als eerste de drie grote piramiden van Gizeh laten zien, want daar wonen wij tien minuten rijden vandaan.
De drie piramiden van Gizeh bestaan uit de oudste en grootste piramide van Cheops (gebouwd in de periode 2589 tot 2566 jaar voor Christus) en de piramiden van Chefren en Mycerinus. Ik vind het daar heel mooi. Je kunt de piramide binnengaan en vanaf een plateau heb je een heel mooi uitzicht over het hele gebied.
Vóór de grootste piramide staat de wereldberoemde sfinx, het oudste en bekendste monumentale beeld van het Oude Egypte.
Als we wegrijden bij de piramiden kom je langs een kanaaltje waarin vaak dode paarden, honden en ezels drijven. Ook zwemmen er kinderen en worden paarden gewassen. De mensen vissen ook in het kanaal en ik denk dat ze de vis ook opeten.
Op vrijdagochtend wil ik je graag meenemen naar de kamelenmarkt in Birqash, ongeveer 15 minuten rijden van mijn huis. Er staan honderden kamelen die worden verhandeld. Op weg naar de markt kom je vaak hele kuddes kamelen tegen op de weg en je kunt er vaak niet langs met de auto. Op de markt is het heel druk. Handelaren, vaak uit Soedan, proberen er hun kamelen te verkopen. Soms is het zielig: de kamelen staan met één voorpoot opgebonden zodat ze op drie poten staan en niet weg kunnen lopen. Ze worden ook veel geslagen.
Wat wel leuk is om te zien is wanneer men een kameel op een pick-up truck probeert te laden. De kamelen willen dat helemaal niet en worden dan boos. Heel veel mannen duwen dan de kameel de auto op. Soms best wel lachen hoor.
In het Boek der Doden wordt verteld, dat de geesten in den hemel 4.601.200 in getal zijn. Men vermoedt, dat dit getal waarschijnlijk de Egyptische optelling was van al de geesten van mensen, die gestorven en in den hemel opgenomen waren; dit is echter zeer onwaarschijnlijk, en wel om voor de hand liggende redenen.
De manier, waarop deze geesten hun tijd doorbrachten, is zeer duister. Sommige leidden de loop der hemellichamen, andere vergezelden de grote goden, op hun reis door den hemel, terwijl weer andere het toezicht op wereldse zaken hielden.
Zij zongen hemelse liederen, ter ere van Ra, als opperste heerser over de goden en hun hymnen beschreven de wonderen van zijn macht en glorie. Zij leefden van de lichtstralen, welke van het oog van Horus vielen, dat wil zeggen, zij werden door het zonlicht gevoed, zodat hun lichamen langzamerhand geheel en al uit licht samengesteld werden.
Volgens één mythe leefden de goden zelf van een plant, welke de levensplant genoemd werd, welke bij een groot meer groeide. Deze opvatting is in overeenstemming met een idee, welke voorstelde, dat de gestorvenen in een Paradijs leefden, waar weelderig bloeiende graanvelden door ontelbare kanalen bevochtigd werden en waar stoffelijke genoegens, van allerlei soort, hun ten dienste stonden.
Het was misschien deze plaats, waar men het voorstelde, dat het eeuwige brood, het eeuwige bier, de hemelse vijgeboom en andere dergelijke dingen het voedsel van de gestorvenen uitmaakte.
Men geloofde verder, dat de gelukzaligen een gelijke kleding als de goden droegen, doch enigen van hen schijnen, volgens hun voorstelling, een linnen gewaad en witte sandalen, aan hun voeten, gedragen te hebben.
Dit alles doet ons zien, dat de hemel van de oudste Egyptenaren eenvoudig een verlenging der aardse toestanden was, of misschien zou men kunnen zeggen, een verbetering hiervan.
Zo lang de Egyptenaar de middelen bezat om brood te bakken en bier te brouwen, zolang hij heldere kleren had en beschutting vond op een plaats, welke rondom door kanalen doorsneden was, beschouwde hij deze toestand als de beste van alle hemels. Het koren placht natuurlijk uit zichzelf te groeien. De gehele idee was materieel, daar het leven eenvoudig, doch gemakkelijk was.
Aangaande den Egyptische hemel is er niets sophistisch, zoals bij het Mohammedaanse of Christelijke rijk der gelukzaligen; zelfs de manier het te bereiken was primitief, daar de oudste bewoners van het Nijldal geloofden, dat zij den hemel bereiken konden, door over de bergen, welke deze schraagden, te klimmen, terwijl de latere bewoners het geloof koesterden, dat zij een ladder nodig hadden, om daarheen te klimmen.
In verscheidene graven werden deze ladders zo geplaatst, dat de doden van hun astrale tegenhangers gebruik konden maken, om de hemelse streken te bereiken. Zelfs Osiris had een dergelijke ladder nodig en werd door Ra en Horus, of door Horus en Set, bijgestaan om deze te beklimmen.
Men vindt in verschillende papyri van het Boek der Doden beschrijvingen van zulke ladders, welke in de graftomben geplaatst werden. Haar lengte werd door den gestorvene zelf bepaald, in overeenstemming met de kracht der toverwoorden, welke hij over haar uitsprak.
De gestorvene was verder, eveneens door toverwoorden, in staat, zich in een vogel, of andere dierengestalte te veranderen. Het is moeilijk, de reden van deze veranderingen in het Paradijs aan te geven, maar de opvatting heeft enige overeenkomst met die der Aztec-krijgers, die geloofden, dat, wanneer zij het gebied van den zonnegod binnengetreden zouden zijn, zij hem op zijn reis vergezellen zouden en naar de aarde zouden afdalen, in de gedaante van een kolibrie.
Om iets te kunnen vertellen over snacks die de mensen in Egypte eten, ben ik een paar weken geleden met mijn vader en Ramadan - dat is een Egyptische meneer die bij ons werkt - naar de stad Kerdassa gegaan. Wij wonen zelf iets buiten Kerdassa; ongeveer 10 minuten lopen.
Eerst zijn we naar de koffieshop gegaan waar mijn vader vaak heen gaat om met mensen te praten. De hele dag en de hele avond zitten daar Egyptenaren koffie of thee te drinken en een waterpijp (een Shisha) te roken. Vrouwen komen daar nooit; die hebben het daarvoor, denk ik, te druk.
Bij de koffieshop zat een meneer achter een grote bak kamelenlever. Bij hem kan je een stuk lever kopen dat hij dan eerst weegt en dan in een hele grote pan gaat braden. De Egyptenaren eten deze lever als ontbijt met een stuk brood. Van het brood maken ze dan een soort vogelbekje dat ze als bestek gebruiken.
Op de foto zie je de bak met lever en Ramadan en ik. Ik heb het zelf niet gegeten, maar Ramadan vindt het wel lekker.
Op de volgende foto sta ik naast een soort pot waar ze bonen in koken. De bonen worden eerst gekookt in water en daarna wordt er olie en tahina in gedaan. De snack heet foel (betekent gewoon: bonen). Je krijgt het in een plastic zakje en ook deze snack wordt gegeten met brood.
Tameya is de volgende snack. Tameya is een soort platte gehaktbal die wordt gefrituurd. Het is gemaakt van groenten en je eet het met een soort zure salade. En natuurlijk weer met brood. Op de foto zie je ook een sapbar waar je allerlei soorten verse vruchtensap kan kopen, maar ook sap van rietsuikerstengels. De rietsuikerstengels koopt men ook wel gewoon als stengel om ze leeg te zuigen. Zie je de stengels voor de winkel staan?
Op de foto met het karretje en de ezel zie je de volgende snack: een gepofte zoete langwerpige aardappel. De aardappel wordt gepoft in het kleine oventje op het ezelkarretje. Wanneer je deze snack koopt, wordt het in een stuk krantenpapier verpakt en je eet het natuurlijk met je handen.
Op de laatste foto heb ik alle snacks uitgestald.
Eerlijk gezegd houd ik niet van deze Egyptische snacks. Ik ga liever naar de McDonalds. Maar om het zeker te weten heb ik overal een hapje van genomen: niet lekker! Gelukkig hadden we Ramadan bij ons; hij heeft alles opgegeten!
De koningen van het oude Egypte hebben altijd een harem gehad. Honderden vrouwen, van alle rangen en standen en overal vandaan leefden er in grote afzondering, louter en alleen voor het plezier van de Farao.
Onder de vele echtgenotes, die hij had, was er een die of van koninklijke bloede of uit de hoge adel afkomstig was, die de status van koningin had, de andere waren bijvrouwen.
Naast de (bij)vrouwen beschikte hij ook over een harem. De farao heerst over de hele aarde, waarvan zijn onderdanen het vruchtgebruik ontvangen. Uitgaande van deze gedachte wil de gewoonte dat, hoewel hij zijn eigen echtgenotes heeft, alle Egyptische vrouwen, vrouwen van de Farao zijn.
De haremvrouwen, die op uiterlijke schoonheid worden geselecteerd uit alle lagen van de maatschappij, staan onder bewaking van een overste. Zij moeten het de Farao naar zijn zin maken.
Ze moeten goed kunnen musiceren, zingen en dansen. Hoewel ze bij hun heer geen enkel recht kunnen claimen, krijgen sommige van hen grote gunsten toebedeeld en mogen ze bijvoorbeeld de hoofdtooi van de prinsessen dragen of, maar dat gebeurt veel minder vaak, de uraeus, het heilige symbool.
Deze vrouwen die bij de Farao een streepje voor hebben worden vorstin van het land, heerseres over beiden landen, koningin van de Deltaof mooie koningingenoemd.
Naast de talloze Egyptische vrouwen zijn er ook buitenlandse vrouwen. Ze zijn herkenbaar aan hun kleding, kapsel, muziek en hun manier van dansen. Amenhotep III kreeg als blijk van trouw en verbondenheid de Mitannische prinses Gilochipa, de dochter van de prins van Nagarina, die hij de status van echtgenote gaf, maar ook 317 van haar allermooiste dienstmeisjes als haremdames.
De Farao vierde dit heuglijke feit door grote herdenkings-scarabeeën uit te geven. Het vrouwenhof werd bewaakt voor een groot aantal wachter die de haremvrouwen alle contacten met de buitenwereld verboden.
Het beheer over de harem was in handen van hoge functionarissen, zoals de directeur van de koninklijke vrouwenvertrekken, de schrijver van de koninklijke verblijven en de haremluitenant.
Niet alle faraos kregen zoveel kinderen als Ramses II, die naar men zegt meer dan 100 (zelfs 200) kinderen bij zijn bijvrouwen kreeg.
Er werden speciale bijgebouwen neergezet voor het koninklijke nageslacht, dat, als het eenmaal volwassen was, moest deelnemen in het bestuur van de Staat Egypte.
In het Midden Rijk gingen veel kinderen van de bijvrouwen van de Farao in het leger, waar ze uitblonken in dapperheid. Ramses III is een van de weinige - zo niet de enige - die zich op muurschilderingen in zijn harem heeft laten afbeelden. Toch kostte deze harem hem waarschijnlijk zijn leven. Teje, een van zijn bijvrouwen, droomde ervan haar zoon Pentawer op de troon te zien. Ze beraamde een samenzwering waarbij ze onder een hoedje speelde met een groot aantal bijvrouwen, hoge ambtenaren en harembewakers.
Dat leidde tot de val en de dood van Ramses III, die al wel op leeftijd was, maar nog volop genoot van het aanzien dat hij met zijn roemrijke overwinningen in het buitenland had verworven. Op zijn sterfbed gaf de koning twaalf rechters opdracht de zaak uit te zoeken.
Tijdens het proces ontsnapten de haremdames, hoewel ze onder speciale bewaking waren gesteld, om feest te gaan vieren met een generaal en twee van de rechters. Een deel van de schuldigen werd gestraft, Pentawer pleegde zelfmoord en Ramses III kondigde algehele amnestie af omdat hij het schandaal liever de kop indrukte dan dat hij zich de woede van zijn bijvrouwen op de hals haalde.