Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
21-08-2010
Uit de kinderjaren van Kobeke Robsen.
Op die bewuste vakantiedag kwam nonkel Jo me halen met zijn blauwe Volkswagen. Het was een kever zoals ze die nog maakten in 1950, met een koetswerk dat stevig was en met een heel kleine achterruit. Mijn nonkel Jo had er bij zijn post jaren voor gespaard, iedere frank afpitsend van zijn pree als bediende die hij had laten ontsnappen aan de vingers van de blonde vriendin met wie hij zonder trouwboek samenwoonde. We reden naar de Ronde die in het begin van de hooimaand dwars door het Vlaamse land trok. De plaats waar wij naartoe reden is niet meer in mijn geheugen, maar ik weet wel nog dat we toen waren gestopt langs een grote steenweg. Een bonte menigte stond daar langs beide zijden van de brede betonweg. Om van ver alles te zien aankomen vatten wij plaats boven op een gracht. Achter ons was er een nog groen korenveld waarin ik heb geplast.
Het woelige jongetje dat Kobeke toen was, te stout om misdienaar te mogen zijn, kon op die plaats niet lang kalm blijven zitten op de oude stoel die nonkel Jo had meegebracht. Met zijn 1m87 kon hij zelf overal en altijd wel zien. Al loerde het oog van mijn grote nonkel steeds op mij en naar die stoel, toch rolde de kleine weldra de berm af nadat de tweede publiciteitsauto wat dingetjes begon uit te gooien. Tussen de kwajongens ter plaatse ontstond er een vechtpartij tijdens het grabbelen. De jonge Kobe wou natuurlijk niet dat zijn kaas door de anderen werd gepakt en in de struggle for live van de knapen in korte broek bemachtigde ook hij een pet, een worstje in zilverpapier, vier karamels, twee balonnetjes om op te blazen en vijf foto's van fietsende kampioenen.
De vreemde voertuigen die voor publiciteit zorgden, voor muziek en lawaai in de Franse taal, waren zeldzamer geworden en dan plots kwamen er geen meer. Enkele auto's waarop de naam van dagbladen of van sportmagazines stond, reden ook nog voorbij, doch zonder enige aandacht aan ons te geven. Toen verschenen een tiental indrukwekkende motorrijders. De kermisleute langs de Rondeweg ging over in kalmte en het werd stil omdat iets belangrijks zou gaan komen. Alle nekken strekten zich naar de richting waar die morgen het licht was opgekomen. De stilte, de spanning, die toen voelbaar werd, kondigde de doortocht aan van het peloton van de dwangarbeiders van de weg, van de helden van ons volk.
Ja, ginds in de zon roerde er wat. Een symfonie van kleuren naderde als een tapijt dat werd opengerold, een dansende branding, een golf van soepele gespierde benen, gebogen ruggen en gehoekte ellebogen, naderde. De wielen flitsten in het felle middagzonnelicht. De brillen en de gezichten met een brede mond, de koppen en de neuzen, de truien in vele kleuren, waren een streling voor de ogen. De andere zintuigen namen de geuren van benzine, van broekvet en massage-olie waar. Soms voelde zelfs de ene of andere toeschouwer vocht uit drinkbussen, water of fruitsap, maar ook zweet, snot of speeksel. Als een wervelstorm schoven de renners in lange sliert voorbij. De verplaatste lucht deed stof en papiertjes wegvliegen. Gedurende die fantastische momenten genoten alle wielerliefhebbers, mannen, vrouwen, kinderen, van een gratis en groot spektakel.
De mannen met onze nationale kleuren reden voorbij, maar het ging zo vlug dat Kobe zelfs zijn geliefde wielerheld Stan Ockers niet zag, maar vooral het oranje van de Hollanders en het rood met witte kruis van de Zwitsers was hem opgevallen. Allen, langs die rechte betonweg deden een stap mee in de richting die gevolgd werd door de zwerm Tourrenners, doch het getoeter van de volgwagens, stoere auto's die zwaar met fietsen beladen er als tanks uitzagen, deed ze allen een stap terugwijken naar de zijkant waar zij even later terug weer met beide voeten als wezen op de grond stonden. De werkelijkheid van de gewone dag en van het einde van het feest dat zopas aan hen was voorbijgetrokken maakte hen wakker. Deze droom was verdwenen en had amper bestaan. Toen kwamen de tongen los. Weldra kon ook het mannetje met het kleinste petje beweren dat hij de gele trui Wout Wagtmans had gezien, in het wiel van Wim Van Est. Kenners wisten te zeggen dat deze laatste op zijn polsuurwerk Pontiac het juiste uur had. Maar niemand uitte zich met veel enthousiasme over de Belgen, want die presteerden toch zo slecht vergeleken met Sylvère en Romain Maes, met Vervaecke, Vissers, en Aerts uit vroegere goudgele tijden.
De mensen liepen nu te voet of met een fiets aan de hand over de staatsbaan waar tijdens de rest van deze dag toch niet meer zoveel gevaarlijke vierwielers zouden voorbijkomen, vermits er nu al zoveel voorbij waren met die koers. De café's, en ook de feeststent die daar stond, liepen weer vol. Het bier viel schuimend in de pinten. De emotie was groot geweest en de sportmannen spoelde die nu weg met grote slokken. Nonkel Jo had een grote Stella Artois bemachtigd en in zijn tweede hand was er voor mij een flesje coca-cola met een rietje. Mijn nonkel Jo was al lang een van mijn beste kameraden.
Wat later stapten wij terug naar de plaats waar nonkel Jo zijn Volkswagen had geparkeerd. Terwijl we naar huis reden, haalde ik alles wat ik gegrabbeld had uit mijn diepe broekzakken. Mijn nonkel Jo zei dat hij fier was op mij omdat ik zoveel had gevangen. Na een dik uur waren wij terug thuis en toen ik in moeders keuken kwam, overviel een grote honger me. Gelukkig kreeg ik een grote boterham met platte kaas en bruine suiker, met een groot glas prikwater.
Enige uren later luisterden we in het huis van de buren naar de radio. Maurice Dieudonné sprak over de talrijke toeschouwers, duizenden en duizenden, die tussen start en aankomst de renners hadden aangemoedigd.
De uitslag van de rit Brasschaat-Rijsel 255 km was 1. Louison Bobet, 2. Ferdi Kubler, 3. Hugo Koblet.
Zoals het profiel van een Alpenrit uit de Tour de France zo zou het verhaal van de wielrennerij kunnen worden voorgesteld, met hoogten en laagten, berg en dal, voorstellend de vette en de magere jaren. That's life ! Want zo ging het ook in ons eigen en in het leven van menig ander persoon, de cyclische beweging van goede en slechte seizoenen, van vreugde en verdriet, van armoede en welstand, en zelfs van de gezondheid en van de liefde.
Vandaag staat de wielersport in de USA in bloei. Belangrijk is niet die ene Lance Armstrong die nog altijd rijdt, de grote arend die hoog boven fauna & flora vliegt, maar wel de Pro Tour die de brede top uitmaakt en waar grote bedrijven als HTC Columbia, Radio Shack,Garmin Transitions en BMC Racing Team zijn komen postvatten. De voertaal is Engels geworden in en rond het grote peloton. Dat betekent dat de zon schijnt in wielerland USA anno 2010.
Toen colonel Albert Pope in 1876, wanneer terug rust was gekomen na de woelige burgeroorlog, de Grote Tentoonstelling van Philadelphia bezocht en daar fietsen zag, uiteraard toen met het hoge voorwiel, zag hij dat er een gat in de markt was vooral in het Noord-Oosten waar mensen, macht en rijkdom in grote hoeveelheden waren. Boss Pope reisde naar Engeland en werd het volgend jaar reeds de belangrijkste invoerder van tweewielers in de USA via zijn bedrijf Bicycle Factory in Hartford Connecticut. Hij bracht het merk Columbia op de markt en die markt was verschrikkelijk hongerig. In Connecticut was weldra alle technologie aanwezig voor de fietsindustrie en Pope's medewerkers verbeterden voortdurend hun producten en specialiseerden zich tot in de details. Hun verkoop steeg zo geweldig dat in 1893 zij de meeste fietsen ter wereld verkochten. De ideale fiets die zij maakten kostte 313 $. Dat was de prijs van een goed paard. Het was duidelijk dat niet de arme immigranten, niet de prairielopers, arbeiders en knechten zo'n tuig konden kopen. Slechts de volwassenen uit de hogere kringen pronkten omwille van die prijs met zo'n mooie fiets. In 1896 waren in de USA reeds 1.000.000 fietsen in gebruik. Er was veel keuze want 250 fietsmerken werden door de industrie aangeboden. De grootste bedrijfsleider bleef nog altijd Albert P. aan de top van zijn American Bicycle Company die 75 firma's groepeerde. De fiets was al veel verbeterd op dat moment. Er mag zelfs geschreven worden dat hij in de volgende 114 jaren eigenlijk globaal niet zoveel meer veranderde. Onze fietsen van vandaag trekken nog steeds fel op de safety fietsen die al in de tijd van Buffalo Bill werden gebouwd.
WIELERKAMPIOENEN.
In den beginne toen de fiets pas door de mens was geschapen, was het ene James Moore uit Engeland de winnaar, zoals in de historische Parijs-Rouen van 1869. Vermits nu de snelle Mark Cavendish vaak de rapste is, mag het oude 'nil nove sub sole' uit de tijd van de heirbanen in Brittanica weer vermeld worden.
In de USA werd de eerste bekende koers gereden te Boston op 24 mei 1878. Twee jaren nadien groeperen de wielerclubs er zich reeds in de LAW, de Liga van American Wheelmen, opgericht te Newport op Rhode Island. In 1898 telt deze wielerbond 102.600 leden. Zij ijvert voor betere wegen, wetten die de wielrijders beschermen, en zij organiseert zowel toerisme als wedstrijden. Wanneer in 1892 de Internationale Cyclist Association wordt gesticht, verbinden volgende landen zich in de wielersport : België, Frankrijk, Nederland, Duitsland, Denemarken,Engeland, Canada, en de Verenigde Staten. De sterke wielerlanden van vandaag Italië, Spanje, en Zwitserland, zijn daar niet bij en dat is vandaag moeilijk te begrijpen.Vanaf de periode van het hoge wiel, van de driewieler, van de eerste jaren van ontwikkeling, waren de Amerikanen dus al wel goed bezig in deze sport. Er was zelfs ene Thomas Stevens die toen al op de fiets rond de wereld was gereden (Bicycle journey around the world 1884/1886). Maar reeds in die jaren kwamen de twee dimensies van het velorijden naar voren : enerzijds het rijden voor plezier en voor gezondheid, en anderzijds de krachtmeting in de koersen, voor geld en glorie.
Diverse wedstrijden werden gehouden. Omwille van de slechte wegen en het gevaar van aanrijding met dieren of andere weggebruikers, werd uitgeweken naar parken en paardenrenbanen. Promotors zagen weldra dat er brood, kaas, en nog meer te verdienen zou zijn door wielrijders en supporters te verzamelen op en rond houten pistes, velodromes genoemd. Daar kon entreegeld worden geïnd, en daar kon eten en drank worden verkocht. De feestelijke stemming en het plezier was er geweldig. Het volk stroomde toe. Het duurde amper twee jaren vooraleer 100 velodromes bestonden waarop de bezitters van fietsen koersen konden rijden. De fietsenmakers waren fier en blij telkens als iemand met een rad van hen kon winnen. Dat toonde aan het publiek de kwaliteit van wat door hen werd verdeeld en verhoogde terstond hun zakencijfer. De fietsfabrikanten, de winkeliers, de wielerclubs, de oudere renners, de uitbaters van wielerbanen, de sportreporters, begonnen te zoeken naar jonge kerels die potentieel bezaten om winnaars te worden op de wielerbaan. Al vlug werd beseft dat niet in de rangen der koorknapen moest worden gezochten maar dat de mannen die nodig waren in de koers bikkelhard moesten zijn. Uit zulke rijders werden ' de scorchers' gemaakt. In geen woordenboek heb ik de vertaling van dit woord gevonden. Ik laat de lezer hier daarom maar zelf kiezen tussen 'woeste rijder, volbloed, geweldenaar, crack, vlammer, expresstrein, vliegende yankee, tijger van Philadelphia, champion of the champions, flandrien of Chicago, ... enz. ' .
Wel, natuurlijk, het waren manspersonen met snorren, rappe benen en gespierde armen die op de fietsen terecht kwamen, op tuigen die hen werden uitgeleend en daarna geschonken door verdelers. Waar heb ik later nog gehoord dat om een wielerkampioen te worden men niet alleen redelijk zot moet zijn, maar tevens iemand met zo'n slecht karakter dat hij zelfs zijn vader en moeder zou kunnen vermoorden ? Van zo'n soort probeerde men in de USA al op het einde van de negentiende eeuw broodrenners te maken.Vermits de Noord-Oost hoek een overbevolkt gebied was, kon tussen de yankees veel kandidaten gevonden worden. Een ruwe schatting uit 1895 geeft aan dat er 5.000 wielrijders waren die voor de dollars reden op die houten velodrooms, die zowel binnenshuis als in de buitenlucht waren opgesteld. De afmeting van een wielerbaan was zeer verschillend, doch steeds gebaseerd op hoeveel ronden nodig waren om èèn mijl af te leggen. Tussen zovele scorchers werden kampioenen van wereldklasse ontdekt. Hier komen dan namen van deze eerste armstrongs van lang geleden toen wielrennen een ander vak was dan vandaag maar waar de winnaars toch ook al bijzondere burgers waren.
GEORGE HENDEE (1866-1943) uit Watertown in Connecticut. Hij verschijnt op de wielerbanen vanaf zijn zestiende. Hij is onklopbaar want hij wint 302 van de 309 koersen die hij reed op de hoge bicycle. Hij is de grootste kampioen van Amerika en de wereldrecordman 1886 over de halve mijl. Hij stopt jong om motorfietsen te bouwen waarmee ook op de velodromes wordt gekoerst, en bouwt de motorfietsen die de renners gangmaken, alsook gewone Silver fietsen te Springfield in Massachusetts. Samen met uitvinder Hedström runt hij de Indian Motorcycle Company. In 1913 verkopen zij 32.000 motorfietsen Indian, toen beschouwd als de beste motorcycle.
CHARLES MILLER (1875-1935) - Van Duitse afkomst, maar genaturaliseerd als staatsburger van de USA wanneer hij als fondrenner in de individuele zesdagen door zijn weerstandsvermogen en zijn wilskracht prestaties leverde die hem beroemd maakten. Na 6 X 18 uren rijden op de wielerbaan klopte hij als New-Yorker de ster van Chicago Albert Schock. Om deze prestigeslag te winnen reed hij op eigen kracht 3.368 km. Ook te San Francisco en in Frankrijk won deze krachtmens lange proeven, zoals op de 72 uren van Parijs in 1898 en de 100 uren van Roubaix in 1899. Hij reed altijd onuitputtelijk aan hetzelfde tempo, als een metronoom uren achter mekaar, en hij was houder van zeven wereldrecords. Op een dag tijdens de Zesdagen van New-York 1898 stopte hij plots en toen is hij op het middenplein met zijn lief getrouwd.
AUGUST-ARTHUR ZIMMERMANN (1868-1936) - ' Zimnie' of ' Le Grand Zim' is volgens de eerste sportverslaggevers, toen de zuivere snelheid de belangrijkste tak van de wielersport was, de grootste van alle wielerkampioenen. Zim wandelde als snelrijder van de ene zege naar de andere. Zoon van een turnleraar uit New-Jersey, was hij een prachtig atleet met eindeloos lange benen. Hij kon met een klein verzet zonder verzwakking verschrikkelijk vlug ronddraaien. Tijdens de jaren 1892 en 1893 was zijn meesterschap zo groot dat hij 100 en 101 koersen won. Eerst was hij nog amateur toen hij ook in Europa reed. Er was een trein nodig om zijn prijzen in natura naar huis te voeren. Om Zimmerman te zien rijden kwamen tot 30.000 wielerfans naar de velodrooms. Daarna was hij prof vanaf 1894 en kon hij zijn fenomenaal talent verzilveren tegen de allerbesten, zoals in de Grand Prix de l'Union Vélocipédique Française. In 1902 deed hij nog een come-back, maar tijdens deze derde omreis liep hij nederlagen op en kwam hij slechts de poen van andere jongens pakken. Hij trok zich terug uit zijn sport om bedrijfsleider van zijn eigen hotel te worden.
MARSHAL WALTER TAYLOR ( 1878- 1932) Hij kwam uit Indianapolis en was een harmonisch soepele atleet met prachtige benen en waakzame ogen, een zwarte wonderknaap. Gedurende decennia werd hij vergeten, maar sedert enkele jaren wordt deze unieke zwarte wielerkampioen opgewaardeerd en dat is eerlijk. Major Taylor, bijgenaamd ' de vliegende neger' , won in 1899 te Montréal het wereldkampioenschap zuivere snelheid. Er waren schiftingen met 180 deelnemers en 50.000 toeschouwers. Het leven van deze zwarte parel verliep als een roman en er werd ook al een langspeelfilm over hem gedraaid in Hollywood. Deze supervedette maakte grote rondreizen en zegevierde op vele velodrooms in de USA, Europa en Australië. Hij leefde als een koning maar hij stierf tenslotte straatarm. Zwart Amerika is thans bezig om van hem een heilige te maken.
De LAW kon de evolutie niet meer volgen. Er kwam een splitsing. Voortaan zouden zuivere amateurs, wielertoeristen, gentlemen, zij die omwille van kerkbezoek 's zondags niet op de fiets zaten en het deftig volk, rijden bij deze wielerbond, terwijl de beroepsrenners, de volksjongens, reden bij de National Cycling Association. De meest bekwame prijsrijders reisden samen in groep het land af naar de wielermeetings. Hun trek begon jaarlijks aan de Oostkust en ging tegen de herfst naar California.
THE SIX-DAYS. Vanaf 1878 waren er al in Engeland lange indoor-koersen die zes dagen duurden. Het zou echter pas in 1891 op Madison Square Garden te New-York gebeuren dat de nieuwe sensatie van een tijdperk begon, het monument in de Amerikaanse sportgeschiedenis, de zesdagen op de wielerbaan. Eerst werd er individueel gereden. De deelnemers moesten gewoon zoveel mogelijk rondjes afleggen en zij konden rusten naar eigen keuze. Om te winnen werd geen tijd verloren en dat maakte deze marathons bijzonder zwaar. Doodvermoeid reden de renners als zombies rond het ovaal terwijl zij werden aangemoedigd door 12.000 toeschouwers. Het reglement van deze te zware wedstrijden werd aangepast. De renners moesten per ploegen van twee of drie rijden in de Six-days en mekaar aflossen. Dat werd de Madison of ' de américaine ' ! .
1903 moet beschouwd worden als de ineenstorting van de vroegste fietsindustrie in de USA want toen begon Ford zijn goedkope auto's op de markt te brengen. Niemand wilde nog een dure nieuwe fiets. De metaalfabrieken schakelden over op motorfietsen en op onderdelen voor auto's. Er werd veel minder geld uitgegeven tijdens de wielerkoersen. De te winnen prijzen waren lager. De sprinters probeerden het in de koersen achter gemotoriseerde gangmakers, een nieuwe rage. Goede renners stopten of maakten de reis naar Europa om daar zich financieel te handhaven door als ' vedette américaine ' op te treden..
1908 ziet John M. Chapman verschijnen in de wielersport. Hij dirigeert wat gebeurt op de befaamde wielerbaan van Newark nabij New-York en hij trekt de wielersport uit de crisis door met vaste contracten ook goede renners uit te spelen op de andere bestaande wielerbanen in het Noord-Oosten van de USA . Tegelijk regelde hij ook wie zou winnen, waar, waarom en voor hoeveel. Maar de wielerfans zijn tevreden en vullen terug de zitplaatsen rond de pistes. De renners van Chapman waren de best betaalde sportlui uit hun tijd. Zij verdienden gemiddeld het tienvoudige van de andere werknemers. Ik zou nog over knettergekke, ongelooflijk getalenteerde, enorme sporthelden, belangrijke renners kunnen schrijven zoals over Banker, Lawson, Walthour, Wiley, Kramer, Goullet, Fogler, Mac Namara, Root en Rütt, maar uit eerbied voor de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog schuiven we hier verder naar 1920, toen J.M.Chapman en Tex Richard na de oorlogsjaren en de Spaanse griep terug nieuw leven inbliezen in de Six-Days van New-York.
De LAW was onmachtig geworden, verdreven door de dollars en de motoren. Voor de onbezoldigde liefhebbers kwam er een sterke revival met de ABLA, de Bicycle League of America, die zich met wielerkoersen op de weg zou bezig houden vanaf 1921 en ook met de koersen voor dames vanaf 1937. Deze wielerbond vermeed plaatsen waar auto's reden en organiseerde haar koersen heel vroeg in de ochtend op veiliger wegen. Het nadeel was dat bijna niemand die renners zag rijden. Mijn oog ontdekte pas onlangs Victor Hopkins en over die renner wil ik nu verder schrijven.
VICTOR HOPKINS ( 1904- 1969) . Als baby werd hij door zijn ongehuwde moeder afgestaan aan oudere mensen die na enkele jaren allebei stierven zodat dit klein Victorke als wees werd geplaatst in het tehuis van de Iowa Soldiers Orphans Home, nog steeds gekend als het Annie Wittenmeyer Home. Hij vertrekt daar als zestienjarige en vindt een job als krantenjongen met de fiets. Hij maalt dagelijks vele uren op zijn zware tweewieler en wanneer deze leeg is, bolt hij met flink tempo naar huis. Op een dag rijdt hij ook veel sneller dan een groep wielrijders van de plaatselijke club zodat hij opgemerkt wordt door Worth Mitten, een oud renner uit Davenport die nog rond de velodrooms had getoerd in het wiel van toppers als Kramer, Taylor en Lawson, en die de zesdagen van Des Moines in 1913 en 1915 had gewonnen. Zo komt Victor Hopkins terecht bij de Davenport Cycling Club en krijgt hij raadgevingen en steun van een ervaren coach. Zeer gestroomlijnd zit hij weldra op een betere fiets. Na een jaar trainen kan hij een formidabele prestatie leveren door de 5 mijlen af te leggen zonder gangmaking in 11 minuten en 22 seconden tijdens de Nationals van de Amateur Bicycle League of America. Dat was een werelrecord en konden alleen wielerkampioenen. Zijn naam is gekend en op voorwaarde dat hij zich kwalificeert zal hij mogen deelnemen aan de Olympische Spelen van 1924 te Parijs, als amateur van de ABLA.
Met grote motivatie op zijn fiets voorzien van één enkel verzet begint Victor zich voor te bereiden terwijl hij ook op korte tijd van zijn eerder klein postuur verandert in een volwassen jongeling van 1m80. In mei 1924 neemt hij deel aan tijdritten over 116 miles te Chicago en te Milwaukee, waar hij telkens op zijn eentje naar toe rijdt over onverharde wegen. In juni rijdt hij van uit zijn woonplaats Davenport, op de Mississippi ten Zuiden van Chicago, naar Paterson in New-Jersey gelegen op ruim 1000 miles in het Oosten. Hij legt ook die afstand per fiets af en wint daar de nationale trials. Op het eind van juni 1924 mag hij met het Olympisch Team USA met de grote oceaanboot mee naar Parijs om de 188 km lange tijdrit te betwisten op de weg en de 4km achtervolging per ploeg op de wielerbaan. In Frankrijk bewijst hij zijn talent door vijfde te worden in het befaamde Criterium van Saint Quentin, laatste voorbereidende proef voor de Spelen van 1924. Maar verder loopt alles mis in Frankrijk. Dieven stelen het geld van de Amerikaanse renners die in een paardenstal zullen slapen in plaats van in een hotel. Pech zal beletten dat hij internationaal zal bekend worden. Wanneer hij met slechts 20" achterstand op de derde plaats aan het tijdrijden is, komt hij bij het overrijden van een spoorweg ten val. De houten velg van zijn achterwiel is gebroken. Na vele minuten knoeiwerk kan hij herstellen, doch een 59ste plaats is zeker niet wat hij verdiende. Goud en zilver waren voor Blanchonnet en Hoevenaers.
De Olympiër Victor Hopkins wordt echter bij zijn terugkeer in de States getroost door Chapman die hem wil zien toeren op de wielerbaan met ondermeer Robert Grassin en George Chapman. In deze specialiteit is er goed geld te verdienen, alhoewel er veel kosten zijn en gevaren. Hopkins begint dagelijks achter een motor 70 miles te trainen op een ronde die hij goed kent. Chapman, de tsaar van de wielersport in de USA, bezorgt hem gedurende tien jaren contracten als stayer en ook in enkele zesdagen.
Koersen achter zware motoren over afstanden van 25 en 50 km op aangepaste fietsen met zijden bandjes waarin 10 kilo druk zat, betekende dat snelheden van 60 tot 70 miles per uur werden bereikt op de planken of het cement van wielerbanen voorzien van verhoogde bochten. Om dat te zien betaalden de toeschouwers graag een duur entreekaartje. De jonge Hopkins had geen familie, en niemand zou rouwen als hij zich dood reed. In 1926 betwiste hij de reeks van 36 stayerskoersen voor de titel van Kampioen van America. Weer scheen pech Victor te dwarsbomen, want hij brak tijdens een val zijn sleutelbeen. Daarna kon hij aan een tiental koersen niet deelnemen. Maar toch kwam in dat jaar de doorbraak. Het gebeurde te New-York. ' If you can make it there you can make it everywhere ! ' De neofiet in het stayeren Victor Hopkins die slechts in 24 van 36 koersen kon meerijden, scoorde op de finaledag toch nog voldoende punten om nationaal kampioen te worden, een nog nooit geziene stunt. Victor Hopkins werd een naam op de Amerikaanse wielerbanen, en nog meer. Hij had ook verschillende bijnamen, steeds een bewijs van de liefde van het publiek. Hij was the Plowboy, the Flicker, the Cornhusker uit Iowa. Tijdens de jaren 1928, 1932, 1933, rijdt Hopkins ook in Frankrijk en in Duitsland. Chapman verbood aan zijn renners om deel te nemen aan wereldkampioenschappen omdat daar te weinig te verdienen was. Na 70 overwinningen in de gevaarlijke ' motorpaced races' wilde Hopkins het ook op de weg proberen. In het jaar 1932 doet hij een paar administratieve stappen om te kunnen deelnemen aan de Tour de France. Daar zijn bewijzen van, maar wanneer de Tour vertrekt is hij niet bij de veertig 'touristes-routiers' die meedoen. Toch mag worden geschreven dat Victor Hopkins de eerste Amerikaan was die zich kandidaat stelde om de Tour de France als wegrenner te rijden. Hopkins reed waarschijnlijk wel voor Chapman afwachtende stayerskoersen op Franse velodrooms waar ritaankomsten van de Tour waren en verbleef in dezelfde hotels als de ware Ronderenners. Op de wielerbanen van Nutley en Coney Island eindigde de loopbaan van deze Victor Hopkins, die zich dan vestigde in Nutley ( New-Jersey) en zich bezig hield met zijn collectie oude fietsen en motorcycles.
Letourneur - Jerry De Baets uit Heule
MAC BOLLE EN DE FLANDRIENS.
JERRY DEBAETS THE KING OF NEW YORK.
Met deze hoofdstukken zal ik het vervolg van De Geschiedenis van de Wielersport in de USA op mijn blog proberen te brengen. Tot later.
Juliens Lootens gebruikte als wielrenner de schuilnaam SAMSON.
Onder de 60 deelnemers die waren vertrokken in de allereerste rit Parijs-Lyon van de allereerste Tour de France in 1903 bereikten drie Belgen de meet : Marcel Kerff uit Sint Pieters Voeren, Alois Catteau uit Menen en Julien Lootens uit Wevelgem. Deze laatste reed om de 467 km af te leggen meer dan vier uren langer dan Garin, maar ik vind dat hij een groot wielrenner was, ook al heeft hij maar weinig gewonnen. Hij is zeker één van de belangrijkste pioniers van onze wielersport, maar werd ondertussen wat vergeten en daarom schrijf ik over hem op mijn blog.
Julien Lootens werd op 2 augustus 1876 geboren als derde zoon van Adolf uit Brugge en Leonie Sette uit Evergem bij Gent (waar ik eens de wielerkwis ' De wielerhersenen van het Meetjesland' heb gewonnen). Vader Lootens was huisschilder en cafébaas. Via Wevelgem, Kortrijk, Lauwe, Tourcoing, vestigde de familie Lootens zich te Brussel, waar Julien in de betere kringen terecht kwam. In die tijd, rond de eeuwwisseling, was het daar de gewoonte dat men als renner een schuilnaam koos, zoals nu bij schrijvers, filmsterren, zangers, en zelfs soms bij voetballers nog steeds het geval is. Zo'n schuilnaam werd gebruikt omdat gegoede burgers, de aristocraten, niet graag hun familienamen in de sportuitslagen zagen staan, ook al hadden zijn een grote passie voor de wielersport. De wedstrijden werden vooral op de velodroom gereden en met dure fietsen die niet konden betaald worden door gewone jongens uit het volk. Pas bij de opkomst van de Flandriens en de straatkoersen, tijdens de periode voor de eerste wereldoorlog, konden ook boerenknechten en arbeiders aan velokoersen deelnemen, zij het dan eerder om een centje bij te verdienen in krachtmetingen op de vuile en slechte wegen, of van café tot café op kermisdagen en feestdagen.
Via zijn connecties in de society van de hoofdstad, van ' Bruxelles au temps du cinéma muet' , kon sportman Julien geregeld aan de bak komen op de talrijke pistes die ons land toen telde. Een grensstad zoals Menen beschikte rond 1900 over een korte houten wielerbaan, een betonnen piste en een assepiste, met een drukke activiteit.
De escapades van Samson op de piste zijn de moeite waard, maar het is toch door te starten in de vier eerste edities van de Tour de France dat Julien Lootens belangrijk werd. Hij deed het goed bij zijn Tourdebuut. Hij werd 2de in de vierde rit, 3de in de derde en in de zesde rit, om te Parijs zevende te worden in de eindrangschikking. De veelbelovende Julien was een prachtig ronderenner, doch die zoals de meeste van onze Tourhelden slechts gedeeltelijk de in hem gestelde verwachtingen kon laten uitkomen. In de incidentrijke tweede Tour kwam opnieuw Julien Lootens aan de start. Hij werd gediskwalificeerd door op de trein te kruipen,na vele bandbreuken, maar reed toch nog mee tot Parijs voor de dagprijzen. Samson en zijn spitsbroeder Aloïs Catteau verschenen in 1905 als enige Belgen aan de start in een volgende Tour waar toen om de punten werd gereden. Julien werd slechts twintigste. In die periode vinden we Julien Lootens een vierde maal in het rondeverhaal terug, maar reeds tijdens de eerste rit van 1906 belandde hij tussen de opgevers..
Een andere wedstrijd, waar Julien zich door aangetrokken voelde, was Parijs-Brest-Parijs met zijn 1200 km de langste wegwedstrijd in lijn, de legendarische marathon van de weg. Deze thans verdwenen klassieker werd slechts om de 10 jaar betwist en was toen zeer belangrijk. Samson nam deel in 1901, 1911 en 1921. Hij reed ze alle drie uit wat een prachtige globale prestatie was. In 1901 waren er 139 vertrekkers waaronder drie Belgen. Julien werd met een tijd van 77 u 59 min 18 sec als negende afgeklokt in het Parijse Prinsenpark. Tien jaar later kon hij zich verbeteren met 66 u 28 min en een dertiende plaats. In 1921, hij was toen al 45 jaar, met een tijd van 95 uur, kon hij nog 24ste worden door nog 40 uren na de grote winnaar Louis Mottiat te finishen.
Een nog ander monument is Parijs-Roubaix. Na in 1902 (21ste) en in 1903 (20ste) werd de helletocht van 1904 betwist door de dwangarbeiders van de weg, die zonder gangmakers een totaal ander wedstrijd moesten rijden over de kasseien van het Noorden. Gedaan dus met tandems, tripletten, trekkende en duwende helpers, en automobielen die de wielrenners in de vorige edities voorafgingen en de strijd vervalsten door gesjoemel. Lootens werd tiende en eerste buitenlander. In 1912, hij was toen al 36 jaar, kon hij nog beslag leggen op de drieenzestigste plaats. Alsof al dat reizen naar en koersen in Frankrijk nog niet genoeg was, kwam Julien ook nog op de piste in de sprintnummers uit en in stayerswedstrijden. Vooral als stayer was hij goed. Samen met Arthur Vanderstuyft uit Ieper nam Samson deel in 1903 aan de Sixdays van New-York. In 1904 was hij ook deelnemer aan de 1000 km match in de Parijse wintervelodroom. Hij zou er vierde worden.
Ook in eigen land was hij een vedette. Meestal was Jan Olieslagers zijn gangmaker. Hij reed dikwijls op de Brusselse wielerbanen zoals: Karreveld, Vélodrome de la Cambre en Linthout, maar ook in West Vlaanderen, waar hij geregeld uitslagen scoorde achter de zware motoren om dik prijzengeld mee naar huis te nemen.
Op 21 juli 1909 was hij ook van de partij toen Karelke Verbist verongelukte. Julien Lootens had toen veel 'chance' en kon nog nipt uit die verschrikkelijke valpartij blijven. Na een schone wielercarriere van meer dan twintig jaar overleed Julien Lootens op 6 augustus 1942 in Brussel, hij was toen 66 jaar en 6 dagen oud.
De snelle jongens van de zuivere snelheid waren ' de aristocraten' van de wielerbaan.
Met zijn vriend Arthur reed Julien de dikbetaalde stayerskoersen.
Het nieuws van deze dag was het weerzien van Fidel Castro, el lider de la Revolucion cubana.
Vermits de Amerikanen weer domme dingen gaan doen kwam Fidel het nog eens uitleggen.
Fidel Castro , gezond als een oude walvis in fris water, sprak vandaag voor het eerst sedert 2006 terug in het Cubaanse Parlement voor een buitengewone zitting. Tijdens zijn speech van 12 minuten maakte de oude revolutionnair voor de zoveelste keer een kwade vinger op de Verenigde Staten die in het Midden-Oosten met vuur zijn aan het spelen terwijl er nucleaire dreiging is vanwege Iran en Noord-Korea. De grote communistische leider van het Cubaanse volk smeekte Barack Obama om te voorkomen dat er een kernoorlog zou komen.
Sedert een maand verscheen Fidel Castro reeds meerdere malen in het publiek. El comandante en jefe is weer fit en mager, staat mentaal weer zeer scherp, ondanks zijn 84 jaren, en lijdt niet meer aan de maagkwaal die hem in een zetel had geplaatst. In een olijfgroen uniform deed hij een zeer opgemerkt wederoptreden.
De vraag die velen zich stellen vanavond is ' Waarom ? ' . Wil hij aandacht trekken op zijn boek ' De Strategische Overwinning' dat onlangs uit is gekomen en dat weer gaat over de Cubaanse Revolutie van 1958 natuurlijk want daarover zal die man, strijder van zovele gevechten en held met zoveel memoires nooit uitgepraat geraken ? Is hij meer dan een oude man die zich nu wat beter voelt en nog eens een frisse neus wil halen, een veteraan die nog een laatste optreden wil doen alvorens dood te gaan ? Is zijn alerta sobre peligro de una conflagracion nuclear ernstig te nemen ? De toekomst en de geschiedenis zal het uitwijzen !
Fidel Alejandre Castro-Ruz laat sedert decennia de gewone mensen en ook de wereldleiders niet onverschillig. Ik behoor niet tot zijn tegenstanders, alhoewel de tocht van zeven weken die ik per fiets had willen ondernemen, op zijn eiland, me zwaar was tegengevallen in 2001, nadat ik zoveel gelezen had en zelfs wat Spaans leerde op de avondschool.
Welcome back, good old friend ! Con mucho gusto sua reaparicion companero !
Leg het nog maar eens uit , want zij begrijpen het niet !
Minder bekend maar zeer efficiënt , President Raul Castro, de broer van Fidel, is nu de grote baas op Cuba.
Op Cuba hebben wij de lekkerste cigaren en de beste hoeren heeft companero Fidel altijd beweerd.
Zal ik Vladimirke aanpakken in tenis de mesa, judo, boxen, baloncesto, béisbol, in het salsa dansen of in het mojito drinken, om hem te bewijzen wat een kerel ik ben, schijnt de grote Cubaan te reflexioneren.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.