Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
30-06-2009
Rome 1996 - Toen ik mijn fiets tegen de toren plaatste.
In de vroege namiddag zijn de schaduwrijke straten van het oude Pisa leeg tot na de siësta. Ik rol in de stilte verder op soepele banden tot ik kom aan een door onkruid en struiken overwoekerde muur. Daar zie ik dat meer en meer mensen stappen naar dezelfde richting, zwermen toeristen van alle soort, ook Japanners gereed om ieder vogeltje dat voorbij vliegt vast te leggen op Kodakpapier. Wat verder zie ik die beroemde scheve toren van Pisa staan. Hij is eigenlijk veel kleiner dan ik altijd had gedacht, maar 55,86 m hoog. Bekeken van op een afstand van 155 m geeft dat geen felle indruk. Ik luister naar een gids die veel vertelt over de toren. Het is me vlug duidelijk dat ik sta voor een uniek geheel dat Campo dei Miracoli wordt genoemd en waar naast de Torre Pendente, ook de Duomo, de doopkapel, en het Camposanto, belangrijk zijn. Ik wil mijn fiets tegen de kerk plaatsen maar, misschien omdat er niet Bianchi-Campagnolo op staat, word ik één minuut later al weggejaagd door een ijverige politieman. Nergens kan ik mijn fiets veilig opbergen of aan iets vastkabelen.Tussen tweeduizend in alle richtingen bewegende mensen, nabij een toren die wie weet wel zou kunnen omvallen, en nabij die hoogkerkelijke muren van Pisa voel ik me niet op mijn gemak en niet erg welkom. Met mijn maag vol slecht geknabbelde zeevruchten verloopt mijn spijsvertering ondertussen ook niet zo vlot. De bezoekers, die voortdurend door touringcars worden aangevoerd, overweldigen me. Ongewild word ik door de massa tussen de winkeltjes geduwd waar ik zie dat op de ansichtkaarten alles van Campo dei Miracoli mooier en indrukwekkender is op foto dan in de werkelijkheid. Ik loop verder en benader zo dicht mogelijk de wereldberoemde toren. Ik plaats mijn fiets tegen stenen die reeds eigenlijk tot de voet van de toren behoren. Achter enkele planken en overschotten van bouwmaterialen doe ik vlug mijn kleine behoefte, maar bij mijn terugkeer aan mijn fiets, zie ik dat twee politiemannen met de armen op de rug in mijn richtig komen. Ik wip op mijn zadel en met klein verzet verlaat ik de toeristische grote mirakelmarkt van Pisa. Vermits die politiemannen het niet op een loopje zetten om me te pakken -want fietsen is daar verboden - moet ik ook niet op groot verzet wegspurten.
Olive Green brengt me naar Piazza dei Cavalieri en Piazzo Dante. Deze zijn leeg en verlaten maar dat zal niet voor lang meer zijn want binnen een week zullen de studenten de buurt bevolken en zal een nieuw schooljaar beginnen. Aan de Ponte Solferino stop ik om wat te bedaren, en omdat daar een karretje staat met ijskreem. Ik fiets even tot aan het gothische kerkje Santa Maria della Spina, waar lang geleden een relikwie van onschatbare waarde werd bewaard, namelijk een stekel uit de doornenkroon van Jezus Christus. Met zijn rustgevende waterstroming vloeit de Arno in die omgeving reeds eeuwig voorbij. Hem .zal ik tijdens het komend uur volgen en dat is een gedachte die mijn moed verbetert.
In de XIde en XIIde eeuw werden te Pisa de beste zeilboten gebouwd. Met deze boten konden de kooplui veel vervoeren maar zeker ook sneller varen dan de Moorse zeerovers die aan het loeren waren om een slag te slaan, zoals koopwaren stelen, en vrouwen en kinderen ontvoeren voor losgeld of voor de slavenmarkten. Gedurende tweehonderd jaren waren de Pisani grote vakmannen. Uit hun scheepswerven kwamen de Ferrari's en de Alfa Romeo's van de zeilboten, terwijl elders boerenkarren en Lada's werden gemaakt. De zeevaarders van Pisa waren de meesters van de zee. Zij werden weinig gestoord door de Viking's die andere jachtvelden hadden. Van hun zeereizen brachten zij rijkdom, kennis en kunst mee. Die gingen zij halen in gebieden waar de Islam bloeide. Pisa was een machtige stad eeuwen later dan Rome en Ravenna, maar wel vroeger dan Venetië, Florence, Genua, Milaan, Bologna. Zo hebben vele Italiaanse steden een verwarde en ingewikkelde geschiedenis, met hoogten en laagten, met grootheid en rijkdom gevolgd door verval en stilte.
De regio Toscane heeft drie belangrijke troeven om iedereen te lokken en aangenaam bezig te houden. Ten eerste is er de kunst en de sfeer in de oude steden, ten tweede zijn er de heuvels, bergen, bossen, wijngaarden, rijke natuur, en ten derde zijn er de kusten en de zee.
Toen ik mijn fiets tegen de toren plaatste is hij nog niet omgevallen. Veel later dan op die zondagnamiddag zou ik te weten komen dat de toren van Pisa 44 cm terug rechter werd getrokken door een tegengewicht van 870 ton lood. Deze openbare werken tot renovatie hadden de som van 28.000.000 euros gekost. De toren van Pisa werd op die manier een beetje minder scheef, wat zijn kansen voor de toekomst verbetert. Maar, het is ondertussen ook wel waar geworden dat de toren van de Sint Walfridiskerk van Bentum in Friesland nu zes centimeters schever is dan die van Pisa. Vermits ik Wilfried heet kan ik daar mee leven. Want al bij al was het met droeve blik dat ik het te drukke Centro Storico verliet. Mijn neus begint wijd open te gaan in de zeelucht die me tegemoet komt en me gelukkig stemt. Na een tiental km fietsen, sta ik weldra voor de wijdse horizon van de Tyrreense Zee. Ik reed Tirreno-Adriatico niet, maar wel Adriatico-Tirreno. Ik feliciteer mezelf want ik reed tussen de zeeën bijna zo goed als Roger Devlaeminck.
Met zicht op " la grande bleue" en met mijn voeten op proper zand geniet ik intens van de prachtige ogenblikken die me zijn gegund. Ik vraag me af welke zin het heeft om na Marina di Pisa terug naar het binnenland te trekken, zoals mijn programmablad was opgesteld, om mezelf terug af te peigeren op mijn zware fiets. San Gimignano, Siena, Perugia, Assisi, Spoleto, Rieti, zijn allemaal mooie plaatsen, maar om er te geraken zal ik moeten zweten. De oude Italiaanse steden zijn prachtig, maar zou ik toch maar niet de zeeweg volgen om meer te genieten en om op een ontspannen manier gemakkelijker Rome te bereiken. Ik wil niet rekenen, maar ik weet dat ik zeker vijf dagen langer heb gereden dan verwacht. Maar dat mag me niet duwen tot overdreven sportieve inspanningen om nu per dag méér kilometers af te leggen hetgeen zou mogelijk zijn door mijn fel verbeterde lichaamsconditie. Als vroegtijdig gepensioneerde evenwel moet ik leren genieten en plezier hebben zonder enige prestatiedrang, en zonder nog te willen bewijzen dat ik misschien niet meer kan rijden zoals een campionissimo maar toch nog als een gregario. Sint Franciscus en de Heilige Clara zullen mij vergeven als ik niet bij hen op bezoek ga. Flexibiliteit is van deze tijd. Als ik wil, kan en mag ik mijn route wijzigen. Ik ben zelfstandig en mijn eigen meester, alléén op weg zonder tochtgenoten.
17.00 u. Laat op zondagnamiddag aan de Toscaanse kust. Einde van september. Plots begint er een windstorm, de golven worden talrijker en wilder. Weldra volgen donder en bliksem. Vele strandtoeristen en ikzelf vluchten in alle haast naar een milkbar. Alle hemelsluizen gaan open en de regen als een waterval spuit over Marina di Pisa. Ik heb maar een kleine tafel bemachtigd , maar ik zit toch droog en ik kan mijn fiets in het oog blijven houden. Die steekt goed bedekt onder de tent die ik te Fiesole kreeg. Om te mogen blijven schuilen in de milkbar, die ondertussen zo vol is als een fles Martini, bestel ik een bananasplit en nadien ook nog een tas koffie.
Golven op zee. Alléén aan de natte kust. Mentale verzwakking. Plots valt mijn beslissing. Ik fiets niet naar Assisi, maar ik zal langs de kust proberen Rome te bereiken. Zo kom ik dan opnieuw op de route van André en Simone, die ik had gevolgd langs Maas en Moezel. Die weg is belangrijk en bekend als de VIA AURELIA ANTIQUA. Het is de heirbaan die sedert Romulus zo druk werd gebruikt door de legioensoldaten, handelslui, reizigers, huurlingen, artiesten , troubadours, girorenners, zigeuners, bruine paters, maffiosi, straatmadelieven, te voet, te paard of op wielen. Deze belangrijke oude verkeersader loopt van Marseille naar Rome.
Na dit onweder rijd ik op natte wegen naar Livorno. Ik wil nog vele kilometers afleggen. Rond Livorno is weinig te zien, maar er is daar mogelijkheid om naar Sardinië te varen. Dat bekoort me. Een jaar eerder was ik zo van Roscoff in Bretagne overgestoken naar Cork in Ierland. Toen veranderde een fietstocht die saai werd in een onvergetelijk avontuur. Maar dat zal nu niet gebeuren want mijn weg naar Rome is nu duidelijk afgelijnd en heet Via Aurelia Antiqua. Beter kan niet. Aan de Cassa di Risparmio di Livorno probeer ik te bancontacten, maar dat automaat staat op het einde van de weekend droog. In de volgende woonwijk van Livorno krijg ik van de Banco di Roma wel goede lires. Ik meen dat Banco di Roma me een teken geeft dat ik moet naar Roma fietsen en niet naar Sardegna varen. Met stevig tempo ga ik vooruit, maar ik krijg weer regen op mijn lijf. Ik wil niet schuilen. Het is bijna donker door de zwarte regenwolken. De wagens zijn gevaarlijk. Het is nog maar 19.15 u maar ik moet met mijn lichten rijden voor meer veiligheid en door wettelijke verplichtig. Ik sukkel nog verder door de nattigheid.
Ik begin te verzwakken, maar gelukkig kom ik aan te Antignano, een kleine badstad. Door de regen is er geen mens op straat. Weldra ontdek ik een pension waar nog plaats is. Op de kamer duik ik onder de warme douche. Met droge kleren aan zit ik een uurtje later aan tafel. Het moment is gekomen om het goede einde van mijn vijfde week op weg naar Rome te vieren, en met klasse af te sluiten. Het wordt een goed avondmaal. De vrouw des huizes mag voor mij beslissen wat ik zal eten. Er komen zes schotels op tafel, niet in één keer , maar in de gepaste volgorde. Gemengde zeevruchten, lasagne, entrecôte, frieten, kaas, brood. Schitterend einde van deze natte zondag. Op mijn tafel staat een fles Rosso di Montalcino 1988 genummerd 530499. Zou die niet te duur zijn ? De dienster weet het ook niet. Zij neemt de fles en gaat aan de bazin vragen voor hoeveel ik die mag ledigen. Het zal 15.000 lires kosten. Normaal kost zo'n fles toch meer. Maar ik meen te begrijpen dat de bazin medelijden met mij had toen zij me in haar pension zag binnenkomen als een oude natte hond. Zij gunt me een premie voor schone strijdlust en bruine gespierde benen. In het aantrekkelijk restaurant hef ik mijn glas op als dank voor de mooie dagen die voorbij zijn en voor nog betere dagen die hopelijk zullen komen.
Met een wereldfietser uit Australië had ik in de jeugdherberg de kamer moeten delen. Hij was dwars door België gefietst, hield een goede herinnering over aan Mons waar hij veel bier had gedronken. Bij de fietsstalling maak ik kennis met een koppel fietsers mooi uitgerust op Koga Miyata's. Zij willen nog wat genieten te Montecatini Terme tot de Fietsbus hen terug naar Nederland brengt. Tijdens het ontbijt komen Duitsers mij gezelschap houden. Zij zagen me al in de regen van Fiesole, nabij Parco Pinocchio, en nu was het de derde keer, een reden om wat te praten. Man en vrouw vinden mij een rare figuur met mijn rode pothelm en zware fiets. Zij reizen gewoon met de auto. Hun route is bijna identiek aan de mijne. Na Toscane zullen zij Rome bezichtigen.
Na deze ontmoetingen met telkens een korte babbel, wil ik op deze voormiddag enige punten afwerken in de mooie stad Lucca. Ik wil beginnen met een bezoek aan het Sanctoario Santa Gemma omdat ik een buurvrouw heb die de voornaam Gemma draagt. Voor haar zal ik in dat heiligdom een kaars aansteken. In de kerk van de Passionisten te Lucca wordt die heilige Gemma vereerd. Het is een kerk waarvan de bouw was begonnen in de tijd van de fascisten (1935) . Door de oorlog en armoede die volgde, vielen de werken stil tot 1965. Pas toen kon het kerkgebouw worden voltooid. De heilige Gemma had te Lucca geleefd en mirakels gedaan. Ik ledig mijn geldbeugel in een offerblok en raap documentatie op over deze heilige om te geven aan de Gemma van onze straat.
De ruimte van het kerkschip is leeg. Wanneer ik terug wil buiten gaan , waardoor het schurend scharnierke van de kerkdeur fel kreunt, spring daar plots in de halve duisternis een meisje recht. Zij lag daar stiekem op een kerkbank te slapen. Het is waarschijnlijk een zwerfster, een jonge zigeunerin. Zij is daar om te bedelen aan de kerkdeur en vraagt me wanneer de H.Mis zal beginnen. Vermits dat in grote letters op de muur staat kan zij niet lezen. Ik probeer haar uit te leggen dat zij jong en ook mooi is. Zij kan zeker wat anders doen in het leven dan bedelen. Ik stop haar 5.000 lires in de hand om op dit vroege uur iets te gaan eten in het centrum van de stad. Zij glimlacht en loopt weg in de richting die ik haar met mijn vinger aanduid.
Zo heb ik mijn goede zondagse daad reeds gedaan. Ik rijd dan naar de stadswallen, een dijk van bijna 10 m hoogte die zonder onderbreking gedurende 4,5 km helemaal rond de stadskern loopt. Boven op die dijk ligt een uniek circuit voor fietsers, wandelaars, joggers, kinderkoetsen, rolplanken. Ontelbare bomen zuiveren er de lucht en brengen er schaduw. In de verte nabij de Toscaanse hemel zijn bergen te zien. Dichterbij zijn grasvelden, stenen muren van de versterkingen, grachten en kanalen om het aanvallers moeilijk te maken. Binnen deze geweldige verheven kring liggen tuinen en oude huizen met prachtige daken, alsook torens en kerken.
Reeds duizend jaren geleden zo wordt vermeld in 'the Canterbury Tales ' kwamen de pelgrims die op weg naar Rome waren graag langs Lucca, omdat het een stad was met goede gastvrijheid, eerlijke mensen, lekkere spijs en drank. De pelgrims rustten te Lucca drie dagen om hun pijnlijke voeten te herstellen en hun algemene gezondheid te verbeteren.
Lucca was in oudere tijden de hoofdstad van het rijk der Longobarden, onbevreesde kerels die het zelfs aandurfden Karel De Grote te bekampen. Ook Cesar had van de stad Lucca gehouden. Hij verbleef daar lang in de Romeinse kolonie waar hij met Pompeius en Crassus besprekingen hield tot vorming van het Eerste Triumviraat. Minder bekend maar veel belangrijker voor de regio was de lokale held Castruccio Castracani die in 1314 zorgde voor de onafhankelijkheid van de stad Lucca. Die heeft geduurd tot in 1847. Gelegen tussen Florence en Pisa was Lucca rijk door haar handel in zijde. Deze achtergronden leggen uit waarom de mannen en de vrouwen van Lucca - zowel die van vroeger als die van vandaag - trots, voorkomend, en tevreden zijn.
In de heerlijke jonge zonnestralen fiets ik langzaam over de passeggiat delle mura urbane di Lucca tot wanneer ik begin te zien dat ik terug dezelfde mensen, bomen, daken, honden, vuilbakken, ontmoet van een tijdje eerder, hetgeen betekent dat ik één compleet rondje rond Lucca heb afgelegd. De tijd is gekomen om binnen te dringen in de ovalen oppervlakte van centraal Lucca. Op de Piazza Napoleone post ik kaartjes voor het thuisfront, en natuurlijk eentje met de heilige Gemma voor mijn toffe buurvrouw. Ik bel eens naar huis om te zeggen aan mijn hond Luca dat papa op dat ogenblik zich te Lucca bevindt en heel braaf is.
Als volgend punt op mijn programma komt een zoektocht naar maestro Giacomo Puccini, geboren te Lucca in 1858 en gestorven te Brussel in 1924. Ik vind vlug het pleintje waar die beroemdheid zijn jeugd had doorgebracht, en waar de wortels lagen van ' La Bohème' , ' Madame Butterfly' , " La Tosca" . Een levensgroot bronzen beeld van Puccini zit er op een bank. Uit het open venster waar hij eens had gewoond komt zijn muziek en het bestuift de oren van bezoekers en fans die er flaneren. Ik ga bij de bakker een koek kopen terwijl Olive Green geparkeerd staat tegen de bronzen knie van de maestro.
Nu moet ik van mijn hart een steen maken, want ik zal uit Lucca moeten wegrijden. Eerst volg ik nog een groep autobustoeristen met een Hollandse gids die uitgebreide informatie geeft over Puccini. Terug je eigen taal te horen na vele dagen maakt me vrolijk. Twee oudere goedgeklede dames volgen mij en ik hoor dit : ' Ik droomde zo lang van met de fiets Toscane verkennen. Maar mijn man wilde dat nooit. ...' . Zij weet niet dat ik haar woorden van nu begrijp en ook haar verlangen van vroeger. Misschien is zij ondertussen wel gescheiden of weduwe, en zo geraakte zij eindelijk toch tot bij Puccini. De groep beweegt zich naar een parking waar meerdere toeristische bussen wachten. Het is ook mijn richting. Pijlen wijzen van daar naar Pisa. Dat wordt mijn volgend doel.
Al vlug moet ik door een wegtunnel van 950 m lang fietsen. Mijn halogeen lampen werken zoals het moet. De fietsenmaker uit Poppi had goed herstelwerk verricht. Het is niet ver tot Pisa. Weldra arriveer ik daar aan het Centraal Station. De Australiër van deze morgen had mij de raad gegeven om te Pisa natuurlijk een pizza te gaan eten. ' The best place in town' zou voor dit plan "da Nimo" geweest zijn en volgens hem was dat nabij het station. Maar die kangoeroe had zich blijkbaar van stad, van station of van restaurant vergist, want nergens ruik ik enig stukje pizza. Olive en ik kunnen het ook zonder zulke goede raad. Reeds op een volgend plein ligt een ander restaurant met terras. Het aantal mensen dat daar aan het eten is maakt mij duidelijk dat het daar ongetwijfeld goed is .
Mossels en schelpdieren, want de zee is niet ver meer, polenta, pizza della casa. Niet slecht, maar beter kan ook. Merkwaardig is dat alléén bij de pizza 15% dienst wordt toegevoegd en bij de rest niet. De rekenkunde van Italiaanse obers is dikwijls merkwaardig, maar met ons buikje vol zullen wij nooit klagen. Na het vereffenen van de rekening is het tijd om af te zakken naar het Centro Storico van Pisa, waar één van de wereldwonderen op me wacht.
Het is een verhaal waarin een flinke portie sex en geweld in voorkomt, en dat was vaak een sleutel tot succes voor vele verhalen die stervelingen boeien. Het kwam tot ons uit het verre verleden, via mondelinge overlevering, geschriften, schilderijen, beeldhouwwerken, schoolboeken, liedjes, films, en internet. Omdat ook Giambologna het te Firenze bracht wil ik het hier even tussen de andere stukjes op mijn blog schuiven met eenvoudige woorden van vandaag die geen Latijn zijn.
Het gebeurde 2762 jaren geleden. Een bende allochtonen had zich op verwilderde gronden gevestigd, in moerassen waar zelfs de beesten niet graag verbleven. Na jaren zwoegen hadden zij die buurt helemaal opgeknapt en gesaneerd. Ondertussen had een man zich opgewerkt tot de leider van hun groep na veel werken, knokken en onderhandelen. Half mens en half wolf was hij en afkomstig uit die regio. Er werd verteld dat hij met zijn tweelingsbroertje als kind had gezoogd aan de tepels van een wolvin. Nadat vele muren en daken waren gebouwd en regels van inwendige orde waren opgesteld werd tijdens een bijeenkomst besloten dat zij zich voortaan als inwoners van een onafhankelijke stad zouden gedragen, met een organisatie die baas was over eigen volk en eigen gebied. Zij besloten dat land, heuvels, lucht en water hun eigendom waren waarvoor zij zouden arbeiden en strijden tot de dood, volgens de bevelen van Romulus die tot koning werd bevorderd. De nieuwe stad werd ROMA genoemd.
Een maand of vier na de stichting van Roma heeft Romulus beseft dat in zijn stad te weinig vrouwen waren. Bang voor ruzie in de mannengemeenschap, afkerig voor de overdreven toevloei van zij die het oudste beroep ter wereld uitoefenden, en natuurlijk ook om iets te doen aan de bevolkingsaanwas, verzon hij een list. Hij liet het gerucht verspreiden dat de god Consus hem had gevraagd een groot feest in te richten. Iedereen werd uitgenodigd, zeker de Sabijnen die in de buurt woonden en deze god fel vereerden. Tijdens spelen, dans, spijs en drank gaf Romulus onverwachts een teken aan de Romeinse mannen. Daarop grepen die kerels een aantal (volgens diverse verhalen minimum 30 en maximum 683 ) van de vrouwen die door de Sabijnen naar het feest waren meegebracht. Onder deze vrouwen was er slechts één gehuwd. De geschiedschrijver Plutarchus onderlijnde dat de Romeinen dit niet hadden gedaan uit wellust, maar omdat ze zich via huwelijken wilden vermengen met het volk der Sabijnen en geen tijd wilden verliezen met overbodige romantiek en onderhandelingen met aanstaande schoonmoeders. Het heeft even geduurd voordat de vaders, ex-verloofden, broers en voogden van al die Sabijnse maagden overtuigd waren van de goede bedoelingen der Romeinen. Met die Sabijnen draaiden de verhoudingen eerst in de richting van oorlog. Toen de militaire krachtmeting in alle hevigheid zou uitbarsten, kwam de dramatische tussenkomst der Sabijnse vrouwen die ondertussen minnaars hadden ontdekt die hen kennelijk na die valse start goed waren bevallen. Zij waren al zwanger of hadden kindjes, runden nieuwe gelukkige huishoudens, en met blote borsten en opgeheven hoofd met loshangende haren stonden zij tussen Romeinen en Sabijnen op het slagveld aan alle strijders smekend van toch geen bloed te vergieten. Zo ontstond na wijs overleg op twee verschillende heuvels een verenigd koninkrijk en begon de groei van een toekomstige wereldmacht en van een belangrijke cultuur door vredevolle kruising van twee sterke volkeren.
Over deze zaak kan worden nagedacht. Het was voor het goed doel, maar mag men zo maar jonge vrouwen ontvoeren ? Er zijn daar vele meningen over. Laten we gewoon even kijken naar kunstwerken die uitbeelden wat de Ontvoering van de Sabijnse maagden zou kunnen geweest zijn.
Iedere gewone dag spelen miljoenen Chinezen pingpong en als het een speciale dag is dan wordt er ook iets speciaal gedaan met de botsende balletjes.
CELEBRATING 60th ANNIVERSARY OF PEOPLES REPUBLIC CHINA ( 1949-2009).
Op zaterdag 20 juni 2009 zijn een 100-tal diplomaten samengekomen in het Gymnasium van Peking om een tafeltennistornooi te spelen. Naast een tabel in enkelspel voor Heren en voor Dames, was er een competitie voor teams en ook nog een zuivere vriendenmatch tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken van China en een internationale selectie. Ongeveer 100 diplomaten uit 37 landen waren aanwezig.
Ahmed Latheef van de Ambassade van de Maldiven was de organisator. Hij was zelf in 1990 nog een speler van hoog niveau, deelnemer aan de Asian Games 1990. Vorig jaar had hij op 50 dagen voor de Olympische spelen ook al een eerste tornooi ingericht. Nu was zijn tornooi veel belangrijker en haalde de hoofdlijnen van het nieuws in China. De diplomaat-inrichter is overtuigd dat dit een enorme invloed zal hebben op de verbetering van de onderlinge relaties van de ambassades en internationale instellingen die zich te Peking bevinden. Het is belangrijk dat diplomaten tonen en bewijzen dat zij goed weten wat pingpong is, want deze sport is zeer populair bij het grootste volk van deze wereld. De ernstige diplomaten , in korte broek en op sportpantoffels, kunnen op één dag op zo'n pingpongtornooi meer echte vrienden maken dan tijdens lange meetings en dure recepties, door gewoon wat samen te pingpongen, aan de bar een pintje te pakken, en zelfs na de sportinspanning samen op een rij een douche te nemen. Meerdere belangrijke diplomaten , zoals de man van Australië en Bernard Coquelin van de UNO spraken lovende woorden . Zij willen reeds trainen voor volgend jaar om beter te worden. De winnaars op deze Guan Ai Cup waren de Russen want zij hebben tussen de ambtenaren van hun ambassade spelers en speelsters die het beste kunnen omgaan met pingpongballetjes.
Affiches, pijlen, bonte volgwagens met een reserve wielen en fietsen, motorrijders, carabinieri, wijzen er op dat in de omgeving een wielerkoers zich op gang zal brengen. Ik kom weldra te weten dat het de Giro della Regione Toscana is voor Elites en Beloften. Tegen de middag koop ik proviand en aan een tafel van de christelijke jeugdbeweging ga ik zitten voor een picknick. Met zicht op een kapel , op bloemenperken en op de steenweg naar Montecatini Terme, eet ik bonen met mayonaise met wat brood. Ik drink een flesje Gatorade met citroensmaak. Deze combinatie is geen goede keuze, vooral om een maag te vullen die vorige avond gelukzalig was door de chianti. Ik blijf daar niet lang en vertrek. Doorheen het luchtige en lichtvolle landschap van Toscanië fiets ik verder met weinig overtuiging mijmerend over lieflijke madonna's die ik zag op de schilderijen te Firenze. Ook denk ik aan Bartali die op deze wegen sneller kon rijden. Verder verwens ik mezelf en ben ik kwaad op mijn eigen omdat ik mijn planning niet heb gevolgd. Twee maanden geleden had ik op papier gezet dat ik te Pistoia het Ospedale del Ceppo moest bezoeken en gaan eten in het befaamde restaurant San Jacopo. Maar ik ben vergeten te kijken op het papier dat boven op mijn stuurtas steekt omdat ik als een zombie mijn pedalen martel en met lege kop aan het vorderen ben. Spijtig, maar ik zal toch maar niet terugrijden naar Pistoia want op de weg naar Rome is er nog zoveel om te stoppen. Aan een terrasje neem ik dit alles in overweging tijdens het drinken van bier en het doorbladeren van kranten die daar voor de verbruikers liggen. Aan het tafeltje naast mij zitten mannen en een vrouw. Terwijl ik mijn neus in de kranten steek, probeer ik het Italiaans te verstaan dat zij spreken, niet uit onbeleefde nieuwsgierigheid maar om mijn taalkennis te testen. Na een tijdje besef ik dat zij eigenlijk Portugees spreken en dat maakt duidelijk waarom ik ten onrechte denk dat mijn kennis van de taal van Dante nog altijd laag bij het nulpunt blijft. Daarna rijd ik op mijn gemak door het kuuroord Montecatini Terme, waar alles doet denken aan Spa in de Luikse Ardennen. Maar het is toch waarschijnlijk in deze tijd wel groter, met 250 hotels in alle prijsklassen, een plaats om te ontvluchten uit de stress, te onthaasten, geestelijk en lichamelijk te verbeteren. Zal ik hier een hotelkamer zoeken ?
Op dat ogenblik verplicht een rood verkeerslicht me om te stoppen. Ik maak van de gelegenheid gebruik om eens op mijn wegenkaart te zien. Het wordt groen en terug rood. Plots stopt daar aan dat kruispunt een auto van de Belgische wielerploeg ASLK-Eddy Merckx . Eén enkele man zit achter het stuur. Zou dat Valerio Piva zijn, die man met zijn trieste blik ? Op de sportbladzijden van de krant die ik enkele minuten eerder overliep, stelde ik vast dat mijn landgenoten in de Toscaanse Giro niet veel presteerden en dat ene Nunzio Ripamonti er toont hoe in Toscane moet worden gekoerst. Maar regelmatig vertelde Piva wel op recepties dat het Eddy Merckx Team zorgt voor de toekomst van onze wielersport. Als het verkeerslicht terug op groen slaat, schuift de schone wagen van de sportbestuurder van mij weg. Pech, heb ik wel, want vandaag ben ik aan het fietsen in neutrale kledij , niet in ASLK-Eddy Merckx outfit, en niets laat vermoeden dat ook ik gesponsord ben door moeder Spaarkas, waarvoor ik ruim dertig jaar een Brabants trekpaard was. 'Vergeet toch die ASLK !" prevel ik tegen mezelf, terwijl ik me met mijn dijen en kuiten terug op gang breng, doet de auto van die beloftenploeg dat op banden en met benzine betaald door de spaarboekjes die met getrouwheids- en aangroeipremies, voorheffing en inflatie inbegrepen, weinig intrest opbrengen.
Ik rijd verder, maar te veel zweet komt nu mijn pret bederven. Braakneigingen kondigen zich aan. Noch mijn vroeger werk op de ASLK noch mijn picknick nabij die kapel zijn verteerd, en dat biertje op het terras ook al niet. Ik kom aan een muurtje van een halve meter hoogte waarachter een greppel en brandnetels. Dit is ideaal om mijn fiets tegen te laten leunen en om eens te proberen of ik mezelf niet kan gezonder maken door mijn eigen lange middenvinger eens diep in mijn keelgat te duwen. De reactie volgt. Wat pijnlijk maar noodzakelijk. Met drie grote gulpen kan ik mijn ontstelde maag ledigen. Wat een verlossing ! Ik drink daarna wat water en twee pilletjes Rennie uit mijn pharmaciedoosje doen wonderen. Nog enkele minuten en alles gaat weer prima. De teller die de boekhouding van de kilometers bijhoudt, is weer goed aan het werken en ik beweeg flink tot in Collodi, even rechts van mijn route. In een pretpark voor kinderen en autobustoerisme woont daar Pinocchio. Na een verkenningsronde en wat slenteren tussen de winkeltjes verlaat ik een uurtje later dat Pinocchioland.
Wegwijzers kondigen weldra de stad Lucca aan. Dat brengt mij in gedachten terug thuis bij mijn hondje Luca, de Welsh terriër, volwaardig lid van onze familie, en bij Lucas - opnieuw in de verleden tijd op mijn werk - een technieker die alarmtoestellen, lichtreklames, electriciteitskasten, kwam regelen of herstellen tot op een zekere dag toen hij na hartinfarct was doodgevallen en wij hem niet meer zagen. Die goede oude kerel genoot nooit van één enkele dag pensioen, terwijl ik in Toscane dat met vele teugen wél mag doen.
Het landschap van Toscane is hemels. Tussen de cipressen en de neerdalende olijfgaarden staat af en toen een oud huis om te wonen of soms een kerkje. Daar is het goed voor meditatie, gewetensonderzoek, even fris in de schaduw te zitten, een kaarsje te branden voor een heilige die elders al lang is vergeten. De oude stad Lucca bevalt me zeer vanaf het eerste contact. Schitterende stadswallen duiken op. Aan een oude man op een fiets vraag ik het plaatselijke Ostello per la Gioventu. Deze man is fier om tonen dat hij goed Frans kan spreken. Hij werkte omstreeks 1950 in de Luikse fabrieken en hoort graag dat hij waarschijnlijk toen gewerkt had met mannen uit mijn dorp. Ook op de trein had hij bij ons gezeten. Die vertrok uit Gare des Guillemins. Hij verzekerde mij dat hij nooit in de Rue Varin was geweest bij de meisjes omdat hij toen niet alleen de franken spaarde maar zelfs ook die kwartjes met een gaatje in het midden. Hij piloteert me tot aan een kruispunt waar een verkeersplaat me duidelijk de weg naar de jeugdherberg toont. Merci beaucoup, cher camarade. De man was 72 jaar, reed elke dag met zijn fiets met achteruitkijkspiegel en rood vlaggetje. Weldra bereik ik mijn doel, een kleine en propere jeugdherberg die sympathieken modern oogt door de vele ruiten en de metalen trappen.
Ik krijg nog een plaats. Ook op mijn beleefde vraag langzaam uitgesproken in de Franse taal of ik zoals de Italianen die mij voorafgingen ook zo'n grote schotel met insalata, eieren, kaas, tomaten, en brood kan bekomen, antwoordt de gastheer positief. Ik zie dat die man moet zorgen voor de bar en voor de keuken en voor al de rest. Het administratieve werk is in de handen van een ietwat slaperige juffrouw, bij wie ik me haast om mijn inschrijving in orde te brengen want er komen regelmatig nieuwe kandidaten binnen voor een bed in die jeugdherberg. Met op zak de sleutel van een kamer neem ik plaats nabij de bar en weldra geniet ik van een fles Duits bier en van mijn vegetarisch schotel met mozzarella. De barman-keukenpiet is een geweldige kerel. Binnen hetzelfde kwartier hoor ik hem Duits, Engels, Frans, Toscaans, praten met alle vlotheid van de wereld. Hij verkoopt goed aan zijn bar. Hij is flexibel, intelligent, polyvalent, en eigenlijk zou hij in de Commedia del Arte ook de clown kunnen spelen. Ook probeert hij tussendoor de juffrouw van de administratie te versieren, maar ik meen te begrijpen dat er tussen die twee toch een haartje in de boter is gevallen want zij vergeeft hem een misstap niet die hij onlangs zou gedaan hebben. Ik bestel nog bier, wil de clown er eentje betalen, maar hij zegt dat hij op dat uur nog niets mag drinken omdat hij betaald is om hard te werken.
Terwijl ik op het einde van mijn tomaten ben gekomen, dringen twee heren uit het fiere Albion de jeugdherberg binnen. Zij hijgen en zweten, jammeren en klagen. Door slechte wegwijzers zouden zij wel vijf mijlen verkeerd zijn gelopen met hun zware rugzakken. Zij hebben een boekje waar de Ostello van Lucca op een andere plaats is gesitueerd en verwijten dat te Lucca weinig voorzieningen zijn voor wandelaars en dat niemand er weet waar de Ostello is. De clown van de bar vangt ook deze knorpotten op. Hij brengt hen tot bedaren door uit te leggen dat zij bij hem nog terecht kunnen voor bed en drank, en dat zij daarom wel gelukkig mogen zijn. Maar op de vraag van de Engelsen om zoals ik ook zo'n schotel te kunnen krijgen, straft hij hun gedrag door kordaat negatief te antwoorden. Op mijn glimlach en in de Franse taal was het ' Si ', en met hun lelijk gezicht en in het Engels was het ' No ' . Ik draag persoonlijk mijn lege schotel, bestek en broodkorfje terug naar de keuken waar ik mijn gastheer feliciteer voor het eten, voor zijn aanpak, en voor zijn talenkennis. Zo ben ik wellicht de voornaamste bezoeker van de Ostello geworden op die avond. De gastheer-barman legt mij dan het volgende uit. ' Ik doe hier alles, tutti tutti en tutti frutti ... . Ik spreek alle talen, met mijn tong, met mijn gezicht, met mijn handen, met mijn vuisten en met mijn voeten, en dat is hier in de nieuwe Ostello van Lucca wel nodig ' . O, zei hij nog ,' ik vergat nog mijn lippen ' ... en dan gaat hij plots de nek van het meisje op het bureel kussen. Zij reageert zwakjes, maar het is duidelijk dat deze madonna de jonge hevige baas van de Ostello van Lucca niet zal aanklagen voor ongewenste intimiteiten.
De Ostello is niet veel groter dan een gezinswoning voor wat betreft het centrale gedeelte, maar door trappen, muurtjes, afdaken, bergplaatsen, gangen, toiletten, inkomhal, plaats om iets te drinken waar enkele stoelen en tafels staan, kleine keuken maar geen eetzaal, parking , is er toch veel ruimte. Op die datum zullen er zowat zestig of zeventig jongeren logeren ( waarbij enkele veteranen zoals mezelf) en die nacht moet ik op een bovenste bed slapen te bereiken via een laddertje. Ik onderbreek mijn slaap tweemaal voor een bezoek aan het toilet en het verwondert mij dat ik nog veel souplesse heb om in en uit mijn hoog gelegen rustplaats te kruipen.
Zwervend door de mooie oude stad kom ik aan een paleis waar een tentoonstelling loopt die gewijd is aan Leonardo da Vinci. Deze 'uomo universale' werd me steeds als een belangrijk man voorgesteld. Hij was een geniale autodidact, schilder, architect, uitvinder, ingenieur, filosoof, natuurkundige, scheikundige, beeldhouwer, schrijver, componist. Na een zeer gevuld leven stierf hij in 1519. Vermits ik reeds Clos Lucé had bezocht aan de Loire in Frankrijk, vind ik dat deze tentoonstelling bezoeken een must is tijdens mijn toeristische dag te Florence. Merkwaardige toestellen vervaardigd in hout, beeldschermen, tekeningen, tonen wat Leonado en zijn tijdsgenoten vermochten. Zeer interessant is het verkleind model van de Duomo met een begrijpbare uitleg in diverse talen waarom dit zo bekende bouwwerk een technisch wonder is. Hoed af voor Filippo Brunelleschi. Ik denk aan de architect die vijf eeuwen later moest zorgen dat mijn eigen huis er kwam. Na een uur in de zalen van die tententoonstelling krijg ik plots een inzinking. Naar buiten vlucht ik ,waar de betere lucht en een grote ijskreem me weldra terug opknappen. Ik kuier verder door de straten, kijkend naar het bonte volk, naar de winkels van Via della Vigna Nuova , naar het aanbod op de overdekte markt, naar een kunstwerk van Giambologna, en soms aan de rand van de voetgangerszone zie ik zwermen scooters. Doodmoe ben ik wanneer ik weer dicht bij de Duomo kom en bij de bushalte waar terugkeer naar Fiesole mogelijk is. De stadsbus met het goede nummer 17 komt weldra aangereden en ik rep me om op te kunnen stappen met het tweede buskaartje dat ik 's morgens heb gekocht . We rijden langs kleurloze straten terug naar de voorstad.
Ik bereik terug mijn tent in de tuin van de jeugdherberg. Een rosse poes was er in geslaagd binnen te kruipen omdat ik een ritssluiting van de binnentent niet volledig dicht had getrokken. Zij kon de hele dag op mijn slaapzak liggen. Ik jaag deze squattende zwerfkat weg. Tijdens de volgend uren herstel ik vier binnenbanden met zeven rustines. Een grondig nazicht van velgen en nippels is ook mijn intense bezigheid. Ik vijl, schuur, poets, en plak beschermende tape helemaal rond beide wielen in de hoop dat mijn binnenbanden minder zullen lijden door wrijving en gewicht. Twee andere fietskampeerders houden mij al die tijd in het oog. Zij zien hoe onhandig ik wel bezig ben. Zelf rijdt het koppel op het allerkeurigste materiaal, alles van Agu, en zij menen de topklasse te zijn in het enge milieu van de camping . Met hun tweetjes hokken zij samen, eten uit kleine pannetjes, en begluren de andere kampeerders met een Mona Lisa glimlach. Natuurlijk Hollanders, maar om geen tijd te verliezen vertik ik het van een praatje te gaan maken in onze gemeenschappelijke taal, en zij kunnen aan niets van me zien dat ik een Vlaming ben. Ik heb al een plastieken Michelin bandafnemer kapot gewrongen en een metalen nietjesverwijderaar Bostick. Door die nieuwe tape is het moeilijker geworden binnen- en buitenbanden optimaal terug paraat te krijgen. Het daglicht is bijna verdwenen wanneer ik al mijn repareermateriaal terug mag opbergen in een van mijn Karrimors. Met schuimende zeep krijgen mijn handen daarna een noodzakelijke beurt. Ik stel vast dat mijn was nog niet droog is, doch ik hoop dat de lauwte en de lichte wind van die avond dit nog zal verbeteren. Honger alarmeert me. Ik verlaat de jeugdherberg van Fiesole via de lange laan tussen de hoge bomen. Wat later stap ik het restaurant binnen waar ik de vorige avond met Tracy & co rode wijn was gaan drinken. Er zijn op deze vrijdagavond veel luidruchtige Florentijnen aan tafel. De wijn is er goed en de naam van het eethuis klinkt ook goed ' Le Clochard' . Aan een tafeltje kom ik tot bezinning, geholpen door chianti, rijst met spinazie, vleesschotel van de chef, insalata, ... wat een dag ! Ik denk aan mijn overleden vader, de ironman die tegen hoog toeristisch tempo drie weken zo kon leven om daarna terug op zijn kantoor terug te verschijnen als een vermagerde kater. Ik besef dat mijn leven waarschijnlijk nog zelden op dit niveau zal kunnen doordraven. De smaak van het oude Florence drong diep in me binnen .
Florentins 'créateurs de beauté ', mannen en vrouwen, mensen van Firenze, elegant, levendig, beschaafd, matbruin van huidskleur, spontaan van gebaar, goed en smaakvol gekleed, met een fiere glans in de ogen, bewaarders van een groot verleden, een mooi volk, ik heb ze vandaag gezien. Maar ik zag nog niet alles, proefde nog maar een snuifje. Ik kwam tot net zo ver een pelgrim mag komen, een pelgrim die verder moet. De rijkdom van Florence is nog oneindig groot. Er is nog leven en toekomst. Het is voorzeker niet zoals Venetië, dat op de aangekondigde dood wacht, en waar het water van de kanalen zwaar en niet zo fris meer is. Maar ook te Florence was het aardse leven nooit een hemel, want rivaliteit, misdaad, hebzucht, uitingen van haat, hadden er bestaan. Maar dat alles werd uitgeveegd en vergeten. Alleen de schoonheid van de kunstwerken is gebleven om de kijker en de voorbijganger een goed gevoel te bezorgen.
De chianti zit goed in mijn kop en mijn geldbeurs is 53.000 lires lichter wanneer ik Le Clochard verlaat. Verdorie, wat doen mijn voeten pijn en wat zijn mijn benen zwaar, want na zoveel fietswerk hebben zij voetwerk verleerd. Zwijmelend strompel ik door de Florentijnse nacht tot aan mijn Alpino. Ik ben op en ik kleed me zelfs niet uit. Plof ... ik laat me op het dons van mijn slaapzak vallen. Maar wanneer ik ook mijn hoofd neer leg, springt er op de hoogte van mijn nek iets weg dat luid en kwaad ... miaaaaouu ... krijst. Het is weer die rosse kat. Ook tijdens deze nacht wil zij in mijn huisje slapen. Stoute kat, ga naar buiten bij de katers, of ga veldmuizen vangen in de tuinen van Fiesole, maar dit is mijn nest en niet dat van een rosharige vierpootster. Misschien was jij in je lieve vorig leven een courtisane van plezier die eens het bed mocht delen met Lorenzo El Magnifico, maar vannacht in je gereïncarneerde toestand mag je dat niet met mij. Ik smijt die smerige poes harteloos buiten. In vino veritas. In "Le Clochard" komt geen goedkope Fitou op tafel, maar wel echte Chianti. Weinige hartkloppingen later is het voor mij reeds ... ron,ron,ron, ... snurk, snurk, snurf, ... maf, maf, maf.
Maar die kat komt weer, die volgende komt die kat steeds weer. Na haar nachtelijk buitenleven, amper enkele uren later is de Florentijnse katin er terug. Zij wil stiekem een plaatsje veroveren onder mijn tentzeil. Dat gaat niet want alles is nu potdicht, alle ritssluitingen zijn 100% toe, en mijn bagage blokkeert alle mogelijke ingangen. De muizeneetster kan niet binnen en wordt woedend. Met razernij springt zij aggresief enige keren pardoes op mijn tent. Dan hoor ik niets meer. Maar wat later hoor ik een geschuifel in de nacht. Ik kruip uit mijn binnentent met mijn lamp en ik kan de kop van die rosse kat zien aan de kant van de wielen van mijn fiets. Zij vond toch ergens de mogelijkheid om met kop en twee poten binnen te geraken terwijl haar lijf, staart en achterpoten nog aan de buitenkant zijn. Ik geef haar een stamp, kruip uit mijn tent, en loop haar achterna met zeer dieronvriendelijke bedoelingen. Eindelijk geeft de rosse poes het op en ergens anders zal zij gaan slapen. Een geluk dat ik nu wakker ben, want zo kan ik mijn was van de draad plukken. Het is immers zo dat er eerst wat druppeltjes vallen op dat moment van de nacht, die een vijftal minuten later worden gevolgd door hevige regens. Zoals de vorige nachten gaan de hemelsluizen open over Toscane. Alle schone tuinen , waar de appelsienen, olijven, druiven, vijgen, bloemen en planten groeien, zijn weldra kletsnat en dat is ook zo met de kat. Misschien kneep ik haar wat te ruw in het donker. Het werd toch dank zij haar dat ik de droogheid van mijn was kon bewaren. Zou zij misschien een in de tuinen van Fiesole verblijvend spook zijn uit dat erotisch Decamerone boek van Boccacio, veroordeeld en verdoemd door een paus uit vroegere tijden. Zij wilde gewoon met mij onder éénzelfde dak, in dezelfde slaapstee en zij was reeds huiselijk zorgend voor mijn was. Maar, ja, ik begrijp te weinig van vrouwen. Ik ben een enkeling, een pelgrim, een monnik bijna. Onder welke vorm zij ook voor me verschijnen, in het werkelijke, in droge of in natte dromen, in reïncarnatievorm, vermomd als kat of als slang, ik gedraag me steeds te lomp, te hardhandig; te bedeesd of met te weinig romantiek. Maar ik troost me, want zelfs een groot genie als Leonardo da Vinci, die soms zelfs geciteerd wordt als één van de uitvinders van de fiets, de homo universalis, begreep vrouwen niet.
Uren later. De geluiden van de ochtend maken mij wakker. Zoals vorige dag heerst er weer paniek op de camping. Als geredde drenkelingen na een zondvloed proberen de natte kampeerders hun materiaal te recuperen. Eigenlijk had ik er de beste en de hoogste plaats. Mijn tent stond onder de dichte takken van enkele bomen. Weinig regen kon mij treffen. Het regent nog altijd een beetje. In het hoofdgebouw, een reusachtige villa, neem ik mijn identiteitskaart terug in ontvangst na betaling van 30.000 lires voor twee campingnachten. Een ticket van 2.500 lires biedt me een licht ontbijt in de eetzaal. Daarna wandel ik terug naar de camping. Op het voetpad vind ik een mooi tweekleurig geldstuk van 500 lires. Zo'n vondst betekent dat de nieuwe dag me geluk zal brengen. Ik inspecteer nu de tent die ik vorige dag kreeg van de blonde Amerikaan en zijn lief. Het is maar goedkope kwaliteit. Ik gooi de natte grondmatjes weg en ook mijn grote plastiek die me al dienst had bewezen gaat de vuilbak in. Ik kreeg wel een goede 'toile ciré ' en die wil ik gebruiken in de toekomst. Omdat de tent met stokken, haringen, koorden, compact in een sporttas steekt, zal ik die meenemen. Dat betekent dat na wegwerpen en verlies van het een en het ander, ik nu terug een fiets heb die even zwaar is geladen als één maand geleden in de begindagen van mijn tocht. Tussen twee regenwolken in verlaat ik de tuinen van Fiesole, maar amper tien minuutjes later moet ik fietsen in een wolkbreuk tussen de auto's op de ringlanen van Firenze. Is al dit water hemels uit de blauwe lucht van Toscane, of is dit water hels uit het inferno van Dante ?
Het spat, drupt, giet, op de boulevards, op de daken, in de straten, en het verdwijnt in de riolen om wat later de Arno te doen opzwellen en te keer gaan als een schrikaanjagend monster. Zo kort na de start, en pfff ... weer een platte band. Tiende bandbreuk. Ik vlucht weg uit de natte miserie en vind een droge plaats aan de ingang van de lege kantoren van Touring Club Italia, waar geen ambtenaar op zaterdag werkt. Even bid ik en hoop ik dat tussen de stedelingen met paraplu plots als een barmhartige Samaritaan daar de Heilige Gino Bartali zal stoppen om mijn fietsband te herstellen. Maar de Florentijnse wielergod zit lekker op droge pantoffels de Gazzeta dello Sport aan het lezen, kuchend en gorgelend met San Pellegrino water, reeds zijn elfde sigaret van de dag rokend. De oorzaak van mijn zoveelste bandbreuk doet mijn weinige maar natte haren rechtstaan. Tussen binnen en buitenband was gisteravond een afgeknakt stukje metaal terechtgekomen van mijn eigen Bostick werktuigje. Dat scherpe vuil doorboorde mijn gerepareerde binnenband zonder moeite. Hoe dom van mij ! Een binnenband moet steeds goed proper gehouden worden. Ik zit daar met natte benen en natte broek op een stenen trap. Ellende en miserie ! Mijn band is spoedig terug vol goede Florentijnse lucht. Ik schuil me tot na de regenbui. Om de tijd nuttig door te brengen kuis ik mijn stuurtas eens uit en zet er orde in. Papier, etensrestjes, plastieken zakken, dat verdomde Bostick ijzertje en een onpropere keukenhanddoek, gooi ik in de vuilbak van Touring Club Italia.
De stadskern van Florence - of van Firenze voor wie dit liever leest - is omgeven door een brede moderne agglomeratie waar de auto meester is. Gedurende 15 km moet ik rijden door een krans van commercie en industrie. Nattigheid. Gevaar. Getoeter. Verkeerslichten. Wegwijzers. Ik zoek de richting van Prato. Ik vind de richting van Prato, maar in de fietsonvriendelijke verkeersdrukte ben ik die richting al weer vlug kwijt. Ik zie dan dat ik op weg naar Pistoia ben en dat is ook een goede richting. Weldra fiets ik met een goed tempo op de S66 , maar omdat werken en omleidingen me het moeilijk maken deze stad te benaderen, en ook omdat mijn benen goed de pedalen rond krijgen laat ik Firenze hoe langer hoe mee achter me. Weldra nader ik Montecatini Terme.
Goede en grote heren van Firenze, ik ben maar een pelgrim uit een kleine stad tussen Maas en Schelde. Neutraal wil ik blijven, noch Guelf noch Ghibelijn wil ik worden. Ik hou van de Paus (een beetje)en ik hou van de Keizer (van Herenthals) . In wandelpas kom ik op de Lungaro degli Archibusieri waar de rivier Arno stroomt. Nabij de Ponte Vecchio staan telefooncabines zodat ik enkele minuten kan praten met mijn thuisgebleven echtgenote. Sedert vijf dagen had het thuisfront geen nieuws meer van mij gekregen . De intuïtie van Sonja had gevoeld dat in de Apennijnen het voor mij zware dagen waren geweest. Allen waren zij ongerust geweest.
Al bijna eeuwig stroomt het grillige water onder de Ponte Vecchio door. De loop en de glinsteringen van de Arno kunnen onbeschijfelijk mooi zijn, maar ook wild en verwoestend. Zij hadden menige keer een speciaal effect op verliefden , dichters, denkers, uitvinders, bouwers, schilders, onderzoekers, artiesten van alle tijden die elkaar te Firenze hebben ontmoet. In de zon of in de avondschemering , zonder onderbreking ooit, hangen er kooplui en voorbijgangers rond op de oude brug. Vandaag komen zij uit Yokohama, Londen, New-York , Rome, Madrid, München, en elders . Gisteren kwamen zij wellicht uit Brugge, Amsterdam, Praag, Berlijn, Wenen , Kopenhagen, Milaan, en zovele andere plaatsen groot en klein. Allen stopten zij op de Ponte Vecchio, stonden zij even stil. Misschien lieten zij zich verleiden om iets te kopen, een juweel, een geschenk, een eigenaardigheid, een aandenken, iets schoon uit Firenze. Het zijn nu propere en dure winkels op de Ponte Vecchio, maar vroeger waren het maar ruwe tafels en zitbanken allerhande. De ambachtslui gooiden hun afval van de brug in het water van de Arno. Wie niet meer kon betalen voor zijn standplaats werd hardhandig verwijderd door soldaten en dat was dan een handelaar die bankroet werd verklaard, terwijl zijn bank werd afgebroken en opgebrand.
Als pelgrim van Sint Jacob moet ik natuurlijk wat tijd en geld spenderen in de Borgo San Jacopo nabij de brug. Daarna komen voor mij Palazzo Pitti en Giardino di Boboli, allebei gelegen in Oltarno, een stadswijk op de andere oever. Alvorens binnen te gaan in het gigantische gebouw rust ik nog wat uit op het plein. Ik controleer even of ik al mijn geldmiddelen op de juiste plaats heb gestoken, achter veilige ritssluitingen en knopen, want de gewiekste zakkenrolers zijn te Firenze steeds op pad. Ik ben dicht bij het huis waar Dostojewski eens had gewoond, in armoede met zijn jonge vrouw. Deze beroemde man was verslaafd aan gokspel.. Hij schreef te Firenze zijn boek ' Der Idiot' en verbeterde er zijn situatie. De Pitti's waren de rivalen van de Medici's. Om deze familie te overtreffen moest de lat wel erg hoog worden gelegd. Wat overblijft van het prachtig Pitti paleis is nu een museum met verschillende afdelingen. Ik loop door de vele zalen tot wanneer mijn benen er genoeg van krijgen en ik verplicht ben te pauseren. Een half uur later ga ik weer fit door een tuinpoortje en zo kom ik in de tuinen van Boboli, gebouwd in 1560. Ik kijk een tijdje naar een vrouw die op een ladder staat en vakkundig bloemmotieven restaureert. Fonteinen en bloemen, planten, bomen. De parfums van deze omgeving zijn heerlijk. Ik stijg de trappen op die me brengen naar het bovenste gedeelte van Boboli. Op een muurtje heeft iemand zijn reisgids achtergelaten. Het boekje is in alle talen overal te koop in Firenze voor 7.000 lires en nu heb ik het gratis. Florencia Nueva Guia Completa de la Ciutad. Spaans, de taal van Eleonora de Toledo. Helemaal boven geniet ik van een uitzonderlijk panorama. Ik aanschouw de roodbruine pannen van de daken en de gele gevels van de huizen, die bijeenkruipen onder de beschermende Duomo. Aan de rand van de oude stad zie ik de tuinen met cipressen, olijfbomen, andere bomen van wie de soort me onbekend is. Verder , veel verder, zijn er hoge bergen, en boven dat alles heerst de hemelsblauwe lucht. Met tegenover me zoveel schoonheid kan ik alleen maar stil zijn en zwijgen.
In wat eens het huis van de architect-tuinman was, loopt een tentoonstelling van porselein. Niet omdat ik nog tassen, borden, en huisgerief nodig heb om te mogen trouwen met mijn lief, maar wel omdat het binnen koel is en twee hostessen me toelachen, besluit ik van er wat rond te slenteren. Ik betaalde trouwens een globaal ticket waarmee ik overal binnen mag. Ik ben de enige bezoeker op dat ogenblik. De dames volgen me met hun ogen voortdurend, maar ik weet niet of zij trek hebben in de manspersoon met gespierde armen die ik ben of dat zij bang zijn dat een olifant uit een barbaars land porselein zou breken of een ondertasje met gouden boord onder zijn linkeroksel zou verstoppen en meepikken.
De fontein van Bacchus (zie foto) en de barokke watertuin boeien me nog even .Zo kom ik plots weer aan de ingang die nu voor me de uitgang wordt. Enkele minuten later sta ik weer op de Ponte Vecchio. Wat een prachtige ervaring is het - iets om nooit meer te vergeten - zo vrij, zonder verplichtingen, zonder tijdsdruk, op een zonnig maar niet té warme namiddag van september te kunnen stappen doorheen de oude binnenstad van Florence. In een selfservice ga ik wat eten. Trippa en Brusselse kool. Ik koop nog maar eens ansichtkaarten, nu een pakje van 23 stuks. Dat is wel duur. Is zo'n aankoop wel nodig ? Wel, het is het bewijs dat er heel veel moois te zien is in deze wel zeer bijzondere stad die ik bezocht toen ik al voorbij de helft van mijn leven was gekomen.
De jeugdherberg van Fiesole is een bijenkorf met zeer bonte bevolking. Ik schuif aan in een lange rij om in te boeken, maar omdat ik niet had voorbehouden kan ik geen bed bekomen. Er zijn echter ook twee campings, één voor automobilisten en één voor voetgangers en fietsers. Ik moet mijn identiteitskaart afgeven voor twee dagen. Ik klop even op mijn kop en beloof aan mezelf van dit document niet te vergeten. Aan dezelfde receptie koop ik een ticket voor avondeten en een telefoonkaart. Mijn tentje is vlug opgesteld. Ik sleep het al dagen mee over berg en dal, en zou het meer moeten gebruiken in plaats van onder de blote hemel of op een kamer te slapen.
Het is verschrikkelijk druk in de eetzalen. Dat stoort mij. Bovendien krijg ik een erg dunne brochette, en dat maakt mij ook niet gelukkig. Met mijn telloor in de hand wring ik me ergens tussen twintigers die mijn kinderen zouden kunnen zijn. " Haaai ... ! " zegt de jongedame met bruine krullen die tegenover me zit. Ik reageer zwak want ik ben moe en de kleine portie die ik kreeg heeft al mijn aandacht nodig. Wanneer ik halfweg mijn macaroni ben gekomen, geraak ik toch met haar in gesprek. Zij heet Tracy en komt uit Nieuw-Zeeland. Twee andere tafelgenoten zijn ook van die nationaliteit. De man die naast mij zit komt uit Minnesota. Ik word uitgenodigd om met hen te kaarten en allen drinken wij Tuborg uit grote flessen. Wij zullen ' black witch" spelen. Ik meende dat het " zwarte Piet" zou zijn , maar dan blijkt het een soort "Hartenjagen " te worden waar eerst drie kaarten moeten worden weggegeven aan de tegenspeler die op je linkerhand zit. Belangrijk is van nooit schoppen dame te moeten innen want dat betekent dertien strafpunten. Wij spelen met vijf en daarom worden schoppen en klaveren twee uit het spel gehouden. Eén van de Nieuw-Zeelanders , met liefde voor rekenkunde, zal de punten netjes opschrijven. Er wordt noch voor geld, noch voor bier, noch voor wat anders gespeeld. Ik vraag of de winnaar dan misschien zal mogen uitgaan met Tracy die niet meespeelt en alleen zal toekijken. Mijn voorstel wordt nogal puriteins afgewezen en Tracy wordt ingeschakeld en zal de punten op het papier bijhouden, zo is zij de scheidsrechter en niet de inzet van onze kaartwedstrijd. Tracy is immers een fatsoenlijke nanny uit de hogere burgerij. Zij draagt individueel zorg voor baby's van VIP's en woont in bij dat soort ouders . Au pair ... neen, zeer goed betaald en discreet geplaatst door een firma voor bodyguards. Het vrouwtje met bril naast mij, een vlieggewicht onopvallend van figuur, blijkt een Hollandse te zijn die tijdens haar jeugd in Nieuw-Zeeland verbleef. Zij werkt op de Dienst Human Ressources van Unilever. Een plaats verder zit een jongen van bijna zeven voet hoog en tweehonderdzestig pounds die door een knieblessure zijn plaats verloor in een profrugbyteam , depressief werd en dan maar op wereldreis vertrok. Hij reisde met het openbaar vervoer van uit Kaapstad. Na zeven maanden zit hij samen met zijn landgenoten, een Amerikaan, een Zeelandse en een Landenaar aan dezelfde tafel te blackwishen. Een derde jonge dame verschijnt uit het niets, uit het geroezemoes van de volle eetzaal, en zij gaat tegen de mislukte All Black postvatten als een huiskat. Zij is een ' neighbourgh ' van de reus en nog geen 'girlfriend' maar zij kwam toch van Wellington naar Rome overgevlogen, gaf haar job op, om met die kerel verder te reizen. Zij heeft reeds gepland om met hem te Brussel in de Sleepwell te verblijven. Ik meen dat zij het hart van de reus wil veroveren. Hopelijk vindt zij haar geluk bij die goede loebas .
Ik verdedig mij goed tijdens het kaartspel en kwam dicht bij de winst , doch in een "alles of niets" poging om de anderen slechte punten aan te smeren, word ik onverwachts gekelderd door de kleine Unilevergirl. Er begint een discussie over goed en slecht spelen tussen de man uit Minnesota en de wiskundige eilandbewoner. Om dit te stoppen besluit ons zevental van het lokaal te verlaten. Wij wandelen in de avondlucht door de tuinen van Fiesole tot wanneer wij komen aan een herberg-restaurant waar wij drie flessen chianti bestellen en opdrinken. Ik probeer wat te vertellen over Brussel en over Waterloo, over Brugge en over het Vlaamse land waar in de Eerste Wereldoorlog nabij Ieper zovele Nieuw-Zeelanders stierven voor het Commonwealth. Nadat haar tweede glas chianti leeg was, stond Tracy plots recht en zij sprak ' voor onze vriend uit de Flanders wil ik dit gedicht opdragen, want ik heb het vroeger moeten kennen en onlangs leerde ik deze verzen ook aan de kinderen die ik onderwijs ' . Tracy begint met ' In Flanders where the blossom grows ...' en zegt dit gedicht foutloos op. De kosten voor de wijn werden gedeeld. Het was al voorbij middernacht toen wij gingen slapen. De zes anderen hadden een bed op een slaapzaal, en ik kroop in mijn igloo waar Olive Green reeds aan het snurken was.
Zeven uren later. Regenwolken over Toscane. Natte bruine daken en torens van Firenze. Tijdens de nacht op de camping verplichtte bier en wijn me om uit mijn slaapzak te kruipen voor een natuurlijke behoefte. Vermits het regende ben ik niet buiten mijn tentje gekomen, heb ik de ritssluiting van de ingang niet open getrokken. Mijn derde bidon die helemaal onderaan bij de trapas op mijn fiets staat , heb ik als plasbidon gebruikt. Hij is helemaal vol met vocht dat uit mijn blaas kwam. Regenweer heeft ook voordelen, zoals geen vliegen, geen mieren en geen muggen. Een koude douche in de tuin van de jeugdherberg maakt mij pittig wakker. Ik was mijn vuile kledij van de vorige dag. In de ochtendzon hang ik een koord tussen een boom en mijn Alpinotent. Met de klassieke houten wasspelden die ik bij heb, hang ik T-shirts, koersbroek,onderbroek, sokken, petje, te drogen aan de waskoord en ik hoop dat alle water nu reeds tijdens de natte nacht uit de hemel is gevallen, anders gaat de Arno deze namiddag overstromen. De zon komt opzetten en geeft de hoop dat het vandaag een zonnige dag zal worden. Mijn tentje is van de hoogste kwaliteit om in slecht weer te overnachten, zowel op een vlot op de oceaan, als op de Everest of op de Zuidpool. Twee jonge mensen komen met mij praten. In een supermarkt hadden zij een tent gekocht om ook te kamperen met hun tweetjes. Maar, het werd in de regen niet plezant. Zij zijn ontgoocheld en zij willen al hun materiaal achterlaten. Om uit de nattigheid te geraken, zijn zij van miserie in de gang van de jeugdherberg gaan liggen, samen met anderen die noch bed noch tent hadden om de nacht door te brengen. Ik sta verstomd. Zij komen uit de USA en aan de onbekende die ik ben schenken zij hun tent, onderzeil, matjes, haringen, touwen. Zij dumpen dat allemaal. Die natte boel laten zij achter. Als ik iets kan gebruiken mag ik het hebben. De rest mag de vuilbak in of kan toegevoegd worden aan de rommel die in een container naast het tuinhuisje ligt. Thank you. O.K.. Twee minuten later zijn die twee verdwenen.
Ik trek mijn jeans aan.Wandelschoenen. Propere sokken. Modieus wit-zwart hemdje. Opgerold regenjasje rond mijn heupen. Papieren en geld op mijn borst. Optimaal ben ik nu in conditie om de oude stadskern , de leeuwen en de lelies van Firenze te ontdekken. Geen spoor meer van mijn toevallige vrienden van vorige avond. Zoals Tracy me heeft aangeraden, koop ik voor héén en voor terugreis in een café-tabacco twee buskaartjes. Via lijn 17 kan ik het centrum bereiken. Tijdens de busrit moet ik blijven rechtstaan , want ik bevind me in een overvolle harington. Ik ga dus vandaag ook weer op zoek naar vier hoofdelementen. Dit zijn de zon, de mens, de natuur, en de kunst. In deze stad zal dit laatste element toonaangevend zijn. Te Florence kan men maanden verblijven, maar ik heb slechts één volle dag en dat is vandaag, om met mijn zintuigen fascinerende schoonheid te ontmoeten. Het zal een schok zijn. Ik mag niet suf worden geslagen of niet gek worden door wat op mij zal afkomen. Hoofd koel houden, dus ouwe Willie, en rustig blijven. We zullen wel zien wat het wordt !
De stadsbus rijdt door de Via Ricasoli en ik vermoed dat het centrum nadert, vermits ik meer en meer Japanners met fototoestellen kan zien. Wanneer een hele zwerm mensen de bus verlaat, meen ik dat het ook voor mij het moment is. Ik stap precies uit nabij de Duomo, een van de beroemdste gebouwen die op deze wereld werden gemaakt. De kolossale koepel doet iedere mens ineenkrimpen van ontzag. Om de dag te beginnen is het toch goed om iets te eten. Pas om 10.00u mag ik met de meute toeristen de Duomo mee binnen. Ik gebruik de tijd die ik moet wachten om een expresso te drinken en om een hapje te eten. Santa Maria del Fiore , gebouwd door Brunelleschi, is als een enorme paraplu die het hart van Florence voor onheil beschermt. Binnen in deze heilige plaats zijn er fresco's, witte, zwarte, groene, en roze marmers van onschatbare waarde. Mijn programma van de dag is zwaar, met een lange lijst bezienswaardigheden om te bewonderen. Wat verder stop ik omdat een kokette gids uitleg aan het geven is nabij een grote deur die zo mooi is en zo kostbaar dat zij ongetwijfeld zou kunnen dienen als ingangsdeur van het Rijk der Hemelen. Ook de gidse is hemels mooi.
Van de Piazza di San Giovanni start ik met mijn wandeling door het autovrije centrum. Ook vandaag, zoals gisteren en morgen, slenteren hier honderdduizend bezoekers rond. De straatstenen zijn door de schoenen van miljoenen bezoekers gepolijst. Als ik in de Via dei Calzaturi ben, zie ik schoenen voor mooie voeten terwijl ik met mijn olifantenpoten van maat 46 ... . Maar mijn glimlach komt weldra terug want in de Via dei Tavoli vind ik een lekker ijsje. De open ruimte van de Piazza della Signora doet mij stoppen. Bij dag en bij nacht heb ik vele steden, kruispunten en plaatsen bezocht. Ik meen zelfs te mogen zeggen dat binnen in mijn brein er een fijn zintuigje is dat iets van de vierde dimensie kan waarnemen, want soms, wanneer een omgeving, een plaats, een muur, een vloer, bijzondere eigenschappen heeft begint mijn zintuigje zacht te zoemen. Hetgeen nu gebeurt. Ik adem langzaam en diep. Ik sta op de Piazza della Signoria te Firenze. De mensenstroom splitst zich naar links en naar rechts. Ik loop rechtdoor en volg een paard met koets tot bij de fontein van Neptunus, en tot bij de grote blote man, bekend als de David van Michelangelo. Maar dit is het echte meesterwerk niet, doch slechts een copie. De echte David van Michelangelo is te kostbaar om onbewaakt in alle weer en wind de duivenpoep te trotseren. Mijn ogen dwalen rond het plein. Ja, over dit plein hebben zij gelopen of op dit plein bleven zij staan, de beroemde mannen van Firenze, zij die rijkdom, macht en kunst verzamelden. Zij droegen de welluidende namen van Ridolfi Ghirlandajo, Lorenzo Ghiberti, Giovanni Boccacio, Amerigo Vespucci, Sandro Botticelli, Nicola Macchiavelli, Leonardo da Vinci, Cosimo di Medici, Rosso Fiorentina, Franco Ballerini, Francesco Giuccardini, Girolamo Savonorola... en tutti quanti... en nog een onvoorstelbaar aantal anderen, die seigneurs, landlopers, artiesten, huurlingen, goochelaars, kardinalen, calciospelers, of iets anders waren, en dan ook nog Dante Alligheri en Pieter Breugel de Oude, ja, al die belangrijke heren waren eens op dit plein en hun geesten komen hier nog wel eens terug.
Op een dag reeds voorbij het midden van mijn leven heb ook ik op de Piazza gestaan, en kijkend naar de blauwe hemel heb ik aan mezelf gezegd ' Wees nu vrolijk, want van de dag van morgen zijn we niet zeker. Aanvaard het verderf van vroeger en van vandaag, want morgen kunnen er nog veel ergere dingen gebeuren. ' Niet dromen. Niet dichten. Binnen is het te doen.
Te Florence waar door de hoge kwaliteit van wollen stoffen welvaart ontstond, die werd vermenigvuldigd door handelaars, bankiers en politiekers, ontstond vanaf 1300 de grote heropbloei die RENAISSANCE werd genoemd en die gedurende drie eeuwen veranderingen zou brengen in het bestaan, het denken en het doen van de mensen.
Palazzo Vecchio. Het zware en toch elegante gebouw met de slanke Campanille toren. Met sneller kloppend hart stap ik tussen de oude muren naar binnen. Dit was het oord van de overheid waar de regering van de Republiek Firenze was gevestigd in die rijke dagen van toen. Democratisch werd hier bestuurd . De opdrachten van belangrijke handelstransacties en de planning voor unieke gebouwen en kunstwerken vertrokken van hier. Even belangrijk is geweest dat ook voor venijnige twisten en conflicten hier oplossingen werden gevonden. Het biglietto d'ingresso kost 15.000 lires. Waar is de tijd dat voor één gouden florijn zoveel kon worden bekomen.
Ik kom in een hofje waar alle jonge mensen die te Firenze trouwen komen huwelijksfoto's maken. Want volgens de traditie kan alléén na bezoek aan de "Fontein met de Porfieren Schaal" en " Het Knaapje met de Vis" een bruid gelukkig zwanger worden. In het enorme Salone dei Cinquecento weet ik al dat het entreegeld niet overdreven was. Dit salon werd geschilderd en gedecoreerd door toemalige aannemers uit de XVIe eeuw die zeker niet in het zwart tegen laag uurloon hebben geverfd. Zij zijn nu gekend als Michelangelo en Leonardo da Vinci. Deze ongelooflijk prachtige zaal is opgesmukt met enkele beelden. Ik zie de worstelaars Hercules en Diomedes, die in hun tijd nog grepen onder de gordel mochten uitvoeren. Ik bezoek daarna enkele kamers die van Eleonora van Toledo waren. Deze verfijnde vrouw was de echtgenote van Cosimo de Eerste.
Daarna dobber ik naar buiten op de bezoekersstroom en ik kom aan de ingang van het Uffizi Museum. Zeshonderdvijfenvijftig toeristen staan er in de file om binnen te mogen. Zo lang wachten wil ik echt niet. Geen Uffizi dus. Ik koop echter een aantal kunstkaarten met de voornaamste meesterwerken uit dit wereldberoemde museum van Firenze. Al vlug ben ik zo weer 20.000 lires kwijt. Met Vlaamse fierheid stel ik vast dat er toch ook meerdere schilders van bij ons een plaats vonden in de hoogste divisie van de Italiaanse schilderkunst. Mijn kennis van de kunst is wat verbeterd en ik stap weer de straat op met in mijn broekzak een omslag met ondermeer " De geboorte van Venus" en " Lente" van Botticelli.
De langste dag 6 juni 2009 mag in het geheugen van alle Limburgse, Luikse en Haspengouwse wielerliefhebbers worden vastgeschroefd als de dag van de grote stap voorwaarts van de ranke jonge renner Tim Wellens. De telg van Leo Wellens, het broertje van Yannick, leverde gisteren tussen Chambéry en Les Bottières Saint Pancrace een sublieme demonstratie van zijn klimtalent in heuvels en cols. Hij domineerde in zonneschijn en in regen van in het begin van een wedstrijd met 2300 m te overbruggen hoogteverschil. Op 9 km van de meet kwam hij alléén op kop om solo te zegevieren in de klassieke kleuren van de Belgische nationale ploeg. Er waren aan de start van deze bergrit tellende voor Le Challenge National de France regionale selecties uit alle streken van Frankrijk, en de nationale ploegen van België en Luxemburg , alsook een ploeg van Wallonië-Brussel. Dat betekende 173 renners die allen 17 of 18 jaren oud waren. De voornaamste moeilijkheid was de Col du Grand Cucheron. Tim Wellens begon reeds te koersen op 10-jarige leeftijd op de weg, op de wielerbaan en in het veld. Insiders, vrienden van de familie Wellens, klanten van het Wielerhuis Wellens te Aalst-bij-SintTruiden, weten dat Tim ongelooflijk veel talent heeft en reeds jaren en dagen leeft als een groot vakman die kampioen wil worden. Op de Cucheron en in de Vallée de la Maurienne kwam hij en hij zag en overwon . Tim Wellens is nu overal in Frankrijk gekend. Dit is nog maar een begin, want in de toekomst volgt ongetwijfeld veel meer. Tom zal ons weldra verlaten maar Tim is reeds in aantocht !
XVe CLASSIQUES DES ALPES JUNIORS 2009 : 1. Tim Wellens (Belgique) 100,5km in 3u06'26" (gemiddelde 32,344 km/u - 2. Warren Barguil (Bretagne) op 41"- 3. Zyco Waeytens (Belgique) op 43" - 4. Jeremy Cornu (Normandie) - 5. Niels Van Laer (Belgique) Bergprijs: 1. Tim Wellens - Ploegenklassement: 1. Koninklijke Belgische Wielrijdersbond.
Rome 1996 - Zoals Bartali over de Passo della Consuma.
Met mijn pedaalstoten moet ik vandaag dwars door de laars tot in Firenze. Om 8u30 ben ik daarom reeds netjes gewassen en gekamd om te starten. Het ontbijt wordt echter pas voor alle gasten om 9u00 geserveerd. Dus heb ik wat tijd over om eens een ochtendwandeling te maken. Na vijftien uren onophoudend regenen is alles nat in het bergdorp Badia Prataglia. Het Foreste Casentinesi is niet ver. Dit is een uitgestrekt nationaal natuurpark waar edelhert, damhert, ree, wildzwijn, Apennnijnse wolf, das, marter,vos, buizerd,bosuil, kerkuil,adelaar, nog talrijk voorkomen en waar veel water in de ondergrond samenkomt, want de bronnen van de Arno en van de Tiber liggen er. Veel wandelaars brengen in deze streek een gelukkige vakantie door. De route naar Assisi loopt door Badia Prataglia. Pelgrims te voet komen hier ook talrijk voorbij, mannen en vrouwen voor wie Franciscus belangrijk is. Zij kennen de woorden van deze heilige " Broeder wind, zuster water, broeder vuur, zuster Onze Moeder Aarde, één als schepsel met de schepping " . . . .
Het dorpschooltje van Badia is gelegen in het middelpunt van de kleine leefgemeenschap. Vanuit hun winkels, kantoren, arbeidsplaatsen, tuinen, en zelfs van op straat, kunnen de ouders doorheen de grote ramen van de klasjes steeds volgen wat hun geliefde spruiten presteren tijdens de lesuren.
Een uur later kan ik weer het zadel op. Een fietsband ging wat af tijdens de nacht en daarom pomp ik wat lucht bij. Ik moet vandaag absoluut een fietsenmaker vinden om Olive Green terug volledig in orde te brengen. Na een zachte bergaf ben ik in Soci, waar een sportwinkel is met diverse kledij en kleurrijke mountainbikes maar geen hersteller. In de winkelstraat struikel ik even op een stenen trap. Pijnlijk en dom. Vloek. Dan maar kwaad verder rijden. Bibbiena laat ik links liggen, en weldra arriveer ik zo te Poppi één van de Borghi piu belli d'Italia.Medieval village Poppi is reeds eeuwen gekend voor ham, kaas en wijn. Ik sla proviand op voor later. In dezelfde straat waar ik een prachtig stuk pizza kocht, wacht op mij eindelijk een echte fietsenmaker, een familiezaak die al bloeide in de tijd van Binda, Olmo en Cinelli en waar alle schroefjes van Campagnolo aanwezig zijn. Tevens wordt heel Poppi door deze handelaar voorzien van butaangas. Ik mag onmiddellijk mee naar achteren in het werkhuis. Daar vind ik een omgeving terug die ik ken van bij de fietshandelaar thuis. Mijn tong beweegt vlot in zulk milieu. Mijn pril Italiaans blijkt eindelijk toch goed genoeg te zijn voor een praatje. Een zestigjarige man werkt daar aan de fietsen . Wanneer ik verklap dat mijn wielerhart nooit fel heeft gebonkt voor Eddy Merckx, maar wel voor Rik Van Steenbergen, dan is het duidelijk dat ik plots een trede hoger sta in zijn achting. Zoals gisteren stel ik vast dat de echte oude tifosi van Coppi en Bartali, nog zeer goed weten hoe sterk de Grote Rik wel was, want hij kon de grote campionissimi zuiver kloppen. Merckx won natuurlijk de meeste koersen, maar voor de pure supporters van Fausto en van Gino was dat toch maar tegen Italianen die van lager kaliber waren dan hun halfgoden uit 1949.
De werkruimte is zowel proper als vuil, dat hangt af in welke hoek men gaat staan. Nieuwe remblokjes Shimano. Remmen nauwkeurig geregeld. Kromme Minoura staanpikkel afgeschroefd en weggesmeten. Voorlicht en dynamo terug in orde. Terwijl af en toe andere klanten wat komen afhalen of kopen, blijft de fietsenmaker van Poppi aan mijn tweewieler werken. De man vertoont geen stress, werkt langzaam maar zeker en foutloos. Ondertussen kijk ik wat rond in de winkel. Ik vind er kleine voethaken voor een damesfiets die ik in België nog nergens zag , en ik kan bijna niet geloven dat daar een rode pothelm ligt die voor mijn grote kop past. Eindelijk zal ik wat veiliger kunnen fietsen. Ik koop deze twee ontdekkingen. In de gezellige werkruimte begin ik de pizza op te eten . Ik geef de helft aan de man die aan mijn fiets aan het sleutelen is. Een plaatselijke wielersportief is ook binnengekomen. Hij heeft veel interesse voor mijn fiets en voor de reisweg die ik al heb afgelegd. Hij probeert me duidelijk te maken dat na Poppi er gedurende 20 km klimwerk volgt tot aan de Passo della Consuma. Terwijl de hersteller mijn rekening maakt, komen nog andere klanten binnen. Nu duurt het toch wat lang. Daarom haak ik zelf mijn herstelde fiets uit de staander, waarna ik de verschillende fietstassen en de drinkbussen aanbreng. Ik vergeet echter ook mijn Zefal pomp terug vast te haken. Drie redenen maken mij nu tevreden. Ik kon goed mijn woordje voeren en ik meen dat ik werd verstaan in mijn mengeling van Italiaans, Latijn en Frans. Mijn fiets is weer goed in orde. Ik heb nu een helm om op mijn kop te zetten. Ik betaal met de glimlach en verlaat de fietsenhandel. Mijn fietspomp blijft er in het werkhuis op een stoel liggen . De wind is tegen en de weg stijgt langzaam. De cyclo had het voorspeld. Ik vorder langs de S 70 tegen een tempo waarmee ik me goed voel. Er liggen walnoten op de weg. Ik stop, raap er twaalf op, kraak ze met mijn voet op de steenweg en eet ze op. Terwijl ik die noten knabbel, denk ik "' Hoe zie ik er nu eigenlijk uit met zo'n leuke rode pothelm op mijn kop ? "
Nog wat fietsen. Nog wat stoppen. De wind vermeerdert en de zonnestralen worden warmer. Ik wil olie op mijn neus, armen en benen, en op mijn ketting aanbrengen. Zo ontdek ik dat die olie is uitgelopen in een van de zijtassen. Vloek. Noch die olie, noch de pothelm, noch het ledigen van mijn bidon, helpen mij om beter te klimmen. Zweetdruppels overal op mijn lijf, maar zeker nog geen tranen en nog geen bloed, want ik voel me goed. Maar het fietsen lukt me niet zo goed in deze col. Wie maar 4km per uur af legt, kan even goed beginnen te stappen vooral in een landschap dat zo prachtig is. Ik besluit van mijn wandelschoenen aan te trekken en te marcheren terwijl ik fiets en bagage met mijn armen naar omhoog duw. Onder die pothelm is het wreed warm. Na een uur fietsduwstappen ben ik helemaal nat van het zweet. Ik doe mijn bovenste kleren uit en met naakte romp rust ik wat in de schaduw. Met mijn badhanddoek wrijf ik me weer goed droog. Daarna verander ik van koerstrui. Het is vochtig en laf, maar na de volgende bocht kom ik weer in de wind. Dat verfrist me maar is ook wat hinderlijk. Ik schaam me niet om nog een paar keren uit te blazen. De top is slechts op 1050m , niet zo indrukwekkend, maar ik was toch 3 uren bezig om boven te geraken.
Op de top van de Passo della Consuma staat een houten huisje waar kaas en wijn wordt verkocht. Op het ogenblik van mijn doortocht is het evenwel gesloten. Wat verder staat een Fiat geparkeerd. Ik laat mijn fiets rusten tegen de plankenmuur en ik schuil me voor de wind. Opnieuw ontbloot ik mijn borstkas, om met mijn badhanddoek heerlijk over mijn vel te wrijven , terwijl de bretellen van mijn koersbroek langs beide kanten bengelen. Ik giet wat water door mijn keel en ledig de rest van mijn bidon over mijn mannelijk vogeltje dat het ook heel warm had. Zonder bril zien mijn ogen weinig. Mijn aandacht is zeker niet gericht op die Fiat. Ik haat trouwens Fiat's omdat zij een zo noodzakelijk kwaad zijn op de wegen naar Rome. Ik haat Fiat's omdat in het dorp van mijn jeugd een verkoper van dat merk was waar de papa's van jongens die ik niet kon uitstaan een auto hadden gekocht in de fifties, toen wij thuis op oude fietsen reden. Wanneer ik mijn bril terug opzet, nadat ik een droog onderlijfje heb aangetrokken, zie ik dat in die stilstaande verlaten vierwieler er binnenin wat beweegt. Ik concentreer me even en stel vast dat in dat autootje er twee mensen bezig waren met de liefde. Op dat moment besluit ik om maar vlug verder te rijden, vermits ik daar ongewenst ben en waarschijnlijk ook niet welkom met de bretels van mijn koersbroek naar beneden. Ik kijk niet meer in de richting van de geparkeerde wagen. Plots hoor ik een felle zucht. Een man stapt plots uit de wagen. Hij komt niet naar mij, neen. Hij loopt zenuwachtig en kwaad naar het struikgewas en hij verdwijnt. Het was een man van ongeveer vijftig jaren oud. Dan zie ik de glimlach en de zwarte krullen van een meisje. Zij kijkt door de vensterruit van de Fiat. Ik sta maar op zes passen. Ik roep lachend ... ' Sciusi ...! ". Ik ben al terug aangekleed. Is haar glimlach een teken dat zij nog niet genoeg heeft ... ? Coïtus interruptus ... ? Zij toont absoluut geen schaamte. Is hij in de struiken verder aan het swaffelen ? Zoekt hij misschien een stok of een hooivork om mij weldra aan te vallen ? Wil zij mij voor een vluggertje in de Fiat lokken terwijl hij dan plots terug zal opduiken en als ' ladro di biciclette' met mijn tweewieler zal wegrijden ? Zo zal een oude snoek als ik zich niet laten vangen. Vlug zet ik mijn pothelm op mijn kop en sprint ik weg uit dit oord van zedeloosheid. Op de Passo della Consuma geen consumptie van sex voor een te zware klimmer zoals ik.
Nu kan ik grote vaart maken. Ik slalom naar beneden. Goede remmen. Windjasje aan. Maar terwijl een bergop toch zo lang kan zijn, duurt een bergaf maar zo lang als het dansen van twee slows met het schoonste meisje van het bal. Verdorie... plots terug pech ... pssssttt.... platte band. Miljaar de miljaar ... ik heb mijn pomp in Poppi laten liggen. Nu zit ik met de gebakken peren !
Ik steek een ander binnenbandje maar het met de lippen opblazen gaat helemaal niet. Nu hebben wij een mooie bergaf, een pothelm, goede remmen, veel goede berglucht, maar we hebben geen lucht waar sinds Dunlop wielrijders wind echt nodig hebben. Met een onopgeblazen Schwalbe wandel ik dus verder naar beneden. Gekomen aan een buitenverblijf zie ik een jongetje spelen met een grote witte hond. Ik probeer uit te leggen dat ik een fietspomp nodig heb. Het kereldje begrijpt me niet, maar het is toch flink en het gaat papa halen. Die man heeft alleen een pompje om strandballen op te blazen. Na een felle inspanning is er toch wat lucht in mijn binnenband. Mijn helper is wel erg slim en tekent een zeer goed plan van de straten van Pontasieve. Zo zal ik weldra een winkel vinden waar ik een goede fietspomp zal kunnen kopen. Langzaam daal ik op de ietwat platte voorband tot Diaceto. Daar zie ik jongens en meisjes op een pleintje. Hun fietsen liggen op de grond . Ik stop en ga naar een nieuwe mountainbike waarop een goede pomp hangt. Met dat goede pompje kan ik mjin probleem helemaal oplossen. Ik bedank met een grote glimlach , met ' Mille grazie ... !' en met vele handkusjes. Zo kan ik eindelijk verder naar Firenze stormen, want de tijd heeft me al ver in de namiddag gebracht. Eerst volgt echter nog Pontasieve. Met het plan dat werd getekend in het buitenverblijf vind daar snel de plaats waar ik moet zijn . Voor amper 7000 lires koop ik een Super Sport pomp, die nog duizenden kilometers met me mee zal rijden.
In de vooravond ben ik vaak sterk als een beer op mijn fiets, ook na een zware en avontuurlijke wielerdag. Ik ruik nu Firenze, een grote mijlpaal op mjin tocht. Ik wil me nu vuil, moe, en sterk meten op de sintelbaan die komt, met Girardengo en Brunero of met wie ook ..., maar weldra kom ik echter aan in voorsteden met kruispunten en met wegen die naar alle richtingen gaan. Zeker honderdduizend auto's, waaronder vele smerige Fiat's in alle kleuren, zoemen er als vleesetende vliegen rond kadavers van gesneuvelde paarden. Ik cirkel rond en volg tevergeefs verkeerspijlen naar Fiesole, waar de jeugdherberg van Firenze ligt. Na een uur lastig fietsen staat het huilen me nader dan het lachen. Ik legde 10 km af en ik kwam terug op het kruispunt waar ik al eens was. Is dit dan de stad van Dante, Petrarca, en anderen, de stad van de schoonheid ? Helemaal niet. Dit is verdorie, the jungle of Automobilia , de grote cloaca van de onderwereld, het labyrint van het spookhuis van ... . Ik blaas eens goed uit en zoek ergens een plaatsje waar het rustig is, en waar de lucht niet vervuild wordt door de Fiat's en andere rollende monsters. Ik heb het geluk van daar een Florentijnse gentleman te kunnen ontmoeten die me duidelijk de te volgen weg uitlegt. Het is trouwens toch zo eenvoudig, gewoon altijd rechtdoor rijden, terwijl ik in de verwarring van mijn finale altijd maar rondjes en vierkanten aan het rijden was. Weldra ontmoet ik de overbekende bordjes waarop duidelijk Ostello de la Gioventu staat.
Ik ben blij dat deze dag eindigt. Mijn verfrissende blijheid vliegt echter aan flarden , want ik voel dat er terug een band begint plat te worden. Maar ik ben dan nog maar op twintig meters van de eindstreep, stap van mijn fiets af , en loop door de ingang van het park waarin de jeugdherberg is gevestigd. Ik beweeg me op een stille laan tussen hoge bomen waar geen wagens mogen komen. Ik stap goed door en zo haal ik een jonge vrouw in die wat bizar is , misschien wel een dichteres, want zij draagt een lang kleed , heeft loshangende haren tot aan haar billen, en zij is toch zo schoon en mysterieus, precies een zwarte zwaan die vrouw is geworden. Zij kwam van rechts, liep even voor mij, en verdween dan naar links. Ik ben enorm onroerd, door haar en door de omgeving. Dit is toch wel een speciale siertuin, met zovele oude bomen, bloemen en planten. Ik adem diep en snuif de geuren op met mijn door de zon verbrande neus. Dit is Fiesole, vanavond amper verschillend van wat het moet geweest zijn toen de zwarte pest door de duivel naar Firenze was gestuurd. Ik ben aangekomen in de tuinen van het Decamerone van Boccacio.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.