Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
07-06-2009
Tim WELLENS wint Alpenklassieker voor juniors.
De langste dag 6 juni 2009 mag in het geheugen van alle Limburgse, Luikse en Haspengouwse wielerliefhebbers worden vastgeschroefd als de dag van de grote stap voorwaarts van de ranke jonge renner Tim Wellens. De telg van Leo Wellens, het broertje van Yannick, leverde gisteren tussen Chambéry en Les Bottières Saint Pancrace een sublieme demonstratie van zijn klimtalent in heuvels en cols. Hij domineerde in zonneschijn en in regen van in het begin van een wedstrijd met 2300 m te overbruggen hoogteverschil. Op 9 km van de meet kwam hij alléén op kop om solo te zegevieren in de klassieke kleuren van de Belgische nationale ploeg. Er waren aan de start van deze bergrit tellende voor Le Challenge National de France regionale selecties uit alle streken van Frankrijk, en de nationale ploegen van België en Luxemburg , alsook een ploeg van Wallonië-Brussel. Dat betekende 173 renners die allen 17 of 18 jaren oud waren. De voornaamste moeilijkheid was de Col du Grand Cucheron. Tim Wellens begon reeds te koersen op 10-jarige leeftijd op de weg, op de wielerbaan en in het veld. Insiders, vrienden van de familie Wellens, klanten van het Wielerhuis Wellens te Aalst-bij-SintTruiden, weten dat Tim ongelooflijk veel talent heeft en reeds jaren en dagen leeft als een groot vakman die kampioen wil worden. Op de Cucheron en in de Vallée de la Maurienne kwam hij en hij zag en overwon . Tim Wellens is nu overal in Frankrijk gekend. Dit is nog maar een begin, want in de toekomst volgt ongetwijfeld veel meer. Tom zal ons weldra verlaten maar Tim is reeds in aantocht !
XVe CLASSIQUES DES ALPES JUNIORS 2009 : 1. Tim Wellens (Belgique) 100,5km in 3u06'26" (gemiddelde 32,344 km/u - 2. Warren Barguil (Bretagne) op 41"- 3. Zyco Waeytens (Belgique) op 43" - 4. Jeremy Cornu (Normandie) - 5. Niels Van Laer (Belgique) Bergprijs: 1. Tim Wellens - Ploegenklassement: 1. Koninklijke Belgische Wielrijdersbond.
Rome 1996 - Zoals Bartali over de Passo della Consuma.
Met mijn pedaalstoten moet ik vandaag dwars door de laars tot in Firenze. Om 8u30 ben ik daarom reeds netjes gewassen en gekamd om te starten. Het ontbijt wordt echter pas voor alle gasten om 9u00 geserveerd. Dus heb ik wat tijd over om eens een ochtendwandeling te maken. Na vijftien uren onophoudend regenen is alles nat in het bergdorp Badia Prataglia. Het Foreste Casentinesi is niet ver. Dit is een uitgestrekt nationaal natuurpark waar edelhert, damhert, ree, wildzwijn, Apennnijnse wolf, das, marter,vos, buizerd,bosuil, kerkuil,adelaar, nog talrijk voorkomen en waar veel water in de ondergrond samenkomt, want de bronnen van de Arno en van de Tiber liggen er. Veel wandelaars brengen in deze streek een gelukkige vakantie door. De route naar Assisi loopt door Badia Prataglia. Pelgrims te voet komen hier ook talrijk voorbij, mannen en vrouwen voor wie Franciscus belangrijk is. Zij kennen de woorden van deze heilige " Broeder wind, zuster water, broeder vuur, zuster Onze Moeder Aarde, één als schepsel met de schepping " . . . .
Het dorpschooltje van Badia is gelegen in het middelpunt van de kleine leefgemeenschap. Vanuit hun winkels, kantoren, arbeidsplaatsen, tuinen, en zelfs van op straat, kunnen de ouders doorheen de grote ramen van de klasjes steeds volgen wat hun geliefde spruiten presteren tijdens de lesuren.
Een uur later kan ik weer het zadel op. Een fietsband ging wat af tijdens de nacht en daarom pomp ik wat lucht bij. Ik moet vandaag absoluut een fietsenmaker vinden om Olive Green terug volledig in orde te brengen. Na een zachte bergaf ben ik in Soci, waar een sportwinkel is met diverse kledij en kleurrijke mountainbikes maar geen hersteller. In de winkelstraat struikel ik even op een stenen trap. Pijnlijk en dom. Vloek. Dan maar kwaad verder rijden. Bibbiena laat ik links liggen, en weldra arriveer ik zo te Poppi één van de Borghi piu belli d'Italia.Medieval village Poppi is reeds eeuwen gekend voor ham, kaas en wijn. Ik sla proviand op voor later. In dezelfde straat waar ik een prachtig stuk pizza kocht, wacht op mij eindelijk een echte fietsenmaker, een familiezaak die al bloeide in de tijd van Binda, Olmo en Cinelli en waar alle schroefjes van Campagnolo aanwezig zijn. Tevens wordt heel Poppi door deze handelaar voorzien van butaangas. Ik mag onmiddellijk mee naar achteren in het werkhuis. Daar vind ik een omgeving terug die ik ken van bij de fietshandelaar thuis. Mijn tong beweegt vlot in zulk milieu. Mijn pril Italiaans blijkt eindelijk toch goed genoeg te zijn voor een praatje. Een zestigjarige man werkt daar aan de fietsen . Wanneer ik verklap dat mijn wielerhart nooit fel heeft gebonkt voor Eddy Merckx, maar wel voor Rik Van Steenbergen, dan is het duidelijk dat ik plots een trede hoger sta in zijn achting. Zoals gisteren stel ik vast dat de echte oude tifosi van Coppi en Bartali, nog zeer goed weten hoe sterk de Grote Rik wel was, want hij kon de grote campionissimi zuiver kloppen. Merckx won natuurlijk de meeste koersen, maar voor de pure supporters van Fausto en van Gino was dat toch maar tegen Italianen die van lager kaliber waren dan hun halfgoden uit 1949.
De werkruimte is zowel proper als vuil, dat hangt af in welke hoek men gaat staan. Nieuwe remblokjes Shimano. Remmen nauwkeurig geregeld. Kromme Minoura staanpikkel afgeschroefd en weggesmeten. Voorlicht en dynamo terug in orde. Terwijl af en toe andere klanten wat komen afhalen of kopen, blijft de fietsenmaker van Poppi aan mijn tweewieler werken. De man vertoont geen stress, werkt langzaam maar zeker en foutloos. Ondertussen kijk ik wat rond in de winkel. Ik vind er kleine voethaken voor een damesfiets die ik in België nog nergens zag , en ik kan bijna niet geloven dat daar een rode pothelm ligt die voor mijn grote kop past. Eindelijk zal ik wat veiliger kunnen fietsen. Ik koop deze twee ontdekkingen. In de gezellige werkruimte begin ik de pizza op te eten . Ik geef de helft aan de man die aan mijn fiets aan het sleutelen is. Een plaatselijke wielersportief is ook binnengekomen. Hij heeft veel interesse voor mijn fiets en voor de reisweg die ik al heb afgelegd. Hij probeert me duidelijk te maken dat na Poppi er gedurende 20 km klimwerk volgt tot aan de Passo della Consuma. Terwijl de hersteller mijn rekening maakt, komen nog andere klanten binnen. Nu duurt het toch wat lang. Daarom haak ik zelf mijn herstelde fiets uit de staander, waarna ik de verschillende fietstassen en de drinkbussen aanbreng. Ik vergeet echter ook mijn Zefal pomp terug vast te haken. Drie redenen maken mij nu tevreden. Ik kon goed mijn woordje voeren en ik meen dat ik werd verstaan in mijn mengeling van Italiaans, Latijn en Frans. Mijn fiets is weer goed in orde. Ik heb nu een helm om op mijn kop te zetten. Ik betaal met de glimlach en verlaat de fietsenhandel. Mijn fietspomp blijft er in het werkhuis op een stoel liggen . De wind is tegen en de weg stijgt langzaam. De cyclo had het voorspeld. Ik vorder langs de S 70 tegen een tempo waarmee ik me goed voel. Er liggen walnoten op de weg. Ik stop, raap er twaalf op, kraak ze met mijn voet op de steenweg en eet ze op. Terwijl ik die noten knabbel, denk ik "' Hoe zie ik er nu eigenlijk uit met zo'n leuke rode pothelm op mijn kop ? "
Nog wat fietsen. Nog wat stoppen. De wind vermeerdert en de zonnestralen worden warmer. Ik wil olie op mijn neus, armen en benen, en op mijn ketting aanbrengen. Zo ontdek ik dat die olie is uitgelopen in een van de zijtassen. Vloek. Noch die olie, noch de pothelm, noch het ledigen van mijn bidon, helpen mij om beter te klimmen. Zweetdruppels overal op mijn lijf, maar zeker nog geen tranen en nog geen bloed, want ik voel me goed. Maar het fietsen lukt me niet zo goed in deze col. Wie maar 4km per uur af legt, kan even goed beginnen te stappen vooral in een landschap dat zo prachtig is. Ik besluit van mijn wandelschoenen aan te trekken en te marcheren terwijl ik fiets en bagage met mijn armen naar omhoog duw. Onder die pothelm is het wreed warm. Na een uur fietsduwstappen ben ik helemaal nat van het zweet. Ik doe mijn bovenste kleren uit en met naakte romp rust ik wat in de schaduw. Met mijn badhanddoek wrijf ik me weer goed droog. Daarna verander ik van koerstrui. Het is vochtig en laf, maar na de volgende bocht kom ik weer in de wind. Dat verfrist me maar is ook wat hinderlijk. Ik schaam me niet om nog een paar keren uit te blazen. De top is slechts op 1050m , niet zo indrukwekkend, maar ik was toch 3 uren bezig om boven te geraken.
Op de top van de Passo della Consuma staat een houten huisje waar kaas en wijn wordt verkocht. Op het ogenblik van mijn doortocht is het evenwel gesloten. Wat verder staat een Fiat geparkeerd. Ik laat mijn fiets rusten tegen de plankenmuur en ik schuil me voor de wind. Opnieuw ontbloot ik mijn borstkas, om met mijn badhanddoek heerlijk over mijn vel te wrijven , terwijl de bretellen van mijn koersbroek langs beide kanten bengelen. Ik giet wat water door mijn keel en ledig de rest van mijn bidon over mijn mannelijk vogeltje dat het ook heel warm had. Zonder bril zien mijn ogen weinig. Mijn aandacht is zeker niet gericht op die Fiat. Ik haat trouwens Fiat's omdat zij een zo noodzakelijk kwaad zijn op de wegen naar Rome. Ik haat Fiat's omdat in het dorp van mijn jeugd een verkoper van dat merk was waar de papa's van jongens die ik niet kon uitstaan een auto hadden gekocht in de fifties, toen wij thuis op oude fietsen reden. Wanneer ik mijn bril terug opzet, nadat ik een droog onderlijfje heb aangetrokken, zie ik dat in die stilstaande verlaten vierwieler er binnenin wat beweegt. Ik concentreer me even en stel vast dat in dat autootje er twee mensen bezig waren met de liefde. Op dat moment besluit ik om maar vlug verder te rijden, vermits ik daar ongewenst ben en waarschijnlijk ook niet welkom met de bretels van mijn koersbroek naar beneden. Ik kijk niet meer in de richting van de geparkeerde wagen. Plots hoor ik een felle zucht. Een man stapt plots uit de wagen. Hij komt niet naar mij, neen. Hij loopt zenuwachtig en kwaad naar het struikgewas en hij verdwijnt. Het was een man van ongeveer vijftig jaren oud. Dan zie ik de glimlach en de zwarte krullen van een meisje. Zij kijkt door de vensterruit van de Fiat. Ik sta maar op zes passen. Ik roep lachend ... ' Sciusi ...! ". Ik ben al terug aangekleed. Is haar glimlach een teken dat zij nog niet genoeg heeft ... ? Coïtus interruptus ... ? Zij toont absoluut geen schaamte. Is hij in de struiken verder aan het swaffelen ? Zoekt hij misschien een stok of een hooivork om mij weldra aan te vallen ? Wil zij mij voor een vluggertje in de Fiat lokken terwijl hij dan plots terug zal opduiken en als ' ladro di biciclette' met mijn tweewieler zal wegrijden ? Zo zal een oude snoek als ik zich niet laten vangen. Vlug zet ik mijn pothelm op mijn kop en sprint ik weg uit dit oord van zedeloosheid. Op de Passo della Consuma geen consumptie van sex voor een te zware klimmer zoals ik.
Nu kan ik grote vaart maken. Ik slalom naar beneden. Goede remmen. Windjasje aan. Maar terwijl een bergop toch zo lang kan zijn, duurt een bergaf maar zo lang als het dansen van twee slows met het schoonste meisje van het bal. Verdorie... plots terug pech ... pssssttt.... platte band. Miljaar de miljaar ... ik heb mijn pomp in Poppi laten liggen. Nu zit ik met de gebakken peren !
Ik steek een ander binnenbandje maar het met de lippen opblazen gaat helemaal niet. Nu hebben wij een mooie bergaf, een pothelm, goede remmen, veel goede berglucht, maar we hebben geen lucht waar sinds Dunlop wielrijders wind echt nodig hebben. Met een onopgeblazen Schwalbe wandel ik dus verder naar beneden. Gekomen aan een buitenverblijf zie ik een jongetje spelen met een grote witte hond. Ik probeer uit te leggen dat ik een fietspomp nodig heb. Het kereldje begrijpt me niet, maar het is toch flink en het gaat papa halen. Die man heeft alleen een pompje om strandballen op te blazen. Na een felle inspanning is er toch wat lucht in mijn binnenband. Mijn helper is wel erg slim en tekent een zeer goed plan van de straten van Pontasieve. Zo zal ik weldra een winkel vinden waar ik een goede fietspomp zal kunnen kopen. Langzaam daal ik op de ietwat platte voorband tot Diaceto. Daar zie ik jongens en meisjes op een pleintje. Hun fietsen liggen op de grond . Ik stop en ga naar een nieuwe mountainbike waarop een goede pomp hangt. Met dat goede pompje kan ik mjin probleem helemaal oplossen. Ik bedank met een grote glimlach , met ' Mille grazie ... !' en met vele handkusjes. Zo kan ik eindelijk verder naar Firenze stormen, want de tijd heeft me al ver in de namiddag gebracht. Eerst volgt echter nog Pontasieve. Met het plan dat werd getekend in het buitenverblijf vind daar snel de plaats waar ik moet zijn . Voor amper 7000 lires koop ik een Super Sport pomp, die nog duizenden kilometers met me mee zal rijden.
In de vooravond ben ik vaak sterk als een beer op mijn fiets, ook na een zware en avontuurlijke wielerdag. Ik ruik nu Firenze, een grote mijlpaal op mjin tocht. Ik wil me nu vuil, moe, en sterk meten op de sintelbaan die komt, met Girardengo en Brunero of met wie ook ..., maar weldra kom ik echter aan in voorsteden met kruispunten en met wegen die naar alle richtingen gaan. Zeker honderdduizend auto's, waaronder vele smerige Fiat's in alle kleuren, zoemen er als vleesetende vliegen rond kadavers van gesneuvelde paarden. Ik cirkel rond en volg tevergeefs verkeerspijlen naar Fiesole, waar de jeugdherberg van Firenze ligt. Na een uur lastig fietsen staat het huilen me nader dan het lachen. Ik legde 10 km af en ik kwam terug op het kruispunt waar ik al eens was. Is dit dan de stad van Dante, Petrarca, en anderen, de stad van de schoonheid ? Helemaal niet. Dit is verdorie, the jungle of Automobilia , de grote cloaca van de onderwereld, het labyrint van het spookhuis van ... . Ik blaas eens goed uit en zoek ergens een plaatsje waar het rustig is, en waar de lucht niet vervuild wordt door de Fiat's en andere rollende monsters. Ik heb het geluk van daar een Florentijnse gentleman te kunnen ontmoeten die me duidelijk de te volgen weg uitlegt. Het is trouwens toch zo eenvoudig, gewoon altijd rechtdoor rijden, terwijl ik in de verwarring van mijn finale altijd maar rondjes en vierkanten aan het rijden was. Weldra ontmoet ik de overbekende bordjes waarop duidelijk Ostello de la Gioventu staat.
Ik ben blij dat deze dag eindigt. Mijn verfrissende blijheid vliegt echter aan flarden , want ik voel dat er terug een band begint plat te worden. Maar ik ben dan nog maar op twintig meters van de eindstreep, stap van mijn fiets af , en loop door de ingang van het park waarin de jeugdherberg is gevestigd. Ik beweeg me op een stille laan tussen hoge bomen waar geen wagens mogen komen. Ik stap goed door en zo haal ik een jonge vrouw in die wat bizar is , misschien wel een dichteres, want zij draagt een lang kleed , heeft loshangende haren tot aan haar billen, en zij is toch zo schoon en mysterieus, precies een zwarte zwaan die vrouw is geworden. Zij kwam van rechts, liep even voor mij, en verdween dan naar links. Ik ben enorm onroerd, door haar en door de omgeving. Dit is toch wel een speciale siertuin, met zovele oude bomen, bloemen en planten. Ik adem diep en snuif de geuren op met mijn door de zon verbrande neus. Dit is Fiesole, vanavond amper verschillend van wat het moet geweest zijn toen de zwarte pest door de duivel naar Firenze was gestuurd. Ik ben aangekomen in de tuinen van het Decamerone van Boccacio.
Rome 1996 - Met geknipte baard over de Passo dei Mandrioli.
Mercato Saraceno. Ik slaap hoe langer hoe beter onder de blote hemel. Zeven uur in de ochtend. Wat een heerlijk ontwaken. De klokken van een kerkje in de verte klinken mooi en zuiver. Ik blijf nog wat lungelen, nog wat genieten in mijn warme slaapzak. Maar dan komt een witte Mercedes aangereden. Een man plakt een affiche op het aanhangbord nabij de ingang van het kerkhof. Gisteren of deze nacht is er weer iemand gestorven . Er hangen op de muur van dat kerkhof al vele gekleurde affiches met de foto van overledenen om uit te nodigen voor een begrafenis of zelfs voor een jaarmis. De man kijkt maar zuur in mijn richting alvorens hij terug in zijn wagen stapt. Ik begin te denken dat ik toch maar snel moet verdwijnen van deze plek, zwervers zijn niet welkom. Ik spoel mijn kop goed met het water van de kraan zodat ik weer fit ben. Omdat ik een minimum had uitgepakt ben ik zes minuten later reeds klaar om te vertrekken. Ik zeg vaarwel aan de boom waaronder ik zo goed heb geslapen, waar het mos zo mals was, waar de bloemen en de planten zo heerlijk ruikten. Na enige pedaalstoten ben ik reeds in het centrum. Ik koop er een tablet chocolade met nootjes, een blik cola, brood, een liter koele A-melk. Vanaf dan mag ik een mooie vallei volgen en zien hoe in een groen landschap de heuvels veranderen in echte bergen. Tegen 13km/u toer ik met mijn benen vlot, terwijl ik af en toe betonwerken zie, bruggen en afritten van de nabije autosnelweg.
Sarsina. Zeer oude stad. 3700 inwoners. 243 m boven de zeespiegel. In de kerk uit de Xde eeuw offer ik 5000 lires , een beetje uit godsvrucht en eerbied, maar eigenlijk ook omdat het een verschrikkelijk vuil en versleten bankbriefje was. Daarna ben ik blut, maar wat later wrijf ik eens aan de tepels van Bancontact en zo krijg ik weer 300.000 lires. Ik wandel waar eens Tito Maccio Plauto , geboren in 254 voor Christus, had geleefd. Deze Latijns auteur schreef komische toneelstukken om de mensen te laten lachen in een tijd toen de geschriften van anderen politieke of godsdienstige bedoelingen hadden. Taalkundigen bestuderen hem zeer graag. In de winkelruiten zie ik mijn verwilderde pelgrimskop, verwarde haren en borstelige baard. Nu dat ik de schoonheid van Toscanië nader mag ik er toch niet uitzien als een lelijke landloper. In de winkelstraat vind ik een kapper voor heren, waar ik mijn beurt afwacht op een stoel. Het duurt net de tijd nodig om een bladzijde in mijn dagboek neer te pennen.
Wat ben ik toch grijs geworden. Dat zie ik nu duidelijk in de spiegel, wanneer ik zit op de plaats van zij die hun kopje toevertrouwen aan de oude barbier van Sarsina. De man wringt een groot wit laken rond mijn nek, en ik maak hem duidelijk dat hij volledig zijn gang mag gaan voor 30.000 lires, shampoo, capelli, barba, voor de prijs die op het bordje aan de muur duidelijk staat vermeldt zodat ik niet méér betaal omdat ik een buitenlander ben. Deze coiffeur heeft niet zo dikwijls een kerel met blote bruine benen uit Belgio in zijn zaak en wanneer ik zeg dat mijn naam Rik Van Steenbergen is , doet hij nog meer zijn beste.
Ik had echt wel veel te veel haren op mijn kop. Nu past mijn rennerspetje veel beter. Vlot fiets ik tot San Piero in Bagno, waar ik probeer een fietsenmaker te vinden want ik kan toch niet blijven rijden zonder remmen. Ik reed langzaam bergop tot dan en realiseerde me zelfs niet meer dat remmen noodzakelijk zijn na de top van iedere helling of wanneer er toch wat met enige snelheid wordt gefietst. Ik vind geen fietsenmaker, maar wel een vishandelaar op de markt. De mensen schuiven bij hem aan . Voor 7.000 lires kunnen 250 gr in olie gebakken scampis en inktvis worden gekocht. Op dat marktplein is te veel volk. Ik rijd wat verder en zoek een rustig plekje om het bakje dat ik heb gekocht op te eten . In die ogenblikken verlaat de lucht mijn achterste band. Ik ben lek gereden. Eerst eet ik rustig, het smaakt me goed, en daarna herstel ik. Mijn fietst poets ik eens flink met een oude handdoek. Ik haal ook wat overbodige rommel uit mijn fietstassen. Grote kuis. Alles terug in orde, maar niet mijn remmen, niet mijn voorlicht. Al wat ik weg wil gooien, deponeer ik met propere manieren in een publieke vuilbak .
Bagno di Romagna is een kuuroord met veel wandelaars en verschillende hotels, een ideale plaats voor een rustdag. Maar ik moet verder. Moed bijeen en vooruit, ... op de pedalen duwen opwaarts naar de Passo dei Mandrioli. De weg klimt van 500m naar 1173m in 12 km. Dat betekent een gemiddeld stijgingsprocent van 5,6 . Het is een aardig bergje. Ik voel dat ik er gemakkelijk over zal geraken, ondanks mijn zwaar lichaamsgewicht en mijn bagage, op voorwaarde van regelmatig even te stoppen. Maar met die nog niet verteerde schotel van de vishandelaar in mijn maag heb ik toch vlug wat problemen. Ik parkeer Olive Green tegen de rotswand aan de rechterzijde van de weg waar een netwerk van stevige ijzerendraad de weggebruikers beschermt tegen afvallende stenen. Ik drink een slokje water, ontspan mijn rug eens door wat te bewegen met mijn schouderbladen en ik stap over de weg heen tot aan het muurtje links van de weg. Ik meende daar een uitzicht te hebben over het dal, maar dat valt tegen omdat ik nog niet hoog genoeg ben geklommen. Alleen enige rotsen , struikgewas, en een met onkruid overwoekerde ravijn is er te zien. Ik wandel daarom na een minuutje terug naar mijn tweewieler. Ondertussen adem ik langzaam en diep in. Ik voel dat mijn buik toch niet happy is. Vandaag heb ik nog mijn grote behoefte niet gedaan. Wat is het dwaas om met een zwaar gevulde dikke darm een Passo op te willen rijden !
Bij gebrek aan sanitaire voorzieningen in deze col zal ik in de vrije natuur de oplossing moeten zoeken. Ik heb ook geen enkele soort toiletpapier bij . Met het scherpe steakmes dat ik te Thann had gevonden, snijd ik daarom de pijpen van mijn pijamabroek af en maak er wat lapjes mee die ik recycleer tot WC-papier. Ik stap terug naar en zelfs over het muurtje in de hoop daar wat privacy te vinden. Daar is een weelderige struik met daarachter een klein platform. Maar tot mijn verwondering stel ik vast dat iemand deze plaats reeds vroeger dan ik had gebruikt en het is er niet proper. Daarom daal ik nog wat dieper richting ravijn tot ik een geul ontmoet waar, na onweders of in tijden van dooi, het water zich een weg naar de diepte zoekt. Daar plooi ik me. Alhoewel ik meestal vlug mijn vuil kwijt geraak, gebeurt er op dat moment niets. Ik kan niet. Ik ben verstopt. Ik probeer nogmaals, maak bolle wangen, blaas, druk, pers, ... maar er komt niets. Koppig als ik ben, en niet zonder nog eens diep in te ademen en te zuchten, probeer ik bikkelhard nog een derde poging. Plots ... gaat het licht voor mij uit. Ik zie zwarte sterretjes, en ik voel dat ik ga flauw vallen. In een reflex doe ik een stap voorwaarts, gooi me naar voren in een struik en klamp me vast. Als een drenkeling tijdens een schipbreuk haak ik me zo aan iets dat niet aan het zinken is. Ik hou me stil, adem goed, en gelukkig verlies ik mijn bewustzijn niet. Oppassen, ouwe jongen, wat is hier aan het gebeuren ... ? Bijna schoof ik langs de geul de ravijn in, daar veel lager in het niets op de stenen.
In afgrond der vermisten zou ik gelegen hebben en reeds de volgende nachten zouden beesten, vogels, mieren en pieren aan mijn lijf komen wreten. Mijn Olive Green zou als een wees zijn achtergebleven. Maar weldra ben ik terug wakker en fit. Onkruid vergaat zo maar niet. Ik drink water en ik loop wat te voet rond. Ik voel me terug beter en ondertussen heb ik een beter geschikt plaatsje ontdekt waar er ook privacy is en geen gevaar. Ik wacht nog wat tot twee klimmende auto's voorbijgereden zijn. Ik doe wat bewegingen om de krampen uit mijn buik te verjagen. Na een tijdje is de natuur weer mijn bondgenoot. De verlossing komt. Oef ... !
Alzo ontlast kan ik terug de fiets op en kom ik weldra op 3km van de top van de Passo dei Mandrioli, waar een nieuwe bandbreuk me tegenhoudt. Dat gebeurt precies voor de ingang naar een berghotel en ook als er regendruppels beginnen te vallen. Met een fiets met platte band stap ik naar dat hotel in de hoop van de rit van de dag te kunnen afvlaggen met daar een kamer te huren. Ik voel me niet meer zo lekker om nog lang verder te fietsen. Helaas, het kleine hotel is gesloten omwille van uitgebreide werken met verf en papier en de eigenaars zijn afwezig. Ik kan er aan de bar toch een fles mineraalwater gratis krijgen van één van de arbeiders. Tijdens de regenbui die bezig is, herstel ik daar onder een afdak mijn band. Ik ledig de fles water door te drinken en door mijn bidon te vullen, zodat ik de glazen fles daar kan laten. Het blijft maar regenen. Niet zo fel meer als bij het begin van de bui. Ik doe mijn regenjasje aan. Ik bereik wat later het hoogste punt van de Passo dei Mandrioli.
Toch wel wat beleefd tijdens deze klim. Maar nu moet ik over een natte gladde weg dalen. Ik rem met mijn voet op het voorste wiel. Acheraan kan ik met niets remmen. Om mij te beschermen draag ik op mijn rug mijn sporttas gevuld met met kledij, dat zou een soort buffer kunnen zijn bij eventuele valpartij. Zeer langzaam laat ik me zo zakken naar het volgende dal, terwijl het nog steeds een beetje regent. Het is gevaarlijk want de weg slingert naar beneden. Ik verlaat zo Romagna. Mijn hart jubelt, want na deze ellendige natheid in bossen en bergen, komt weldra het land van schoonheid en van kunstenaars, het land van Gino Bartali, Lorenzo di Medici, Leonardo da Vinci, het land van olijfolie, wijn en ijskreem, het onvergelijkbare en unieke Toscanië.
Te Badia Prataglia op de Via Nazionale 15 vind ik weldra Hotel Giardino waar ik boek voor avondmaal, kamer, en ontbijt voor 70.000 lires. Er zijn een dozijn pensiongasten. Het is er een voudig en goed. Op de kamer heb ik uiteraard een televisie, maar tijdens het zappen vind ik geen enkel programma dat mij boeit . De avond wordt in Italië gevuld met calcio en met praatprogramma's waarin halfzotte mannen praten met half blote blonde vrouwen in een taal die ik niet begrijp, vooral omdat de woorden als druppels water in een waterval te snel voorbij kletsen.
Rome 1996 - De moeilijkheden op weg naar Mercato Saraceno.
Terwijl ik in de ochtend mijn tentje afbreek en geniet van de verse zonnestralen komen drie poesjes mij gezelschap houden, jonge lieve katjes uit éénzelfde nest . Weldra vertrek ik uit het Centro Turistico en zonder medelijden gaat de weg weg weer verschrikkelijk naar omhoog. Mijn klimmersbenen zijn zeker nog niet wakker. Na enkele decameters ben ik al aan het hijgen en aan het zweten. Aan het eerste winkeltje stop ik voor een mezzoliter koude melk en dat is dan mijn ontbijt. Niet forceren. De dag zal nog lang duren.
Ik loop even binnen bij een wapenhandelaar. Er is veel keuze in handwapens en ook in kruisbogen, een specialiteit van San Marino. Maar ik ben een vredelievend mens die geen wapen nodig heeft. Net wanneer de verkoper op mij af komt, laat ik hem mijn hielen zien. Met een lage gemiddelde snelheid bereik ik uiteindelijk toch Borgo Maggiore. Te voet maak ik er een verkenningsrondje. Ik vind ansichtkaarten waarop ik de mooiste postzegels van San Marino plak. Iedere verzamelaar wil deze immers graag in zijn bezit hebben. Dit betekent ook dat ik deze kaarten moet schrijven en hier naar het postkantoor brengen. Op een terras begin ik met deze taak. Eerst eet ik een broodje en een groot glas bier zorgt voor de inspiratie. Ik kan rollende zinnen schrijven naar zij die op het thuisfront graag wat nieuws van mij willen hebben. Met de teleferiek is het mogelijk nog verder naar het hoogste punt van de dwergstaat te stijgen. Dat is dan op 743 m boven de zeespiegel op de Monte Titano. Mijn fiets achterlaten doe ik niet graag en daarom blijf ik rustig genieten op dat terras. Ik lees nog wat over het landje waar ik ben. Zo leer ik dat ook 13.000 San Marinezen buiten de grenzen van San Marino wonen en dat is dan meestal in Italië, USA, of Argentinië. De Republiek San Marino bestaat uit 9 castello's of gemeenten , en uit 43 wijken of gehuchten. De levensverwachting van de mensen die hier wonen, 78, 57 jaren, is de hoogste ter wereld door gezonde voeding, goede lucht en weinig geweld. In Mexico is Speedy Gonzalez de snelste. Te San Marino is Davide Gualtieri ook een snelle. Hij was een voetbalspeler die na het fluitsignaal bij het begin van een match tegen Engeland maar 8,7 seconden nodig had om te gaan scoren. De weg wacht op mij en ik moet uit San Marino vertrekken.
Te San Leo gekomen, besef ik dat mijn remmen niet goed meer werken. Ik probeer deze situatie te verbeteren. In volle zon ben ik een sukkelaar van een mekanieker die eigenlijk meer ontregelt dan herstelt. Mijn handen zijn vuil, maar gelukkig heb ik nog altijd dat stukje zeep bij en water uit mijn drinkbus om mijn pootjes terug proper te krijgen. Het landschap verandert nu snel. De weg stijgt en daalt voortdurend. De percentages zijn te hoog voor mij en mijn zwaar bepakte fiets. Vele rustpauzes zijn nodig . De reiziger die van de Adriatische kust naar het prachtige Toscanië wil rijden, moet een harde prijs betalen. Het is warm op het middaguur. De hitte weerkaatst en trilt op het asfalt. Als een groene oase daagt voor me het zoveelste dorpje op. Op een plein waar vrachtwagens staan en ontdek ik een dorpsrestaurant met een eetzaal vol bruine mannen en vrouwen. Dit is het echte Italië van de zuivere tafelgenoegens. Voor 20.000 lires komt iedereen daar de dagschotel eten en op deze 17de september is dat risotto, varkenskotelet, fruit, agua minerale. Aan de tafel naast mij zit een koppel New-Yorkers die hier te Montemaggio komen zoeken naar hun roots. De man is dol gelukkig omdat hij een oude jeugdkameraad heeft teruggevonden. Hij geeft een " tournée générale". Zij praten zoals de Brusselaars, maar dan wel in een hutsepot van Amerikaans en Italiaans.
Ik rijd nog wat verder. Aan het volgende kruispunt bestudeer ik de wegkaart. Het wordt moeilijker . Er zijn slechts kleine wegen. Ik moet over twee cols. Moedig vorder ik . Ik zweet fel. Tweemaal verander ik van onderlijfje. Klein verzet. Borstkas goed recht. Wanneer mijn hartslag te hoog wordt , stop ik even. Dan kijk ik naar de Apenijnen en naar al het schone dat zich verbergt in die bergen. Uur na uur draait voorbij. Ik begin dit land reeds lief te hebben. Het is ruw en schoon, met burchten en kloosters in de verte, of dorpjes als arendsnesten, fantastische panorama's met goud en groen, en omdat ik verkeerd ben gereden kom ik terug korter bij de zee. Het zonnelicht is zo sterk dat ik van in de hoogte nog steeds de grijze watermassa kan zien van op meer dan 30 km.
In een dorp stop ik. Mijn ogen zijn vol stof en zweet, en zijn kleiner geworden door de zon. Ik draag geen goede bril. Ik neem uit mijn natte koerstrui een vodje papieren geld om een fles water te betalen en zie niet dat ik 50000 lires gaf in plaats van 10000 lires. Maar in dit bergland wonen eerlijke winkeliersters en de vrouw profiteert niet van mijn belabberde toestand. Nadat mijn dorst is gelest mag ik hellingen afrijden van 11% en van 14% . In het dal gekomen stel ik vast dat er van mijn remblokjes bijna niets meer over blijft. De stukken vlogen er van af tijdens het dalen en als een acrobaat heb ik met mijn voeten geremd, linkervoet op voorwiel en rechtervoet op achterwiel. Deze techniek vraagt veel concentratie en een eigenaardige houding op het zadel. Een vaart van maximum 20km/u was zo nog een tijdje mogelijk.
Ik kom aan het kerkhof van Perticara. Vele graven zijn er echte kunstwerken. In de schaduw van de hoge bomen rust ik en probeer ik me op de kaart te situeren. Hoe heerlijk moet het wel zijn om op zo'n prachtig kerkhof te genieten van eeuwige rust en vrede. De parfums uit de natuur, de krekels en de eekhorentjes zijn overvloedig aanwezig op deze plaats. Maar ik vervolg mijn route. De dag vordert en de lust tot stoppen komt reeds in mij op, ook al heb ik nog maar 50 km afgelegd. Ik verplicht mezelf om door te gaan.
Nu fiets ik langs grote velden waar het stro is verzameld in grote rollen. Zou het niet heerlijk zijn in mijn slaapzak op zo'n stapel rollen stro te overnachten ? Op andere plekjes kan ik ook veilig mijn tentje opstellen. Nu volgt een lange bergaf. Zonder remmen ben ik weer verplicht van stuntman te spelen op mijn fiets. Plots ..... kraak ... en daar ligt de crack die ik nogmaals wilde zijn op de grond. Mijn snelheid is nu nul. De velg van mijn achterste wiel is helemaal geblokkeerd door de remboog. Op een boogscheut naast de weg staat een verlaten boerderij, half overwoekerd door struikgewas, een ruïne. Ik stap er naar toe want er is daar een verharde en propere oppervlakte, blote rotsen. Ik kan mijn wiel terug normaal laten draaien , maar wat betreft mijn remmen is de toestand te erg. Ik kan niet meer remmen, noch vooraan, noch achteraan. De reserve remblokjes die ik had proberen te plaatsen heb ik al vlug verloren. De lust om verder naar beneden te rijden op levensgevaarlijke manier kan ik verjagen. Ik beslis van mijn tentje op te stellen en van te overnachten waar ik me bevind op dat ogenblik. Ik maak mijn bagage reeds los, kies de gepaste plaats uit, maar plots zie ik dat de hoeve toch niet onbewoond is. Bij nader toezicht stel ik vast dat een bijenkoningin het door mensen verlaten pand tot haar paleis heeft gekozen . Hele eskaders vliegende beestjes bevolken het erf. Ik meen niet dat het wijs is van daar nog één minuut langer te blijven. In spoedlooppas neem ik afstand van het gezoem en vooral van het gevaar van gestoken te worden. Mugjes prikten mij al, maar zulke grote wilde bijen wil ik zeker niet beter leren kennen vooral omdat ik me al genoeg ongelukkig voel door de pech met die remmen. Wat verder op de weg voel ik me weer veilig. Ik controleer of ik niets heb achtergelaten, doe mijn wandelschoenen aan ,en met mijn fiets vastgehouden door mijn sterke rechterarm stap ik voorzichtig tot aan het volgende dorp.
De avond valt reeds stilletjes over de Apenijnen. Een verkeersplaat met " Attenzione 14% " bewijst dat ik me slim gedraag door wandelend naar beneden te glijden. Af en toe verstoren blaffende honden mijn doortocht wanneer ik de eerste landhuizen bereik. In de verte zie ik de autosnelweg E45. De felle lampen van de wagens vormen een mooi lichtspel dat zich aftekent tegen het zwarte scherm van de beginnende nacht. Krekels, die heel de zomer hebben gevierd en gevreten, zijn naast de auto's en de honden ook nog lawaaimakers van dit uur. Grote witte kalkletters op de weg wijzen weer dat 14 % de moeilijkheidsgraad van de klim is. Dat is zowel voor klimmers als voor dalers een zware opdracht. Gelukkig niet meer voor mij want bij het binnenkomen van Mercato Saraceno stap ik over de startlijn van een koers die voorbij is. Het is me niet duidelijk of de sportievelingen hier waren gekomen om zich te meten te voet, met rolschaatsen , per fiets, op een motor,of met een auto. Italie is immers een land van vele Brood-en- Spelen. Ik ben onder de hoge snelwegbrug door gestapt wat dieper in het dal en ondertussen ook wat later. Het is kalmer, stil, en heerlijk als ik kom langs tuinen en boomgaarden, langs trappen, lichten, bomen, en zitbanken.
Ik zie een container vol verwelkte bloemen, een grote muur, een poort die open staat, een kraan met lopend water waarmee ik mijn gezicht wat verfris. Ik ben gekomen aan het kerkhof van Mercato Saraceno. Een reusachtige dennenboom siert de omgeving. Onder deze boom parkeer ik mijn fiets. Ik vouw mijn bedje open . Ik loop in mijn blootje terug naar de waterkraan en was me daar met een grote hoeveelheid water. Daarna wrijf ik me droog, trek mijn pijama aan, ledig nog een potje yoghurt en dan begin ik de doden te imiteren die na een rijk leven op dit kerkhof werden achtergelaten door hun families. Diep en rustig adem ik. Het zandmannetje komt vlug, want de warmte, het fietsen en het stappen, hebben me zeer moe gemaakt. De maximus den is niet gewoon van een vreemd gesnurk te moeten horen, want de overleden Mercato Saraceners zijn 's nachts veel stiller dan zo'n mislukte pelgrim-coureur uit het land van campionissimo Eddy Merckx.
De weg naar het binnenland klimt steeds. Met klein verzet ga ik vooruit naar het onbekende dat me geenszins afschrikt want er is een spreekwoord dat zegt " Ga naar San Marino, je komt als een gelukkig man terug ...". Terwijl ik langzaam naar omhoog krabbel op de eerste flanken van de Monte Titano, daagt achter mij in de verte de grijze massa van de Adriatische Zee weer op. Ik stop dikwijls om naar dit schouwspel te kijken , maar ook om slokjes water te drinken, en om mijn benen en mijn hart niet te fel te belasten. De S72 is breed en wordt druk gebruikt door alle soorten vierwielers met motoren. Ik fiets voorbij de Mercato Uno, een bekende sponsor in het Italiaanse wielrennen. Eerder zag ik ook al gebouwen van Gewiss en van Carrera. Liever zou ik toch een route volgen die fietsvriendelijker is, maar er loopt maar één enkele grote weg naar de Republiek San Marino. Ik heb geen andere keuze. Mijn ogen krijgen maar weinig te zien. Weldra dwalen mijn gedachten af voor de zoveelste keer naar herinneringen, mijmeringen. Nog altijd niet ben ik bevrijd van mijn werk, ondanks mijn pensionering. Ik denk aan toestanden, aan stress van vroeger, toen ik nog bankbediende was. Ik wil die oude spookbeelden uit mijn kop, maar ergens blijven er littekens, door de jarenlange slijtage van hersens, zenuwen, gevoelens.
Aha, ... zie, daar is de douanepost en met nog wat stoempen, stoempen, zijn we in San Marino. Ik mag zo binnen, zonder stoppen, geen douanier maakt zich zorgen omdat ik de grenspost ben voorbij gereden. Nu ben ik niet meer in Italië, maar in een ander land waar 23.000 San Marinezen wonen Napoleon erkende deze republiek in 1797 en in 1815, op het Congres van Wenen, aanvaardden de andere Europese mogendheden de onafhankelijkheid van deze kleine staat van 61 km² oppervlakte. Omdat mijn benen gepijnigd worden door de bergop heb ik de indruk dat San Marino veel groter is dan er wordt geschreven en verteld. Mijn oude motor verdraagt de hoge stijgingspercentages niet van de straat die ik probeer te volgen. Ik moet van mijn zadel af. Ik kan niet meer. Overal is er handel in computers en ander hoog technisch materiaal. Op vlakkere gedeelten kan ik nog even wat fietsen, maar ik blijf dan maar op mijn voeten en kom aan Camping Centro Turistico di San Marino, waar ik kan Frans spreken, en dat is wel gemakkelijker voor mij. Weldra staat mijn igloo opgesteld en kan ik onder een douche het opgedroogde zweet van mijn lijf afspoelen. Ik wandel wat rond. In de nabije Market Pizzeria eet ik een "quattre stazione" en geniet ik van een fles rode streekwijn. Dit was weer een schone dag. Ik kwam 88 km verder , ik voelde mij gelukkig en vrij. De uren vlogen voorbij.
Rimini. Een pleintje om wat te wandelen, een ijsje om wat te smullen, een plasje op een bouwwerf waar archeologen bezig waren. Ik zou wel naar de stranden van Rimini willen, doch ik weet niet zeker of dat een goede bestemming zou kunnen zijn.. Het zal wel identiek zijn of wellicht wat groter dan in de andere badplaatsen die ik vandaag al zag. Grijs weer. Ik fietste zelfs een tijd in de regen. Tweede helft van september . Einde van de zomer. Dan zijn te Rimini toch nog vrouwelijke toeristen en baadsters die zich aan de Adriatische Zee vervelen zonder vent, zo van die single dames die in een vrouwenblad hotelkamers aan sterk verlaagde prijzen hadden gezocht en gevonden, of zij die voor een boeking van twee weken nog een derde week er nog gratis bij kregen, deze week uiteraard wanneer alles leeg loopt zelfs de zoetwaterzwembaden en de ijssalons. Ik zag reeds zulke ladies zitten op terrasjes, Duitse rijpere schonen die wellicht nog een laat vakantielief willen vinden. De zeilen van vele bootjes zijn reeds opgeplooid, de strandstoelen liggen op hopen en de parasols zijn verdwenen. Wanneer de meeste zonnekloppers van Rimini weg zijn kunnen de stranden weer op adem komen. De Riviera Romagnola is een van de meest populaire strandbestemmingen van Europa. Ik denk aan Amarcord maar na een verkenning van meerder kilometers hebben noch ik noch Olive, in het Rimini van Fellini nog geen enkele Miranda, Volpina, of Aldina gezien die het stoppen waard is. Terwijl wij ook niet zoals Titta de eer kregen van de vrouw met de grote borsten te ontmoeten of te begluren.
La Terra di Francesca. Zo wordt deze stad ook genaamd omdat Dante in de hel een Francesca uit Rimini ontmoette. Met haar 15 km strand en met haar hoge hoteltorens is Rimini een mengsel van modern en van antiek. Reeds voor de geboorte van Rome was Ariminum, op het kruispunt van de Via Emilia en de Via Flaminia, een nederzetting van bijzonder strategisch en commercieel belang. Nadien hadden de Malatesta's, een verschrikkelijke familie, hier lang alle macht. Maar ik vind Rimini in september toch mooi. Heerlijk is het hier om lange strandwandelingen te maken met alleen je trouwe hond als gezel. Gaan kijken naar het water dat onder de Ponte di Tiberio voorbij stroomt is ook de moeite waard. Rimini is verbroederd met twee Franse steden, maar ook met Seraing nabij Luik, en met Sotchi in Rusland.
Maar dan begin ik terug te denken aan een belangrijk moment tijdens de voormiddag van deze dag. Ik was gestopt aan een brug, ergens tussen zee en land, op de hoofdweg die me naar Ariminum zou moeten brengen. Er liep een riviertje onder die weg door. De waterplanten overwoekerden de bedding en de oevers waren niet te betreden door hoog gras en verwilderd struikgewas. Volgens mijn documentatie moest die waterloop niet meer en niet minder dan de Rubicon zijn. Voor mij zal die Rubicon altijd doorstromen naar de zee op de plaats waar ik mijn fiets tegen dat betonnen muurtje even liet rusten, want het is zo dat in de loop der eeuwen de Rubicon op andere plaatsen werd gesitueerd zowel door leugenaars als door onwetenden.
Door roem beladen na zijn veldtochten in Gallië had de Grote Generaal Julius Caesar met zijn manschappen nabij de Rubicon gekampeerd. Als hoofd van zijn legioenen was hij de baas geworden van gebieden die zich uitstrekten van de Pyreneeën en de Middellandse Zee tot aan de Rijn. Behalve dan in die enkele dorpen waar Asterix en Obelix het voor het zeggen hadden of elders ook nog Ambiorix en andere dappere Belgen, was de wil van Caesar ook de wet. Maar enkele mijlen ten Noorden van Ariminum stond er langs de heirbaan een paal die daar was geplant door de Romeinse Senaat. Dit merkteken duidde aan tot waar precies de macht van de politiekers uit Rome kwam en dus ook waar die van de bevelhebber van het leger stopte.
Zij hadden gedurende jaren samen gevochten tegen de Galliërs, de Belgae en de barbaren. Duizenden van hun tochtgenoten waren gesneuveld of verminkt geworden. Toen zij terug naar huis kwamen en naar het Rome wilden dat zij levenslang dienden, waren zij er niet welkom. Zij mochten niet dichter komen naar het hart van het Rijk omdat de macht van de voorlijn die de hunne was de macht zou kunnen schaden van de achterlijn en van het centrum die hun wortels te Rome hadden. Het was een probleem dat in andere tijden en op andere plaatsen nog zou voorkomen. Na elke oorlog stellen de helden van het slagveld vast dat zij als burgers niet veel betekenen, en dat anderen tijdens hun afwezigheid groot profijt hebben genomen. Het gebeurde toen op een dag, een uur, een minuut, die belangrijk is geweest in de Westerse geschiedenis. Caesar heeft gezegd ALEA JACTA EST. Hij had besloten dat zijn leger zou voorbij de mijlpaal aan de Rubicon stappen. Die ene eerste stap betekende de start van een nieuwe oorlog waarin Romeinen zouden vechten tegen Romeinen. Caesar won die oorlog. Hij werd gedurende enkele jaren de machtigste man van de wereld, tot wanneer ook zijn ster verbleekte en hij door combines en samenzweringen werd opzij geduwd en vermoord.
Ik koop in een winkeltje een paar flessen San Pellegrino, waarvan ik er een met weinige slokken ledig, soldaat maak, legioensoldaat, en dat heerlijke water zorgt dat ik niet langer één enkele saus maak in mijn gedachten van het antieke verleden, het heden van mijn dag, historische wetenschap, fictie en wanorde in mijn grijze hersencellen. Alea jacta est, zal ik ... zoals ten tijde van mijn laatste Latijnse jaren op school in het Oostende van de sixties ... naar de te Rimini aanwezige Germaanse vrouwen zoeken, geverfde blondjes van veertig, vijftig jaren, en met hen Martini drinken. Ik moet me dus te Rimini inkwartieren, om er vanavond en vannacht op stap te kunnen gaan.
Ik ben aan het fietsen midden in een stroom van wagens. Onweerstaanbaar word ik meegezogen. Zonder het eigenlijk te willen ben ik weldra aan het rijden op de grote steenweg die me naar de kleine republiek San Marino voert. Ik besef dat ik niet lang genoeg ben te Rimini gebleven, maar ik voel me tevreden op de route die me van het nachtleven van Rimini verwijdert. Ik draai nu naar het binnenland op een vals plat, lekker toerend op klein verzet. Verder dan Rimini ben ik gekomen en die stad was een mijlpaal op mijn tocht die me naar Rome zal brengen.
Valle di Comacchio. Ruimte om te ademen. Aan een bruggetje stop ik. Als een wegwippende watervogel verdwijn ik tussen het riet. Een dringende behoefte van natuurlijke aard verplicht mij tot een gebogen houding. De kikkers in de sloot gluren naar me. De zon schijnt op mijn huid, op mijn billen. De moerasgeur van de waterkant, de libellen die voorbijvliegen, de stilte, wat is dit toch een toppunt van Pallieterse extase. Dit is één zijn met de natuur. Zo'n reuzedrol uitdraaien in open lucht geeft me terug dat gevoel van grote vakantie uit mijn jeugd, toen ik als tienjarige langs de beken, in de bossen en in de velden op ontdekkingstocht ging. Hier zijn geuren, maar er ligt geen zwerfvuil, geen stof, geen smog, en geen industriele giftigheid stoort mijn reukorgaan. Ik plons mijn achterste even in het water van het kanaal, droog het af met wat WC-papier dat ik met het natte laat meedrijven, en ik trek een propere koersbroek aan met een goed zacht zeemleer.
Zo verloopt het fietsen beter, sneller en gemakkelijker in de richting van San Alberto. Ik moet over kiezelwegen rijden die nog dateren uit de tijd van Ganna. Naast een paradijs voor de vissers is dit ook een belangrijk reservaat waar de natuurliefhebbers met hun verrekijkers vogels komen observeren. Plots staan we voor een veerpont. Ik moet 1000 lires betalen. Een veerman in een cabine zorgt dat ik over het diepe water kan op een vlot. Ik denk dat het zaterdag is, maar weldra ontdek ik dat het al zondag is en dat ik vergeten ben naar huis te telefoneren om te laten horen waar ik ben. Mijn schoonouders zijn thuis op visite en er wordt daar goed getafeld. Mijn jongste dochter klaagt dat zij haar vader mist. Ik ben toch al zolang weg. " Dat duurt nogal, papa, vooraleer ge in Rome zijt ... !"
Ik vertrek terug na dit telefoongesprek. Verdorie, wat later besef ik dat ik mijn nieuwe Telecomkaart in het apparaat heb laten steken. Die ben ik dus kwijt. De korte telefoonverbinding heeft me het ronde bedrag van 10000 lires gekost. Pech komt nooit alleen. Pftttt... bandbreuk. Reeds vijfmaal sedert dag 1. Ik blijf kalm en herstel zonder spoed. Mijn plastieken grondzeil leg ik open op de grond om alles wat in mijn tassen steekt eens in het zonnetje te brengen. Een vriendelijke boer stopt en vraagt me of ik problemen heb. Indien nodig kan ik bij hem in een atelier aan mijn fiets werken. Zo'n grote panne is dit niet. Ik dank die boer en hij rijdt met zijn wagen verder. Een nieuwe binnenband, alles terug ordelijk ingepakt, en ik mag weer fietsen. In de zinderende hitte van deze dag des Heeren kan ik met soepele pedaalstoten nog veel km's vooruit geraken tot wanneer in de verte, omringd door acacia's, wilgen, en olmen, Ravenna op me wacht. Er is maar één eenzame zot op de wegen en dat ben ik, want om 14u op een zondag zijn alle Italianen aan tafel met pasta, pan e vino, of in hun slaapkamers voor siesta e amore. Op het eerste zicht is Ravenna niet zo bekoorlijk, maar opgepast, na vele uren tussen land en zee, ga ik in deze stad botsen op dingen die ik niet had verwacht.
Zowat omstreeks het jaar 100 kwam een man uit Antiochië naar deze oorden om de mensen te overtuigen van de waarden van een nieuw geloof. Hij was de Heilige Apollinaris die dicht volgde op de apostelen en nog een tijdsgenoot was van de basisleggers van het christendom. Als wielrijder met dorst dronk ik uiteraard veel Spa, Coca Cola, Tönisteiner Sprüdel, Aqua San Pellegrino en ook Apollinaris, het water dat zelfs bakstenen in je maag verteert. Maar de Mechelse Catechismus van de pastoor van mijn dorp in Haspengouw had me nooit verteld over San Apollinare, de belangrijke heilige die in het vroegchristelijke Ravenna had geleefd. Deze Sint wordt afgebeeld als bisschop gekleed in een kazuifel bezaaid met gouden bijen, en hij draagt een kroon vol parels. San Apollinare was een sterk man met veel verstand. Hij was een schild voor het volk dat in deze omgeving leefde, mensen die uitzinnig waren geworden van angst voor het geweld dat binnensijpelde toen allerlei barbaren Rome naderden. Vandaag zou zo'n man verkozen worden tot president, maar toen werd van iemand met zijn kwaliteiten een bisschop gemaakt. In de chaos van die tijd was de bisschop de morele leider, die iedereen kalm houdt en die geen wapengeweld gebruikt. Hij die dat kon was een heilige, zoniet dikte hij spoedig de rangen van de martelaren aan. De beste tussen de bisschoppen zou de Paus worden. In deze context begon te Ravenna het Pausdom dat twintig eeuwen later nog altijd bestaat.
Ik stop aan de kerk in de Via Roma. - ook Eddy Merckx stopte in de Via Roma, als winnaar zeven maal, telkens na een rit die in Milaan was begonnen. Eddy is nooit verder gereden tot Marseille.- Gekleed in mijn bezweet rennerstruitje betaal ik de nodige lires aan de ingangspoort van de Basilica di San Apollinare Nuovo om binnen te mogen. Een minuut later sta ik op mijn twee benen in het midden van die kerk. Ik voel dorst en ik heb een zware maag van de fagioli die ik heb gegeten. Een flesje apollinaris zou nu welkom zijn, maar zelfs het water in de wijwaterpotten is in die erg oude kerk opgedroogd. Maar ik word kalm, koel af, en ik voel me goed en gelukkig.
Op de muren zie ik de oorspronkelijke mozaïeken, drie rijen boven elkaar, uit het jaar 500. Onbekende meesters, die een onbesmeurd geloof hadden, verdienen heden nog de grootste bewondering. Zelfs de menselijke domheid en natuurrampen hebben nooit verwoest wat die grote kunstenaars te Ravenna hadden gemaakt. Breugel, Picasso, Van Gogh, Hergé, Morris, ja ... maar die heren van toen ontwierpen en realiseerden in hun tijd zeer unieke doeken en stripverhalen, puzzels van veelkleurige steentjes en glasscherven. Met het hardste materiaal slaagden zij er in zelfs de zachtheid van schapenwol, de frisheid van linnen, de ruwheid van een hertenvacht, het transparante van de hemel, op een muur te zetten waar het vijftien eeuwen later nog staat alsof het werkelijkheid is. Deze taferelen uit het Evangelie gelijken op kinderlijke tekeningen. Daaraan moet worden toegevoegd dat zuiver zijn als een kind, toch het beste is wat er kan zijn. In zo'n mozaïek komt het daglicht uit de hemel samen met het licht van de menselijke geest en met het licht van de energie die in de steentjes zelf zit .In sommige mozaïeken komen veertig verschillende kleuren voor. Ik sta voor kunstwerken die geen gelijken hebben, noch in de antieke tijden, noch in de moderne tijden, en die in andere delen van de wereld niet bestaan en niet hebben bestaan. Een merkwaardigheid is ook dat de meesters van Ravenna op hun kleurtekeningen van steen ook hebben willen laten zien dat het eeuwige leven er zal zijn niet alleen voor de mens maar ook voor alle andere goede diersoorten. Dat is toch wel iets om nog even over te mediteren.
Wat groggy geslagen wandel ik terug naar buiten. Ik volg een groep toeristen met gids in San Vitale , een andere kerk opgetrokken in de typische bakstenen van Ravenna. De gids gaat te ver in zijn uitleg , alle details wil ik niet weten, mijn kop is te klein. Als een roeier in zijn bootje drijf ik tussen het volk verder. Mijn ogen observeren de schoonheid van gewelven, muren en vloeren.
Eens was Ravenna de hoofdstad van de wereld die de onze is. Dat gebeurde tussen de jaren 404 en 751 van onze jaartelling. Samen met Rome, Venetië, Florence, is Ravenna één van de vier grootste oude kunststeden van Italië. Ravenna is een heilige plaats, waar je iets speciaals voelt, waar iets is dat je aanspreekt, maar dat je niet begrijpt. Te Ravenna vonden in verre duistere tijden mengelingen plaats van meerdere grote culturen en hebben vroeger mensen gewoond met talent, creativiteit en met een vreemde scheppingsroes. De Romeinse strengheid, het Byzantijnse raffinement, de barbaarse frisheid, hebben mekaar niet uitgemoord op dit punt van de planeet Aarde maar zijn hier samen gebleven. Tegelijk met een religie bloeide te Ravenna een prachtige stad open.
Ravenna werd niet gebouwd op een opvallende plaats, begenadigd door de natuur en door de Goden, boven op heuvels of op een belangrijke oever. Ergens in de vlakte duikt het plots sober en discreet op, zich nog wat verstoppend waar de grond werd weggehaald om stenen te bakken. Deze stad lijkt slechts een opstapeling van bakstenen en oude pannen te zijn. Haar schuren, stallen, boerderijen, onopvallende woningen met triestige muren, verklaren waarom de stroom van wilde volkstammen, huurlingenlegers, roverbendes, en andere veroveraars, die zovele oude steden vernielde - zelfs het eens zo machtige Rome - nooit met hebzucht hier kwam plunderen en vernielen. Gelukkig zijn wij die in de XXIste eeuw te Ravenna nog schoonheid uit de Vde eeuw kunnen zien.
Terwijl ik enkele minuten moet wachten achter een fluwelen koord om op mijn beurt binnen te mogen in een laag gebouw dat even goed een ruimte zou kunnen wezen voor het opbergen van werktuigen of van tuinmeubelen en tuinkabouters, besef ik als pelgrim- zonder-naam nog niet dat ik plots zal kennis maken met een vrouw die evenwaardig was aan de allerberoemste vrouwen die ooit bestonden en van wie ik - Hoe weinig steekt er eigenlijk onder dat rennerspetje van mij ? - nog nooit de naam had gehoord.
Mijn simpele woorden volstaan niet om meer daar over te schrijven, daarom gebruik ik de woorden die de grote Dante gebruikte betreffende het MAUSOLEUM VAN GALLA PLACIDIA .
Galla Placidia, de machtige keizerin, was een edele vrouw die in een duistere periode door haar geloof en door haar schoonheid het licht in haar handen voor ons allen heeft trachten te bewaren.
De niets vermoedende reiziger die ik ben schuift in de nooit ophoudende rij het mausoleum binnen van Galla Placidia waar hij het sterk beeld ontmoet van de vrome rust na de dood. Schaars verlicht door de albasten ramen, geheimzinnig en stemmig, in een verstillend en verkoelend blauw dat domineert, zijn er een rijkdom aan saffieren verstopt en schitteren er onder het dak, zoals in het heelal, in geometrische orde, achthonderd gouden sterren. De zeer oude mozaïeken, de laatantieke sarcofagen, en zeker het meesterwerk van de mozaïekkunst ' de waterdrinkende duiven ' maken een grote indruk op mij.
Ik zwerf verder door Ravenna, per fiets en te voet, op zoek naar mijn vriend Dante Alighieri. Niet lang voor zijn dood, op 14 september 1321, schreef hij het volgende: " Om de wereld te bekeren en hem uit de duisternis te halen, waarin hij zo diep is verzonken, zal ook de hedendaagse mens moeten beginnen - of opnieuw moeten beginnen- met lief te hbben, zoals de personnages op de mozaïeken van Ravenna , die allen kijken naar een aanbiddelijke Persoon die wij niet zien en die zelfs wanneer ze naar ons kijken die Persoon lijken te zien in elk van ons ... "
Ik lees dit op 15 september 1996. De woorden van Dante zijn precies 675 jaren oud.
Ja, Dante Alighieri, is en blijft een onsterfelijke dichter.
Ik slenter door de Zona Dantesca in Ravenna. Ik benader, ik betast, de Tomba di Dante, de urn met het gebeente van de dichter, en op een binnenplein flaneer ik rond in een tentoonstelling over het werk van de vader van de Italiaanse taal. Ik schaam mij omdat ik bijna niets van deze taal machtig ben. Maar ik ben vandaag toch geworden een fan van Dan te Ravenna.
In het grote lege Ostello Dante te Ravenna is op deze zondagavond toch zoveel plaats. Daarom meen ik dat het weinig belangrijk is waar ik ergens mijn bedje kies. De herbergmoeder had mij aan de balie wel een nummer gegeven, maar ik weet niet meer of zij nu eigenlijk 403 of 304 had gezegd. In de andere hoek van de kamer waar ik ben binnengestapt, werd reeds een enorme rugzak neergelegd en ik vermoed dat alleen een sterke kerel met zo een gewicht op reis zou kunnen gaan. Ik ga me wassen . Na de lange dag die voor mij voorbij is, kruip ik onder de dekens en weldra ben ik al aan het slapen . Rond 23 u stap ik weer efkens uit mijn bed om te gaan plassen op de WC wat verder op de gang . Ik ben nog half in slaap en reageer niet wanneer een jongen en twee meisjes in het Engels me iets zeggen over mjin aanwezigheid in pijama daar op de gang. Zij zeggen iets over ' Damesafdeling ' en over zondigen tegen de regels van het huis. Maar ik ben eigenlijk aan het slaapwandelen en duik , zonder aandacht te geven aan wat zij zeggen, terug in mijn bed. Enkele uren eerder had ik al een douche genomen achter een klapdeurtje in een van de waszalen, en daar kwamen ook drie meisjes die nergens anders warm water hadden gevonden dan in het lokaal waar ik al was. Verder biedt het gigantische gebouw plaats voor wellicht duizend gasten terwijl er maximum twintig personen voor de komende nacht hadden geboekt. De reusachtige rugzak staat nog altijd eenzaam aan het venster, en diagonaal aan de andere kant van de kamer in de donkerte in een krans van fietstassen , kledij en een drogende grote handdoek , lig ik te snurken terwijl mijn vermoeid mannenlijf als een mummie helemaal in de lakens is gewikkeld. Zelfs mijn kop en mijn baard zijn verstopt omdat er toch ondertussen wat muggen in de kamer zijn komen rondvliegen, vrouwelijke bloedzuigende muggen van Ravenna.
Na middernacht, voorbij het sluitingsuur van de jeugdherberg, komt er uiteindelijk toch iemand anders binnen, een mens van vlees en bloed die totaal onbekend voor mij is. Het licht wordt wegens het late uur niet aangedraaid. Maar de schim die is komen binnensluipen heeft me toch wakker gemaakt. Het is zo dat iemand als ik die bijna een maand op vreemde bodem of in de vrije natuur slaapt, getraind is als een waakhond en gewapend is met een soort alarmsysteem dat direct wakker maakt wanneer iets of iemand naderbij komt. Ik besef, ondanks dat slechts één van mijn ogen open is, dat het geen dief is maar wel mijn onbekende bijslaap uit de andere hoek van de kamer. Omdat ik ondertussen wakker ben snurk ik uiteraard niet meer. Stilte in de kamer. Er gebeurt niets in de volgende momenten.Ik zink terug weg ik mijn slaap. Alles is in orde. In de kamer van de jeugdherberg zijn acht kleine bedden, en ik bezet er maar vier met mezelf en met mijn have en goed. Plots volgt een hevige reactie van de nieuwe bewoner van de slaapkamer. Ik zie de rugzak met twee benen gehuld in een lange jeansbroek de kamer uitstormen. Lang zwart haar, kleine gestalte, precies een Japanse. Nu stel ik duidelijk vast dat het niet een ' hij' is maar een 'zij' , en zij is in paniek uit onze kamer gevlucht. De kamer is nu 100 % van mij en van de muggen. Ik slaap gewoon heerlijk verder, want ik ben een pelgrim met een gerust geweten, een eerlijk en kuis man, en iedere lastige pedaalstoot was al penitentie voor alle schuldige daden uit mijn verleden én uit mijn toekomst.
De eerste auto's die door Ravenna rijden wekken mij. Het is nog vroeg, maar ik ben fit en uitgeslapen. Aan het voorval van vorige avond laat denk ik al niet meer. Ik wil vroeg terug op pad en berg alles weer goed samen in mijn fietstassen. Een nieuwe week begint en ik voel me vol energie, sterk om alles te trotseren wat gaat komen. Ik sta daar in mijn koersbroek met bretellen en met bloot fris gewassen bovenlijf. Plots... " Tok, tok,tok, ... ? " op de deur van de kamer. Het is de jeugdherbergmoeder. Zij is nog altijd even jong en schoon als zondag in de vooravond. Volgens mij is zij een dubbelgangster van de zangeres Vicky Leandros. Maar nu staat zij daar vroeg in de ochtend zo recht als een kaars en wit van 'koleire' voor mij. Zij begint met een Engels-Italiaanse woordenvloed met hoge decibels ' This is the woman section ... dont you know ...! .... ? . " Mijn meervoudig ' sorry... sorry ... ' brengt haar amper tot bedaren. Wanneer ik haar zeg dat ik reeds binnen enkele minuten de kamer zal verlaten, dat ik mijn vergissing nu pas inzie na haar uitleg en dat ik me al gewassen heb en terug heb ingepakt, zakt haar bloeddruk en voelt zij dat ik onderdanig haar reglementen wil respecteren.
Enkele minuten later vind ik Vicky terug op haar kantoortje waar ik me nogmaals verontschuldig en haar ook mijn onschuldige glimlach goed laat zien. ' Ik zal het goedmaken met dat meisje. Doe me teken als zij in de eetzaal verschijnt , want ik weet niet wie zij is. Ik heb haar niet eens gezien en nog veel minder heb ik haar aangeraakt. Ik ben een reus van een vent met een baard, maar met de dames ben ik zo zacht als een pluchen beer.'
In de eetzaal ga ik bij de groep zitten die al aan het ontbijten is. Het zijn één jongen en drie meisjes uit Engeland die al weet hebben dat ik op de damesafdeling had geslapen. We eten, drinken koffie, thee, chocolademelk en we praten en we lachen. Een grote gedachte kan ik reeds tijdens deze breakfast brengen. " It is better to sleep in a bed with a good man, than to sleep all night alone with bad dreams ...". Alzo een nieuwe Engelse wijsheid van mij, misschien geïnspireerd door de grote Dante.
Wat later verschijnt ook 'zij' in die eetzaal, net wanneer mijn Engels gezelschap vertrekt. Zo kom ik dan alléén met haar te zitten, ook al ging zij eerst aan een andere nog ongebruikte en ongedekte tafel zitten, waar noch brood noch beleg was. Ik stel mezelf voor en vraag in welke taal wij wat kunnen spreken. Zij spreekt ook Frans en dat laat mij toe mijn ' excuses' aan te bieden. Vierentwintig jaar oud is zij en zij komt uit Rome, waar ik naar toe wil. Als rugzaktoeriste met het openbaar vervoer wil zij na Ravenna ook Venetië bezoeken. Gedurende heel de zomer had zij moeten werken , zonder één enkel uur rust, want zij werkt als monitrice in een tuinbouwschool, waar zij zorg draagt voor mentale en motorisch gehandicapten. Zij is niet onknap met haar lang zwart krulhaar. De rugzak leende zij van iemand. Alles steekt daar in, zelfs eeen tentje en kookgerief, maar hij is inderdaad veel te zwaar voor haar. Gelukkig kan zij hem ook rollen. Zij is geboeid door mijn fietstocht en hoopt dat ik Rome zal bereiken. Na een uurtje nemen wij afscheid. Ik wens haar ' le Grand Amour ' te ontmoeten in Venetië.
Zo in de nabijheid van jonge en knappe loslopende vrouwen, komt de gedachte wel op dat grootvader en vijftigplusser zijn toch ook zijn nadelen heeft, maar met één zuchtje gaat dat wel voorbij . Vrij zijn en helder denken is nog beter dan verstoord te worden door heupwiegende individuen van het andere geslacht. Voor ik vertrek ga ik toch nog eens bij Vicky Leandros. Wuivend handje. Mille scusi. Grazie. Arrivederci. Ik zeg haar dat als zij kwaad was ik haar nog mooier vond . Zij glimlacht en ik krijg mijn lidkaart van de jeugdherbergen terug.
Adieu Ravenna. Op weg naar Rimini. De zeelucht prikkelt weer mijn neusgaten. Ik drink nog ergens een liter frisse melk. Ik doe nog ergens een kakje in de vrije natuur, want met al dat vrouwvolk in die jeugdherberg was ik het doen van mijn grote behoefte vergeten. Op de gele Michelinweg langs de kust en op de S16 vorder ik in het zonnetje. Af en toe verlaat ik de hoofdweg en zwenk ik richting zee om door badplaatsen te rijden. Zo zwerf ik door Pinarella, Cesenatico, Gatteo a Mare, Bellaria, Igea Marina. Op een parking in de zon staan drie zwarte prostituees te lonken naar de mannen in de auto's en in de vrachtwagens. Een grijze man op een fiets, met blote benen, vinden zij maar niets. Even wil ik stoppen om aan die meiden mijn golden Eurocard te tonen, doch in mijn oor fluistert mijn wijze engelbewaarder dat ik dat maar niet moet doen.
Even na 13u bereik ik een restaurant voor de ' routiers' . Veel volk op de parking. Dus niet twijfelen. Stoppen en een flink hapje eten, honger of geen honger. Spaghetti met mosseltjes. Salata mixta. Vis. Als dolce krijg ik citroenwaterijs met munt. Ik ben nu op enkele boogscheuten van Rimini, waar ik de stranden wil zien en de heuvels , langs de zee en in de pineta, waar hij had gezworven de grote dichter , wiens geest nog aanwezig zou zijn op deze plaatsen.
"Ontgoocheling over de dingen van deze wereld, het aanvaarden van het mislukken van onze eigen aspiraties neerzitten, hier, als een voor zijn tijd gebroken man een mislukkeling die verkeerd uitkwam in alles wat hij beproefde die de ondergang zag van alles wat hij meende noodzakelijk te zijn voor de redding van zijn land, van de Kerk en van de wereld, zonder have of huis, tot de bedelstaf gebracht en mager geworden, van slapeloze nachten. Hier zo zitten en toch overwinnen, daar waar alleen de overwinning werkelijkheid wordt door op te schouwen, Beatrice, naar uw glimlach ... " ( Dante )
Rome 1996 - De visgeur van Porto di Garibaldi en Commachio.
In het gras onder de bomen blijf ik liggen tot het weer dag is. Als de zon opkomt pak ik vlug in, en langs de zee fiets ik verder. Vorige dag werden 120 km afgelegd. Vandaag moet het dus niet zoveel zijn. In de frisheid van de ochtend is de Adriatische Zee prachtig. Op de promenade van Lido di Scacchi, een oord waar de toeristen graag komen, stop ik om me te wassen. Een halve liter mineraalwater is voldoende voor mijn kop, mijn bovenlijf en mijn intieme delen. Ik haal nu ook uit de diepte van een van mijn reistassen een flesje gevuld met een mengsel van Eau de Cologne en pure ontsmettingsalcohol. Daarmee wrijf ik mijn borstkas eens goed in, zodat ik heerlijk ruik. Vroege wandelaars met honden kijken nieuwsgierig naar de verkleedpartij van de vreemdeling die ik op hun zeedijk ben. Ik sta daar bijna in adamskostuum, op een ogenblik wanneer de zonnestralen nog te zwak zijn om te bruinen en wanneer zwemmen nog is verboden vermits de baywatchers nog niet op hun post zitten. Daarom is mijn doen in hun ogen wat abnormaal.Ik spring terug op mijn fiets en rijd nu met mijn brede banden in het schuim van de branding, over de aangespoelde mosseltjes, het zeewier en de zeesterren. Strandjutter zijn moet toch nogal een heerlijk gezond vak wezen, zo in de sterke lucht nabij de golven !
Maar na 3km kan ik niet zo verder vorderen omdat mannen met kleine bulldozers de stranden schoonmaken, alles oprapend wat tijdens de nacht is aangespoeld . Ook krabben zij het zand terug los want het strand moet mooi zijn voor de bezoekers die tegen de middag weer zullen verschijnen. Mijn Schwalbe 35 zijn hard opgepompt en zakken nu weg in een spoor dat te diep wordt, zodat ik weldra te voet verder moet in het mulle zand. Wat verder kan ik die Lido verlaten en terug op macadam rijden. Maar zandkorrels plakken op mijn velgen en op mijn ketting. Dat kraakt en is slecht voor Olive's onderdelen Ik kantel daarom mijn fiets, schud en klop, en met een versleten onderbroek wrijf ik alle restjes zand zorgvuldig weg, waarna ik een vuilbak zoek om mijn vuile vod achter te laten. Het is toch schadelijk zo fietsen op de rand van zee en land. Vocht en vuil, zout en zand, komt overal tussen te zitten op de fiets en op de man, en dat allemaal goed verwijderen alsook de fietsketting terug smeren, vraagt veel tijd .
Nu kom ik voorbij te Porto di Garibaldi. Scheepjes. Netten. Geuren van de zee, van rotte en van verse vis. Winkels met allerlei materiaal voor de beroepsvissers. Plezierboten. Karren waarop bakken met ijs en vis, met verschillende soorten schelpdieren. Om dit alles te bekijken slenter ik daar wat rond. Ondertussen ben ik beginnen te zweten. Ik voel nu op vele plaatsen van mijn lijf onaangename prikkels. De muggensteken van gisteravond en het zweet van vandaag teisteren mijn lichaam op vele punten. Ik haal terug mijn eaudecologneflesje uit mijn reserve en ontsmet waar dat nodig is. Vier weken reed ik verder met dat superflesje voor eerste hulp bij ongeval en deze voormiddag heb ik het in één uur opgebruikt. Maar het was nuttig want ik voel nu minder van die ellendige steken.
Mijn fiets staat tegen een muurtje op een parking. Een verlaten auto staan op enkele passen afstand. Binnen in deze auto op het dashbord zie ik een enorme rat rondsnuffelen. Dat beest is helemaal niet bang van mij. Het loopt niet weg zelfs als ik mijn neus tegen de voorruit van de wagen druk. De algemene staat van deze vierwieler met verkeersplaat laat me vermoeden dat de rat gewoon het tamme troeteldier is van de man met de grote pet die wat verder aan het vissen is met enkele lijnen. Och, het is een tamme rat , die tot de bonte dierenwereld behoort . Ratten zijn talrijk in deze gewesten. Ook gisteren zag ik er al verschillende. Ook dikke groene rupsen kruipen vaak over het wegdek , en dan zijn er natuurlijk nog zovele andere kleine wezens zoals mieren, hagedissen, slakjes, kevers , enz. . Het gebeurt dat ik ze met mijn wielen plat rijd, maar eigenlijk wil ik dat niet.
Commachio. Ik heb de indruk dat ik te veel naar rechts ben blijven vorderen. Mijn wegkaart toont me dat. Maar het landschap van Emilia-Romagna is nu zo melancholisch mooi dat ik niet kan denken dat ik ben afgeweken van de route die ik zou moeten volgen. Polderlandschap. Zoutmeren. Landruggen. Immense lagune. Ik voel me gelukkig terwijl ik door dit alles langzaam aan het glijden ben zonder mijn spaken te pijnigen. Omdat ik altijd proviand in mijn tassen wil hebben stop ik aan een winkel. Ik koop er A-melk, een pot fagioli, twee verstrengelde broden, een salami. Honger lijden zal ik vandaag niet. Aan de kassa ben ik verstrooid en ik weet niet hoe het kon gebeuren, maar ik scharrel toch wel de melkfles mee van de vrouw die achter mij in de rij stond. Incident ! Ik bied mijn verontschuldiging aan. De kassierster had gelukkig gezien dat ik nog veel lires in mijn portefeuille had zodat zij toch vermoedde dat ik geen fles melk van die vrouw moest pikken. Om de zaak nog beter af te ronden ga ik nog andere twee flessen melk halen, geef die aan de vrouw en maak aanstalten om ze te betalen, maar dat wordt niet aanvaard en we scheiden van mekaar met de glimlach. Op onze hielen sluit de winkelierster haar deur. Het is zondagmiddag.
Nog 23 km volg ik een prachtige route. Veel water en veel rust. Heerlijk. Soms zit ergens een enkeling rustig op paling te vissen, want voor paling is dit 'the place to be' . Maar dan staan er plots overal wagens geparkeerd. Ik kom midden in een hengelwedstrijd terecht. Zeer officieel. Met veel vrouwelijke arbiters die met een fluitje tussen de tanden rondlopen om de spelregels toe te passen. Een manche duurt een half uur. Daarna moeten de haakjes met aas uit het water, wordt er gepauseerd, gewogen en geteld, en worden er goede punten gegeven. Ondertussen praten, drinken, eten , de vissers tot wanneer een fluitsignaal hen toelaat weer hun lijnen uit te werpen. Langs het brede kanaal, op een genummerd stoeltje, zitten al die mannen met twee vislijnen op 40 m van mekaar. Zij zitten zo op een rij van zeker 10 km . Dat betekent dat meer dan tweehonderd vissers aan deze wedstrijd deelnemen. Ik volg de dijk waarop deze visklassieker zich afspeeld, of noemt zoiets tornooi of kampioenschap. Alles is me niet duidelijk. Ik werd in deze sport nog niet ingewijd. Waar de dijk veel breder is, en waar vele tientallen wagens en andere voertuigen zijn geparkeerd, zie ik nog veel meer mensen. Zij vissen niet. Ik denk dat zij familieleden, supporters, kinderen, echtgenotes zijn van de competitievissers. Zij zitten in zon, luisteren naar de radio, zeveren en babbellen. Op verschillende plaatsen is er drank te koop. Ik zie ook een keuken waar vrouwen vis bakken, en paling klaarmaken. Vooral la Zuppa di Pesce wordt aanbevolen op grote uithangborden . Er zijn stoelen en tafels, parasols, borden, flessen, glazen. Velen zijn er met hun vingers gulzig aan het eten en wat verder wachten de reigers tot wanneer de menigte vertrekt want ook zij zouden een visje willen opeten.
Mezzogiorno. Goed gegeten. 36.000 lires. In een restaurant voor de mannen van het zwaar vervoer. Taglatella in overvloed met tomatensaus en een entrecote. Geen middagrust, maar wel met lichte pedaalstoot verder op klein verzet. Soepele benen kweken voor de hellingen die nog zullen komen. Chioggia. Sottomarina. Ik ben nu echt aan de Adriatische Kust. De ijsjes smaken er nog lekkerder dan elders. Het strand ligt proper, verdeeld in percelen, en voor alles moet flink worden betaald , ligzetels, zonneschermen, drankjes, strandpaviljoenen, hotelkamers met zicht op zee. Ik zie dames en kindjes die van de zon genieten . Ik zie mannen die glazen heffen en sigaretten smoren en ik zie ook een poedel die aan het plassen is tegen een terras. Nadat ik deze lieflijke badplaatsen heb gezien, rijd ik weer met wat snelheid op de grote weg. Stilaan zie ik daar meer en meer carabinieri verschijnen. Opeens staan zij gewapend met mitrailettes, spuitkanonnen, en versperringen dwars over de weg. Ik moet geen uitleg geven en mag mijn weg vervolgen. Helicopters doorkruisen nu het luchtruim. Wat is er gaande ? Hier moet iets ernstig bezig zijn. Revolutione ? Krachtmeting met de maffia ? Ik buk mijn kop wat lager en verhoog bewust het tempo van mijn pedaalstoten.
Nu zie ik ook affiches en spandoeken. Ik had al gelezen over de Legia Norte, maar bezigheden van deze politieke strekking die Noord Italië wil afscheiden van Zuid Italië, zijn mij totaal vreemd. Zij wil een nieuwe natie die Padania zal worden genoemd, een utopisch thuisland met alleen de hard werkende mensen uit het Noorden en zonder de verschillende soorten profiteurs die de andere delen van het schiereiland bevolken. Honderden wagens met manifestanten zijn op weg naar het strategisch punt waar de Po, stroom die de levensader van het Noorden is, uitmondt in de zee. Alle verkeer ligt twee dagen vast omdat de politie de manifestatie niet heeft toegelaten. Dit smaakt naar rebellie maar ook naar fascisme. Scheiding van Noord en Zuid . Liep dat niet al meermaals slecht af ?.
Ik voel me niet goed. Na studie van mijn wegkaart weet ik precies waar ik ben. Nergens zie ik de Adriatische Zee, maar overal voel ik dat zij niet ver af is door de geur van de lauwe wind. Laat in de namiddag ben ik blij omdat ik kleinere wegen kan volgen nabij Bosco Mesola. Fietsen is daar veel aangenamer, want ik doorklief een groen landschap, dat rijk is aan bossen, moerassen, rietvelden, waterplassen. Zo'n gebied is een paradijs voor jagers en vissers. Caccia e Pescha. Over de vlakke kuststreek valt de avond veel vroeger. In het midden van september vermindert het licht reeds opmerkelijk vanaf 20 uur. Ik kan nu echt doorvlammen, midden fauna en flora, op de oevers van kanalen en van vijvers. Miljarden beestjes van alle soorten, met of zonder vleugels of staart, zwemmen, kruipen, vliegen, verstoren de kalmte van de avond. Vervelende muggen achtervolgen mij. Insecten die door mij niet gekend zijn, zoemen en brommen. Zij zijn steeklustig of willen komen likken aan het zweet op mijn armen en benen, in mijn nekhaar en in mijn baard. Dit is ook uur van de avond waarop de weerwolf zich klaar maakt om een te laat op weg zijnde maagd te pakken, of om te springen op een reiziger, op een pelgrim die verloren is gereden.
Dan bega ik de fout van tijdens het verdwijnen van de zon niet af te slaan naar een dorp en de wegwijzer met "Rifugio, specialità frutta di mare" niet te volgen. Daar, in Volano, had ik wellicht aangenaam nog de avond en de nacht kunnen doorbrengen. Maar ik lust geen schelpdieren en ik vind de avond nog te mooi om hem niet met Olive te delen. Ik stop niet, maar dan kom ik in te verlaten gebieden waar ik het akelig vind in de duisternis.Ik fiets nog altijd met een lamp op mijn voorhoofd, met een goed achterlicht en met fluorescerende strips op mijn fietstassen, maar het kapotte lampje van mijn voorlicht is helaas nog niet vervangen.
Op weg dan maar naar Lido dei Nazione. Enkele wagens storen mijn vooruitgang, omdat ik toch liever stop en hen laat voorbijkomen terwijl ik even opzij van de weg ga staan. Heerlijke avond. De weerkaatsing van de maan op de spiegels van de wateroppervlakten, grote vogels die maar nipt boven mijn kop voorbij vliegen, nog laat gekwetter van eenden, vormen een geheel met de natuur en met mij, op het einde van deze zevenéntwintigste dag onderweg. Door een geheimzinnige omgeving van maneschijn en diepe schaduwenbeweeg ik mij terwijl uilen, vossen, otters en vleermuizen op jacht gaan.
Op een parking staan zes motorhomes. Dat is een mogelijkheid om mijn tentje op te stellen. De zee ligt op vijftig meter achter een muur van takken die een windscherm vormt bij stormweder. Ik verken die plaats even en dan stap ik toch maar op mijn fiets want ik ben nog niet moe. De maan schijnt zo flink waardoor mijn ogen nog kunnen zien. Aan een verlaten manege stop ik opnieuw. Er is veel zand. Een leeg vakantiedorp. De paarden zijn weg en de mensen zijn weg. Alleen ik maak er een toerke. Het is een soort ranch, alles ruikt er naar paardenstront en dat is toch niets voor mij. Alhoewel, ... onder een goed dak in mijn slaapzak ... zou het toch kunnen. Maar dit is privé en niet in de natuur.
Nog maar wat verder. Trouwens, ik heb nog altijd heel goede benen. Dus kan ik nog kilometers afleggen. Plots denk ik dat in de natuur waar de beestjes leven, de wilde konijnen en eenden , er ook 's nachts stropers rondlopen. Ik wil niet met lood uit een geweer kennis maken . Misschien , per vergissing, zou mijn gesnurk en mijn beharing, in de maneschijn me op een everzwijn doen gelijken. Wellicht schieten illegale cacciatores nog sneller dan ... en ja, ik zag vandaag de vreselijke schietgeweren van de carabinieri reeds.
Terwijl dit alles door mijn kopje loopt , kom ik op deze late zaterdagavond aan in Lido dei Nazioni, een lokaliteit met veel uitgangsmogelijkheden voor jongeren. Ik ben er eigenlijk niet op mijn plaats, maar niemand let op mij. In een snackbar eet ik een pizza en een bakje groene prinsessenbonen. Wat later ontdek ik dat de lokale ijskreemkroeg bijzonder populair is te Lido di Nazioni, zelfs rond middernacht in september. Natuurlijk trakteer ik mezelf op enkele koude bolletjes. Ik vervolg wat later mijn weg in een keurige wijk met nieuwe vakantiewoningen, bungalows, appartementen. De meeste panden zijn reeds leeg en afgesloten, want de vakantie is voorbij voor de Italianen. Soms zijn er trappen die naar boven leiden, naar een terras of een balkon op de eerste verdieping. Het zou daar veilig zijn om te slapen, en met enige inspanning neem ik Olive wel mee naar boven. Zal ik een kraker worden ? Ik twijfel. Ik durf niet. Dit lijkt me te ongepast. Ik heb toch geen nood om zo iets te moeten doen. Ik verwijt mezelf dat ik geen lef heb, dat ik een bangerik ben. Om deze troebele gedachten kwijt te spelen spurt ik dan maar snel weg uit die mooie wijk aan de zee. Deze woningzone was een oord van verleiding , maar ik luisterde niet naar wat de Duivel me in mijn oor wilde blazen.
Vijf minuten later kom ik voor een camping met vier sterren. Het is nog open. Zal ik een plaatsje huren ? Dat zal wel wat gaan kosten. Als ik het ene niet doe, doe ik het andere ook niet. Het wordt altijd maar later en niemand loopt nog op straat wanneer ik te Lido di Pomposa arriveer, een volgende badplaats aan zee. Ik zie nog vele weekendhuisjes en strandcabines, maar nergens probeer ik binnen te dringen. Zelfs niet in een verlaten vakantiehuis met een grote haag waarachter ik had kunnen slapen in mijn slaapzak op de planken van een grote tafel. Ik blijf maar passen omdat ik niet durf. Ik ben een schrikbroek. Maar Lido di Pomposa wil ik toch niet verlaten. Hier trek ik een lijn onder deze te lange dag.
Op een plein, met bomen waar het gras 40 cm hoog is opgeschoten, achter de kazerne van de pompiers stop ik en kies ik mijn plaats om te slapen. Het gebouw levert een grote vierkante schaduw terwijl rond deze square de hoge lantaren de nette huizen en de straat in volle licht laten zien heel de nacht door , zonder te letten op de kosten van electriciteit. In de schaduwzone en in het hoge gras vleien Olive en ik ons neer. Het plastieken grondzeil volledig opengespreid, de Karrimors als hoofdkussen, onze donzen slaapzak , en zo vertrekken we uit het bewustzijn, voor slaap tot de volgende ochtend.
Giacomo Casanova ontwaakte hier weleer in deze stad, meestal in de armen van een schone Venetiaanse na een nacht gevuld met zonde en ontucht. Nadien zou hij echter eenzaam in het snikhete cachot en onder het loden dak van het dogenpaleis op de ochtenden moeten wachten. Maar de geniale avonturier die hij was kon steeds ontsnappen zowel aan de omarmingen, de lusten, de muren, de kwaadsprekerijen, het wegslibben van de laguna, als aan elke andere benarde situatie waarin hij was gekomen. Casanova was een eigenaardige kerel, een geniale vrouwenversierder, die eigenlijk in een voor hem weinig passende periode van de geschiedenis te Venetië was beland . Gelukkig dat hij uit zijn cachot kon ontsnappen om verder te leven en prestaties te leveren die tot op heden werden beschreven en getoond in minstens tweehonderd boeken en twee dozijnen films.
Marco Polo, de legendarische reiziger en koopman, zag niet dikwijls de zon opkomen over Venetië vermits hij zovele jaren langs de Zijderoute en rond China trok. Ook hij verstikte een tijd van zijn leven in een cachot te Genua waar hij aan een medegevangene alles wat hij had gezien tijdens zijn wereldreis vertelde en liet optekenen. Vele andere beroemde mannen en vrouwen , uit alle tijden, werden hier wakker en voelden aan hun voeten dat het water nog niet begonnen was met het terugnemen van een gebied dat eigenlijk tot de zee behoort. Maar wat een privilege is het voor een fietsende zwerver uit Haspengouw om hier ook zijn ogen te mogen openen na een goede nachtrust.
Weer een pover ontbijt. Ik monteer de bagagezakken terug op Olive Green en pomp haar Schwalbe banden op met authentieke lucht uit wonderbaar Venetië. Aan de kade van Zitelle vraag ik aan een Amerikaan of hij met mijn wegwerpcamera een panoramische foto wil maken van mij, Olive en de skyline. No problem, de yankee doet dat goed en met een smile.Hij zou graag met mij meefietsen naar Rome, want dat moet fantastisch zijn. Ik zeg hem dat ik al een heel leven heb gewacht om dit te kunnen doen, en dat hij nog jong is en nu in deze tijd de hele wereld nog kan verkennen met verschillende middelen. Maar ik raad hem aan van het toch ook maar eens op een bicycle te proberen.
Eerst mag ik niet op de barstensvolle vaporetto. Fietsers zijn immers onbekend, onbemind en niet thuis te Venetië. Misschien moet men hier komen met een kromme rode carnavalfiets en met een masker op tijdens de zotte kuren van halfvasten , ofwel verkleed als een renner van het Giro peloton wanneer de roze trui hier verblijft. Dat zijn dan momenten wanneer maestro velo wel wat betekent. Gelukkig was het de verkeerde tramboot. Op de volgende vaporetto mag ik wel. Hetzelfde meisje van donderdagavond is baas op dit schip en helpt de passagiers bij het instappen. Aan de overkant moet ik wachten op verbinding naar Fusina. Nummer 16 moet ik nemen. Hoe heerlijk is deze wachttijd te Zattere , in de vroege zonnestralen, met rondom mij de zachte schittering van het water en van de stad. Dit prachtige sprookje loopt op zijn einde. Zal Venetië ook ooit eens verdwijnen , vergaan, wegzinken, zoals vele andere steden uit het verleden, zoals Alexandrië, Babylon, Troje, Atlantis, ... ?
Ik ben gelukkig dat ik hier was. Dit bezoek was kort, maar zeer intens. Onvergetelijk wellicht. Ik ben maar een pelgrim die voorbij komt, even stil staat, en weer verder gaat. Niet teveel van Venetië eten. Zich niet overladen , even wat proeven. Beter iets te missen , dan te moeten braken na overdaad. De kunst van het pelgrimeren is onderweg het belangrijkste zien en onthouden. Vergankelijkheden en de bijzonderheden zijn maar even op te snuiven. Venetië vergeet je nooit meer . Terwijl in overige grote steden vreselijke dingen gebeurd zijn, zoals brandstapels oprichten om mensen of boeken te verbranden, is dit nooit het geval geweest in de Dogenstad Venetië omdat de wijdsheid van de lagune laat ademen, vrij denken, en een vizier is op heel de wereld.
Nog even wuifden zij naar de kades van Zitelle en Zattere, de Venetiaanse kooplui, en dan vertrokken zij vol energie om de verre zee te bevaren tot op het einde van de gekende wereld, tot in finibus terrae. Spijt om weg te gaan heb ik niet, want ik ben zeker dat het mooiste van de weg naar Rome nu pas echt gaat beginnen. Mijn Vlerick fiets mag nu stuk gaan of gestolen worden, of ik kan gewond in een hospitaal geraken, deze toertocht is nu reeds voor 60% geslaagd. Al wat er nog meer komt zal met superlatieven mogen worden beschreven.
De boot om Venetië te verlaten is bijna leeg. Olive en ik, alsook een Italiaanse playboy met een dure Oakley op zijn bruin gezicht, varen met de beide bemanningsleden mee. Het is zoals op een lege metro, maar dan op het water. In de verte stijgen vuile rookpluimen op boven de buizen en de petroleumhaven van Porto Marghera. Nieuwe haven, oude haven . Daar het beest en ginds die schone !
Op de S309 Romea begin ik terug kilometers te malen. De lucht smaakt wat naar de zee. Het zijn lange rechte stukken, biljartwegen, dwars door de brede deltavlakte waar Po, Adige en andere waterlopen de zee proberen te bereiken. Dit merkwaardige landschap, vol goede lucht, wordt de Polesina geheten. Het land door slibafzetting verovert zeer langzaam een deel van de zee. Dit is een ecologisch paradijs , een uitgestrekt reservaat, voor ontelbare soorten vogels, reigers, eenden, steltlopers. Het is een vlak en teder land temidden van de wateren, met sloten en kanalen doorsneden, met populieren, mensen en dieren, die leerden leven met de voortdurende bedreiging van overstromingen. In geïsoleerde boerderijen met veel levensruimte wonen er nog gelukkige en gezonde families, vissers en boeren.
VENEZIA. Verzadigd en moe besluit ik om weer op de overzet te stappen naar Zitelle, terug naar Olive en mijn bed in de jeugdherberg. Daar is het even druk als de dag voordien. Alle kamers zijn bezet . Ik neem een douche, en zoals ik nu reeds gewoon ben , was ik onder dezelfde waterstralen ook nog twee T-shirts, een badhanddoek, en de sokken die vandaag mijn voetgeuren hebben opgeslorpt. Ik heb geluk, want ik kan nog net een overblijvend bonnetje bekomen voor het avondeten. Wat later koop ik een brik fruitsap, en om mijn dagelijkse bladzijden te schrijven in mijn dagboek ga ik in een kalme hoek aan een tafeltje zitten. Mijn kop werd op deze dag overbeladen, want ik mocht zoveel waarnemen en ervaren. Naast mij komt een vrouw zitten. Zij schrijft ook wat in hààr schrijfboek. De gemeenschappelijke bezigheid brengt ons tot elkaar. Een conversatie start en zal meer dan twee uren duren. Deze lady komt uit Australië. Ouderdom midden in de dertig. Zij is al acht maanden op reis om overal wat te leren over kunst met glas. Zij is een bekende kunstenares en reist met een studiebeurs van het Ministerie van Cultuur van haar land. Af en toe werkt zij wel ergens, meestal als helpster van andere glaskunstenaars. Voor kost en inwoon, en om in het vak beter te worden, brengt zij dan haar dagen door met het stoken van een vuur, om glas te smelten, te bewerken, om te toveren tot schoonheid. Met haar beurs van artieste en met een uitkering van invalide is het haar mogelijk nog levenslang op reis te blijven.
Dit schone leven van reizende artieste was er gekomen nadat zij op weg naar haar werk van secretaresse werd verpletterd door een auto. Zij werd zwaar gewond naar het ziekenhuis gebracht. Een zeer lange lichamelijke en geestelijke revalidatie volgde. Tijdens deze periode herschoolde zij zich via zinvolle handenarbeid . Zij werd langzaam een kunstenares in glaswerk. De schoonheid van het glas laat haar die hele zwarte periode uit haar jong leven vergeten. Zij verklaart mij dat zij naar Venetië is gekomen omdat er een tentoonstelling loopt, verspreid over verschillende paleizen , waar befaamde kunstenaars hun glazen creaties exposeren.
Inderdaad, in het Dogenpaleis zag ook ik vandaag kunstgedrochten uit glas in alle kleuren. Ik beken aan de schone van het schone glas, dat een beest als ik, tijdens mijn observatie van Venetiaans erfgoed, tussen oud meubilair, wapens, tapijten, kaarten, schilderijen, en beelden , weinig interesse had voor dat glas. De kunstenares uit het kangoeroeland legt me daarom uit wat kunst is, en wat in 1996 glas betekent in de kunst. Zij raadt me aan om de boot te nemen naar het eiland Murano en daar zullen mijn ogen dan wel open gaan. Daar kan ik het schoonste glas ter wereld bewonderen.
Nadat ik haar mijn tocht heb uitgelegd, begrijpt zij mijn drang om de volgende dag al weer verder te fietsen. Het aanbod in Venezia is grenzeloos en het is niet mogelijk dat de bezoekers er nog langer blijven plakken dan voorzien - dat willen zij trouwens allemaal - want er is al te veel volk te Venetië. Door het gewicht van mensen, gebouwen, jaren, kunstwerken, geschiedenissen, romances, muziek, carnaval, zonden, ... en wat ook nog, zakt deze stad langzaam maar zeker weg in de moerasbodem waarop zij staat.
We delen koekjes, kaasjes, knabbelen en babbelen nog over vele onderwerpen. Zij praat veel, is niet dom en niet gevaarlijk voor een eenzame man, want in haar ogen blinkt kunst en geen lust. Om 23u30 hebben we mekaar nog alles niet verteld, maar het lokaal wordt gesloten. We nemen afscheid. Ik geef haar mijn adreskaartje in België . Zij is niet van plan Brussels te bezoeken. Maar haar leven is vol van veranderingen. Zij leeft als een vogel. Enige dagen eerder woonde zij nog rustig in Minnesota en plots vloog zij dan naar Venetië voor de Tentoonstelling. Op haar vijfentwintigste was zij al bijna dood en nu wil zij intens leven, zonder banden of verplichtingen. Mijn taalgebruik in het Engels liet me niet in de steek. Wij verstonden mekaar heel goed. Ik ga naar mijn kamer en ik heb het gevoel dat er een dag in mijn leven zal komen dat ik ook eens naar Australië zal vliegen.
Die rare Iraniër uit Hamburg is niet meer op de kamer. Allemaal andere gezichten. Rugzakken. Wandelschoenen; Kledij met een reukje. Iedereeen slaapt reeds. Doodmoe. Acht bedden op één kamer. Naast mij ligt een Japanner met een brilletje. Slapen in Venetië. Venetië de schone die slaapt. Het is te uitputtend om veel van Venetië op korte tijd te willen zien. Ik zag te weinig schilderijen. Zelfs de Kuise Susanna van Tintoretto heb ik niet gezien. Ik zag geen markten, geen arsenaal, weinig kerken, amper een paar paleizen, geen patriciërswoningen. Een maand, een jaar, de rest van mijn leven , zou ik hier kunnen blijven. Het is te uitputtend om een loslopend kangoeroe vrouwtje uit Minnesota te willen versieren, zelfs in de omgeving waar Giacomo Casanova en anderen het voorbeeld gaven.
Mijn tocht loopt verder. De weg is belangrijk; Ik ben een pelgrim.
Schuivend over het water voel ik me in een kortstondige droom als een Venetiaans koopman die zijn thuishaven terug binnenvaart, met emotie en fierheid in zijn lijf, met een schip vol reiskoffers gevuld met waren uit verre landen., met peperbolletjes, wapens, bont, kant en zijde, tapijten, wapens, relieken, edelstenen, vazen, olie ... . Straks zal ik het stapelhuis van mijn familie binnenstappen met de glimlach na een tocht van meerdere seizoenen. Ik zal de verloren zoon zijn die terug komt, de held van allen. Mij zullen zij omhelzen, mij zullen zij goudstukken geven voor wat ik meebracht. Venezia, ... Ik ben Polo en hier ben ik terug ! Maar plots schudt daar iemand aan mij en vraagt om een foto te maken. Twee Hollanders , in hetzelfde bootje als ik, overal ter wereld kom je ze als Vlaming tegen en herken je ze na een paar woorden. Door hen verlies ik mijn aandacht en plots moet ik al van de lijnboot Fusina-Venezia afkruipen met mijn fiets en bagage. Ik sta terug op het droge. Ik ben in Venetië en midden in een zee van mensen, van grote oude gebouwen, van kabbelend groen water waarvan de geur me onbekend is. Ik zie een bord waarop 'Zitelle' staat en daar wil ik geraken. Ik wurm me zonder twijfel tussen de menigte door, en ' hup' dan spring ik samen met Olive op een stampvolle watertram , een vaporetto die naar Zitelle vertrekt. Ik heb nog tickets op zak, maar ik zal later ontdekken dat die niet tellen op dit tweede vaartuig. Ha, ha, ... ik ben dus clandestien aan het dobberen op het water van Venetië en ik hou mijn fiets dicht bij me. Na enkele minuten zijn we al op het eiland Giudecca aan de Internationale Jeugdherberg, een stevig gebouw dat gemakkelijk te vinden is tussen de vele krotwoningen van het voormalige jodengetto. Mooie aankomst. Bravo . Zal er nog plaats zijn ? Er is plaats. Ik kan mijn fiets veilig opbergen in een ruime kamer . Ik zal er kunnen eten aan voordelige prijzen in een grote eetzaal, zoals in een school. Een paar propere lakens en twee nachten mag ik slapen op bed 4 van kamer 202. Met mijn kredietkaart betaal ik 46.000 lires. Weldra sta ik in mijn blootje onder de douche. Heerlijk loopt het warme water over mijn pelgrimsvel. Ik voel me goed en ben fier op mezelf. Wat een prestatie was dit ! Tussen Mira en hier heb ik gerealiseerd wat ik niet voor mogelijk achtte. Venezia moet een groot reiziger als ik wel echt graag zien. Met open armen en open benen was zij op mij aan het wachten. La serenissima trok me naar zich toe met een lange tedere zuigkus. Hier ben ik nu. Fantastisch ! Ik trek jeans, hemd, en schoenen aan , want het is al tijd om aan te schuiven voor het avondeten. Na het kopen van een bonnetje kan ik een bord met macaroni en vis bekomen. Een negerinnetje deelt dit voedsel uit. Iedereen moet in de rij staan en zijn beurt afwachten. Er zijn jonge mensen uit alle delen van de wereld en soms ook wel wat oudere gasten, zoals die pelgrim met grijze baard uit Walshoutem aan de Molenbeek. Wat later bel ik naar huis. Mijn zestienjarige dochter vertelt me goed nieuws. Ik heb immers iets gewonnen, maar zij weet niet wat. Had ik niet meegedaan aan een pronostiek over de Ronde Van Frankrijk ?
Wat een dag, wat een avond, wat een leven, wat een stad !
Gewonnen thuis, hier wandelen langs het zeewater, en daar ginds in de verte aan de overkant Venice by night, als een kerstboom verlicht met duizend kaarsen. Om zeker te zijn dat dit allemaal waar is pits ik eens goed in mijn eigen wang en .... Ja, een pijngevoel bewijst me dat ik niet droom, maar dat dit alles werkelijkheid is. Terug aangekomen in mijn logement na een lange avondwandeling , wanneer de eerste koude van de nacht me reeds treft, voelt Giudecca een beetje mysterieus aan, zelfs wat angstwekkend. De grote eetzaal is gevuld met Aziaten. Ook op mijn kamer slapen er al. Een kamergenoot komt uit Hamburg, heeft de Iraanse nationaliteit, spreekt Engels en is bijna afgestudeerd als dokter, een zwervende jonge Vesalius uit deze tijd . Ik vertel hem mijn story over Nima Ibrahimnejad de student-wielrenner die ik hielp koersen in België. Die jonge kerel uit Hamburg stelt me al onmiddellijk voor om in december samen naar Iran te reizen met de auto. Mooi voorstel, maar ik betrouw die man toch niet. Veel later , al voorbij middernacht, klautert er nog een Japanner in het bed boven mij.
Vrijdag 14 september. Douche. Belangrijke dag. Ontbijt met thee en koekjes. Topforme. Venice here I am ! Betrouwend op de flinke zolen van mijn Mephisto shoes verlaat ik opgewekt Giudecca. Ik verwacht dat dit een mooie maar zeer zware dag zal worden. De zon ziet me al bewegen in Venezia, hart van de wereld, koningin van de zee. Ik weet nu dat ik een ticket moet kopen en dat een betrapte zwartrijder op de watertram of op de bootbus het tienvoudige moet betalen (30.000 lires) indien een controleur van het openbaar vervoer hem pakt. Ik heb een klein plan van de stad, maar ik vermoed dat ik toch een betere kaart moet kopen, want VenetIë is een moeilijk oud web om op avontuur te gaan. Er zijn voor de toeristen evenwel veel pijlen aangebracht, en ik besluit van deze speciale wegwijzers zoveel mogelijk te volgen. Eerst zwerf ik door de sottoportegi, de steegjes, en over de gebochelde bruggetjes. Ik snuif de atmosfeer op, probeer te wennen aan deze merkwaardige stad zonder wielen, met het element water dat kasseistenen en beton vervangt, met bootjes die voor taxi spelen, van een schoonheid die nergens anders is te zien. Vervallen huizen, waartussen soms ook nog verwaarloosde tuintjes, stenen balkons, oude fonteintjes, stille kerk, ruiterstandbeeld vol duivenpoep, flesgroen water, verrot dat kreunt tussen steen en nat. Een labyrint, arcaden, ranke gondels die glijden op het klotsende water doorheen de kanalen. Het water versluiert het verval van Venetië en tovert het om tot schoonheid.
In de XVI-de eeuw dreven niet minder dan tienduizend gondels op de kanalen, nu nog maar vierhonderd. Hun aantal verminderde met de glorie van de stad. Zo'n gondel is 10,15 m lang, 1, 40 m breed, en weegt 700 kgr. Om een gondel te bouwen zijn er precies 280 stukjes hout nodig. Een wet uit 1562 besloot dat alle gondels in een sobere zwarte kleur moeten worden geverft. Dit was gewoon één van de vele wetten te Venetië die nodig waren vroeger om de overbodige luxe te bestrijden. Een gondelier is een beschermd vakman van uitstervende soort. Eens was zo'n man een lid van een zeer machtige gilde. Een opleiding van drie jaren is voorzien om deze stiel te leren, maar alléén zonen van vaders die ook gondelier waren mogen deze opleiding volgen.
Venetë is triest en melancholiek , met de schaduw van de dood die over haar hangt. Deze oude schone is in slaap gevallen en zinkt weg in een waterkussen. Zij rust en steunt al duizend jaar op miljoenen larikshouten palen die in haar bodem werden geheid. De anonieme auto bestaat te Venetië niet. Er zijn geen parkeermeters, geen benzinestations, geen zebrapaden, geen verkeersagressie, geen flitspalen, geen parkings. Het dagelijkse tempo van de Dogenstad is zoveel trager dan elders; De mooie gondels varen immers nooit sneller dan 5km per uur. Zo'n spoed doet een mens goed. Venice I love you .
Na het gewone van het stadsbeeld zoek ik het buitengewone, het kundige en kunstige. In de stad van steen , door water omspoeld, bezoek ik het Dogenpaleis, de Campaniletoren, het Correr Museum, de schatkamer van de kerk, de Ca'd'Oro, de Rialto, en het Canal Grande. Terwijl vele andere steden ook prachtige kunstschatten bezitten, is Venetië zelf een kunstschat. De avenues op het water werden gevormd door de menselijke fantasie. In de file voetgangers schuif ook ik San Marco binnen om te kijken met mijn ogen naar wat Venetië vroeger schoon, verheven en heilig vond. Boven op de hoogste toren overschouw ik het unieke panorama. Ik kan ze niet geteld krijgen in het zonnelicht, maar de 118 eilandjes, de 117 grachten, en de 450 bruggen , zijn nog steeds aanwezig in deze stad op het einde van de XXste eeuw. Te Venetië wonen 96.000 autochtonen , maar iedere dag bezoekt een vloedgolf van minstens 40.000 toeristen er de enkele vierkante kilometers vaste grond. In de zaal van de Grote Raad bewonder ik met verbazing ' Het Paradijs van Tintoretto ' . Dit is een geweldig groot en breed schilderij , van links tot rechts meet zij 54 m . Lang geleden stond voor deze schilderij een jonge kunstenaar, de toen 23 jaar oude Pieter Paul Rubens. Hij bleef met grote open ogen lang staan en een gedachte kwam in zijn kop . Misschien dacht hij toen wel ' Zo iets ga ik ook eens proberen ... !' . Anno 1600. Nabij de Ponte dei Sospiri, de beruchte Brug der Zuchten, bezoek ik enkele kelders met afschuwelijke cellen, waar de machtige Doge zonder medelijden tussen de ratten in stinkende vochtigheid de gevangenen liet verhongeren en vergeten. Maar van al wat de unieke stad biedt bekoort toch het San Marco plein me het meeste.
In januari 828, toen in Europa relieken van heiligen zeer kostbaar waren, werd het lichaam van de evangelist Marcus gekocht op de zwarte markt van Alexandrië in Egypte. Twee kloeke zeevaarders, Buona di Malamocco en Rustico di Torcello verwezenlijkten dit volgens de wens van hun doge. Zij bedolven de mummie onder een vracht varkensvlees. Toen zij op zee het bezoek kregen van Moorse piraten waren die omwille van hun godsdienst vies van dat vlees, en zij roerden het niet aan. Zo konden die relieken Venetië bereiken, zelfs na plundering van het schip. Deze smokkel was zo winstgevens als trafiek van drugs in onze dagen. De doge plaatste de relieken van San Marco in een mooie kerk. Vanaf 840 reeds stroomden duizenden pelgrims toe om de heilige evangelist eer te bewijzen.
Door een andere business werd Venetië nog rijker. Een deal werd afgesloten met de leiders van de vierde kruistocht, waaronder graaf Boudewijn IX van Vlaanderen. De christelijke legeroversten hadden een te klein budget om 10.000 manschappen over de zee naar Egypte te brengen om daar een oorlog tegen de Turken te beginnen. In plaats van nieuwe schepen te bouwen huurden zij schepen aan de Venetianen. Maar die vroegen voor de klus een enorme prijs, zodat het nodig was van onderweg wat karweien uit te voeren , de ene dienst is immers de andere waard. De kruisvaarders die in princiepe voor de eer en voor hun geloof ten strijde trokken, veranderden hun doelstellingen. Voor het schone geld aanvaardden zij van verschillende havens en steden aan te vallen, plaatsen die commerciële concurrenten van de Venetiaanse kooplui waren. Hoe meer de kruisvaarders hun zakken vulden onderweg hoe meer zij nog verder met plunderingen doorgingen. Rijk worden wilden zij liever dan sterven voor Jerusalem, en de schatkamers en de kunstwerken van Constantinopel trokken die mannen uiteraard ook aan. Bijna alles werd daar gepikt en op Venetiaanse schepen geladen. Het voornaamste uit die tijd is de Quadriga, een groot geheel van vier bronzen paarden die een renwagen op twee wielen trekken. Dit was altijd het nec plus ultra voertuig van de Goden en van de Keizers in de klassieke oudheid.
Op alle mogelijke manieren vergaarden de Venetianen rijkdom. Hun basis werd machtig niet zozeer door rijke handel op de markten, of door smokkel, diefstal, plundering, piraterijen gefoefel. Zij hadden verbluffend veel zelfvertrouwen, waren wijs en onbevreesd, hadden een uitzonderlijke flair om zaken te ontwikkelen. Zij waren goede diplomaten , keiharde onderhandelaars. Zij durfden de zaken in het groot aanpakken. Zo verwierven zij gedurende een lange periode het monopolie van de buitenlandse handel. Zij hadden ook vijanden, waren omringd door afgunst, maar toch probeerden zij overal hun goede relaties te behouden, want dat was essentieel om te kunnen kopen en te mogen verkopen. Zij hielden niet van oorlog. Nochtans hadden zij kapitaal genoeg om veel huurlingen te betalen en zo conflicten gewapend op te lossen. Tussen Paus en tussen Keizer bleef de Doge zich zo neutraal mogelijk houden.
Zelfs in oorlogstijd bleven de Venetianen handel drijven. Venetië was een open stad zonder hoge muren om vijanden weg te houden. Zowel langs de zeekant als langs het land konden vreemde strijdkrachten binnen komen. De toen verschrikkelijke Napoleon probeerde Venetië te veroveren. Op 15 mei 1797 was het Franse leger zonder vechten meester geworden van de stad. Napoleon deed geweldig. Hij schafte de Republiek af, veranderde oude wetten , maakte er nieuwe. Vele eigendommen gingen over in Franse handen. Hij liet zijn revolutionnair leger plunderen en vernielen. De inwoners van Venetië lieten zonder tegenstand alles gebeuren. Zij waren vriendelijk tegen de 4.000 Fransen. Meer nog, die ongevraagde gasten kregen eten en drinken à volonté. Er werden feesten gehouden, frivole bal masqués, met bevallige courtisanes en grote rosse vrouwen die nog meer konden zuipen dan de bezoekers. De hogere militairen kregen het beste van het beste, op alle gebied. De rijkste Venetianen begonnen te gokspelen voor nooit geziene sommen tegen Franse hoofdmannen Vermits zij experten waren , wonnen zij al vlug een groot deel van de afgestane oorlogsbuit terug.
Napoleon sprak ... ' Dit is het mooiste salon van Europa, dat waard is de hemel tot plafond te hebben.' althans op één van de eerste dagen. Na een week begreep Napoleon wat er aan het gebeuren was. Zijn leger was eigenlijk gestationeerd in het grootste bordeel van Europa. Nog een week langer blijven in Venetië , en dan door te veel consumptie van genoegens zouden zijn 4000 manschappen , het beste leger dat toen bestond, totaal ongeschikt zijn geworden voor het harde militaire bestaan. Waarom trouwens nog in het leger blijven op strozakken slapen met snurkende kameraden die zweetvoeten en vlooien hebben, als je zoals Casanova in een mals proper bed tussen twee welriekende dames de nachten kan doorbrengen . Napoleon liet zijn trompetblazers de algemene verzameling bijeenroepen. Hij schonk de stad terug aan de Oostenrijkers, liet alles liggen wat er was, en zonder veel militaire glorie vertrok La Grande Armée terug van waar het gekomen was. De Vrede van Campo Formio was het einde van deze militaire campagne .
Op de zeven zeeën varen de schepen van Venetië al lang niet meer. De hedendaagse Venetiaan is echter meestal nog steeds in zaken, grote en kleine. De toerist ziet dat de Venetiaan nu zich beperkt tot de stielen van gondelier, hotelier, winkelier, gids, fotograaf, barkeeper, ijsjesventer, boetiekhouder, enz ... . Klanten zijn er genoeg. Maar de winsten zijn onvoldoende om de paleizen en de kanalen te onderhouden. San Marco. Wat een stad toch ! Wat een plein !
Een duif komt op mijn schouder zitten. In Venetië zouden sedert altijd meer duiven leven dan mensen. Heel het plein is vol duiven, vooral zwarte duiven met groen-gouden krobben ,en dan ook nog veel andere vriendelijke vogels die allemaal apart uit een duivenei zijn gekomen op de een of de andere dag. De duiven zitten in kladden rond de toeristen die eten strooien. Soms vliegen zij voor een onbekende reden plots weg als een fladderende wolk boven de menigte. Ik kom aan een café met terras waar een glas prikwater evenveel kost als een bak bier die thuis wordt geleverd door onze brouwer . Er is daar een reden voor. Een leuk orkestje speelt er evergreens en ik blijf van op afstand luisteren naar Que c'est triste Venise, Petite Fleur, Summertime, Stranger in the night, en zelfs A bicyclette. Zij stoppen voor een pauze echter, en dus loop ik maar verder. Er is nog zoveel te zien.
Na smalle straten kom ik , een andere richting volgend, langsheen Canal Grande. Verweerde gevels. Oude pakhuizen. Nog grotere gebouwen. Indien de stenen van Venetië zouden kunnen praten, dan zouden zij vertellen van de grootse dagen van vroeger, toen de machtige Doge in zijn karmozijnrode mantel tussen het volk verscheen om de zeehelden te omhelzen die met grote praal terug binnen kwamen. Soms ook op feesten, processies, regatta, carnaval, en andere evenementen stapte de belangrijkste man van deze stad rond op de grond waar een gewone sterveling als ik, met reeds pijnlijke voeten, op dit uur rondzwerft.
Ik eet een sandwich en een horentje gelato, drink een blik cola, offer wat munten in een kerk ,en ik blijf rondlopen tot wanneer ik moe ben en stil sta. Ik ben ondertussen ver van San Marco, maar met een vaporetto, mits het nemen van een corsa semplice, bereik ik dra terug het plein waar het meeste volk is. Doch ondertussen is het beginnen te regenen. Duizend regenschermen bewegen nu hun rondingen door Venetië. Mensen uit vele landen schuilen vriendschappelijk samen, warm tegen mekaar, op de overdekte plaatsen waar de vloer nog een tijdje droog blijft. De onvermoeibare muzikanten op het terras met het dure water, schuilen nu met hun instrumenten onder een grote doorschijnende plastiek en zij spelen verder terwijl de regen gratis uit de hemel valt op Venetië , een plaats op deze aarde waar toch al zoveel water teveel is. Jesus, wat een verspilling, laat het toch regenen in Palestina of in Somalië.! Maar hoe mooi is dit dan toch .
Ik luister weer naar Petite Fleur. Maar, .. Hé, nu spelen zij niet meer Stranger in the Night, maar wel ... Stranger on the Shore. Jongens, niet vals spelen, ... ook ik ken mijn evergreens nog. Ik ben erg onroerd door deze muziek Venetië, een natte namiddag in september, toeristen, zwervers, artiesten, verliefden, schoolmeisjes, kunstminnaars, een oudere dame behangen met juwelen, een magere man die graantjes verkoopt voor de duiven, een Japanner met twee camera's, een ober die martini's brengt, en dan nog vele anderen, en ik ... die hier zit op deze Piazza San Marco met vermoeide benen, maar toch zeer gelukkig. Mijn uren in deze stad lopen verder en zijn beperkt Tijd wie of wat ben je ? Op de Torre dell'Orologio geven de mechanische morianen de precieze tijd aan en zij doen dat reeds sinds vijf eeuwen. Is dit wel echt, of ben ik maar in een theaterzaal voor een stuk van Goldoni , de Italiaanse Molière ?
Een merkwaardigheid van deze stad is dat er nooit beroemde politieke figuren zijn groot geworden. De doges waren oneindig machtig , maar noch hun namen noch hun gezichten werden op de golven van de geschiedenis naar onze tijd gebracht. Tijdens de 1100 jaren dat Venetië een onafhankelijke staat was zijn er 120 verschillende doges geweest. Maar we kennen de namen niet van deze mannen, noch van hun familieleden, noch van de vrouwen en kinderen die zij hadden. Nooit profileerden zij zich sterk boven hun tijdsgenoten uit . Zij waren altijd slechts een draad in een weefsel, een draad die er zelfs kon uitgetrokken worden zonder dat er een gaatje ontstond. Venetië was immers zeer lang geleden reeds een welvarende city, een groot multinationaal bedrijf, waar orde, maat, evenwicht en kwaliteit is geweest. Managers, kapiteins, doges, ambtenaren, verkopers, die begonnen te disfunctioneren werden op tijd en stond zonder veel wrijvingen vervangen door de opkomende krachten. Zich opvallend gedragen en zich boven de anderen verheffen werd niet gewaardeerd . De Venetiaan achtte de faam van Venetië in haar geheel veel belangrijker dan zijn persoonlijke faam. Elkeen was zeer loyaal en trouw betrokken in het wel en wee van de Republiek. Eigen hebzucht kwam ver op de tweede plaats en fraudeurs waren er afwezig. Wellicht was dit alles het geheim van het welslagen in de Gouden Tijden van Venetië .
" Hier vindt geen verraad plaats. Hier gaat gunst niet voor recht, hier gebiedt de grofheid niet, hier steelt men niet, hier gaat men niet voor de bijl ..." ( Pietro Aretino / 1492- 1557 )
Il vient d'etre nommé président de la planète Ping en Chine.
Cai Zhenhua, lInvincible
Cai Zhenhua a été entraîneur de léquipe chinoise masculine de ping-pong, dont entraîneur-chef de 1989 à 2004. Sous sa direction, léquipe a remporté coup sur coup la médaille dor , tant aux JO de 1996 quà ceux de 2000. Un exploit unique parmi les équipes chinoises. En fait, cest Cai qui a fait que léquipe est passée de la frustration à la victoire. En 1989, après avoir perdu les Championnats du monde de ping-pong, léquipe nationale était dans le creux de la vague. Le « sport national de la Chine » était en pleine déprime dans le pays. Aux Championnats du monde de ping-pong de 1991, léquipe masculine sétait classée septième et léquipe féminine avait été vaincue par une équipe coréenne unifiée, la première défaite en 16 ans. Au pays, ces mauvaises performances avaient été sévèrement critiquées.
Les défaites répétées contre des joueurs européens avaient sapé lassurance des meilleurs . Cependant, six mois seulement après avoir pris le poste dentraîneur-chef, Cai a fait retriompher son équipe, raflant le titre par équipes en Coupe du monde. Cette victoire a redonné de lélan aux joueurs et avait fait de leur coach un héros national.
Cai Zhenhua en train de donner des instructions d'entrainement
Zhang Yining, championne olympique en simple dames en 2004 et 2008.
Sous la direction de Cai Zhenhua, léquipe masculine a non seulement regagné le titre par équipes après quatre ans, mais a également remporté tous les championnats individuels, marquant le début du soi-disant « voyage invincible » de cette équipe.
Les Championnats mondiaux de ping-pong de 1993 ont eu lieu à Tianjin (Chine) et, sous la direction de Cai, léquipe masculine avait non seulement regagné le titre par équipes après quatre ans, mais avait également remporté tous les championnats individuels, marquant le début du soi-disant « voyage invincible » de cette équipe. En une décennie, léquipe nationale a raflé toutes les médailles dor olympiques ainsi que tous les titres aux Championnats mondiaux de ping-pong .
Toutefois, Cai a payé un prix élevé pour sa série de succès. En 1996, à la veille des JO dAtlanta, les blessures que Cai avait subies à la taille ont empiré en raison du surmenage, et il a dû subir de la chirurgie. Le médecin lui avait recommandé davoir une convalescence tranquille, sinon il risquait dêtre paralysé à vie. Cai a toutefois insisté pour se rendre sur les lieux de la compétition, guidant les membres de léquipe alors quil était étendu sur une table et accablé de douleur. « Je suis prêt à rester au lit pour le reste de ma vie pourvu que je puisse diriger léquipe maintenant », lança-t-il, sans discussion possible.
Après les JO dAthènes, en 2004, Cai a quitté son poste dentraîneur-chef et a été nommé officiel responsable du ping-pong et du badminton. En avril 2007, il a été promu au poste de directeur général adjoint de lAdministration générale de la culture physique et du sport de Chine. Lors des Jeux 2008 il était un des conseillers principaux des athlètes Chinois et du Comité Olympique de la Chine.
Comme joueur de tennis de table, Cai Zhenhua avait été lui-même champion du monde en doubles messieurs en 1981 et en doubles mixtes en 1985, tandisqu'à deux reprises en finale des simples il avait laissé le titre à un équipier. Mais il avait été dans les années '80 surtout celui qui utilisait avec le plus d'efficacité les matériaux. Gaucher avec un antitop dans le revers et un backside à picots longs dans son coup droit offensif , il donnait de gros problèmes à tous les meilleurs joueurs du monde. A présent Cai est LE GRAND PATRON DU PING EN CHINE, le conseiller principal de tous les champions du monde. Pour les joueurs actuels de l'équipe nationale il prévoit toutes les aides matérielles et psychologiques possibles afin de chasser loin de leur tête tout nuage sombre qui pourrait les empêcher de s'entraïner et de gagner. Mais s'il aime beaucoup ses disciples, il est aussi très sévère et il modifie l'attitude de ceux qui ne se consacrent pas 100% à leur sport. Ainsi lors de la préparation pour les Jeux de Pékin , il avait jété hors de la sélection nationale des joueurs et joueuses qui avaient eu une liaison amoureuse. Pour modifier leur environnement, pour les calmer, pour leur donner du temps pour la réflexion il les avait éloigné les uns des autres, car leur concentration à l'entraînement avaient trop diminué. Ainsi pensa Cai, le chef des entraîneurs. Cai Zhenhua vit dans un pays où il y a 320.000.000 de jeunes de moins de 15 ans, parmi lesquels 400.000 sont dans les écoles de tennis de table, un réservoir énorme qui chaque année transfère les surdoués vers l'elite nationale. Le nouveau président de la Fédération de Tennis de Table de la Chine est un chinois très important, qui veillera au développement , à la mondialisation de son sport , à l'amitié et à la paix entre les peuples.
Ik schreef een mooie brief naar mijn echtgenote om te vertellen dat ik te Padua mijn plicht had gedaan. Om de vrucht van mijn schrijverij te posten beleef ik levensgevaarlijke momenten midden in de razernij van het autoverkeer. Door mijn geloof voor San'Antonio en mijn koel inzicht blijf ik in leven. Mijn pedaalslag is licht en toch wild. Ik verlaat de Prato della Valle, en het besef dat ik nu op weg ben naar Venetië doet mij boven de verkeersjungle zweven. Nog 28 km langs het Brenta kanaal en dan bereik ik weer een hoofddoel.
Strà . Fiesso d'Artico. Dolo. Wilgen. Populieren. Er zijn in deze omgeving prachtige villa's te bezichtigen, maar mijn verlangen om de zee te ontmoeten is veel te groot. Ik wil hier geen tijd verkwisten. Mijn buik is leeg en om 13u00 is het tijd voor een lunch. Ik sla af naar een dorp en kom aan het broodjesrestaurant La Cassaccia, een soort Italiaanse Mac Donalds. Er zijn leuke tekeningen op de muur. De Italianen van vandaag bouwen mooie dingen en dat leerden zij al van tweeduizend jaren terug in de tijd. De toiletten zijn in dit restaurant zeer proper, schitterend van stijl zelfs. Ik gebruik deze faciliteiten van La Cassaccia met veel genoegen. Lichte kost. Een portie ijs. Het is warm. Een rustpauze na het eten lijkt me een goed idee. Langs de waterkant, op een bank in een speeltuin zonder kinderen, snurk ik lekker gedurende een uur. Ik ben te Mira. Ik denk aan de Vlaamse film met Willeke Van Amelrooy , en ik , Willike van Houtem, glimlach en droom van Willeke Van Amelrooy. Mira was ook de naam van het jumpingpaard van mijn schoonbroer Paul Lintermans. Hij verkocht dat mooie beest toen hij te Gent ging studeren voor veearts.
Kanaal in de richting van Venetië . Water van de Brenta. Paradijs voor vissers, verliefden, schilders, en voor een langzaam fietsende zwerver. Eendjes. Snoek in het water. Riet. Roeiboot. Plastieken melkfles die met de minieme stroming meedrijft. Kikkertje dat misschien ooit nog een prins wordt na een kus van een ideale schoondochter. De wegen, de wateren, de paden langs de waterloop, smelten samen. Ik kom aan een kruispunt waar vele vrachtwagens circuleren. Ik voel dat de haven nadert en maak een keuze naar rechts om Venetië te bereiken via het Zuiden, want via Mestre is het verkeer verschikkelijk. Zonder te weten hoe het zal gaan om een stad zonder straten te bereiken, geloof ik in mijn eigen kunnen. Ik rijd door tot een grote massa water me tegenhoudt en er geen weg verder meer loopt. Ik ben aangekomen in de kleine haven Fusina. Daar is een camping waar ik met zekerheid mijn tentje zou kunnen plaatsen, maar ik wil verder, vanavond en vannacht wil ik zijn en slapen in het hart van Venetia., welke ook de prijs of de moeilijkheid zal zijn. Indien alle kamers bezet zijn, wat vaak het geval is, of indien het echt veel te duur zou zijn , kan ik nog altijd ergens in mijn slaapzak overnachten.
Na een kwartier komt de boot. Zowel voor mezelf als voor Olive met bagage moet ik een ticket kopen, en dat maakt dan samen 9000 lires. We varen weg . Fantastisch ! . Glijden over het water naar de stad die ooit het wereldcentrum van handel en zeevaart in Europa was, een stad die altijd een toevluchtsoord was voor kunstenaars, een magneet voor wereldreizigers. Ik ben niet triestig, laat Aznavour maar zingen. Venetië is om te lachen .
De Arena van Verona. In deze gulzige krater werd veel mensenbloed verspild tijdens antieke ' Brood en Spelen' . Heden dient het als theaterkuip waar op zomeravonden opera's van Verdi worden opgevoerd. De bovenste rij van de 22.000 zitplaatsen bevindt zich 30m hoog. De diameter van het geheel is aan de breedste kant 152 m. Het is nog geen negen uur en de bezoekers mogen nog niet binnen. Daarom draai ik nog een toertje rond dit enorm gebouw uit de eerste eeuw van onze jaartelling, uit de tijd van keizer Augustus. Een zwerm Duitse schoolmeisjes schuift al naar binnen. Voor hen is het groepstarief . Aan een eenzame individueel zoals ik vraagt de kassier 6000 lires. Alles is grauw - en zelfs een beetje vuil- tussen de oude muren van levensloze zware stenen. Een pijltje wijst naar toiletten. In de Arena van Verona mag de bezoeker zijn gevoeg doen voor een bijkomende bijdrage van 300 lires. Een toiletdame overhandigt de gebruiker persoonlijk een rolletje papier, maar het is niet duidelijk of zij daar wel officieel mag zitten en taxeren, want opeens ritselt zij weg zoals een rat in een kelder. In kom in een gesloten ruimte en ontdek twee deuren, waarvan ik één kan openen. Er is geen hartje in die deur, maar ik zie toch een propere pot, en ik probeer. Rustig zit ik er te broeden tot ik opeens veel lawaai hoor. Een stormwind uit bekende oorden is binnen gekomen tussen de muren.van het antieke vomitorium. Twee West Vlamingen. Zij rukken wild aan de deur die mijn privacy met een schamel slotje beschermt. Ik houd vlug het handvat vast, mogelijk besmeurd met bacteriën van ongewassen handen, om gauw wat tegengewicht in te zetten tegen hun aanval. Zij rukken nogmaal aan de planken die bijna kraken. " A Ghotverdoeme ..., maar iene pot... en dan noo ghesloten..." zo komt de weeklacht.van die onbekenden Vlamingen naar me toe ! Ik dacht eerst dat het Wisigothen waren... maar dan besef ik dat we toch op een vroege voormiddag van september op het einde van het tweede millenium zijn, ook al tronen wij op een plaats waar vroeger nog gladiatoren met blote billen vertoefden. Landgenoten ! Vlaamse leeuwen, ... wel ja, in de Arena van Verona speelden in ' illo tempore' leeuwen ook al een rol. Zij aten de martelaressen op, soms waren dat van van die kwezels uit het vroege Christendom en soms maagden die ongewenst zwanger waren. Als reactie op al dat kabaal van die Vlaamse allochtonen schreeuw ik van achter mijn deur, in de catacomben van de arena , in de taal van de Flamminghi hard het volgende : " Gaat eens ergens anders schijten .... mannekens .... ! .Ik hoor dan dat de lawaaimakers geruisloos en beschaamd verdwijnen. Wat later kom ik die mannen terug tegen. Het waren twee buschauffeurs uit Kortrijk. Zij brachten naar de Arena van Verona een dertigtal gepensioneerden en een lange magere gids die klassiek geschoold was en veel kon vertellen over de omgeving . Ik stel mezelf niet voor, doch wanneer ik langs de twee kom glimlach ik, wrijf ik even op mijn buik, en fluister in hun oor ... ' Hmmm, ik heb zopas goed gekakt ... ' . Zo weten zij dan ook wie daar eigenlijk achter die deur zat.
Doorheen Verona volg ik de mensenstroom in de Via Roma. Ik sta weldra op Piazza del Erbe, de ziel van deze stad, waar dekzeilen en parasols de koopwaren en de verkopers van de markt beschermen. Het krioelt er van mogelijke kopers, op zoek naar aardse genoegens voor maag en buik die hier op dit oude plein onder alle vormen te grabbel liggen. Hespen en citroenen, olie en parmesan, artisjokken en gedroogde vis, pizza en polenta, chianti en grappa. Ergens had ik eens gelezen dat Italië is zoals een artisjok. Blaadje per blaadje wordt er van gegeten, zonder ooit te komen aan oververzadiging, en zonder door knorrig hart en moede ogen het mooiste te missen. Maar een bezoeker van Verona die geen groet gaat brengen aan het graf van Giuletta , is nog armer van inhoud dan de ruwste Wisigoot. Romeo Montecchi en Julia Capuletti waren twee jonge vurige geliefden, die door wanhoop gedreven zelfmoord pleegden,omdat hun wonderschone relatie geen toekomst had wegens een zinloze politieke strijd tussen hun families.
Slaap zacht Julet, hier ben ik, mijn naam is niet Romeo , maar ik ben de zoon van Theo die tot hier kwam met zijn velo. Ik wil uw heer zijn, uw lief, uw zoete vriend, uw man, ...maar gij zijt toch zo koud en steendood. Ik laat geen traan om jou. Adieu, dan maar ... !
Op mijn kleinste verzet, niet rapper dan een slenterende wandelaar, baan ik me een weg tot op Piazza dei Signori. Daar zijn rijkelijk versierde gevels van paleizen, gebundeld in een gesloten geheel. Op de ronde stenen bank die het monument voor de onsterfelijke dichter Dante omringt ga ik wat rusten, parkeer ik mijn fiets en mijn bagage. Aan de voeten van Dante zal er wel veel inspiratie zijn, zelfs voor een magere kromme pen als de mijne. Daarom schrijf ik wat in mijn dagboek. Na een tijdje val ik in slaap, met mijn pen en mijn schrijfboek nog in de handen. Duiven hadden het kunnen zijn die op en naast mij plaatsnamen, of muizen uit de oude huizen. Maar, een tsunami van Japanse dametjes overspoelt op dat moment Piazza dei Signori, vierendertig dames en veertig fototoestellen. Zij vinden mijn keirinmachien, mijn blote benen, mijn witte sokken, mijn baard, Dante, en de Piazza , een geweldig geheel om veel beelden te schieten. Een Japanse wijsheid zegt dat een grote man van vlees en bloed die geen sukkel is, altijd veel meer waard is dan een stenen man op een sokkel . Dat geldt ook voor mij en voor Dante. Ik moet met hen poseren. Omdat ik lach beginnen zij zelfs op mij en op mijn fiets te kruipen. Dat worden historische kiekjes voor fotoboeken in Yokohama en elders in het land van Nissan. ' Mie and Bartali in Verona...!' . Ik heb geel gelachen, ik sta op film, ik heb Verona gezien, en nu mag ik sterven. Olive vertrekt en ik moet mee.
Het is broeierig heet. De zwaluwen scheren onder de bomen, tussen de daken en de torens. Vogeltjes zingen en kleinere dieren maken kleine geluidjes.Ik ben landinwaarts gereden, langs smalle wegen, , langs wijngaarden, akkers en dorpen. In de warmte is er weinig leven, maar nergens is er de dood. Half slapende landarbeiders, zittend in de schaduw, zien mij voorbij rijden en één van hen roept ' Avanti popolo...' . Dat is een deuntje uit de tijd van Girardengo nog, toen in arm Italië de landarbeiders met al hun bezittingen op hun fiets hier voorbij reden op zoek naar werk. Ik meen dat ik verloren ben gereden op dit oneindig grote platteland, maar dan verschijnt plots een verkeersbord dat me wijst naar San Bonifacio. Ieder gehucht draagt in deze streek de naam van een heilige.Weldra komt er een schone steenweg en ik bereik Vicenza, de fiere stad van Andrea di Pietro, alias Palladio, de grote architect. In 1570 schreef deze geniale Italiaan ' I quattro libri dell'archittetura' en hij bewees zijn theorie met prachtige gebouwen, die eeuwen later nog zijn stad mooi maken. Weer zijn de vervelende auto's een constant gevaar. In de warmte volg ik de witte lijn die uiterst rechts de weg aflijnt en zo kom ik op een groot plein. Ik vind er onmiddellijk coca-cola. Ik eet er een ijsje. Ik kijk er naar de mooie vrouwen die op hoge hakken en dure handtassen de winkelstraat bezoeken. Piazza dei Signori te Vicenza. Levendige hart van de stad met in het midden van de geordenende ruimte het standbeeld van de grote Palladio. Ook Goethe kwam hier voorbij - die is echt overal geweest- en hij keek hier naar de vrouwen en schreef. ' De vrouwen van Vicenza bevallen mij bijzonder. Ze hebben knappe gezichtjes, vooral een type zwartgelokten die ik met interesse nakijk ! Er zijn ook nog blondjes, maar die behagen mij minder. " Hij was een vrouwenkenner en een veelzijdig man. Nu zijn er nog ander soorten vrouwen te Vicenza na de mengelingen van rassen en godsdiensten die nog meer kleur aan het vrouwvolk gaf. Vicenza heeft vele lieflijke, majestatische; elegante paleizen, marmeren zuilen, hoge frontons, witte beelden die op de daken staan, een olympisch theater, en meer dan eens zie ik de Venetiaanse leeuw, hetgeen er op wijst dat de Dogenstad nadert. Zeg, hier niet ' Palladio, I don't know...' want dan ben je een barbaar. Als wielerfanaat ken ik natuurlijk ook nog Eros Poli uit Vicenza, een grote sympathieke kerel die als zachtaardige reus naam maakte in de Tour de France, door een ritoverwinning na beklimming van de Mont Ventoux. In een betere papierhandel koop ik briefpapier en omslagen van topkwaliteit, heel duur, te betalen per stuk. . Corresponderen is een kunst. Morgen of vandaag nog misschien wil ik een mooie brief schrijven, aan mijn geliefde, zoals Dante en Goethe dat hebben gedaan, en ik zal er nog een tekening bij plaatsen, zoals Palladio. Waar men ook komt in Italië , komt men altijd dezelde namen van straten en pleinen tegen . Bij ons is dat Kerkstraat, Veldstraat, Stationstraat, Konig Albert, Nieuwe Steenweg, ... en op het schiereiland heet de klassieke Rua en Piazza .... Garibaldi, Cavour, Vittorio Emmanuel, Dante, XX Settembre, Re Umberto. Het is te druk en ik verlaat via een fietspad deze stad. Ik rijd langs de rivier Bacchiglione. Op het pad rijden verschillende echte wielrenners me voorbij, zij op training en ik op verkenning. Ik bestudeer mijn landkaart wanneer ik kom aan de ophaalbrug van Longare. Ik besef dat ik in deze pastorale omgeving weinig kans heb om een hotel of camping te vinden. Wat later zie ik bij valavond het flitsen van vuur, hoor ik muziek en ruik ik de geur van barbecue. Ik ontdek de Polisportiva van Montegaldella. ( zie eerder) .
Rome 1996 - De offerblokken van Sint Antonius van Padua.
Goed verscholen in het groen blijf ik doorslapen tot de klare dag komt. Mijn nachtrust in het maïsveld verliep prima ondanks het bezoek van muggen. Slaapzak terug keurig oprollen en daarna komt weer de weg voor de onvermoeibare zwerver die ik ben. Na Bergamo, Brescia, Verona, Vicenza, komt nu Padua. Deze stad is van naam overbekend in Vlaanderen wegens de goede heilige Sint Antonius en ook omdat onze Andries Van Wesel ( Vesalius) aan de vermaarde universiteit van Padua professor was. Het is weer ploeteren in de chaos van het verkeer. De Italiaanse chauffeurs zijn bedreven en voorkomend. Zij treuzelen niet graag , maar zij laten met een zekere 'gentilezza' toch wel een plaatsje aan de zwakkere weggebruiker op twee wielen. Ik volg de pijlen naar San Antonio, langs de ring van de stad, en kom op een prachtig rond plein, het Prato delle Valle, met beelden in witte steen, kanaaltjes en vijvers. De weg rond dit geheel gelijkt op rondje op een velodroom van wel 800m lang. Ik stop aan een fontein en ik was me met het water. Ik wissel van kledij. Ik wil toch proper zijn om Sint Antonius te gaan groeten. Er zijn meerdere kerken in Padua, maar de belangrijkste is toch de grote Pontificia Basilica del Santo. Weer overvalt dat onaardig gevoel van onveiligheid me, de angst dat mijn fiets zou gestolen worden op deze plaats van geloof waar dozijnen bedelaars rondhangen. Ik keten mijn zwaarbeladen tweewieler vast aan een ijzeren hekken, maar toch voel ik me niet op mijn gemak. Eerst bezoek ik de kapel van ' De werken van Sint Antonius' . Mijn hele geldbeugel muntstukken en kleine papiertjes schud ik leeg, want er zijn vele offerblokken en in ieder gleufje steek ik graag wat. Mijn geloof is vanochtend gezond en groot. In de Basilica betaal ik aan een pater 15000 lires voor een Heilige Mis, en die geldinzamelaar geeft me een gedateerd kaartje met stempel. Mijn echtgenote is al levenslang een grote van van Will Tura én van Sint Antonius. Telkens wanneer thuis op onverklaarbare manier iets is verdwenen, richt zij een devote gedachte aan de goede Sint Antonius van Padua, en dan komt wat wij missen steeds weer te voorschijn. Dat is wel praktisch als je een man hebt met weinig orde, die ook dikwijls verstrooid is. Daarom ook ,volgens mijn bescheiden mening en zonder veel studie van kerkelijk recht , klasseer ik in de topdrie van de Sinten - dat is niet de Heilige Drievuldigheid - volgende oude kerels : Sint Jacob, Sint Niklaas, en Sint Antonius.
Sint Antonius van Padua, die eigenlijk Fernando heette, was een ridder die minderbroeder werd na zijn ontmoeting met Franciscus van Assisi ( die ik misschien ook nog wel zal bezoeken tijdens deze pelgrimstocht ...). Fernando was een intelligent en welsprekend man. Hij reisde naar Marocco en naar Sicilië om mensen te bekeren. Maar storm op zee en ziekte dwongen hem te stoppen en een rustiger leven te leiden. Maar enkele jaren later verscheen hij weer in de kerken en op de pleinen om te prediken over armoede en tegen rijkdom. Velen kwamen naar hem luisteren, en hij verrichtte ook wonderen. Hij bracht de Katharen van Rimini terug op een beter pad. Daarna vertrok hij , gezeten op een ezeltje, op Kruistocht naar de Provence omdat daar in de XIIIde eeuw de Albigenzen zich verkeerd gedroegen.. De minderbroeder Antonio werd een grote volksheilige, een legendarische figuur. Op het einde van zijn leven vestigde hij zicht te Padua waar hij stierf en werd begraven.
Ik loop nog een tijd langs altaars en relieken. Daarna verlaat ik de schaduw en de frisheid van de Basilica. Terug in het zonlicht zie ik dat mijn fiets niet is verdwenen. Hoe zou het ? Hij stond toch onder het hemelse toezicht van een belangrijke heilige en ook nog van het wereldse toezicht van het Venetiaanse ruiterbeeld, van de condottiere Gattamelata, gemaakt door Donatello.
" Saint-Antoine de Padou, grand filou, rendez-moi ce qui n'est pas à vou... " ( Dit zijn de magische woorden van het zeer oude Provençaalse schietgebed waarmee een verloren of onvindbaar voorwerp terug spoedig en onverklaarbaar zichtbaar wordt, waardoor grote kommer bij de eigenaar verdwijnt.)
De rieten zetels op een terras lokken me. Koffie met veel melk en een boterhammeke zijn er de specialiteit. Hoge prijs. Het totaalbeeld van de enorme kerk en van de Piazza komt nu mijn ogen strelen. De handel in heilige voorwerpen voor bedevaarders bloeit er. Kandelaars, kaarsen, medailles, vaandeltjes, schilderijtjes, prenten, ansichtkaarten, en ander divers godvruchtig materiaal is er te koop. Op alles staat de beeltenis van Sint Antonius. ' Il Santo' heeft al lang goed gezorgd voor zijn Padua en de plaatselijke commercie. Gelovig of ongelovig, het maakt niets uit, maar laat je lires hier maar rollen. Laat je geld hier, dat is goed, want elders geraakt je het misschien toch kwijt aan struikrovers, vrouwen, spel, drank of gulzigheid.
De nacht was goed verlopen op de prachtige camping, op een paar stappen van de blauwe waterspiegel van het zwembad. Mijn was droogt in het briesje van de ochtend terwijl een automatische onderwaterstofzuiger onvermoeibaar de bodem van de zwemkom oppoetst. Ik herplak drie binnenbanden en ene die ik onderweg heb opgeraapt is niet te herstellen , doch ik snijd hem in stukjes die ik later misschien nog zal kunnen gebruiken. Relax is het enige wat ik op het programma van mijn voormiddag heb geplaatst. Ik vertrek in het midden van deze dag. In het felle zon bereik ik Desenzano op een marktdag. Het is er zeer druk. Boerinnetjes komen van ver om er te verkopen en te kopen. Ik zie ook een geweldige vamp, een boezemrijke vrouw, die schaars gekleed met veel heupwiegend billenwerk en sierlijke benen de aandacht van het mannenvolk trekt, een boerin die zichzelf verkoopt. Ik koop wat voor een picknick, wat salade van zeevruchten. Weldra voert Olive me weg uit dit gewoel, maar even nog stop ik om mijn armen, benen, gezicht, goed met olie in te smeren. Gedurende een uur draaien mijn benen van Giro-rijder mooi rond en dan bereik ik Sirmione, het bekende schiereiland met de burcht. Ik volg tussen de toeristen de landtong en aan Punta di Sirmione geniet ik van het fantastische uitzicht. Ik eet een ijsje, en wat later eet ik nog een ijsje, wegens het schone meisje dat er de bollekens uitdeelt en ook omdat werkelijk iedereen daar ijsjes eet want die zijn zo lekker en goedkoop. Catullus , de jonge droevige dichter uit het Rome van Caesar, was hier reeds gekomen en vond het een geweldig inspirerende plaats. Maar ook Vergilius, Goethe, en d'Annunzio bezongen de bekoringen van deze oevers. Door het samenspel van zon, wind, en stroming, vertoont het water in de buurt van Sirmione diverse kleurentinten. Bovendien verfraaien ontelbare cipressen en olijfbomen de omgeving. Na deze wandeling doorheen het lachende tropische Sirmione doen mijn benen het zo goed niet meer. Op de drukke en gevaarlijke weg blijft de temperatuur zeer hoog, ondanks de nabijheid van het water van het Garda Meer. Ik laaf me met mineraal water en met frisse melk. Dan kom ik aan in het schone Peschiera met kanalen en vissers, waar de mens het meer voor eigen gebruik gevangen houdt, zoals in Venetië. Blauw en groen. Veel zon. Heerlijk uitzicht. Ik ga zitten op een muurtje, geniet, schrijf ansichtkaarten naar het thuisfront. Ik doe een heerlijk dutje in de schaduw. In de omgeving van Aqua Parc en van Caneva Parc is het levensgevaarlijk om te fietsen, vooral op het moment dat velen hun dagtaak eindigen. Bussen met toeristen bevolken de weg. Te Lazize kom ik aan de muren van het kasteel van de familie Scaligeri. Een poging om naar België te telefoneren mislukt. Overal zijn er campings, maar niet voor mij want ik voel me nog vol energie. Bardolino, een welluidende naam, waar wijnflessen belangrijk zijn, en er kerken staan van duizend jaren oud, voor heiligen zoals Zeno en Severo voor wie in Vlaanderen nog nooit een kaars werd aangestoken. Ik ben met lege kop aan het fietsen, en ik trap maar verder, zonder inspiratie, zonder enig plan. Ik bereik de stad Garda , het Garden uit de Duitse heldensagen, en daar zou een pelgrim die Wilfried heet met open armen moeten ontvangen worden. Op de dienst Toerisme krijg ik een brochure met het aanbod van kamers en hotels. Een nors specimen van vrouwelijke sexe stopt nog veel meer papier in mijn handen. Het helpt me weinig. In de kronkelende straten van Garda is er veel volk. Op het Havenplein oogt Palazzo del Capitano schilderachtig. Ik kuier wat rond en hoop van een hotel te vinden. Ofwel is alles bezet, ofwel is het te duur. Virginia 73000 lires. Silvestro 80000 lires. De prijzen uit de catalogus worden niet toegepast. Zij willen me steeds een dure twéépersoonskamer aansmeren. In San Pellegrino Terme waren de mensen eerlijker. Ik ben nog niet moe en daarom besluit ik van nog verder te fietsen. Adieu, Garda, aloude stad van de Rooms-Duitse Keizer Frederik Barbarossa. Ik schakel naar klein verzet omdat het duidelijk is dat er klimwerk komt. Maar slechts een minuut later stop ik reeds omdat mijn oog is gevallen op een bakkerij , waar pizza per gewicht wordt verkocht en waar de autochtonen staan aan te schuiven. De geur van het gebakken deeg is een te grote verleiding. Het wordt Siciliaanse pizza met gebakken aardappelen en een grote fles Duits bier. Heerlijk souper onder een parasol op de stoep naast de bakkerij.
Costermano volgt na een flinke helling. Zwaar werk met zoveel pizza in mijn maag. Zwetend kom ik er aan. In de diepte achter mij valt de avond nu zeer snel over dat onvergetelijke Garda Meer, over de daken, de tuinen, de cipressen en de olijfbomen. Mijn voorlicht is nog altijd niet in orde. Teveel wagens delen de weg met mij. Ik wil ook niet met de politie te maken hebben. Ik twijfel. Ik droog mijn bezweet lijf goed af en trek andere kleren aan, die me beter zichtbaar maken. Het wordt frisser, met meer zuurstof in de lucht. Een bergaf brengt me buiten de bewoonde wereld. Enkele kilometers verder rijd ik een veld in met planten van één meter hoog die ik in de donker niet herken. Ik slaap er in mijn slaapzak in de open lucht met zicht op de sterren van Gods heelal. Vier uren later maken auto's en vooral vrachtwagens me wakker. Het is nog donker en toch verplaatsen zij zich reeds, waarschijnlijk naar een vroegmarkt of naar werkplaatsen waar zeer vroeg wordt begonnen om aan de warmte te ontsnappen. Tussen de planten word ik wakker. Waar ben ik ? Wie ben ik ? Ben ik , na reincarnatie terug op deze planeet gekomen onder de vorm van een simpele veldmuis ?
Plots hoor ik geritsel tussen het gewas. Ik bonk op de grond met het plat van mijn hand om dat andere levend wezen, dat dicht in mijn nabijheid is, bang te maken. Is het een egel, een haasje, een hagedis, een vogel, een vos, een adder, ...? Nogmaals doe ik de vloer wat trillen met mijn geklop. Het geritsel gaat niet weg. Neen, het komt zelfs naderbij ... ! Ik spring opeens recht. Ik wapper met mijn slaapzak, met de plastiek waarop ik lag, en laat zien hoe groot ik wel ben . Nu hoor ik niets mee. Is het onzichtbare dier er nog of is het weg ? Eigenlijk ben ik de indringer op dit territorium. Ik ruim daarom mijn kampplaats op. Ik verlaat het koolzaadveld en in de heerlijke frisse ochtend wip ik op mijn fiets. Ik rijd in de richting van de opkomende zon en ben weldra in de klaarte aan het toeren doorheen nog slapende dorpen waar de bevolking leeft van de Valpolicella wijnen. Op mijn kaart probeer ik mij te situeren. Ik ben verdorie, nabij Houtem-Nieuwerkerken, maar dan geheten in dit land Bosco Chiesanuova. Uit dit kleine dorp kwamen twee bijzondere jonge vrouwen, zeer bekende Italiaansen uit recente tijden. In de sixties won Gigliola Cinquetti met haar liedje ' No ho l' ta per amarti ' het Eurovisie Festival, en een generatie later toen moutainbiking populair werd was Paolo Pezzo , de Olympische kampioene, een lekker stuk die op weg naar overwinningen ook nog vrouwelijk schoon aan de tifosi liet zien. Ik zie links van mij moeilijke heuvels en die inspireren me nog niet. Maar ik kom tussen fabrieken, steenkapperijen, marmergroeven. Gelukkig is er weldra een onverharde weg die me tussen fruitbomen en druivenstruiken brengt tot aan de Adige rivier. Er komt een aangenaam landschap. Maar op deze secundaire wegen die ik nu volg neemt de drukte van het verkeer toe. De reden is duidelijk. Verona is niet ver meer.
Verona, gesticht door de Romeinen in de late oudheid, was de residentie van de Oostgothische koningen, later de versterkte handelsplaats van de machtige Scaligeri en Visconti, en ook van de Venetianen. Het is een prachtige stad waarvan de Heilige Zeno de beschermer is. Vele rode daken en torens, overblijfselen van een rijk verleden zijn overal waar te nemen. Wat een drukte ! Ik begin nu echte haat te voelen voor al die smerige auto's. Precies wanneer ik de stadsmuren van Verona bereik, rinkelt de bel van een school en alle kinderen gaan in een rij staan. Maar de juffrouw had toch geen erehaag voorzien voor de oude man en zijn fiets die daar arriveerden.
" There is no world without Verona walls but purgatory, torture, hell itself... " ( Romeo and Juliet - William Shakespeare)
KOERS IN SLECHT WEER. Een fietstocht op een heerlijke zomerdag is bijzonder aangenaam . Wanneer het een regenachtige dag is, zoals tijdens Gent-Wevelgem 2009, dan wordt fietsen een calvarietocht. Maar vaak mag men ook verwachten dat een jonge winnaar zoals die van vandaag, Edvald Boasson-Hagen een zeer groot kampioen zal worden. Maar een koers van vroeger overtrof alles op dat gebied, Marseille-Parijs 1902, en de winnaar was een wielerkampioen van wie de naam nooit mag worden vergeten.
LUCIEN LESNA . De enige editie van een wel bijzondere wegkoers MARSEILLE-PARIJS, in één rit, werd in de maand mei van 1902 gewonnen door de Franstalige Zwitser van wie de familienaam roots laat vermoeden uit Polen of Slowakije . De winnaar versloeg zijn tegenstrevers op een nooit meer geëvenaarde wijze, na een ultra-sportprestatie die nog grotere dimensies neemt wegens de slechte weersomstandigheden waarin de 938 km werden afgelegd. Om zijn rivaal Maurice Garin te overtroeven trainde Lucien Lesna 6.000 km en hij zocht toen zelfs de warmere oorden van Tunesia en Algeria op om dit goed te kunnen doen. Trainen op een ander continent was voor Lucien gewoon, want hij had reeds als stayer grof geld verdiend in de USA en Australië. Als één uur voor de start het nieuws valt dat Garin forfait geeft , is Lesna razend . Hij kalmeert zich door nog een zestal rauwe eieren te slikken en drie kopjes pure vloeibare chocolade. Hij is in topvorm maar zal Garin niet kunnen belachelijk maken. Ook Huret start niet, omdat hij geen gangmakers had gevonden, en Fischer zal vallen en opgeven. De wielercracks startten 's namiddags 15u op de Esplanade des Quinquonces, waar vandaag nog prachtige bomen staan die het toen meemaakten. Kort na de start weerklonk algemeen gevloek want in de nervositeit haakten renners en gangmakers in mekaar. In deze massavalpartij werd de fiets van Lesna beschadigd, maar handig als hij is kan hij het herstellen. Eén na één worden de koplopers van het eerste koersuur ingehaald.
Te Salons-de-Provence in de vroege ochtend rijdt Lucien Lesna met zijn gangmakers (waaronder Trousselier, Guignard,Wattelier) aan de leiding. De rit loopt verder over Arles, Avignon, Valence, Vienne, Lyon, Macon, Chalons-sur-Saone. Op al deze plaatsen is er een controlepost waar wordt getekend en waar de gangmakers worden afgelost waarna zij op een volgauto kruipen met hun fiets. De mistral waait tegen hen. Vanaf Dijon valt koude regen onophoudend. Aan iedere controlepost steken begeleiders Lesna telkens in droge kleren. Weldra is het duidelijk dat Lesna, reeds een kampioen op de wielerbaan en op de weg o.m. winnaar van Parijs-Roubaix 1901 en 1902, en van Bordeaux-Parijs 1901, op de leeftijd van 39 jaar wil bewijzen dat hij de beste wielrenner ter wereld is. Hij is te sterk voor zijn gangmakers en lost gemakkelijk overal de tientallen fitte wielertoeristen die hem over korte afstand trachten te volgen. Het blijft maar regenen. De kop van Lucien Lesna is een slijkbal. Hij is bijna blind en doof door het vuil in ogen en oren. Terwijl hij zijn vlucht naar Parijs verder zet, weet hij niet dat zijn vriend Charles Kerff ( uit de Voerstreek) tijdens deze koers is overleden na slagaderbreuk. Met uitzondelijke wilskracht gepaard aan nooit geziene spierkracht en conditie vervolgt de wielerheld zijn weg die loopt over Avallon, Auxerre, Sens, Melun, Corbeil, Versailles. Op hem wachten te Parijs niet minder dan 20.000 uitgelaten wielerliefhebbers. De gedachte aan de overwinning drijft Lucien tot de verste limieten die een sportman kan verdragen. Lesna wint deze marathon in 39uren 13' met een voorsprong van meer dan 7 uren !
Voor het Parijs van het begin der twintigste eeuw is Lucien Lesna de grootste wielerkampioen aller tijden. Het Dagblad Auto-Velo, die deze Marseille-Parijs organiseerde, verkoopt tijdens die week ruim twee miljoen kranten meer dan gewoonlijk. Kort na deze prestatie van Lucien Lesna wil de concurrerende krant l'Auto Journal van Henri Desgrange met nog iets meer uitpakken : de TOUR DE FRANCE .Lesna is reeds oud, breekt kort nadien zijn knie, en zal nooit kunnen starten in dit grote wielergebeuren.
Lucien Lesna ( 1863- 1932 ) won in mei 1902 een wielerkoers die zo zwaar was dat niemand deze nog nadien heeft durven inrichten over één enkele rit. Het klinkt absoluut ongelooflijk, maar Lucien Lesna leerde pas fietsen toen hij al 26 jaar oud was. Naast overwinningen op de weg veroverde Lucien Lesna ook vele bloemen op de wielerbaan. Hij was niet alleen een pionier van de fiets, maar ook van de motorfiets en van de koersen achter gemotoriseerde gangmaking. Nadien werd hij ook een pionier in de luchtvaart, in de fitness en sportmassage. In de oorlog 14/18 was hij een leraar die vele piloten heeft opgeleid. Deze grote sportman stierf zoals hij had geleefd, toen hij snel reed met zijn motor sloeg het noodlot toe, een ongeval met dodelijke afloop .
UITSLAG MARSEILLE-PARIJS 1902/ Afstand 938 km .
A. Coureurs de Vitesse (met menselijke gangmaking):
1. Lucien Lesna . 39 u 13' 9" 2. Rodolfo Muller 46 u 16' 3. Pierre Chevalier 51u 06' 4. Marcel Kerff 55u 17' 5. Auguste Durand 57u 30' 6. Michel Frederick 7. Eugene Branger 8. Alexandre Foureaux 9. Louis Barbrel 10. François Monachon
B. Touristes-Routiers (zonder gangmaking) :
1. Gustave Pasquier 48 u 35' 2. Victor Lefebvre 51u 45' 3. Anton Jaeck 51u 50' 4. Jean Gauban 57u 20' 5. Lemenuet 6. Noél Prevost 7. Ferdinand Payan 8. Edouard Lafourcade 9. Charles Perraud 10. Adolphe Donon
De POLYSPORTIVA di Montegaldella ' De vrouwen van Vicenza bevallen mij bijzonder. Ze hebben gezichtjes, vooral een type zwartgelokten die ik met interesse nakijk ! Er zijn ook nog blondjes, maar die behagen mij minder ...' alzo schreef Johann Wolfgang von Goethe , vrouwenkenner en veelzijdig man, toen hij op reis was in Italië. Hij had gelijk die goeie Goethe. Maar ik, een pelgrim op weg naar Rome, mag niet denken aan vleselijk genot. De sfeer van het oude Vicenza van Palladio en van de wielerhalfgod Eros Poli, glijdt in de verte achter mij weg. Rustig fiets ik in een landelijke omgeving naar het Oosten, waar Padua en Venezia op mij wachten.Het plezierig golvend boerenland, is op vele plaatsen beplant met wijnstokken. De Valpolicella, Soave, Montresor, komen uit deze omgeving. Ik zag al een tijd geen wegwijzers meer. Na studie van mijn landkaart kom ik tot de conclusie dat ik redelijk ver van mijn route ben verwijderd. Ik wil dit alsnog verbeteren, maar aan de volgende ophaalbrug is er een verkeersopstopping, zodat ik toch maar op goed geluk mijn (verkeerde) kaap blijf aanhouden. Nergens zie ik een teken of een pijl die me naar een camping of een hotel brengt. Op deze boerenbuiten, in dit pastorale paradijs, zijn toeristen blijkbaar niet welkom. Weldra valt de avond. Aangekomen in een volgend dorp, zie ik plots flitsen van verschillende kampvuren en ik snuif de reuk op van barbecue. Er staan grote witte en gekleurde tenten. Overal , langs de weg, op de lege velden, in weiden, zijn wagens en jeeps geparkeerd. Ik begin sneller te trappen, want daar is iets te beleven. Ik kan mijn ogen niet geloven. Mijn fiets en ik komen terecht midden in de grootste Vlaamse Kermis die ik ooit zag. Zoiets moest Pieter Breughel de Oudere gezien hebben, hij die vroeger ook hier kwam. Een reusachtig eetfestijn, in open lucht voor boeren en boerinnen, groot en klein, voor meiden, lieven, dochters en zonen, nichten en neven, en voor al wie ook mee wil tafelen. Er staan negen tenten met tweehonderd zitplaatsen, en per tent zijn er zestig medewerkers die braden, tappen, opdienen, afruimen, en afwassen. Iedere tent heeft zijn specialiteiten. Ik kies voor het varken . Voor de feestelijke tent, als een monument, als een afgodsbeeld, staat op een podium een immens carnavalsvarken. Eerbiedig neem ik het petje van mijn kop en groet met ' Dag, broeder varken ...' en ik bind mijn randonneursfiets vast . Twee mannen hebben ondertussen mijn aankomst gefilmd. Zij komen korter en maken een close-up van mijn blote gespierde benen en van mijn koersbroek waarop de wereldberoemde naam 'Eddy Merckx' staat. Er wordt zelfs even een bloemenkrans rond mijn nek gehangen. Even denk ik dat zij mij hier tot campionissimo gaan uitroepen, maar dan plof ik neer aan een van de lange tafels tussen een honderdtal luidruchtige volkse smulpapen. Alles wat een varken zo sympathiek maakt, kan hier op een plastieken bord en voor weinig lires worden geproefd. De varkens die dit leveren, werden hier ter plaatse zelf in de voormiddag nog geslacht. Alhoewel ik niets versta van alles wat op de menukaart staat, opteer ik voor ' Tripes à la mode de Parme' , aangevuld met patatini en kräutli. Een literfles spuitwater zal mijn dorst laven. De ober knikt positief tegenover mijn keuze en drie minuten later ben ik reeds bezig met het eten van smakelijk stoofvlees, frieten en zuurkool. Dit alles voor amper 12.000 lires, direct te betalen. Zo wordt mijn buikje op het einde van deze dag nog erg gelukkig. Ik wandel daarna wat rond en zie dat er daar eigenlijk een jaarmarkt voor de landbouwers loopt en een grote kermis, terwijl het eetfestijn slechts een bijkomend initiatief is , ten voordele van de sportverenigingen. Dit zijn dus de boerenmensen uit de Veneto, uit Padania waarvoor de afscheidingsbeweging Lega Norte ijvert . Gezond eten en drinken. Plezier na het vele werk en de oogst. Op de markt word ik aangeklampt door een Senegalees, een marktkramer die graag Frans met me spreekt en die beweert van een neefje te zijn van president Senghor. Zijn buurman, een Marokkaan, beweert familie te hebben te Anderlecht en roemt België als het land van melk en honing. De uitbundigheid van het gesprek vermindert als zij horen dat ik op mijn fiets niets kan meenemen van al het mooie dat zij verkopen. Veel licht, muziek, lawaai, gelach, geroep van duizenden mensen. Ik wandel naast mijn fiets en geniet van dit alles, van de goede simpele vreugde van al deze mensen. Nadat ik voorbij de politie ben gestapt, die hier toch wel talrijk aanwezig is, spring ik terug op mijn fiets. Mijn voorste lamp is kapot. Op mijn kop plaats ik daarom mijn speleologenlamp. Zo verlaat ik Montegaldella. Weldra ben ik weer alleen. De nacht is zwart. Te Saccolongo, bekend in Vlaanderen omwille van de cyclo-cross, vind ik dat het zinloos en gevaarlijk is van verder te rijden. Ik verlaat de hoofdbaan, waar regelmatig wilde autochauffeurs voorbijrazen. Daar is het rustiger. Maar soms kom ik langs boerderijen waar honden luidruchtig blaffen tijdens mijn doortocht. Eindelijk kom ik terecht in de totale stilte . Ik snuif enkel nog geuren van land en maïs. In een maïsveld van manshoogte verdwijn ik weldra. Het is er droog en proper. Ik leg mijn tent plat open op de grond en slaap onder de blote hemel in mijn slaapzak. Ik ben maar een insect dat op de schoot van Moeder Aarde slaapt na een mooie dag.
Reisverhaal ingestuurd door wielertoerist W. Journee/ Seniorennet.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.