Zoeken in blog

Foto
Foto
Over mijzelf
Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
Inhoud blog
  • EINDE
  • Adieu l'Ami - Au Revoir.
  • De Flandriens uit Limburg.
  • Les soldats russes venus en France en 1916 .
  • HISTOIRE DU TENNIS DE TABLE - FP.
    Foto
      EINDE
     VAN DEZE BLOG

      26 08 2012
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    J. BREL

    C'est plein d'Uylenspiegel
    Et de ses cousins
    Et d'arrière-cousins
    De Breughel l'Ancien

    Le plat pays qui est le mien.

    Tous les chemins qui mènent à Rome
    Portent les amours des amants déçus
    et les mensonges des anges déchus.

    Foto
    Foto
    Foto
    Pelgrim

    Wat zich gaande voltrekt
    in de ziel van de pelgrim
    is niet een toenemend verlangen
    naar het bereiken van zijn reisdoel,
    niet het vinden van het heilige
    aan het einde van zijn bedevaart,
    maar zijn overgave aan de ruimte,
    aan de kiezels op zijn pad,
    zijn besef van niet-weten,
    zijn afdalen in de leegte.

    Zijn benen worden zijn vrienden,
    de regen zijn lijden,
    zijn angst wordt gericht
    naar de honden langs de weg,
    het vele legt hij af en hij rust in het Ene.
    Al trekkend komt hij nergens,
    voortgaande bereikt hij niets,
    maar zijn vreugde neemt toe
    om een bloem en een krekel,
    om een groet en een onderdak.

    Zijn reisdoel en zijn thuis
    vloeien samen aan de horizon,
    hemel en aarde vinden elkaar
    op het kruispunt van zijn hart.
    Het heilige verdicht zich
    in de dieren en de dingen.
    Zijn aankomst ligt verborgen
    in de wijsheid van het Zijn.

    Catharina Visser

    Foto
    De Weg.

    In de verte gaat een pelgrim,
    eenzaam over het pad.
    Met een blik voorwaarts,
    eindeloos turen naar het pad.
    Het pad dat hem leidt,
    de wind die hem begeleidt.
    Samen èèn met de natuur,
    de geur,het geluid en omgeving.
    Daar toont de schepping hem,
    nederig dat het pad van zand
    zo hard als steen is.
    Soms ook warm,koud en nat.
    De pelgrim stapt over
    het harde pad,
    met als enige vriend
    zijn schaduw.
    Samen op hun weg.
    When we got to the sea at the end of the world
    We sat down on the beach at sunset
    We knew why we had done it
    To know our lives less important than just one grain of sand.
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    En camino de Santiago
    Sur le chemin de St Jacques
    Iba una alma peregrina
    Allait une âme pérégrine
    Una noca tan obscura
    Une nuit si obscure
    Que ni una estrella lucia ;
    Que ne brillait aucune étoile ;

    Foto
    Foto

    Le patron de toutes les filles
    C'est le saint Jacques des Bourdons;
    Le patron de tous les garçons
    C'est le saint Jacques des Coquilles.
    Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet,
    Coquilles et bourdons exigent que l'on troque;
    Cet échange affermit l'amitié réciproque,
    Et cela vaut mieux qu'un œillet.

    Foto

    Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Betrouw geen pelgrim met een baard
    Die met een schooikroes geld vergaart
    Al beed'lend langs de wegen sjokt
    En met een deerne samenhokt.



    Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.

    Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
     
    Foto
    Foto
    Ik had het eerst
    niet in de gaten,
    en opeens
    zàg ik het spoor
    dat jij voor mij
    hebt nagelaten.
    Mon père .

    Assis dans un vieux fauteuil
    Recouvert d'un plaid usé,
    Il rêve de son passé,
    En attendant le sommeil.

    La fumée d'un cigare
    Flottant au-dessus de lui,
    D'une auréole, pare,
    Sa tête grise, de nuit.

    Vêtu d'un pantalon gris,
    Chemise de flanelle
    Sous le tablier bleu sali.
    Sa casquette est belle.

    Il sait déjà que demain,
    Sera le grand jour pour lui.
    Mais il ne regrette rien,
    Et partira seul sans bruit .

             
              ***
    Foto
    La mort .

    Le jour où tu viendras,
    A l'aube d'un matin,
    Me tendre les bras
    Me chercher par la main,
    Entre comme moi
    Par le fond du jardin.

    Tu essuyeras tes pieds
    Sur le grand paillasson,
    Pour ne pas marquer
    Tes pas dans le salon,
    Et n'oublie pas d'ôter
    Ton noir capuchon.

    La table sera mise
    Et le vin bien chambré,
    Quand tu sera assise
    Nous pourrons le goûter,
    Avant que je ne suive
    Ton ombre décharnée .

    Mais si tu préfères
    Par surprise me faucher,
    Au début de l'hiver
    Ou au soir d'un été,
    Pousse la barrière
    Elle n'est jamais fermée.

    Avant de m'emporter,
    De rendre ma valise,
    Laisse-moi griffonner
    Une dernière poésie
    Où je ferai chanter
    La beauté de la vie.

    Ce n'est pas ce matin
    Que je quitterai le port,
    Puisque de mes mains
    J'ai caressé si fort
    Ses lèvres de satin
    Que je t'oublie, la mort.


              +++
    Foto
    Foto
    Foto
    SEUL  SUR  LE  CHEMIN .

    J'ai traversé des villes,
    J'ai longé des cours d'eau
    J'ai rencontré des îles
    J'ai cotoyé le beau !

    Tout au long du voyage
    Rien ne m'a retenu
    Même pas un signe de croix
    Tracé d'une main tremblante.

    Le vent, la mer, la pluie
    M'ont façonné le coeur.
    Je suis leur propre image,
    Immuable douleur.

    Je fais signe aux oiseaux,
    Seuls amis de ce monde,
    Qui m'entraînent dans une ronde
    A m'en crever la peau.

    J'ai traversé des coeurs,
    J'ai rencontré des bras,
    J'ai caressé des fleurs,
    J'en ai ceuilli pour toi.
    Foto
    Foto
    Foto
    卓球
    Настольный теннис
    टेबल टेनिस
    Стони тенис
    เทนนิสโต๊ะ
    Bóng bàn
    탁구
    تنس الطاولة

    TENNIS DE TABLE
     MESATENISTA
    PING PANG QIU
     TISCHTENNIS
    TABLE  TENNIS


      photos courtesy  ITTF 


    乒乓球
    Stolni tenis
    Tenis Stolowy

    ITTF    TABLE   TENNIS 
        Classement mondial 
         26 - 08 - 2012  
    World  Ranking
    Weltrangliste
    Ranking Mundial
    Värlen Rangordning
    Classifica Mondiale 

    MESSIEURS :

    1. ZHANG Jike - CHN
    2. MA Long - CHN
    3. XU  Xin - CHN
    4. WANG  Hao -
    CHN
    5. MIZUTANI Jun - JPN
    6. MA  Lin  - CHN
    7.  BOLL Timo -  GER
    8. CHUANG Chih-Yuan - TPE
    9. OVTCHAROV Dim - GER
    10. WANG  Liqin - CHN
    11.  JOO Se Hyuk - KOR
    12. OH Sang Eun - KOR

    --    DAMES :
    1. DING Ning - CHN
    2. LI Xiaoxia - CHN
    3. LIU Shiwen - CHN
    4. GUO Yan - CHN
    5
    . ISHIKAWA Kasu - JPN
    6. FUKUHARA Ai - JPN
    7. FENG Tianwei - SIN
    8. KIM Kyung - KOR
    9. GUO Yue - CHN
    10. WANG Yuegu - SIN
    11. WU Yang  -  CHN
    12. TIE Yana - HKG

     

    Info  =  www.ittf.com 
    ( anglais,allemand,chinois).

    http://www.ittf.com/_front_page/itTV.asp?category=ittv_New

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    December 1990 - Pantoum.

    De noodklok belt slechts éénmaal
    Komt weldra de ultieme speeltijd
    Ademen voor de laatste maal
    Gelukkig geen haat noch nijd
    Toch af en toe een flater
    Een zorg is dit voor later
    Lopen van os naar ezel
    Toch af en toe een flater
    Niet knikkers tellen, wel het spel
    Lopen van os naar ezel
    Dagelijks goed aan de kost
    Niet knikkers tellen, wel het spel
    Verwachtingen zelden ingelost
    Dagelijks goed aan de kost
    De beste blijft mijn moeder
    Verwachtingen zelden ingelost
    Water is het kostelijkste voeder
    De beste blijft mijn moeder
    Om bestwil een toontje lager zingen
    Water is het kostelijkste voeder
    Op zoek naar de diepte der dingen
    Om bestwil een toontje lager zingen
    Komt het varksken met de lange snuit
    Op zoek naar de diepte der dingen
    Nu is dit pantoumeke bijna uit
    Komt het varksken met de lange snuit
    Ademen voor de laatste maal
    Nu is dit pantoumeke bijna uit
    De noodklok belt slechts éénmaal.

    Tibertyn.    ***
    Foto
    Kleine mensenhand
    strooit op winterse dag
    kruimels voor de mus.

    Schelpen op het strand
    die worden door de branding
    voor ons kind gebracht.

    Molens in de wind
    draaien, draaien, en draaien
    in het vlakke land.

    Kerstman in de straat
    borstelt met grote bezem
    sneeuw weg van de stoep.

    De dode takken
    breken af bij felle wind
    van de avondstorm.

    Kreten in de nacht
    van kikkers in de vijver
    lokken de reiger.

    Hulpeloos jong lam
    verloren tussen struiken
    waar de wolf vertoeft.

    De werkzame bij
    zoekt in de roze bloesems
    lekker naar honing.
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    De pelgrim.

    Hij is op de weg alleen 
    al weet hij nog niet waarheen
    maar ergens stond geschreven
    dat hij die richting moest gaan
    en aarzelt hij soms even
    langs de eindeloze baan
    terwijl hij in zijn hart voelt
    dat velen eerder gingen
    mijmerend over dingen
    terwijl een windje afkoelt .
    Verder dan Rome loopt de weg.
    Ervaringen van een pelgrim.
    14-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een stukje Zwembad Olympia nostalgie .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Jongen op de wip.

    De witte vlo, de prins van de groene speeltuin,
    was geliefd door de kleine meisjes, maar hij vocht
    vaak tegen de grote jongens, rood, geel of bruin.
    Geen boom was voor hem te hoog, hij wist wat hij zocht.
    Nooit was water te diep, of lag een sloot te breed.
    Doorheen de deur van een kleedhokje voor zwemsters
    boorde hij een gat met zicht op vrouw zonder kleed
    of naar behaarde kuiten van de schoolmeesters. 
    Met lucifers en klei dichtte hij de gaatjes.
    Alléén zijn kameraden mochten ook eens zien
    na ruilen van een knikker en zonder praatjes.
    In zijn vaders pretpark kreeg hij er zo wel tien.
    Hij loste eens muizen en een katje in de kerk,
    en dan in de klas zes meikevers en een  mus.
    Zijn benen waren mager, zijn broek was niet sterk.
    Hij zat vele uren op de wip met zijn zus.
    Liefst deed hij wat verboden was en wat niet kon.
    Hij was de grote deugniet met altijd die lach.
    Toen hij elf was moest hij naar het paapse pension,
    hij sloeg hen een blauw oog en kreeg nul op gedrag.

    14-01-2011 om 18:28 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    27-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Exode des forces russes de Sebastopol -  Bizerte 1920.
    Première partie:
    Basée sur un texte écrit et traduit par un témoin qui fut pendant quelque temps un de mes amis : Georges de Yazikoff , né le 16 avril 1904 à Mitau ( Russie). Georges, fidèle aux traditions de sa famille, avait été dans sa jeunesse cadet de la marine impériale. D'après son texte écrit en 1991 à Miramont-de-Guyenne (France) j'avance ce qui suit et après je chercherai d'autres informations sur internet pour la seconde partie de ce récit.

    La Révolution Russe des années fratricides 1917-1918-1919 avait fait couler en Russie le sang à flots et des millions d'êtres humains étaient morts. La puissante Armée Rouge est opposée au combat principalement à trois petites armées anti-bolchéviques, une situation qu'il faut bien comprendre dans cette guerre civile qui s'étend sur d'immenses territoires.
    1. Armée du Général IOUDENITCH qui se trouve au Nord-Est
    2. Armée de l'Amiral KOLTCHAK qui est en Sibèrie
    3. Armée du Général DENIKINE dans le Sud.
    Les violents combats de 1919 avaient déjà dispersé et presque totalement anéanti les deux premières qui avaient opéré dans les grands froids du Nord, et il ne restait plus que Dénikine qui serait bientôt remplaçé par le Général WRANGEL. Ses troupes se trouvaient en Crimée où de plus en plus elles étaient cernées à la fin d'octobre 1920. L'Armée Rouge était aux portes de Sebastopol, la base principale de la marine de guerre russe de la Mer Noire. C'était à l'époque le plus grand port fortifié du monde.

    La petite armée dite 'blanche' de Wrangel était composée pour la moitié par les étudiants, les lycéens, les cadets des écoles militaires, et par des marins ne combattant pas à terre, ainsi que par des survivants fatigués qui avaient perdu 75%  de leurs compagnons dans les batailles précédentes. Le Port de Novorossisk, deuxième port de la Mer Noire, était déjà aux mains des communistes. La population civile et les restes de formations militaires s'étaient précipités sur Sebastopol, grande ville surpeuplée par des gens affolés qui voulaient essayer d'échapper à la mort via les bateaux russes, anglais et français, se trouvant dans le grand port. Déjà de nombreux bateaux en partance pour l'étranger étaient surchargés. D'autres navires avaient déjà quitté la Crimée, dernier territoire russe pas encore transformé en U.S.S.R. . Fin octobre et début novembre 1920, c'était le chaos le plus terrible possible. La marine de guerre a reçu l'ordre d'appareiller et une douzaine d'unités prirent la mer, notamment le croiseur lourd Général Alekseïev, l'ancien Volia, et le Général Kornilov, l'ancien Kagoul. Sur ce grand navire de guerre se trouvait le siège du commandement de la marine et de l'armée, y compris le Général Wrangel et son Etat-Major.

    Le 1 November 1920, à la fois jour de tous les morts et de tous les saints, la marine du tsar et ce qui restait vivant de l'Armée de Russie partait dans l'inconnu et pour toujours. Ce fut une tragédie russe et qui aurait des conséquences mondiales. Ce furent des moments historiques qui se passérent en Crimée que l'on ne devrait jamais oublier, car c'est alors que la très grande Russie d'autrefois devenait un pays communiste.

    A 16 heures le grand cuirassé Général Kornilov quittait comme dernier Sebastopol, chargé à bloc de militaires, femmes, enfants, et au même moment déjà la cavalerie rouge envahissait la ville. Mais le Général Wrangel a interdit d'ouvrir encore le feu sur eux pour ne pas tuer les civils qui encombraient tout, car 300.000 à 400.000 personnes restaient à terre dans la ville.

    Avec le moral au plus bas la flotte russe cinglait vers Istamboul. Après une traversée pénible sur mer houleuse, et un entassement des passagers de trois jours et trois nuits, les navires arrivèrent à Ankara, gouvernée par Kemal Pacha qui voulait bien recevoir tous ces fugitifs et étudier leurs problèmes. Beaucoup de voyageurs étant malades (avec des cas de typhus, choléra, et même de la peste),  ils devaient rester en quarantaine pendant dix jours. Les Russes affamés étaient séparés des bonnes choses en nourriture. Toutefois après, une fois à terre, ils ne se sont plus privès à n'importe quel prix. Ils y ont trouvé du bon pain, des fruits, de la viande, des patisseries qui faisaient leur régal. Au bout de quelques jours, à cause de trop de bagarres entre les marins anglais et les marins russes, l'amirauté anglaise a doté les jeunes militaires russes d'uniformes de la marine anglaise. Toutefois ces apatrides transformés provisoirement en Anglais conservaient leurs bérets de la marine russe avec les rubans de Saint-Georges.

    Quelques familles ont débarqué et se sont installées en Turquie. La guerre civile étant terminée ceux qui étaient marins pris de nostalgie sont retournés en URSS pour reconstruire leur patrie exsangue et ruinée. Mais la grosse partie des militaires  débarqua à Gallipoli, et des civiles prirent la mer pour la Corse et le Brésil. Il restait ainsi seulement au bout de quelques semaines encore une vingtaine de bâtiments de guerre qui servaient de gage pour des crédits obtenus et qui prirent la mer vers la Tunisie, où Bizerte était un port sous protectorat français. Les bateaux de cette époque avaient presque tous les machines à vapeur. De port en port, en vue de charger du charbon et de l'eau, les navires russes faisaient escale. Au cadet Yazikof le travail pénible faisait oublier la perte de sa famille, de sa patrie, d'un avenir de haut gradé dans la marine, et s'il visita l'Egypte, la Grèce, l'Italie, et finalement l'Afrique, c'était sans gaieté dans le coeur. Enfin, voilà la destination de cette évacuation : Bizerte au début de 1921.

     
    Vue sur Sebastopol au début du XXIe siècle.

    L'Amiral Exelmans , le préfet maritime de Bizerte avait interdit l'accès au port de l'escadre de Wrangel composé de 2 cuirassés, 2 croiseurs, 1 bateau école, 9 torpilleurs, 4 sous-marins. Les diplomates arrivés sur place obligeaient Exelmans à laisser entrer à Bizerte ces 4800 militaires marins russes. Sur ce, Exelmans mettait la clef sous le paillasson et donna sa démission. Jusqu'au 5/12/1924 tous ces bateaux resteraient en rade à Bizerte et formaient dans le vieux port en ruïne L'Ecole Navale de Bizerte. 

    Les Russes étaient tous directement consignés à bord pour la quarantaine médicale, et isolés sur le lac deux semaines très tristes ont suivi. Il y avait quelques barques arabes qui timidement s'approchaient des navires militaires, des marchands avec des produits locaux, mais comme les finances des Russes étaient à zéro, ils ne faisaient pas des affaires. Finalement le jour J de la permission de descente à terre vint. Les passagers qui avaient caché sur leurs corps des bijoux ou des valeurs, partaient en direction de la France, et quelques-uns pour la l'Amérique ou ailleurs. Ceux qui faisaient partie du personnel de la marine militaire essayaient de monnayer aussi ce qu'ils possédaient, comme vêtements, savon, pétrole, et tout ce qu'un Tunisien pourrait acheter. Les jeunes Russes qui logeaient à bord des bateaux cherchaient un travail quelconque dans l'agriculture africaine. Ces cadets étaient aussi main d'oeuvre bon marché dans la construction de routes et du chemin de fer. Ceux qui étaient des marins avec de l'expérience trouvaient des jobs sur les bateaux internationaux de commerce qui étaient de passage en Tunisie.

    Bientôt un autre triste jour arriva pour Georges de Yazikoff et les autres jeunes. Ils devaient vider les lieux sur les navires. Ils devenaient des marins sans bateau et sans eau qui se retrouvaient sur leurs deux pieds en terre étrangère. Le reste de la prestigieuse flotte de la Mer Noire finirait tristement son existence. Des bateaux étaient vendus, transformés, ou démolis. La force et la gloire de la marine russe, le Alekseïev et le Kornilov,  et quelques batiments de plus faible tonnage, furent désarmés. Ces grands navires, sous surveillance d'équipes réduites, restaient stationnés à Bizerte. Leur avenir resterait inconnu. Ont-ils été remis aux autorités soviétiques ou ont ils été transformés et remis à une marine d'une autre nationalité ?  Cela est resté un mystère ! L'échec au début de 1921 de la révolte des marins de Kronstadt, forteresse de la Baltique, coupa définitivement l'espoir de tous les autres marins russes.

    Le cuirassier Alekseïev fut maintenu à quai entre l'usine de charbon et le dépôt de minérais. Comme des rats les Tunisiens pauvres en ont fait une ville flottante. Des centaines de familles y aménagèrent leur logement. D'autres Tunisiens y ont installé des petits magasins. Il y avait une boulangerie bien connue sur ce bateau. Des 700 Russes d'alors qui étaient restés en Tunisie il ne restait plus que Anastasia Manstein Chirinsky en 1992.

    Aussi bien les marins que les civils russes ont pleuré en quittant Bizerte et ces navires. Tous les rescapés de la révolution qui avaient un peu d'argent de poche se sont payés le passage pour Marseille, où le gouvernement français avait prévu un camp pour abriter ces centaines d'apatrides d'origine russe qui cherchaient un chemin vers une vie nouvelle. Après des semaines d'attente à Marseille, la Société d'Entreprise du Comte Ignatiev engageait beaucoup de travailleurs russes pour nettoyer les champs de bataille de la guerre 14/18 du côté de la frontière belge, Armentières, Lille, Houplines, où restaient encore semés partout des obus et des mines. Ces Russes se déplacent en train vers le Nord.  Ils n'ont pas de sous et ne parlent pas la langue française. Certains mettent ainsi jusqu'à deux jours pour trouver à pied ou en metro la Gare du Nord en partant de la Gare de Lyon. Que d'aventures comiques pour ces courageux allochtones !  

    Pas encore question de chômage ni de primes pour demandeurs d'asile en cette France en convalence de 1921. Les jeunes comme les moins jeunes se recasent facilement dans leur nouveau pays. De nombreux Russes avaient de bons métiers qu'ils parviennent à retrouver. Un problème spécifique est celui de ceux qui n'avaient pas eu le temps de finir leurs études, et qui avaient rejoint les rangs des anti-communistes. Ces collégiens, après des situations pénibles et dangereuses, ont été rassemblés au Lycée Russe de Paris. Logés dans les anciennes casernes du XXe Arrondissement, ils ont obtenu une bourse d'études de 250 francs par mois. Cela fut possible par des dons de la France et des Etats-Unis d'Amérique. Une nouvelle vie commençait pour ces jeunes qui abandonnaient leurs uniformes militaires et la stricte discipline en cotoyant une vie studieuse plus libre. Avec quelques années de retard sur leurs nouveaux collègues et après avoir bien appris le français, ils se sont intégrés dans de nouvelles familles. Certains ont eu la chance aussi de retrouver des proches de leur famille russe, qu'ils croyaient avoir perdu pour toujours. Après le bac français et une vie Parisienne, en combinant études et petits boulots pour améliorer leurs finances, de nombreux compagnons russes virent les portes des écoles supérieures ouvertes. Avec les années qui passaient ceux qui avaient quitté Sebastopol pour un voyage sans retour se sont dispersés à cause des études supérieures, de leurs professions, de leurs mariages. Bien d'autres Russes, y compris ceux qui avaient débarqué à Gallipoli se sont retrouvés à Paris, où de nombreuses organisations russes étaient à leur disposition, où des églises orthodoxes permettaient aux nombreuses communautés russes de France de se rencontrer. Beaucoup de jeunes ex-militaires étaient capables de faire une ascension rapide dans l'échelle sociale Ouest-Européenne. Des bienfaiteurs et des comités internationaux ont aidé les nombreux émigrés russes. En ce qui concerne lui-même notre ami Yazikof aime citer Whitemore et Eltchaninoff. L'attrait pour la Côte d'Azur existait depuis le XVIIIe siècle lorsque de nombreux Russes fortunés, qui parlaient d'ailleurs le français, avaient acquis des propriétés à Nice, merveilleuse cité dans la Baie des Anges, et cette élite de religion orthodoxe y était encore présente au début du XXe siècle.
    Alors il y a eu en fait quatre vagues d'émigrés russes en France:
    1. Les survivants du corps expéditonnaire de Nicolas II de 1916 qui étaient venus en France pour la guerre des tranchées en Champagne.
    2. Les restes de l'armée blanche et de la marine, c.a.d. ceux de Sebastopol.
    3. Des prisonniers échappés de l'Armée Rouge et autres fugitifs politiques.
    4. Des jeunes filles russes exportées en 1942 par les allemands pour travailler dans les usines du Troisième Reich, et ensuite tous les Russes qui voulaient échapper à la terreur de Staline.

    Beaucoup de Russes ont été occuper des fonctions dans les colonies françaises. Beaucoup d'anciens militaires ont retrouvé une carrière dans l'Armée Française ou à La Légion Etrangère. Certains se sont distingués dans la Résistance. Beaucoup ont obtenu leur naturalisation française, et quelques-uns aussi sont retournés en nouvelle URSS. Aujourd'hui encore dans tous les annuaires téléphoniques de France des noms à consonnance bien russe peuvent être retrouvés, mais ce sont dèjà des descendants des petits-enfants de ceux qui connurent les exodes et les épopées. Les anciens survivants des luttes fratricides du début du XXe siècle sont enterrés sous les croix orthodoxes au cimetière communal de Geneviève-des-Bois (Ile-de-France) et au cimetière russe de Caucade, Avenue Sainte -Marguerite à Nice. Il arrive que dans ces cimetières on retrouve des personnalités d'un passé résolu et aussi de ces anciens marins, ou encore la croix de Saint André et le drapeau de la marine de guerre du tsar. Certains émigrés russes, comme Georges de Yazikoff, entretenaient leur culture d'origine en lisant les livres et les articles d'Ivan Alexandrovitch Iline, philosophe et poète très apprécié dans leurs milieux.

    Souvenirs de la tragique épopée de la marine russe de la Mer Noire de de l'évacuation de la Crimée, quand la Russie devenait l'Union Soviètique .  Georges de Yazikoff- Ingénieur I.E.G retraité.

    Deuxième partie :

    L'Armée Rouge avait gagné la guerre civile. Depuis 1922  jusqu'en l'an 2000  la Russie était un pays situé bien loin de nous. Mais aujourd'hui, vers la fin de ma vie, ce n'est plus ainsi. Je vis en Europe et la Russie est notre grand voisin. La langue russe est une des langues principales en Europe.

    Les noms Ioudenitch, Koltchak, Dénikine, Wrangel, Alekseïev, Kornilov, cités par Georges de Yazikoff  sont des généraux qui furent des perdants, des gens qui avaient joué des un rôles importants pendant des épisodes que je vais m' efforcer  de comprendre et de vous expliquer à ma modeste façon après une courte étude. Un sportif sait que toute la gloire va aux gagnants, c.a.d. tous les grands hommes et femmes qui ont marqué l'histoire de l'Union Soviétique Communiste du XXe siècle. Mais comme les grands du tennis au moment de la remise de la coupe, je dirai que les adversaires à battre avaient été des très grands, des champions russes qui jouaient dans un autre mailliot, mais qui méritent d'être mieux connus même s'ils avaient perdu cette guerre civile qui avait été jugée nécessaire par la majorité des masses populaires de leur grand pays. Voici en vrac sur une photo quelques-uns de ces grands hommes vaincus et écartés par leur peuple.





    LAVR GUEORGUIEVITCH KORNILOV  (1870-1918)
            Генерaл Лавр Корни́лов
    Originaire de Oskenen sur Irtych, ville dans la steppe, là où les frontières du Kazakstan, de la Russie,de la Mongolie, et de la Chine, se touchent. Il parle de nombreuses langues, son courage est sans limites, c'est un remarquable officier du tsar. Explorateur (1890-1904) il voyage en Afghanistan, Perse, Turkestan, Asie Centrale. Heros de la guerre Russie-Japon (1904-1905). Colonel et attaché militaire en Chine (1907-1911). Général d'Etat Major (1914). Prisonnier de guerre en Autriche (1915). Il s'échappe (1916) et déguisé en soldat hongrois il rejoint Petrograd. (1917). Il est charismatique et populaire. Il reprend service comme général des cosaques et peu après il est nommé chef suprême de toute l'armée russe. Le tsar ayant abdiqué la monarchie constitutionnelle meurt et c'est un gouvernement provisoire qui détient le pouvoir. Korilov, fils d'une paysanne comme il aimait affirmer, avait accompagné la tsarina dégradée et sa famille vers sa nouvelle demeure.Voilà ce qui mettait fin à une époque de l'histoire. Mais l'homme fort de cet été, un fin stratège politique et ministre de la guerre,  Aleksandr Fedorovitch Kerensky voit en Lavr Korilov un concurrent majeur. Il expédie son général au front, là où tout se passe en catastrophe, où déshonneur, mort, et désertion sont des scènes quotidiennes. Le général cosaque veut remettre de la discipline mais les soldats n'aiment pas cela. Le 6 juillet 1917 la Russie abandonne la guerre, le Traité de Brest-Litovsk est signé. Kerensky donne à Korilov l'ordre de rentrer d'urgence à Petrograd, mais lorsque le général s'approche de cette ville il est accusé de vouloir par un coup d'état renverser le gouvernement en vue d'installer la dictature militaire des cosaques. Les forces armées du peuple, 25.000 hommes, principalement des ouvriers du chemin de fer, sont mobilisées en un seul jour, un grand exploit, et barrent la route à Kornilov. Celui-ci est considéré comme un envahisseur et un traitre. Avait-il reéllement l'intention de se lancer dans une contre-révolution, ce que bien des anti-bolchéviques auraient souhaité ? Lavr Kornilov démissionne, mais le ministre Kerensky refusera cela pour prouver son autorité. La cavalerie de 7000 cosaques abandonne et se retire. Nombreux sont les historiens qui pensent que cette confrontation est un tournant très important. C'est en même temps la naissance de l'Armée Rouge. Cela se passait le 9/9/1917. 

    Octobre 1917. Les dés seront jetés. Le Gouvernement Provisoire termine son existence et c'est au tour de Vladimir Lénine de prendre le pouvoir, non par la violence mais après un vote démocratique exprimant la volonté du peuple, car celui qui avait été si longtemps en exil à l'étranger était revenu au pays pour mener l'action à Petrograd. Pendant les jours troubles de la révolution d'octobre le général Korilov trouvait moyen de quitter le couvent où il avait été placé. Lui qui savait que dans le Sud, dans les espaces où les cosaques étaient nombreux, il trouverait encore des hommes motivés pour mener une contre-révolution qui pourrait in extremis sauver la Russie ancienne. D'abord avec son cheval blanc sur le train, ensuite déguisé en paysan, le célèbre général s'évadait vers les plaines du Sud. La lutte à mort pour l'existence du nouvel état soviètique ne faisait que commencer et les cruautés augmentaient sans limite aucune. Lavr Kornilov va faire sa propre 'armée blanche' qui porte le nom de ''Armée des Volontaires'. Cet homme était un grand militaire. Face aux combines des politiciens toutefois, face aux attitudes et aux ambitions des uns et des autres, et parceque le cours de l'histoire l'avait décidé, il ne participerait plus très longtemps au combat. Bientôt, au début de 1918, le voilà à la tête de L'Armée Blanche mais l'heroïsme suicidaire qu'il impose à ses hommes lui sera fatal. Il veut s'emparer de Krasnodar, ancienne forteresse des cosaques, alors qu'il n'a pas encore l'effectif ni les armes pour le faire. Un pareil général aurait dû mourir au combat, mais le 13 avril 1918 un gros obus explose bêtement là où il est assis à une table. En souvenir de lui le principal bateau de la marine du tsar portera le nom de Général Kornilov.

    Je vous conseille de surfer avec ' Lavr Kornilov' via google sur des photos et des images video + musique . Formidables.

    Некоторые разъяснения о Гражданской войне в России
    и об основных русских были в лагере проигравших, но тем не менее были люди представляют большую ценность.


      
    MIKHAIL VASILIYEVITCH ALEKSEIEV  ( 1857- 1918)
           Михаил Васильевич Алексеев

    Originaire de Tver (Kalinine) à mi-chemin entre Saint-Pétersbourg et Moscou, il sort officier de l'Ecole d'Infanterie de Moscou, et comme son père Vassili il prend service au 64e Régiment à Kazan. Baptème du feu lors de la guerre contre la Turquie (1877), il devient pour une longue période professeur d'histoire militaire. Il est aimé par tous les jeunes officiers. La guerre contre le Japon en 1904 le propulse aux plus hauts rangs qu'il occupe en Mandchourie et à Kiev. En 1914 il est général en chef de trois armées en Galicie, et l'année suivante général d'état-major de tout le front de l'Ouest. Le tsar lui-même, qui voudrait mieux faire que lui, est à ses côtés. Mais au front les pertes des Russes sont énormes et la défaite sans pitié se rapproche. En même temps dans toute la Russie les diverses classes sociales sont  mécontentes, et le climat politique est très confus. C'est le général Alekseïev qui conseille au tsar Nicolas II d'abdiquer pour calmer la situation et de transmettre la couronne à son frère. Mais ce Romanov refuse un tel honneur, et à partir de ce moment en février 1917 il n'y aura plus de tsar en Russie, c'est la révolution de février, importante mais pacifique et qui était déjà en route depuis 1905. Le pouvoir passe dans les mains d'un Gouvernement Provisoire présidé par le Prince Georgi Lvov d'abord et par l'avocat Alexandre Kerensky ensuite. Ce Kerensky, il faut l'écrire, réalise d'importantes réformes malgré la présence de Korilov. Le général Alekseïev, qui est plus un politicien qu'un militaire, joue un rôle ambigu. Il mange dans deux assiettes, car d'un côté il est pour les nouvelles idées politiques et de l'autre côté il est pour les traditions et pour l'armée. Il est dans la combine qui fera  trébucher et tomber le populaire Korilov, et ensuite il le laissera s'échapper. Plus tard encore, après l'Affaire Kornilov, il va rejoindre pourtant la nouvelle armée des conservateurs et monarchistes. Lorsque Korilov meurt il prendra sa place. Dans cette immense lutte fratricide, tous les coups étaient nécessaires, aucun fair-play n'était plus possible, et toutes les cruautés étaient admises face à l'Armée Rouge des Ouvriers et des Paysans, qui à partir du 23/2/1918 était devenue une réalité.
    Les deux généraux qui ne s'aimaient pas, combattaient  pour leur cause commune et parvenaient à développer une dévotion fanatique chez les volontaires de l'Armée Blanche. Alekseïev se chargeait de l'évolution politique, de l'ordre et des finances, tandisque Korilov était responsable des armes et de la tactique. Le fiasco de Krasnodar causa la mort de Kornilov et la perte de 3000 hommes en avril 1918. Alekseïev seul, devenait dans le Sud le défenseur principal de la Russie ancienne. Tous les jours des d'autres volontaires rejoignaient encore ses rangs. Ainsi ils étaient 9.000 en juin, et se liant aux cosaques du Kouban et aux combattants des peuples du Caucause, ils se retrouvaient déjà à plus de 30.000 en septembre 1918. Toutefois à Krasnodar, après un malaise cardiaque, à plus de soixante ans le général Alekseïev mourait le 8/10/1918 de cause naturelle. Mais la guerre civile était encore loin d'être terminée. En souvenir de ce grand officier un bateau important de la marine de guerre fut rebaptisé Général Alekseïev.

    NIKOLAI  NIKOLAIEVITCH  IOUDENITCH (1862- 1933)
             Николай Николаевич Юденич

    Officier à Moscou dès 1881, il commande un régiment en 1904 pendant la guerre russo-japonaise, ce qui fera de lui un chef d'état-major à Kazan sur la Wolga en 1912, et dans le Caucase en 1913. Adjoint de Vorontsov il mène les 100.000 soldats de l'armée impériale russe vers de belles victoires contre la Turquie ( alliée de l'Allemagne, Autriche, Hongrie, Bulgarie) pendant la première guerre mondiale. Vorontsov n'ose pas attaquer l'ennemi hors des frontières de la Russie et c'est alors que Ioudenitch devient le chef suprême à la frontière de l'Empire. Un chapitre particulier de la guerre 14/18 se passe sur les fronts dans cette region où plusieurs peuples sont concés entre les Russes et les Ottomans. Le général Ioudenitch y joue en 1915/16 un grand rôle militaire et politique dans des situations même pas encore claires un siècle plus tard, en ce qui concerne les Arméniens par exemple. Les évènements de 1917 renversent l'ancien régime en Russie et terminent les combats contre la coalition des ennemis extérieurs. Ioudenitch remonte vers Petrograd mais est rapidement écarté par le Gouvernement Provisoire de Kerensky. Le seul général ayant remporté des succés sur les champs de bataille doit partit en exil vers la France. Quelques mois plus tard aidé par les Alliés (la France, le Royaume-Uni, la Tjechoslovaquie, les Etats-Unis et le Japon), Ioudenitch repart pour un nouveau combat avec une 'Armée Blanche' rassemblée près de la Baltique. Il doit s'accorder avec  deux autres armées amies qui sont passées à l'attaque en d'autres lieux lointains. Nikolaï Ioudenitch a sous ses ordres des jeunes généraux qui veulent directement s'emparer de Saint-Péterbourg sans l'avis des autres forces qui participent à la contra-révolution, il fait aussi le mauvais choix de refuser l'aide des Estoniens et des Finlandais qui veulent en cas de victoire obtenir leur indépendance. C'est ainsi qu'il stoppe son attaque à l'entrée des faubourgs de Petrograd et qu'il attend les deux autres armées. Erreur, car l'Armée Rouge s'est bien regroupée, et Trotsky a expliqué que dans beaucoup de cas la meilleure défense est l'attaque. Les combats meurtriers se soldent par une victoire des Bolchéviks qui en ce moment fort disposent de 5.000.000 d'hommes bien unis. Le général Ioudenitch quitte la scène et restera jusqu'à sa mort en exil du côté de Nice, mais jamais il ne s'occupera des autres émigrés, malgré sa renommée internationale.


     

    Souvenirs du Gouvernement de Omsk sous Koltchak.


    ALEXANDRE VASSILIEVITCH KOLTCHAK (1874-1920)                                                                                 Алекса́ндр Васи́льевич Колча́к 
                                                                                                 
                                               Il avait comme ancètre un grand militaire Bosniaque et plusieurs scientifiques,  passa son enfance dans l'Aciérie Oboukova de Saint-Pétersbourg, était dans les premiers de ses classes au Bataillon Naval de Saint-Pétersbourg. Voilà un 'iron man' d'une qualité comme il y a rarement eu sur notre planète. Officier de la marine du tsar, océanographe, hydrologue, explorateur des régions polaires sur la Larya du Baron Toll, il se distinguait dans les combats navaux de la guerre russo-japonaise. Il développait l'organisation de la marine et la qualité technique des grands bateaux, et personne ne s'est étonné donc que cet homme très compétent devenait à seulement 42 ans vice-amiral et commandant en chef de la flotte de la Mer Noire. En 1917 il est le seul amiral favorable aux idées de Kerensky. En octobre de cette année cruciale il doit accepter le pouvoir des Bolcheviks, mais il s'en va en direction de la Sibérie où à Omsk, à l'Est de l'Oural, un autre gouvernement russe serait constitué. Omsk est un point stratégique très important, vu la proximité de grands fleuves et surtout de la ligne de chemin de fer Transsibérien. Le conditions climatiques y sont extrêmes, entre +40°C en été et -43°C en hiver. L'amiral Koltchak y devient le ministre de la guerre. Bientôt il dispose d'une armée de 400.000 hommes, et il est aussi en possession de toutes les réserves d'or du tsar, chargées sur des trains blindés. Il contrôle ainsi l'accès aux richesses de la Sibérie. Il a donc d'énormes atouts en main, il achète à l'étranger des grosses quantités d'armes et de munitions, il engage des mercenaires étrangers pour son combat. Le Sibérien Koltchak est un adversaire de très grande taille pour les révolutionnaires communistes qui dominent les centres de Petrograd et de Moscou. Lorsque les troupes de Koltchak mettent le cap sur Moscou, le tsar et sa famille seront exécutés le 16/7/1918. L'odyssée de Koltchak pourrait remplir des romans. Dans un climat d'intrigues, de chaos, et de corruption, ce grand chef du Gouvernement de Sibérie fut trahi par les forces étrangères incorrectes qui se melaient à ses rangs. Il fut livré à ses ennemis, comme un Jésu Christ, et ensuite tué à Irkoutsk à la date du 7/2/1920.
    Pendant longtemps considéré par la propagande soviétique comme un mauvais, comme quelqu'un qu'il fallait effacer des mémoires, comme un criminel et un ennemi du peuple, Alexandre Koltchak est en pleine réhabilitation depuis 10 ans. La Russie du XXIe siècle, celle de Poetin, Medvedev, et d'autres qui suivront, dans l'approche nouvelle de l'histoire de la Russie, veut mettre en valeur le patriotisme de ses héros du passé, et change sa vue sur le totalitarisme qui a duré pendant trop de décénnies.
    La vie aventureuse de Koltchak, la grande personnalité de cet homme, va dans le futur inspirer beaucoup d'auteurs de livres et scenaristes de film. Je me contente donc seulement de quelques phrases concernant un tel grand chef dont la biographie constitue un potentiel pour créer un héros que les prochaines générations vont apprécier. 
    Dans le prolongement de la Première Guerre Mondiale, entre 1918  et 1923, la terreur rouge mais aussi la terreur blanche, avait couté selon les estimations un total qui pourrait être de l'ordre 15 millions de morts, compte tenu des confrontations armées, de la famine et des épidémies. Pour analyser toute cette période, pour la comprendre , il faut vraiment des années. En découvrant Alexandre Koltchak  il me semble que j'ai rencontré un géant que je ne connaisais pas. Il ressemble tout simplement à la ligne du Transsibirskaya, à la profondeur des océans, à l'étendue des grands territoires du Nord, à l'immensité de la nature à l'Est de l'Oural.


    Le courage des Sibériens de Koltchak ne pourra jamais étre oublié.

    Découvrez plus sur les années historiques qui avaient transformé la Russie.
    Via Google ou un autre moyen de recherche surfez vers les  noms des divers généraux ci-présents  ou alors sur  ' Les partisans Blancs , ' The Black Baron'  ' The glory of the Imperial Russia '  ' Russian Revolution White Movement'  ' Anna Timireva'  - Videos - musique- textes .

    ANTON  IVANOVITCH  DENIKINE   ( 1872- 1947 )
         Антон Иванович Деникин
    Né en Pologne et décédé au Michigan (USA) ce général est d'origine modeste. C'est donc par ses qualités humaines et par son travail qu'il était arrivé au sommet de la hiërarchie militaire. Via l'école normale et l'école des cadets de Kiev, il était devenu commandant à Varsovie, et ses mérites durant l'année 1905 face au Japon l'avaient propulsé général d'etat-major et commandant en chef à Kiev. Son travail d'adjoint des généraux les plus illustres comme Alekseïev, Broesilov, Korilov, fut excellent. Ainsi en 1916, il dirige bien lors d'une offensive victorieuse en Roumanie, où l'Allemagne et consorts perdront 1.500.000 hommes. En 1917 il est avec Lavr Korilov, et il se retrouve aussi en prison. Mais, les deux généraux s'unissent à nouveau dans le Sud-Est pour la formation de l'armée des volontaires. Anton Denikine devient, après la mort de Korilov et d'Alekseïev, le chef des forces anti-communistes au Caucase et en Ukraine. En juillet 1919 ses rangs se sont étoffés, et il est à la tête de 200.000 hommes équipés avec 2000 canons et 30 chars. Ils récupèrent beaucoup de terrain combattant pour la Russie ancienne qu'ils veulent  GRANDE - UNIE - LIBRE selon leur devise. Hélas, pour eux ... en octobre à Orel les forces des rouges retournent la situation. De combat en combat Dénikine doit redescendre vers la Crimée où le 4/4/1920 à Sebastopol il donne sa démission. Le Baron Piotr Wrangel prendra sa place. Dénikine part en exil en France, où il a écrit 600 lettres classées plus tard en bibliothèque, et à la fin de sa vie il émigre vers les USA où tranquillement il a laissé ses mémoires  (2000 pages). Lui qui avait été un si grand 'adversaire de l'Armée Rouge étonnait dès 1933 le monde. Car, à distance, il devenait un grand admirateur de cette grande armée parcequ'elle serait la seule à pouvoir contrer les Nazis, la nouvelle menace qui s'approchait de la sainte terre russe. Il voyait donc très clair encore, ce superbe général du tsar.
    Dans le cadre de la reconciliation nationale en cours, le 3/10/2005 les cendres du général Anton Dénikine et celles du poète Ivan Iline furent rapatriés en Russie et déposés au Cimetière de Notre Dame de Donskoï au Sud de Moscou. Les restes d'Alexandre Soljenitsine et bien d'autres Russes remarquables se trouvent également dans ce cimetière. 

    A Dénikine était reproché qu'il ne parvenait plus à faire règner l'ordre, la loi , et qu'il n'avait que peu de structure dans ce qu'il organisait sur les territoires controlés par son Armée des Volontaires. Il n'a pas été capable d'éviter des vols et des atrocités qui servaient pour ravitailler ou amuser ses hommes plus que pour punir les sympathisants de ses ennemis. Ainsi en Ukraine plus de 800 faits contre les juifs ont eu lieu, et il n'aurait rien fait pour empêcher cela. Une enquête récente a prouvé pourtant que seulement 17% des faits  (pogroms) reprochés tombaient sous sa responsabité. Dans les immenses plaines vers 1920 il y avait en dehors de l'armée rouge et de l'armée blanche, encore plusieures autres grosses bandes armées incontrolables qui faisaient souffrir les populations. Il faut aussi savoir que se dresser contre les juifs n'était pas de l'antisimétisme mais c'était chasser les bochéviques juifs, les ennemis des familles russes traditionelles. Ces juifs étaient en effet en ce temps-là des communistes et non des capitalistes. Les paysans   n'avaient pas de sympathie pour l'armée blanche qui mangeait leurs récoltes et leurs animaux, ce qui causa des drames dans les villages .

    Dans le froid et la famine,
    Par les villes et par les champs,
    A l’appel de Denikine
    Marchaient les partisans blancs.

    Sabrant les troupes bolcheviques
    Et ralliant les Atamans
    Dans leurs campagnes épiques
    Ils traquaient Trotsky tremblant.

    C’est pour la Sainte Russie,
    Pour la vieille tradition,
    Pour la gloire et la patrie
    Que luttaient ces bataillons.

    Votre gloire est immortelle
    Volontaires et officiers blancs
    Et votre agonie cruelle
    La honte de l’Occident.
     

     (chant des Cosaques )


    PIOTR NIKOLAIEVITCH WRANGEL ( 1878 - 1928)
    Пётр Николаевич Врангель
    Le Baron WRANGEL mort à Bruxelles en 1928
    Freiherr Peter von Wrangel est un des généraux les plus intéressants, compétents et honnêtes. "Le Baron Noir" avait d'excellents talents politiques et militaires pour arracher son pays à la dictature des Soviets. C'était un petit noble de Lituanie qui dans son arbre généalogique germano-balte comptait 44 généraux, amiraux, ou maréchaux. Fils d'un directeur de compagnie d'assurances il n'était pas riche mais il espèrait trouver de l'or car il avait fait des études d'ingénieur des mines. Il opta cependant pour une carrière d'officier de la cavalerie à l'académie impériale. Héros de la guerre russo-japonaise, et de batailles de la cavalerie en Finlande, Pologne et Roumanie, il accéda en seulement 13 ans aux plus hauts grades. Il est surnommé Piper par ses compagnons car il adore le champagne Piper-Heidesick qu'il boit avant et après les combats. A la fin de 1917 il refuse un très haut poste en Ukraine parcequ'il ne veut pas être une marionette du Kaiser et il choisit les rangs des volontaires russes où il deviendra le grand chef adoré des Cosaques de l'Usuri. Il s'empare de Stalingrad et d'autres points stratégiques, estimant toutefois que son chef, le général Dénikine, est en train de faire des bêtises. Il est dégradé lors de ce conflict mais deux mois plus tard c'est lui qui  obtient le plus haut poste de l'Armée Blanche, mais c'est déjà trop tard car la guerre civile arrive dans sa phase finale et l'Armée Rouge est devenue très forte. Durant l'année 1920 il parvient à rassembler 100.000 hommes,  tous les rescapés des massacres précédents, les débris de l'armée de Dénikine, divers groupes cosaques mais qui n'ont plus ni chevaux ni fusils. Il change le nom de ses troupes. Les 'volontaires' fortement diminués en qualité deviennent ' l'Armée Russe'. Avec de l'aide non gratuite venant de l'étranger  (français, anglais, américains) il se renforce en équipement et il continue le combat. Mais bientôt les 'blancs' doivent se sauver en Crimée face à l'Armée Rouge, qui après l'arrêt des hostilités sur d'autres fronts, passe à l'attaque avec 500.000 hommes.
    Rapidement alors Piotr Wrangel cherche surtout à sauver des milliers de vies humaines en organisant le grand départ de Sebastopol des réfugiés civils, des blessés et des militaires. L'évacuation de la Crimée fut une des grandes tragédies du XXe siècle. A la tête de troupes démoralisées, dans une panique indescriptible, le Général continue à être un grand héros car il ne quitte pas son poste quand cela va très mal.
    La France à qui les 'blancs'  doivent encore payer des grosses factures va s'occuper de ces fugitifs qui arrivent à Constantinople avec une flotte de 130 navires. Arrivent ainsi par la voie maritime 146.200 personnes, une masse énorme de Russes très divers, mais aussi des guerriers encore armés jusqu'aux dents. C'est une longue aventure avec beaucoup de chapitres encore. Le général Wrangel restera sur mer et sur toutes les terres le commandant en chef de l'Union Générale des Combattants Russes. S'il caresse le rêve d'un retour au combat en Russie pour la libération de sa chère patrie, il est surtout le guide de tout un peuple dispersé hors de la Russie, qui garde ses qualités, sa culture et sa dignité, et qu'il essaie de tenir rassemblé sous son autorité. Cela dure jusque fin 1925 lorsque son rôle militaire international se termine. Il s'installe alors à Bruxelles comme ingénieur. Il essaye de publier un énorme livre sur l'histoire de la Russie des années qu'il a bien connues, mais un seul éditeur est d'accord pour une petite partie, car Wrangel avait écrit huit fois trop et des pages que Staline n'aurait jamais accepté. Le grand général est touché par la tuberculose, et certains ont affirmé, sans preuve, qu'un espion communiste l'avait empoisonné. Il avait été enterré à Uccle-Calevoet, d'où ses restes seraient transportés un an plus tard vers l'Eglise Orthodoxe de la Sainte Trinité à Belgrade en Serbie.

    L'Ile de Wrangel dans le grand nord Sibérien, lieu protégé car d'une flore et faune très riche et où l'on retrouve encore dans la toundra gelée des cadavres de mammouths, n'a rien avoir avec ce général mais elle fait honneur à Ferdinand Wrangel (1797-1870) un grand explorateur . 

    Lors des innombrables faits d'armes pendant cette guerre civile il y a eu naturellement bien d'autres héros, mais mon message se limite à six généraux qui ont perdu. Je recommande les sites suivants à ceux qui veulent savoir encore plus.

    Attention toutefois, il faut toute une vie d'étude pour comprendre LA REVOLUTION RUSSE, car depuis un siècle selon leurs conceptions politiques, philosophiques ou religieuses tant de gens instruits ont écrit des choses nombreuses et variées sur cet immense sujet.
     
    www.histoire-russie.fr/histoire/chronologies/guerrecivile_1918.html

    www.forumpatriote.org/phpBB3/viewtopic.php?f=42&t=16548

    //fr.metapedia.org/wiki/Armées_blanches

    Pour finir, gloire aussi au podium de cette révolution, et donc je cite les trois noms
    d'hommes exceptionnels qui combattaient pour un meilleur avenir pour les paysans et les ouvriers de la grande Russie. 
            Vladimir Illitch Oulianov Lénine
            Lev Davidovitch Bronstein Trotsky
     et last but not least  Josef Vissarionovitch Dougachvili Staline .

    27-12-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (3)
    24-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lang geleden geschreven na het drinken van vodka met citroen.
    In ieder kantoorgebouw loop ik verloren
    In elk computerprogramma steek ik dra vast
    In de dagelijkse sleur val ik moe in slaap
    In mijn straat ontmoet ik niemand en praat ik nooit
    Wanneer ik op reis ben dan groei ik toch zo snel
    Ik verander dan in een betere persoon
    Ik durf meer met heldere geest en sterk lichaam
    Ik loop door de drukte van Keulen of Parijs
    Ik fiets dwars door de nacht op wegen naar Rome
    Waarom kan ik dan toch zo goed blijven varen
    Terwijl mijn hart kreunt op iedere trap en brug
    Toer ik vlot in de Queyras en de Aubisque
    Twijfel ik niet bij het zien van regen of mist
    Toch houden kop en benen liefst van zonnebrand.






    24-12-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    22-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poging om ook eens 'n gedicht te maken.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen CONCERTO
    IN DERTIEN BEWEGINGEN.

    Hoe vol was de Bourgogne fles

    alvorens wij haar leeg dronken

    Hoe leeg was nog die groene fles

    toen de wijnboer haar had gevuld

    Ik hou niet van die Vivaldi

    toch klinkt uit heel zijn naam muziek

    Ik hou wel echter zoveel meer

    van een sneeuwman met rode neus

    Hopend op vogels in het groen

    Wachtend op het zomerse strand

    Bijtend in een wang Jonagold

    Misschien zou ik toch een beetje

    moeten houden van Vivaldi.

    (Tibertyn)

    22-12-2010 om 05:59 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    21-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij de kapster op afspraak.
    Op de stoel bij Simone Martin.

      

    Wilfried een zestiger met een dunne haarbos laat al vele jaren een weelderige baard groeien. Als zesde prijs op een sportkwis had hij op een vrijdagavond een cadeaubon gewonnen waarmee hij in de naburige stad recht had op een uitgebreide behandeling bij Hairstyling Haspengouw het bekende salon van kapster Simone Martin.

    Ik was een beetje bang toen ik precies om 16u zoals afgesproken de deur open duwde en binnenstapte op een terrein dat me helemaal onbekend was.   Ik werd verwacht en eer ik goed besefte waar ik was, nam de jongste van de vier rechtstaande vrouwen me mee. Even later zat ik reeds zoals het moest op iets wat zowel op een stoel als op een zetel geleek.

    ' Laat de kop maar zakken' mijnheer zei ze met haar elegant stemmetje. Ik wrong mijn nek naar achteren tot waar een soort kommetje als hoofdsteun dienst deed. Weldra vloeide lauw vocht zalig over mijn kruin en speelden haar lange fijne vingers doorheen mijn zeldzamer wordende sprieten. Ik vroeg mij af of zij ook wat met mijn baard en mijn borstharen ging doen. Maar, neen, dat hoorde blijkbaar niet bij dit scenario. Mijn angst, dat ik te lang op een stoel zou moeten zitten en bladeren in damesmagazines, was onnodig geweest. Ook nu ging deze wasbeurt heel vlug, kort, maar eigenlijk toch intens en had ik tenminste ook al natte haren zoals iedereen in de rij die daar voor de spiegels zat.

    Opeens zag ik geen steek meer. Een roze handdoek belemmerde mij alle zicht. Mijn hersenpan werd drooggeveegd. Zou zij me ook met krulspellen bewerken ?  Maar zonder enige uitleg te geven liet het kortgerokt kapstertje me plots in de steek, want zij liep weg naar een andere spoelbak en naar een ander hoofd. Ik voelde  terug de frisheid van mijn eigen kopje dat nu afkoelde. Wat een mooi beroep, dacht ik. Wat een prachtige zaak, winkel en salon, is dit hier ! Hoe schoon zijn de vrouwen , zowel op de foto's en in de kaders aan de muren, als in de spiegels, als in de werkelijkheid van vlees en parfum vlakbij me ! Overal, in alle hoeken, zaten van die beter geklede en verzorgde dames, en zij waren ontspannend aan het genieten van deze stonde.

    Ik bemerkte de vele spuitbussen met spray en de veelkleurige flesjes. De gevangene die ik was keek naar de zoldering waar de vierkantjes van de verluchting langzaam de dunne zuurstof uit dit lokaal vol vrouwelijke geuren wegzogen en omhoog stuurden tot in onze bedreigde ozonlaag. Glitter en spiegels, zeshoekige vloertegels, en kleurrijke haarlokken op de vloer, veertien paar vrouwenbenen en ik die keek  en die blij was van een paar verse sokken aan te hebben. De enige man buiten mij,  Jean-Pierre, van wie de hele stad reeds lang wist dat hij homosexueel was, bewoog zich nu met Figaro-elegance naar mij. Eindelijk kwam hij me uit de stilstand verlossen en me wakker schudden op dit belangrijk moment. Van hem kreeg ik een ruimere ereplaats, vlak voor de grootste spiegels. Toen pas merkte ik op hoe mooi het borduursel op mijn voorschootje wel was. Doch duidelijk werd echter ook hoe lelijk ik toch ben . Het is geen zicht in die spiegels !

    Nog even glipt Jean-Pierre weg naar buurmeisje Mimi dat het wat moeilijk heeft met de jonge vrouw die zij moet verzorgen. Deze wil absoluut dezelfde korte witte snit krijgen als de girl op de Harley Davidson in 'Vroem - Het Maandblad voor de Motorrijders" !  De ervaren Jean-Pierre overtuigt haar dat dit ongetwijfeld zal lukken met het product dat Mimi wil gebruiken. Ook Simone komt zich met het probleem bemoeien .

    Simone. Zij is de vrouwelijk charme zelf. Zij is een orkestleidster, een keizerin in haar vak. Regelmatig wordt er door de dames bijna gevochten voor een poosje op een zitje bij haar. Zij knipt de haarpuntjes met een schaarken van wit staal en zij rolt de krullen met een borstel die speciaal uit Italië komt. Zij is nooit getrouwd geweest, alhoewel zij regelmatig wordt gezien met de een of andere vent, meestal niet bekend maar wel altijd rijdend met een dure wagen. Haar zaak draait op Jean-Pierre, twee vaste kapsters in dienst,  alsook met part-timers en leerlingen kapsters. Iedereen bij Hairstyling Haspengouw is stijlvol in het rood gekleed. In dit salon wordt veel gelachen, veel nieuws uitgewisseld, maar nooit geroddeld. Een gouden regel van dit huis is dat er nooit kwaad mag worden verteld van andere mensen.

    Ik zit op de stoel, met een gerust geweten, mijmerend , en af en toe glurend naar mijn ego in de spiegel. Waar zijn de jaren, hoe kon ik overleven aan de gevaren, waar zijn mijn wilde haren  ?
    Jean-Pierre vliegt nu met grote aanvalsdrift op mijn haarbos en weldra ook op mijn baard. Het is knipwerk uitgevoerd met aandacht, eerbied, en kennis. Weldra wordt een nieuwe man geboren. Tussen het vrouwelijk schoon kruip ik als een koekoeksjong in een merelsnest recht. Oef, dit is ook weer voorbij !

    Simone, aan wie ik mijn cadeaubon had gegeven toen ik binnenkwam, staat op dat ogenblik aan de kassa en aan de telefoon.  Ik moet niets betalen. Als een gentleman leg ik toch wat drinkgeld voor het personeel in het potje dat er staat, en ook nog een halve euro voor de katten van een dierenasiel.

    Dank U wel, Madame Simone !  U was een weldoenster voor de oude sportman die nog vele goede antwoorden kon geven op de jaarlijkse Quiz  .




    21-12-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op zoek naar Annelies Mayer.
    Postuum en ter ere van nonkel Frans.

    Op de purperen heide stond een grote linde en een klein café. Annelies Mayer had ik daar gekend.

      


    Hij was in de familie gekomen na de Tweede Wereldoorlog. Ik kwam in dezelfde familie even na de Revolutie van Mei 1968. We ontmoetten elkaar aan tafel tijdens de regelmatige familiedinertjes rond Kerstmis en Nieuwjaar, op kermissen, huwelijken, doopsels, eerste en plechtige communies, en begrafenissen. Samen dronken wij dan rode wijn, Frans en ik, en we zagen nooit op een glaasje. Na vijf glazen werd ons gesprek steeds boeiender. De onderwerpen veranderden niet vaak, meestal ging het over hetzelfde als ware het de oudste vinylplaat van Will Tura die werd gedraaid en herdraaid op elk familiefeest. Als insider moest ik nonkel Frans informeren hoe het was en ging worden met de intresten van de kleine spaarder. Dan was het zijn beurt om te beschrijven hoe moeilijk het werd in zovele winkels kaas, melk en boter te leveren, in het drukke verkeer van de hoofdstad Brussel waar het aantal vierwielers en politiemannen steeds maar vermeerderde. Daarna begonnen we over het velorijden op de stille Haspengouwse veldwegen, en zo ging het dan verder terwijl wij onderbroken werden omdat wij ook nog taart of ijskreem moesten eten.  

    Nonkel Frans was een klein stevig mannetje afkomstig uit een dorp nabij de fruitstad. Hij was twee dozijnen jaren gehuwd met de zuster van mijn schoonmoeder. Zij was vrij omvangrijk van borsten en billen, maar botergoed van hart, in ieder geval dan toch met mij, omdat ik getrouwd was met haar liefste nichtje. Want als ambtenaar van het Ministerie van Financiën moest zij uiteraard streng zijn voor vrijwel alle andere landgenoten die er bestonden en zeker voor haar echtgenoot. Wij wisten dus wel dat zij zou tussenkomen bij het openen van de volgende fles, maar dat kon ons niet schelen. Eens gekomen aan zijn zevende glas rode wijn werd onze nonkel  uit Brussel weer Frans van Dung en dan was hij niet meer te houden. 'Wij maken deze fles Rotwein soldaat...!'  zo sprak hij dan met brede glimlach en met geheven glas ... 'zoals in der Zeit auf der Lüneburger Heide ... !'.  En dan waren wij gekomen waar we moesten zijn, in 1946 toen ik nog moedermelk dronk, en toen hij de eer van ons vaderland verdedigde ergens ver in Duitsland, niet meer tegen de Duitsers want de oorlog was voorbij en gewonnen, maar wel tegen die Britten die niets van voetbal, bier, of whisky kenden , en nog veel minder van hoe je toen met vrouwelijk schoon uit Saksen moest omgaan.  

    Waarheid en ernst verplichten mij vanaf deze zin mijn verhaal wat rustiger te brengen. Op zekere dag liep het plots mis met het hart en de bloedvaten van nonkel Frans. Hij lag toen op een kamer in de kliniek, meer dood dan levend. De dokters bliezen zijn aders terug open en bouwden een overbrugging in zijn lijf , maar de man uit Evere zou voortaan een regime moeten volgen en het rustig aan doen om nog wat langer te kunnen leven. Op dieet ieder dag van de week maar nooit als er een familiefeest was  want dan probeerde Frans toch of het nog wat kon gaan. Immers hij die zoveel vette kaas had geproefd en Boergondisch wijnen had gedronken, kon niet nalaten te denken dat het beter is rap dood te gaan dan langzaam te sterven. Hij die als leerling-beenhouwer spek, worst en steak had gegeten tijdens de oorlog toen vele mensen maar een stukske haring, kikkerbil of duif kregen, voelde toen dat ook voor hem de tijden veranderden.

    De gezondheidsproblemen van Frans bleven aanslepen en ook al begon hij na het kwijtspelen van vele kilo's een veteraan van goed niveau bij de wielertoeristen te worden in navolging van zijn oudere broer ' de Meester uit Sint-Truiden', toch was beperking op gebied van wijnen voor hem  werkelijkheid. Maar op een dag spraken ik en hem toch af dat wij samen eens een weekje zouden gaan fietsen tussen Celle, Soltau en Lüneburg. In die tijd echter was mijn motivatie nogal zwak om dit te ondernemen, en we waren zo dwaas van ons plan uit te stellen. Daarna gebeurden er ook nog dingen die dit hebben belet, zoals de valpartij van Frans waardoor hij maandenlang buiten de wielerstrijd viel, en later tenslotte volgde een tumor in zijn hoofd, en kwam het einde van nonkel Frans Herman K.. Samen hebben we nooit die fietstocht kunnen maken, onze zoektocht naar Annelies Mayer. 

     
    Oefeningen met tanks in de sixties  -                                    Betonnen trappen gebouwd door Italianen.

    Door de wonderen van de hedendaagse technologie kan een oude man zonder pijn van ziel en lichaam nog terug naar de Lüneburger Heide van 1946, en naar stukjes puzzle die in zijn memorie waren gebleven, stukjes over avonturen die zijn nonkel Frans zaliger vertelde na het drinken van ettelijke glazen rode wijn. Speuren in de nevelen van het na-oorlogse 1946 is niet gemakkelijk, want het deksel van de militaire geheimhouding heeft veel in de schaduw gelaten.  Daarom zal ik dan maar eerst schrijven dat mijn verhaal FICTIE is en zoals de Italianen vaak zeggen ' weliswaar onwaar maar dan toch waarachtig mooi verteld ...' .

    Het is vandaag voor een snuffelaar in de archieven trouwens gemakkelijker te vinden wat een soldaat van Napoleon uitrichtte in 1806 dan wat een Belgisch soldaat heeft gedaan in 1946, ergens in Noord-Duitsland waar toen sedert decennia geen enkele gewone sterveling een kijkje kon nemen. Vermits mijn nonkel op een appartementje boven op een torengebouw woonde, heeft hij nooit enige documentatie bijgehouden. De helft van zijn woning was steeds ingenomen door allerlei electrische toestellen in opbouw of in afbraak, want zeer jong had zijn zoon reeds de roeping van uitvinder, en voor de rest was alles onder toezicht van zijn echtgenote. Nonkel Frans had in zijn kelder alleen een plaatsje voor een koersfiets en enige accessoires voor wielertoerisme, en dan was daar uiteraard ook nog zijn reserve flessen rode wijn. Ten huize van bijna-oudstrijder Frans dus geen enkel archief noch foto uit 1946. Moest het eens mogelijk worden van in de archieven van het Belgisch leger te kunnen duiken en zoeken, zal het wellicht ook moeilijk zijn ene milicien Frans Kempeneers terug te vinden in de lichting 1946, alleszins niet op Duits grondgebied en dan nog in het Britse leger, want onze nonkel was indertijd ingelijfd bij hulptroepen die de Engelsen versterkten.

    Ongetwijfeld werd hij door een olijke Waalse onderofficier op een lijst van  ' specialisten-vrijwilligers' geplaatst omwille van zijn familienaam. Om die onbekende heide te bezetten was het best gezonde jongens uit onze Kempen te sturen, en dus was een Kempeneers uit Limburg een geschikte man voor die onduidelijk en wellicht gevaarlijke job op de Lüneburger Heide. Na een lange rit waren de aangeduide Belgische manschappen aangekomen in het Münsterlager. Daar hebben zij gedurende één goed jaar hun dienst volbracht.Vermits hij beenhouwersgast van beroep was, kreeg Frans een tweezijdige functie, één voet in de keukens en éen voet als ordonnance van officieren. Ook daar werd weer gesjoemeld met zijn identiteit. Zijn voornaam Frans was niet passend , want zijn overste was tegen de verfransing van ons leger.  Die kerel had een lief in de naburige stad Hermannsburg en vermits er ook als laatste voornaam Herman op zijn papieren stond, werd de nieuwe ordonnance herdoopt en ingeschreven als Herman . Het heeft niet lang geduurd of Frans Kempeneers, alias Herman K, het grote voordeel inzag van verschillende pasjes, lidkaarten, papieren, marsorders, tickets, bonnetjes, te hebben met diverse voornamen, namen, identiteiten. De Belgische soldaat, in zijn dorp bekend als Frans van Dung, en jongste telg uit een gezin van acht kinderen, moest zeker niet Schwejk of Barry Lyndon heten om goed zijn plan te trekken in die tijden van chaos in het Noord-Saksen van toen.


    Het leven in de barakken van het grote Munsterlager.

    Wie op zoek gaat naar informatie op internet zal toch even moeten slikken bij het ontdekken van waar nonkel Frans was terecht gekomen. Ik wil zelfs duidelijk stellen dat die goede man toen niet en later ook niet heeft geweten waar hij eigenlijk was tijdens zijn legerdienst in Duitsland. Zijn bewegingsmogelijkheden en informatie zullen wel zeer beperkt geweest zijn.

    Reeds vanaf 1891 werd er begonnen te Münster in de omgeving van de Kaserne Hindenburg met de inrichting van een grote Truppenübungsplatz. Dit oefenkamp kende gedurende die vele jaren verschillende afmetingen , maar was toch altijd minstens 7400 ha groot. De Pruisen hadden daar reeds hun wapens getest voor de Eerste Wereldoorlog, met inbegrip van de smerige gassen die in de loopgrachten zouden worden gebruikt. Zeer bekend was de schietbaan en de plaats waar met handgranaten werd gegooid. Grote militaire kampioenen werden daar gevormd of ontdekt. Ongeveer 21.000 krijgsgevangenen werden tijdens 14/18 op dit onvindbaar en verboden militair domein in een kamp opgesloten. In de jaren '30 werd daar in die omgeving de Blitzkrieg voorbereid en onder stricte geheimhouding waren er voortdurend maneuvers met twee divisies. Belangrijker waren nog de geheime opslagplaatsen van munitie en van gassen. Vandaag nog steekt daar veel gevaarlijk materiaal in de grond, achtergebleven, niet ontploft, niet meer op documenten en plannen vermeld. Eens toen de Tweede Wereldoorlog bezig was, bouwden en herbouwden vanaf 1940 de POWS, de Britse krijgsgevangenen, een kamp voor 40.000 man en later ook voor Italianen, Russen,.en nog meer Britten, zoals de 400 para's die zich te Arnhem overgaven. Toen het kamp, bekend als Stalag 357, werd bevrijd op 16 april 1945 verbleven er 96.000 krijgsgevangenen.  Op 30 km van Fallingbostel-Bergen was er dan ook nog het concentratiekamp van Bergen-Belsen, dat van een heel andere soort was.

    De Britten en de anderen verlieten het krijgsgevangenkamp toen de oorlog voorbij was. Kort daarna werd hetzelfde kamp de verzamelplaats van de verliezers. Van overal werden ontwapende Duitse soldatens aangevoerd. Zij werden geïdentificeerd en van de nodige civiele papieren voorzien.  Zo maar even 1.700.000 Duitsers werden daar gedemobiliseerd en naar ' ihre Heimat bei Frau und Kind ' teruggezonden.

    De rol van het Belgisch leger begon in dat gebied vanaf 1 april 1946 toen drie infanteriebrigades onder Brits bevel de bezettingseenheden in dat deel van Duitsland gingen vervoegen. Maar het was pas op 2 december 1946 dat de precieze taak van de Belgische Strijdmachten werd vastgesteld en dat de BSD voor een aantal jaren zowat de tiende provincie van België werd. Gedurende vele jaren nadien bleef de Lüneburgerheide een militair oefenterrein, voornamelijk voor het Nederlands leger, dat daar dikwijls soldaten per trein bracht en er voornamelijk ook trainde met de Leopardtanks. Ook het nieuwe Duitse leger van nu blijft daar nog aanwezig.

    Wat precies de dagelijkse bezigheden van soldaat Frans Kempeneers op de Lüneburger Heide waren is me niet bekend en vermits hij nu dood is, kan hij me dat ook niet meer uitleggen. Maar volgens onze vroegere gesprekken was er toen tijdens die maanden van 1946 maar één activiteit nog belangrijk, en dat was 'tauschen'. Tussen de soldaten die over eten en kledij beschikten en de vele hongerige Duitsers onstond er een intense ruilhandel, met een grenzeloos aantal variaties. Een ordonnance die ook part-time in de keukens verbleef, had mooie troeven in zijn hand om goed te presteren in dat 'tauschen' . Er waren natuurlijk paden die men kon bewandelen en andere paden waarop werd uitgegleden. Niet overdrijven, niets naar België meebrengen, altijd onderweg zijn in opdracht van je officier, en altijd weten waar je officier zich bevond, dan kon je het ver schoppen als  ' Tauscher'!.  Je eigen slecht eten uit de Belgische keuken bezorgen aan de Duitsers en in een Engelse trui stiekem gaan eten bij de Engelsen waar de kost beter was. Dat was steeds een goed beginpunt. Als je iets moest gaan halen bij de Britten, die overvloed aan alles hadden, altijd als bestemmeling niet alleen Frans Kempeneers opgeven maar onverstaanbaar in het koetervlaams  uitleggen dat je ook nieuwe sokken en onderbroeken kwam vragen voor je kameraden Frans Van Dung en Herman K. van de 'special forces' die hun post niet mochten verlaten. Steeds oppassen voor de Military Police die op de Tauschers joeg. Soms kon je natuurlijk de muur doen  en met broekzakken die je veel dieper had gemaakt vol dozen corned beef bezocht je dan plaatsen waar werd gedronken, gedanst en geflirt. Altijd met een groepje uitgaan, want er werd regelmatig gevochten tegen de Britten die zat waren.

    Wie was dan toch die Annelies Mayer waarover nonkel Frans steeds begon wanneer wij ons tiende glas rode wijn vulden ?   Dat blijft een mysterie. Was zij een Lily Marleen uit de goede oude soldatentijd ?  Was zij een dikke soldatenhoer of een boerendochter van een erf zonder mansvolk ?  Was zij een hongerige vrouw met onschuldige kindjes die haar zwak eigen vlees ruilde tegen stevige soldatenkoeken en cornet beef ? Was zij een hopeloos lief, moeder of zuster, die bleef wachten en die niet aanvaardde dat hare Franz of Heinz nooit uit Stalingrad  of  Normandië zou terugkomen ?
    Hoe spijtig toch dat Frans en ik nooit samen zijn gaan fietsen op de heide ! Waarschijnlijk zou hij daar, ver van zijn echtgenote, de ware identiteit van deze vrouw hebben onthuld . Misschien zouden wij die Annelies Mayer daar veertig jaren na de oorlog nog hebben teruggevonden en was er nog altijd dat kleine café waar het tauschen plaatsvond. Misschien staat de grote linde, waaronder hij haar lippen had gevoeld, haar borsten en nog meer had betast, er nog.
    Veronderstellingen ? Fantasie ?  Oprakelen van dronkemanspraat ?

    Ik zou eigenlijk wel durven denken, op een nuchter en klaar moment, dat Frans Kempeneers zijn memories vervalste.  Hij reed toen misschien alleen maar met een driewieler, een loodzware beenhouwersfiets met vooraan een grote frigobox vol vlees, van de keuken naar de eetzaal van de officieren of van de slachterij naar de keuken, en op die houten bak vastgehaakt aan zijn stuur was er zo'n kleurrijke pin-up girl geplakt, zoals op de snuit van de Royal Airforce jachtvliegtuigen en de grote bommenwerpers, zo'n pin-up geruild tegen een pakje Belga en twee harde eieren  met een Schot uit Aberdeen. Onder deze pin-up stond in gekrulde letters geschreven  'Annelies Mayer' en niet  'Betty Boop'.



    Prachtige natuurgebieden, een paradijs voor fietsers en wandelaars. De Lüneburgerheide is vandaag een beschermd gebied van heide- en boslandschap gelegen in de driehoek tussen de grote Duitse steden Hamburg, Bremen en Hannover. Tussen 1236 en 1806 was deze streek het Hertogdom Brunswyck-Lüneburg, behorend tot het Heilig Roomse Rijk. Er zijn wel twee dozijnen bergen maar de modale fietser moet niet bang zijn want het zijn maar heuvels. Zelfs de hoogste top bereikt slechts de hoogte van 169 m boven de zeespiegel. Ergens op een nog niet gevonden plaats op de Lüneburger heide werd Heinrich Himmler begraven die eens, na Adolf Hitler, de tweede belangrijkste man van Nazi-Duitsland was. In deze heerlijke streek liggen vandaag verschillende leuke plaatsen om te verblijven.

    18-12-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onvoltooid stukje proza teruggevonden tussen oud papier.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Van mensen en dingen die voorbijgingen.
    Tijdens de achthonderdste maand van mijn bestaan geniet ik van de laatste zonnestralen van het jaar liggend in mijn veranda in een hangmat die ik eens kocht voor een prijsje te Saïgon. Ik heb reeds drie kleinzonen en een kleindochter, doch deze middag vernam ik dat er nog eentje bijkomt. Dat doet de fortunatus senex die ik ben glimlachen. Ik mijmer over wat voorbij is en wat nog alléén in mijn herinneringen blijft bestaan. Soms gebeurt het dat ik de tijd die me nog rest gebruik om wat te schrijven op deze blog, alhoewel mijn computer iedere dag slechter en trager wordt, en dat is ook mijn lot.  Tibertyn.

    13-12-2010 om 23:53 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn fietsboekje van 1983.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Een wielertoerist die eerlijk zijn vak beoefent, zal niet nalaten van altijd precies te noteren wanneer, hoeveel, en waar hij is gaan fietsen. Kwade tongen durven wel eens beweren dat dit nodig is om onder de controle te blijven van echtgenote, moeder of vriendin. Maar, dat is meestal niet waar. In het jaar 1983 was ik een kerel van 39 jaren oud,  96 kgr zwaar, en 1m91 lang. Ik reed op een stevige zwarte Diamond fiets die Ebroin uit Trognée had gemonteerd.Vandaag hangt mijn belangrijkste kamwiel van toen als een heilige reliek boven mijn computer. De 42 vlijmscherp afgesleten tandjes zijn als haaientanden  na de kilometers die er mee werden gereden.

    Toen ik in die jaren ging fietsen had ik steeds mijn fietsboekje bij. Het was een boekje met een rode omslag, zoals dat van de Chinezen uit de tijd van Mao. Het telde 76 witte bladzijden.  'Datum',  'Afstand', 'Reisweg ', 'Controlestempel ' waren de voorziene vakjes met daarbij ook nog wat plaats voor uitleg of info. De omslag was stijf en geplastifieerd, zoals de penis van een Leuvense student, zodat noch regen, noch zweet, het papier zouden kunnen schaden. Dat boekje, samen met mijn identiteitskaart, een beetje geld, een balpen, en fiches om notities te nemen, bevond zich altijd achteraan in mijn rennerstrui. 

    Gisteren vond ik mijn fietsboekje van 1983 terug. Het stak in een beker die ik ooit eens op een tafeltennistornooi had gewonnen, en er waren ook nog  medailles bij die ik had verdiend na het rijden van de Gordel, meer dan twintig jaren geleden. Wat een genot die zachte omslag van mijn fietsboekje terug te mogen betasten op het eind van 2010, twee dagen nadat ik voor de vijfde maal grootvader ben geworden !  Hoe plezant is het nog eens de bladzijden te draaien van mijn heerlijke dagen op de fiets tijdens dat jaar 1983. Heel vooraan had ik mijn naam, adres en telefoon vermeld, alsook mijn bloedgroep. Ik was toen lid van twee wielertoeristenclubs, van een heel kleine met de ronkende naam  Black Diamond Cyclo Association, en van een grote en oude club uit Landen, bij de BWB aangesloten als Haspengouw Sportief. Er bestonden toen al electronische kilometertellers. Die waren duur en werden vaak gestolen. Mijn tweewieler was nog altijd uitgerust met het mechanisch systeem van Huret, waarmee de afstand nauwkeurig werd weergegeven, behalve dan op koude en natte dagen.
     
    Iedere gezonde mens kan zonder een wielerkampioen te zijn  op een jaar veel kilometers afleggen. Dat moet niet gebeuren tegen hoge snelheden. Randonneurs rijden steeds met een stuurtas of een rugzakje, met klein verzet en met veel oplettendheid. De afstanden zijn voor hen belangrijker dan de snelheid.  De meeste wielertoeristen zullen echter op hun oude dag pas beseffen dat de mooiste momenten die waren toen zij vrij en ongedwongen ergens vertraagden en stopten, met dan nog nul als snelheid, om de natuur te bewonderen. Ook de after-cycling na de zware dorstgevende kilometers bestaat uit mooie momenten, want het drinken van een glas met de kameraden is toch belangrijk voor de teamspirit en voor de bloei van de club.

    Ik schrijf dit alhoewel iedereen van mij mag fietsen zoals hij wil, met kromme rug op een Colnago of helemaal recht in de wind op een fiets uit de fifties en met fietsspellen aan de benen. Om de belangrijkheid van mijn pedaalbezigheden in het gezegende jaar 1983 te tonen,  geef ik hierna een volledig overzicht van wat ik toen allemaal had gereden. Ik kom ten slotte tot de conclusie dat in die tijd de fiets een drug voor mij was om te overleven in het dagelijks bestaan.

    ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    1. Maand Januari .
    -0102.  ijskoude openingsrit Zoutleeuw- Nieuwenhoven -Halmaal- 47 km.
    -0109. challenge Vertongen - Duras- Bergsprinters Zoutleeuw-  36 km.
    -0116. challenge Vertongen - Herk de Stad-  Bolderberg - Sint-Truiden - 93 km.
    -0122. challenge Vertongen - Gingelom-  Jeuk - Trognée -Walshoutem -  41 km.
    -0123. challenge Vertongen- Moxhe- Huccorgne - Latinne- Hannut-  met Richard Debras- 63km.
    -0130- challenge Vertongen + PV ADEPS - Noduwez- Dion Valmont - Nethen - ontmoeting met  Monsieur Ugeux-  101 km.


    2. Maand Februari .
    -0206. challenge Vertongen - Racour- Folx Les Caves - Lincent- 41 km.
    -0213. Point Vert  ADEPS - zeer koud- Orp le Grand - Opheylissem -Orsmaal-  36 km.
    -0217.challenge Vertongen - Bierwart- CECDO Marche les Dames - zeer koud- 70 km.
    -0220.challenge Vertongen- Averbode-Tongerlo-Beerzel- (Pater Van Clé fietspad)- Wezemaal- Tienen- 150 km.
    -0224. verkavelingswegen  - Trognée- Walshoutem - Hannut - 43 km.
    -0226. trein + GrootBijgaarden - (Begrafenis Romain Maes) - challenge Vertongen - Rixensart-Wavre - 116 km.

    3. Maand Maart.
    -0306. Eerste uitstap Haspengouw Sportief-+  start  Ronde van Limburg voor Profs te St-Truiden - 63 km.
    -0309. challenge Vertongen- Wellen (start)-Zutendaal-Kessenich - Meeuwen-Helchteren-Hasselt-Kortenbos - 152 km.
    -0312. Sportabedevaart Scherpenheuvel - (diner met pelgrim L.Vissers)- Zichem- Halen- 75 km.
    -0313. Tweede clubuitstap Haspengouw Sportief - (in groep van 22 man) -55km.
    -0316. Woensdagnamiddagrit op Trudoroute - Brustem- Corswarem- 72 km.
    -0320. Oefenrit Haspengouw Sportief - OrpleGrand- Wansin -Hannut- Rosoux- 60 km.
    -0321. Avondrit naar Trognée om fiets te laten nazien - 23 km.
    -0326. Ronde van Haspengouw (nazicht staat van de wegen met J.Linnekens)- Moha- Trognée - 80 km .
    -0327. Eerste clubuitstap Haspengouw Sportief- Wasseiges- Gingelom - 53 km.
    -0330. Permanente Proef BWB Ronde van Haspengouw- Moha - 79 km.

    4. Maand April.
    -0402. Driedaagse - Paasweekend- Blegny -Vaals- Mergellandroute-Geleen-Sittard- Fromberg- Hoogste punt van Nederland (325 m hoogte)- Maasbracht- Sint Odiliënberg- Eijsden- De Plank-Voerstreek- Jekervallei- Borgloon-  148 km + 155 km  + 72 km.
    -0408. Maas en Samson vallei - Oteppe- Andenne- BenAhin- Statte - Trognée - 98 km.
    -0409. Brevet 50 BWB Brabant - Lubbeek-Linden-Rillaar-Gelrode-Scherpenheuvel-Tienen- 154 km.
    -0410. maandagrit om te trainen -Groot Gelmen-Horpmaal- Heks-Oleye-Borlo- Atenhoven - 60km.
    -0416. Brevet 75 BWB - Schoonderbuken- vertrokken uit en terug tot Landen - 140 km.
    -0420. per fiets naar LBL profs- Spa- La Redoute- Le Maquisard -   164 km.
    -0420. Maas en  Samson-  Wasseiges- Beuzet- Namur- Gesves- Marchin- Huy- 121 km.
    -0424. voormiddag clubrit + namiddag Vélo Vadrouille ADEPS - Dongelberg- Fumal- Fize le Marsal - 205 km.
    -0429. permanente Landen-Geel-Landen  - via Rummen- Melkwezer-  121 km.
    -0430. BWB proef in groep- Meensel Kiezegem- Zolder - en terug - verplaatsing per auto met club- 73 km.
    -0400.  twee oefenritjes in de week -  12 km + 36 km.

    5. Maand Mei .
    -0501. BWB proef Leuven-Hamoir-Leuven , maar afwijking toegestaan  - in Wasseiges- uit Jodoigne- 188 km.
    -0505. permanente Overwinden-Andenne -  afwijking via Jemeppe s Meuse- Seilles-  90 km.
    -0507. oefenritje naar L'Hirondelle Oteppe - 40 km.
    -0508. clubrit Haspengouw Sportief naar Cidadelle van Namen - via Champion- Gelbressee - 94 km.
    -0512.  OLH- donderdag- challenge Vertongen-  Achel-Lommel-Postel- StJob in't Goor- Sint Jacobskerk  Antwerpen- (terug met trein) - 170 km.
    -0514.  BWB klassieke rit - Landen- P-TroisPonts- Landen -  + point challenge Vertongen Comblain- 209 km.
    -0515. clubrit over veel kasseien - (valpartij) - St Remy Geest- Pietrebais - Incourt- 73 km.
    -1805- Achtdaagse permanente BWB Antwerpen -Vezelay- Antwerpen + Circuit du Morvan .
    Landen-Dinant-Fumay-Signy l'Abbaye-Les Montagnes de Reims- Montée de Luddes- Oigny sur Marne-Courcemain- StFlorentin - Chablis- (overstromingen rivier Aube te Longueville)- Vezelay /-  Circuit/  - retour par Tonnerre- Lac d'Orient- Montier en Der- Varennes en Argonne- Vouziers-   Givet-  (gebroken velg en spaken- zeer slecht weer- terug per trein)-  167 km + 105 km + 173 km+  52 km + 110 km + 190 km + 155 km +  50 km .
    -0528. Tweedaagse van Haspengouw Sportief - Landen-Charleville- Landen -( in groep met volgwagen)- 320 km.

    6. Maand Juni .
    -0605. Ritje naar Jeugdhuis De Klup Hoegaerden - 35 km.
    -0608. permanent BWB  Landen-Banneux-Landen  +  Les Forges - 174 km.
    -0610. permanente van KAWS -  Turnhout-Huy-Turnhout    - in en uit te Landen- solo- 240 km.
    -0619. Brevet 100 Paul Ulens- + namiddag Lubbeek-Rijmenam-Keerbergen-Machelen-Etterbeek - (terug met auto)- 185 km.
    -0623. permanente Overwinden-Givet-Overwinden - Musée Falmignoul- challenge Vertongen - solo- 188 km.
    -0600. Tien zomerse fietstochten van korte afstand naar werk te Waremme- of met familie - totaal  363 km.
    -0625- Brevet 50 km van  Koninklijk Atheneum Landen - in groep- met ouders, leerkrachten en leerlingen -50 km.
    -0626- Klassieker BWB - La Flèche Wallonne du Cyclo Spa - 21 hellingen - solo- 212 km.

    7. Maand Juli .
    -0702. Landen- Herent- Landen - BWB proef - vertrek te Landen of te Herent - 115 km .
    -0703. clubrit Landen-Zichem-Landen -  alsook op zelfde zondag rit naar Oteppe - 130 km.
    -0708. Tumuli de Hesbaye en Samsonvallei  ( twee bandbreuken)- 70 km.
    -0709. permanente BWB  - Ronde van Haspengouw via Waremme - 79 km.
    -0710. clubrit van Haspengouw Sportief - 110 km.
    -0716. op vakantie in de vallei van Aosta- poging  Colle San Carlo op Bianchi fiets van het hotel- 50 km.
    - 0723.Tweedaagse van club gereden op één dag- solo- Landen-Einruhr-Landen- 281 km.
    -0724. clubrit van Haspengouw Sportief- 106 km.
    -0730. Jodoigne- Les six vallées - in groep - 160 km.
    -0731. clubrit Haspengouw Sportief- + namiddagritje met familie naar Opheylissem - 122 km .

    8. Maand Augustus.
    -0803. permanente Ronde van Haspengouw -  79 km.
    -0806. rit ' s Gravenvoeren- Maastricht  142 km.
    -0807. clubrit naar Oostham  - 112 km.
    -0810. permanente Ronde van Haspengouw - 79 km.
    -0813. Verviers- Ouren- Verviers  196 km.
    -0814. Hageland Route + Taxandria Route -   over de grens in Nederland- 280 km.
    -0815. clubrit naar Helchteren - 103 km.
    -0816. op zoek naar oorlogsverleden van vader - Hoeve Saros te Wingene- van Knokke aan de kust- 90 km.
    -0817. Omloop van Middelkerke aan zee-  30 km.
    -0818. permanente BWB - Overwinden-Andenne-Overwinden - 80 km.
    -0820. Maredsous- Thuin - 125 km.
    -0821. Oefenrit met Ely Deprez naar Tohogne  - 139 km.
    -0823. permanente BWB - Ronde van Haspengouw -  79 km.
    -0824. permanente BWB - Landen-Geel-Landen - 107 km.
    -0825. permanente BWB- Ronde van Haspengouw 79 km.
    -0827. Bokrijk-Lommel-Bokrijk - 96 km.
    -0828. Landen- Sint Genesius Rode- Landen - 200 km.

    9. Maand September.
    -0903. Landen- Jodoigne- + Tour du Brabant Wallon -  190 km.
    -0904. clubrit van Haspengouw Sportief- 85 km.
    -0908- Vierdaagse van Ely Deprez-  jumelage  - WAREMME-GERARDMER.
    Waremme-Florenville- Toul- Gerardmer- Ballon d'Alsace- ( voorwiel en reparatiezakje gestolen- ander voorwiel spoedig kapot- terug met de auto) -  172km + 160 km + 100km +  127 km.
    -0900- vijf ritten einde september-  (Ronde van Haspengouw + sterrit van Volvo St-Truiden + twee clubritten + rit naar 't werk)-totaal 318 km.

    10. Maand October.
    -1000.  herfstritje naar Zoutleeuw en  naar Vorsen - samen 42 km.

    11. Maand November.
    -1100.  winterritjes naar Trognée, naar Walshoutem, naar Neerwinden, naar Attenhoven - totaal 68 km.

    12. Maand December.
    - 1200 .  -- nihil --   0 km.

    ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
    Opmerkingen :

    - Challenge Vertongen-  ingericht door Union Audax Tournai - De wielertoerist moet in ieder provincie een stempel halen op 10 verplichte plaatsen. Zo zal de kandidaat dus 90 punten proberen te verzamelen . Hij beschikt over 9 groene kaarten die vol met stempels moeten komen. Na goedkeuring van de organiserende club wordt door de BWB-Afdeling Rijwieltoerisme  het   BREVET DES PROVINCES BELGES toegekend. Op de lijst van zij die dit realiseerden stond Wilfried Journée geboekt als 29ste.

    - Door mijn te lange werkprestaties op vrijdagavond en zaterdagvoormiddag , en door gebrek aan personeel, had ik meer dan 200  overuren gemaakt die niet werden betaald, maar die recht gaven op bijkomend verlof, de zogenaamde compensatie-uren. In 1983 kwam een genezen langdurige zieke terug naar zijn job, veranderden de openingsuren, en kwam er ook een nieuwe bediende bij in ons bankkantoor. Zo was de werkdruk er veel minder en werd het me mogeijk om dikwijls een vrije dag te nemen om te fietsen op weekdagen  of iets anders te doen  zodat ik tijdens het weekend ook altijd zou kunnen rijden.

     - Mijn fietsboekje vermeldt een totaal van 11.354 km.  Is die optelling juist ?  Ik ga het niet meer natellen. Na dit geschreven te hebben , maak ik trouwens van mijn hart een steen, en ik gooi mijn kostbaar fietsboekje weg in de grote doos met papierafval . Zo moeten senioren toch zo vaak doen met stukjes uit hun verleden.

    10-12-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    29-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eens mocht ik de hand schudden van Muhammad Ali.
    Cincinnati vlieghaven 21 september 1997. Even na middernacht.
    Aan een kruispunt van de ondergrondse gangen van deze reusachtige vlieghaven botsen twee groepjes mensen letterlijk op mekaar. Wanneer de gehaaste voetgangers met reistassen van groep A opmerken dat groep B is samengesteld door bodyguards, personeel van die Luchthaven, een verpleegster en een kaarsrechte grote zwarte man in een prachtig blauw kostuum, dan ontstaat er weldra een samenscholing van een dertigtal personen.Plots is het duidelijk. In het midden van dat kruispunt staat een V.I.P. en niet de minste want zijn dubbele naam komt uit alle verwonderde monden van de mensen uit groep A : Cassius Clay of Muhammad Ali.
    Ongelooflijk, wellicht omdat in het beloofde land  USA alles mogelijk is, en voor mij uit het verre kleine België staat op vier stappen van mij  The Greatest, de Olympische Kampioen en Wereldkampioen , dé sportman van de Twintigste Eeuw, the Heavyweight Worldchampion, de enige kerel die nog straffer was dan onze champion  Eddy Merckx :  MUHAMMAD ALI. 

    Eerst meende ik dat het een etalagepop, of een standbeeld was, zo stijf en zelfs slaperig was hij. Misschien had hij wegens zijn mindere gezondheid medicatie geslikt of kwam hij juist uit de V.I.P. Lounge waar hij in een diepe zetel even een dutje had gedaan. Maar hij wordt toch helemaal levend en wakker. De zwarte parel wordt bestormd door de daar toevallig vertoevende reizigers die talrijk zijn ondanks het late uur. Naar Amerikaans gebruik willen zij allemaal een handtekening. De grote man glimlacht, tekent, schudt handjes, laat zich fotograferen met een jongetje in een rolstoel, maar de mensen overdrijven, drungelen, worden wild en onbeleefd,  en reeds moeten de bodyguards met open gespierde armen de aandikkende menigte wegduwen. Dit is het begin aan het worden van een gevaarlijke 'stampede'. Ook de verpleegster en de officier van de American Airways reageren. Want het is toch geweten dat Ali al een hele tijd ernstig ziek is.

    Maar de oude sportheld  is deze toestanden gewoon. Hij geniet zelfs nog van zijn blijvende enorme populariteit die hij in de gouden sixties veroverde door het beest Sonny Liston en nadien nog anderen in de ring plat te slaan. Mister Cassius Clay begint zelfs met de mensen te praten en hen een typische vraag te stellen, en dat is in de oppervlakkig doch vriendelijke States ' Where are you from ... ?'  De duwende omstaanders die allen menen dat die vraag aan hen persoonlijk wordt gesteld, antwoorden allemaal tegelijk ...  maar het klinkt als een verschrikkelijk Babelse wartaal ChiAmstcagodamMiaBrusselsmi... . Op zo iets kan de reus niets antwoorden . Hij meet 1m91  en plots wringt hij zich uit de omhelzingen weg als zou de gong hebben geslagen. Hij huppelt drie grote stappen naar mij. Ik meet ook 1m91, en als ware ik de paal in de Ali-zithoek van de ring, stelt hij ook opnieuw aan mij de vraag  ' Where are you from ?' .

    Ik was al zeven weken weg van thuis, want ik reed op mijn fiets gedurende zeven weken doorheen grootse natuurgebieden in de USA. Ik wist niet meer van waar ik was, een pelgrim onder Gods hemel op weg naar  ...  maar in het aanschijn van Ali kon ik toen niets zeggen, want zoals niemand in België weet waar Wyoming ligt, kon ik toch niet verlangen van de grote boxer dat hij daar en op dat ogenblik , nog half in slaap, zou weten waar België ligt ... !  Maar zoals in de Grote Kwis die men op een dag in 't leven wint , kwam onverwachts vanuit mijn brein naar het puntje van mijn tong het goede antwoord dat ik aan The Greatest moest geven !   Ik schreeuwde boven het lawaai uit en zei tegen Muhammad Ali die op amper een armlengte van mij stond, net wat deze man nodig had om allen die hem ooit bedreigden K.O. te slaan, ... ' I'm a heavyweight. I'm an old friend of Jean-Pierre Coopman from Flanders and You are the Greatest  !...'  . Toen kwam Muhammad Ali nog een stap dichterbij en we gaven mekaar de hand, want de naam Coopman was nog altijd een goede sleutel  waarmee het brein en het grote hart van die superchampion open ging.  Ik was even in zijn memorie binnengestapt en dat deed hem goed. Hij vergat dat hij leed aan de beginnende kwalen van Parkinson, Altzheimer, en aan zijn prostaat. Ik voelde de hand waarmee die man een stalen vuist had gemaakt waarmee hij minstens 100.000.000 $ had verdiend. Toen zetten Ali en zijn beschermers het op een loopje , naar links, en werd het kruispunt weer geopend, want plots beseften alle reizigers dat ergens nog een groot vliegtuig op hen te wachten stond.  Formidabel moment. Echt gebeurd.  Om nooit te vergeten !

    Misschien kan ik toch ook nog eens een pintje drinken met Jean-Pierre Coopman. Dat zou ook mooi zijn !  Op 20 februari 1976 te San Juan de Porto-Rico was er internationale belangstelling  voor de titelkamp van Muhammad Ali  tegen Jean-Pierre Coopman uit West-Vlaanderen. Ruim 33 jaren gingen ondertussen voorbij en nog mag niet vergeten worden dat er toen een kerel van bij ons,  een echte flandrien, gedurende 14'46"  met zijn vuisten heeft stand gehouden tegenover de grootste van alle sportmannen die er ooit waren.  Te Cincinnati heb ik in 1997 kunnen vaststellen dat Muhammad Ali, zelfs niet meer zo fit en wakker als vroeger, toch nog altijd goed wist wie Jean-Pierre Coopman was. Hun legendarische boksmatch was toen reeds 259 maanden voorbij.

     

    29-11-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Landen - Santiago de Compostela 1999 -(7).

      

    40. Vrijdag 18 juni.

    Met het Bijbels getal 40 voor de ogen sta ik op deze dag op in de Albergue Santa Irene te Arca El Pino. Het barst daar van vrouwelijkheid en ik vraag me af of ik een weinig hormonaal gestoord ben na zo'n lange tijd als eenzame man in de woestijn van Santiago. Wanneer ik echter in de eetzaal van Esther Calvo kom en daar een paar dames zie zitten met nogal een mannelijk uiterlijk, wordt het mij duidelijk ' dit is hier een adres voor lesbische signorita's ' !   Er zijn echter ook drie kinderen. De dames zonder vent die deze zaak uitbaten zijn dus wel moeders. Ik word door hen opgediend als een prins. Uitstekend ontbijt aan een prachtig gedekte tafel met een schone koffiepot en met zeer kostbaar bestek. Ik kan alleen maar tevreden zijn over dit adres. De rekening is zelfs laag te noemen voor half-pension. Op het briefje staat 3.900 pesetas en ik geef 5.000 pesetas. Wil ik bewijzen dat ik hun lesbische gevoelswereld niet afkeur of denk ik dat het beter is dat ik hier wat achterlaat in plaats van het straks in een offerblok van de kathedraal te duwen. Ik slurp verder aan mijn koffie terwijl ik door de open deur op straat dozijnen en dozijnen slecht geschoren mannen, met behaarde benen, stinkende onderbroek, en vuile kleren , met hoeden, stokken, rugzakken, als het ware in een stormloop naar Santiago zie vorderen, de eindstreep van hun lange voettocht die daar ginds na de volgende heuvelrug misschien zal te zien zijn. Die lelijke vieze kerels zijn helemaal anders dan de twee lesbische vrouwen die engelachtig artistiek zijn aangelegd, hetgeen overal te zien is in hun propere en gastvrije Albergue San Irene. Ik probeer wat met mijn grijze cellen te filosoferen over  ' le sexe des anges' maar dat lukt me niet. Gracias signoritas . Adios !

    Nu komen de laatste loodjes, maar ik vind dat zij niet zwaar zijn.  Ik bereik Lavacolla, waar ik me in een beekje tussen het groen toch wat ritueel ga wassen. Ik verzeil er tussen een zwerm indrukwekkende Brazilianen op een camping, allemaal lezers van Paolo Coelho.  Daarna rijd ik naar de campus en naar de Monte del Gozo, de Berg van de Vreugde, waar overal in de omgeving vuil wordt opgeraapt op het slagveld waar de 40.000 fans van The Rolling Stones wild te keer waren gegaan. Dan verken ik daar goedkope slaapgelegenheden, maar ik vind dat toch maar niets, en ik denk dat ik om mijn tocht te eindigen toch wel een goede kamer mag nemen.Zeer langzaam met emotie in mijn hart en vochtige ogen geef ik de laatste duwtjes op mijn pedalen. Een telebanco in een muur maakt van mij terug een materialist die zijn zakken vol pesetas propt alvorens de eindlijn te bereiken in de  Rua de Vilar bij Suso.



    Mijn aankomst op de Monte del Gozo enkele uren nadat de Rolling Stones daar waren opgetreden.


    MOMENTO MAGICO.  Sommige dingen die een pelgrim onderweg voelt of meemaakt moet hij voor eeuwig voor zichzelf houden. Wat belangrijk schijnt te zijn, en om het even wat van onderweg mag hij niet aanzien als een exploot, een avontuur, of een mirakel, want alzo wil de traditie het.  Zulke kleine dingen zijn een knipoogje, een groet, van de apostel  en ... ' l'essentiel vous ne sauriez le dire ' ... ' et ne le dites surtout pas aux enfants ni aux femmes des Wisigoths qui vous écoutent'  heb ik wijselijk onthouden uit een oud boek. Lembranzo do Suso is een bekend man te Santiago de Compostela, een hedendaagse heilige V.I.P. . In 1984 logeerde ik op de kamers boven zijn restaurantje in het hart van de oude stad. Daar kwamen altijd de eerste dapperen die de tocht maakten per fiets uit Antwerpen. Hun namen staan er op de tientallen zichtkaarten die zij naar Suso hadden gestuurd nadat zij veilig, gezond en happy weer thuis waren geraakt. Op 14-6-1984 kreeg ik van Suso een gesigneerde schelp et dat gaf hij toen slechts aan zij die zouden terugkomem naar zijn goede stad. Op 18-6-1999 kwam ik terug. Door het vele volk sprong ik 100 m voor Hostal Suso van mijn fiets; Ik legde de laatste meters te voet af. Ik had niet geschreven, niet getelefoneerd, niet gezegd dat ik terug naar Santiago aan het rijden was. Het ongelooflijke gebeurde. De heer Suso grootvader van alle pelgrims, met twee krukken kon hij zich nog wat bewegen, maar precies toen ik nog tien stappen van zijn hostal was, kwam hij door zijn deur naar buiten. Hij ziet hoe ontroerd ik ben, en zelf wordt hij dat ook wanneer ik hem de schelp uit 1984 terug geef. Hij beaamt volledig dat de eerste echte ciclistas peregrinos uit Amberes een onbeschrijfelijke verdienste hebben gehad om de Weg naar Compostela terug in de belangstelling te brengen. Terstond moet ik wijn drinken en churro's eten. Suso moet dan wel worden weggebracht want hij gaat ergens naar een concert wat klassieke muziek beluisteren.  Onvoorstelbaar ! Hoe kon dat toch gebeuren ! Wat een weerziens na 15 jaren ! 

    In Entremurellas 9 vind ik plaats in Hostal Residencia NOSA CASA, voor 4 dagen wordt 3500 pesetas gerekend.  Ik ga wat onder de douche staan, en neem wat rust. Ik ben aangekomen. Bravo ! Daarna loop ik wat rond in de stad waar ik verschillende pelgrims weer tegenkom met wie ik contact had tijdens de voorbij week, zoals Julien en de Hollanders, zoals het koppel uit Finland,  zoals de marathonman uit Vittoria, en ik vind ook op de Informacion het kantoor waar ik mijn belangrijk document van bewijs van pelgrimage kan bekomen  La Compostelana . Ik word daar wel wat ondervraagd nadat mijn stempels van onderweg eventjes werden bekeken. Veertig dagen vinden zij prachtig, en ik word genoteerd als AVENTURERO SPIRITUAL. Met mijn diploma op zak ga ik terug naar Hostal Suso, waar ik amper nog nabij de deur één plaatsje kan krijgen. Ik drink een hele fles Ribeiro  met hesp en brood.  Daarna is het tijd voor siesta, plat te bed. Om wat meer versleten schoenen te hebben zoals dat bij een gearriveerde pelgrim past, maak ik een zeer lange wandeling doorheen het nieuw gedeelte van de stad,  COMPOSTELA NUEVA.  Wanneer ik doodmoe ben van al dat vele stappen op mijn rennersbenen kies ik een restaurant waar ik  ' Merluza  a la Gallego ' eet en dat was lekker.

    41. Zaterdag 19 juni.

    Ik ben een langslaper. Dat mag wel nadat de Weg werd afgelegd in eer en deugd. Na de desayuno moet ik op zoek gaan naar tickets voor vliegtuig, bus of trein, want mijn terugreis naar huis komt thans op het programma. De huisbaas Antonio Fraga helpt me en huurt voor mij een wagen voor de maandag nadien. Ik  loop wat rond in het spoorwegstation, maar vind daar mijn goesting niet. Een lichte bestelwagen huren om mijn fiets in te plaatsen, om in te slapen, en om nog een week mee te zwerven tot Madrid waar ik die zou kunnen inleveren, lijkt me een leuk en avontuurlijk idee. Maar bij Iberia gekomen aan de balie maakt men me een speciale pelgrimsprijs voor 49.700 pesetas. Dat moet direct betaald worden. Ik besluit van geen risico's te nemen, geen tijd meer te verkwisten, en op een gemakkelijke manier terug in Brussel te geraken met mijn fiets. Oef,... dat is dan reeds in orde, na het afgeven van mijn schone pesetas.

    Het is warm. Er worden ijsblokjes in de wijn gedaan ... is dat wel veilig  ... ?
    De foto's die ik de vorige dag liet ontwikkelen zijn al klaar . Hoe prachtig. gewoon met zo'n plastieken prulcamera. Allemaal gelukt !  Bravo .  Ik telefoneer naar huis en zo weten ze daar dat ik weldra terug onder mijn eigen dak zal verschijnen , omringd door vrouw en dochters.

    Op een terrasje zie ik ze zitten naast hun tandem. Zij nemen een aperitiefje . D + D noemen ze zich, zestigers, samenwonend, lange magere mensen . Ik had hun tandem al gezien onderweg, en zij hadden mij ook gezien eerder en toen ik een platte band had. Mevrouw was toen zelfs boos geweest op hem. Zij vond dat ik moest geholpen worden, maar hij verweet haar altijd maar redenen te zoeken om te stoppen. Ja, hij is zo sterk als een beest  und ich bin nür eine Frau. Nu kan ik eindelijk  kennis maken met deze twee. Vermits we daar in de Alameda zo goed zitten en we zagen dat naast ons lekkere maar dure schotels op de tafel  kwamen, namen wij het besluit van samen te middagmalen met drie aan tafel. Zo verneem ik dat Franz Drechsler uit Lauda-Köningshofen een aannemer en uitvinder is, ondermeer van de dode-hoek-spiegel. Zij verkochten hun huis en zijn voor één jaar op reis, eerst naar Santiago de Compostela, daarna naar Santiago de Chili en later naar Santiago de Cuba. De tandem gaat echter niet mee naar Amerika, hij was al verkocht aan vrienden. Goede ontmoeting, maar helaas moeten wij van mekaar afscheid nemen . Dat is zo vaak  het lot van pelgrims onderweg . Even kortstondig vrienden zijn en dan weer verder ... tot in finibus terrae.
    Tijd voor de siesta, maar het rommelt wat in mijn onderbuik en ik moet een paar keren naar de pot.  In de koelte van de avond ga ik op zoek naar souvenirs, geschenken voor de thuisblijfers, nuttige dingen voor mezelf .  In een winkel zijn de Mephisto's  en de sportsloefen zeer goedkoop. Maar ik heb al zoveel bagage,... en kan er nog wat bij  ?  Heerlijke avond in de prachtige oude Spaanse stad Santiago de Compostela. Ik zocht naar de Vlaamse Herberg De Zwarte Duif , maar zoals elders zijn ook te Sint Jakob in Galissiën de toffe caféetjes van vroeger gesloten.  Ik had graag nonnetjes tegen gekomen, maar die waren al vroeg naar bed met hun paternoster, en met een zonde eindigen mag niet van Sint Jacob de Meerdere.

    42. Zondag 20 juni.
    Ik ga naar de hoogmis in de kathedraal , en ondanks mijn zondige ziel  slik ik een hostie zoals tijdens mijn jeugd. Meer dan twee uren duurt de zondagdienst.  Zeer veel volk, geen kerkstoelen genoeg.  Ik zag het zwaaien met de BOTAFUMEIRO.  Voor de kathedraal is er op het middaguur de start van een autorally voor kleine Seat's. Omdat mijn spijsvertering moeilijk deed heb ik immodium geslikt . Ik besluit van niets te eten en wel veel water te drinken want mijn  maag is nogal wat ontsteld . Lange zondagse siesta. Tijdens de avonduren wandel ik lang door de drukke straten van de stad en ergens in een goedkoop eethuis betaal ik me gewoon een menu del dia.





    Winterse beelden in de Rua de Vilar waar  Suso heeft gewoond .



          

         Portico de la Gloria                     Wilfredo sacratissum Templum pietatis causa devote visitasse.

               43. Maandag 21 juni 1999.
     

    Santiago de Compostela - Bij AUTOTUR , General Pardinas, n°3, heb ik een blauwe Seat Ibiza gehuurd voor 9000 Pesetas want vandaag zal ik noch voetganger noch wielertoerist zijn. Na weinig formaliteiten ben ik al op weg naar Padron, het zeer oude Iria Flavia uit Romeinse tijden, en uit zelfs nog veel oudere tijden van Kelten en heidense nomadevolkeren. Dit is waar ik rijd de slagader van het drukke en actieve Galicia, één van de 17 autonome regio's van Spanje. Noia - Muros - Concubion-  Cabo Fistera- ergens heb ik bijgetankt voor 2500 pesetas. .

    Ik ben nu aangekomen op een zeer speciale plaats in Europa, een granietheuvel van 600 m hoogte die gedurende duizenden jaren werd beschouwd als het Einde van de Wereld door onze voorouders die met hun voeten op de vaste rotsen stonden, en voor zij  die zeevaarders waren in alle soorten en alle tijden, was deze hoek van het Iberische Schiereiland de Kust des Doods, want de wateren zijn hier zeer verraderlijk. Vele schepen vergingen in deze verschrikkelijke omgeving.
     
    Het wordt een autotocht van 285 km doorheen Galicia, langs mooie wegen, langs de prachtige rio's, en door van dit groene land , waar de heerlijke zeelucht voelbaar blijft. Rustig autovarend in de wind langs de Oceaan haal ik een totaal leeggereden Hollandse fietster in. Haar schone Koga Miyata liet mij niet twijfelen over haar herkomst en haar taal, en ik had ook reeds de andere fietser gezien, die haar met minstens 200 m vooraf reed. Omdat ik een rood lint met een tinnen schelp rond mijn hals draag, neemt zij me niet voor een struikrover of een strandjutter. Zij is verwonderd en blij van op weg naar Finisterra een glimlachende man met baard te ontmoeten,  ene rare die haar met verstaanbare woorden glimlachend toespreekt, een soigneur die haar een blikje frisdrank schenkt. Zij schuimt, hijgt, is bezig met hoesten, en is de ineenstorting nabij.
    - Wie is die sadist die jou hier zo afpeigert ? , sprak ik haar toe.
    -  Ik ben al dertig jaren met hem getrouwd  ! , antwoordt zij. 
    -  Blijf maar even rusten ! , zeg ik haar. Met mijn Seatje zal ik hem inhalen, aan zijn koersbroek vasthouden, en hem in naam van Santiago verplichten te stoppen en naar de zee te kijken tot jij rustig met normale hartslag hem kunt inhalen. Zo doe ik ook.
    - Stop kerel !  Ik ben  van de Orde van Sint Jacob ! Ik verplicht je van hier en nu te wachten op je edele tochtgenote en levensgezellin, die met haar benen de pedalen niet meer rond krijgt  ! 
    Hij, ook op een dure Koga Miyata, ziet er inderdaad uit als een beul. Maar nu staat hij daar toch met beide voeten eindelijk kalm op de grond nabij het einde van de wereld. Ik geef hem ook frisdrank, en maak een praatje tot wanneer het vrouwtje blijmoedig komt aangereden. Dan heb ik nogmaals mijn goede daad als pelegrijn zonder pijn weer volbracht en rijd ik verder, op zoek naar de kapel van Nuestra Senora in Finibus Terrae, op de aloude Franse pelgrimsroute bekend als la Chapelle de Notre Dame de la Route au bout du Chemin.

    Santiago de Compostela ligt niet aan de zee. De echte klassieke eindstreep van de Camino bevindt zich  voorbij de grote stad van Saint Jacques. Het is een groot raadsel waarom dit zo is.
    Aan het eindpunt van de wereld ga ik even rustig zitten. Ik heb geen hoed en geen laarzen, geen pelgrimsstaf en geen kalebas, geen geloofsbrieven van de Benedictijnen, alhoewel mijn credencial del peregrino en mijn carnet de pélerin vol mooie stempels staan. Op mijn kop staat de speciale, in de zon afgeschoten, lichtgroene pet met lange klip vooraan en een afdak dat mijn oren en nek beschermt achteraan. Verder loop ik op afgesleten Mephisto's wandelschoenen en in een verfrommelde zomerbroek. Maar een nog nieuw T-shirt met  ' all the colours of Fortis ' maakt me toch wat mooier en zo wil mijn terugkeer uit Santiago beleven.

    Nabij in Finibus Terrae blijf ik een niet gechronometreerde maar wel lange en belangrijke tijd zitten. Neen , ik kan niets zeggen, en neen, ik kan niet denken, en neen, ik kan niet bidden. Voor de primer apostol martir Santiago  en voor mezelf, is deze pelgrimstocht nu voorbij. Maar als laatste punt moet ik toch nog een rite volbrengen. Ik heb namelijk een klein beetje grond meegebracht uit Sinte Gitter te Landen,  uit het landgoed van Pepijn de Oudere, een beetje stof waar we naar terug zullen keren , een beetje klei uit Haspengouw. Als ware  het de asse van een overledene ledig ik in de wind van Galicië dit poederige goedje dat al 42 dagen in een linnen zakje stak, onderaan in de fietstas aan mijn stuur. Daarna leg ik een steen in dat nog niet lege zakje en met een wijde boog, al mijn krachten gebruikend, gooi ik dit van de rotsen af. De grond van mijn Landen valt in de woeste golven van Cabo Fisterra. Nu mag ik weer naar huis terugkeren,  mijn leven is geslaagd.

    Ik weet nu dat ik in het heelal minder dan een zandkorrel ben. Iedere dag en al wat nog bijkomt in mijn leven zal een geschenk zijn, een bonus die alle Goden mij toekennen.  Ik verlaat de zeer heilige plaats van Keltische cultus, waar de Wisigothen arriveerden, waar volgens het Roelandslied Karel de Grote zijn lans in de grond stak om te bepalen dat onze Westerse beschaving toen tot daar kwam, verder gaan was onmogelijk, en dat de Moren en de heidenen de rest van de wereld mochten behouden. Naar de oneindige diepte waar iedere avond de zon in de zee ondergaat glijden mijn ogen. De oermensen waren vreselijk bang omdat die zon hier verdween en misschien toch niet zou weerkeren voor het nieuwe begin van de volgende dag. Langsheen de fjorden, waar eb en vloed mekaar afwisselen, waar water en land met mekaar goed omgaan, waar de vieiras en de mejillones groeien, waar vissen, chipirones, pulpo, santiaguinos, zeevogels en krabben gelukkig zijn, waar de onrust de  kop en de ziel van de pelgrim verlaat, waar de terugweg begint naar een nieuw en ander leven met een propere lei, langs bossen gevormd door de eucalyptus en de den, door de dorpen, de akkers, de wijngaarden, van het sappige en groene Galicia, keer ik terug naar Santiago. Zelfs Maestro Mateo vindt van mij dat ik een toffe pelgrim ben.

    Ik wandelde de hele avond en een stuk van de nacht rond in de oude straten en over de pleinen, de Plaza del Obradoiro, de Plaza de la Quintana, de Plaza de la Platerias. In een kleine bar at ik heerlijke rationes en empanadas, en omdat het daar goed was ging ik er drie uren later nogmaals eten, want een triomferende pelgrim mag na volbrachte taak zijn buik vol eten en meer dan een fles rode wijn kraken, zeker als hij nog een reserve pesetas heeft.
      
      
        
    44.  Dinsdag 22 juni 1999.

    Ik word vroeg wakker in mijn bed van Nosa Casa bij Antonio Fraga-Martinez, door de wijn heb ik trouwens niet zoveel geslapen, maar ik voel me toch geweldig fit door de intense zuurstofkuur van de vorige dag en door mijn goede gezondheid en conditie van geest en lichaam.
    Alvorens ik mijn wagen wilde terug afleveren, had ik vervelende parkingproblemen. De Rent-a-Car Firma van Noelia Juegen-Diz vond dat ik een chauffeur met manieren was geweest, en ik beweerde van mijn kant tevreden te zijn geweest over ons deal, zodat ik in de toekomst zeker hun adres aan Belgische pelgrims zou aanbevelen. Mijn pakken en mijn fiets zijn in orde om te vertrekken, maar mijn vliegtuig vertrekt pas om 13u45. Ik wandel in de ochtend naar de overdekte markt, de Mercato nabij San Fix, waar ik een hele serranohesp en  manchego kaas koop voor 10.665 pesetas. Mijn rugzak is helemaal vol. In een sportwinkel koop ik een gele regenjas om er proper uit te zien tijdens mijn terugreis. Daarna vertrek ik met veel overschot van tijd naar de vlieghaven van Labacolla op een rustige manier om niet te zweten.
     
    Iberia telt mij 48.700  pesetas + Taxe 2000  en dat is een beetje meer dan bij de boeking in het reisagentschap. De reden is omdat vanaf 21/6  de hoogseizoenprijzen worden aangerekend. Maar op 1000 pesetas komt het nu niet meer, en ik ben blij dat mijn fiets, fietstassen, en ikzelf naar België kunnen vliegen. Op mijn rug draag ik de zware hesp die ik op de markt heb gekocht, hoe langer ik ze draag, hoe zwaarder zij wordt, het is alsof ik er mee getrouwd ben.

    Alles vlot goed, en zo vliegen we weldra richting Barcelona, waar we zullen moeten overstappen, waarvoor één uur tijd. Na landing te Barcelona, verneem ik dat het tweede gedeelte Barcelona- Brussel met twee uren vertraging zal plaatsvinden. Ik loop rond, maar word slaperig, en de drukte op de vlieghaven wurgt me, ik die zolang in de open lucht aan het fietsen was. Ik zoek dan ook de gang die ik zal moeten nemen voor de vlucht naar Brussel. Ik vind die, doch hij is nog afgesperd voor de reizigers. Ik zet me pardoes daar op de grond neer, met de Spaanse hesp in mijn armen, en ik begin aan een slaapje, hopende wakker te worden wanneer de gate open gaat. Totale black out tot ik terug wakker ben  en stap naar de wachtzaal voor de vertrekkers met boarding pass . Daar ga ik op een bank zitten en kijk slapering nog wat rond.

    Hé, maar wie zit daar op tien meters van mij ? 
    Kan dat waar zijn ?  Ik sta op en ga zitten naast een jonge kerel . 
    -' Goedendag, vergis ik mij of ben jij echt de wielerkampioen Jeroen Blijlevens van TVM, de man die zo snel kan sprinten ?   Dat klopt, ik ben Blijlevens. Inderdaad.  Sportieve handdruk.
    - Zeg, Jeroen, we kunnen misschien wat babbelen dan gaat de wachttijd vlugger voorbij. Jij was onlangs nog roze trui in de Giro , proficiat, ... ! .
    -Ja, maar ik gaf daarna wel op,  en gisteren , hier in Spanje, moest ik ook al opgeven, en ik wil het binnenkort ook opgeven bij TVM. Het gaat niet goed met mij.
    - We zullen over iets anders praten, niet over wielrennen, ... ik weet dat als je de vriend van een profwielrenner wilt zijn, je eigenlijk nooit over koers mag praten, ...! Geloof me, ik weet veel over wielrennen, ik won zelfs de nationale Tourkwis op de radio in België, in de tijd van Rooks en Van Poppel !  Maar we gaan niet over de Tour praten .
    - Over wat dan wel ?  Over de vrouwen ?
    - Neen, keurige jongens zoals wij doen dat niet. Ik ben een fietsende pelgrim , ik reed gedurende 42 dagen op de fiets van België naar Compostela, en voel me nu erg lekker, in superforme, maar ik moet wel terug naar huis, bij vrouw, dochters, hond, schoonmama, ... .
     - Ja, zo gaat dat , na een grote Ronde moet elke wielerheld weer naar huis ... !
    - Ik kom uit Walshoutem. Daar kennen de wielerfans Jeroen Blijlevens, maar kent Jerommeke ook nog de Walhostraat van Walshoutem ?    ( ... nu, bewijst Blijlevens me dat hij ook kan kwissen !)
    - Ja, Walshoutem, Montenaken, Trognée, Cras-Avernas, ... dat zijn zo mijn eerste reisjes naar het buitenland geweest om te gaan koersen bij de jongeren.
    - Te Walshoutem had je gewonnen !  De mannen van de wielerclub hebben daar nog foto's van je.
    Ik kan je die bezorgen, geef maar uw huidig adres  en dan zal ik ze jou opsturen.
    - Niet nodig.  Ik heb nog dozen met oude foto's , krantenknipsels en andere rommel.
    - Ik weet het nog, Walshoutem, bij de nieuwelingen. Ik won er de sprint. Het was mijn eerste buitenlandse overwinning. Er was daar veel volk.
    - De wielerclub bloeide er toen, tijdens zo'n  koers voor nieuwelingen of juniors , werden alle flesjes, alle tonnen bier, alle frieten, alle braadworsten,  verkocht ...   Altijd veel renners , van overal ! 
    - Daarna, is het misgelopen met Wielerclub Sint Lambertus? Maar, dit verhaal bespaar ik je.
    - Zeg, man, jij lijkt me een eerbaar persoon, uit Walshoutem dan nog wel, mag ik je wat vragen ?
    - Natuurlijk, Jeroen, ... moet ik voor jou de sprint aantrekken  ?
    - Neen, ik moet nog enkele telefoontjes geven , en dat ging niet van op deze plaats. Ik kan ook mijn bagage niet onbeschermd achterlaten.  Maar nu zag ik dat anderen via een open venster, op een terras geraakten, vanwaar zij wel telefonische contacten kunnen maken.
    - Natuurlijk wil ik even op je dingen letten, maar ik mag je toch vertrouwen hé. Zitten in uw reistassen geen drugs, geen epo-pilletjes  ?
    - Neen, zo iets slik ik niet  !
    - De heer Blijlevens heeft verschillende telefoongesprekken en van op afstand zie ik dat het gaat over ernstige en belangrijke onderwerpen.

    Opeens verschijnt een veeltalige en lieftallige juffrouw van Iberia, en mogen wij naar het vliegtuig . Blijlevens stopt met telefoneren  en volgt ook. Ik heb in mijn rugzak een hele hesp, een daar verboden product, en hij heeft geen enkel verdacht spul of voedingsupplement in zijn bagage. We zitten in het vliegtuig veel te ver van mekaar om nog verder te babbelen.Te Brussel aangekomen, neem ik de trein naar Landen en een uur later ben ik weer thuis. Mijn hond besnuffelt me lang en vraagt zich af of ik wel nog zijn baasje ben die zo lang was verdwenen. Maar hij kwispelt weldra fel met zijn staart. We vertekken direct voor een lange wandeling. De rest van de avond zal de welsh-terriër steeds dicht bij me blijven. 
     
    45. Diverse sprokkelingen
    uit de diepe reistas van een oude pelgrim, geschreven door mij of door een andere.

    Mijn eerste interesses voor Santiago groeiden toen de sneeuwklokjes uitkwamen in het voorjaar van 1983. Zij liepen door toch op dit ogenblik wanneer ik deze woorden op mijn blog breng, met stille momenten en met hevige momenten. Gedurende meer dan 27 jaren had  ' het Santiago virus' me te pakken.

    Op het middaguur, ergens tussen Fromista en Villalcazar de Sirga vordert een eenzame fietser. Hij is op weg naar St-Jakob in Galicië.
    De felle Spaanse zon staat hoog aan de blauwe hemel en de weg, afgebakend met rode, gele en paarse bloemen, slingert zich licht heuvelend tot aan de horizon. De pelgrim op twee wielen volgt het aloude spoor van de Camino, steeds rechtdoor naar het westen, naar Santiago. Zestien dagen geleden reeds verliet hij huis en goed, en vanuit Haspengouw, over de vlakten en de bergen, in alle weer, toerde hij dwars door Frankrijk en Navarra. Om zijn dorst te lessen dronk hij wijnen uit Bourgondië, Guyenne en Gascogne. Hij at gerechten uit Champagne, Baskenland en Castilliê. Hij koelde af tussen de frisse kathedraalmuren in Vezelay, Saint-Léonard, Limoges, en Périgueux. Hij groette Jeanne d'Arc, Vercingetorix, Raymond Poulidor, pastoor Joseph Massie, en de peregrino van Puenta la Reina. Hij dwaalde tussen de antieke muren van Roncesvalles, Irache en Castrogerix. Hij overschreed de Loire, de Gave,  de Rio Oja en vele andere watertjes. 
    En  nu, plots, springt er voor zijn wiel een  klein konijntje de weg op zodat hij stopt om het naar veiliger oorden te verjagen. Zo bracht elk ogenblik op de lange weg hem steeds nieuwe sensaties, nieuwe ervaringen op deze fantastische tocht in de richting die door de beweging van de zon wordt aangeduid bij dag en door de sterren van de melkweg bij nacht. Wilfried, bankbediende, op de leeftijd van 40 jaar gekomen, wou er eens op uittrekken om zichzelf te bezinnen en ook om mensen, natuur, kunst, geschiedenis, en godsdienst te bestuderen. Daarom nam hij zijn fiets en vertrok. Vroeger zijn zovelen op weg gegaan. Met duizenden, met miljoenen, zijn in de middeleeuwen de bedevaarders naar Compostela vertrokken, alleen of in groep, maanden stappend in zon, regen, sneeuw, biddend en zingend, met brede hoed op het hoofd, met staf en knapzak, met een brede mantel getooid, met de Sint-Jakobschelp. Zij gingen zo ver en wisten dat zij misschien nooit zouden terugkeren wegens de gevaren, omdat hun geloof sterk was, om vergeving van hun zonden en misdaden te bekomen bij goddelijke en burgerlijke rechtbanken, om het avontuur te beleven, om hun grauwe leven te ontvluchten, om geluk en fortuin van geest en lichaam te bekomen. Gedurende ruim duizend jaren vloeide er een mensenstroom door Frankrijk en door het Noorden van Spanje, en wie vandaag nog op ontdekkingstocht gaat langs de pelgrimsroute zal met verbazing worden gadegeslagen. Het verleden zal herrijzen voor wie echt zijn stappen plaatst in het spoor van de voetgangers van God, zoals de pelgrims werden genoemd.
    De eenzame fietser op zoek naar Villalcazar de Sirga, waar Pablo Perez-Payo de beroemde mesonero voor een onvergetelijk onthaal zorgt, is dan ook nooit alleen. Gisteren, vandaag, en morgen, verder naar Astorga, El Cebreiro, Puertomarin ! Tranen van ontroering op de Monte del Gozo, verstomming bij het aanschouwen van de wondermooie gebouwen van de stad Santiago, ervaringen waarvan niemand ooit nog los kan !
    Reeds in 1130 , in een zeer oude reisgids beschreef Aymeri Picaud de stad Santiago de Compostela als de voortreffelijkste en gelukkigste van alle Spaanse steden.  Na een ontdekkingsreis en na een grondige studie over Compostela stelt zich de vraag : Sint Jacob, U die zoveel eer werd aangedaan door onze voorouders, waarom zijn we U vergeten ?

    Par milliers, par millions, la besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de  toutes sortes et tous pays ils partaient le coeur brûlant, faire leur salut au bout des terres d'Occident , là où la mer un jour avait livré le corps de l'apôtre Jacques.

    L'essentiel, vous ne savez pas le dire. Parfois, immobile dans votre lit, les yeux grands ouverts sur la nuit il vous semble encore marcher, comme ces chiens endormis devant l'âtre et qui font en rêvant le simulacre de poursuivre quelque gibier superbe. A ces moments-là quand le chemin vous reprend dans sa houle, quelque chose vous étreint le coeur .

    En camino de Santiago iba una alma peregrina una noche tan oscura que ni una estrella lucia ; por donde el alma paseba le tierra se estremacia .

    Na Aymeri Picaud, na Herman Künig von Vach, na Barret en Gurgand, na Wilfried Wijn, ... kwam Renaat Grandry , en zijn boekje zou ingepakt moeten worden in plastiek en alumiumfolie, en ergens worden ingemetseld in een schoon Jakobsoord opdat in de XXVIste eeuw het zeker nog zou worden gelezen.

    Desde los Pirineos hasta Compostela, la via jacobea recorre el norte peninsular por la senda que trazaron los peregrinos medievales, llegados de todos los rincones de Europa. Historia y magia, arte y turismo, fe y deporte se dan la mano en un viaje que mantiene su atractivo desde hace once siglos.

    Vous nous voyez marcher sur cette route droite
    tout poudrés , tout crottés, la pluie entre les dents
    sur ce large éventail ouvert à tous les vents
    la route nationale est notre porte étroite.

    Les mille et mille pas qui mènent à Compostelle, humbles fatigues, fringales indicibles, blessures sans gloire, le salut de l'âme est au bout de tout cela.





    05-11-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    01-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HISTOIRE DU TENNIS DE TABLE - Chapitre 2.
    C'est dans un pays d'Europe riche et cultivé, mais sujet aux climats variables, qu'un jeu de tennis miniature avait fait son apparition L'histoire de ce jeu qui deviendrait un sport, est intéressante et unique. Car c'est comme si toute une civilisation avait pu disparaïtre dans l'oubli. Le XIXe siècle et la Grande Guerre devraient être oubliés selon d'éminents penseurs de 1922. Toutefois pour faire oublier un bon moyen serait de se retrouver dans ces clubs sportifs qui avaient existé auprès d'une fédération nationale qu'il fallait réorganiser et sortir de l'anonymat. Quand tout semblait perdu dans l'oubli les anciens pongistes virent le miracle de la renaissance de leur art.   





      Fred Perry  le superchampion élégant


    Les gentlemen  en action vers 1925.

    RESUME RAPIDE  ET DATES IMPORTANTES :
  • 1880s    
  • Le tennis sur gazon joué sur la table de cuisine.
  • 1890s    
  • Diverses inventions enregistrées en Angleterre et USA font arriver sur les marchés des valises de jeu complets qui sont appelées Gossima et autres, et des modes d'emploi copiés sur le tennis.
  • 1900    
  • Introduction des balles creuses en celluloid qui remplacent les balles fabriquées en autres matières. Le bond de la nouvelle balle est meilleur et le succès du jeu augmente énormément.
  • 1901    
  • Débuts de la  Table Tennis Association (TTA) et de la Ping Pong Association (PPA), qui se regroupent en 1903.Publication des règles. Transfert en Chine de ce jeu pratiqué dans les familles anglaises qui sont là-bas pour des raisons commerciales, politiques, militaires, culturelles ou religieuses.
  • 1904    
  • Le Ping Pong est à la mode. Toute la City de Londres devient folle pour ce nouveau sport. Existence et naissances de centres localisés en Europe Centrale. La flamme s'éteint cependant et la guerre vient.
  • 1922    
  • Nouveau départ en Europe, avec d'autres règles pour ce jeu. Standardisation du matériel et des règlements en Angleterre.
  • 1926    
  • Débuts de la International Table Tennis Federation (ITTF) à Berlin.
    Organisation des Premiers Championnats du Monde à Londres. Standardisation étendue à tous les pays. Ivor Montagu .
  • 1920s –
        1950s   
  • Période classique dominée par les Européens. Palettes dures.
  • 1926–
        1931
        
  • Maria Mednyanszky superchampionne.
    Cette Hongroise gagne 18 médailles d'or.
  • 1930–
        1935
        
  • Victor Barna. Juif hongrois gagne tout et est l'équipier de Miklos Szabados en doubles. Pour l'illustre Barna 22 médailles d'or.
  • 1936    
  • Dixième Championnats du Monde à Praag. Les défenseurs allongent trop les rencontres, jusque 2 heures pour un seul point. La hauteur du filet sera diminuée en faveur des attaquants.
  • 1939    
  • L'Amérique du Sud arrive et fait la première Association Continentale. Les World Championships ont lieu au Caire en Afrique.
  • 1950–
        1955
        
  • Angelica Rozeanu-Adelstein , la juive roumaine devient championne du monde pendant six années. Après elle pendant les 55 années suivantes ce titre ira en Asie où le pingpong et la population grandissent fort.Johnny Leach est un remarquable champion qui fait honneur à l'Angleterre.
  • 1950s –
        1970s   
  • La période des palettes avec les recouvrements d'éponge et de mousse qui voit gagner ceux qui mettent des effets et de la vitesse sur les balles. Changement dans les palettes.
  • 1952    
  • Lors des World Championships à Bombay ( India) l'Asie prouve ce qu'elle sait faire, et le Japan vient avec son champion Hiroji Satoh qui utilise une palette avec laquelle il ridiculise la concurrence. Naissance de la Fédération Continentale d'Asie et d'un tournoi désormais important : les Championnats d'Asie .
  • 1953    
  • Arrivée de la Chine Populaire qui participe pour la première fois .
  • 1954-56    
  • Ichiro Ogimura confirme la dominance Japonaise, l'importance du matériel et de l'entraînement physique.
  • 1956    
  • Tomie Okada-Okawa est la première femme d'Asie à devenir championne du monde. Elle stoppe le règne des reines d'Europe.
  • 1957    
  • Vu la grande participation les World Championships seront organisés seulement tous les deux ans, ainsi les nations pauvres pourront participer.
  • 1958    
  • Première organisation de  European Championships, à Budapest, où l'Union Soviétique participe aussi aprés la révolution hongroise.
  • 1959    
  • Rong Guotuan devient immortel en Chine. C'est le premier champion du monde chinois reconnu par tous dans l'histoire de l'humanité. Des règles précises pour les palettes sont adoptées.
  • 1962    
  • Les Championnat du Continent Africain pour la première fois à   Alexandrie  en Egypte. Le Chinois Chuang Tse Tung est devenu l'empereur du pingpang qiu.
  • 1967    
  • Ivor Montagu termine son dernier mandat de President ITTF.
  • 1971    
  • A Singapore le tennis de table est au programme des premiers  Commonwealth Games. Ping Pong Diplomacy :  l'équipe de pingpong des Etats-Unis joue des matches amicaux en Chine. Jamais si peu de gens on fait tant pour la Paix et pour leur pays.  Zhou Enlai déclare la porte ouverte pour les relations entre les peuples de la Chine et des Etats-Unis.
  • 1971    
  • Le jeune Stellan Bengtsson devient champion du monde. C'est le début de la grande présence de la Suéde dans le tennis de table, qui va durer près de trente années avec de nombreux champions dont surtout Jan-Ove Waldner.
  • 1973    
  • Sport Universitaire. Championnats Mondiaux à  Hanovre, Allemagne.
  • 1977    
  • Le International Olympic Committee ouvre la porte au tennis de table, reconnu comme sport international important.
  • 1979    
  • A Stoke Mandeville en Angleterre les pongistes handicapés en chaises roulantes jouent pour la première fois pour un titre Européen.
  • 1980    
  • Première  Coupe du Monde  à  Hong Kong .
  • 1981    
  • A Novi Sad, alors Yougoslavie, la Chine gagne les 7 titres mondiaux mis en jeu. Lors de la 84e assemblée de la IOC le tennis de table est ajouté au programme des Jeux Olympiques .
  • 1982    
  • Gotebourg, Suède , les véterans jouent aussi leur championnat du monde, et à Stoke Mandeville, England, les moins valides ont leurs compétitions.
  • 1985    
  • Den Haag en Hollande organise des Mondiaux pour Juniors.
  • 1988- 2010
  • Temps Modernes & Olympiques (Domination totale de la Chine) .
  • 1988    
  • Olympic Games à Seoul, South Korea, présence des joueurs de pingpong .
  • 1992    
  • Jan-Ove Waldner devient champion olympique. Les sponsors font de lui un homme très riche. Le petit Belge Jean-Michel Saive réalise de nombreux exploits et devient un des très grands dans son sport, comme le Français Jean-Philippe Gatien.
  • 1995    
  • Championnats du Monde à Tianjin, Chine. Triomphe total pour le pays visité qui gagne à nouveau les sept médailles d'or. En dames Deng Yaping est la championne de la décennie.
  • 1996    
  • Débuts du ITTF Pro Tour, qui prévoit des compétitions partout sur la planète. Mondialisation. Sponsoring.
  • 2000    
  • Après les Jeux de Sydney, décision importante : pour plaire aux téléspectateurs les balles de pingpong seront un peu plus grosses et plus lourdes.
  • 2001    
  • Nouveau changement. Les sets se joueront jusqu'à 11 points, pour plus de spectacle à la télévision et pour les sponsors. A Osaka, Japon, la Chine gagne à nouveau tout, malgré les changements. Wang Nan est au changement de siécle la grande championne.
  • 2002    
  • Les Juniors et les Cadets vont avoir leurs compétitions internationales ( ITTF World Junior Circuit) et World Cadet Challenge (continental teams competitions).
  • 2003    
  • Premiers  ITTF World Junior Championships à Santiago de Chili.
    Le championnat du monde par équipes nationales est séparé des compétitions individuelles et doubles. Après un combat individuel terrible l'Autrichien Werner Schlager devient champion du monde   prouvant que les Chinois peuvent être battus.
  • 2004    
  • Aux Jeux Olympiques d'Athène le Tennis de Table prouve qu'il est le cinquième sport à la télévision, d'après l'audience des spectateurs.
  • 2005    
  • World Championships à Shanghai, Chine. Les cinq médailles vont à la forte Chine emmenée par Wang Liqin et Mlle Zhang Yining.
  • 2006    
  • World Championships Bremen, Allemagne. Nombreuse participation en interpays. La Chine domine en Messieurs et en Dames.
  • 2007    
  • World Championships Zagreb, Croatie. Tout pour la Chine encore. Simples. Doubles. Double-Mixte. Universiade à Bangkok, Thailande, présence des pongistes. Internet multiplie l'info sur ce sport.
  • 2008    
  • Les équipes nationales de Chine championnes du monde.
    La Chine gagne tout à ses Olympiques de Pékin.
  • 2010    
  • Miracle à Moscou : Les dames de Singapore battent la Chine !
    Le tennis de table présent aux Premiers Youth Olympic Games à Singapore avec un qualifié belge Emilien Van Rossome.

    UN HOMME EXTRAORDINAIRE.

    Ivor G.S. MONTAGU
    , né le 23 avril 1904 à Kensington près de Londres, était le troisième fils de Lord Louis Samuel Montagu et de Lady Gladys Swaythling, des personnes très riches, des libéraux convaincus et des juifs du plus haut milieu. Après avoir tenté le Cricket et le Tennis au Royal College of Science de Westminster, Ivor Montagu découvre avec beaucoup de passion le tennis de table au Kings College de Cambridge. Il y étudie la zoologie et les langues, et à l'âge de 17 ans déjà il est sélectionné pour le célèbre match triangulaire entre Oxford, Cambridge et Paris. C'est un grand voyageur. Dans le cadre de ses études de zoologie il s'en va étudier les rats et les lapins en Arménie, et les chameaux en Mongolie. Il parle, écrit et traduit en anglais, français, allemand et russe. En 1922 le jeune Ivor Montagu est élu par ses pairs président de la Fédération Anglaise de Tennis de Table et il se met à la tête de quelques gentlemen très entrepreneurs qui avec l'aide du journal des boulevards The Daily Mirror vont organiser un tournoi de pingpong disputé à Londres dans 40 salles pour 40.000 joueurs. Avec cet évènement, qui avait bien secoué la City d'après guerre, le tennis de table, jadis si populaire vers 1904, remonte vers le soleil en quelques jours en cette année 1923 qui avait fait connaître l'organisateur Montagu, un jeune capable de faire bouger les foules vers un but noble. Toutefois si Montagu joue bien son rôle en Angleterre de 1921 à 1925, et qu'il sera à juste titre élu premier président de la fédération internationale de tennis de table en 1926, ce n'est pas à lui qui revient le mérite sur le plan international. Le rôle des pongistes allemands et des champions juifs habitant dans plusieurs pays est important en profondeur vers 1930, mais vu sa présence interminable Ivor Montagu sera un grand leader, le Fidel Castro du ping pourrait on dire.

    La famille de Montagu avait donné le capital nécessaire pour organiser le premier Championnat du Monde à Londres. C'est pourquoi d'ailleurs qu'en 2010 c'est toujours la Coupe Swaythling ( nom de famille de la maman d'Ivor) qui est remise à l'équipe nationale championne du monde. 
    Mais peu après Ivor Montagu tourne le dos à sa famille  pour ne pas que tous continuent à dire qu'il est un 'fils à papa' pour qui tout est facile. Il marie en secret la typiste Eileen Hellstern qui est pauvre, mais magnifique et incomparable, et du coup il devient prolétaire et il refuse d'être millionnaire. Ivor Montagu va réussir tout seul dans la vie, car il avait des grandes qualités d'orateur, de diplomate, d'organisateur.  En plus, il était polyvalent et avait au moins cinq passions :
    1. Eileen 'Hell' Montagu qui sera toujours derrière lui et ce jusqu'au début de novembre 1984. Car c'est exactement 26 ans que le président élu en 1926 avait quitté ce monde quatre jours seulement après son épouse chérie.
    2. Le tennis de table qu'il a développé pendant plus de 40 ans, augmentant le nombre d'affiliés des 9 pays au départ jusqu'aux 160 pays de 1967.
    3. La culture générale, le journalisme et la zoologie.
    4. Le cinéma.  Il a vraiment tout fait dans ce domaine dès les grandes heures des films muets. Il a été proche de Eisenstein, Chaplin, Hitchcock, Balcon, et était connu dans les milieux du cinéma  en Grande-Bretagne, Russie, Allemagne, et à Hollywood.
    5. La politique. Après un voyage en Russie révolutionnaire il devient homme de gauche pacifiste, socialiste et ensuite communiste. Il y a de fortes chances que sous le code 'intelligentia'  il aurait été vers 1942  un espion des Soviets, amis des Anglais pendant la seconde guerre mondiale. Il a fait plus pour la paix que beaucoup de politiciens célèbres, comme directeur de la London Film Society, et en oeuvrant aussi longtemps et aussi bien pour le TABLE TENNIS un sport pour tous, pour tout âge et pour toute la vie, qui compte des pratiquants dévoués et passionnés sur tous les continents.     

         1926 - 1939

    Les grands joueurs et joueuses qui avaient marqué les Championnats du Monde de Tennis de Table pendant le periode des hard bats, les palettes à picots ordinaires et les planches dures.    

    MESSIEURS :

    LONDRES 1926 :
    Hongrie: Roland Jacobi, Zoltan Mechlovitz, Daniel Pecsi, Bela Kehrling, + Maria Mednyansky
    Autriche: Paul Flussman,Munio Pillinger + Fanchette Flam
    Wales: + Doris Evans-Gubbins

    STOCKHOLM 1928:
    Hongrie: Zoltan Mechlovitz, Lazlo Bellak, Daniel Pecsi, Sandor Glancz, Roland Jacobi,+Maria Mednyansky
    Autriche: Alfred Liebster, Robert Thum, Paul Flussman, + Fanchette Flamm
    Angleterre : Fred Perry, + Winifred Land + Joan Ingram 
    Allemagne : + Erika Metzger

    BUDAPEST 1929 :
    Hongrie: Zoltan Mechlovitz, Viktor Barna, Sandor Glancz, Istvan Kelen, Miklos Szabados, Lazlo Bellak, Gyorgy Szegedi  + Maria Mednyansky + Anna Sipos + Magda Gal
    Angleterre: Fred Perry, Charles Bull, Adrian Haydon
    Autriche: Robert Thum, Albert Liebster, Paul Flussman + Trude Wildam
    Allemagne: + Erika Metzger + Maria Rüster

    BERLIN 1930:
    Hongrie: Viktor Barna, Lazlo Bellak, Lajos-Leopold David, Istvan Kelen, Miklos Szabados+ Maria Mednyansky + Anna Sipos
    Autriche: Alfred Liebster, Robert Thum
    Suéde : Folke Pettersson

    BUDAPEST 1931 :
    Hongrie: Viktor Barna, Lazlo Bellak, Lajos-Leopold David, Istvan Kelen, Miklos Szabados+ Maria Mednyansky+ Anna Sipos 
    Allemagne : Nikita Magjoroglou

    PRAGUE 1932 :
    Czechoslovaquie: Stanislas Kolar, Jindrich Lauterbach, Istvan Malecek, Bedrich Nikodem, Michal Grobauer + Anna Braunsova + Marie Smidova-Masakova
    Hongrie: Viktor Barna, Miklos Szabados, Lazlo Bellak, Sandor Glancz,Istvan Boros + Anna Sipos

    BADEN - VIENNE 1933:
    Hongrie: Viktor Barna, Istvan Boros, Lajos-Leopold David, Istvan Kelen, Sandor Glancz + Anna Sipos + Magda Gall + Emiline Racz
    Czechoslovaquie: Stanislav Kolar
    Angleterre: Adrian Haydon

    PARIS 1934 :
    Hongrie: Viktor Barna, Lazlo Bellak, Lajos-Leopold David, Tibor Hazi,Miklos Szabados,Sandor Glancz, Bela Nyitrai + Anna Sipos + Magda Gal + Maria Mednyansky
    Allemagne: +Anita Felguth-Denker  + Astrid Horn H.K.,
    Angleterre : + Dora Emdin
    Czechoslovaquie: + Marie Kettnerova

    WEMBLEY LONDRES 1935 :
    Hongrie: Viktor Barna, Lazlo Bellak, Lajos-Leopold David, Tibor Hazi, Miklos Szabados + Anna Sipos + Maria Mednyanski + Magda Gal
    Czechoslovaquie: Stanislav Kolar, Karel Svoboda, Bohumil Vana, Miroslav Hamr + Marie Kettnerova + Marie Smidova-Masakova
    Autriche: Alfred Liebster, Erwin Kohn
    Angleterre: Adrian Haydon
    France: + Marcelle Delacour

    PRAGUE 1936 :
    Autriche: Richard Bergmann,Helmut Goebel, Erwin Kohn, Hans Hartinger, Alfred Liebster
    Czechoslovaquie: Stanislav Kolar, Miroslav Hamr + Gertrude Kleinova + Marie Smidova
    Roumanie: Farkas Paneth, Marun Goldberger
    USA: James McClure, Robert Blattner + Ruth Aarons-Hughes+ Jessie Purves
    Pologne: Alojzy Ehrlich
    Hongrie: Ferenc Soos

    BADEN-BADEN 1937:
    USA:  Abe Berenbaum, Robert Blattner, James McClure, Sol Schiff + Ruth Aarons + Emily Fuller
    Autriche: Richard Bergmann, Helmut Goebel + Trudi Pritzi
    Czechoslovaquie: Bohumil Vana, Stanislav Kolar, Adolf Slar, Frantisek Hanec+ Vera Votrubcova
    Pologne: Alojzy Ehrlich
    Allemagne: + Astrid Horn-H.K.
    Roumanie: + Angelica Rozeanu-Adelstein
    Angleterre: +Wendy Woodhead+ Doris Jordan + Margaret Knott-Osborne
    Hongrie: Ferenc Soos

    LONDRES 1938 :
    Hongrie: Viktor Barna, Lazlo Bellak, Erno Foldi,Tibor Hazi, Ferenc Soos,
    Czechoslaquie: Bohumil Vana + Vera Votrubcova+ Maria Kettnerova + Vlasta Pokorna-Depretisova
    USA: James Mc Clure, Sol Schiff  + Betty Henry
    Autriche: Richard Bergmann, Helmut Goebel + Trudi Pritzi
    Angleterre: Hyman Lurie, Jeffrey Hyde + Wendy Woodhead + Doris Jordan + Margaret Knott-Osborne

    LE CAIRE 1939:
    Czechoslovaquie: Miroslav Hamr,Vaclav Tereba, Bohumil Vana, R.Karlecak +Vlasta Pokorna-Deprisova+ Vera Votrubcova
    Autriche: Richard Bergmann + Trudi Pritzi
    Roumanie: + Angelica Rozeanu-Adelstein
    Egypte : + Helmy Mansour + Samcha Naitri
    Pologne: Alojzy Ehrlich
    France: Michel Haguenauer, Raoul Bedoc
    Yougslavie: Zoarko Dolinar, Tibor Harangozo, Max Marinko


    Dans l'essentiel le jeu n'a jamais beaucoup changé depuis ses débuts, mais au fil des années il est devenu plus rapide, plus subtil et plus exigeant. A cela il faut ajouter  l'augmentation continuelle du nombre de pratiquants. Ainsi de décennie en décennie les meilleurs de ce sport devenaient des champions exceptionnels qui sont passé de l'amateurisme au professionalisme, des sportifs possédant le plus haut degré de capacité physique et de concentration mentale qui ne peut être atteint que par un entrainement ardu afin de développer les talents naturels.

    L'intérêt constant de la féderation internationale ITTF a toujours été d'assurer que le pingpong ( un  mot connu dans toutes les langues existantes)  reste un combat d'habilité humaine et que les développements technologiques qui apportent un nouveau facteur au jeu ne donnent pas un avantage trop grand et trop permanent aux joueurs qui en font usage les premiers. Ainsi  les spécifications sur l'équipement comme celles relatives à la surface de la palette sont soigneusement formulées après de nombreuses considérations, et tout changement dans les règles de ce sport sera seulement mis en application après un vote démocratique lors d'assemblées générales . 

    01-11-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Landen - Santiago de Compostela 1999 - (6).



    34. Sabado  12 de Junio.

    Leon.
      In dit klooster zijn er duidelijke voorschriften. Niemand mag eerder buiten dan 6u00  en iedereen moet de slaapzaal verlaten hebben om 8u00.  Ik was daar tussen Hollanders doch s' avonds waren zij te moe en 's ochtends veel te gehaast om kennis te maken en te praten.  Op weg door Leon kom ik een fietser uit Fléron nabij Luik tegen. Ik vertel dat ik in zijn gemeente harde matchen pingpong had gespeeld met de tijdsregel, ondermeer tegen Louis Joyeux. De wereld is klein. Die fietser kende die Louis vrij goed. Ik telefoneer naar huis waar alles flink wordt gerund door mijn Sonja. Terug op het plein aan San Marcos neem ik enkele foto's. De Luikenaar is daar ook nog, want hij blijft het hele weekend te Leon en krijgt daar zelfs bezoek. Ik raad hem aan van binnen te gaan in de prachtige Parador en hij doet dat.

    Ik bezoek  El Virgen del Camino en kan daar voor een 'barato' prijs van 495 pesetas Zumo, café grande con leche, y dos boccadilos eten. San Miguel del Camino. San Martin del Camino. Hospital de Orbigo. Het is warm en ik ga schuilen in een albergue waar ik een koele cola met gin drink, in afwachting van mijn middageten. Ik neem al mijn tijd, schrijf een brief, en wacht want op de zinderende weg is het verschrikkelijk moeilijk, zeker met die lome benen van mij.

    Astorga. Er loopt daar een wielerwedstrijd van lagere categorie. Ik blijf een tijdje kijken. Daarna ga ik op zoek naar een stempel voor mijn pelgrimsboekje. In de refugio van Astorga zie ik de mountainbikers weer, maar nu is er ook een sportieve jonge dame bij, met prachtige benen. Zij is  een Madrileense.

    Bij het verlaten van die stad vlam ik niet verder op de grote steenweg zoals de vele te snelle sportievelingen dat doen op hun koersfietsen. Ik rijd niet naar de grote stier, publiciteitsbord hoog op de heuvel, maar ik neem naar links waar de voetgangers in het zweet en met pijnlijke voeten hun zielezaligheid verdienen op de Camino. Aan het eerste café in deze richting, ga ik eerst van een pintje genieten en vertrek wat later met pijnlijke kuiten. De wind waait nu tegen en het is bergop. Slecht en ongelijk is het wegdek, bijna mals door de warmte. Ik zie het helemaal niet zitten om de Pantani uit te hangen. Maar, mijn redding werd door de Apostel Jacob al voorzien want te
    Murias de Recilvaldo wacht een kleine refugio op mij. Ik kom daar op een kamer met een Oostenrijker. Wat verder is er het Restaurant San Antonio. De baas is daar helemaal zot van de Camino,en vraagt me uit. Door mijn  kleine kennis van 't Spaans en omdat andere mensen er ook komen tafelen vlot onze communicatie echter niet.

    35. Zondag, 13 juni.

    Met sterke ambitie begin ik als  ' flandrien'  deze hoogdag . Er komt nu een groots parcours over de Puerto de la Cruz y Puerto de Manjarin.  De weg is nieuw aangelegd, met drie evenwijdige camino's voorzien voor voetgangers en lopers, fietsers en paarden, auto's en vrachtwagens. Stop in Bar Cowboy, omwille van de leuke naam, en voor een goed hapje en een natje. Rabanal del Camino . De mooie  Refugio van Saint James is op dat uur  'closed' . Spijtig !
    Daar is hij dan weer, die Schot die ik te Fromista verliet. Tom Huxtable is the name and not Angus MacDonald nor Stewart Obree. Hij duwt een veel te groot verzet en kan niet  ' en danseuse' klimmen omdat zijn bagage slecht is verdeeld over zijn oude koersfiets, met alle gewicht in èèn zak op het achterwiel  !

    Tevens haal ik daar in die klim een rare kerel in. Hij trekt een speciaal karretje met al zijn spullen en vordert aan hoog tempo. Maar dan plots stopt hij na de volgende bocht, en stilstaand begint hij, met d'ogen toe en kloppend hart, te bidden. Hij heeft geen interesse voor het landschap noch voor mij. Hij is mager, behaard, draagt een monnikspij en sandalen voor zijn blote voeten. Deze boeteling gaat snel naar omhoog en merkwaardig is zijn uithoudingsvermogen. 

    Foncebadon. Bijna verlaten, stenen en muren, loslopende honden zonder meester, spookdorp, maar toch kom ik daar niet alleen want er is daar nog een andere sterveling, een pelgrim die reeds terugkomt van Santiago. Hij mag bergaf rijden, naar het Oosten zonder tegen de anderen te botsen.  De man is stratenmaker van beroep. Hij rijdt op een koersfiets, met een kleine rugzak, en vele jaren achter elkaar heeft hij al  Biarritz-Santiago-Biarritz gereden. Daarvoor had hij telkens 9 dagen nodig, want hij rijdt 200 km per dag 'sur le chemin de St-Jacques' , en daartussen één volle dag verblijft hij in en rond de Kathedraal van Santiago. Boven aan het kruis, aan de hoop stenen waar een steentje kan worden bijgedragen, ontmoet ik een man die Nederlands praat, een automobolist. Hij legt me uit dat het vroegere antieke Cruz de Ferro één maand eerder werd gestolen en vervangen door een ander smaakloos exemplaar . 
    Ik maak reeds wat vaart voorbij deze col, en kom aan
    El Refugio de Los Tempelarios, geschikte stopplaats voor een glas wijn. Er wordt daar een vuur aangelegd voor een spoedig beginnende barbecue. Ik loop er wat rond.  Merkwaardige plaats !  Merkwaardige mensen  ! Maar ik moet verder op de lange weg, ook al ligt het vlees al boven de hitte van het vuur,  maar dat was misschien wel een verkeerde beslissing.

    Wat verder haal ik 'downhill' terug  Mister Thomas Huxtable in. Hij is gevallen , zonder erg volgens zijn bewering van dappere routier, maar ik geef hem toch maar mijn flesje 90% alcool, straffer dan bruine whisky uit Aberdeen, om te ontsmetten en met een paar zelfklevende plaasters verzorg ik zijn wondjes. Zijn fiets is te licht en zijn bagage te zwaar, dat maakt zijn tweewieler nogal weinig stabiel is in de afzink van zo'n puerto. Hij is bang en wil daarom de Manjarin te voet afdalen. Dat doe ik dan ook maar in zijn gezelschap, nadat ik mijn Mephisto wandelschoenen heb aangetrokken.

    We arriveren,  een kwartier of wat langer later, aan de frisse Fuente de la Truche, waar we ons goed wassen, en dan nog wat verder komen wij te El Acebo, waar we gaan middagmalen in het restaurant Meson Oasis del Bierzo. Menu du Jour, aanbevolen door de waardin, regionale specialiteit van het schaap, met dessert-ijskreem, en dat kost voor twee 2800 pesetas.

    We stoppen aan het monument voor de dode Duitse fietser te Molinaseca, en samenwerkend Haspengouw-Schotland bereikt Ponferrada, Cacabellos, en uiteindelijk
    Villafranca del Bierzo. Mijn plan om daar te gaan slapen in de Parador op deze zondag wordt gretig aanvaard door Huxtable, die er als 60-plusser en lid van Saint James  35% reductie krijgt. Wij nemen, op onze kamer met twee grote bedden, allebei na mekaar een bad en ik doe een slaapje terwijl den Thomas zijn bagage anders inricht.  In de Spaanse avond gaan we wandelen doorheen Villafranca , de zeer belangrijke halte op de Camino de Santiago.

    Ondertussen heeft Huxtable me bekend dat hij weinig had getraind, niet op de gepaste fiets reed, en vooral dat hij bijna niets had gegeten sedert hij te Santander met de boot was aangekomen. Hij was in die Puerto de Manjarin gewoon, door afkoeling en tekort aan suiker, in zwijm gevallen. Dat moet 'de knock-out klop' van de man met de hamer geweest zijn die een nochthans taaie pelgrim te grazen had genomen. Ik zag maar een oplossing voor hem, we moesten terug nog meer gaan eten, wat voor mij geen probleem was, noch financieel noch op gebied van eetlust en hongergevoel . We gingen dus op het plein van Villafranca del Bierzo pannekoeken eten met slagroom, een halve suikerpot, en tassen tea. Goed gesprek. Twee niet-Spaanse vrouwen waren voortdurend naar mij aan het kijken. Ik vroeg me af waarom.  Huxtable bleef maar zagen en zagen over de zalmen  van Dumfriesshire, terwijl er bij mij thuis in onze Molenbeek maar magere stekelbaarsjes zitten.

    36.  Monday  June the 14th .

    Huxtable was zo blij met mij als compagnon, hij noemde mezelf zijn redder, dat hij zelfs die avond me vertelde waarom hij aan het pelgrimeren was, en aan het afzien was op zijn verdomde bicycle. Zijn fiets was een Raleigh met Dunlop banden en dat is toch geen belachelijk speelgoed, eerlijk gezegd. Hij had veel zorgen om zijn zoon van 29 jaar die verslaafd was aan drugs, en strafbare feiten had gepleegd. Als gepensioneerde militair, ex-mekanieker bij de Royal Air Forces, had hij gehoopt op een aangenamer oude dag. Maar alles liep verkeerd. Op een dag kreeg hij van iemand de raad om te gaan fietsen op de pelgrimsroute in Spanje, en te vragen aan Saint James of hij niet die zoon terug op een beter pad zou kunnen brengen.Maar zelfs ook die nacht ging het verkeerd met de nog gelovige Thomas Huxtable.

    04.u00 . Met mijn zuiver geweten, mijn goed hart en goede longen, slaap ik lekker in de schone Parador van Villafranca del Bierzo en ik word wakker door lawaai in de badkamer. Ik zie dat de lakens van  mijn gebuurs bed zijn weggenomen. Ik ga in de badkamer en zie dat Huxtable zijn lakens aan het wassen is.  Wat een kerel is dat  ....  ?  Hij is doodziek en hij heeft tijdens de nacht diarree gehad. Tijdens zijn slaap heeft hij het in zijn bedde gedaan en op zichzelf gedaan.  Wat een stank  ! De zestiger is bijna aan het huilen door al zijn miserie. Uit schaamte wil hij zo vlug mogelijk stiekem de propere Parador verlaten, vermits wij bij inschrijving toch al hadden betaald, om op de fiets te zijn waarvan vlug kan af worden gesprongen om het snel en zonder schade in de natuur te doen, indien terug nodig. 




     

    Moet ik je misschien een voor jou te lange koerstrui geven, als tartan, zodat je met je bloot Schots gat op je Brooks kan verder fietsen naar Saint James , vraag ik hem, maar in zijn ogen lees ik dan ellende, erger nog als ware hij de doelman van de Rangers die met 0/6 tegen de Celtics verloren hadden. Ik smijt zijn lakens op een hoopje in een hoek van de badkamer , en ik duw de Schot onder de douche. Slaap verder in mijn bed tussen andere lakens, ik neem wel mijn slaapzak en zal op het tussenverdiep in de sofa verder slapen. Ik open groot het raam van onze kamer en vertrek naar het stijlvol salon buiten de bezoedelde ruimte. Daar probeer ik nog te slapen, maar dat is niet mogelijk. Om pen en papier te halen ga ik wat later terug naar onze kamer. Huxtable heeft alles opgeruimd en slaapt als Gulliver in het land van nowhere. De Slag van Culloden was voorbij.

    Vermits ik te Puente de Orbigo al geschreven had naar mijn liefste schatten, schrijf ik nu nog een brief naar huis voor mijn trouwste vriend Louka de welsh-terriër, die zo vaak kakt in mijn gezelschap tijdens onze wandelingen in de Pepijnstad. 

    7u00. Proper en aangekleed loop ik naar beneden. Aan de receptie is er een man die goed Frans spreekt, vermits we op de ' Camino Frances' vertoeven is dat niet uitzonderlijk, en problemen als die van Huxtable zijn er bijna wekelijks in deze parador.  Mijn fietstassen zijn reeds gereed om terug op mijn Olive Green te worden gemonteerd, maar ik leg ze in de zon buiten waar ik ze kan zien doorheen de grote vensters. Voor het ontbijt zijn er twee mogelijkheden, ofwel zonder meer te betalen een klein buffet in zaal B  ofwel de grote mogelijkheid in zaal A , waarvoor 1200 pesetas moet bijbetaald omdat het daar prinselijk is ' pour les grands d'Espagne' , les conquistadores, de voetballers van Real Madrid of voor Mick Jagger die hier al logeerden, pour Miguel Indurain et Don Quichotte, en dat is dan ook voor mij omdat ik later op de dag de Pedrafita do Cebreiro en de Alto do Poio zal beklimmen. 

    De man van de receptie komt me aan tafel opzoeken. Ik dacht dat hij mij zou berispen omdat ik al vier maal naar het groot buffet was gegaan met Pantagruelske neigingen, maar  ' o contrario'  hij feliciteert mij omdat ik zoveel eer doe aan wat de keuken die ochtend had voorzien . Hij stelt mij  gerust wat betreft Huxtable. Die dronk thee met citroen en honing en de geheime remedie van dit huis, en die koppige Schot aanvaardde van in zijn bed te blijven liggen tot 14u00.  Ofwel zou hij dan kunnen vertrekken ofwel zou dan een dokter worden geroepen. Ikzelf kon dus gerust verder rijden, en mijn kameraad wilde dat ook, en el Camino de Santiago.

    Na deze fantastische desayuno begin ik langzaam aan de hellingen die me naar
    de Cebreiro zullen brengen, het hoogste punt op de oude Franse pelgrimsroute, een klim van 17,7 km tegen een gemiddelde van 4 % die stijgt van 600 m naar 1300 m. Met gezwollen buik gaat dat helemaal niet.  Ik stop dan maar vlug en ga een cola met gin drinken, hetgeen de werking van mijn maag bevordert. Ik weeg dertig pond meer dan in 1984 toen ik met veel allure hier had geklommen en toen ik zelfs, met pak en zak, lang het wiel van klimgeiten zonder ballast kon volgen. Het gaat nu slecht, maar wat een heerlijke dag ... . Daarom steek ik mijn voeten weer in mijn Mephisto's en ik stap rustig urenlang verder door het inferno van de O'Cebreiro, genietend van de prachtige omgeving. Het verwondert mij dat er slechts weinige snelfietsers mij voorbijrijden op deze weg voor auto's. Dat wil zeggen dat er veel zijn die een andere route volgden, de Cebreiroweg van vroeger die langer is en met veel kronkelingen. Zij hebben betere wegkaarten en ik rijd zomaar altijd naar het Westen zoals een Wisigoot van lang geleden. Het laat ook vermoeden echter dat er bedorven fietsrijdertjes zijn die in hun volgwagen kruipen en om tijd te winnen die zware col overslaan.

    Maar ik voel me niet goed wanneer ik boven kom. Heb ik ook het virus dat Huxtable had geveld ?
    Ik bereik de Hosteria San Giraldo de Aurillac en schrijf daar in voor de habitacion 5. Ik drink vlug een grote fles water. Tijdens mijn beklimming van de Cebreiro had ik immers veel te weinig gedronken, en de gezouten Spaanse hespen en kazen van het ontbijt in de parador waren veel te goed geweest. Ik vergat ook dat mijn nachtrust werd gestoord, en na douche en siesta voel ik me opnieuw in grote forme. Gelukkig was ik vlug gestopt vandaag. Tijdens mijn avondwandeling kom ik te weten dat alles is bezet. Velen zullen er buiten slapen in de aangeboden mankele tenten met vuile vloer. In de Refugio werden 112 pelgrims genoteerd en daarbij ook mijn naam. Daar verneem ik van Hollanders dat hun ex-Minister-President Van Agt ook aan het fietsen is op de Camino de Santiago, maar hij doet dat incognito, als oud lid van de studentenclub Carolus Magnus. Op de Cebreiro zou hij toch zijn credencial moeten legaliseren met een stempel, maar hij staat er ( nog) niet op de lijsten in het grote bezoekersboek waarin die noorderburen snuffelen. 

     Ik neem met hoge toon daar in dat kantoor het woord en verkondig aan mijn taalgenoten dit :  ' De vraag is dus  ' Zzzzal  Van Agt vannacht hier ook slapen  ?  
    Ofwel  ' Mag men politiekers geloven wanneer zij zeggen dat zij naar Compostela fietsen , zij beliegen ons toch zo vaak ? '  Is Van Negen reeds voorbij de Cebreiro ?  Is Van Zeven ook al aan het komen ? Er zijn sedert het begin van de
    Xacobeo '99 toch op de Camino al zoveel Hollandezen en nu missen we nog den deze, den Dries Van Agt  uit Geldrop !  
    Ik vrees echter dat hij die belangrijke pelgrim, die eenzame fietser was, die deze ochtend in de Parador van Villafranca del Bierzo niet uit zijn bedde kon, wegens te zware darmklachten !   Want dat was vandaag één van de lopende geruchten die door de pelgrims onderweg in alle talen werd verspreid.  Al de aanwezige Hollanders konden niet lachen, uiteraard  C.D.A.'ers , en bovendien waren zij doodmoe, met blaren op de tenen, en was het toen tijd om de lichten te doven.rond dat heiligdom  daar beneden onder de melkweg. 

    En de Apostel vond dat het voor die dag meer dan genoeg was geweest. 
      

    ----------------------------------------------------------------------------------
    Pelgrim op weg naar Santiago 1984.

    Intermezzo - De volgende lijnen gaan over uren die ik nooit zou vergeten.


    Met mijn fiets in de hand liep ik langzaam over de oude brug. Hier op de Romeinse brug over de Orbigo had zich tussen 10 juli en 9 augustus 1434 de legendarische Passo Honroso afgespeeld. Suero de Quinones, een jonge verliefde ridder, vocht met paard en lans op deze smalle brug 166 duels uit op leven en dood om de hand van la hermosa persona Leonor de Tovar te veroveren, el amor de su vida. Hij daagde alle jonge edellieden en edele pelgrims uit om zich met hem op de brug te komen meten. Er viel één dode en er vloeide zoveel bloed dat het werkelijk te erg werd en de koning verder geweld verbood. Dit werd een befaamd epos .

    Het was op het einde van de siesta. Op het dorpsplein spoelde ik mijn gelaat af met water van de fontein. Na wat zonnebrandolie op mijn neus, armen en benen, en op mijn fietsketting te hebben gesmeerd, sprong ik terug op mijn tweewieler, en voor mij lagen nog 285 km om Santiago te bereiken, de meest voortreffelijkste stad van heel Spanje, althans voor de mensen uit Galicië. Na een stukje fietsen onder de blauwe hemel en in de heerlijke zon bereikte ik Astorga waar ik even stopte aan de moderne kerk die werd gebouwd door Gaudi, een gebouw dat weinig indruk op mij maakte. Door de warmte en door mijn dorst was ik al uren achter op mijn reisschema van deze dag. Dagenlang had ik in de regen gefietst sedert ik mijn woonplaats in Haspengouw had verlaten om op mijn ééntje met pak en zak naar Sinte Jakob in Galissiën te trekken. Het was nat en koud geweest, en nu op één enkele dag was de temperatuur opeens met tien graden gestegen. In een fonda dronk ik twee gin-tonics versierd met een stukje citroen. Ik bekeek nogmaals mijn notaboek en mijn wegkaart.Te Astorga hergroepeerden de pelgrims zich vroeger. Dat was gemakkelijker en veiliger. Want al zingend in groep, samen en sterk, kwamen zij zo levend door de Cordilleras, een gebied waar wolven en struikrovers op de loer lagen.

    Mijn fietsbanden laten sporen na op het malse wegdek dat begint te smelten.  Zo is het lastig om verder omhoog te geraken. Meerdere oude vrouwen, als heksen in het zwart gekleed, zitten of hurken langs hun huisjes. Zij begapen mij. Zij gluren naar mijn blote benen, en zien hoe ik hijg en zweet als een man die bijna klaar komt. Voor een vette wielertoerist is klimmen voorbij Rabanal del Campo immers een hele klus. Nu komen rondlopende honden op mij af. Ik bereik het dorp Foncebadon. Niemand te zien, terwijl in oude geschriften staat dat dit eens een plaats was waar honderden pelgrims sliepen of nabij vuren kampeerden. Op deze zomeravond waait er alleen maar een licht briesje over de ruïnes, vliegen er wat akelige vogels rond, en verdwijnen de knaagdieren vlug bij mijn aankomst.

    De zon daalt. De weg wordt nog steiler. Overal liggen grijze stenen. Met op mijn kop een verfrommeld jeanshoedje, in vuile rennerskledij, met stof op mijn lange benen, bereik ik Cruz de Ferro, en daar ben ik dan ongeveer 1500 m boven de zeespiegel. Op deze plaats ligt een zeer bijzondere hoop stenen, een kegel die aan de top wordt verlengd door een staak waaraan een kruis is vastgemaakt. In de loop der tijden raapten zij die aan dit kruis passeerden een losse steen op. Liefst moest dat een steen zijn die goed in de hand past en om zo ene te vinden moest er wel wat worden gezocht . Een pelgrim op weg naar het heilige graf van de apostel Jacob de Meerdere had altijd een persoonlijke, meestal een geheime, reden om de lange en levensgevaarlijke tocht naar Compostela te ondernemen. Aan die bizarre hoop stenen van Cruz de Ferro vertrouwde de pelgrim zijn reden, zijn intentie of zijn berouw over fouten, toe aan de harde steen die hij in zijn hand knelde. Daarna, hopend dat Santiago hem ondertussen goedgezind was geworden, gooide de pelgrim zijn steen op de massa die er lag, een hoop gevormd door hoekige rotsstenen die stuk voor stuk intenties in zich droegen. De vele stenen van Cruz de Ferro zijn alzo een enorme symbolische verzameling van geloof, hoop, liefde, en berouw, van onze voorouders. De stenen zijn er heel ruw. Zij liggen al een miljoen jaren in deze buurt maar werden noch door water, zee, wind, of gletsjers gepolijst. Indien zij toch wat rond zijn, is het omdat zij reeds in duizenden verschillende handen waren van zij die daar gedurende de voorbije eeuwen over die bergkam kwamen. Hoeveel energie heb ik nog, hoeveel geloof, hoe ver kan ik de steen met mijn intenties nog gooien, hoeveel zwaarder werd mijn steen door wat ik er in stak  ? 

    Ik nam maar een eenvoudige steen, een steen door iedereen vergeten, want ik wil echt niet dezelfde steen gebruiken die reeds in de hand werd genomen door beroemde pelgrims van vroeger, door heiligen, door tempeliers, door kathedraalbouwers, door boetelingen, door kruisvaarders, door verdoemden van weleer, en alhoewel ik geen ketter ben en geen pilaarbijter,  kom ik hier ook voorbij , gedreven door mijn behoefte van vandaag. Dat is op de pelgrimsweg los te komen van mijn stressvol leven als bankbediende waar ik nog weinig genoegen aan beleef, en om eens rond mijn veertigste verjaardag terug wat orde te brengen in mijn ouder wordend kopje.

    Ik bleef nog wat namijmeren terwijl de zon ondertussen diep zakt daar in de verte waar In Finibus Terrae en de Atlantische Oceaan liggen. Een homp brood, een banaan, een slok water, moeten mij terug wat kracht geven om verder te fietsen in het grauwe bergland bij avondschemering. Het gaat nu gemakkelijk naar beneden.  Ik bereik de  ' Bron van de Forel' ? Daar moet ik absoluut stoppen, mijn drinkbussen vullen, en mijn pelgrimsmaag, alsook mijn kop, mijn wit bovenlijf en mijn roodbruine armen bespenkelen. Reeds in zijn antieke reisgids uit 1130 had de monnik Aymeri Picaud aan deze frisse bron iets zoals drie sterren Michelin gegeven.

    Mijn ogen zijn ondertussen gewend aan de zachte duisternis. Ik rijd zonder lampen op mijn fiets door El Acebo langs de Rua dos peregrinos, een aarden weg die nog dezelfde is als in de XVIIde eeuw. Plots staat daar en grote hond met gloeiende ogen voor mij. Het beest weegt wel veertig kilo. Het is zeker zo'n herdershond uit de streek, sedert generaties gefokt om de nek van een wilde wolf met één beet te kraken. In de duisternis beteken ik maar dat éné kleine lichtje, een zaklantaarn, aan mijn bovenarm vastgesjord met een elastiek. Ik stop dus wijselijk en erken dat die hond daar de baas is. Ik hef toch maar mijn fiets op en zo heb ik met mijn wielen een schild. De hond zet zijn twee poten op mijn fietstassen. Zijn reukorgan is zowat dertig keren beter als het mijne, zodat ik vlug ben geïdentificeerd als een eerlijke pelgrim bij nacht, als iemand die niet bang is van honden, als iemand met een zuiver geweten die nooit met slechte bedoelingen een hand heeft uitgestoken naar een schaapje. Ik begin te lachen. Dat belet eigenlijk dat mijn koud zweet uitbreekt. Ik ken deze situatie. Ik ben namelijk het baasje van Bibi, onze welsh-terriër, en het gebeurt wel meer dat wij tijdens onze dagelijkse wandeling grotere beesten ontmoeten. Maar nooit of nooit zijn wij op zulke ogenblikken bang, noch Bibi noch ik. De herdershond heeft vlug begrepen dat hij te doen heeft met iemand met slecht gewassen ondergoed, een voorbijganger op weg naar Santiago. Soepel springt hij weg in de duisternis. Even later, terwijl ik dan toch maar te voet door dat dorp loop, komen dezelfde hond, de herder en vier verdwaalde schapen mij voorbij in looppas.  De man lacht zijn tanden bloot. Aan de bovenkant ontbreken hem vier stuks. Hij vraagt me of zijn hond me heeft gehapt en ook wie ik ben. Met mijn smalle woordenschat uit de taal van Cervantes leg ik hem dat uit, en zo neemt die herder me als de Vlaamse Don Quichotte uit het land van Koningin Fabiola die op dit nachtelijke uur nog aan het fietsen is. Maar tegelijk is die inwoner van El Acebo ook blij want hij zal thuis kunnen vertellen dat hij toch weer een echte pelgrim heeft gezien, ene uit België, en dat is in juni 1984 nog niet zo alledaags.  

    Na deze vrij gevaarlijke afdalingen kom ik terug in de beter bewoonde wereld. Met volle maan en in de koelte is het echt lekker om te fietsen voor het nachtdier dat ik ben. Mijn krachten verminderen. Ik rijd nu echter het rijke land van de Bierzo binnen, land van wijn, groenten, fruit, melk en honing. Daarom stop ik aan een goed verlicht eethuis dat van ver is te zien. In Meson Real te Molinaseca zijn er nog talrijke mensen aan het eten, ook al is het al voorbij middernacht. Ik bestel een grote vleesschotel, specialiteit van het huis, en een fles rode Bierzo wijn. Gezellig aan een tafel, alhoewel helemaal alleen, schrijf ik een brief naar huis, iets dat ik iedere twee dagen doe. Ondertussen zag ik welke grote ijscoupes met fruit en slagroom als dessert op de tafels kwamen, en daarom geniet ik ook nog wat op die lekkere manier. De tijd loopt en zo gebeurt het dat ik de laatste aan tafel zit. Tijdens het zoeken naar een omslag en een zegel, laat ik opmerken dat ik een redelijk pak pesetas bij heb, en ook nog een portefeuille. Ik voelde de ogen van twee tooghangers die op mij waren gericht. Daarom doe ik mij opinel breed open, leg die boven in mijn afgehaakte stuurtas, wanneer ik op de parking van de Real terug op mijn fiets kruip. Die Spaanse tooghangers betrouwde ik niet. Mensen kunnen soms gevaarlijker zijn dan herdershonden en zijn meestal ook slechter van karakter. Gelukkig gebeurt er niets. De tooghangers zijn spoorloos verdwenen . Dat is maar goed ook. Misschien waren die kerels van Molinaseca bang van een nachtelijke pelgrim van 1m91 groot en 100 kgr zwaar, met verwilderde haren en baard, en met een opinel gereed om zich te verdedigen. 

    Doorheen de heerlijke nacht volg ik de sterren van de melkweg, zoals het leger van Karel de Grote dat had gedaan in het begin van de IXde eeuw, en ik draai flink rond met mijn pedalen tot wanneer ik de Parador van Villafranca bereik. Daar staan toch wel onder het afdak de prachtige randonneursfietsen van Dudu, Gérard, en Alain, drie fietsend pelgrims uit Parijs die ik te Créon d'Armagnac had ontmoet. Zij reden ondertussen een heel eind voor mij op de Camino Francés, doch door mijn nachtelijke rit heb ik ze terug ingehaald. Zowel zij als ik reden 1000 km in zeven dagen. Na mijn formidabele rit vind ik dat ik wel mag genieten van een prachtige hotelkamer, en van een schuimend bad alvorens tussen de lichtblauwe lakens te kruipen.
     
    Ik lig half in slaap in het lauwe badwater en probeer te denken aan wat ik in mijn dagboek zal schrijven. Maar mijn geest dwarrelt langzaam weg en ik herpak me dan af en toe, en ik krijg volgende vragen in mijn voorhoofd :  Dudu, Gerard, en Alain, wat hebben jullie onderweg ontdekt, méér gezien dan ik, welke ervaringen, welke pech kwamen jullie tegen ? Wie zij die drie pelgrims uit Parijs  ? Zijn zij drie koningen, op zoek naar de ster, de stella van Santiago ? Zijn jullie drie echte musketiers van de Chateau de Versailles en ben ik maar een boerse messentrekker uit het land van de Karolingers ?  Of ben ik de vierde musketier d'Artagnan, want onze fietsen staan nu toch samen in de garage ? Wat zoeken twee vijftigers en een zestiger uit Parijs op deze weg ?  Wat zoekt de veertiger die ik ben ?

    Stilaan dooft het licht voor deze peregrino, onder de invloed van de camino, van de wijn, van de slagroom, in een soort onverklaarbaar delirium tremens, en hij dommelt in slaap in de badkuip van de Parador de Villafranca del Bierzo.
    Pas als de dag reeds aan het opkomen is,  word ik zonder verdronken te zijn in de badkuip terug wakker, om nog heel lang, bijna tot noen, uit te slapen in het bed, terwijl de drie Fransen al weer aan het rijden zijn alsof Parijs-Tours op het programma staat die dag. In de late namiddag zal trouwens één van deze drie huilend met pijnlijke knie langs de weg stilstaan, maar ook hij zou de Monte del Gozo bereiken.

       

    -------------------------------------------------------------------------------

        

    37. Dinsdag 15 juni.

    Na de desayuno krijg ik een zeer officiele nota met bewijs van verhuring van een slaapgelegenheid. Het gaat verder bergop en met klein verzet ben ik weldra te Linares, San Roque, en Alto do Poio op 1335 m hoogte.   Aan het grote beeld van de pelgrim ontmoet ik Ingrid van Oikoten. Zij was een van de vrouwen die veel naar me keek te Villafranca del Bierzo en ook op de Cebreiro. Zij nam me echter eigenlijk voor iemand anders. Ik vertel haar over mijn vroegere contacten met haar organisatie voor heropvoeding van probleemjongeren. Op dat ogenblik is het voor Ingrid moeilijk want de jonge vrouw die zij begeleidt, heeft ruzie met haar gemaakt en is verdwenen met een jonge kerel. De loslopende gevangene moet zich melden aan het volgend controlepunt voor het middaguur, zoniet breekt zij haar contract.

    Als je over de Poio bent
    dan wacht op jou
    het groene land van Galicië
    en een stad die op aarde
    met geen ander is te vergelijken
    Santiago de Compostela
    op het einde van de Weg.

    De heilige kracht van mijn pedaalstoten geneest mijn ziel en laat het vieze vet van mijn oud lijf verdwijnen. Ik drink water, ik drink wijn,  en weldra zal ik te Triacastella zijn, en op de noen na heerlijke bergaf bereik ik zelfs al Samos, zo vlot en vrolijk gaat met mijn rush naar de uiterste Westhoek van Spanje. Even binnengluren waar in de refugio wordt geslapen. Vrouwen zijn daar aan het kuisen, wijl er daar een man ligt te kwijlen op zijn bed. Op doktersbevel moet deze zieke pelgrim drie dagen rusten wegens uitputting. Hij ziet er echt niet goed uit. Hij heeft zelfs zijn wandelschoenen moeten afgeven aan de huisbaas, omdat hij als een koppig beest toch wilde verder lopen. In het nieuwe restaurant Botafumeiro eet ik sopa en spaghetti. Sapristi ... daar tellen zij me toch wel 10% dienst !. Het is zeer warm. Tijd voor siesta van lange duur in de schaduw van een muur. Zo ben ik dan geen velorijder meer, want ik loop daar wat later nog lang rond op mijn pelgrimsvoeten  die toch zo blij zijn omdat zij nu in Galicia zijn aangekomen.

    Sarria. De 42 plaatsen van de refugio zijn al ingenomen en ik word doorgestuurd naar het Convent van de Padres Mercedarios . Daar is het in orde na een donacion van 300 pesetas.
    Ik wandel naar de Hohe Altstadt waar ik een leuke nieuwe credencial koop en binnen stap in een restaurant. Aan een tafeltje voor het menu van de peregrino moet ik gaan zitten tegenover een soep slurpende kerel.. De kostprijs voor de Santiago-gangers is 800 pesetas, en dan mag soep zoveel als men maar wil worden gelepeld, gevolgd door een beefsteak met enkele frietjes. Mijn tafelgenoot is een sportieve bediende van de telefoonmaatschappij uit de stad Vittoria. Hij liep vroeger marathons tot zijn pezen scheurden en hij tien jaren moest rusten. Vier jaren terug begon hij met het wandelen in de bergen. Zijn dagelijks programma op de camino is onmenselijk zwaar. De volgende dag wil hij 80 km afleggen in zestien uren. Hij weet dat hij overdrijft, maar hij steekt zo in mekaar.
    De Camino de Santiago is een zuivere sportieve uitdaging voor hem, maar tevens kleeft aan zijn onderneming traditie en historie. Hij is immers afkomstig uit een afgelegen bergdorp in Asturië waar hij onlangs een huis had geërfd. Omwille van zijn legerdienst had hij zijn geboortedorp verlaten, en door de liefde was hij er nooit meer teruggekeerd. Maar hij wil er weldra zijn laatste jaren doorbrengen. Om in dat bergdorp zoals zijn vader  lid te worden van de regionale raad der wijzen, een grote eer, moet die man echter een soort examen afleggen. Drie proeven zijn verplichtend .  Vissen: met de blote had moet men een forel kunnen pakken. Jagen: hoog in de bergen met één enkele kogel moet een zeldzaan soort reebok worden geschoten. Die dieren zijn beschermd door de wet. Door zo'n bok te schieten wordt men een stroper en kan men twee jaren gevangenis krijgen indien men een jager uit de stad is. Een bergbewoner mag anderzijds wel zo'n bok schieten. Als hij Santiago bereikt, wordt hij van statuut bergbewoner en laat de rechter hem vrij. Voor zover ik zijn uitleg begrijp, want hij spreekt een mengeling Spaans-Baskisch-Frans heeft hij de poten en de oren van de gepaste bok kunnen overhandigen aan de dorpsoverste. Drie jaren en 500 km achtervolgen, soms levensgevaarlijk, maar ook dat was hem gelukt.  De derde proef bestaat uit de voettocht op de Camino de Santiago vanaf Pamplona, maar zonder enige andere verplichting dan te Compostela te biechten en te communiceren, alsook te bidden voor het geluk en de welvaart van de mensen uit zijn streek. Deze traditie is twaalf eeuwen oud uit de tijd dat de Asturiërs een sterk volk waren.
    Merkwaardige kerel, mager, lang en gespierd, fris gewassen en geschoren, in een lichtblauw trainingspak, van het oude ras van de echte Spaanse hidalgo's .

    38. Woensdag 16 juni.

    Ik ben al vroeg op in het Convento.  De gele pijlen staan overal op de wegen, de muren, de bruggen en de palen geverfd. Wie zal nu nog verkeerd lopen  ?  Santiago is toch gewoon altijd rechtdoor !

    Er komt een nieuwe moeilijkheid.  Overal ligt er koeienstront  en daar houden mijn banden niet van.
    Het diepe Galicië is heerlijk en mooi. Weer terug kom ik de pelgrims uit Finland tegen die me al bekend zijn. Op een boerderij ga ik koffie drinken  en koop ik goede boter om op mijn  brood te smeren. Ik drink een halve fles appelsienensap en giet de overschot in mijn bidon. Ik rijd nu onbetamelijk hard. De vitamines-C  geven mij vleugels, maar neen, ... daar komt Portomarin, een plaats zoals er maar één is in de hele wereld. Na verkenning van deze halte kies ik de Fonda Perez om daar eventueel te overnachten. Ik schrijf er nog vele zichtkaarten, geniet van een groot glas bier, want ik ben nu zeker dat ik mijn doel zal bereiken en dat mogen al mijn familieleden en supporters wel weten.

    Een groep ruiters, pelgrims gezeten op prachtige caballo's, bereiken op dat uur van de eeuwigheid Portomarin. Dat mooie volk, schatrijk zoals Groten uit Spanje kunnen zijn, zag ik al eerder op de camino. Zij hebben een mobilehome voor raspaarden, een dubbele autobus. Daar zal een prijskaartje aangehangen hebben van een schone villa.  De warmte stijgt. Ik trek me terug in de koelte van een restaurantje. Plots word ik ongeduldig en ik neem de beslissing nog verder te rijden op die dag. Ik meld dit dus in de Fonda en vertrek in de richting van Guntin, maar dan in de verwarring van mijn gedachten laat ik mij afglijden naar een vallei . Ik zie dat dit verkeerd was. Zo moet ik nu terug één uur bergop rijden terwijl ik eerst maar tien minuten bergaf reed tussen twee dezelfde punten. Ik bereik weldra een kleine refugio te Palas del Rey  nabij Melide. Daar zal ik samen met twee ciclistas uit Santander overnachten. Die kameraden van één avond werken bij de Spaanse Spoorwegen , de ferrocaril. In het dorp gaan we daar een goede pint drinken in de bar EL DODO. Wanneer ik naar de toiletten ga zie ik een krant liggen, vol foto's over de Rolling Stones. Ik hecht er niet veel aandacht aan en bestel nogmaals tres cervezas por favor  !  We moeten nog zowat één kilometer rijden om terug in de refugio te komen , waar we onze spullen onbeheerd achter lieten. Wie zou echter zo vuile reistassen durven aanraken ...  !

    39. Donderdag 17 juni.

    Geen mug, geen spin, geen nachtvlinder noch motje, is in dat refugio durven komen, door onze geuren en door ons gesnurk.  Wij sliepen daar als eremijten op een plancher .

    In de ochtend spoeden de Spanjaarden zich over de steenweg voor snelfietsers. Ik meen dat ik op de echte camino moet zijn om daar de voetgangers te observeren, want zo dicht bij de meet is dat de moeite waard. Sommige pelgrims hebben tweeduizend kilometers afgelegd, vermagerden tien kilo's en zelfs meer. Dat zijn de echten. Tussen hen stap ik nu en dan mee met mijn vrijwielende fiets langs me, maar het is merkwaardig zij niet meer praten, alles werd verteld, iedereen is evenwaardig, iedereen is zonder naam, en waar zij aan denken behoort tot de persoonlijke privacy. Wellicht vragen zij zich af of zovele voetstappen wel nodig waren, of is dit de stilte van de storm die in hun harten en hun koppen straks zal losbreken wanneer Santiago de Compostela dichtbij zal zijn.  De Stad van de Apostel die als een grote magneet de mensen aantrekt, de stofzuiger die alle zonden opzuigt en laat verdwijnen als de witte konijnen in de hoge hoed van de tovenaar van Circus De Melkweg.  Overal kan me nu stempels krijgen, voor de credencial. Soms staat er gewoon een tafel met een hele rij stempels om dat te doen zonder andermans hulp.

    Arzua. Ik ben gestopt om wat te drinken. Dan ontdek ik waarom velen rond het televisietoestel staan. Televisie blijft in Spanje altijd open staan met soaps die iedereen al kent, met mannen en vrouwen, nieuws, sport, muziek en publiciteit, en zelfs Zorro verschijnt er nog op het scherm in de voormiddag. Het nieuws van de dag is het  OPTREDEN VAN DE ROLLING STONES op de Monte del Gozo, op de Berg van de Vreugde. Maar wat alle Spanjaarden nog geweldiger vinden is dat de duizenden fans die de Stone's en hun privé jet  opgewacht hadden aan het vliegveld van Santiago  geen Mick Jagger te zien kregen.  De wereldberoemde Mick, zijn teenager-zoon, en een  chauffeur-bodyguard, waren één dag eerder ongezien aangekomen, hadden geslapen in het Hostal Parador de los Reyes Catolicos, waren samen in de stad gaan avondeten, bezochten tweemaal de kathedraal, en dat gebeurde allemaal ongezien, helemaal clean, stil en cool, buiten de argusogen van de Spaanse pers, maar met de hulp van Saint James natuurlijk. Een rasechte halgod liep zo maar door de straten van deze Heilige Stad tussen het gewone volk, alhoewel de bezoekers daar dagelijks toch allemaal geen gewone stervelingen zijn, wanneer zij met vrucht slaagden in hun lange camino en een volle aflaat verkregen.

    CULTURA- Xacobeo 99  
    El lider de los Stones llego al Hostal de los Reyes Catolicos in dia antes de lo previsto.  Jagger y su hijo cenaron marisco en un restaurante de Santiago  

    Ik vorder nog langzaam, ik wil mijn genot langer laten duren, speurend naar de pijlen, naar de metalen ' Coquilles Saint -Jacques ' . Op de 'potales', zakken en zakken de cijfers.  De zonnestralen schijnen en in alle klaarte staat daar plots  ' Alberque para peregrinos SAN IRENE ' . Half'-Pension kost daar 3000 pesetas. Ik sta op 20 km van de eindmeet van mijn tocht en ik stop. Heel proper is het daar. Mooie slaapzaal. Ik ben er alleen. Pas ingericht en alles nieuw, maar aan de goedkopere kant, geen luxe. Ik doe er mijn was en vind een droogkoord om mijn kledij aan te hangen. 

    Ik vraag een fles rode wijn. Aan een tafeltje begin ik een lange brief te schrijven naar mijn broer Guido. De waardin komt wat later met een fles koele rosé uit Portugal die zij me aanbeveelt omdat ik vis zal te eten krijgen en ik daarbij zo'n fles moet proeven. Met een  'big smile' geef ik mijn akkoord en ik vertel ook dat zij rustig mijn maaltijd mag maken van zodra het past. Ik wil immers nog veel lezen en schrijven alvorens in mijn bed te kruipen. De soep die ik daar kan eten is van de beste kwaliteit en de grote kom blijft op mijn tafel tot wanneer ik soep heb getankt tot aan mijn slokdarm. De bacalao verschijnt in een prachtige pan, maar ik zal toch wel altijd een liefhebber van varkensvlees blijven, omdat ik in het oorlogsjaar 1944 werd geboren toen de Haspengouwse boeren, die illegaal varkens kweekten, groot geld verdienden met vet en spek.


    27-10-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    26-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brieven en postkaarten van op de Camino de Santiago.

    1.    HOTEL LOGIS DE FRANCE
    A l'Escale de Port Arthur
    St-Hilaire et St-Mesmin près d'Orléans


    Liefste schatten,
    de tijd loopt voorbij en nu pas voel ik me fit en wel om jullie deze eerste brief neer te pennen op weg naar Santiago. Rond het middaguur zat ik onder een afdak op het gemeenteplein van St-Jean de Blanc wat brood met saucisse te eten en te wachten op het einde van een grijze regenbui die maar bleef doordrassen . Na twee uren was ik het beu en ben ik maar door de nattigheid langs de Loire verder gefietst. Tien kilometers verder vond ik deze prachtige oase waar ik reeds rond 15u00 neerstreek in een grote kamer met bad. Na een heerlijke pause in het warme water en wat Melrose Place op de televisie viel ik in slaap in mijn pyjama met korte broek terwijl heel over de kamer op de grond uitgespreid alles uit mijn fietstassen eens goed mocht ademen en drogen. 
    Met zicht op de rivier Loiret geniet ik nu van deze tafelstonde. Naast me zit een onvermijdelijk Hollands koppel dat wel in ieder hotel in Frankrijk te vinden is. Dit huis is van standing, met service van topklasse, en morgenvroeg zullen we dus goed betalen met mijn ' good looking' Golden Eurocard.
    Maandagochtend had ik de keuze ofwel Parijs verlaten en ofwel eens telefoneren naar Alain Hautrive , de man waarmee ik vijftien jaar geleden de eindstreep Compostelle bereikt had. Ik werd met groot enthousiasme welkom geheten, hetgeen me zo ontroerde dat ik mijn telefoonkaart in de gleuf vergat, en die was nog voor veel tijd goed. Dat was weer een verstrooidheid die ik ' cash' heb betaald ! Doorheen de hypermoderne futuristische stad van La Défense kwam ik via het infernum van het Parijse verkeer tot in Chatou dat ten Westen van Parijs ligt. Daar was ook Dudu, dat oude kwieke mannetje en ploegmakker van grote fietsavonturen met Alain, samen met echtgenote Simone, een echte dame, en dan ook nog Christophe de 33-jarige zoon die wat gehandicapt is. Hij heeft bijna geen darmen meer en hij is werkloos, maar toch leest hij voortdurend en hij is helemaal niet dom. Tot mijn verwondering sprak deze Parijzenaar zelfs de Nederlands taal. Hij is na lang verblijf te Brussel zelfs een echte freak van Vlaanderen waar hij  een lief heeft. 
    Babbelen en babbelen, na zoveel dagen alléénrijden op de fiets. Alle ervaringen van onze geweldige pelgrimstocht in 1984 halen we terug boven. Goed avondeten, heerlijk geslapen bij deze vrienden op een ruim klassiek appartement. Mijn gescheurde broek werd teruggenaaid door Simone. Alain was druk bezig met de verkoop van het huis van zijn vader. Er kwamen talrijke telefoons met kandidaten om het te kopen. De vorige week was het maar ontmoedigend geweest , maar omdat zijn bijzondere vriend uit België weer op de goede weg naar Compostela pelgrimerend was, zorgde de Heilige Sint Jacob nu dat zijn business op de Parijse immobiliënmarkt in een stroomversnelling kwam !
    Na dit heerlijke weerzien met een vroegere tochtgenoot fietste ik omstreeks 15u00 verder zonder te stoppen maar ook zonder hoge snelheid en toen ik vanaf 20u00 een hotel probeerde te vinden , mislukte dat . Na acht pogingen was ik het beu. Iedereen reserveert nu per gsm van op afstand, en een oudmodische velorijder komt te laat in de accomodaties nabij de autosnelwegen. Slechts in de hotelletjes in de oude bewoonde kommen is er nog kans, doch ook daar is internet, telefoon, bankkaartautomatie, ... en zo bleef ik dus weer op mijn zadel toen het al nacht werd. Aan de ingang van een soort spookkasteel legde ik mijn matje op de grond en sliep er onder de blote hemel. Mijn volgende dag startte met een grote kakpartij in de vrije natuur, zonder verdere gastronomische details.  Veel gereden en mijn doel bereikt aan de Loire. In een oud hotelletje vond ik daar een goede rust. Het gezellige echte France Profonde begint toch steeds maar ten Zuiden van de Loire. Daar ben ik nu en ik voel me al beter.
    Wat betreft mijn eerste week, moet ik bekennen dat het maar lelijk zwoegen was tegen de wind in. Zweten en hijgen, bergop zelfs afstappen om niet te forceren, en omdat ik me de plicht heb opgelegd, van niet de verkeerspijlen voor auto's te volgen , maar wel de kleinere wegen wil eren met mijn bezoek, heb ik veel tijd nodig om de wegkaarten te bekijken om een mooie en veilige route te blijven volgen. Mijn avond te Parijs met Guido, Camy, Orpha en Stephen, had een leuk familiaal kleurtje en ik sliep gratis als  'passager clandestin' op hun hotelkamer. Maar verder was het toch 'du déjà vu' en niet zo gezellig. Dagen eerder, in het laatste dorp Séloignes voor de Franse grens kwam ik bij een winkelierster, die allerlei geloofsvormen en filosofiën bestudeert. Zij vond mijn ' spirituele weg' naar het aloude Saint Jacques de Compostelle absoluut zeer boeiend.  Zij legde voor mij zelfs de tarotkaarten. Die beweerden op die namiddag dat ik oude waarden , zoals bijvoorbeeld  ' de familie', op een andere manier moest gaan bekijken. CHERCHE EN TON COEUR LA ROSE DE LA CONNAISSANCE was de belangrijke boodschap die deze waarzegster, helderziende kruidenierster van Séloignes meegaf aan de pelgrim met een baard en twee wielen die ik ben. Na dit eigenaardig tussendoortje met de tarotkaarten kwam ik tijdens mijn eerste pedaalstoten op Franse bodem niemand anders tegen dan de goed fietsende Henri Dieu. Hij reed op een hemelsblauwe koersfiets van het merk Diamant, en droeg een snor, valhelm, bril, en een rode trui van Veloclub Hirson. Een pelgrim op de lange weg komt dus zelfs de sterke Rik God tegen, die met zijn kromme guidon niet zou misstaan in de Hel van het Noorden.
    Die avond in het hotel was de baas een nazaat van leidende figuren uit Kabylië in Algerijë. Hij was een reus van het sterkste ras van de Berbers in ballingschap die al een paar generaties in Frankrijk vertoeven. Bekende Fransen zoals Roger Hanin ( Inspecteur Navarro) en Michel Drucker ( Televisieshows) hebben dezelfde roots. Ik ben de enige gast en ik moet absoluut de specialiteit van het huis proeven, de Couscous du Chef uit Kabylië. Als ik vertel dat na vier grote volle telloren ik nog niet deze portie opkreeg dan kunnen jullie wel begrijpen welke schotel dat wel was.
    Sterk door deze vleesmaaltijd met machtige stukken vlees zou ik volgende dag Marle en Laon bereiken.  Deze steden roemen zich van gesticht te zijn geworden in barbaarse tijden nog, door de Merovingers, en dat zijn dus mensen uit de tijd van Pepijn de Oude van Landen. Op het einde van  de Route Charlemagne ligt Laon , een versterkte stad op een heuvel in het landschap en met een geweldige kerk. Karel De Grote, de machtigste man  uit onze gewesten, mag als de eerste  zeer belangrijke pelgrim worden beschouwd, want hij achtervolgde zijn vijanden de verschrikkelijke Wisigothen tot In Finibus Terrae , op het einde van de toen bekende wereld, waar Compostela ligt.  Te Laon brandde ik voor uw aller geluk mijn eerste kaars en offerde ik mijn enkelgeld. Een bedelaar aan de kerkdeur kreeg 10 FF van me, une belle pièce, maar daarvoor moest hij ook mijn fiets bewaken. Maar tevens maakte ik grote boze ogen , liet zien hoe groot ik wel was, en verzekerde hem dat ik de arm zou breken aan hij die maar zou durven van mijn rijtuig even te ' toucheren' .
    Strijdlustig reed ik daarna tot waar hoofdstukken van de oorlog 14/18 zich hadden afgespeeld. De historische lijn LE CHEMIN DES DAMES was mijn doel. Aangekomen aan een paar monumenten , kerkhoven, kruisen, rond 21u00 kleedde ik me weer ik mijn pyjama na al het zweet van de dag goed te hebben verwijderd met water uit mijn bidons. Op het Duitse kerkhof schreef ik vlot enkele mooie zinnen in het gulden boek der bezoekers. Zo'n boek is steeds als in een tabernakel achter een ijzeren deurtje opgeborgen in een van de muren aan de ingang. Men kan er lijnen goede proza in lezen van vele bezoekers die op deze plaats in ontroering komen. Onder de mooiste van de prachtige bomen van dat stille kerkhof maakte ik mijn bedje. Ik wou rode wijn drinken, brood en Camenbert eten, maar ik trok met teveel kracht en vernielde mijn kurkentrekker. Pech. Daarna begon ik toch vlug heerlijk te snurken en alle botten van de Duitse gesneuvelden waren bang van een Belgische Cyclist uit de buurt van de Slag der Zilveren Helmen.
    Maar, enkele uren later, plets, plets, ... een regenwolk viel neer. De bladeren van de schone boom boden niet genoeg beschutting. Ik legde de sportkrant l'Equipe, vol met nieuws over de gedrogeerde wielrenners, mooi open onder een andere boom waar het droger was. Ik kroop in mijn slaapzak, maar legde het grondzeil van mijn tent boven mij, zodat geen enkele dikke regendruppel me nog kon raken. Maar door de condensatie en door mijn eigen felle zweet was ik uiteindelijk ook helemaal nat en zelfs dampend in de maneschijn. Afzien zoals die jongens in uniform uit de oorlog 14/18 die dag en nacht met bloed en zweet Frankrijk verdedigden. Toen was hier het landschap zeker nog niet zo bucolisch heerlijk dan tijdens mijn kortstondig nachtelijk verblijf op Le Chemin des Dames.

    De volgende dag bereikte ik na doortocht in bossen de stad Chateau-Thierry en stopte aan het herenhuis waar wijlen Jean De La Fontaine, de grote sprookjesdichter had gewoond. Wie kent er niet zijn fabels  Le Lièvre et la Tortue, Le Corbeau et le Renard, Les Animaux Malades de la Peste.
    Nog vuil van de nattigheid van vorige nacht besloot ik vroeg van te stoppen in Hotel Wilson waar helaas slechts koud water was. Ik was echt vermoeid, dronk mijn fles wijn leeg, en zo sliep ik gedurende meer dan elf uren zonder wakker te worden. Het bed was opmerkelijk groot, maar blijkbaar vond niemand het daar nodig om eens met de stofzuiger alles proper te maken, zeker onder het bed. Ik verbleef in een gore buurt naast het station, met veel raar volk uit Noord-Afrika.  
    Daarna moest ik de richting  van Parijs nemen. Dat was moeilijk. Ik verliet de hoofdweg en reed toen verloren op kleine wegen en in onbekende dorpen. Om broer Guido diezelfde avond toch maar niet te missen te Parijs heb ik dan maar te Meaux de trein genomen, die me voor 41 FF tot Paris Est bracht. Het was gratis voor mijn fiets en ik won zo veel tijd. Een goede beslissing ! Op een fiets tijdens een late vrijdagnamiddag door de voorsteden naar Parijs rijden was te gevaarlijk en ongezond.

    Dikke kussen van Papa Pelgrim.  20/5/1999.

    NB. Voor Martine  ( studente eerste jaar  bio-ingenieur ) :
    Uit het beroemde bos van Vincennes te Parijs, een blad voor mijn schat van een 98 jaar oude boom - Sequoia Sempervirens - Pinacée de Californie.



    ----------------------------------------------------------------------------------------------------------

    2. Puente de Orbigo.  

    Liefste schatten, ik zit hier heerlijk in de schaduw nabij een vijver en een rivier, en ik heb zopas een forel binnengesmiggeld. Mooie muziek klinkt in mijn oren en een glas rode wijn is vlakbij. Waarom zou het lot van een pelgrim triest moeten zijn ?

    Bijna vijf weken al onderweg. mijn forme is uitstekend, alhoewel ik me niet meer bekommer om mijn vorderingen en prestaties. Onweerstaanbaar nader ik immers Santiago de Compostela. Het verschil tussen wat ik zag 15 jaar geleden en wat ik nu zie is ongelooflijk groot. Zoveel mensen onderweg, met een rugzak, een hoed, een stok, het is onbeschrijfelijk. Ook veel fietsers, meestal mountainbikers. Over 800 km is er een wandelpad, waarlangs in ieder dorp, iedere parochie, een Albergue por peregrinos, een douche, een matras, gratis of tegen een kleine vrijwillige bijdrage aanbiedt. De Spaanse Staat, de provincies, de gemeenten, de verenigingen, de particulieren, deden hun best om de WEG NAAR COMPOSTELA  te opwaarderen. Niet met een peulschil noch met woorden, maar honderden miljoenen pesetas werden besteed om de voorbijkomende pelgrims terwille te zijn. Ik stel dat alles hier in 1999 zowat  15X groter is geworden dan 15 jaar geleden, 15 X belangrijker. Fier ben ik dan ook in mijn eigen omdat ik, tijdens mijn leven, lang voor vele anderen, de waarde van de Camino de Santiago de Compostela heb ontdekt. Dit is belangrijk Cultureel Erfgoed van Europa. Zo staat nu op duizend verkeersplaten, in honderdduizend boeken .

    Ik kan niets anders vertellen dan dat het me goed gaat op alle gebied, alhoewel ik toch een beetje snak naar huis, naar Bibi'tje Louka, en ook naar de eerste dag van juli om in de ASLK mijn centen te gaan opstrijken op een grote vervaldag . Spaans babbel ik nu reeds wat, doch met grove fouten en minder goed dan ik had gehoopt. Maar ook Frans, Duits, Engels, en Nederlands, behoort tot mijn dagelijks taalgebruik , gebabbel en gezever. Ene Zwitserse Ursula gaf me een goede tip en heeft me gisteren gezegd dat ik in de regen moet gaan wandelen ' mit meine gute Ehefrau' want samen onder ene parapluu is het zeer bevorderlijk voor de liefde op hogere leeftijd. Spazieren auf der alten Jakobsweg ... kan wonderen laten geschieden ! 

    Meestal lage kosten om te slapen. Daarom kan ik mijn centjes gebruiken om veelvuldige menu del dia  of menu del peregrino binnen te spelen, slurpend aan een glaasje vino tinto. Een paar uren geleden brak het lederen koordje van mijn halsportefeuille rot geworden door het vele zweten .  Mijn geld en mijn documenten vielen op de grond toen ik dat voelde en zag. Gelukkig is dat niet gebeurd tijdens het fietsen, want dan had ik waarschijnlijk niets opgemerkt. Santiago, patroon van de pelgrims, waakt over mij en jullie moeten dus niet ongerust zijn. Op een koude morgen verdween mijn geel rennersvestje. Ik verdenk een mij onbekende wandelaar van het gepikt te hebben in de albergue por los peregrinos in Logrono. Die wandelaars starten al vroeg vanaf 5 uren, terwijl de fietsers doorslapen tot 8 uren. Gedurende twee dagen had ik het zonder mijn vestje koud, maar nu is het veel warmer en zou ik dat kledingstuk weggegooid hebben.  Gisteren kocht ik op een markt nieuwe witte sokjes, 3 paar voor zowat 135 franken.  Groeten. Kussen.   PAPA.
    --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
    3. VILLAFRANCA DEL BIERZO.
    Hermosisima comaca y antigua estacion del Camino de Santiago.
    In the beautiful region de la Sierra de Antares.

    Liefste Louka, zoals je ziet aan mijn briefpapier lijd ik thans een rijkelijk leven in de Bierzo, land van wijn, witbrood, honing en satijn. Op het ogenblik dat ik dit schrijf zijn in België zeker de stemmen geteld, en is geweten welke goeie leiders er hebben gewonnen. Vandaag was het terug een bergrit waarover ik zo'n schoon stuk had geschreven in vroegere tijden van mijn pelgrimsbestaan, langsheen het kruis en de hoop stenen, doorheen de spookdorpen en langs gevaarlijke hellingen. De rit begon op een klein vuil matrasje waar ik gratis sliep en eindigde in het schitterende hotel Parador. Ik maakte onderweg een akkoord met Thomas Huxtable, een Schot die al enige dagen hetzelfde pad van Sint Jacob volgt. We delen de prijs van de kamer, en dankzij hem verkregen wij ook de 60-plussers vermindering van 35%. Doch, midden in de nacht kreeg mijn kamergenoot een grote diarree, zodat ik nu wakker lig, en dan maar aan het schrijven sloeg op dit mooi papier en op nog veel mooier meubilair. Weer een diarree-story voor een van mijn komende verhalen. Maar er is nu immodium (en stank ...) in mijn omgeving.
    Morgen arriveren we op de Cebreiro, waar het toen nog piepkleine Martineke in haar broek kakte, en ook een glas brak in duizend stukjes, tijdens onze autopelgrimsvaart van weleer. Het zal een bergtocht worden met veel zon.  Na het opstaan hoop ik dat er een goed ontbijt zal komen, want de paradores hebben voor dàt grote bekendheid. Smul,smul,smul, .... ! Ja, hopelijk wordt het hier in de Bierzo  hotelgastronomisch heel goed, een lekker hoogtepunt op de camino.
    Te Villafranca del Bierzo gekomen, zonder zweren en zonder kleerscheuren, mag de pelgrim reeds stellen dat hij is geslaagd. Zijn pelgrimstocht laat hem hier reeds een volle aflaat verdienen , en dat betekent het eeuwige paradijs. Ziekte, wolven, vrouwen, rovers, die de vrome en brave pelgrims nog zouden beletten Compostela te bereiken, kunnen vanaf Villafranca niets meer veranderen aan het morele resultaat van hun zware boetetocht. Ook Huxtable, uitgeschakeld door diarree, krijgt een diploma met voldoening. Ik verwacht nu ook dat op de Univ te Leuven wordt beseft dat het pelgrimskind Martine Frison ook al over de lijn van haar Bierzo is geraakt, namelijk genoeg punten om er in de eerste zittijd door te geraken, zodat haar talrijke supporters een algemeen bravo kunnen brengen.

    Liefste Louka, thans gepromoveerd tot mama's schoothondje op ons groot bed, ik geef je een lekje en ik vraag je van te kijken of iedereen thuis nog goede manieren heeft. Stilaan komt het einde van deze tocht na vijf weken zwerven door Frankrijk, Navarra, en met het groene Galicië dat nu komt. Wat is die oude papa toch nog een wolf. Hij deed het weer zo flink, niet echt sterk meer op de fiets, maar dan toch zeker wel super op het gebied van eten en drinken. De schildpad die hem als bel dient op zijn stuur, zal eventueel meer kunnen vertellen over de exacte kwaliteit van de prestaties tijdens het pedaaltrappen, bergop en bergaf. 
    Oef, te Taradillos de los Tempelarios, kreeg ik pas mijn tweede platte band. Handig gerepareerd.  Met veel  ' szwung' reed ik vandaag ook door Cacabellos. Alles goed. Zondagnacht. Papa Pelgrim. Villafranca del Bierzo.


     
    The place to be for a great desayuno : El Parador en Villafranca del Bierzo.
    -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
    4. POSTKAARTEN.

    Stappen, stappen, ... trappen,trappen,...meer dan tweeduizend kilometers op weg naar en weg van... en soms dan toch stoppen... en even denken, en dan iets schrijven op een kaart vol kleuren... en met een postzegel opsturen naar het thuisfront. Enkele voorbeelden van wat er op zo'n zichtkaart  werd neergepend door een loslopende man die soms rook van het zweet en vuil was door stof, wind en regen, door een pelgrim gezeten op een steen nabij een kerk of aan een tafel met een glas wijn.


    LA CATHEDRALE NOTRE DAME. Liefste sponsors, Le Chemin de St-Jacques vertrekt aan deze kathedraal waar ik Stephen & Co zopas verliet, om moederziel alleen met zware pedaalslag de pelgrimsweg af te leggen.Ik nam een blaas-uit-dagje in Parijs, want ik ben al doodmoe van, het fietsen tegen de wind. Ik heb al centen in offerblokken gestopt voor ons aller zielezaligheid. W.Journée.

    L'OCEAN - C'EST LE PIED - Om gelukkig te zijn en te slagen in het leven, moet men wel goede voeten hebben, maar ook zijn foefje en kopje kunnen gebruiken. Veel zon nu hier voorbij Bordeaux. Zestien dagen onderweg. Heerlijk. Vannacht deelde ik de kamer met pelgrim uit Engeland die 4 jaar lang gevangenisbewaker was van de vrouwenmoordenaar West.Nu eet ik een grote ijskreem in een leuk restootje. Willy. Pelgrim met schelp.


    BISOUS DU VAL DE LOIRE. Liefst Lientje, nu zo flink aan het studeren om de nodige puntjes te halen in het Heilige Graf. Veel moed ! Ook ik heb dat nodig om het verre Santiago te bereiken. Mijn benen, mijn kont, doen pijn en de wind is altijd tegen. Maar ik buk mijn kop en doe verder. Gelukkig mag ik regelmatig goed tafelen en dat is lekker voor mijn buikje.Groetjes aan mijn vriendje Steffen, aan je pa en ma. Peter Willie Journée, pelgrim op de lange weg te St-Jean-d'Angely.


    VUE AERIENNE DE NICOLE. Nog een kakverhaaltje speciaal voor U. Onder een afdak nabij Onze Lieve Vrouw van de Wielrijders had ik in open lucht geslapen. In de vroege ochtend liep ik er naakt rond zoals God me had geschapen en ik waste me flink met een spons aan de waterkraan. Mijn buik was zwaar en ik moest.Om de heilige grond nabij OLV des cyclistes niet te onteren, deed ik mijn gevoeg in een grote plastieken supermarktzak.Alle papiertjes om af te vegen daarbij en ... hoep met de poep in de container-vuilbak.Het was wel 2 kgr zwaar.De dikke zwarte vliegen van Labastide d'Armagnac zij ondertussen dikgewreten van het heerlijke goede hoopje, en ik beleefde weer iets anders. W.Journée. Papa de Pelgrim.

    ASTORGA. In de muren van deze stad lieten vrome vrouwen zich vroeger inmetselen om verder een leven van eremijte door te brengen tot wanneer hun ware ridder-echtgenoot weer thuis kwam van pelgrimstocht of kruistocht. Papa de Pelgrim op weg naar Compostela.




    ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    26-10-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lettre pour l'Association Pecten.

    Je ne suis qu'un petit pélerin inconnu par le Conseil d'Administration des Amis de Saint-Jacques mais je ne suis point un coquillard, et je me permets de vous écrire quelques lignes importantes. Des mots qui peut-être sont inspirés par le Bon Apôtre lui-même, via mes vieux doigts. On ne sait jamais. Car, entre Lui et moi il y a une longue amitié, qui débuta au printemps de l'an 1983, et qui continue toujours comme  ' les routes' et comme font  'les roues de l'horloge de la vie' de chacun de nous. J'avais beaucoup pédalé sur les sentiers comme sur les grands chemins dans notre pays et aussi en terres lointaines, et parfois je ne savais même plus, à un siècle près, quelle était la date de ce matin-là lorsque je m'étais éveillé, car me trouvant parmi des murs ou dans des paysages tellement anciens qu'ils étaient quasi sacrés et éternels.

    Il y a mille ans Le Chemin de Compostelle n'était guère si facile que maintenant. Les routes, les ponts, les auberges, les ruisseaux, les villes et les hameaux, de Picardie, de France, de Saintonge et de Navarre, faisaient partie d'un monde qui avait bien d'autres visages que celui qui est le nôtre. Tant de millions d'enfants devraient encore par l'amour et par les sexes être appelés à l'existence, et tant de héros, lâches, incurables et malchanceux, iraient perdre leurs vies lors des conflicts, accidents, épidémies et  guerres. Oui, il y avait des fermes et des refuges, des chateaux et des églises, des abbayes et des grottes, des oases, où le pélerin pouvait se cacher ou trouver des nouvelles forces, et il y avait des prisons et des caves pour enfermer les méchants, les sorcières et les mécréants. Le mal sous d'autres formes qu'aujourd'hui existait déjà, était déjà bien présent à cause du Diable, mais pouvait être attaqué par l'épée et chassé. Les prières avaient dans beaucoup de cas des bonnes chances pour arriver jusqu'au Bon Dieu.

    Au début du troisième millénaire il n'y avait plus grand mérite ni grosses indulgences pour ceux qui arrivaient au Mont de la Joie. C'est pourquoi un matin Saint-Jacques m'avait inspiré pour que je prenne le chemin de Vung Tau ou le Cap Saint-Jacques au Vietnam, où par un miracle quotidien le soleil qui plonge dans l'Atlantique chaque soir au Finis Terrae de la Galice, revient comme une grosse baleine à la surface de la Mer de Chine du Sud, et monte dans le ciel garantissant pour une nouvelle journée la vie des hommes, des plantes et des animaux de notre planète.

    Cet étrange pays, autrefois appelé l'Indochine, situé au bout du monde avait il y a peu de temps encore la triste réputation d'être l'enfer et l'apocalypse. Le dragon du communisme, et les tendances criminelles yankees, y déclenchèrent des combats meurtriers pour lesquels tous les Dieux ont longtemps fermé leurs yeux, tellement ils étaient contraires aux Droits de l'Homme, aux droits des honnêtes cultivateurs de riz. Les combats militaires s'étant arretés, je me suis dit que c'était aux pélerins de se rendre au Vietnam.  C'est pourquoi j'ai donc pris mon bâton et ma bicyclette, et prenant mon départ dans l'éternelle Hanoï j'ai pédalé le long de La Route des Mandarins, dans la poussière et la boue, sous le soleil et les eaux du ciel, pour faire le plus pur des Caminos, celui qui mène à Vungtau. Parmi ces asiatiques aux sourires incertains, je me suis assis pour avaler avec eux le même potage et le même riz et le même thé vert. Il n'y avait pas dans ces villages lointains des voleurs de grand chemin, ni des soldats du Vietcong qui ignoraient la fin de la guerre, ni des loups aux dents pointues. J'y ai rencontré des braves gens très gentils. Mais c'est cela aussi qui était dangereux, car plus d'une fois j'étais entouré par des femmes qui me proposaient de cuisiner pour moi, ce qui voulait dire que j'étais le bienvenu dans leur lit.
     
    Mais traversant des endroit mythiques, visitant les lieux saints et historiques, les cités de grande culture et les marchés des petits commerces, ne quittant jamais mon droit chemin, sous la garde permanente du Grand Jacques, je suis arrivé au début des Terres, au point alpha. A l'Est de Ho Chi Minh City, appélé autrefois Saigon et Prey Nokor, dans la province de Ba Ria se trouve Vungtau  ou le Cap Saint-Jacques, mis sur les cartes par les navigateurs Portugais dès le XVIe-siecle. Haut sur le rocher Nho, comme une tour et plus haut qu'un phare, il y a en cet endroit une grande statue de Jésus construite par l'Association Catholique entre 1973 et 1993. Ce Christ a une hauteur de 32 m et se trouve sur un socle de 4 m. La distance horizontale entre ses deux bras ouverts est de 18,3 m. Après avoir enlevé leurs chaussures, via 133 marches les visiteurs qui ont la foi et le courage peuvent monter jusque dans la tête de cette statue, pour voir un panorama exceptionnel. On y découvre par beau temps déjà les eaux du Pacifique. Quelle beauté ! Quelle immensité !  Je suis moins qu'un grain de sable  ... !

    Remontant le long de la côte, quelque 100 km vers le Nord, il y a la ville de Phan Thiet et le Cap Mui Ne. C'est là que je me suis baigné à 5h00 du matin . Quelque soit le Dieu, la Déesse, le Prophète, l'Apôtre, l'Esprit, le Bouddha, auquel ils croient les petits hommes y vont nager à l'aube et voient à l'horizon un disque d'abord rouge-jaune et ensuite or et feu, lentement sortir des eaux. Le Soleil  !  Voir cela est  formidable !  Ce sont des moments très forts  que l'on oubliera jamais !

    Ce même-jour-là j'avais loué une Suzuki 125 cc avec chauffeur, la gentille Nguyen Thi Hau, et sur les plages nous avions roulé. Notre folle course s'est terminée par une chute, à cause du sable blanc trop mou. Faisant la culbute je m'étais retrouvé à plat ventre et un peu groggy. C'est alors que Saint-Jacques m'avait confirmé sa présence et sa protection. Je me suis levé , mon chauffeur aussi, la moto n'était pas cassée, et regardant la plage je ne pouvais croire mes yeux. Car en effet des petites coquilles, pures et fragiles, mais intactes , pas encore touchées par les mains des hommes, avaient été déposées par les eaux sur la plage de Mui Ne , comme la manne céleste des Hébreux, comme les grêlons des mauvais nuages, comme les cailloux blancs du Petit Poucet des Contes de ma mère l'Oye.

    J'avais été en 1984 un des premiers pélerins-cyclistes qui arrivait à Padron au point omega, où hélas il n'y avait plus de Pecten Jacobea à ramasser. Au début de 2001 aurais-je été un des premiers pélerins à avoir trouvé la plage non seulement romantique mais où au bout du monde arrivent maintenant les nouvelles coquilles d'un futur meilleur ?
     
    A coup de pédale léger je traversais les faubourgs de la Capitale du Sud Vietnam. La grande Fête du Tet se préparait. La ville était surpeuplée, avec aux carrefours des centaines de cycles à moteur, mais aussi des jeunes filles, comme des colombes blanches en ao-daï et qui avec beaucoup d'élégance roulaient à bicylette. Je suis arrivé près d'une église chrétienne lors d'une grande messe. Il n'y avait plus de place à l'intérieur, pourtant c'était une grande église moderne. Une belle chorale chantait. Cinq prêtres de l'Eglise de Rome autour de l'autel. La foi de la minorité catholique y est sincère. Il n'y avait pas de botafumeiro, car les odeurs y étaient très bonnes.

    Chevaliers de Charlemagne, revenez, ... pélerins de l'an 1010 revenez... ,  la route ne passe plus par les Asturies ni par Roncevaux. Il faut à partir de maintenant faire chemin vers Vung Tau.

     


    Les plages de Mui Ne.

                    La femme est un danger pour le pélerin.

    20-10-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Landen - Santiago de Compostela 1999 - (5).


    28. Domingo 6 de junio.

    De toffe Tenerifers slapen op zondagmorgen uit, ofwel luieren zij, ofwel vlammen zij razend verder op hun mountainbikes als waren zij bezig met de Crocodile Trophy in het centrum van Australië. Ik fiets langzamer, langer, en behoorlijker.
    Te Estella opnieuw aangekomen weet ik dat de wielerkoers Vuelta a Navarra daar het vertrek van een belangrijke rit heeft. Dat had ik reeds gelezen in de krant en gezien op de televisie de vorige dag. Ik wist zelfs dat mijn landgenoot Stijn Devolder op zaterdag had gewonnen. Ik verbroeder even te Estella met Herman Frison, met het personeel van de twee aanwezige beloftenploegen uit België en met de jonge renners. Ook ik rijd immers in een trui van de ASLK- FORTIS  mijn ex-werkgever die een van die ploegen sponsort. Mijn randonneursfiets met zoveel bagage, mijn verzetten, interesseert die mannen wel, alsook de lengte en de bestemming van mijn wekenlange fietstocht. Ik groet aan de startlijn ook de Luikenaar Fléchet van de U.C.I. die er official is.
    Daarna vervolg ik mijn weg op de Camino tot aan het klooster van Irache waar ik de koperen kraantjes vind om gratis rode wijn te drinken. Ik wijs die bron van puur genot ter ere van Bacchus ook aan personen uit Holland, die op banale gewone fietsen rondrijden, toeristen met geen interesse wat betreft wijn, klooster, pelgrimsweg. Ik zou wel eens willen praten met een van de paters uit dat klooster, maar ik stel vast dat de hoogmis bezig is en zij allen tussen de geweldige muren aan het bidden zijn, samen met misschien wel tweehonderd gelovigen.

    Verder daarom naar Los Arcos en Viana, waar een bestofte man aankomt die met een metalen slede getrokken door zes huskies reist op de onverharde wegen. De dieren hebben veel afgezien en drinken gretig. Logrono. Albergue por los Peregrinos, voor 300 pesetas een slaapplaats bekomen. Pas heb ik uitgepakt of een wandelaarster wil met mij van bed ruilen om terug bij stappers te zijn die zij al kent van vorige dagen. Voor mij blijft het goed, alhoewel ik later tijdens de nacht toch wel op  een wankele matras zal moeten liggen. Maar de pelgrims te voet zijn zo moe en verdienen voor de nacht  een beter bed dan ik.

    Ik stap wat rond te Logrono, bezoek de Iglesia San Jacobeo, en ga een grote ijskreem eten. Wat later word ik aangetrokken door dos cervezas en tapa's. Ook de man met de half wilde huskies kwam te Logrono aan.  Zoals andere voorbijgangers doen, geef ik hem duizend pesetas om wat eten te kopen voor die prachtige honden. Terug in de albergue gekomen word ik door mijn dames kamergenoten uitgenodigd om de rest van hun spaghetti met chorizo op te eten. Daar heb ik geen probleem mee. Met mijn buikje vol slaap ik dan toch goed in mijn slecht bed.




    29. Lunes 7 de junio.

    Pélerin du matin, n'attend pas la pluie sur son chemin. Zo gauw het klaar is, kruipen alle wandelaars uit hun bed, en weldra zijn er geen rugzakken, geen stokken, hoeden, stinkende kousen en schoenen, geen slecht gewassen T-shirts op de kamer. Ik draai me dus nog eens rond en slaap nog twee uurtjes verder, geholpen door het groot openstaand venster waar frisse lucht binnenkomt en geuren van de pelgrims van divers pluimage buitenwaaien zoals van de rook van een kampvuur dat is uitgebrand.Wanneer ik uiteindelijk toch wakker ben, doorklieft een vraagteken mijn wazige kop . Waar is mijn geel thermovestje met blauwe mouwen ?  Ben ik het ergens vergeten, werd het gepikt door een kamergenoot, werd het per ongeluk meegescharreld door mijn buurman tijdens het vullen van zijn rugzak ? Oh, maar het is vandaag hier te Logrono kouder dan gisteren. Het is dus waarschijnlijk dat een 'slimme' stapper met te lichte kledij op dat moment mijn vestje aan het gebruiken is in de frisse ochtend. Nog voor de middag zal hij dat jasje dan weer zichtbaar ergens hangen op de Camino . Ja, zoals elders op onze planeet, zijn er op de heilige weg van de tocht naar Finis Terrae parasieten, profiteurs, gauwdieven,  ... 'coquillards'... dat is de echte benaming.

    Zonder vestje, maar rijker door deze ervaring, verlaat ik Logrono, en dat lukt me niet goed, ik ben verkeerd aan het rijden. Daarom stop ik, ga een grote koffie drinken, en na enige studie van kaart en documentatie geraak ik terug op tempo en in de goede richting. Beter nog, ik kan me in het wiel plaatsen van een koppel goed getrainde Hollandse fietsers en zo scoor ik gemakkelijk een aantal kilometers tot in Navarrete. Daar bezoek ik aan het kerkhof het Memorial DeCraemer op de plaats waar Vlaamse pelgrims werden doodgereden. Als een van de eerste leden van het Vlaams Genootschap van de Vrienden van Sint Jacob van Compostela had ik daarvoor van mijn geld gegeven. Het is daar nog gevaarlijker dan vroeger. De politie houdt er nochthans alle weggebruikers in het oog. Er ligt vers grint op de wandelweg. Voor de zolen van de voetgangers is dat heerlijk, doch het plakt aan mijn Schwalbe banden en daarom vervolg ik toch maar op de steenweg, ondanks vele gevaarlijke auto's en vrachtwagens.

    Najera. Bij het binnenkomen van deze stad, merk ik op dat er een verhuiswagen uit Namen op een parking onder heerlijke bomen staat. Twee mannen halen stoelen en tafels uit deze grote camion. Zij bereiden een picknick voor. Dranken uit frigobox. Koffie en thee uit thermossen. Broodjes. Tomaten. Harde eieren. Halve appelsienen en halve bananen. Wafels. Kip. Klontjes. Vijgen. Plastieken flessen met plat mineraalwater. Zij zijn zo druk bezig dat zij zelfs niet zagen dat ik prompt ben gestopt en mijn fiets tegen de snuit van hun camion plaatste.

    ' Salut les Copains !  Est-ce ici le Contrôle de Ravitaillement du Tour de Navarre ? '

    Aangename kennismaking met deze Walen. Binnen zes minuten verwachten zij een groep van twintig cyclotouristes de Namur en route pour Saint Jacques de Compostelle !
    En inderdaad, onder leiding van Colonel Baron van de Para-Commando's met een zilveren valhelm, zullen die twintig sportievelingen op hun koersfietsen daar 40 minuten middagrust nemen. Toen ikzelf als milicien barman zonder baard was van de Mess-Onderofficieren te Marche-le-Dames, toen was die Baron nog maar een gespierd luitenantje. Op die dag, 34 jaren later wegen zowel hij als ik 24 kilo's zwaardern, ook al fietsen wij veel. Hij herkent me niet, want wie was ik toch in 1965, ... een slaafje om pinten te spoelen.... ! Hij was geen zuiper aan mijn bar, maar ik herkende hem toch nog dadelijk. 
    Hé, Journée, ... klinkt het plots achter mij...   en daar staat dan vader Paul , de verschrikkelijke veteraan pingponger van Leuze 65 bekend tot in Mongolië, ex-mekanieker op de basis van Beauvechain, ook hem zag ik sinds 22 jaren niet meer. Nog een derde man uit Namen komt me groeten, iemand die werkt bij de Fortis Bank en die mijn familienaam kent en weet dat de nieuwe wielertrui die ik daar draag moeilijk te vinden is, behalve voor wie een vinger heeft die roert tot diep in de Hoofdzetel van Fortis Bank- en Verzekeringen te Brussel.      
    Fluitsignaal !  Langzaam zijn die wielertoeristen uit Namur zeker niet, want onder leiding van hun colonel rijden zij tegen 30k/u verder,  precies om 13u00 zoals gepland tijdens de briefing van die ochtend aan de start van hun rit. Hoe gedisciplineerd kunnen  ook Waalse wielrijders toch wel zijn,  op de Weg naar Compostela waar ongewone mensen en dingen zich bewegen en te zien zijn.
    Ik kreeg biertjes en hapjes, maar dat wekte mijn eetlust op in plaats van mijn honger te stillen. Bij het uitrijden van Najera dus geen moment twijfel,  in plaats van te puffen en zweten aan het tempo van die mannen uit Namen ga ik op een terras zitten en bestel  El Menu del Peregrino. Dat wordt niks. Erger nog, ik moet daar wijn van het huis drinken waarin ijsblokjes liggen.

    Mijn thermovestje ben ik dus definitief kwijt. Ik doe mijn regenjasje aan. Weldra zweet ik, en daarna krijg ik dan kou. Dat bevordert mijn snelheid niet, maar toch nader ik onweerstaanbaar de mythische plaats op de Camino en dat is SANTO DOMINGO DE LA CALZADA.
    Natuurlijk bezoek aan de haan en de kip van de kerk. Heeft betrekking op een oud verhaal dat ik op deze blog nog wel eens zal brengen, alhoewel het wijd en breed is bekend.  Ik koop me ook een lichte wollen trui om het wat warmer te hebben. In de keuken van de Refugio praat ik met een oudere man uit Parijs die een spaghetti voor zeven personen maakt, alhoewel hij maar alleen is. Om die avond te kunnen eten in Hostal San Theresita, bij de nonnetjes, moet ik eerst naar een korte eredienst in dat klooster en zo iets kan alleen maar goed wezen voor mijn ziel van arme zondaar.

       

    30. Martes 8 de junio.

    Als ontbijt offreer ik mij een groot glas natuurlijke zumo de naranja en ik schrijf een groot aantal postkaarten voor het thuisfront. Op het ogenblik dat ik met dit alles klaar ben , komt het peleton uit Namen aangereden. Zij worden hard toegejuicht door mij en door de Spanjaarden en de andere pelgrims die getuigen zijn van hun doortocht door Santo Domingo de la Calzada.

    De gele pijlen moet je volgen, want dan alleen ben je een echte pelgrim, en geen quidam die daar per toeval rondhangt. De  N120 is een moderne spookweg, zonder ziel. Te Villafranca Montes de Oca stop ik om nog eens El Menu del Peregrino te proberen.  Ik houd een lange siësta en vervolg via de flinke beklimming van de Alto de Pedraya  en de bosweg naar San Juan de Ortega.

    Siglo na siglo wordt mijn CREDENCIAL aangevuld met klassieke namen van de Camino. Het is een heerlijk fietsmenu dat volgt, dalend naar Burgos. Ik koop er een wegwerp fotocamera en schud terug pesetas uit de telebanco in de muur van een Caja Rural. Midden in de stad , in de winkelstraat Rua San Juan neem ik mijn intrek in Hostal Victoria. Ik vul de avond in Restaurant Pancho.

    31. Miercoles 9 de Junio.

    Aan het Office du Tourisme van Burgos ontmoet ik twee Nederlanders alsook de Vlaming Julien uit Haacht. Voor de klassieke foto ga ik naast de metalen pelgrim zitten op het plein voor de grote kerk. Samen drinken wij gezellig een koffie. Ik had deze kathedraal en de kapel met het zeer speciale Christusbeeld al vroeger bezocht, ik ben dus de aangewezen vrijwilliger, drink nog een tweede koffie en houd dan ook de wacht op de fietsen van mijn drie nieuwe kameraden want achterlaten en vastketenen is in een grote stad onvoldoende veilig. 

    De gele weg zal ik moeten volgen zo staat duidelijk op een reusachtig uithangbord met de landkaart voor wakkere peregrinos. Van albergue tot albergue, van siglo tot siglo, op onverharde wandelwegen ben ik verder gereden en zo zie ik de dozijnen pelgrims op mijn weg. Met een Hollander loop ik even mee te voet  met mijn fiets aan de hand tot op een kruispunt een vijftal kleine wit-zwarte straathonden ons aanvallen. De wandelaar slaat met zijn stok, maar ik wip toch maar rap op mijn fiets om me te verwijderen van die blaffende viervoeters. Het is warm en ik ga wat schuilen in een fris lokaal in de schaduw, waar ik wat lees en schrijf. Een jonge vrouw met rugzak komt ook binnen  en zo zijn we al met een tiental stappende pelgrims die wat uitpuffen, en ik die niet veel goesting heb om te fietsen. De jonge vrouw heeft haar notaboek laten liggen. Het water kookt nu eindelijk zodat mijn grote theepot klaar komt, want ik wil ook gesuikerde thee voor mijn drinkbus. Het moet niet altijd water, wijn, of bier zijn dat de pelgrim drinkt, en Spaanse koffie deugt niet voor mijn maag want dat voelde ik na het verlaten van Burgos. Ik zet de grote pot thee op mijn tafel en ga de peregrina haar notaboek terug geven. Ik hoorde al dat zij Engels sprak, maar nu kan zij ook Frans want zij komt uit Canada. Zij is comedienne van beroep. Zij wacht op een man en een vrouw die haar tempo niet konden volgen. Ik vermoed dat zij haar notaboek met opzet als aas had laten liggen om te zien of ik een gentleman was, of denkt zij dat ik en bever of een zalm zou zijn ?
    Tussen een rij bomen fietsen die wat schaduw geven, betekent fietsplezier van de bovenste plank.Weldra ben ik te  CASTROGERIX in het  Hostal Meson La Posada waar ik Julien uit Haacht terugvind die sedert het middaguur verbroederd  heeft met een Schot. We eten die avond samen met drie aan dezelfde tafel.

    32. Jueves 10 de Junio.

    Julien heeft hetzelfde statuut als ik . Hij kreeg vervroegd pensioen van het Gemeentekrediet. We rijden samen langs Boadillo del Camino tot San Martin de Fromista, een plaats waar ik van hou , een prachtig Romaans kerkje, en daarom betaal ik een pintje aan mijn twee tochtgenoten van deze voormiddag, maar ik leg hen ook uit dat het beter is dat wij apart onze tocht verder zetten. Zo kunnen wij sportief verder rijden ofwel stoppen om te rusten of om na te denken, of ook nog om kennis maken met andere pelgrims die Sint Jacob ons zal laten ontmoeten op onze lange weg. Wij kwamen alle drie als individueel tot hier en moeten nu niet samenklitten. Maar ongetwijfeld zullen wij mekaar nog blijven zien alvorens wij Compostela bereiken, vermits onze dagschema's ongeveer overeenstemmen.
     
    Carrion de los Condes. Terradillos, San Nicolas del real Camino. Ik bereik weldra VILLALCAZAR DE SIRGA en ik wacht daar op de warme kerktrappen tot etenstijd. Natuurlijk ken ik Pablo El Mesonero, de grote pionier uit Palencia die zoveel bijgedragen heeft tot de herontdekking van de aloude Camino de Santiago. Voor mij een dagschotel en dat is dan hetzelfde als een autobus Spaanse oude schonen van de Vrouwenbeweging van God weet welke parochie, die daar stipt op het middaguur zich aanmelden. Ik zit gewoon midden in die groep en probeer te vertellen van waar ik kom, in het Frans want mijn Spaans is onvoldoende. Zij verstaan me wel. Met minstens drie zou ik zeker mogen aanpappen want het zijn bijna allemaal lustige weduwen op uitstap. 

    Heerlijk traag draai ik mijn pedalen verder, tijd om wat te mijmeren, maar Sahagun geeft me niet meer dezelfde gevoelens als in 1984. Het is er allemaal kleinschalig verbouwd en modern geworden. Eeuwen geleden was er te Sahagun een machtig klooster, steen na steen afgebroken door baksteendieven tot er bijna niets meer van overbleef.  Hier werd de vader van de moderne etnografie geboren, de minderbroeder Bernardino de Sahagun, die een belangrijk werk schreef in de XVIde eeuw over de religie en cultuur van de Azteken in Mexico.

    Zeer vroeg meld ik me voor een kamer in Hostal La Codornitz  ( de kwartel) . Ik was me goed en val dan in slaap op de zachte lakens van het bed. Uren later word ik wakker door luidruchtige feeststemming. Een fanfare en majoretten, jeugd en ouderen, meisjes en vrouwen, lopen door de straten en ja, hoor, daar komen dan de stiertjes aangelopen. Ik kijk toe van uit mijn venster op de eerste verdiepeng. Ondertussen werd de straat waar ik verblijf zwart van het volk. Allen begeven zich naar de arena. Ook ik probeer tot daar te geraken. Maar wringen en duwen bij valavond, om in de dichte massa verder te geraken op de Avenida de la Constitucion,  maakt me te zenuwachtig en doet me terug zweten. Ik keer dus om, en ga nabij mijn hotel op een terras aan een rustig tafeltje zitten waar ik een fles wijn drink, en wat nootjes en chorizo eet. Rond middernacht volgt er een vuurwerk, maar dan lig ik al terug tussen mijn heerlijke Sahagunse lakens. Was dit het plaatselijke feest van San Firmino ?  
    Naast mijn fiets, in de ondergrondse garage van dit hostal, stond die avond een prachtige nieuwe tandem die ongetwijfeld 10.000 € waard was, maar ik had geen idee wie daarop aan het rijden was.

    32. Viernes 11 de Junio.

    Vermits ik een Einzelganger ben, en er geen hetero- noch homosexueel verkeer had plaatsgevonden tijdens de feeststemming op de door mij gehuurde kamer, wordt de prijs verlaagd van 9000 tot 6000 pesetas. Na een miniem ontbijt vertrek ik op de Via Romana.

    Ik vorder op mijn tempo over een kiezelweg.  Enkele sprintende mountainbikers rijden me voorbij, maar wat later staan zij daar allen terug langs de weg omdat één van hen stukken heeft. Ik roep lachend  ' Qui va piano va sano  ..' . Maar dat verstaan zij niet, misschien is dat dan toch geen goed Spaans hetgeen zo spontaan uit mijn mond kwam te rollen .
    El Burgo Ranero wacht op mij. Aan een baancafé stop ik. Daar zitten al twee wandelaars, toeristen die zo maar even een test komen doen om te weten wat het betekent 30 km te stappen op de Camino. Zij komen uit Zwitserland om te oefenen en willen later de hele pelgrimstocht afleggen . Mevrouw vindt het geweldig wat al die pelgrims op hun lange mars beleven, maar haar echtgenoot is doodmoe, heeft blaren aan zijn voeten door te nieuwe schoenen, en zit daar tegen zijn goesting. 
    Mansilla de los Mulas.  Foto aan het beeld.  De groep mountainbikers komt daar ook aangereden, jonge mensen, bijna naakt op hun sportieve tweewieler, met een kleine rugzak maar met grote dure zonnebrillen op hun neus en muziek in hun oren. 

    Comer con gusto want ik eet daar een 'de tomo y lomo'  steak met een fles rosé in de Montana en dat is dan al op een invalsweg naar de grote stad Leon.  Ik volg de pijlen en de metalen schelpen op de stoep, en alzo kom ik gemakkelijk terecht op een slaapzaal voor peregrinos bij de nonnetjes.Te voet maak ik wat later een schone wandeling door Leon op zoek naar het beroemste klooster-hospitaal San Marcos de Leon op de weg van Santiago. Nu is dit een schitterende Parador Nacional. In die San Marcos ga ik een biertje drinken. Zo'n bestelling kost daar 420 pesetas, maar dat is de moeite waard omdat het meubilair daar onbeschrijfelijk mooi is. .




    17-10-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    15-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Dood van Dick Miles.

    Met droefheid hebben wij allen het overlijden vernomen van een kleine oude man uit New-York die eens een groot sportman was geweest, de tienvoudige tafeltenniskampioen van de United States of America DICK MILES . Te Londen had hij op Wembley geschitterd tijdens de wereldkampioenschappen 1948 toen hij Barna, Leach, Bergmann, Kocian, Sidos, Soos, en nog anderen van de tafel wegveegde met de unieke forehandslag van zijn hardbat, maar dan verloor hij nipt in de finale en werd ongelukkig geen wereldkampioen in het enkelspel bij de heren. Hij won toen wel de wereldtitel in het dubbelspel gemengd.  In 1971 was hij ook een van de Amerikaanse pingpongers die zorgde dat het vrede werd tussen China en de USA , tijdens de periode van de pingpong diplomatie. Overal in de wereld had deze man alleen maar vrienden. Hij werd 85 jaar.

       
    Dick Miles                     Lou Pagliaro                              Miles' bijbel van de Pingpong 


    In de late 1930 en tijdens de eerste jaren van de tweede wereldoorlog was het pingpongspel reeds ruim vijftig jaren bekend in de Verenigde Staten, want was het niet ene John W.Hyatt uit Albany New-York die al in 1870 het celluloid had uitgevonden waarmee ook nog vandaag pingpongballetjes worden gemaakt. Bij koud weer werd het miniatuur tennisspel in salons of in  garages bij vele families gespeeld. Het was dus bekend speelgoed dat de tienjarige Dick toen van zijn nonkel kreeg, een grote gekleurde doos in karton met als inhoud één boekje met de spelregels, één net met vasthouders, twee paletjes uit hout met versiering, en zes pingpongballetjes. Regelmatig werden toen in de blaadjes voor jongeren Mickey Mouse en Donald Duck getekend terwijl zij aan de pingpongen waren. Met zijn nonkel probeerde Dick dan ook zijn nieuw spel op de keukentafel in hun appartement. Dat was gelegen aan Riverside Drive te New-York, op de 84ste Street tussen Columbus en Amsterdam. De scholier woonde daar met zijn alleenstaande moeder, opa en oma, en die ongehuwde nonkel. Direct na schooltijd alleen op zijn kamer sloeg dat handige kereltje regelmatig in de vlucht zo'n duizend keren het balletje tegen de muur tot wanneer de ouderen vonden dat het zo meer dan welletjes was en naar hem met een pantoffel gooiden, om rustig naar de radio te kunnen luisteren.

    De jonge Dick bezat uitzonderlijke gaven van concentratie en van coordinatie tussen zijn ogen, handen en voorarm. In vele vormen van sport en spel was dit duidelijk, want in games zoals golf, baseball, jojo, jongleren en knikkeren, was hij de beste van zijn klas en in zijn straat. Toevallig was ook Ty Neuberger een klasgenoot, en die jongen was toen al sterk in pingpong. Hij won soms  matchen op de tafels van de clubs in Manhattan, en met deze Ty stapte Dick zo'n sportlokaal binnen waar iedere dag pingpong werd gespeeld.  Er waren daar op loopafstand vier verschillende clubs op Broadway. Daarmee verdienden de uitbaters en eigenaars goed geld. De Table Tennis beleefde toen gouden tijden in de U.S.A. Voor iedere beurt moest een ticket worden afgegeven dat beneden aan de kassa werd gekocht zoals op de kermis wanneer men op de botsautootjes, rups, doolhof, carrousel, of elders wil plezier maken. Er knipperde een licht  en dan moest weer met een bonnetje worden betaald, ofwel moest men zijn kant aan een wachtende kandidaat pingponger afstaan. Betere spelers wilden alleen tegen vergoeding met mindere slagen uitwisselen of de knepen van het spel aan de beginners leren. Topspelers daagden mekaar voor een pak dollars uit, of gaven een handicap aan zij meenden cracks te zijnen maar die zo ook vlug hun geld verspeelden. Soms verstopte zo'n pingpongclub van de Big City by Night ook andere dingen die met de stiel van gangster te maken hadden.

    Met zijn paletje en de centen uit zijn spaarpotje ging Dick naar de club van Mitch Karelitz in de 76ste Street waar in de kelder, op het gelijkvloers en op het eerste verdiep werd gepingpongd. Hij kwam daar in aanraking met de 16-jarige Billy Levinson, de plaatselijke topspeler van wie hij het ene en het andere kon leren. Daarna probeerde hij het eens bij Harry P. in de 91ste straat, waar twaalf tafels op een rij stonden. In deze sportschuur verschenen op een dag enkele Hongaren die eens demonstreerden wat echt tafeltennis was, en nadat de jonge Miles dat had gezien, wilde hij alles weten over de tafeltennissport om ook zo'n artiest en zo'n kampioen te worden. Hij ging een tijd later naar een derde club om te kijken, bij de Mac's. Dat was toen een drukbezochte plaats in de 96ste Street voor dikke nekken, stoeffers, en losgelaten sportieve vrouwen. De schooljongen toonde eens wat hij kon. Maar na een uur had de baas daar al genoeg gezien. Die man verklaarde Dick warempel  'persona non grata' omdat de jongen de tekens vertoonde van een aanstormende kampioen. Dick zou de leden van de Mac's belachelijk maken en dan zouden die wegblijven, want op Broadway is geen plaats voor ' losers' .

    Dan maar eens gaan zien in de 54ste Street, boven een autoshowroom, waar zeven tafels stonden, in de Lawrence. en nog meer op de hogere verdiepingen  van die building, waar een nightclub was geweest. De baas van die pingpongclub was afkomstig uit Barbados en had geen goede faam toen hij daar begon. Tweemaal per week richtte hij een tornooi in, op dinsdagavond met handicap, en dan vooral op vrijdagavond een open tabel voor allen. Tot 's ochtends duurde het, in de sfeer van the Friday Night Fever, alvorens de winnaar was gekend. 

    In the Golden Era of Table Tennis, tijdens de jaren 1938 tot 1942, toen Dick Miles op de middelbare school zat, woonden de meeste topspelers van de USA aan de Oostkust, te Boston, New-York, Philadelphia, terwijl er ook centra waren voor deze sport te Indianapolis, Detroit, Chicago, St-Louis en Seattle. Daarbij moeten ook worden geciteerd een groep Hongaren van wereldklasse die als zigeuners van pingpongtafel tot pingpongtafel rond de States zwierven. De tornooien die veelvuldig op Lawrence's werden gehouden, trokken de sterke spelers, fans en toeschouwers aan. Wat een ambiance ! Koorden en politie, beschermden de spelers tegen de niet-spelers. Als gladiators, met lichteffecten, trompet en muziek, kwamen de spelers met een lift uit de vloer, en zoals heavy-weight boxers of worstelaars werden zij door de speaker aan het publiek voorgesteld, terwijl ondertussen weddingschappen werden afgesloten door de rumoerige yankees. Deelnemers betaalden als inschrijvingsgeld per match de prijs van 5 metrotickets en dat moesten de supporters ook afdokken om binnen te mogen in de zaal. Op het einde van het tornooi werd de kassa verdeeld tussen organisator, champion en runner-up. De vedette van zulke pingpongnachten was meestal  Lou Pagliaro, de King van New-York  !   

    In  'The City that never sleeps'  was de minderjarige Dick Miles ook altijd present in die club van Lawrence. Als er geen mens was om tegen te spelen, oefende hij er op een halve tafel met de andere helft rechtop als een bord. Hij trainde op twee punten, namelijk op de juiste en zuiverste ' touch' en op de kunst van het balletje te plaatsen precies waar hij wilde. Hij legde tijdens zijn training muntjes op de tafel als merktekens en zond de bal naar die punten vanwaar ook hij zich bevond aan de overkant van het net. Terwijl de beste tornooispelers fysieke training deden zoals gewichtheffen, touwtje springen, sprinten en veldlopen, in het gezelschap van beroepsboxers, was Dick Miles slechts enkel bezig op zijn eigen manier.

    Hij stopt op de Dewitt Clinton High School, slaapt dagelijks tot 14u00, en gaat dan terug naar Lawrence's. Dat betekent dat hij iedere dag 11 uren doorbrengt in de pingpongclub, en van vrijdag op zaterdag zelfs 15 uren. Natuur lijk kreeg hij ambras thuis. Vooral zijn grootmoeder begrijpt zijn obsessie niet. Ook de huisdokter lacht met hem wanneer hij een blaar aan de dikke teen heeft. Als hij te laat thuis komt, mag hij zelfs niet meer binnen en moet hij in de hal van het flatgebouw slapen op zijn sportzak en op de grond, zoals een zwerver, een homeless young boy .
    Maar waarom speel je toch zoveel ?  vragen vrienden en familieleden hem, en zijn antwoord is kort en duidelijk  . ' Ik wil de beste zijn. De kampioen van New-York ! '  If I can do it here, I can do it everywhere !

    Dick was ondertussen flink aan het verbeteren in zijn passie. Hij heeft een unieke forehand die zelfs de kenners bekoort. Wat moest komen kwam. Op een avond moet hij zich meten met maestro Pagliaro, kampioen van de USA 1940.  Maar die Pagliaro, die zijn titel niet wil verliezen, laat zich niet graag meer zien op Lawrence's waar minstens acht van zijn voornaamste concurrenten hem, zijn taktiek en zijn techniek, bespieden om hem bij een volgende gelegenheid te kunnen kloppen.  De titelhouder stelt daarom aan Dick Miles voor om samen ongezien in de kleinere club van Mitch Karelitz te gaan oefenen als voorbereiding voor zijn komend USA  kampioenschappen. De jonge speler kan zijn ogen niet geloven. Hij word door the champion himself als sparringpartner gevraagd, of in woorden van nu uitgedrukt de A1 van New-York vraagt aan een zestienjarige B4 om samen iedere dag te pingpongen in het lokaal van de club die niet ver is gesitueerd van waar hij woont. Weldra zal de jonge sparringpartner bijna zo sterk zijn als de kampioen.

    Tot ieders verrassing neemt Dick Miles in april 1941 echter niet deel aan de Nationale Juniors Kampioenschappen die betwist worden in het Manhattan Center te New-York op zeven tafels omringd door 1400 schone zetels voor goed betalende toeschouwers. Hij heeft gewoon geen geld meer om zich in te schrijven, heeft eigenlijk nog nooit een tornooi van betekenis gewonnen, en hij gelooft niet dat hij een kans krijgt tegen de kleppers die van ver komen.

    Maar zes maanden later, wanneer zijn kameraad Johnny S. enkele hoog geklasseerden klopt, begrijpt hij dat hijzelf dat ook moet kunnen, vermits hij op training vaak beter is dan die Johnny S. Zo verschijnt hij zonder faalangst eindelijk in het landschap waar de kampioenen zich bewegen. Dick Miles scoort goed in Massachusetts en Brooklyn. Met een duwtje van Pagliaro, jeugdvriend van Rocky Graziano en van Jack LaMotta,  mag hij ook mee naar Chicago voor de klassieke schok tussen Chicago en New-York. Dick wint daar 10 matchen en verliest er maar vijf. In januari 1942 wint hij tornooien te Manhatten en in Connecticut, tweemaal tegen Eddie Pinner een bekende A-speler. In februari wordt Dick Miles alzo A7 geklasseerd en dat betekent toch wel iets, want in de Verenigde Staten waren toen ongeveer 15.000.000 tafeltennissers. Maar met zijn schoon nieuw klassement krijgt hij al direct terug klop van Eddie Pinner die weerwraak nam. In april speelt hij te Detroit tegen Laszlo Bellak , een Hongaarse kunstenaar en clown van het witte balletje. Het wordt de eerste zege van Dick Miles tegen een wereldberoemde speler. 

     
    Van speelgoed naar sport.                                    The man who played  for dollars.




    De legendarische Marty Reisman, een schone miss uit America, en  the champion Dick Miles.  

    1942.  Na de aanval op Pearl Harbour van 7 december 1941 geraakt ook de USA helemaal betrokken in de Tweede Wereldoorlog. Vele jonge sportmannen melden zich aan bij het leger. Ondanks zijn jonge leeftijd en zijn kleine gestalte doet Dick Miles dat ook, maar hij wordt niet aangenomen wegens een te zwak hart.  Jaren later zal hij op ontelbare plaatsen demonstraties en shows geven om de Amerikaanse soldaten te vermaken. Hij deed dit ook een tijd samen met Norby , alias Norbert Vandewalle, de Belgische kampioen uit de periode voor Jean-Michel Saive. 
    Vandewalle was immers de zoon van een coiffeur uit New-York.  Ook al is de hele industrie overgeschakeld naar de oorlogsvoering en kan geen nieuw pingpongballetje nog worden gevonden in de sport- en speelgoedwinkels, toch komen in 1943 te Saint-Louis nog altijd 146 sterke spelers en honderden liefhebbers samen om de nationale kampioenschappen te betwisten. Vele militairen kregen een speciale verlofbrief, behalve dan de goede Paggy, eerder genoemd Lou Pagliaro, omdat die zware bommen maakt in een metaalfabriek. Na deze competitie klimt Dick omhoog tot A5 , maar één jaar later staat hij onbegrijpelijk terug op A9.

    In het begin van 1945 verschijnt in het Amerikaanse tafeltennis samen met zijn broer de genaamde Marty Reisman. Hij klopt op alle ballen en er is werkelijk niet tegen te spelen. Hij wordt kampioen bij de juniors en schakelde Dick Miles al eens uit op een vrijdagnacht tornooi bij Lawrence's. . Het is een lange zeer magere jongen die weldra als bijnaam  ' de naald' krijgt . Voor Dick Miles wordt het een zware klus op de Nationale Kampioenschappen Johnny S. te verslaan die te Detroit 3500 supporters heeft. Miles overleeft dit duel, klopt ook nog Doug C. en Bobby R. en zo wint hij als twintigjarige de titel van Kampioen van de Verenigde Staten in Heren Enkelspel 1945. Dit werd de eerste van zijn tien titels .

    Alvorens af te reizen naar Parijs voor het wereldkampioenschap, gaan de Amerikanen oefenmatchen spelen in Schotland en in Engeland waar zij goed worden ontvangen. 

    De Engelse sportpers schrijft  :  ' Dick Miles is een lichte slanke jongen van 22 jaar, met donker golvend haar, heldere ogen en veel charme. Hij is nogal lui. Hij is talentvol maar onervaren. Maar deze speler met veel persoonlijkheid moet iedereen gezien hebben'

    Maar in het naoorlogse Frankrijk loopt vooral voor Dick Miles zowat alles mis. Het was er extreem koud, de verlichting van de zaal was onvoldoende, en de tabellen waren te arm voor een tornooi dat wereldkampioenschap werd genoemd. De zeer dunne Dick Miles had twee warmwater flessen rond zich gebonden om het uit te houden. Hij had een zware verkoudheid en nekpijn. Zijn voorarmen waren precies bevroren. Hij verloor dan ook al zijn matchen. De week nadien, terug in Engeland voor de English Open, klopte hij de Fransman Michel Haguenauer die zeer bekend was door zijn ' hamergreep' . Wat later maakt hij te Chicago grote ruzie tegen  Doug C. , een kerel die voortdurend tegen zichzelf  luidop aan het praten is. Hij heeft ook wat problemen met zijn lief en rookt veel te veel. Er wordt al geschreven dat hij een kleurloze figuur is geworden, niet interessant om naar te kijken wegens de te monotone klokachtige beweging van zijn forehand. Andere persjongens geven betere commentaar. Ondertussen wind Sol Schiff veel wedstrijden. Daardoor geprikkeld herpakt Dick Miles zich door de New-York Open te winnen , en door goed te spelen tijdens de intercity Detroit - New-York waar hij een prachtige match laat zien tegen penhouder Billy Condy. Eind 1947  wordt door de Amerikaanse Tafeltennisbond een opiniepeilig georganiseerd . Op de vraag ' Wie is de grootste pingponger aller tijden uit de Verenigde Staten  ?'  antwoorden  38% van de leden dat het niemand minder is dan  DICK MILES.

    Op dat ogenblik was de fantastische Marty Reisman uiteraard nog niet zo bekend. Hij moest toen nog 18 worden en zou tijdens vele volgende jaren een gangmaker zijn voor zijn sport. Ik hoop van nog eens meer over die man te kunnen brengen op mijn blog. Het is immers niet mijn bedoeling van hier zoals Tim Boggan The Story of American Table Tennis te schrijven. Dat werd al gedaan in tien volumes over 4.540 blz en met 6.113 foto's.  Laat nu de Chinezen ook maar eens proberen om zo iets op te stellen over hun geliefde pingpong sport, over de pingpang qiu .

    Opmerking als slot. Als je bij avond door New-York wandelt of zelfs 's nachts in the city by night een oude vent van 80 jaar met een witte hoed ontmoet die over pingpong begint te praten , en die je voor een matchke uitdaagt, met een voor hem minieme inzet van 1.000 $ , ook al ben je in topform, gestimuleerd door bier of vrouwen, ook al ben je nog D2 waard of vroeger C0 geweest, neem de uitdaging van die oude clown toch maar niet aan, want die sportieve gentleman is met zijn oud paletje nog altijd een goede B-speler op zijn tachtigste . Hij heet Marty Reisman, and you shall lose your good american dollars.

    15-10-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Renner Antoine Dignef was niet geboren op 10/10/1910.

    OP WEG NAAR PARIJS LIGGEN VELM  EN LANDEN.


    Toontje, zoon uit een redelijk grote familie, werd geboren te Velm op 3 october 1910,  en niet  zeven dagen later op “ ting, ting, ting “ zoals Van Wijnendaele in de Sportwereld durfde schrijven, ( als het maar goed klonk voor de Koarle … ). Als jonge sportieveling had Antoon Dignef in 1927 een ‘koersguidon’ op zijn sportfiets geplaatsten na veel trainen op de Haspengouwse wegen waagde hij het als beginneling/ alle renners in het jaar 1929. Vlug werd vastgesteld dat Dingske Dignef een zeer sterke jonge renner was, een locomotief voor de lange afstand. Op zijn fiets stond nog een bel zoals op een gewone fiets en die gebruikte de beginneling soms voor zijn veiligheid. Zo moest hij eens remmen en hard bellen om journalist Karel Van Wijnendaele van de straat te krijgen. Die dacht dat zelfs de straat waarop werd gekoerst van hem was. Tintingting klonk de fietsbel en Mac Bolle moest opzij springen. Daarom heeft hij Dingske Dignef nog lang de bijnaam tingtingting gegeven. Zo ongeveer 100 jaar geleden maakte hij dan ook nog tingtingting van Dignefs geboortedatum.  Die pedaleerde toen beter dan eender wie met dat ene verzet van toen. Hij won 18 wedstrijden, was 12 keren tweede, en 8 maal derde. In 1930 wordt hij dan ook junior. Het is niet geweten hoeveel prijzen hij tijdens dat wielerseizoen sprokkelde, maar zeker een groot aantal, met als uitsteker het Kampioenschap van Limburg voor Juniors te St-Truiden.  Toine Dignef twijfelde niet meer. Hij was van plan om het hoger en veel verder te zoeken.

    Hij wint in 1931 te Hakendover, Leopoldsburg, St-Truiden, Jodoigne, Overwinden, Erembodegem, Scherpenheuvel, … want in geen enkel dorp waar het koers was ontbrak Toine in die periode, zelfs niet in dat schone imaginaire dorp Leerne, van de volkschrijver Abraham Hans. Hij werd een bezieler van de wielersport in zijn eigen streek en ook elders.  Aangespoord door beroepsrenner Lode Muller uit Gingelom, 12de in de Tour de France 1927, die vooral op de wielerbanen reed en een goed draaiend café en bierhandel runde, stapte Toine  over naar de onafhankelijken.  Bij die sterkere mannen  wint hij de zware Omloop van Luik  en een rit in de Ronde van België. Toine is onbetwistbaar een grote belofte van de Belgische wielersport geworden en zijn begeleiders oordelen dat het tijd is om  beroepsrenner te worden. Hij bestelt dan maar een ‘ grote-mensen-kaart ‘ bij de Belgische Wielerbond. Zo kan hij nog naar de Ronde van Catalonië, waar hij twee ritten wint  en vierde eindigt. Zelfs  zou  hij daar gewonnen hebben indien een motocyclist hem niet zou omver gereden hebben, waardoor hij 20 minuten verloor. In de eerste echte bergrit die hij ooit betwistte, zonder versnellingsapparaat en over de slechte Spaanse wegen,  reed de jonge Haspengouwer  alle Madrilenen, Catalanen en Basken op grote afstand, zelfs de klimmers met bruine benen die stierenbloed dronken , en de dwergen uit de bergen van Torrelavega en Galicië.  Na de laatste col vlamde hij nog lang alleen verder zonder te verzwakken en zonder ooit Spaans landschap te hebben gezien. Hij meende vele minuten voorsprong te hebben, maar plots kwam er een toeterende vrachtwagen, die hem aanmaande om dringend te stoppen.  Niet te geloven, drie Spaanse renners sprongen eruit  en stapten heimelijk terug op hun B.H.-fiets. Er werden frisse bidons uitgedeeld en bananen, ook aan Toine, die verschrikkelijke dorst had op dat moment. Iedereen lachte of dat gewoon was, en er zat zelfs een officieel naast de chauffeur.  Toine van Velm verstond niets van het gedoe, van de uitleg in een zo vreemde taal,  en de Belg dacht dat er een wegvergissing was geweest , met neutralisatie.  Maar, neen, voor de koersinrichters was het gewoon veel beter dat de drie Catalanen voor de ritzege zouden gaan sprinten, en zo gebeurde het ook. Toine aanvaardde dit, maakte geen ruzie, kreeg wat pesetas  en zweeg.  Hij won toen die Ronde van Catalonië niet, maar  hij won wel de levenslange vriendschap van al die toffe Catalanen. Neo-prof Dignef won dat jaar ook bloemtuilen op de piste, te Barcelona, te St-Truiden. Toen nam hij niet meer zijn velo want het weer was al te slecht, en op die toch mooie dag van  15/10/1932  huwde hij met ene Marie-Therese Bronckaers, zijn lief voor het verdere leven .


    Hij verliet Limburg en werd voor altijd een inwoner van de Pepijnstad toen in de provincie Luik gelegen. Een sportman uit Landen moet ook al eens kunnen verliezen, iets kunnen verliezen,  en den Toon die dacht dat hij onklopbaar geworden was, moest van dan buigen voor de mooie Trees, weldra de ma van Dignefke junior, en hij moest aan haar ook de centen afgeven die zijn pedaalstoten zouden opleveren. Maar hij gaf zeker de moed niet. Hij trainde om een sterk coureur te blijven. 

     

    Voor mij is het altijd een groot  raadsel geweest hoe een minzame, weinig spraakzame, niet hooggeschoolde, jongen van bij ons er in kon slagen met redelijk succes te gaan koersen op het hoogste niveau, eerst in Spanje, en later ook in Frankrijk, Zwitserland, Italië, Duitsland, Luxemburg. Dat gebeurde in een moeilijke tijd van fanatisme, nationalisme, oorlogsdreiging, bedrog, deugnieterij, combine, onbegrijpelijke reglementen, technische evolutie, sociale evolutie, economische crisis, mobilisatie, … . Overal heeft hij goed zijn plan getrokken. Hoe deed hij het toch in die harde wielerwereld, daar zo ver in het buitenland, want  dat Spanje van 1932/1935 was veel verder van ons dan nu. Dat was bijna in Burkina Fasso of toch nog niet, maar wel helemaal anders dat wat sommigen er nu van hebben gezien. In de jaren voor de burgeroorlog was de twintigste eeuw daar soms op plaatsen nog niet begonnen. Ik wil dat zo uitleggen Die man glimlachte, was wijs, zag, hoorde en zweeg, en kon aanvaarden dat op deze wereld tussen de  mensen er altijd sjoemelaars,  en deugnieten zullen zijn en dat dit niet kan veranderd worden. Hij hield van hard fietsen en van een biertje.Velen respecteerden en betrouwden hem tijdens, voor en na de koers. Hij was een goede teamspeler wanneer hij zelf zijn ploegmaats mocht kiezen, en mits hij voor zijn arbeid werd betaald.

    De wielrennerij zag er in het interbellum helemaal anders uit dan nu. Competitie beperkte zich voor bijna alle wegrenners uitsluitend tot de wedstrijden die op eigen bodem werden georganiseerd op de wegen en op de toen talrijke kleine wielerbanen. Zij die voor een fietsmerk uit Frankrijk reden, konden daar ook in koersen starten en het zelfs brengen tot deelnemer aan de Tour de France .

    Antoon Dignef  was geen regionaal, zoals Pepijn verliet hij vaak Landen, om topsport op de internationale wegen te beoefenen.    Het is daarom dat Landen fier moet zijn en blijven op deze renner die niet was geboren op 10/10/1910  maar die nu in oktober 2010 toch HONDERD JAAR zou zijn geworden indien zijn gezondheid hem dat zou hebben toegelaten.

     

    VOORNAAMSTE  RESULTATEN VAN ANTOON DIGNEF   1932-34 .

     

    1932 -     2de  in de algemene jaarrangschikking van de Onafhankelijken 

     voor de roze trui van dagblad  Les Sports  /    3de in de klassieker  Rijsel  - Brussel - Rijsel .

    Winnaar van de tweede en de zevende rit van de Ronde van Catalonië / + vierde plaats.

    17de te Diest, 3de te Aarschot, 9de te Puurs, 11de te Tongeren.

     

    1933 -  16de  in Luik-Bastenaken-Luik op 14’53” .

    22ste in de klassieker Parijs-Brussel  (378 km) op 15’30” .

    8ste in de Grote Prijs van Lier .

    Opgave in de Giro wegens kniepijnen -   (helper van  Jef Demuysere  in ploeg Ganna ).

    Eerste aanvaller in de eerste Ronde van Zwitserland.

    5de in de eerste rit van de Ronde van Zwitserland / + 14de plaats in totaal op 38’36”..

    Winnaar zevende rit van de Ronde van Catalonië/ + derde plaats in eindklassement.

    Afzonderlijke ( rugnummer 101)  in de Tour de France  / 26ste in eindklassement op 2u 15’30” van  G. Speicher. Plaatsen in de Tourritten :  37ste- 53ste- 41ste- 61ste- 65ste- 7de- 36ste- 19de- 32ste-31ste_  38ste -9de- 7de- 11de- 24ste- 24ste- 9de- 35ste- 7de- 9de- 11de- 37ste- 5de .

    Hij eindigde als zesde Belg  ( 16 landgenoten namen de start) en was 21ste in de bergprijs. 

     

    1934 -  2de in de Ronde van België  (  1200 km in 5 ritten )/ (F.Gardier 1ste, A. Deloor 3de) .

    5de in eindklassement van de Ronde van Catalonië  (betwist over 9 ritten) .

    9de-  Luik-Bastenaken-Luik op 3’35” van  de winnaar.

    27-ste in de Ronde van Vlaanderen, deelname aan Parijs-Brussel  (393 km ).

    15de in eindklassement Ronde van Zwitserland  ( drie ereplaatsen in de ritten) op 59’21”

    2de  in het Criterium van Gingelom,  3de te Charleroi,  4de te Tongeren,  4de te Aarschot, …

    17de in  Parijs- Belfort - een marathon over 420 km in 13u16’.

    Deelname maar opgave na 300 km  in de Omloop van België  ( marathon van 470 km)  .

    Opgave als individueel in rit 5 van Parijs-Nizza, na een vierde plaats in de rit Nevers-Lyon die 250 km lang was.


    Vooral in 1935 was Antoine Dignef zeer sterk. De oorlog en problemen met zijn gezondheid verplichtten hem van te stoppen toen hij nog geen 30 jaae oud was. Hij werd cafébaas en taxichauffeur





    11-10-2010 om 11:04 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over Tyler en Geraldine FARRAR.
    Al enkele jaren geleden schreef ik dit, te lezen tussen de Reisverhalen op Seniorennet  :

    ...  Allen waren zij vermagerd, gebruind, gelukkig, door het verblijf in de allergrootste pracht van de natuur, de Rocky Mountains, en door hun dagelijkse sportieve inspanning en gezond dieet, met veel pannekoeken met bruine suiker. Hoe het mogelijk was dat Willie, de eerste was die de wateren zag die naar Vancouver en Alaska de grote Oceaanboten brengen, heeft te maken met toeval, maar het is waarschijnlijk ook gebeurd door een knipoogje van de Grote Manitoe van de Nez Perçé Indianen omwille van het volgende : Het was maar een doodgewoon moment tijdens een halve rustdag in een stadje in het land van Nowhere, zou een yankee zeggen, maar Willie niet, ook niet na vele jaren. Het gebeurde in Okanagan, een plaats waar er een prachtige fietsenwinkel is, waar je een unieke Schwinn kan kopen, een oldtimer uit 1950 of ook het laatste model en op maat. Een mountainbike, een tandem op maat, een Eddy Merckx, een Pinarello, een Bianchi, ... het kon er allemaal met credit card worden gekocht of besteld. De vader en grootvader, van de huidige eigenares waren mekaniekers geweest van renners die naam hadden gemaakt in de Six Days van Chicago, en waren bevriend geweest met vele kampioenen . Kijk, zei de verkoopster, ... dit kan je nergens meer vinden : echte oude postcards van toen, die de grootvader van mevrouw zelf heeft gemaakt . Niemand van hier koopt ze, maar soms wordt er van aan de andere kant van de wereld per brief nog naar gevraagd. Zij overhandigde aan Willie een pakje met een dertigtal vergeelde photos in postkaartformaat. Hiertussen zijn wellicht renners uit your country, voegde zij er aan toe. Tot de verbazing van Willie was dat er achtmaal Henri Wynsdau, in stayersoutfit en driekleurige trui tussen stak. Willie kende Wynsdau toen nog niet, hij moest passen voor deze kwisvraag. Een raar land daar in Okanagan. Als de rode appels er rijp zijn, in de korte hevige zomer, worden de bomen bedekt met parasols tegen zon, regen, of hagel, en iedere appel wordt met doorschijnende papierfolie omringd tegen de insecten. De vogels of andere beestjes, die graag een appeltje lusten, worden door wakende Indianen met een gunshot ongenadig neergeknald. Het is echt niet de plaats om van je fiets te stappen, zoals Bottechia, en wat keurfruit te gaan stelen in een boomgaard.   ...

    Dit gaat over onze 34ste dag van toen en dat was 10 september 1997. Met een groepje veteranen fietsten wij toen van Denver naar Seattle, over de prachtige bergen van Colorado, Wyoming, Montana, Idaho en Washington.

    Toen tijdens de eerste weken van het wielerseizoen 2005 tot tweemaal toe een jonge Amerikaan in de Trofee van Haspengouw en in de Challenge de Hesbaye  met de bloemen en de hoofdprijzen lopen ging voor de neus van onze eigen renners, leerde ik de naam van TYLER FARRAR kennen.  Het duurde nog een tijd alvorens ik te weten kwam dat deze jongeman afkomstig was uit het verre Wenatchee in de staat Washington, en dat is een befaamde fruitstad in de USA, The Capital of the world for apples. Het was dus vrij normaal dat tussen de boomgaarden van Aalst-bij -Sint-Truiden deze Tyler had kunnen winnen.  Maar dat ondertussen die winnaar van bij de beloften een wegsprinter van wereldformaat in de Protour is geworden, dat is vandaag in de dorpen  Gingelom, Borlo, Bovelingen, Brustem, van Zuid-Limburg en in het voetbalminnend Sint-Truiden nog altijd niet duidelijk. Daar is en blijft de grote Willy Vannitsen voor immer en altijd de rapste, alhoewel Timothy Stevens en de gebroeders Wellens nu ook echt goed zijn en beter worden !


      Tyler te Madrid.

    Als lid van de Amerikaans nationale beloftenploeg verbleef Tyler Farrar gedurende maanden in Vlaanderen en toen hij een profcontract kreeg bij Cofidis vestigde hij zich te Gent. Tyler is een jonge kerel die niet alleen goede benen heeft, maar ook een knappe kop. Hij is de zoon van een orthopedisch chirurg. Het grootse verleden van Gent en het gezellige heden, de aanwezigheid van vele jonge mensen, de Gentse Feesten, de stadsfeer aan Leie en Schelde, het feit dat Tyler droomt van de Ronde van Vlaanderen te winnen, deden hem kiezen voor de Stad van Jacob van Artevelde. Bewust probeerde hij onze Vlaamse taal machtig te worden , en vandaag praat Mimo die me een leuk accent hetgeen hem populair maakt in Vlaanderen. Misschien wordt hij wel nog eens verkozen tot FLANDRIEN VAN HET JAAR.  Het wielerseizoen 2010 was zeker dat van ' a guy from a small town in Washington called Wenatchee who is now living in tle old flemish city of Ghent...'. Tyler Farrar reed de Ronde van Qatar, de Ronde van Oman, de Ronde van Denemarken, Tirreno-Adriatico, de Giro d'Italia, de Tour de France, de Vuelta a Espana, en het Wereldkampioenschap op de weg in Australië. Hij pakte ook de overwinning in twee klassiekers De Grote Scheldeprijs  en de Vattenfall Cyclassics, zodat hij nu door de UCI op de negende plaats werd geklasseerd. Hij bleef dus zeker niet stilzitten op zijn nestje in de hoofdstad van Oost-Vlaanderen.

    Tyler Farrar werd geboren op 2 juni 1984 en heeft nog zeker niet zijn maximum bereikt. Eerlijk gezegd, ik was van mening dat hij de regenboogtrui zou winnen, maar dat viel voor hem een beetje tegen zoals dat ook het geval was voor Cavendish, Gilbert, Pozzato, Freire, Greipel, en nog anderen. Dat komt nog wel eens, want het feit dat er in het indianengebied nabij Wenatchee een Rainbow Canyon bestaat, laat mij geloven dat Tyler eens op het W.K. de eerste aan de lijn zal zijn.
    ' If you can make it in Ghent you can make it everywhere... het moet echt niet in New-York zijn ...' et ' Je mets Paris dans mon Gand '... zo sprak een Keizer in wiens rijk de zon nooit onderging ' .

    Ik deed de moeite om wat woorden te sprokkelen op internet. Samen in een korf maken die duidelijk wat de internationale wielerfanaten in oktober 2010 reeds menen over de renner, de sportman, de mens, de zoon van Ed Farrar,  de vent van Stephanie, ... over die ene en echte Tyler Farrar. Op een hoopje volgt dit nu :

    - subliem in de sprint  - met een jump knalde hij er nog over - hij is vriendelijk-  heeft fenomenale energie in zich  - een man met persoonlijkheid - hij is evenwichtig en niet hoogmoedig, blijft een gewone man met zijn twee voeten op de grond, ook al werd hij ondertussen een internationale topper  - he is a World Class Biker - hij posteert zich onweerstaanbaar op de erelijsten  - Tyler, the Giant Killer  -  Tyler the flash in orange and blue argyle - The American Sprinter - de absolute topsprinters zoals Cavendish, Petacchi, Farrar, ...  - the grat bunch fighter -  the heroe - the big winner - He is now a celebrity  -   ...

    Tyler Farrar meet 1m83 en weegt 74 kgr, maar te Gent en zo, en ook elders is hij tijdens het voorbije wielerjaar veel groter geworden voor zijn supporters.
    Tyler zal zeker, als er ook eens een Criterium in Changri-la,  Las Vegas, Honolulu, of op het Sint-Pietersplein te Rome komt, met zijn naam bij de favorieten staan. 


    PODIUMPLAATSEN 2010 VAN TYLER FARRAR :

    Eerste  :   rit KBC driedaagse De Panne,  Grote Scheldeprijs te Schoten,  rit 2 Giro te Utrecht, rit 10 Giro te Bitonto, Criterium Nacht van Hengelo, Eindklassement Delta Tour Zeeland, Criterium Rond van Naaldwijk, Vattenfall Cyclassics Hamburg, rit 5 Vuelta te Lorca, rit 21 Vuelta te Madrid. 

    Tweede :  rit 6 Doha Corniche Qatar, rit 2 Ronde van Oman , rit 1 Delta Tour Goes, rit 2 Delta Tour Terneuzen, rit 6 Tour de France Quegnon, Grand Prix France-Ouest Plouay, rit 12 Vuelta, rit 19 Vuelta, Puntenklassement Vuelta.

    Derde  :  rit 3 Ronde van Oman, Omloop Het Volk- Het Nieuwsbad Gent , rit 9 Giro Cave di Tirreno, rit 11 Tour de France Bourg-lez-Valence, rit 2 Vuelta Marbella.


    DE UCI RANKING.

    Rang
    Préc. Coureur Code UCI Equipe (Code) Points
    1 2 RODRIGUEZ OLIVER Joaquin ESP19790312 TEAM KATUSHA (KAT) 551
    2 1 CONTADOR VELASCO Alberto ESP19821206 ASTANA (AST) 482
    3 5 SANCHEZ GIL Luis Leon ESP19831124 CAISSE D'EPARGNE (GCE) 403
    4 3 EVANS Cadel AUS19770214 BMC RACING TEAM (BMC) 390
    5 4 GESINK Robert NED19860531 RABOBANK (RAB) 369
    6 26 NIBALI Vincenzo ITA19841114 LIQUIGAS-DOIMO (LIQ) 340
    7 7 GILBERT Philippe BEL19820705 OMEGA PHARMA-LOTTO (OLO) 337
    8 6 HESJEDAL Ryder CAN19801209 GARMIN - TRANSITIONS (GRM) 307
    9 11 FARRAR Tyler USA19840602 GARMIN - TRANSITIONS (GRM) 306
    10 8 VINOKOUROV Alexandre KAZ19730916 ASTANA (AST) 283
    11 9 SANCHEZ GONZALEZ Samuel ESP19780205 EUSKALTEL - EUSKADI (EUS) 261
    12 10 SCHLECK Andy LUX19850610 TEAM SAXO BANK (SAX) 258
    13 12 CANCELLARA Fabian SUI19810318 TEAM SAXO BANK (SAX) 254
    14 27 SCHLECK Frank LUX19800415 TEAM SAXO BANK (SAX) 230
    15 13 BOASSON HAGEN Edvald NOR19870517 SKY PROFESSIONAL CYCLING TEAM (SKY) 228
    16 16 MENCHOV Denis RUS19780125 RABOBANK (RAB) 221
    17 14 HORNER Christopher USA19711023 TEAM RADIOSHACK (RSH) 216
    18 15 BOONEN Tom BEL19801015 QUICK STEP (QST) 216
    19 17 GREIPEL André GER19820716 TEAM HTC - COLUMBIA (THR) 211
    20 18 BASSO Ivan ITA19771126 LIQUIGAS-DOIMO (LIQ) 206
    21 19 SCARPONI Michele ITA19790925 ANDRONI GIOCATTOLI - SERRAMENTI PVC DIQUIGIOVANNI (AND) 203
    22 33 CAVENDISH Mark GBR19850521 TEAM HTC - COLUMBIA (THR) 198
    23 20 KREUZIGER Roman CZE19860506 LIQUIGAS-DOIMO (LIQ) 196
    24 24 PETACCHI Alessandro ITA19740103 LAMPRE-FARNESE VINI (LAM) 182
    25 21 MARTIN Tony GER19850423 TEAM HTC - COLUMBIA (THR) 179
    26 22 BRAJKOVIC Janez SLO19831218 TEAM RADIOSHACK (RSH) 174
    27 25 HUSHOVD Thor NOR19780118 CERVELO TEST TEAM (CTT) 173
    28 49 TONDO VOLPINI Xavier ESP19781105 CERVELO TEST TEAM (CTT) 171
    29 23 VAN DEN BROECK Jurgen BEL19830201 OMEGA PHARMA-LOTTO (OLO) 169
    30 39 SASTRE CANDIL Carlos ESP19750422 CERVELO TEST TEAM (CTT) 162

    Op dit ogenblik is het nog niet duidelijk of Tyler Farrar in 2011 ook nog zal rijden voor Garmin-Transitions zoals in 2010. Zijn huidige ploeg zal immers samenwerken met Cervelo dat niet meer met een mannenploeg zal aantreden . Reeds dertien nieuwe aanwinsten worden gemeld bij Garmin, waaronder de nieuwe Wereldkampioen Thor Hushovd en zijn Noorse kameraad Gabriel Rasch.
    Verder Fairly Caleb, Alex Howes, Andrew Talansky, uit de USA,  Roger Hammond en Daniel Lloyd uit Engeland,  Heinrich Haussler en Brett Lancaster uit Australië, Andreas Klier (Duitsland) , Philippe Le Mevel (France), Raimundas Navardauskas (Litauen), en Sepp Van Marcke ( België).
    Verdwijnen uit de ploeg: Hunter, Kessiakoff, Lowe, Pate en Tuft. Tijdens de volgende weken zullen dus minstens nog een half dozijn renners Garmin- Transistions moeten verlaten .

    ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    Omdat volgens mij ook, wielrennen en cultuur samen gaan. Dat wist ik reeds eerder, maar ik bezocht toch de Tentoonstelling in de Universiteitsbibliotheek te Leuven, verlaat ik van onder deze lijn onze vriend Tyler Farrar  en wil ik mijn bloglezers kennis laten maken met een vrouwelijke kampioene van vroeger die ook de naam Farrar droeg  . GERALDINE FARRAR.

    Wie heeft er ooit een lied gehoord van Geraldine Farrar  ? ... van Boerke Naas wel   ...  !
    Zij was toch zo schoon en vele venten knielden voor haar, zelfs de tenors en de milords    ...

     Geraldine Farrar.

    Geraldine Farrar (1882-1967) was afkomstig uit Melrose in Massachusetts. Zij was de dochter van Sidney Douglas Farrar die baseball had gespeeld in de hoogste afdeling en van de winkelierster Henrietta Barnes Farrar, een hevig vrouwtje. Haar moeder was er zeker van dat haar kind oneindig veel talent had en stuurde Geraldine op vijfjarige leeftijd naar de muziekschool voor piano en zang. De beste privé-leraars werden betaald door de ouders die in het koor van hun kerkgemeenschap zongen. Op haar twaalfde zong die kleine voor het eerst voor publiek twee liederen en zij kreeg toen 10 $. Wat haar moeder voor haar had gedaan met zachte dwang zal the prima donna absoluta Geraldine Farrar later beschrijven in het boek over haar levensverhaal. Henrietta overtuigde haar dochter dat de beste en de breedste opleiding nodig was, en ook de dagelijkse training en studie, en vooral nog dat hoog mikken zeer belangrijk is. Deze moeder weigerde de eerste kleine rollen want haar dochter zou en moest aan de top komen. Toen Boston en New-York niet meer de beste vooruitzichten boden ging zij in 1899 een lening aan van 30.000 $ voor reis, verblijf, studie, opleiding, te Parijs . Beide ouders volgden en beschermden hun dochter. Zij hypothekeerden hun handelshuis, stoken hun vermogen in voor de zangcarrière van dochter lief. Deze leerde zang, piano, dictie, expressie, houding, etikette,  mode, talen en toneel. De jonge Amerikaanse luisterde naar de goede raad van bekende vrouwen en mannen uit de wereld van de klassieke muziek en de opera.

    Omstreeks die tijd ronselde ene ploegbaas Kinon in de Luikse mijnen arbeiders uit Haspengouw die voor een zeer goed dagloon van 5 $ naar Amerika emigreerden. We kunnen dus uitrekenen dat vader en moeder Farrar in waarde van vandaag minstens  300.000 euros hadden geleend om van hun dochter een klassieke topzangeres te maken in Europa.

    Genoeg !  Laten we gewoon eens luisteren en zien naar Geraldine Farrar  !
    We gaan via de magie  van Internet  naar  www.youtube.com  en we tikken daar gewoon de voornaam en de familienaam in van  Geraldine Farrar .

    Om te trainen bij de grote Lilli Lehman trok de jonge soprane naar het grote en rijke Berlijn van het begin van de twintigste eeuw. Daar werd zij als frisse negentienjarige Yankee Diva ontdekt als Marguerite in de opera Faust van Charles Gounod en verder als Elisabeth in Tannhauser, als hoofdrolspeelster in Mignon van Ambroise Thomas, en in Manon van Jules Massenet. Na vele jaren intense studie bij de beste leermeesters, door de onmetelijke klasse van haar stem en haar vlotte natuurlijke houding, werd zij beroemd en aanbeden in de Koninklijke Opera vanaf 1901. Zelfs de Kronprinz Wilhelm von Hohenzollern, de meest gegeerde schoonzoon van Europa en een verschrikkelijke vrouwenversierder, werd stapelzot van haar. Terwijl andere operazangeressen meestal grote en dikke dames waren, was Geraldine een mooie jonge vrouw met zwart haar en blauwe ogen, met een unieke stem, maar ook met veel temperament, zin voor sensatie en met lef. Zij was te Berlijn al goed op weg om  Keizerin te worden. Er waren veel vrouwen die mooi konden zingen, maar een trap hoger stond daar dan nog die ene, ' with her magic art and fascinating personality', de allergrootste Geraldine Farrar, de Godin en de Madonna van de Opera. Zij durfde ook alles. Toen zij werd uitgenodigd om te zingen aan het Keizerlijke Hof van Pruisen, werd het haar eerst duidelijk gemaakt dat voor deze uitzonderlijke eer zij zich fatsoenlijk in sober zwart moest kleden, met handschoenen met lange mouwen. Geraldine uit Melrose, was twintig jaar, en zij verscheen daar in het geel met de borstjes bijna bloot en behangen met flikkerende juwelen. Zo veroverde zij het hart van de prins en er werd zelfs geschreven in de Zeitungen en gesproken in de hoogste kringen over een verhouding met die Kronprinz.

    Terwijl zij ook reeds vanaf 1904 werd gevraagd voor opnames van grammofoonplaten, volgden triomfen in meerdere steden zoals Parijs, Londen, Stockholm, Brussel, en te Monte Carlo. Voor de rijkste personen kwam zij daar op de scene naast de beroemde Enrico Caruso in La Bohéme van Puccini.  Maar weldra probeerde de concurrentie haar af te breken, want een deel de Europese operawereld beschouwde haar toch maar als een vreemde eend. De vaste waarden van kunst en cultuur konden niet uit het cowboy-land Amerikaans komen. In 1906 , na opvoeringen van Rigoleto met tegenspeler Caruso te Berlijn, vaart Geraldine terug naar de States, want Alfred Hertz van de Met van New-York wil haar absoluut terug. In the Old Metropolitan Opera House, toen gelegen op 1411 Broadway tussen West 39th and 40th, gedurende bijna zestien jaren van 26/11/1906 tot 22/4/1922, zal zij 672 X optreden en een topvedette zijn. Zij werd er onsterfelijk als Cio-Cio-San in Madame Butterfly van Giacomo Puccini. 

    ' Als ik zing snij ik mezelf open en geef me aan het publiek...
    '  heeft zij eens gezegd.

    Zij haalde bijna dagelijks de voorpagina's in kranten en tijdschriften. Het ging over mannen, gebroken harten, schandalen, fatsoen en onfatsoen, want alles, haar publieke leven en zeker ook haar rumoerig privéleven, wilden de lezers weten en volgen. Zij reisde door het land met een luxe-trein en zong in de spoorwegstations. Zij bereikte zo ook zelfs Seattle in het verre Noord-Westen. Bij RCA Victor kwamen haar liederen op platen en zo werd Miss Farrar, buiten het beperkt publiek van zij die zich een plaats op een operazetel of in een zangtheater konden permiteren, de eerste zangeres naar wie miljoenen muziekliefhebbers hebben geluisterd. Geraldine Farrar nam zowat 200 platen op. Op de Hollywood Walk in California op 1709 Vine Street heeft zij als zangeres haar ster.
     
    De oorlog was uitgebroken in Europa en dat liet zich voelen in de Music Business. De filmindustrie was nog in haar beginperiode. In 1915 tekende Geraldine heel slim een half dozijn contracten bij Jessie Lasky en Sam Goldwyn, pioniers van Hollywood. Er werd schande gesproken door de zuivere operaliefhebbers want een prima donna mocht zich niet ophouden bij de cirkusgasten van de stomme film. Zo stapte Geraldine net op tijd een nieuw tijdperk binnen. Zij was een nette en klassieke zangeres die aardig veel acteertalent had. Slechts weinigen hebben dit gekund, overstappen van de opera naar de film.  Dichter bij ons mislukte dat zelfs voor de grote Luciano Pavarotti. Zij speelde in 14 of 15 stomme films tijdens deze 5 zomers dat zij een filmster was, want in de winter bleef zij operazangeres met een topprestatie te New-York in 1915 als  ' Madame sans Gêne ' van Umberto Giordano. De operastar on the silent screen zal een nieuwe sensatie zijn .  Op de Hollywood Walk in California op 1620 Vine Street kreeg zij haar tweede ster voornamelijk voor twee stomme films :  Carmen de fiere gipsy girl, geïnspireerd door de novelle van Prosper Mérimée et de Opera van Bizet en Joan the Woman een indrukwekkende epische film van Cecil B. de Mille over Jeanne d'Arc die vele Amerikaanse vrijwilligers heeft aangezet om zich bij het leger te melden toen ook de USA aan de oorlog 14/18 zou gaan meedoen op Frans grondgebied . De eerste film was een enorm financieel succes, de tweede film maakte van Geraldine een heldin. Om goed en soms goddelijk te kunnen presteren in zulke somme films liet zij zich altijd begeleiden door viool en piano, maar dat kwam nooit in iemands zicht of oor. De muziek verbeterde echter wel het spelen van de acteurs.  
     
    Geraldine Farrar lag aan de basis van een toenmalig modeverschijnsel bij de jonge vrouwen, en die de naam kreeg van 'de Gerry Flappers' of vertaald  'de  bakvisjes'. Dat waren van die moderne Amerikaanse meisjes, geweldig rumoerige fans van haar, teenage girls, die niet meer wilden luisteren naar de goede raad van  pa, ma, en tante Kaat.

    Geraldine hermaakte zelf toen op haar manier toen een lichtere versie van de Opera Carmen, eenvoudiger voor iedereen, in plaats van Spaanse keuken waren dat Hamburgers met ketchup voor de Yankees. Afkeuring door de grote operakenners natuurlijk ! Zij ging er mee op tournee en gaf 123 voorstellingen voor volle zalen in 125 dagen !

    Toen zij op 40-jarige leeftijd voor een tweede maal oververmoeide stembanden had verliet zij de podia van de opera's. Voor haar laatste optreden betaalden de echte fans tot 100 $ van 1922 op de zwarte markt voor een entreebiljet.  Zij zong de aria's  van Zaza tot op het einde van die opera en ging zo ver dat zij in zwijm viel. Na een stille periode trad Miss Farrar nog met uitgedoofde stem op in concerten, werd een stem aan de radio, schreef 15 klassieke bel canto liederen op muziek van Rachmaninoff, Kreissler, Moussogorski. Geen mooie zwarte krullen had zij nog maar wel deftig grijs haar, en zij bleef nog vele jaren een ster van de Jet Set, een grote dame uit de hogere kringen, alsook een medewerkster van het Rode Kruis . 

    Met de technische middelen van vandaag bestudeert men soms de tonale perfektie van haar stem en dan begrijpt men wat deze soprane kon, welk buitengewoon stembereik zij had toen zij jong was, en waarom zij wellicht de allergrootste prima dona is geweest. 

    Zowat tachtig jaren nadat deze klassieke zangeres op pensioen ging, heeft niemand haar overtroffen ( zij is dus de Eddy Merckx van de prima donna's). Wanneer we in getallen op een rij zetten wat Geraldine Farrar presteerde, zullen onze ogen knipperen. Zij zong in de opera's in 34 rollen en 29 personnages. Enrico Caruso, de beroemde, was 105 x haar tegenspeler en haar schoothondje. Zij was 95 X Madame Butterfly en 58 X Carmen. Van Arturo Toscanini was zij gedurende zeven jaar het lief en hij liet voor haar zijn vrouw in de steek en verspeelde zo ook zijn job. Ook met de bariton Antonio Scotti papte zij wat aan, terwijl de bas Marcel Journet haar ook een lekker stuk vond. Maar zij huwde in 1916 met Lou Tellegen een flamboyante Hollywood filmster van Hollandse afkomst van wie zij scheidde na vele stormen in 1923.
      
    Geraldine Farrar stierf na een probleem aan haar hart te Ridgefield in Connecticut. Zij werd 85 jaar  en was steeds kinderloos gebleven. Enige tijd voor haar dood had zij nog gezegd  :  ' I'm happy to have succeeded being a great human... '  .

    Er bestaan twee boeken over Geraldine Farrar en door haar geschreven :  The Story of an American Singer  ( Boston 1916)   en  The autobiography of Geraldine Farrar -  Such sweet compulsion ( New-York 1938). 

    Haar graf bevindt zich op Section 167 Lot 181 nabij het Cobb Mausoleum op het Kensico Cemetery te Valhalla  (New York).

    07-10-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ETERNELLE HANOI EN VRAC .
    Je me souviendrai toujours de mon premier matin au Vietnam quand secoué doucement par la musique venant de la rue et en voyant sur le plafond de ma chambre se réflecter les ombres des premiers cyclistes transmises par le soleil qui s'élevait de l'horizon si loin dans l'Est, je m'étais éveillé dans cette ville qui était un bijou que j'allais découvrir .

    La cité s'éveille avec l'apparition , au débouché d'une rue , du premier cycliste.

    Les belles cylistes qui vont à l'école y fendent l'air comme des libellules.
     
    La lumière de l'aube chasse peu à peu les ombres de la ville pour en révéler les couleurs.

    La marée des cyclistes, des Suzuki et Honda, revendique les avenues . Mais cet anarchique ballet roulant se passe sans le moindre heurt, et ce sont dix, vingt, cinquante mille cyclistes et vélomoteurs qui avalent l'asphalte.

    Ce n'est qu'au soir, quand la chaleur est tombée, que la fébrilité s'atténue et que la vie de quartier reprend ses droits.

    Au carrefour de deux énormes cultures, l'indienne et la chinoise, par des täches encore manuelles, labeur millénaire et quasi éternel que la riziculture exige de ses paysans, en chapeau-conique ou en casque léger de fantassin des peuples exceptionnels se sont maintenus malgré des criminels terribles venant de tous les horizons. 

    Sur la rivière des parfums ma rame se libère
    Le ciel est clair, l'eau est claire
    Ma rame se libère sur la rivière des parfums
    La lune elle chemine, elle culmine, elle décline
    Ma barque est mon destin sous le sort je m'incline
    Le courant charrie mon infortune.

    Bien des pays bâtissent leurs puissance sur des citadelles
    Faisons plutôt des vertus de justice et d'humanité nos remparts
    Pour voir, génération après génération, printemps aprés printemps
    Nos enfants se transmettre mille, dix mille ans, nos belles traditions.






    06-10-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fredy Budzinski . Ich bin ein Berliner.




    Der Berliner Radsportjournalist Fredy Budzinski verarbeitete diesen "schwarzen Sonntag 1909 " auf die ihm eigene Weise. Unter der Überschrift "Mors Imperator" schrieb er:

    "Am Start stehen die Streiter. Unwillkürlich zieht es mich zu ihnen. Ich beschleunige meinen Schritt, gleichsam als wolle ich dem Gefühl, das mich nicht loslässt, entgehen. Sie spielen mit ihrem Leben, denke ich. "Mit ihrem Leben?" fragt jemand hinter mir. Erschrocken drehe ich mich nach dem Frager um. Niemand ist da.
    Der Startschuss fällt und es beginnt ein Kampf auf Leben und Tod. Ach Unsinn. Leben und Tod? Ich suche dem Gedanken zu entfliehen, da sehe ich plötzlich vor mir eine schwarze Gestalt. Meine Augen folgen dem Phantom, das niemand ausser mir zu sehen scheint.
    Mit übermenschlicher Kraft packt der Schwarze die Maschine mitsamt der Mannschaft, hebt sie empor und schleudert sie mit furchtbarer Gewalt in die dichtgedrängten Zuschauer hinein. Eine Flammengarbe steigt empor. Schauerlich beleuchtet die Riesenflamme die Stätte. Als die Flamme verlosch, war der Schwarze den Mantel und die Maske ab und zeigte sich dem Volke. Seht, ich bin überall, heute hier, morgen in Brüssel, ich der Mors Imperator."   



      

    Met een prototype van rijwiel met motor in Grunewald ( Fredy in het midden)

    De sportreporters zijn de link tussen de sportvedetten en hun bewonderaars. Eerst waren er de ridders van de geschreven pers, daarna de acrobaten van de radio, en vandaag de zij-die-alles-weten van de televisie en de websites, om de sport zo goed mogelijk over te brengen naar het volk dat brood en spelen nodig heeft. Ik zal hier geen namen noemen van de vele verslaggevers van gisteren of van vandaag uit het nederlandstalig, en ook niet uit het franstalig gebied dat ik ook goed ken, maar als wielerfanaat ontdekte ik vroeger al eens de Berlijner Fredy Budzinski. Beter dan wie ook heeft hij Het Rijke Duitsche Wielerleven beschreven, en vooral heeft hij zijn levenslange verzameling Van Mensen en Dingen uit de Wielersport nagelaten. Hij verdient zeker van beter gekend te zijn in Vlaanderen.

    FREDY BUDZINSKI  (1879- 1970).  

    Reeds als kleuter werd de jonge Alfred een liefhebber van de fiets. Onder de kerstboom stond voor hem een eerste fietsje toen hij nog geen vijf jaar oud was en tot aan zijn dood op 6 januari 1970 zou hij het velo'ke blijven aanbidden. Op school was hij de beste in turnen en in opstel, maar verder scoorde hij eigenlijk nergens bij zijn leraars. Nadat hij in het geheim een eerste keer was gaan koersen werd hij gestraft. Vanaf 1895 wordt hij echter bediende in een fietsfabriek en zo mag hij als amateur aantreden op de befaamde wielerbaan van Berlijn Treptow.
    Op 1 januari 1901 wordt de von Radsport begeisterter junge Budzinski  beroepsrenner bij de sprinters en op de korte afstanden, en hij neemt ook een licentie van gangmaker op motorfietsen. Hij geraakt zo tussen de groten van de wielersport van toen, en hij zal zich vanaf dat ogenblik bezig houden met alle facetten van zijn sport. Alhoewel hij op 28 mei 1901 toch in een finale van zuivere snelheid mag uitkomen tegen kleppers als Rutt, Schilling, en Kudela, ziet hij snel dat zijn weg in de wielersport elders ligt. Hij wint het vertrouwen van het rennersmilieu. Nadat hij sedert zijn jeugd zijn vingers oefende met leuke gedichten over de renners en hun wereld, wordt hij free-lance journalist en nadien hoofdredacteur van de sportkrant Rad Welt, die dagelijks 100.000 exemplaren verkoopt. Vanaf 1902 verdedigt hij de belangen van de beroepsrenners tegenover de Duitse Wielerbond.

         

    Goed geïnformeerd door Walter Rütt, de globe-trotter die in 1907 in Madison Square Garden de Zesdaagse van New-York had gewonnen, stort Fredy Budzinski zich dan als organisator in een avontuur dat hem onsterfelijk zal maken in de Duitse Sport. Hij zal ook voor de eerste maal zo'n rond-de-klok-race over zes dagen naar Berlijn brengen. In de schemering van Restaurant Dessel, toen een topadres op Boulevard Unter den Linden, sluiten apotheker Georg Hölscher die de Directeur is van het Sportstadion Friedenau, Otto Buchwald een onmetelijk rijke sportman, en de sportjournalist Fredy Budzinski een opmerkelijk verbond. Zij zullen de eerste zesdaagse in Europa laten geboren worden. Op een houten ovaal van 150 m in de expositiezaal van de dierentuin van Berlijn Charlottenburg zullen zij zoals te New-York het Circus der Waanzin aan de Duitse wielerliefhebbers tonen. Zij selecteren 15 koppels met renners uit Duitsland, Verenigde Staten, Frankrijk, Nederland, Zwitserland, Bohemen en Groot-Brittanië, en lokken die met hoge startpremies, en schone geldprijzen in goudmarken.

    Op 15 maart 1909, nog net voor das Freiluftsaison op de weg begint, staan de Helden van de Zesdaagse Strijd aan de start. De toppers uit de verre USA, Jim Moran en de 1m92 lange Floyd MacFarland, voeren het tempo aan. Het zijn fanatieke harde kerels met een grenzeloze uithouding en wilskracht. Zij razen rond de kleine piste tijdens een buitensporig feest en leggen 3.865,75 km af in het waas van tabaksrook, bier en braadworst, zweet en geur van massageolie. Terwijl in de cabines van de ploegen wielen worden hersteld,  huilende en kermende kerels terug worden opgelapt, zombies terug wakker worden door allerlei middelen, waaronder ook cafeïne en cocaïne, speelt een grote fanfare de Sportpalaz Walzer, roken dikke mannen dure sigaren, pronken criminelen met flessen champagne en halfblote vrouwen die naar parfum ruiken, vullen de sportjournalisten kolommen over de duivelse kerels op hun racefietsen. Wanneer ook kroonprins Wilhelm von Hohenzollern-Pruisen, en enkele figuren uit de High Society het gebeuren komen bijwonen en zich goed amuseren, worden deze Sixdays von Berlin een groot succes. Het zal echter duren tot 1925 eer men in Berlijn weet dat er bij ons in Belgïe goede coureurs zijn voor zulke Sechstagenrennen, terwijl ook hier de flandriens de weg naar Berlijn niet konden vinden. Na zo'n lelijke oorlog waren er waarschijnlijk te weinig goede relaties op sportief vlak. Die Faszination des Sechstagenrennens im Velodrom bleef tot vandaag bestaan te Berlijn en in die moderne metropool zal tussen 27/1/2011 en 1/2/2011 de 100ste Zesdagen van Berlijn zich afspelen op de 250 m baan van de Landsberger Allee met de beste pistiers van vandaag.   www.Sechstagenrennen-berlin.de  .

    Enkele maanden na die eerste zesdagen in 1909 zal er op een zomerse zondag een drama plaatsvinden op de nieuwe wielerbaan van de Botanische Tuin in de Potsdammerstrasse. Alhoewel de buurtbewoners hadden geprotesteerd tegen de bouw van deze velodroom die veel lawaai zou brengen, kwam er toch een baan van 300 m en 8 m breedte, met een te goed gepolijst wegdek. De sportliefhebbers waren ongeduldig om de kwaliteit van deze piste te kunnen beoordelen tijdens een halve fond koers. De Amsterdammer John Stol, toen uitblinker in alle baandisciplines, vloog al vlug door pech tegen de grond, en de aanstormende motor die hem wilde ontwijken gleed uit, vloog in het publiek  waar zijn benzinetank ontplofte. Het verschrikkelijke bilan bedroeg 9 doden en 50 gewonden.  ( zie de foto vooraan met wat Fredy Budzinski toen schreef) .

    Interbellum. Nadat hij een uniform droeg van 1915 ot 1918 trouwt Budzinski met Erna Grau, die van Joodse afkomst is. Zij krijgen een zoon Klaus Budzinski die dus half-jood is en later ook voor een krant zal werken. In 1920 organiseert Fredy een leuk gebeuren dat tientallen jaren zal blijven bestaan, namelijk het Duitse Kampioenschap voor krantenjongens. In 1923 is hij de eerste reporter die aan de radio over sport komt spreken. Vanaf 1924 zorgt hij voor het Bondsblad van de Duitse Radsport en vanaf 1926 vertegenwoordigt hij de Duitse fietsindustrie. Nadat Budzinski de uitvinder was van het tot heden gebruikte puntensysteem tijdens de zesdaagsen, scoort hij ook op gebied van pure techniek door het kattenoog uit te vinden dat op de pedalen wordt gemonteerd. In 1933 nemen de Nazi's het hem kwalijk dat hij een bekende Berliner is, maar met een echtgenote die niet arisch is. Dat loopt ook erger door tijdens de jaren nadien, omdat hij zeker niet wil scheiden van zijn vrouw. Hij werkte toen voor Het Geïllustreerde Wielertijdschrift. Door de sportwetenschapper Carl Diem geraakt hij aan promotie. Hij krijgt een dubbele functie voor de Olympische Spelen 1936 en heeft minder familiale zorgen. Budzinski organiseert de wegkoers en hij is contactman voor de internationale pers. Olympia Berlin bracht echter aan de 57-jarige Fredy geen pluim op zijn hoed. Voor het eerst wordt gekoerst over 100 km met gezamelijke start. De olympische wielerwedstrijd was voordien een lange individuele tijdrit. Er werd tevens gereden voor een landenklassement volgens optelling van de beste drie renners per land. De koers voor goud (gewonnen door de Fransman Robert Charpentier), werd ontsierd door een massale valpartij nabij de meet. De jury klasseerde groepjes renners ex-aequo, en vele finishers werden zelfs niet opgetekend tijdens de algemene wanorde. Zeker geen Duitse degelijkheid was dat toen.

    Vanaf eind 1945 wilde Budzinski reeds aan de Berlijners teruggeven wat zij graag had gezien voor die vreselijke tijd van Hitler, namelijk volksfeest dat Radsport heet, waardoor miserie en ellende worden vergeten. Terwijl de lagere militairen, toen in het verwoeste Berlijn talrijk aanwezig, graag meekoersten of er de vrouwelijke supporters kwamen versieren en drinken, besloten hun oversten van wielerkoersen op straat te verbieden omdat ' iedere samenscholing van Duitsers', moest worden vermeden. De Nestor van de Duitse wielersport, Fredy Budzinski, was toen al op pensioenleeftijd gekomen en gaf het op. Hij schreef soms nog wat in los verband in de kranten, maar bleef op de achtergrond. Behalve dan op die belangrijke dag van 21 juli 1969 toen de mens voor het eerst een stap op de maan zette, toen verklaarde de oude sportreporter het volgende tijdens een rechtstreekse uitzending op de Duitse Televisie waar hij was uitgenodigd geworden wegens zijn grote kennis over de pionierstijd van de luchtvaart : ' Nooit zou het de mens mogelijk zijn geweest vandaag de maan te bereiken, indien hij niet eerst het wiel had uitgevonden en nooit de fiets had ontwikkeld  ...! '

    Tijdens zijn lang leven van scholier, verkoper, renner, schrijver, dichter, ambtenaar, lobbyist, organisator, sportman, was Fredy Budzinski een grote verzamelaar van alles wat te maken had met de fiets en de wielersport. Zijn archieven zijn nu van onschatbare waarde en bestaan uit persberichten, kronieken, affiches, boeken, biografiën, jaarboeken, magazines, uitslagen, statistieken, documenten, brieven, knipsels, tekeningen, souvenirs en foto's over de Radsport en over de Industrie van de Fiets van 1881 tot 1966, met zwaartepunt  tussen 1890 en 1920. Het duurde lang tot wanneer dit Budzinski Archiv en al dat  'oud papier' kon gerangschikt worden op een wetenschappelijke manier. De verzameling van de reporter Fredy Budzinski bevindt zich nu veilig in de Zentralbibliottek der Sportwissenschaft van de Sporthochschule te Keulen. Deze Sammlung werd geindexeerd in een ' Findbuch'  met 227 delen.  Er zijn  3000 originele foto's, 2000 uitgeknipte foto's, 150 mappen, en 60 fardes. Toelating en reservatie nodig .

    01-10-2010 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)



    EINDE
    VAN DEZE BLOG
    26 08 2012

    Foto

    Foto

    Hoe sterk is de eenzame fietser
    Die krom gebogen over z'n stuur tegen de wind
    Zichzelf een weg baant


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Zoeken in blog


    Foto

    Foto

    Foto

    Een bescheiden blik in de geschiedenis van de wielersport is vaak al voldoende om de fascinatie te proeven.
    OLYMPIA 1981 YVES MONTANT   A BICYCLETTE
    http://www.youtube.com/watch?v=lOZPWpiNUWQ&feature=related



    La bicyclette

    Quand on partait de bon matin
    Quand on partait sur les chemins
    A bicyclette
    Nous étions quelques bons copains
    Y avait Fernand y avait Firmin
    Y avait Francis et Sébastien
    Et puis Paulette

    On était tous amoureux d'elle
    On se sentait pousser des ailes
    A bicyclette
    Sur les petits chemins de terre
    On a souvent vécu l'enfer
    Pour ne pas mettre pied à terre
    Devant Paulette
    Faut dire qu'elle y mettait du cœur
    C'était la fille du facteur
    A bicyclette
    Et depuis qu'elle avait huit ans
    Elle avait fait en le suivant
    Tous les chemins environnants
    A bicyclette


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    NATHALIE.

    La place Rouge était vide
    Devant moi marchait Nathalie
    Il avait un joli nom, mon guide
    Nathalie...
    La place Rouge était blanche
    La neige faisait un tapis
    Et je suivais par ce froid dimanche
    Nathalie...
    Elle parlait en phrases sobres
    De la révolution d'octobre
    Je pensais déjà
    Qu'après le tombeau de Lénine
    On irait au café Pouchkine
    Boire un chocolat...
    La place Rouge était vide
    Je lui pris son bras, elle a souri
    Il avait des cheveux blonds, mon guide
    Nathalie... Nathalie
    Dans sa chambre à l'université
    Une bande d'étudiants
    L'attendait impatiemment
    On a ri, on a beaucoup parlé
    Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait
    Moscou, les plaines d'Ukraine
    Et les Champs-Élysées
    On a tout mélangé et on a chanté
    Et puis ils ont débouché
    En riant à l'avance
    Du champagne de France
    Et on a dansé...
    La, la la...
    Et quand la chambre fut vide
    Tous les amis étaient partis
    Je suis resté seul avec mon guide
    Nathalie...
    Plus question de phrases sobres
    Ni de révolution d'octobre
    On n'en était plus là
    Fini le tombeau de Lénine
    Le chocolat de chez Pouchkine
    C'était loin déjà...
    Que ma vie me semble vide
    Mais je sais qu'un jour à Paris
    C'est moi qui lui servirai de guide
    Nathalie... Nathalie


    Foto

    Foto

    Foto

    Marianne de ma jeunesse
    Ton manoir se dressait
    Sur la pauvre richesses
    De mon rêve enchanté

    Les sapins sous le vent
    Sifflent un air étrange
    Où les voix se mélangent
    De nains et de géants

    Marianne de ma jeunesse
    Tu as ressuscité
    Des démons des princesses
    Qui dans moi sommeillaient

    Car ton nom fait partie
    Marianne de ma jeunesse
    Du dérisoire livre
    Où tout enfant voudrait vivre

    Marianne de ma jeunesse
    Nos deux ombres enfuies
    Se donnèrent promesse
    Par-delà leurs joies et leur vie

    Marianne de ma jeunesse
    J'ai serré sur mon cœur
    Presque avec maladresse
    Ton mouchoir de pluie et de pleurs

    Foto

    http://nl.youtube.com/watch?v=lgUrlO6hku8
    Les Baladins
    http://nl.youtube.com/watch?v=75lFwcGucOA&feature=related
    Marie Marie
    http://nl.youtube.com/watch?v=AaXY59mg9QE
    Nathalie   - Spaanse versie

    http://fr.youtube.com/watch?v=27eWewocQm4&feature=related
    Nathalie mon guide avait des cheveux blonds

    Foto

    MON ARBRE
    Louis Amade 1964

    Il avait poussé par hasard
    Dans notre cour sans le savoir
    Comme un aveugle dans le noir
    Mon arbre
    Il était si petit
    Que c'était mon ami
    Car j'étais tout petit
    Comme lui
    J'attendais de lui le printemps
    Avec deux ou trois fleurs d'argent
    Un peu de vert, un peu de blanc
    Mon arbre
    Et ma vie s'accrochait
    A cet arbre léger
    Qui grandissait
    Comme je grandissais


    Foto

    Chanson de
    GILBERT BECAUD

    Quand tu n'es pas là
    Tous les oiseaux du monde
    Quand tu n'es pas là
    S'arrètent de chanter
    Et se mettent à pleurer
    Larmes de pluie au ciel d'été
    Quand tu n'es pas là
    Le silence qui gronde
    Me donne si froid
    Qu'un jour ensolleillé
    Me fait presque pleurer
    Larmes d'ennui malgré l'été
    La ville fait de grâces 
    La lune des grimaces
    Qui me laissent sans joie
    Les cantiques d'églises
    Malgré tout ce qu'ils disent
    Me font perdre la foi
    Quand tu n'es pas là
    Tous les oiseaux du monde
    La nuit sur mon toit
    Viennent se rassembler
    Et pour me consoler
    Chantent tout bas
    ' Elle reviendra ' 
    Quand tu reviendras
    De l'autre bout du monde
    Quand tu reviendras
    Les oiseaux dans le ciel
    Pourront battre des ailes
    Chanter de joie
    Lorsque tu reviendras !


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Le Pianiste de Varsovie
    Gilbert Bécaud

    Je ne sais pas pourquoi
    Cette mélodie me fait penser à Chopin
    Je l`aime bien, Chopin
    Je jouais bien Chopin
    Chez moi à Varsovie
    Où j`ai grandi à l`ombre
    A l`ombre de la gloire de Chopin
    Je ne sais pas pourquoi
    Cette mélodie me fait penser à Varsovie
    Une place peuplée de pigeons
    Une vieille demeure avec pignon
    Un escalier en colimaçon
    Et tout en haut mon professeur
    Plus de sentiment
    Plus de mouvement
    Plus d`envolée
    Bien bien plus léger
    Joue mon garçon avec ton coeur
    Me disait-il pendant des heures
    Premier concert devant le noir
    Je suis seul avec mon piano
    Et ça finit par des bravos
    Des bravos, j`en cueille par millions
    A tous les coins de l`horizon
    Des pas qui claquent
    Des murs qui craquent
    Des pas qui foulent
    Des murs qui croulent
    Pourquoi?
    Des yeux qui pleurent
    Des mains qui meurent
    Des pas qui chassent
    Des pas qui glacent
    Pourquoi
    Le ciel est-il si loin de nous?
    Je ne sais pas pourquoi
    Mais tout cela me fait penser à Varsovie
    Une place peuplée de pigeons
    Une vieille demeure avec pignon
    Un escalier en colimaçon
    Et tout en haut mon professeur
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    What does not destroy us makes us stronger.
    Foto

    Foto

    Rondvraag / Poll
    Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
    Philippe Gilbert
    Greg Van Avermaet
    Ryder Hesjedal
    Johan Vansummeren
    Giovanni Visconti
    Alejandro Valverde
    Samuel Sanchez
    Joaquin Rodriguez
    Maxime Monfort
    Roman Kreuziger
    Vincenzo Nibali
    Peter Sagan
    Damiano Cunego
    Diego Ulissi
    Bradley Wiggins
    Rigoberto Uran
    Edvald Boasson Hagen
    Chris Froome
    Thomas Voeckler
    een andere renner ....
    Bekijk resultaat


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    À la claire fontaine

    M'en allant promener,
    J'ai trouvé l'eau si belle,
    Que je m'y suis baignée.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    Sous les feuilles d'un chêne
    Je me suis fait sécher,
    Sur la plus haute branche,
    Un rossignol chantait.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    Chante, rossignol, chante,
    Toi qui as le coeur gai,
    Tu as le coeur a rire,
    Moi, je l'ai à pleurer.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    J'ai perdu mon ami
    Sans l'avoir mérité,
    Pour un bouquet de roses,
    Que je lui refusai.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    Je voudrais que la rose
    Fût encore au rosier,
    Et que mon doux ami
    Fût encore à m'aimer


    Foto

    Archief per jaar
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008

    Foto

    Foto

    Engelbert Humperdinck
    Les Bicyclettes De Belsize

    Turning and turning, the world goes on
    We can't change it, my friend
    Let us go riding now through the days
    Together to the end
    Till the end

    Les bicyclettes de Belsize
    Carry us side by side
    And hand in hand, we will ride
    Over Belsize
    Turn your magical eyes
    Round and around
    Looking at all we found
    Carry us through the skies
    Les bicyclettes de Belsize

    Spinning and spinning, the dreams I know
    Rolling on through my head
    Let us enjoy them before they go
    Come the dawn, they all are dead
    Yes, they're dead

    Les bicyclettes de Belsize
    Carry us side by side
    And hand in hand, we will ride
    Over Belsize
    Turn your magical eyes
    Round and around
    Looking at all we found
    Carry us through the skies
    Les bicyclettes de Belsize


    Foto

    Foto

    Julia Tulkens .

    Hebben wij elkaar
    gevonden in dit land
    van klei en mist
    waar tussen hemel
    en aarde ons leven
    wordt uitgewist  ?

    Ben ik nog schaduw,
    ben ik al licht,
    of is d'oneindigheid
    mijn aangezicht ?

    Treed ik in wolken of
    in hemelgrond ?
    Er ruist een hooglied aan
    mijn lichte mond.
    In uw omarming hoe
    ik rijzend ril ...
    Mijn haren wuiven en
    de tijd valt stil .
     
                                Julia Tulkens.

    Foto

    Foto

    SONNET POUR HELENE

    Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle,
    Assise auprès du feu, dévidant et filant,
    Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant :
    Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.

    Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle,
    Déjà sous le labeur à demi sommeillant,
    Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant,
    Bénissant votre nom de louange immortelle.

    Je serai sous la terre et fantôme sans os :
    Par les ombres myrteux je prendrai mon repos :
    Vous serez au foyer une vieille accroupie,

    Regrettant mon amour et votre fier dédain.
    Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain :
    Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.

    Regretting my love, and regretting your disdain.
    Heed me, and live for now: this time won’t come again.
    Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • Coach Factory Outlet (Holder)
        op De teloorgang van de kleine waterhoek.
  • Nike Air Force 1 (Barbara)
        op De teloorgang van de kleine waterhoek.
  • Na een drukkende en zwoele nacht kom ik u een fijne nieuwe week wensen (Jeske )
        op De Flandriens uit Limburg.
  • Wens je een fijne zaterdag (Nikki)
        op De Wielersport in Denemarken.
  • Lieve midweekgroetjes . (bompa harry)
        op Charles Aznavour.
  • SPORTIEF HOOR MIJN TANDARTS RACED OOK (Ton)
        op Een eeuw geleden werd de Primavera 1911 gereden.
  • Maar dat is leuk (Ton)
        op Fietstocht naar Itzehoe - ( Week 1 ) .
  • Norbert Vande Walle (JP VANSTEENKISTE)
        op Une page d'histoire - Le tennis de table d'il y a 40 ans.
  • Lieve zaterdaggroetjes (Nikki )
        op Een stukje Zwembad Olympia nostalgie .
  • De beste wensen voor 2011 (Nikki )
        op Exode des forces russes de Sebastopol -  Bizerte 1920.
  • Foto

    Archief per maand
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Gastenboek
  • Wandelgroetjes uit Borgloon
  • Genieten!!!!!
  • Genieten!!!!!
  • Verder dan Rome
  • Hier ben ik weer gr. van Koos mengelmoes

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Foto

    Foto

    Will Tura:
    Eenzaam Zonder Jou songtekst

    Ik ben zo eenzaam zonder jou
    Niets kan mij binden bij mijn vrienden
    Bij hen kan ik het niet meer vinden
    Het liefste ben ik dicht bij jou

    Ik ben zo eenzaam zonder jou
    Ook als het dansorkest gaat spelen
    Want dansen gaat mij gauw vervelen
    Als ik jou niet in m'n armen hou

    Ik ben zo eenzaam zonder jou
    Jij weet dat ik op jou zou wachten
    Maar leef ik ook nog in jouw gedachten
    En ben je mij nog altijd trouw

    Ik kan niet verder zonder jou
    Mijn leven zou ik voor jou geven
    In al mijn brieven staat geschreven
    Ik ben zo eenzaam zonder jou

    Ik ben zo eenzaam zonder jou



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!