Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
26-10-2010
Brieven en postkaarten van op de Camino de Santiago.
1. HOTEL LOGIS DE FRANCE A l'Escale de Port Arthur St-Hilaire et St-Mesmin près d'Orléans.
Liefste schatten, de tijd loopt voorbij en nu pas voel ik me fit en wel om jullie deze eerste brief neer te pennen op weg naar Santiago. Rond het middaguur zat ik onder een afdak op het gemeenteplein van St-Jean de Blanc wat brood met saucisse te eten en te wachten op het einde van een grijze regenbui die maar bleef doordrassen . Na twee uren was ik het beu en ben ik maar door de nattigheid langs de Loire verder gefietst. Tien kilometers verder vond ik deze prachtige oase waar ik reeds rond 15u00 neerstreek in een grote kamer met bad. Na een heerlijke pause in het warme water en wat Melrose Place op de televisie viel ik in slaap in mijn pyjama met korte broek terwijl heel over de kamer op de grond uitgespreid alles uit mijn fietstassen eens goed mocht ademen en drogen. Met zicht op de rivier Loiret geniet ik nu van deze tafelstonde. Naast me zit een onvermijdelijk Hollands koppel dat wel in ieder hotel in Frankrijk te vinden is. Dit huis is van standing, met service van topklasse, en morgenvroeg zullen we dus goed betalen met mijn ' good looking' Golden Eurocard. Maandagochtend had ik de keuze ofwel Parijs verlaten en ofwel eens telefoneren naar Alain Hautrive , de man waarmee ik vijftien jaar geleden de eindstreep Compostelle bereikt had. Ik werd met groot enthousiasme welkom geheten, hetgeen me zo ontroerde dat ik mijn telefoonkaart in de gleuf vergat, en die was nog voor veel tijd goed. Dat was weer een verstrooidheid die ik ' cash' heb betaald ! Doorheen de hypermoderne futuristische stad van La Défense kwam ik via het infernum van het Parijse verkeer tot in Chatou dat ten Westen van Parijs ligt. Daar was ook Dudu, dat oude kwieke mannetje en ploegmakker van grote fietsavonturen met Alain, samen met echtgenote Simone, een echte dame, en dan ook nog Christophe de 33-jarige zoon die wat gehandicapt is. Hij heeft bijna geen darmen meer en hij is werkloos, maar toch leest hij voortdurend en hij is helemaal niet dom. Tot mijn verwondering sprak deze Parijzenaar zelfs de Nederlands taal. Hij is na lang verblijf te Brussel zelfs een echte freak van Vlaanderen waar hij een lief heeft. Babbelen en babbelen, na zoveel dagen alléénrijden op de fiets. Alle ervaringen van onze geweldige pelgrimstocht in 1984 halen we terug boven. Goed avondeten, heerlijk geslapen bij deze vrienden op een ruim klassiek appartement. Mijn gescheurde broek werd teruggenaaid door Simone. Alain was druk bezig met de verkoop van het huis van zijn vader. Er kwamen talrijke telefoons met kandidaten om het te kopen. De vorige week was het maar ontmoedigend geweest , maar omdat zijn bijzondere vriend uit België weer op de goede weg naar Compostela pelgrimerend was, zorgde de Heilige Sint Jacob nu dat zijn business op de Parijse immobiliënmarkt in een stroomversnelling kwam ! Na dit heerlijke weerzien met een vroegere tochtgenoot fietste ik omstreeks 15u00 verder zonder te stoppen maar ook zonder hoge snelheid en toen ik vanaf 20u00 een hotel probeerde te vinden , mislukte dat . Na acht pogingen was ik het beu. Iedereen reserveert nu per gsm van op afstand, en een oudmodische velorijder komt te laat in de accomodaties nabij de autosnelwegen. Slechts in de hotelletjes in de oude bewoonde kommen is er nog kans, doch ook daar is internet, telefoon, bankkaartautomatie, ... en zo bleef ik dus weer op mijn zadel toen het al nacht werd. Aan de ingang van een soort spookkasteel legde ik mijn matje op de grond en sliep er onder de blote hemel. Mijn volgende dag startte met een grote kakpartij in de vrije natuur, zonder verdere gastronomische details. Veel gereden en mijn doel bereikt aan de Loire. In een oud hotelletje vond ik daar een goede rust. Het gezellige echte France Profonde begint toch steeds maar ten Zuiden van de Loire. Daar ben ik nu en ik voel me al beter. Wat betreft mijn eerste week, moet ik bekennen dat het maar lelijk zwoegen was tegen de wind in. Zweten en hijgen, bergop zelfs afstappen om niet te forceren, en omdat ik me de plicht heb opgelegd, van niet de verkeerspijlen voor auto's te volgen , maar wel de kleinere wegen wil eren met mijn bezoek, heb ik veel tijd nodig om de wegkaarten te bekijken om een mooie en veilige route te blijven volgen. Mijn avond te Parijs met Guido, Camy, Orpha en Stephen, had een leuk familiaal kleurtje en ik sliep gratis als 'passager clandestin' op hun hotelkamer. Maar verder was het toch 'du déjà vu' en niet zo gezellig. Dagen eerder, in het laatste dorp Séloignes voor de Franse grens kwam ik bij een winkelierster, die allerlei geloofsvormen en filosofiën bestudeert. Zij vond mijn ' spirituele weg' naar het aloude Saint Jacques de Compostelle absoluut zeer boeiend. Zij legde voor mij zelfs de tarotkaarten. Die beweerden op die namiddag dat ik oude waarden , zoals bijvoorbeeld ' de familie', op een andere manier moest gaan bekijken. CHERCHE EN TON COEUR LA ROSE DE LA CONNAISSANCE was de belangrijke boodschap die deze waarzegster, helderziende kruidenierster van Séloignes meegaf aan de pelgrim met een baard en twee wielen die ik ben. Na dit eigenaardig tussendoortje met de tarotkaarten kwam ik tijdens mijn eerste pedaalstoten op Franse bodem niemand anders tegen dan de goed fietsende Henri Dieu. Hij reed op een hemelsblauwe koersfiets van het merk Diamant, en droeg een snor, valhelm, bril, en een rode trui van Veloclub Hirson. Een pelgrim op de lange weg komt dus zelfs de sterke Rik God tegen, die met zijn kromme guidon niet zou misstaan in de Hel van het Noorden. Die avond in het hotel was de baas een nazaat van leidende figuren uit Kabylië in Algerijë. Hij was een reus van het sterkste ras van de Berbers in ballingschap die al een paar generaties in Frankrijk vertoeven. Bekende Fransen zoals Roger Hanin ( Inspecteur Navarro) en Michel Drucker ( Televisieshows) hebben dezelfde roots. Ik ben de enige gast en ik moet absoluut de specialiteit van het huis proeven, de Couscous du Chef uit Kabylië. Als ik vertel dat na vier grote volle telloren ik nog niet deze portie opkreeg dan kunnen jullie wel begrijpen welke schotel dat wel was. Sterk door deze vleesmaaltijd met machtige stukken vlees zou ik volgende dag Marle en Laon bereiken. Deze steden roemen zich van gesticht te zijn geworden in barbaarse tijden nog, door de Merovingers, en dat zijn dus mensen uit de tijd van Pepijn de Oude van Landen. Op het einde van de Route Charlemagne ligt Laon , een versterkte stad op een heuvel in het landschap en met een geweldige kerk. Karel De Grote, de machtigste man uit onze gewesten, mag als de eerste zeer belangrijke pelgrim worden beschouwd, want hij achtervolgde zijn vijanden de verschrikkelijke Wisigothen tot In Finibus Terrae , op het einde van de toen bekende wereld, waar Compostela ligt. Te Laon brandde ik voor uw aller geluk mijn eerste kaars en offerde ik mijn enkelgeld. Een bedelaar aan de kerkdeur kreeg 10 FF van me, une belle pièce, maar daarvoor moest hij ook mijn fiets bewaken. Maar tevens maakte ik grote boze ogen , liet zien hoe groot ik wel was, en verzekerde hem dat ik de arm zou breken aan hij die maar zou durven van mijn rijtuig even te ' toucheren' . Strijdlustig reed ik daarna tot waar hoofdstukken van de oorlog 14/18 zich hadden afgespeeld. De historische lijn LE CHEMIN DES DAMES was mijn doel. Aangekomen aan een paar monumenten , kerkhoven, kruisen, rond 21u00 kleedde ik me weer ik mijn pyjama na al het zweet van de dag goed te hebben verwijderd met water uit mijn bidons. Op het Duitse kerkhof schreef ik vlot enkele mooie zinnen in het gulden boek der bezoekers. Zo'n boek is steeds als in een tabernakel achter een ijzeren deurtje opgeborgen in een van de muren aan de ingang. Men kan er lijnen goede proza in lezen van vele bezoekers die op deze plaats in ontroering komen. Onder de mooiste van de prachtige bomen van dat stille kerkhof maakte ik mijn bedje. Ik wou rode wijn drinken, brood en Camenbert eten, maar ik trok met teveel kracht en vernielde mijn kurkentrekker. Pech. Daarna begon ik toch vlug heerlijk te snurken en alle botten van de Duitse gesneuvelden waren bang van een Belgische Cyclist uit de buurt van de Slag der Zilveren Helmen. Maar, enkele uren later, plets, plets, ... een regenwolk viel neer. De bladeren van de schone boom boden niet genoeg beschutting. Ik legde de sportkrant l'Equipe, vol met nieuws over de gedrogeerde wielrenners, mooi open onder een andere boom waar het droger was. Ik kroop in mijn slaapzak, maar legde het grondzeil van mijn tent boven mij, zodat geen enkele dikke regendruppel me nog kon raken. Maar door de condensatie en door mijn eigen felle zweet was ik uiteindelijk ook helemaal nat en zelfs dampend in de maneschijn. Afzien zoals die jongens in uniform uit de oorlog 14/18 die dag en nacht met bloed en zweet Frankrijk verdedigden. Toen was hier het landschap zeker nog niet zo bucolisch heerlijk dan tijdens mijn kortstondig nachtelijk verblijf op Le Chemin des Dames.
De volgende dag bereikte ik na doortocht in bossen de stad Chateau-Thierry en stopte aan het herenhuis waar wijlen Jean De La Fontaine, de grote sprookjesdichter had gewoond. Wie kent er niet zijn fabels Le Lièvre et la Tortue, Le Corbeau et le Renard, Les Animaux Malades de la Peste. Nog vuil van de nattigheid van vorige nacht besloot ik vroeg van te stoppen in Hotel Wilson waar helaas slechts koud water was. Ik was echt vermoeid, dronk mijn fles wijn leeg, en zo sliep ik gedurende meer dan elf uren zonder wakker te worden. Het bed was opmerkelijk groot, maar blijkbaar vond niemand het daar nodig om eens met de stofzuiger alles proper te maken, zeker onder het bed. Ik verbleef in een gore buurt naast het station, met veel raar volk uit Noord-Afrika. Daarna moest ik de richting van Parijs nemen. Dat was moeilijk. Ik verliet de hoofdweg en reed toen verloren op kleine wegen en in onbekende dorpen. Om broer Guido diezelfde avond toch maar niet te missen te Parijs heb ik dan maar te Meaux de trein genomen, die me voor 41 FF tot Paris Est bracht. Het was gratis voor mijn fiets en ik won zo veel tijd. Een goede beslissing ! Op een fiets tijdens een late vrijdagnamiddag door de voorsteden naar Parijs rijden was te gevaarlijk en ongezond.
Dikke kussen van Papa Pelgrim. 20/5/1999.
NB. Voor Martine ( studente eerste jaar bio-ingenieur ) : Uit het beroemde bos van Vincennes te Parijs, een blad voor mijn schat van een 98 jaar oude boom - Sequoia Sempervirens - Pinacée de Californie.
Liefste schatten, ik zit hier heerlijk in de schaduw nabij een vijver en een rivier, en ik heb zopas een forel binnengesmiggeld. Mooie muziek klinkt in mijn oren en een glas rode wijn is vlakbij. Waarom zou het lot van een pelgrim triest moeten zijn ?
Bijna vijf weken al onderweg. mijn forme is uitstekend, alhoewel ik me niet meer bekommer om mijn vorderingen en prestaties. Onweerstaanbaar nader ik immers Santiago de Compostela. Het verschil tussen wat ik zag 15 jaar geleden en wat ik nu zie is ongelooflijk groot. Zoveel mensen onderweg, met een rugzak, een hoed, een stok, het is onbeschrijfelijk. Ook veel fietsers, meestal mountainbikers. Over 800 km is er een wandelpad, waarlangs in ieder dorp, iedere parochie, een Albergue por peregrinos, een douche, een matras, gratis of tegen een kleine vrijwillige bijdrage aanbiedt. De Spaanse Staat, de provincies, de gemeenten, de verenigingen, de particulieren, deden hun best om de WEG NAAR COMPOSTELA te opwaarderen. Niet met een peulschil noch met woorden, maar honderden miljoenen pesetas werden besteed om de voorbijkomende pelgrims terwille te zijn. Ik stel dat alles hier in 1999 zowat 15X groter is geworden dan 15 jaar geleden, 15 X belangrijker. Fier ben ik dan ook in mijn eigen omdat ik, tijdens mijn leven, lang voor vele anderen, de waarde van de Camino de Santiago de Compostela heb ontdekt. Dit is belangrijk Cultureel Erfgoed van Europa. Zo staat nu op duizend verkeersplaten, in honderdduizend boeken .
Ik kan niets anders vertellen dan dat het me goed gaat op alle gebied, alhoewel ik toch een beetje snak naar huis, naar Bibi'tje Louka, en ook naar de eerste dag van juli om in de ASLK mijn centen te gaan opstrijken op een grote vervaldag . Spaans babbel ik nu reeds wat, doch met grove fouten en minder goed dan ik had gehoopt. Maar ook Frans, Duits, Engels, en Nederlands, behoort tot mijn dagelijks taalgebruik , gebabbel en gezever. Ene Zwitserse Ursula gaf me een goede tip en heeft me gisteren gezegd dat ik in de regen moet gaan wandelen ' mit meine gute Ehefrau' want samen onder ene parapluu is het zeer bevorderlijk voor de liefde op hogere leeftijd. Spazieren auf der alten Jakobsweg ... kan wonderen laten geschieden !
Meestal lage kosten om te slapen. Daarom kan ik mijn centjes gebruiken om veelvuldige menu del dia of menu del peregrino binnen te spelen, slurpend aan een glaasje vino tinto. Een paar uren geleden brak het lederen koordje van mijn halsportefeuille rot geworden door het vele zweten . Mijn geld en mijn documenten vielen op de grond toen ik dat voelde en zag. Gelukkig is dat niet gebeurd tijdens het fietsen, want dan had ik waarschijnlijk niets opgemerkt. Santiago, patroon van de pelgrims, waakt over mij en jullie moeten dus niet ongerust zijn. Op een koude morgen verdween mijn geel rennersvestje. Ik verdenk een mij onbekende wandelaar van het gepikt te hebben in de albergue por los peregrinos in Logrono. Die wandelaars starten al vroeg vanaf 5 uren, terwijl de fietsers doorslapen tot 8 uren. Gedurende twee dagen had ik het zonder mijn vestje koud, maar nu is het veel warmer en zou ik dat kledingstuk weggegooid hebben. Gisteren kocht ik op een markt nieuwe witte sokjes, 3 paar voor zowat 135 franken. Groeten. Kussen. PAPA. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 3. VILLAFRANCA DEL BIERZO. Hermosisima comaca y antigua estacion del Camino de Santiago. In the beautiful region de la Sierra de Antares.
Liefste Louka, zoals je ziet aan mijn briefpapier lijd ik thans een rijkelijk leven in de Bierzo, land van wijn, witbrood, honing en satijn. Op het ogenblik dat ik dit schrijf zijn in België zeker de stemmen geteld, en is geweten welke goeie leiders er hebben gewonnen. Vandaag was het terug een bergrit waarover ik zo'n schoon stuk had geschreven in vroegere tijden van mijn pelgrimsbestaan, langsheen het kruis en de hoop stenen, doorheen de spookdorpen en langs gevaarlijke hellingen. De rit begon op een klein vuil matrasje waar ik gratis sliep en eindigde in het schitterende hotel Parador. Ik maakte onderweg een akkoord met Thomas Huxtable, een Schot die al enige dagen hetzelfde pad van Sint Jacob volgt. We delen de prijs van de kamer, en dankzij hem verkregen wij ook de 60-plussers vermindering van 35%. Doch, midden in de nacht kreeg mijn kamergenoot een grote diarree, zodat ik nu wakker lig, en dan maar aan het schrijven sloeg op dit mooi papier en op nog veel mooier meubilair. Weer een diarree-story voor een van mijn komende verhalen. Maar er is nu immodium (en stank ...) in mijn omgeving. Morgen arriveren we op de Cebreiro, waar het toen nog piepkleine Martineke in haar broek kakte, en ook een glas brak in duizend stukjes, tijdens onze autopelgrimsvaart van weleer. Het zal een bergtocht worden met veel zon. Na het opstaan hoop ik dat er een goed ontbijt zal komen, want de paradores hebben voor dàt grote bekendheid. Smul,smul,smul, .... ! Ja, hopelijk wordt het hier in de Bierzo hotelgastronomisch heel goed, een lekker hoogtepunt op de camino. Te Villafranca del Bierzo gekomen, zonder zweren en zonder kleerscheuren, mag de pelgrim reeds stellen dat hij is geslaagd. Zijn pelgrimstocht laat hem hier reeds een volle aflaat verdienen , en dat betekent het eeuwige paradijs. Ziekte, wolven, vrouwen, rovers, die de vrome en brave pelgrims nog zouden beletten Compostela te bereiken, kunnen vanaf Villafranca niets meer veranderen aan het morele resultaat van hun zware boetetocht. Ook Huxtable, uitgeschakeld door diarree, krijgt een diploma met voldoening. Ik verwacht nu ook dat op de Univ te Leuven wordt beseft dat het pelgrimskind Martine Frison ook al over de lijn van haar Bierzo is geraakt, namelijk genoeg punten om er in de eerste zittijd door te geraken, zodat haar talrijke supporters een algemeen bravo kunnen brengen.
Liefste Louka, thans gepromoveerd tot mama's schoothondje op ons groot bed, ik geef je een lekje en ik vraag je van te kijken of iedereen thuis nog goede manieren heeft. Stilaan komt het einde van deze tocht na vijf weken zwerven door Frankrijk, Navarra, en met het groene Galicië dat nu komt. Wat is die oude papa toch nog een wolf. Hij deed het weer zo flink, niet echt sterk meer op de fiets, maar dan toch zeker wel super op het gebied van eten en drinken. De schildpad die hem als bel dient op zijn stuur, zal eventueel meer kunnen vertellen over de exacte kwaliteit van de prestaties tijdens het pedaaltrappen, bergop en bergaf. Oef, te Taradillos de los Tempelarios, kreeg ik pas mijn tweede platte band. Handig gerepareerd. Met veel ' szwung' reed ik vandaag ook door Cacabellos. Alles goed. Zondagnacht. Papa Pelgrim. Villafranca del Bierzo.
The place to be for a great desayuno : El Parador en Villafranca del Bierzo. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 4. POSTKAARTEN.
Stappen, stappen, ... trappen,trappen,...meer dan tweeduizend kilometers op weg naar en weg van... en soms dan toch stoppen... en even denken, en dan iets schrijven op een kaart vol kleuren... en met een postzegel opsturen naar het thuisfront. Enkele voorbeelden van wat er op zo'n zichtkaart werd neergepend door een loslopende man die soms rook van het zweet en vuil was door stof, wind en regen, door een pelgrim gezeten op een steen nabij een kerk of aan een tafel met een glas wijn.
LA CATHEDRALE NOTRE DAME. Liefste sponsors, Le Chemin de St-Jacques vertrekt aan deze kathedraal waar ik Stephen & Co zopas verliet, om moederziel alleen met zware pedaalslag de pelgrimsweg af te leggen.Ik nam een blaas-uit-dagje in Parijs, want ik ben al doodmoe van, het fietsen tegen de wind. Ik heb al centen in offerblokken gestopt voor ons aller zielezaligheid. W.Journée.
L'OCEAN - C'EST LE PIED - Om gelukkig te zijn en te slagen in het leven, moet men wel goede voeten hebben, maar ook zijn foefje en kopje kunnen gebruiken. Veel zon nu hier voorbij Bordeaux. Zestien dagen onderweg. Heerlijk. Vannacht deelde ik de kamer met pelgrim uit Engeland die 4 jaar lang gevangenisbewaker was van de vrouwenmoordenaar West.Nu eet ik een grote ijskreem in een leuk restootje. Willy. Pelgrim met schelp.
BISOUS DU VAL DE LOIRE. Liefst Lientje, nu zo flink aan het studeren om de nodige puntjes te halen in het Heilige Graf. Veel moed ! Ook ik heb dat nodig om het verre Santiago te bereiken. Mijn benen, mijn kont, doen pijn en de wind is altijd tegen. Maar ik buk mijn kop en doe verder. Gelukkig mag ik regelmatig goed tafelen en dat is lekker voor mijn buikje.Groetjes aan mijn vriendje Steffen, aan je pa en ma. Peter Willie Journée, pelgrim op de lange weg te St-Jean-d'Angely.
VUE AERIENNE DE NICOLE. Nog een kakverhaaltje speciaal voor U. Onder een afdak nabij Onze Lieve Vrouw van de Wielrijders had ik in open lucht geslapen. In de vroege ochtend liep ik er naakt rond zoals God me had geschapen en ik waste me flink met een spons aan de waterkraan. Mijn buik was zwaar en ik moest.Om de heilige grond nabij OLV des cyclistes niet te onteren, deed ik mijn gevoeg in een grote plastieken supermarktzak.Alle papiertjes om af te vegen daarbij en ... hoep met de poep in de container-vuilbak.Het was wel 2 kgr zwaar.De dikke zwarte vliegen van Labastide d'Armagnac zij ondertussen dikgewreten van het heerlijke goede hoopje, en ik beleefde weer iets anders. W.Journée. Papa de Pelgrim.
ASTORGA. In de muren van deze stad lieten vrome vrouwen zich vroeger inmetselen om verder een leven van eremijte door te brengen tot wanneer hun ware ridder-echtgenoot weer thuis kwam van pelgrimstocht of kruistocht. Papa de Pelgrim op weg naar Compostela.
Je ne suis qu'un petit pélerin inconnu par le Conseil d'Administration des Amis de Saint-Jacques mais je ne suis point un coquillard, et je me permets de vous écrire quelques lignes importantes. Des mots qui peut-être sont inspirés par le Bon Apôtre lui-même, via mes vieux doigts. On ne sait jamais. Car, entre Lui et moi il y a une longue amitié, qui débuta au printemps de l'an 1983, et qui continue toujours comme ' les routes' et comme font 'les roues de l'horloge de la vie' de chacun de nous. J'avais beaucoup pédalé sur les sentiers comme sur les grands chemins dans notre pays et aussi en terres lointaines, et parfois je ne savais même plus, à un siècle près, quelle était la date de ce matin-là lorsque je m'étais éveillé, car me trouvant parmi des murs ou dans des paysages tellement anciens qu'ils étaient quasi sacrés et éternels.
Il y a mille ans Le Chemin de Compostelle n'était guère si facile que maintenant. Les routes, les ponts, les auberges, les ruisseaux, les villes et les hameaux, de Picardie, de France, de Saintonge et de Navarre, faisaient partie d'un monde qui avait bien d'autres visages que celui qui est le nôtre. Tant de millions d'enfants devraient encore par l'amour et par les sexes être appelés à l'existence, et tant de héros, lâches, incurables et malchanceux, iraient perdre leurs vies lors des conflicts, accidents, épidémies et guerres. Oui, il y avait des fermes et des refuges, des chateaux et des églises, des abbayes et des grottes, des oases, où le pélerin pouvait se cacher ou trouver des nouvelles forces, et il y avait des prisons et des caves pour enfermer les méchants, les sorcières et les mécréants. Le mal sous d'autres formes qu'aujourd'hui existait déjà, était déjà bien présent à cause du Diable, mais pouvait être attaqué par l'épée et chassé. Les prières avaient dans beaucoup de cas des bonnes chances pour arriver jusqu'au Bon Dieu.
Au début du troisième millénaire il n'y avait plus grand mérite ni grosses indulgences pour ceux qui arrivaient au Mont de la Joie. C'est pourquoi un matin Saint-Jacques m'avait inspiré pour que je prenne le chemin de Vung Tau ou le Cap Saint-Jacques au Vietnam, où par un miracle quotidien le soleil qui plonge dans l'Atlantique chaque soir au Finis Terrae de la Galice, revient comme une grosse baleine à la surface de la Mer de Chine du Sud, et monte dans le ciel garantissant pour une nouvelle journée la vie des hommes, des plantes et des animaux de notre planète.
Cet étrange pays, autrefois appelé l'Indochine, situé au bout du monde avait il y a peu de temps encore la triste réputation d'être l'enfer et l'apocalypse. Le dragon du communisme, et les tendances criminelles yankees, y déclenchèrent des combats meurtriers pour lesquels tous les Dieux ont longtemps fermé leurs yeux, tellement ils étaient contraires aux Droits de l'Homme, aux droits des honnêtes cultivateurs de riz. Les combats militaires s'étant arretés, je me suis dit que c'était aux pélerins de se rendre au Vietnam. C'est pourquoi j'ai donc pris mon bâton et ma bicyclette, et prenant mon départ dans l'éternelle Hanoï j'ai pédalé le long de La Route des Mandarins, dans la poussière et la boue, sous le soleil et les eaux du ciel, pour faire le plus pur des Caminos, celui qui mène à Vungtau. Parmi ces asiatiques aux sourires incertains, je me suis assis pour avaler avec eux le même potage et le même riz et le même thé vert. Il n'y avait pas dans ces villages lointains des voleurs de grand chemin, ni des soldats du Vietcong qui ignoraient la fin de la guerre, ni des loups aux dents pointues. J'y ai rencontré des braves gens très gentils. Mais c'est cela aussi qui était dangereux, car plus d'une fois j'étais entouré par des femmes qui me proposaient de cuisiner pour moi, ce qui voulait dire que j'étais le bienvenu dans leur lit.
Mais traversant des endroit mythiques, visitant les lieux saints et historiques, les cités de grande culture et les marchés des petits commerces, ne quittant jamais mon droit chemin, sous la garde permanente du Grand Jacques, je suis arrivé au début des Terres, au point alpha. A l'Est de Ho Chi Minh City, appélé autrefois Saigon et Prey Nokor, dans la province de Ba Ria se trouve Vungtau ou le CapSaint-Jacques, mis sur les cartes par les navigateurs Portugais dès le XVIe-siecle. Haut sur le rocher Nho, comme une tour et plus haut qu'un phare, il y a en cet endroit une grande statue de Jésus construite par l'Association Catholique entre 1973 et 1993. Ce Christ a une hauteur de 32 m et se trouve sur un socle de 4 m. La distance horizontale entre ses deux bras ouverts est de 18,3 m. Après avoir enlevé leurs chaussures, via 133 marches les visiteurs qui ont la foi et le courage peuvent monter jusque dans la tête de cette statue, pour voir un panorama exceptionnel. On y découvre par beau temps déjà les eaux du Pacifique. Quelle beauté ! Quelle immensité ! Je suis moins qu'un grain de sable ... !
Remontant le long de la côte, quelque 100 km vers le Nord, il y a la ville de Phan Thiet et le Cap Mui Ne. C'est là que je me suis baigné à 5h00 du matin . Quelque soit le Dieu, la Déesse, le Prophète, l'Apôtre, l'Esprit, le Bouddha, auquel ils croient les petits hommes y vont nager à l'aube et voient à l'horizon un disque d'abord rouge-jaune et ensuite or et feu, lentement sortir des eaux. Le Soleil ! Voir cela est formidable ! Ce sont des moments très forts que l'on oubliera jamais !
Ce même-jour-là j'avais loué une Suzuki 125 cc avec chauffeur, la gentille Nguyen Thi Hau, et sur les plages nous avions roulé. Notre folle course s'est terminée par une chute, à cause du sable blanc trop mou. Faisant la culbute je m'étais retrouvé à plat ventre et un peu groggy. C'est alors que Saint-Jacques m'avait confirmé sa présence et sa protection. Je me suis levé , mon chauffeur aussi, la moto n'était pas cassée, et regardant la plage je ne pouvais croire mes yeux. Car en effet des petites coquilles, pures et fragiles, mais intactes , pas encore touchées par les mains des hommes, avaient été déposées par les eaux sur la plage de Mui Ne , comme la manne céleste des Hébreux, comme les grêlons des mauvais nuages, comme les cailloux blancs du Petit Poucet des Contes de ma mère l'Oye.
J'avais été en 1984 un des premiers pélerins-cyclistes qui arrivait à Padron au point omega, où hélas il n'y avait plus de Pecten Jacobea à ramasser. Au début de 2001 aurais-je été un des premiers pélerins à avoir trouvé la plage non seulement romantique mais où au bout du monde arrivent maintenant les nouvelles coquilles d'un futur meilleur ?
A coup de pédale léger je traversais les faubourgs de la Capitale du Sud Vietnam. La grande Fête du Tet se préparait. La ville était surpeuplée, avec aux carrefours des centaines de cycles à moteur, mais aussi des jeunes filles, comme des colombes blanches en ao-daï et qui avec beaucoup d'élégance roulaient à bicylette. Je suis arrivé près d'une église chrétienne lors d'une grande messe. Il n'y avait plus de place à l'intérieur, pourtant c'était une grande église moderne. Une belle chorale chantait. Cinq prêtres de l'Eglise de Rome autour de l'autel. La foi de la minorité catholique y est sincère. Il n'y avait pas de botafumeiro, car les odeurs y étaient très bonnes.
Chevaliers de Charlemagne, revenez, ... pélerins de l'an 1010 revenez... , la route ne passe plus par les Asturies ni par Roncevaux. Il faut à partir de maintenant faire chemin vers Vung Tau.
De toffe Tenerifers slapen op zondagmorgen uit, ofwel luieren zij, ofwel vlammen zij razend verder op hun mountainbikes als waren zij bezig met de Crocodile Trophy in het centrum van Australië. Ik fiets langzamer, langer, en behoorlijker. Te Estella opnieuw aangekomen weet ik dat de wielerkoers Vuelta a Navarra daar het vertrek van een belangrijke rit heeft. Dat had ik reeds gelezen in de krant en gezien op de televisie de vorige dag. Ik wist zelfs dat mijn landgenoot Stijn Devolder op zaterdag had gewonnen. Ik verbroeder even te Estella met Herman Frison, met het personeel van de twee aanwezige beloftenploegen uit België en met de jonge renners. Ook ik rijd immers in een trui van de ASLK- FORTIS mijn ex-werkgever die een van die ploegen sponsort. Mijn randonneursfiets met zoveel bagage, mijn verzetten, interesseert die mannen wel, alsook de lengte en de bestemming van mijn wekenlange fietstocht. Ik groet aan de startlijn ook de Luikenaar Fléchet van de U.C.I. die er official is. Daarna vervolg ik mijn weg op de Camino tot aan het klooster van Irache waar ik de koperen kraantjes vind om gratis rode wijn te drinken. Ik wijs die bron van puur genot ter ere van Bacchus ook aan personen uit Holland, die op banale gewone fietsen rondrijden, toeristen met geen interesse wat betreft wijn, klooster, pelgrimsweg. Ik zou wel eens willen praten met een van de paters uit dat klooster, maar ik stel vast dat de hoogmis bezig is en zij allen tussen de geweldige muren aan het bidden zijn, samen met misschien wel tweehonderd gelovigen.
Verder daarom naar Los Arcos en Viana, waar een bestofte man aankomt die met een metalen slede getrokken door zes huskies reist op de onverharde wegen. De dieren hebben veel afgezien en drinken gretig. Logrono. Albergue por los Peregrinos, voor 300 pesetas een slaapplaats bekomen. Pas heb ik uitgepakt of een wandelaarster wil met mij van bed ruilen om terug bij stappers te zijn die zij al kent van vorige dagen. Voor mij blijft het goed, alhoewel ik later tijdens de nacht toch wel op een wankele matras zal moeten liggen. Maar de pelgrims te voet zijn zo moe en verdienen voor de nacht een beter bed dan ik.
Ik stap wat rond te Logrono, bezoek de Iglesia San Jacobeo, en ga een grote ijskreem eten. Wat later word ik aangetrokken door dos cervezas en tapa's. Ook de man met de half wilde huskies kwam te Logrono aan. Zoals andere voorbijgangers doen, geef ik hem duizend pesetas om wat eten te kopen voor die prachtige honden. Terug in de albergue gekomen word ik door mijn dames kamergenoten uitgenodigd om de rest van hun spaghetti met chorizo op te eten. Daar heb ik geen probleem mee. Met mijn buikje vol slaap ik dan toch goed in mijn slecht bed.
29. Lunes 7 de junio.
Pélerin du matin, n'attend pas la pluie sur son chemin. Zo gauw het klaar is, kruipen alle wandelaars uit hun bed, en weldra zijn er geen rugzakken, geen stokken, hoeden, stinkende kousen en schoenen, geen slecht gewassen T-shirts op de kamer. Ik draai me dus nog eens rond en slaap nog twee uurtjes verder, geholpen door het groot openstaand venster waar frisse lucht binnenkomt en geuren van de pelgrims van divers pluimage buitenwaaien zoals van de rook van een kampvuur dat is uitgebrand.Wanneer ik uiteindelijk toch wakker ben, doorklieft een vraagteken mijn wazige kop . Waar is mijn geel thermovestje met blauwe mouwen ? Ben ik het ergens vergeten, werd het gepikt door een kamergenoot, werd het per ongeluk meegescharreld door mijn buurman tijdens het vullen van zijn rugzak ? Oh, maar het is vandaag hier te Logrono kouder dan gisteren. Het is dus waarschijnlijk dat een 'slimme' stapper met te lichte kledij op dat moment mijn vestje aan het gebruiken is in de frisse ochtend. Nog voor de middag zal hij dat jasje dan weer zichtbaar ergens hangen op de Camino . Ja, zoals elders op onze planeet, zijn er op de heilige weg van de tocht naar Finis Terrae parasieten, profiteurs, gauwdieven, ... 'coquillards'... dat is de echte benaming.
Zonder vestje, maar rijker door deze ervaring, verlaat ik Logrono, en dat lukt me niet goed, ik ben verkeerd aan het rijden. Daarom stop ik, ga een grote koffie drinken, en na enige studie van kaart en documentatie geraak ik terug op tempo en in de goede richting. Beter nog, ik kan me in het wiel plaatsen van een koppel goed getrainde Hollandse fietsers en zo scoor ik gemakkelijk een aantal kilometers tot in Navarrete. Daar bezoek ik aan het kerkhof het Memorial DeCraemer op de plaats waar Vlaamse pelgrims werden doodgereden. Als een van de eerste leden van het Vlaams Genootschap van de Vrienden van Sint Jacob van Compostela had ik daarvoor van mijn geld gegeven. Het is daar nog gevaarlijker dan vroeger. De politie houdt er nochthans alle weggebruikers in het oog. Er ligt vers grint op de wandelweg. Voor de zolen van de voetgangers is dat heerlijk, doch het plakt aan mijn Schwalbe banden en daarom vervolg ik toch maar op de steenweg, ondanks vele gevaarlijke auto's en vrachtwagens.
Najera. Bij het binnenkomen van deze stad, merk ik op dat er een verhuiswagen uit Namen op een parking onder heerlijke bomen staat. Twee mannen halen stoelen en tafels uit deze grote camion. Zij bereiden een picknick voor. Dranken uit frigobox. Koffie en thee uit thermossen. Broodjes. Tomaten. Harde eieren. Halve appelsienen en halve bananen. Wafels. Kip. Klontjes. Vijgen. Plastieken flessen met plat mineraalwater. Zij zijn zo druk bezig dat zij zelfs niet zagen dat ik prompt ben gestopt en mijn fiets tegen de snuit van hun camion plaatste.
' Salut les Copains ! Est-ce ici le Contrôle de Ravitaillement du Tour de Navarre ? '
Aangename kennismaking met deze Walen. Binnen zes minuten verwachten zij een groep van twintig cyclotouristes de Namur en route pour Saint Jacques de Compostelle ! En inderdaad, onder leiding van Colonel Baron van de Para-Commando's met een zilveren valhelm, zullen die twintig sportievelingen op hun koersfietsen daar 40 minuten middagrust nemen. Toen ikzelf als milicien barman zonder baard was van de Mess-Onderofficieren te Marche-le-Dames, toen was die Baron nog maar een gespierd luitenantje. Op die dag, 34 jaren later wegen zowel hij als ik 24 kilo's zwaardern, ook al fietsen wij veel. Hij herkent me niet, want wie was ik toch in 1965, ... een slaafje om pinten te spoelen.... ! Hij was geen zuiper aan mijn bar, maar ik herkende hem toch nog dadelijk. Hé, Journée, ... klinkt het plots achter mij... en daar staat dan vader Paul , de verschrikkelijke veteraan pingponger van Leuze 65 bekend tot in Mongolië, ex-mekanieker op de basis van Beauvechain, ook hem zag ik sinds 22 jaren niet meer. Nog een derde man uit Namen komt me groeten, iemand die werkt bij de Fortis Bank en die mijn familienaam kent en weet dat de nieuwe wielertrui die ik daar draag moeilijk te vinden is, behalve voor wie een vinger heeft die roert tot diep in de Hoofdzetel van Fortis Bank- en Verzekeringen te Brussel. Fluitsignaal ! Langzaam zijn die wielertoeristen uit Namur zeker niet, want onder leiding van hun colonel rijden zij tegen 30k/u verder, precies om 13u00 zoals gepland tijdens de briefing van die ochtend aan de start van hun rit. Hoe gedisciplineerd kunnen ook Waalse wielrijders toch wel zijn, op de Weg naar Compostela waar ongewone mensen en dingen zich bewegen en te zien zijn. Ik kreeg biertjes en hapjes, maar dat wekte mijn eetlust op in plaats van mijn honger te stillen. Bij het uitrijden van Najera dus geen moment twijfel, in plaats van te puffen en zweten aan het tempo van die mannen uit Namen ga ik op een terras zitten en bestel El Menu del Peregrino. Dat wordt niks. Erger nog, ik moet daar wijn van het huis drinken waarin ijsblokjes liggen.
Mijn thermovestje ben ik dus definitief kwijt. Ik doe mijn regenjasje aan. Weldra zweet ik, en daarna krijg ik dan kou. Dat bevordert mijn snelheid niet, maar toch nader ik onweerstaanbaar de mythische plaats op de Camino en dat is SANTO DOMINGO DE LA CALZADA. Natuurlijk bezoek aan de haan en de kip van de kerk. Heeft betrekking op een oud verhaal dat ik op deze blog nog wel eens zal brengen, alhoewel het wijd en breed is bekend. Ik koop me ook een lichte wollen trui om het wat warmer te hebben. In de keuken van de Refugio praat ik met een oudere man uit Parijs die een spaghetti voor zeven personen maakt, alhoewel hij maar alleen is. Om die avond te kunnen eten in Hostal San Theresita, bij de nonnetjes, moet ik eerst naar een korte eredienst in dat klooster en zo iets kan alleen maar goed wezen voor mijn ziel van arme zondaar.
30. Martes 8 de junio.
Als ontbijt offreer ik mij een groot glas natuurlijke zumo de naranja en ik schrijf een groot aantal postkaarten voor het thuisfront. Op het ogenblik dat ik met dit alles klaar ben , komt het peleton uit Namen aangereden. Zij worden hard toegejuicht door mij en door de Spanjaarden en de andere pelgrims die getuigen zijn van hun doortocht door Santo Domingo de la Calzada.
De gele pijlen moet je volgen, want dan alleen ben je een echte pelgrim, en geen quidam die daar per toeval rondhangt. De N120 is een moderne spookweg, zonder ziel. Te Villafranca Montes de Oca stop ik om nog eens El Menu del Peregrino te proberen. Ik houd een lange siësta en vervolg via de flinke beklimming van de Alto de Pedraya en de bosweg naar San Juan de Ortega.
Siglo na siglo wordt mijn CREDENCIAL aangevuld met klassieke namen van de Camino. Het is een heerlijk fietsmenu dat volgt, dalend naar Burgos. Ik koop er een wegwerp fotocamera en schud terug pesetas uit de telebanco in de muur van een Caja Rural. Midden in de stad , in de winkelstraat Rua San Juan neem ik mijn intrek in Hostal Victoria. Ik vul de avond in Restaurant Pancho.
31. Miercoles 9 de Junio.
Aan het Office du Tourisme van Burgos ontmoet ik twee Nederlanders alsook de Vlaming Julien uit Haacht. Voor de klassieke foto ga ik naast de metalen pelgrim zitten op het plein voor de grote kerk. Samen drinken wij gezellig een koffie. Ik had deze kathedraal en de kapel met het zeer speciale Christusbeeld al vroeger bezocht, ik ben dus de aangewezen vrijwilliger, drink nog een tweede koffie en houd dan ook de wacht op de fietsen van mijn drie nieuwe kameraden want achterlaten en vastketenen is in een grote stad onvoldoende veilig.
De gele weg zal ik moeten volgen zo staat duidelijk op een reusachtig uithangbord met de landkaart voor wakkere peregrinos. Van albergue tot albergue, van siglo tot siglo, op onverharde wandelwegen ben ik verder gereden en zo zie ik de dozijnen pelgrims op mijn weg. Met een Hollander loop ik even mee te voet met mijn fiets aan de hand tot op een kruispunt een vijftal kleine wit-zwarte straathonden ons aanvallen. De wandelaar slaat met zijn stok, maar ik wip toch maar rap op mijn fiets om me te verwijderen van die blaffende viervoeters. Het is warm en ik ga wat schuilen in een fris lokaal in de schaduw, waar ik wat lees en schrijf. Een jonge vrouw met rugzak komt ook binnen en zo zijn we al met een tiental stappende pelgrims die wat uitpuffen, en ik die niet veel goesting heb om te fietsen. De jonge vrouw heeft haar notaboek laten liggen. Het water kookt nu eindelijk zodat mijn grote theepot klaar komt, want ik wil ook gesuikerde thee voor mijn drinkbus. Het moet niet altijd water, wijn, of bier zijn dat de pelgrim drinkt, en Spaanse koffie deugt niet voor mijn maag want dat voelde ik na het verlaten van Burgos. Ik zet de grote pot thee op mijn tafel en ga de peregrina haar notaboek terug geven. Ik hoorde al dat zij Engels sprak, maar nu kan zij ook Frans want zij komt uit Canada. Zij is comedienne van beroep. Zij wacht op een man en een vrouw die haar tempo niet konden volgen. Ik vermoed dat zij haar notaboek met opzet als aas had laten liggen om te zien of ik een gentleman was, of denkt zij dat ik en bever of een zalm zou zijn ? Tussen een rij bomen fietsen die wat schaduw geven, betekent fietsplezier van de bovenste plank.Weldra ben ik te CASTROGERIX in het Hostal Meson La Posada waar ik Julien uit Haacht terugvind die sedert het middaguur verbroederd heeft met een Schot. We eten die avond samen met drie aan dezelfde tafel.
32. Jueves 10 de Junio.
Julien heeft hetzelfde statuut als ik . Hij kreeg vervroegd pensioen van het Gemeentekrediet. We rijden samen langs Boadillo del Camino tot San Martin de Fromista, een plaats waar ik van hou , een prachtig Romaans kerkje, en daarom betaal ik een pintje aan mijn twee tochtgenoten van deze voormiddag, maar ik leg hen ook uit dat het beter is dat wij apart onze tocht verder zetten. Zo kunnen wij sportief verder rijden ofwel stoppen om te rusten of om na te denken, of ook nog om kennis maken met andere pelgrims die Sint Jacob ons zal laten ontmoeten op onze lange weg. Wij kwamen alle drie als individueel tot hier en moeten nu niet samenklitten. Maar ongetwijfeld zullen wij mekaar nog blijven zien alvorens wij Compostela bereiken, vermits onze dagschema's ongeveer overeenstemmen.
Carrion de los Condes. Terradillos, San Nicolas del real Camino. Ik bereik weldra VILLALCAZAR DE SIRGA en ik wacht daar op de warme kerktrappen tot etenstijd. Natuurlijk ken ik Pablo El Mesonero, de grote pionier uit Palencia die zoveel bijgedragen heeft tot de herontdekking van de aloude Camino de Santiago. Voor mij een dagschotel en dat is dan hetzelfde als een autobus Spaanse oude schonen van de Vrouwenbeweging van God weet welke parochie, die daar stipt op het middaguur zich aanmelden. Ik zit gewoon midden in die groep en probeer te vertellen van waar ik kom, in het Frans want mijn Spaans is onvoldoende. Zij verstaan me wel. Met minstens drie zou ik zeker mogen aanpappen want het zijn bijna allemaal lustige weduwen op uitstap.
Heerlijk traag draai ik mijn pedalen verder, tijd om wat te mijmeren, maar Sahagun geeft me niet meer dezelfde gevoelens als in 1984. Het is er allemaal kleinschalig verbouwd en modern geworden. Eeuwen geleden was er te Sahagun een machtig klooster, steen na steen afgebroken door baksteendieven tot er bijna niets meer van overbleef. Hier werd de vader van de moderne etnografie geboren, de minderbroeder Bernardino de Sahagun, die een belangrijk werk schreef in de XVIde eeuw over de religie en cultuur van de Azteken in Mexico.
Zeer vroeg meld ik me voor een kamer in Hostal La Codornitz ( de kwartel) . Ik was me goed en val dan in slaap op de zachte lakens van het bed. Uren later word ik wakker door luidruchtige feeststemming. Een fanfare en majoretten, jeugd en ouderen, meisjes en vrouwen, lopen door de straten en ja, hoor, daar komen dan de stiertjes aangelopen. Ik kijk toe van uit mijn venster op de eerste verdiepeng. Ondertussen werd de straat waar ik verblijf zwart van het volk. Allen begeven zich naar de arena. Ook ik probeer tot daar te geraken. Maar wringen en duwen bij valavond, om in de dichte massa verder te geraken op de Avenida de la Constitucion, maakt me te zenuwachtig en doet me terug zweten. Ik keer dus om, en ga nabij mijn hotel op een terras aan een rustig tafeltje zitten waar ik een fles wijn drink, en wat nootjes en chorizo eet. Rond middernacht volgt er een vuurwerk, maar dan lig ik al terug tussen mijn heerlijke Sahagunse lakens. Was dit het plaatselijke feest van San Firmino ? Naast mijn fiets, in de ondergrondse garage van dit hostal, stond die avond een prachtige nieuwe tandem die ongetwijfeld 10.000 waard was, maar ik had geen idee wie daarop aan het rijden was.
32. Viernes 11 de Junio.
Vermits ik een Einzelganger ben, en er geen hetero- noch homosexueel verkeer had plaatsgevonden tijdens de feeststemming op de door mij gehuurde kamer, wordt de prijs verlaagd van 9000 tot 6000 pesetas. Na een miniem ontbijt vertrek ik op de Via Romana.
Ik vorder op mijn tempo over een kiezelweg. Enkele sprintende mountainbikers rijden me voorbij, maar wat later staan zij daar allen terug langs de weg omdat één van hen stukken heeft. Ik roep lachend ' Qui va piano va sano ..' . Maar dat verstaan zij niet, misschien is dat dan toch geen goed Spaans hetgeen zo spontaan uit mijn mond kwam te rollen . El Burgo Ranero wacht op mij. Aan een baancafé stop ik. Daar zitten al twee wandelaars, toeristen die zo maar even een test komen doen om te weten wat het betekent 30 km te stappen op de Camino. Zij komen uit Zwitserland om te oefenen en willen later de hele pelgrimstocht afleggen . Mevrouw vindt het geweldig wat al die pelgrims op hun lange mars beleven, maar haar echtgenoot is doodmoe, heeft blaren aan zijn voeten door te nieuwe schoenen, en zit daar tegen zijn goesting. Mansilla de los Mulas. Foto aan het beeld. De groep mountainbikers komt daar ook aangereden, jonge mensen, bijna naakt op hun sportieve tweewieler, met een kleine rugzak maar met grote dure zonnebrillen op hun neus en muziek in hun oren.
Comer con gusto want ik eet daar een 'de tomo y lomo' steak met een fles rosé in de Montana en dat is dan al op een invalsweg naar de grote stad Leon. Ik volg de pijlen en de metalen schelpen op de stoep, en alzo kom ik gemakkelijk terecht op een slaapzaal voor peregrinos bij de nonnetjes.Te voet maak ik wat later een schone wandeling door Leon op zoek naar het beroemste klooster-hospitaal San Marcos de Leon op de weg van Santiago. Nu is dit een schitterende Parador Nacional. In die San Marcos ga ik een biertje drinken. Zo'n bestelling kost daar 420 pesetas, maar dat is de moeite waard omdat het meubilair daar onbeschrijfelijk mooi is. .
Met droefheid hebben wij allen het overlijden vernomen van een kleine oude man uit New-York die eens een groot sportman was geweest, de tienvoudige tafeltenniskampioen van de United States of America DICK MILES . Te Londen had hij op Wembley geschitterd tijdens de wereldkampioenschappen 1948 toen hij Barna, Leach, Bergmann, Kocian, Sidos, Soos, en nog anderen van de tafel wegveegde met de unieke forehandslag van zijn hardbat, maar dan verloor hij nipt in de finale en werd ongelukkig geen wereldkampioen in het enkelspel bij de heren. Hij won toen wel de wereldtitel in het dubbelspel gemengd. In 1971 was hij ook een van de Amerikaanse pingpongers die zorgde dat het vrede werd tussen China en de USA , tijdens de periode van de pingpong diplomatie. Overal in de wereld had deze man alleen maar vrienden. Hij werd 85 jaar.
Dick Miles Lou Pagliaro Miles' bijbel van de Pingpong
In de late 1930 en tijdens de eerste jaren van de tweede wereldoorlog was het pingpongspel reeds ruim vijftig jaren bekend in de Verenigde Staten, want was het niet ene John W.Hyatt uit Albany New-York die al in 1870 het celluloid had uitgevonden waarmee ook nog vandaag pingpongballetjes worden gemaakt. Bij koud weer werd het miniatuur tennisspel in salons of in garages bij vele families gespeeld. Het was dus bekend speelgoed dat de tienjarige Dick toen van zijn nonkel kreeg, een grote gekleurde doos in karton met als inhoud één boekje met de spelregels, één net met vasthouders, twee paletjes uit hout met versiering, en zes pingpongballetjes. Regelmatig werden toen in de blaadjes voor jongeren Mickey Mouse en Donald Duck getekend terwijl zij aan de pingpongen waren. Met zijn nonkel probeerde Dick dan ook zijn nieuw spel op de keukentafel in hun appartement. Dat was gelegen aan Riverside Drive te New-York, op de 84ste Street tussen Columbus en Amsterdam. De scholier woonde daar met zijn alleenstaande moeder, opa en oma, en die ongehuwde nonkel. Direct na schooltijd alleen op zijn kamer sloeg dat handige kereltje regelmatig in de vlucht zo'n duizend keren het balletje tegen de muur tot wanneer de ouderen vonden dat het zo meer dan welletjes was en naar hem met een pantoffel gooiden, om rustig naar de radio te kunnen luisteren.
De jonge Dick bezat uitzonderlijke gaven van concentratie en van coordinatie tussen zijn ogen, handen en voorarm. In vele vormen van sport en spel was dit duidelijk, want in games zoals golf, baseball, jojo, jongleren en knikkeren, was hij de beste van zijn klas en in zijn straat. Toevallig was ook Ty Neuberger een klasgenoot, en die jongen was toen al sterk in pingpong. Hij won soms matchen op de tafels van de clubs in Manhattan, en met deze Ty stapte Dick zo'n sportlokaal binnen waar iedere dag pingpong werd gespeeld. Er waren daar op loopafstand vier verschillende clubs op Broadway. Daarmee verdienden de uitbaters en eigenaars goed geld. De Table Tennis beleefde toen gouden tijden in de U.S.A. Voor iedere beurt moest een ticket worden afgegeven dat beneden aan de kassa werd gekocht zoals op de kermis wanneer men op de botsautootjes, rups, doolhof, carrousel, of elders wil plezier maken. Er knipperde een licht en dan moest weer met een bonnetje worden betaald, ofwel moest men zijn kant aan een wachtende kandidaat pingponger afstaan. Betere spelers wilden alleen tegen vergoeding met mindere slagen uitwisselen of de knepen van het spel aan de beginners leren. Topspelers daagden mekaar voor een pak dollars uit, of gaven een handicap aan zij meenden cracks te zijnen maar die zo ook vlug hun geld verspeelden. Soms verstopte zo'n pingpongclub van de Big City by Night ook andere dingen die met de stiel van gangster te maken hadden.
Met zijn paletje en de centen uit zijn spaarpotje ging Dick naar de club van Mitch Karelitz in de 76ste Street waar in de kelder, op het gelijkvloers en op het eerste verdiep werd gepingpongd. Hij kwam daar in aanraking met de 16-jarige Billy Levinson, de plaatselijke topspeler van wie hij het ene en het andere kon leren. Daarna probeerde hij het eens bij Harry P. in de 91ste straat, waar twaalf tafels op een rij stonden. In deze sportschuur verschenen op een dag enkele Hongaren die eens demonstreerden wat echt tafeltennis was, en nadat de jonge Miles dat had gezien, wilde hij alles weten over de tafeltennissport om ook zo'n artiest en zo'n kampioen te worden. Hij ging een tijd later naar een derde club om te kijken, bij de Mac's. Dat was toen een drukbezochte plaats in de 96ste Street voor dikke nekken, stoeffers, en losgelaten sportieve vrouwen. De schooljongen toonde eens wat hij kon. Maar na een uur had de baas daar al genoeg gezien. Die man verklaarde Dick warempel 'persona non grata' omdat de jongen de tekens vertoonde van een aanstormende kampioen. Dick zou de leden van de Mac's belachelijk maken en dan zouden die wegblijven, want op Broadway is geen plaats voor ' losers' .
Dan maar eens gaan zien in de 54ste Street, boven een autoshowroom, waar zeven tafels stonden, in de Lawrence. en nog meer op de hogere verdiepingen van die building, waar een nightclub was geweest. De baas van die pingpongclub was afkomstig uit Barbados en had geen goede faam toen hij daar begon. Tweemaal per week richtte hij een tornooi in, op dinsdagavond met handicap, en dan vooral op vrijdagavond een open tabel voor allen. Tot 's ochtends duurde het, in de sfeer van the Friday Night Fever, alvorens de winnaar was gekend.
In the Golden Era of Table Tennis, tijdens de jaren 1938 tot 1942, toen Dick Miles op de middelbare school zat, woonden de meeste topspelers van de USA aan de Oostkust, te Boston, New-York, Philadelphia, terwijl er ook centra waren voor deze sport te Indianapolis, Detroit, Chicago, St-Louis en Seattle. Daarbij moeten ook worden geciteerd een groep Hongaren van wereldklasse die als zigeuners van pingpongtafel tot pingpongtafel rond de States zwierven. De tornooien die veelvuldig op Lawrence's werden gehouden, trokken de sterke spelers, fans en toeschouwers aan. Wat een ambiance ! Koorden en politie, beschermden de spelers tegen de niet-spelers. Als gladiators, met lichteffecten, trompet en muziek, kwamen de spelers met een lift uit de vloer, en zoals heavy-weight boxers of worstelaars werden zij door de speaker aan het publiek voorgesteld, terwijl ondertussen weddingschappen werden afgesloten door de rumoerige yankees. Deelnemers betaalden als inschrijvingsgeld per match de prijs van 5 metrotickets en dat moesten de supporters ook afdokken om binnen te mogen in de zaal. Op het einde van het tornooi werd de kassa verdeeld tussen organisator, champion en runner-up. De vedette van zulke pingpongnachten was meestal Lou Pagliaro, de King van New-York !
In 'The City that never sleeps' was de minderjarige Dick Miles ook altijd present in die club van Lawrence. Als er geen mens was om tegen te spelen, oefende hij er op een halve tafel met de andere helft rechtop als een bord. Hij trainde op twee punten, namelijk op de juiste en zuiverste ' touch' en op de kunst van het balletje te plaatsen precies waar hij wilde. Hij legde tijdens zijn training muntjes op de tafel als merktekens en zond de bal naar die punten vanwaar ook hij zich bevond aan de overkant van het net. Terwijl de beste tornooispelers fysieke training deden zoals gewichtheffen, touwtje springen, sprinten en veldlopen, in het gezelschap van beroepsboxers, was Dick Miles slechts enkel bezig op zijn eigen manier.
Hij stopt op de Dewitt Clinton High School, slaapt dagelijks tot 14u00, en gaat dan terug naar Lawrence's. Dat betekent dat hij iedere dag 11 uren doorbrengt in de pingpongclub, en van vrijdag op zaterdag zelfs 15 uren. Natuur lijk kreeg hij ambras thuis. Vooral zijn grootmoeder begrijpt zijn obsessie niet. Ook de huisdokter lacht met hem wanneer hij een blaar aan de dikke teen heeft. Als hij te laat thuis komt, mag hij zelfs niet meer binnen en moet hij in de hal van het flatgebouw slapen op zijn sportzak en op de grond, zoals een zwerver, een homeless young boy . Maar waarom speel je toch zoveel ? vragen vrienden en familieleden hem, en zijn antwoord is kort en duidelijk . ' Ik wil de beste zijn. De kampioen van New-York ! ' If I can do it here, I can do it everywhere !
Dick was ondertussen flink aan het verbeteren in zijn passie. Hij heeft een unieke forehand die zelfs de kenners bekoort. Wat moest komen kwam. Op een avond moet hij zich meten met maestro Pagliaro, kampioen van de USA 1940. Maar die Pagliaro, die zijn titel niet wil verliezen, laat zich niet graag meer zien op Lawrence's waar minstens acht van zijn voornaamste concurrenten hem, zijn taktiek en zijn techniek, bespieden om hem bij een volgende gelegenheid te kunnen kloppen. De titelhouder stelt daarom aan Dick Miles voor om samen ongezien in de kleinere club van Mitch Karelitz te gaan oefenen als voorbereiding voor zijn komend USA kampioenschappen. De jonge speler kan zijn ogen niet geloven. Hij word door the champion himself als sparringpartner gevraagd, of in woorden van nu uitgedrukt de A1 van New-York vraagt aan een zestienjarige B4 om samen iedere dag te pingpongen in het lokaal van de club die niet ver is gesitueerd van waar hij woont. Weldra zal de jonge sparringpartner bijna zo sterk zijn als de kampioen.
Tot ieders verrassing neemt Dick Miles in april 1941 echter niet deel aan de Nationale Juniors Kampioenschappen die betwist worden in het Manhattan Center te New-York op zeven tafels omringd door 1400 schone zetels voor goed betalende toeschouwers. Hij heeft gewoon geen geld meer om zich in te schrijven, heeft eigenlijk nog nooit een tornooi van betekenis gewonnen, en hij gelooft niet dat hij een kans krijgt tegen de kleppers die van ver komen.
Maar zes maanden later, wanneer zijn kameraad Johnny S. enkele hoog geklasseerden klopt, begrijpt hij dat hijzelf dat ook moet kunnen, vermits hij op training vaak beter is dan die Johnny S. Zo verschijnt hij zonder faalangst eindelijk in het landschap waar de kampioenen zich bewegen. Dick Miles scoort goed in Massachusetts en Brooklyn. Met een duwtje van Pagliaro, jeugdvriend van Rocky Graziano en van Jack LaMotta, mag hij ook mee naar Chicago voor de klassieke schok tussen Chicago en New-York. Dick wint daar 10 matchen en verliest er maar vijf. In januari 1942 wint hij tornooien te Manhatten en in Connecticut, tweemaal tegen Eddie Pinner een bekende A-speler. In februari wordt Dick Miles alzo A7 geklasseerd en dat betekent toch wel iets, want in de Verenigde Staten waren toen ongeveer 15.000.000 tafeltennissers. Maar met zijn schoon nieuw klassement krijgt hij al direct terug klop van Eddie Pinner die weerwraak nam. In april speelt hij te Detroit tegen Laszlo Bellak , een Hongaarse kunstenaar en clown van het witte balletje. Het wordt de eerste zege van Dick Miles tegen een wereldberoemde speler.
Van speelgoed naar sport. The man who played for dollars.
De legendarische Marty Reisman, een schone miss uit America, en the champion Dick Miles.
1942. Na de aanval op Pearl Harbour van 7 december 1941 geraakt ook de USA helemaal betrokken in de Tweede Wereldoorlog. Vele jonge sportmannen melden zich aan bij het leger. Ondanks zijn jonge leeftijd en zijn kleine gestalte doet Dick Miles dat ook, maar hij wordt niet aangenomen wegens een te zwak hart. Jaren later zal hij op ontelbare plaatsen demonstraties en shows geven om de Amerikaanse soldaten te vermaken. Hij deed dit ook een tijd samen met Norby , alias Norbert Vandewalle, de Belgische kampioen uit de periode voor Jean-Michel Saive. Vandewalle was immers de zoon van een coiffeur uit New-York. Ook al is de hele industrie overgeschakeld naar de oorlogsvoering en kan geen nieuw pingpongballetje nog worden gevonden in de sport- en speelgoedwinkels, toch komen in 1943 te Saint-Louis nog altijd 146 sterke spelers en honderden liefhebbers samen om de nationale kampioenschappen te betwisten. Vele militairen kregen een speciale verlofbrief, behalve dan de goede Paggy, eerder genoemd Lou Pagliaro, omdat die zware bommen maakt in een metaalfabriek. Na deze competitie klimt Dick omhoog tot A5 , maar één jaar later staat hij onbegrijpelijk terug op A9.
In het begin van 1945 verschijnt in het Amerikaanse tafeltennis samen met zijn broer de genaamde Marty Reisman. Hij klopt op alle ballen en er is werkelijk niet tegen te spelen. Hij wordt kampioen bij de juniors en schakelde Dick Miles al eens uit op een vrijdagnacht tornooi bij Lawrence's. . Het is een lange zeer magere jongen die weldra als bijnaam ' de naald' krijgt . Voor Dick Miles wordt het een zware klus op de Nationale Kampioenschappen Johnny S. te verslaan die te Detroit 3500 supporters heeft. Miles overleeft dit duel, klopt ook nog Doug C. en Bobby R. en zo wint hij als twintigjarige de titel van Kampioen van de Verenigde Staten in Heren Enkelspel1945. Dit werd de eerste van zijn tien titels .
Alvorens af te reizen naar Parijs voor het wereldkampioenschap, gaan de Amerikanen oefenmatchen spelen in Schotland en in Engeland waar zij goed worden ontvangen.
De Engelse sportpers schrijft : ' Dick Miles is een lichte slanke jongen van 22 jaar, met donker golvend haar, heldere ogen en veel charme. Hij is nogal lui. Hij is talentvol maar onervaren. Maar deze speler met veel persoonlijkheid moet iedereen gezien hebben'
Maar in het naoorlogse Frankrijk loopt vooral voor Dick Miles zowat alles mis. Het was er extreem koud, de verlichting van de zaal was onvoldoende, en de tabellen waren te arm voor een tornooi dat wereldkampioenschap werd genoemd. De zeer dunne Dick Miles had twee warmwater flessen rond zich gebonden om het uit te houden. Hij had een zware verkoudheid en nekpijn. Zijn voorarmen waren precies bevroren. Hij verloor dan ook al zijn matchen. De week nadien, terug in Engeland voor de English Open, klopte hij de Fransman Michel Haguenauer die zeer bekend was door zijn ' hamergreep' . Wat later maakt hij te Chicago grote ruzie tegen Doug C. , een kerel die voortdurend tegen zichzelf luidop aan het praten is. Hij heeft ook wat problemen met zijn lief en rookt veel te veel. Er wordt al geschreven dat hij een kleurloze figuur is geworden, niet interessant om naar te kijken wegens de te monotone klokachtige beweging van zijn forehand. Andere persjongens geven betere commentaar. Ondertussen wind Sol Schiff veel wedstrijden. Daardoor geprikkeld herpakt Dick Miles zich door de New-York Open te winnen , en door goed te spelen tijdens de intercity Detroit - New-York waar hij een prachtige match laat zien tegen penhouder Billy Condy. Eind 1947 wordt door de Amerikaanse Tafeltennisbond een opiniepeilig georganiseerd . Op de vraag ' Wie is de grootste pingponger aller tijden uit de Verenigde Staten ?' antwoorden 38% van de leden dat het niemand minder is dan DICK MILES.
Op dat ogenblik was de fantastische Marty Reisman uiteraard nog niet zo bekend. Hij moest toen nog 18 worden en zou tijdens vele volgende jaren een gangmaker zijn voor zijn sport. Ik hoop van nog eens meer over die man te kunnen brengen op mijn blog. Het is immers niet mijn bedoeling van hier zoals Tim Boggan The Story of American Table Tennis te schrijven. Dat werd al gedaan in tien volumes over 4.540 blz en met 6.113 foto's. Laat nu de Chinezen ook maar eens proberen om zo iets op te stellen over hun geliefde pingpong sport, over de pingpang qiu .
Opmerking als slot. Als je bij avond door New-York wandelt of zelfs 's nachts in the city by night een oude vent van 80 jaar met een witte hoed ontmoet die over pingpong begint te praten , en die je voor een matchke uitdaagt, met een voor hem minieme inzet van 1.000 $ , ook al ben je in topform, gestimuleerd door bier of vrouwen, ook al ben je nog D2 waard of vroeger C0 geweest, neem de uitdaging van die oude clown toch maar niet aan, want die sportieve gentleman is met zijn oud paletje nog altijd een goede B-speler op zijn tachtigste . Hij heet Marty Reisman, and you shall lose your good american dollars.
Renner Antoine Dignef was niet geboren op 10/10/1910.
OP WEG NAAR PARIJS LIGGEN VELMENLANDEN.
Toontje, zoon uit een redelijk grote familie, werd geboren te Velm op 3 october 1910,en nietzeven dagen later op ting, ting, ting zoals Van Wijnendaele in de Sportwereld durfde schrijven, ( als het maar goed klonk voor de Koarle ). Als jonge sportieveling had Antoon Dignef in 1927 een koersguidon op zijn sportfiets geplaatsten na veel trainen op de Haspengouwse wegen waagde hij het als beginneling/ alle renners in het jaar 1929. Vlug werd vastgesteld dat Dingske Dignef een zeer sterke jonge renner was, een locomotief voor de lange afstand. Op zijn fiets stond nog een bel zoals op een gewone fiets en die gebruikte de beginneling soms voor zijn veiligheid. Zo moest hij eens remmen en hard bellen om journalist Karel Van Wijnendaele van de straat te krijgen. Die dacht dat zelfs de straat waarop werd gekoerst van hem was. Tintingting klonk de fietsbel en Mac Bolle moest opzij springen. Daarom heeft hij Dingske Dignef nog lang de bijnaam tingtingting gegeven. Zo ongeveer 100 jaar geleden maakte hij dan ook nog tingtingting van Dignefs geboortedatum. Die pedaleerde toen beter dan eender wie met dat ene verzet van toen. Hij won 18 wedstrijden, was 12 keren tweede, en 8 maal derde. In 1930 wordt hij dan ook junior. Het is niet geweten hoeveel prijzen hij tijdens dat wielerseizoen sprokkelde, maar zeker een groot aantal, met als uitsteker het Kampioenschap van Limburg voor Juniors te St-Truiden.Toine Dignef twijfelde niet meer. Hij was van plan om het hoger en veel verder te zoeken.
Hij wint in 1931 te Hakendover, Leopoldsburg, St-Truiden, Jodoigne, Overwinden, Erembodegem, Scherpenheuvel, want in geen enkel dorp waar het koers was ontbrak Toine in die periode, zelfs niet in dat schone imaginaire dorp Leerne, van de volkschrijver Abraham Hans. Hij werd een bezieler van de wielersport in zijn eigen streek en ook elders.Aangespoord door beroepsrenner Lode Muller uit Gingelom, 12de in de Tour de France 1927, die vooral op de wielerbanen reed en een goed draaiend café en bierhandel runde, stapte Toineover naar de onafhankelijken. Bij die sterkere mannen wint hij de zware Omloop van Luiken een rit in de Ronde van België. Toine is onbetwistbaar een grote belofte van de Belgische wielersport geworden en zijn begeleiders oordelen dat het tijd is omberoepsrenner te worden. Hij bestelt dan maar een grote-mensen-kaart bij de Belgische Wielerbond. Zo kan hij nog naar de Ronde van Catalonië, waar hij twee ritten winten vierde eindigt. Zelfszouhij daar gewonnen hebben indien een motocyclist hem niet zou omver gereden hebben, waardoor hij 20 minuten verloor. In de eerste echte bergrit die hij ooit betwistte, zonder versnellingsapparaat en over de slechte Spaanse wegen,reed de jonge Haspengouweralle Madrilenen, Catalanen en Baskenop grote afstand, zelfs de klimmers met bruine benen die stierenbloed dronken , en de dwergen uit de bergen van Torrelavega en Galicië.Na de laatste col vlamde hij nog lang alleen verder zonder te verzwakken en zonder ooit Spaans landschap te hebben gezien. Hij meende vele minuten voorsprong te hebben, maar plots kwam er een toeterende vrachtwagen, die hem aanmaande om dringend te stoppen.Niet te geloven, drie Spaanse renners sprongen eruiten stapten heimelijk terug op hun B.H.-fiets. Er werden frisse bidons uitgedeeld en bananen, ook aan Toine, die verschrikkelijke dorst had op dat moment. Iedereen lachte of dat gewoon was, en er zat zelfs een officieel naast de chauffeur.Toine van Velm verstond niets van het gedoe, van de uitleg in een zo vreemde taal,en de Belg dacht dat er een wegvergissing was geweest , met neutralisatie.Maar, neen, voor de koersinrichters was het gewoon veel beter dat de drie Catalanen voor de ritzege zouden gaan sprinten, en zo gebeurde het ook.Toine aanvaardde dit, maakte geen ruzie, kreeg wat pesetasen zweeg.Hij won toen die Ronde van Catalonië niet, maarhij won wel de levenslange vriendschap van al die toffe Catalanen. Neo-prof Dignef won dat jaar ook bloemtuilen op de piste, te Barcelona, te St-Truiden. Toen nam hij niet meer zijn velo want het weer was al te slecht, en op die toch mooie dag van15/10/1932huwde hij metene Marie-Therese Bronckaers, zijn lief voor het verdere leven .
Hij verliet Limburg en werd voor altijd een inwoner van de Pepijnstad toen in de provincie Luik gelegen. Een sportman uit Landen moet ook al eens kunnen verliezen, iets kunnen verliezen,en den Toon die dacht dat hij onklopbaar geworden was, moest van dan buigen voor de mooie Trees, weldra de ma van Dignefke junior, en hij moest aan haar ook de centen afgeven die zijn pedaalstoten zouden opleveren. Maar hij gaf zeker de moed niet. Hij traindeom een sterk coureur te blijven.
Voor mij is het altijd een groot raadsel geweest hoe een minzame, weinig spraakzame, niet hooggeschoolde, jongen van bij ons er in kon slagen met redelijk succes te gaan koersen op het hoogste niveau, eerst in Spanje, en later ook in Frankrijk, Zwitserland, Italië, Duitsland, Luxemburg. Dat gebeurde in een moeilijke tijd van fanatisme, nationalisme, oorlogsdreiging, bedrog, deugnieterij, combine, onbegrijpelijke reglementen, technische evolutie, sociale evolutie, economische crisis, mobilisatie, . Overal heeft hij goed zijn plan getrokken. Hoe deed hij het toch in die harde wielerwereld, daar zo ver in het buitenland, wantdat Spanje van 1932/1935 was veel verder van ons dan nu. Dat was bijna in Burkina Fasso of toch nog niet, maar wel helemaal anders dat wat sommigen er nu van hebben gezien. In de jaren voor de burgeroorlog was de twintigste eeuw daar soms op plaatsen nog niet begonnen. Ik wil dat zo uitleggen Die man glimlachte, was wijs, zag, hoorde en zweeg, en kon aanvaarden dat op deze wereld tussen demensen er altijd sjoemelaars, en deugnieten zullen zijn en dat dit niet kan veranderd worden. Hij hield van hard fietsen en van een biertje.Velen respecteerden en betrouwden hem tijdens, voor en na de koers. Hij was een goede teamspeler wanneer hij zelf zijn ploegmaats mocht kiezen, en mits hij voor zijn arbeid werd betaald.
De wielrennerij zag er in het interbellum helemaal anders uit dan nu. Competitie beperkte zich voor bijna alle wegrenners uitsluitend tot de wedstrijden die op eigen bodem werden georganiseerd op de wegen en op de toen talrijke kleine wielerbanen. Zij die voor een fietsmerk uit Frankrijk reden, konden daar ook in koersen starten en het zelfs brengen tot deelnemer aan de Tour de France .
Antoon Dignefwas geen regionaal, zoals Pepijn verliet hij vaak Landen, om topsport op de internationale wegen te beoefenen.Het is daarom dat Landen fier moet zijn en blijven op deze renner die niet was geboren op 10/10/1910 maar die nu in oktober 2010 toch HONDERD JAAR zou zijn geworden indien zijn gezondheid hem dat zou hebben toegelaten.
VOORNAAMSTERESULTATEN VAN ANTOON DIGNEF1932-34 .
1932 -2dein de algemene jaarrangschikking van de Onafhankelijken
voor de roze trui van dagbladLes Sports/3de in de klassiekerRijsel- Brussel - Rijsel .
Winnaar van de tweede en de zevende rit van de Ronde van Catalonië / + vierde plaats.
17de te Diest, 3de te Aarschot, 9de te Puurs, 11de te Tongeren.
1933 -16dein Luik-Bastenaken-Luik op 1453 .
22ste in de klassieker Parijs-Brussel(378 km) op 1530 .
8ste in de Grote Prijs van Lier .
Opgave in de Giro wegens kniepijnen -(helper vanJef Demuyserein ploeg Ganna ).
Eerste aanvaller in de eerste Ronde van Zwitserland.
5de in de eerste rit van de Ronde van Zwitserland / + 14de plaats in totaal op 3836..
Winnaar zevende rit van de Ronde van Catalonië/ + derde plaats in eindklassement.
Afzonderlijke ( rugnummer 101)in de Tour de France/ 26ste in eindklassement op 2u 1530 vanG. Speicher. Plaatsen in de Tourritten :37ste- 53ste- 41ste- 61ste- 65ste- 7de- 36ste- 19de- 32ste-31ste_38ste -9de- 7de- 11de- 24ste- 24ste- 9de- 35ste- 7de- 9de- 11de- 37ste- 5de .
Hij eindigde als zesde Belg( 16 landgenoten namen de start) en was 21ste in de bergprijs.
1934 -2de in de Ronde van België(1200 km in 5 ritten )/ (F.Gardier 1ste, A. Deloor 3de) .
5de in eindklassement van de Ronde van Catalonië(betwist over 9 ritten) .
9de-Luik-Bastenaken-Luik op 335 vande winnaar.
27-ste in de Ronde van Vlaanderen, deelname aan Parijs-Brussel(393 km ).
15de in eindklassement Ronde van Zwitserland( drie ereplaatsen in de ritten) op 5921
2dein het Criterium van Gingelom,3de te Charleroi,4de te Tongeren,4de te Aarschot,
17de inParijs- Belfort - een marathon over 420 km in 13u16.
Deelname maar opgave na 300 kmin de Omloop van België( marathon van 470 km) .
Opgave als individueel in rit 5 van Parijs-Nizza, na een vierde plaats in de rit Nevers-Lyon die 250 km lang was.
Vooral in 1935 was Antoine Dignef zeer sterk. De oorlog en problemen met zijn gezondheid verplichtten hem van te stoppen toen hij nog geen 30 jaae oud was. Hij werd cafébaas en taxichauffeur
Al enkele jaren geleden schreef ik dit, te lezen tussen de Reisverhalen op Seniorennet :
... Allen waren zij vermagerd, gebruind, gelukkig, door het verblijf in de allergrootste pracht van de natuur, de Rocky Mountains, en door hun dagelijkse sportieve inspanning en gezond dieet, met veel pannekoeken met bruine suiker. Hoe het mogelijk was dat Willie, de eerste was die de wateren zag die naar Vancouver en Alaska de grote Oceaanboten brengen, heeft te maken met toeval, maar het is waarschijnlijk ook gebeurd door een knipoogje van de Grote Manitoe van de Nez Perçé Indianen omwille van het volgende : Het was maar een doodgewoon moment tijdens een halve rustdag in een stadje in het land van Nowhere, zou een yankee zeggen, maar Willie niet, ook niet na vele jaren. Het gebeurde in Okanagan, een plaats waar er een prachtige fietsenwinkel is, waar je een unieke Schwinn kan kopen, een oldtimer uit 1950 of ook het laatste model en op maat. Een mountainbike, een tandem op maat, een Eddy Merckx, een Pinarello, een Bianchi, ... het kon er allemaal met credit card worden gekocht of besteld. De vader en grootvader, van de huidige eigenares waren mekaniekers geweest van renners die naam hadden gemaakt in de Six Days van Chicago, en waren bevriend geweest met vele kampioenen . Kijk, zei de verkoopster, ... dit kan je nergens meer vinden : echte oude postcards van toen, die de grootvader van mevrouw zelf heeft gemaakt . Niemand van hier koopt ze, maar soms wordt er van aan de andere kant van de wereld per brief nog naar gevraagd. Zij overhandigde aan Willie een pakje met een dertigtal vergeelde photos in postkaartformaat. Hiertussen zijn wellicht renners uit your country, voegde zij er aan toe. Tot de verbazing van Willie was dat er achtmaal Henri Wynsdau, in stayersoutfit en driekleurige trui tussen stak. Willie kende Wynsdau toen nog niet, hij moest passen voor deze kwisvraag. Een raar land daar in Okanagan. Als de rode appels er rijp zijn, in de korte hevige zomer, worden de bomen bedekt met parasols tegen zon, regen, of hagel, en iedere appel wordt met doorschijnende papierfolie omringd tegen de insecten. De vogels of andere beestjes, die graag een appeltje lusten, worden door wakende Indianen met een gunshot ongenadig neergeknald. Het is echt niet de plaats om van je fiets te stappen, zoals Bottechia, en wat keurfruit te gaan stelen in een boomgaard. ...
Dit gaat over onze 34ste dag van toen en dat was 10 september 1997. Met een groepje veteranen fietsten wij toen van Denver naar Seattle, over de prachtige bergen van Colorado, Wyoming, Montana, Idaho en Washington.
Toen tijdens de eerste weken van het wielerseizoen 2005 tot tweemaal toe een jonge Amerikaan in de Trofee van Haspengouw en in de Challenge de Hesbaye met de bloemen en de hoofdprijzen lopen ging voor de neus van onze eigen renners, leerde ik de naam van TYLER FARRAR kennen. Het duurde nog een tijd alvorens ik te weten kwam dat deze jongeman afkomstig was uit het verre Wenatchee in de staat Washington, en dat is een befaamde fruitstad in de USA, The Capital of the world for apples. Het was dus vrij normaal dat tussen de boomgaarden van Aalst-bij -Sint-Truiden deze Tyler had kunnen winnen. Maar dat ondertussen die winnaar van bij de beloften een wegsprinter van wereldformaat in de Protour is geworden, dat is vandaag in de dorpen Gingelom, Borlo, Bovelingen, Brustem, van Zuid-Limburg en in het voetbalminnend Sint-Truiden nog altijd niet duidelijk. Daar is en blijft de grote Willy Vannitsen voor immer en altijd de rapste, alhoewel Timothy Stevens en de gebroeders Wellens nu ook echt goed zijn en beter worden !
Tyler te Madrid.
Als lid van de Amerikaans nationale beloftenploeg verbleef Tyler Farrar gedurende maanden in Vlaanderen en toen hij een profcontract kreeg bij Cofidis vestigde hij zich te Gent. Tyler is een jonge kerel die niet alleen goede benen heeft, maar ook een knappe kop. Hij is de zoon van een orthopedisch chirurg. Het grootse verleden van Gent en het gezellige heden, de aanwezigheid van vele jonge mensen, de Gentse Feesten, de stadsfeer aan Leie en Schelde, het feit dat Tyler droomt van de Ronde van Vlaanderen te winnen, deden hem kiezen voor de Stad van Jacob van Artevelde. Bewust probeerde hij onze Vlaamse taal machtig te worden , en vandaag praat Mimo die me een leuk accent hetgeen hem populair maakt in Vlaanderen. Misschien wordt hij wel nog eens verkozen tot FLANDRIEN VAN HET JAAR. Het wielerseizoen 2010 was zeker dat van ' a guy from a small town in Washington called Wenatchee who is now living in tle old flemish city of Ghent...'. Tyler Farrar reed de Ronde van Qatar, de Ronde van Oman, de Ronde van Denemarken, Tirreno-Adriatico, de Giro d'Italia, de Tour de France, de Vuelta a Espana, en het Wereldkampioenschap op de weg in Australië. Hij pakte ook de overwinning in twee klassiekers De Grote Scheldeprijs en de Vattenfall Cyclassics, zodat hij nu door de UCI op de negende plaats werd geklasseerd. Hij bleef dus zeker niet stilzitten op zijn nestje in de hoofdstad van Oost-Vlaanderen.
Tyler Farrar werd geboren op 2 juni 1984 en heeft nog zeker niet zijn maximum bereikt. Eerlijk gezegd, ik was van mening dat hij de regenboogtrui zou winnen, maar dat viel voor hem een beetje tegen zoals dat ook het geval was voor Cavendish, Gilbert, Pozzato, Freire, Greipel, en nog anderen. Dat komt nog wel eens, want het feit dat er in het indianengebied nabij Wenatchee een Rainbow Canyon bestaat, laat mij geloven dat Tyler eens op het W.K. de eerste aan de lijn zal zijn. ' If you can make it in Ghent you can make it everywhere... het moet echt niet in New-York zijn ...' et ' Je mets Paris dans mon Gand '... zo sprak een Keizer in wiens rijk de zon nooit onderging ' .
Ik deed de moeite om wat woorden te sprokkelen op internet. Samen in een korf maken die duidelijk wat de internationale wielerfanaten in oktober 2010 reeds menen over de renner, de sportman, de mens, de zoon van Ed Farrar, de vent van Stephanie, ... over die ene en echte Tyler Farrar. Op een hoopje volgt dit nu :
- subliem in de sprint - met een jump knalde hij er nog over - hij is vriendelijk- heeft fenomenale energie in zich - een man met persoonlijkheid - hij is evenwichtig en niet hoogmoedig, blijft een gewone man met zijn twee voeten op de grond, ook al werd hij ondertussen een internationale topper - he is a World Class Biker - hij posteert zich onweerstaanbaar op de erelijsten - Tyler, the Giant Killer - Tyler the flash in orange and blue argyle - The American Sprinter - de absolute topsprinters zoals Cavendish, Petacchi, Farrar, ... - the grat bunch fighter - the heroe - the big winner - He is now a celebrity - ...
Tyler Farrar meet 1m83 en weegt 74 kgr, maar te Gent en zo, en ook elders is hij tijdens het voorbije wielerjaar veel groter geworden voor zijn supporters. Tyler zal zeker, als er ook eens een Criterium in Changri-la, Las Vegas, Honolulu, of op het Sint-Pietersplein te Rome komt, met zijn naam bij de favorieten staan.
PODIUMPLAATSEN 2010 VAN TYLER FARRAR :
Eerste : rit KBC driedaagse De Panne, Grote Scheldeprijs te Schoten, rit 2 Giro te Utrecht, rit 10 Giro te Bitonto, Criterium Nacht van Hengelo, Eindklassement Delta Tour Zeeland, Criterium Rond van Naaldwijk, Vattenfall Cyclassics Hamburg, rit 5 Vuelta te Lorca, rit 21 Vuelta te Madrid.
Tweede : rit 6 Doha Corniche Qatar, rit 2 Ronde van Oman , rit 1 Delta Tour Goes, rit 2 Delta Tour Terneuzen, rit 6 Tour de France Quegnon, Grand Prix France-Ouest Plouay, rit 12 Vuelta, rit 19 Vuelta, Puntenklassement Vuelta.
Derde : rit 3 Ronde van Oman, Omloop Het Volk- Het Nieuwsbad Gent , rit 9 Giro Cave di Tirreno, rit 11 Tour de France Bourg-lez-Valence, rit 2 Vuelta Marbella.
Op dit ogenblik is het nog niet duidelijk of Tyler Farrar in 2011 ook nog zal rijden voor Garmin-Transitions zoals in 2010. Zijn huidige ploeg zal immers samenwerken met Cervelo dat niet meer met een mannenploeg zal aantreden . Reeds dertien nieuwe aanwinsten worden gemeld bij Garmin, waaronder de nieuwe Wereldkampioen Thor Hushovd en zijn Noorse kameraad Gabriel Rasch. Verder Fairly Caleb, Alex Howes, Andrew Talansky, uit de USA, Roger Hammond en Daniel Lloyd uit Engeland, Heinrich Haussler en Brett Lancaster uit Australië, Andreas Klier (Duitsland) , Philippe Le Mevel (France), Raimundas Navardauskas (Litauen), en Sepp Van Marcke ( België). Verdwijnen uit de ploeg: Hunter, Kessiakoff, Lowe, Pate en Tuft. Tijdens de volgende weken zullen dus minstens nog een half dozijn renners Garmin- Transistions moeten verlaten .
Omdat volgens mij ook, wielrennen en cultuur samen gaan. Dat wist ik reeds eerder, maar ik bezocht toch de Tentoonstelling in de Universiteitsbibliotheek te Leuven, verlaat ik van onder deze lijn onze vriend Tyler Farrar en wil ik mijn bloglezers kennis laten maken met een vrouwelijke kampioene van vroeger die ook de naam Farrar droeg . GERALDINE FARRAR.
Wie heeft er ooit een lied gehoord van Geraldine Farrar ? ... van Boerke Naas wel ... ! Zij was toch zo schoon en vele venten knielden voor haar, zelfs de tenors en de milords ...
Geraldine Farrar.
Geraldine Farrar (1882-1967) was afkomstig uit Melrose in Massachusetts. Zij was de dochter van Sidney Douglas Farrar die baseball had gespeeld in de hoogste afdeling en van de winkelierster Henrietta Barnes Farrar, een hevig vrouwtje. Haar moeder was er zeker van dat haar kind oneindig veel talent had en stuurde Geraldine op vijfjarige leeftijd naar de muziekschool voor piano en zang. De beste privé-leraars werden betaald door de ouders die in het koor van hun kerkgemeenschap zongen. Op haar twaalfde zong die kleine voor het eerst voor publiek twee liederen en zij kreeg toen 10 $. Wat haar moeder voor haar had gedaan met zachte dwang zal the prima donna absoluta Geraldine Farrar later beschrijven in het boek over haar levensverhaal. Henrietta overtuigde haar dochter dat de beste en de breedste opleiding nodig was, en ook de dagelijkse training en studie, en vooral nog dat hoog mikken zeer belangrijk is. Deze moeder weigerde de eerste kleine rollen want haar dochter zou en moest aan de top komen. Toen Boston en New-York niet meer de beste vooruitzichten boden ging zij in 1899 een lening aan van 30.000 $ voor reis, verblijf, studie, opleiding, te Parijs . Beide ouders volgden en beschermden hun dochter. Zij hypothekeerden hun handelshuis, stoken hun vermogen in voor de zangcarrière van dochter lief. Deze leerde zang, piano, dictie, expressie, houding, etikette, mode, talen en toneel. De jonge Amerikaanse luisterde naar de goede raad van bekende vrouwen en mannen uit de wereld van de klassieke muziek en de opera.
Omstreeks die tijd ronselde ene ploegbaas Kinon in de Luikse mijnen arbeiders uit Haspengouw die voor een zeer goed dagloon van 5 $ naar Amerika emigreerden. We kunnen dus uitrekenen dat vader en moeder Farrar in waarde van vandaag minstens 300.000 euros hadden geleend om van hun dochter een klassieke topzangeres te maken in Europa.
Genoeg ! Laten we gewoon eens luisteren en zien naar Geraldine Farrar ! We gaan via de magie van Internet naar www.youtube.com en we tikken daar gewoon de voornaam en de familienaam in van Geraldine Farrar .
Om te trainen bij de grote Lilli Lehman trok de jonge soprane naar het grote en rijke Berlijn van het begin van de twintigste eeuw. Daar werd zij als frisse negentienjarige Yankee Diva ontdekt als Marguerite in de opera Faust van Charles Gounod en verder als Elisabeth in Tannhauser, als hoofdrolspeelster in Mignon van Ambroise Thomas, en in Manon van Jules Massenet. Na vele jaren intense studie bij de beste leermeesters, door de onmetelijke klasse van haar stem en haar vlotte natuurlijke houding, werd zij beroemd en aanbeden in de Koninklijke Opera vanaf 1901. Zelfs de Kronprinz Wilhelm von Hohenzollern, de meest gegeerde schoonzoon van Europa en een verschrikkelijke vrouwenversierder, werd stapelzot van haar. Terwijl andere operazangeressen meestal grote en dikke dames waren, was Geraldine een mooie jonge vrouw met zwart haar en blauwe ogen, met een unieke stem, maar ook met veel temperament, zin voor sensatie en met lef. Zij was te Berlijn al goed op weg om Keizerin te worden. Er waren veel vrouwen die mooi konden zingen, maar een trap hoger stond daar dan nog die ene, ' with her magic art and fascinating personality', de allergrootste Geraldine Farrar, de Godin en de Madonna van de Opera. Zij durfde ook alles. Toen zij werd uitgenodigd om te zingen aan het Keizerlijke Hof van Pruisen, werd het haar eerst duidelijk gemaakt dat voor deze uitzonderlijke eer zij zich fatsoenlijk in sober zwart moest kleden, met handschoenen met lange mouwen. Geraldine uit Melrose, was twintig jaar, en zij verscheen daar in het geel met de borstjes bijna bloot en behangen met flikkerende juwelen. Zo veroverde zij het hart van de prins en er werd zelfs geschreven in de Zeitungen en gesproken in de hoogste kringen over een verhouding met die Kronprinz.
Terwijl zij ook reeds vanaf 1904 werd gevraagd voor opnames van grammofoonplaten, volgden triomfen in meerdere steden zoals Parijs, Londen, Stockholm, Brussel, en te Monte Carlo. Voor de rijkste personen kwam zij daar op de scene naast de beroemde Enrico Caruso in La Bohéme van Puccini. Maar weldra probeerde de concurrentie haar af te breken, want een deel de Europese operawereld beschouwde haar toch maar als een vreemde eend. De vaste waarden van kunst en cultuur konden niet uit het cowboy-land Amerikaans komen. In 1906 , na opvoeringen van Rigoleto met tegenspeler Caruso te Berlijn, vaart Geraldine terug naar de States, want Alfred Hertz van de Met van New-York wil haar absoluut terug. In the Old Metropolitan Opera House, toen gelegen op 1411 Broadway tussen West 39th and 40th, gedurende bijna zestien jaren van 26/11/1906 tot 22/4/1922, zal zij 672 X optreden en een topvedette zijn. Zij werd er onsterfelijk als Cio-Cio-San in Madame Butterfly van Giacomo Puccini. ' Als ik zing snij ik mezelf open en geef me aan het publiek...' heeft zij eens gezegd.
Zij haalde bijna dagelijks de voorpagina's in kranten en tijdschriften. Het ging over mannen, gebroken harten, schandalen, fatsoen en onfatsoen, want alles, haar publieke leven en zeker ook haar rumoerig privéleven, wilden de lezers weten en volgen. Zij reisde door het land met een luxe-trein en zong in de spoorwegstations. Zij bereikte zo ook zelfs Seattle in het verre Noord-Westen. Bij RCA Victor kwamen haar liederen op platen en zo werd Miss Farrar, buiten het beperkt publiek van zij die zich een plaats op een operazetel of in een zangtheater konden permiteren, de eerste zangeres naar wie miljoenen muziekliefhebbers hebben geluisterd. Geraldine Farrar nam zowat 200 platen op. Op de Hollywood Walk in California op 1709 Vine Street heeft zij als zangeres haar ster.
De oorlog was uitgebroken in Europa en dat liet zich voelen in de Music Business. De filmindustrie was nog in haar beginperiode. In 1915 tekende Geraldine heel slim een half dozijn contracten bij Jessie Lasky en Sam Goldwyn, pioniers van Hollywood. Er werd schande gesproken door de zuivere operaliefhebbers want een prima donna mocht zich niet ophouden bij de cirkusgasten van de stomme film. Zo stapte Geraldine net op tijd een nieuw tijdperk binnen. Zij was een nette en klassieke zangeres die aardig veel acteertalent had. Slechts weinigen hebben dit gekund, overstappen van de opera naar de film. Dichter bij ons mislukte dat zelfs voor de grote Luciano Pavarotti. Zij speelde in 14 of 15 stomme films tijdens deze 5 zomers dat zij een filmster was, want in de winter bleef zij operazangeres met een topprestatie te New-York in 1915 als ' Madame sans Gêne ' van Umberto Giordano. De operastar on the silent screen zal een nieuwe sensatie zijn . Op de Hollywood Walk in California op 1620 Vine Street kreeg zij haar tweede ster voornamelijk voor twee stomme films : Carmen de fiere gipsy girl, geïnspireerd door de novelle van Prosper Mérimée et de Opera van Bizet en Joan the Woman een indrukwekkende epische film van Cecil B. de Mille over Jeanne d'Arc die vele Amerikaanse vrijwilligers heeft aangezet om zich bij het leger te melden toen ook de USA aan de oorlog 14/18 zou gaan meedoen op Frans grondgebied . De eerste film was een enorm financieel succes, de tweede film maakte van Geraldine een heldin. Om goed en soms goddelijk te kunnen presteren in zulke somme films liet zij zich altijd begeleiden door viool en piano, maar dat kwam nooit in iemands zicht of oor. De muziek verbeterde echter wel het spelen van de acteurs.
Geraldine Farrar lag aan de basis van een toenmalig modeverschijnsel bij de jonge vrouwen, en die de naam kreeg van 'deGerry Flappers' of vertaald 'de bakvisjes'. Dat waren van die moderne Amerikaanse meisjes, geweldig rumoerige fans van haar, teenage girls, die niet meer wilden luisteren naar de goede raad van pa, ma, en tante Kaat.
Geraldine hermaakte zelf toen op haar manier toen een lichtere versie van de Opera Carmen, eenvoudiger voor iedereen, in plaats van Spaanse keuken waren dat Hamburgers met ketchup voor de Yankees. Afkeuring door de grote operakenners natuurlijk ! Zij ging er mee op tournee en gaf 123 voorstellingen voor volle zalen in 125 dagen !
Toen zij op 40-jarige leeftijd voor een tweede maal oververmoeide stembanden had verliet zij de podia van de opera's. Voor haar laatste optreden betaalden de echte fans tot 100 $ van 1922 op de zwarte markt voor een entreebiljet. Zij zong de aria's van Zaza tot op het einde van die opera en ging zo ver dat zij in zwijm viel. Na een stille periode trad Miss Farrar nog met uitgedoofde stem op in concerten, werd een stem aan de radio, schreef 15 klassieke bel canto liederen op muziek van Rachmaninoff, Kreissler, Moussogorski. Geen mooie zwarte krullen had zij nog maar wel deftig grijs haar, en zij bleef nog vele jaren een ster van de Jet Set, een grote dame uit de hogere kringen, alsook een medewerkster van het Rode Kruis .
Met de technische middelen van vandaag bestudeert men soms de tonale perfektie van haar stem en dan begrijpt men wat deze soprane kon, welk buitengewoon stembereik zij had toen zij jong was, en waarom zij wellicht de allergrootste prima dona is geweest.
Zowat tachtig jaren nadat deze klassieke zangeres op pensioen ging, heeft niemand haar overtroffen ( zij is dus de Eddy Merckx van de prima donna's). Wanneer we in getallen op een rij zetten wat Geraldine Farrar presteerde, zullen onze ogen knipperen. Zij zong in de opera's in 34 rollen en 29 personnages. Enrico Caruso, de beroemde, was 105 x haar tegenspeler en haar schoothondje. Zij was 95 X Madame Butterfly en 58 X Carmen. Van Arturo Toscanini was zij gedurende zeven jaar het lief en hij liet voor haar zijn vrouw in de steek en verspeelde zo ook zijn job. Ook met de bariton Antonio Scotti papte zij wat aan, terwijl de bas Marcel Journet haar ook een lekker stuk vond. Maar zij huwde in 1916 met Lou Tellegen een flamboyante Hollywood filmster van Hollandse afkomst van wie zij scheidde na vele stormen in 1923.
Geraldine Farrar stierf na een probleem aan haar hart te Ridgefield in Connecticut. Zij werd 85 jaar en was steeds kinderloos gebleven. Enige tijd voor haar dood had zij nog gezegd : ' I'm happy to have succeeded being a great human... ' .
Er bestaan twee boeken over Geraldine Farrar en door haar geschreven : The Story of an American Singer ( Boston 1916) en The autobiography of Geraldine Farrar - Such sweet compulsion ( New-York 1938).
Haar graf bevindt zich op Section 167 Lot 181 nabij het Cobb Mausoleum op het Kensico Cemetery te Valhalla (New York).
Je me souviendrai toujours de mon premier matin au Vietnam quand secoué doucement par la musique venant de la rue et en voyant sur le plafond de ma chambre se réflecter les ombres des premiers cyclistes transmises par le soleil qui s'élevait de l'horizon si loin dans l'Est, je m'étais éveillé dans cette ville qui était un bijou que j'allais découvrir .
La cité s'éveille avec l'apparition , au débouché d'une rue , du premier cycliste.
Les belles cylistes qui vont à l'école y fendent l'air comme des libellules.
La lumière de l'aube chasse peu à peu les ombres de la ville pour en révéler les couleurs.
La marée des cyclistes, des Suzuki et Honda, revendique les avenues . Mais cet anarchique ballet roulant se passe sans le moindre heurt, et ce sont dix, vingt, cinquante mille cyclistes et vélomoteurs qui avalent l'asphalte.
Ce n'est qu'au soir, quand la chaleur est tombée, que la fébrilité s'atténue et que la vie de quartier reprend ses droits.
Au carrefour de deux énormes cultures, l'indienne et la chinoise, par des täches encore manuelles, labeur millénaire et quasi éternel que la riziculture exige de ses paysans, en chapeau-conique ou en casque léger de fantassin des peuples exceptionnels se sont maintenus malgré des criminels terribles venant de tous les horizons.
Sur la rivière des parfums ma rame se libère Le ciel est clair, l'eau est claire Ma rame se libère sur la rivière des parfums La lune elle chemine, elle culmine, elle décline Ma barque est mon destin sous le sort je m'incline Le courant charrie mon infortune.
Bien des pays bâtissent leurs puissance sur des citadelles Faisons plutôt des vertus de justice et d'humanité nos remparts Pour voir, génération après génération, printemps aprés printemps Nos enfants se transmettre mille, dix mille ans, nos belles traditions.
Der Berliner Radsportjournalist Fredy Budzinski verarbeitete diesen "schwarzen Sonntag 1909 " auf die ihm eigene Weise. Unter der Überschrift "Mors Imperator" schrieb er:
"Am Start stehen die Streiter. Unwillkürlich zieht es mich zu ihnen. Ich beschleunige meinen Schritt, gleichsam als wolle ich dem Gefühl, das mich nicht loslässt, entgehen. Sie spielen mit ihrem Leben, denke ich. "Mit ihrem Leben?" fragt jemand hinter mir. Erschrocken drehe ich mich nach dem Frager um. Niemand ist da. Der Startschuss fällt und es beginnt ein Kampf auf Leben und Tod. Ach Unsinn. Leben und Tod? Ich suche dem Gedanken zu entfliehen, da sehe ich plötzlich vor mir eine schwarze Gestalt. Meine Augen folgen dem Phantom, das niemand ausser mir zu sehen scheint.
Mit übermenschlicher Kraft packt der Schwarze die Maschine mitsamt der Mannschaft, hebt sie empor und schleudert sie mit furchtbarer Gewalt in die dichtgedrängten Zuschauer hinein. Eine Flammengarbe steigt empor. Schauerlich beleuchtet die Riesenflamme die Stätte. Als die Flamme verlosch, war der Schwarze den Mantel und die Maske ab und zeigte sich dem Volke. Seht, ich bin überall, heute hier, morgen in Brüssel, ich der Mors Imperator."
Met een prototype van rijwiel met motor in Grunewald ( Fredy in het midden)
De sportreporters zijn de link tussen de sportvedetten en hun bewonderaars. Eerst waren er de ridders van de geschreven pers, daarna de acrobaten van de radio, en vandaag de zij-die-alles-weten van de televisie en de websites, om de sport zo goed mogelijk over te brengen naar het volk dat brood en spelen nodig heeft. Ik zal hier geen namen noemen van de vele verslaggevers van gisteren of van vandaag uit het nederlandstalig, en ook niet uit het franstalig gebied dat ik ook goed ken, maar als wielerfanaat ontdekte ik vroeger al eens de Berlijner Fredy Budzinski. Beter dan wie ook heeft hij Het Rijke Duitsche Wielerleven beschreven, en vooral heeft hij zijn levenslange verzameling Van Mensen en Dingen uit de Wielersport nagelaten. Hij verdient zeker van beter gekend te zijn in Vlaanderen.
FREDY BUDZINSKI (1879- 1970).
Reeds als kleuter werd de jonge Alfred een liefhebber van de fiets. Onder de kerstboom stond voor hem een eerste fietsje toen hij nog geen vijf jaar oud was en tot aan zijn dood op 6 januari 1970 zou hij het velo'ke blijven aanbidden. Op school was hij de beste in turnen en in opstel, maar verder scoorde hij eigenlijk nergens bij zijn leraars. Nadat hij in het geheim een eerste keer was gaan koersen werd hij gestraft. Vanaf 1895 wordt hij echter bediende in een fietsfabriek en zo mag hij als amateur aantreden op de befaamde wielerbaan van Berlijn Treptow. Op 1 januari 1901 wordt de von Radsport begeisterter junge Budzinski beroepsrenner bij de sprinters en op de korte afstanden, en hij neemt ook een licentie van gangmaker op motorfietsen. Hij geraakt zo tussen de groten van de wielersport van toen, en hij zal zich vanaf dat ogenblik bezig houden met alle facetten van zijn sport. Alhoewel hij op 28 mei 1901 toch in een finale van zuivere snelheid mag uitkomen tegen kleppers als Rutt, Schilling, en Kudela, ziet hij snel dat zijn weg in de wielersport elders ligt. Hij wint het vertrouwen van het rennersmilieu. Nadat hij sedert zijn jeugd zijn vingers oefende met leuke gedichten over de renners en hun wereld, wordt hij free-lance journalist en nadien hoofdredacteur van de sportkrant Rad Welt, die dagelijks 100.000 exemplaren verkoopt. Vanaf 1902 verdedigt hij de belangen van de beroepsrenners tegenover de Duitse Wielerbond.
Goed geïnformeerd door Walter Rütt, de globe-trotter die in 1907 in Madison Square Garden de Zesdaagse van New-York had gewonnen, stort Fredy Budzinski zich dan als organisator in een avontuur dat hem onsterfelijk zal maken in de Duitse Sport. Hij zal ook voor de eerste maal zo'n rond-de-klok-race over zes dagen naar Berlijn brengen. In de schemering van Restaurant Dessel, toen een topadres op Boulevard Unter den Linden, sluiten apotheker Georg Hölscher die de Directeur is van het Sportstadion Friedenau, Otto Buchwald een onmetelijk rijke sportman, en de sportjournalist Fredy Budzinski een opmerkelijk verbond. Zij zullen de eerste zesdaagse in Europa laten geboren worden. Op een houten ovaal van 150 m in de expositiezaal van de dierentuin van Berlijn Charlottenburg zullen zij zoals te New-York het Circus der Waanzin aan de Duitse wielerliefhebbers tonen. Zij selecteren 15 koppels met renners uit Duitsland, Verenigde Staten, Frankrijk, Nederland, Zwitserland, Bohemen en Groot-Brittanië, en lokken die met hoge startpremies, en schone geldprijzen in goudmarken.
Op 15 maart 1909, nog net voor das Freiluftsaison op de weg begint, staan de Helden van de Zesdaagse Strijd aan de start. De toppers uit de verre USA, Jim Moran en de 1m92 lange Floyd MacFarland, voeren het tempo aan. Het zijn fanatieke harde kerels met een grenzeloze uithouding en wilskracht. Zij razen rond de kleine piste tijdens een buitensporig feest en leggen 3.865,75 km af in het waas van tabaksrook, bier en braadworst, zweet en geur van massageolie. Terwijl in de cabines van de ploegen wielen worden hersteld, huilende en kermende kerels terug worden opgelapt, zombies terug wakker worden door allerlei middelen, waaronder ook cafeïne en cocaïne, speelt een grote fanfare de Sportpalaz Walzer, roken dikke mannen dure sigaren, pronken criminelen met flessen champagne en halfblote vrouwen die naar parfum ruiken, vullen de sportjournalisten kolommen over de duivelse kerels op hun racefietsen. Wanneer ook kroonprins Wilhelm von Hohenzollern-Pruisen, en enkele figuren uit de High Society het gebeuren komen bijwonen en zich goed amuseren, worden deze Sixdays von Berlin een groot succes. Het zal echter duren tot 1925 eer men in Berlijn weet dat er bij ons in Belgïe goede coureurs zijn voor zulke Sechstagenrennen, terwijl ook hier de flandriens de weg naar Berlijn niet konden vinden. Na zo'n lelijke oorlog waren er waarschijnlijk te weinig goede relaties op sportief vlak. Die Faszination des Sechstagenrennens im Velodrom bleef tot vandaag bestaan te Berlijn en in die moderne metropool zal tussen 27/1/2011 en 1/2/2011 de 100ste Zesdagen van Berlijn zich afspelen op de 250 m baan van de Landsberger Allee met de beste pistiers van vandaag. www.Sechstagenrennen-berlin.de .
Enkele maanden na die eerste zesdagen in 1909 zal er op een zomerse zondag een drama plaatsvinden op de nieuwe wielerbaan van de Botanische Tuin in de Potsdammerstrasse. Alhoewel de buurtbewoners hadden geprotesteerd tegen de bouw van deze velodroom die veel lawaai zou brengen, kwam er toch een baan van 300 m en 8 m breedte, met een te goed gepolijst wegdek. De sportliefhebbers waren ongeduldig om de kwaliteit van deze piste te kunnen beoordelen tijdens een halve fond koers. De Amsterdammer John Stol, toen uitblinker in alle baandisciplines, vloog al vlug door pech tegen de grond, en de aanstormende motor die hem wilde ontwijken gleed uit, vloog in het publiek waar zijn benzinetank ontplofte. Het verschrikkelijke bilan bedroeg 9 doden en 50 gewonden. ( zie de foto vooraan met wat Fredy Budzinski toen schreef) .
Interbellum. Nadat hij een uniform droeg van 1915 ot 1918 trouwt Budzinski met Erna Grau, die van Joodse afkomst is. Zij krijgen een zoon Klaus Budzinski die dus half-jood is en later ook voor een krant zal werken. In 1920 organiseert Fredy een leuk gebeuren dat tientallen jaren zal blijven bestaan, namelijk het Duitse Kampioenschap voor krantenjongens. In 1923 is hij de eerste reporter die aan de radio over sport komt spreken. Vanaf 1924 zorgt hij voor het Bondsblad van de Duitse Radsport en vanaf 1926 vertegenwoordigt hij de Duitse fietsindustrie. Nadat Budzinski de uitvinder was van het tot heden gebruikte puntensysteem tijdens de zesdaagsen, scoort hij ook op gebied van pure techniek door het kattenoog uit te vinden dat op de pedalen wordt gemonteerd. In 1933 nemen de Nazi's het hem kwalijk dat hij een bekende Berliner is, maar met een echtgenote die niet arisch is. Dat loopt ook erger door tijdens de jaren nadien, omdat hij zeker niet wil scheiden van zijn vrouw. Hij werkte toen voor Het Geïllustreerde Wielertijdschrift. Door de sportwetenschapper Carl Diem geraakt hij aan promotie. Hij krijgt een dubbele functie voor de Olympische Spelen 1936 en heeft minder familiale zorgen. Budzinski organiseert de wegkoers en hij is contactman voor de internationale pers. Olympia Berlin bracht echter aan de 57-jarige Fredy geen pluim op zijn hoed. Voor het eerst wordt gekoerst over 100 km met gezamelijke start. De olympische wielerwedstrijd was voordien een lange individuele tijdrit. Er werd tevens gereden voor een landenklassement volgens optelling van de beste drie renners per land. De koers voor goud (gewonnen door de Fransman Robert Charpentier), werd ontsierd door een massale valpartij nabij de meet. De jury klasseerde groepjes renners ex-aequo, en vele finishers werden zelfs niet opgetekend tijdens de algemene wanorde. Zeker geen Duitse degelijkheid was dat toen.
Vanaf eind 1945 wilde Budzinski reeds aan de Berlijners teruggeven wat zij graag had gezien voor die vreselijke tijd van Hitler, namelijk volksfeest dat Radsport heet, waardoor miserie en ellende worden vergeten. Terwijl de lagere militairen, toen in het verwoeste Berlijn talrijk aanwezig, graag meekoersten of er de vrouwelijke supporters kwamen versieren en drinken, besloten hun oversten van wielerkoersen op straat te verbieden omdat ' iedere samenscholing van Duitsers', moest worden vermeden. De Nestor van de Duitse wielersport, Fredy Budzinski, was toen al op pensioenleeftijd gekomen en gaf het op. Hij schreef soms nog wat in los verband in de kranten, maar bleef op de achtergrond. Behalve dan op die belangrijke dag van 21 juli 1969 toen de mens voor het eerst een stap op de maan zette, toen verklaarde de oude sportreporter het volgende tijdens een rechtstreekse uitzending op de Duitse Televisie waar hij was uitgenodigd geworden wegens zijn grote kennis over de pionierstijd van de luchtvaart : ' Nooit zou het de mens mogelijk zijn geweest vandaag de maan te bereiken, indien hij niet eerst het wiel had uitgevonden en nooit de fiets had ontwikkeld ...! '
Tijdens zijn lang leven van scholier, verkoper, renner, schrijver, dichter, ambtenaar, lobbyist, organisator, sportman, was Fredy Budzinski een grote verzamelaar van alles wat te maken had met de fiets en de wielersport. Zijn archieven zijn nu van onschatbare waarde en bestaan uit persberichten, kronieken, affiches, boeken, biografiën, jaarboeken, magazines, uitslagen, statistieken, documenten, brieven, knipsels, tekeningen, souvenirs en foto's over de Radsport en over de Industrie van de Fiets van 1881 tot 1966, met zwaartepunt tussen 1890 en 1920. Het duurde lang tot wanneer dit Budzinski Archiv en al dat 'oud papier' kon gerangschikt worden op een wetenschappelijke manier. De verzameling van de reporter Fredy Budzinski bevindt zich nu veilig in de Zentralbibliottek der Sportwissenschaft van de Sporthochschule te Keulen. Deze Sammlung werd geindexeerd in een ' Findbuch' met 227 delen. Er zijn 3000 originele foto's, 2000 uitgeknipte foto's, 150 mappen, en 60 fardes. Toelating en reservatie nodig .
Wie heeft er nog het lied gehoord Het lied van boerke Naas , 't En had, 't is waar,geen leeuwenhart maar toch, 't en was niet dwaas.
Boer Naas die was zes runders gaan Verkopen naar de stee En bracht, toen hij naar huis weer kwam zesduizend euros mee.
Joep Naas die maar een boer en was Nochtans was scherp van zin Hij ging en kocht een negenschot En stak daan bullets in.
Alzo reed Naas, met wielkens licht En met de beurze zwaar. Hij zei : " Och, 'k wilde dat ik thuis en in mijn bedde waar ! "
Al met ne keer, wat hoort Boer Naas, juist achter hem op de straat ? Aan 'n stop loert en roert entwat: 't was voor Naasken toch iets kwaad !
En, eer 't ventje asem kreeg, zodanig was 't ontsteld, daar grijpen 't boerke vuisten vast, en 't ligt daar, neergeveld .
't En hoorde noch 't en zag niet meer, 't en voelde bijkans niet, 't en zij dat 't in een pistole keek, en zeggen hoorde " ...Ik schiet ! "
'k Schiet, zo gij op staanden voet, niet al uw gelden geeft : en g'hebt van zo gij roert, jongeman, uw laatsten dag geleefd ! "
Boerke Naas die alle dagen vier, vijf kruisgebeden bad, om lang te mogen leven, peinst hoe hij in nesten zat !
" Wat zal ze zeggen " kreet de Naas, " wanneer ik huiswaarts keer ?" Hij heeft het wederom verbuist ! Die smeerlap, nog ne keer !"
"Hoort hier, mijn vriend, believe 't u, toont dat gij minzaam zijt. och, schiet ne kogel door mijn hoed dat spaart mij moeders verwijt !"
" 'k Zal zeggen, als ik thuis geraak: 'n kwade jacker heeft mij beroofd, en weinig scheelde het of ik had drie kogels door mijn hoofd !"
De dief, die veel meer van poen hield dan van het rode boerenbloed schoot rap vele kogels door en door de top van Naaskes schone hoed.
" Bedankt! " zei die en greep zijn slip " Schiet ook nog eens door mijn kleed !" Den dief legt aan en de bangerik houdt zijn koopmansjas open en gereed.
" Schiet ook maar door mijn broek" zei Joep, dan peinst mijn strenge ma voorwaar, dat ik als bij mirakel ben ontsnapt aan 't ergste lijfsgevaar ,"
De gangster zegt : " Nu zal 't wel gaan, waar is uw portefeuille, snel ; 'k en heb noch tijd en nog kogels meer..." ' Ik wel," zegt veehouder Naas, "Ik wel"
Zijn negenschot haalt hij toen uit en schreeuwt: "Is 't dat ge niet, in one-two-three, van hier en pakt, gij allochtone gek, ik schiet !"
"Ik schiet van als gij nader komt, uw dommen bruine kop in gruis, en zo gij onze boeren nog roven wilt, laat uw verstand niet thuis !"
En lopen dat die vreemde deed, de benen van zijn poep, zo snel dat 't onbeschrijflijk klinkt, hoe harder ook ik dat roep.
Hier stop ik, dichte een ander nu 'n voois over de liefde of Joep Naas, 't is waar, hij was geen leeuwenhart, maar toch, hij was niet dwaas !
Ter gelegenheid van de Wereldkampioenschappen Wielrennen 2010 in Australië herhaal ik graag en met enige aanpassingen het bericht waarmee ik als blogschrijver begon .
THEMOSTWONDERFULMANEVER
Nu dat onze 21ste eeuw al een tijdje loopt kunnen wij eventerugblikken op diebonte wereld van de wielersport, op de generaties wielerkampioenen, op de verschillende disciplines en op de diverse krachtmetingen die er in de loop der tijden zijn geweest.Armstrongdie in het geheugen van de hedendaagse wielerfans bekendis als de kampioen van de voorbije jareniseen naam op een lijst waar natuurlijk onze EddyMerckxstaat onderlijnd. Maar wielerkoersen begonnen reeds in de periode van koning Leopold II. Vandaag in het tijdperk van Contador, Cavendish en Gilbertworden via televisie en internet de wielerliefhebbers echt verwend, terwijl ook de goedbetaalde rennersniet zouden mogen klagen omdat er te strenge regels en te zware ritten zijn.
Vanaf 1869 waren er steeds echte mannen, potige kerels, cracks, topatleten, die op hun koersfiets de wereld overbluften met hun kracht en persoonlijkheid. België is voor decoureurs een thuishaven, een tweede vaderland, enzeker voor de wielercracks uitAustralië, een continent gelegen aan de andere kant van onze wereldbol. Geenmens van bij ons zou het woordallochtoonvoor hen gebruiken. De Australiërsvochten tijdens de Grote Oorlog met onsin de loopgrachten van 1914-1918. Zij rijden in 2010met en tegen onze fietsende kampioenen.
Omdat de grote kampioen waarover we het zullen hebben, van zo ver kwamin een tijd dat deze wereld nog niet globaal was zoals vandaag, wordt hij in de galerij van de grootste kampioenen aller tijden vergeten. Dat zounooit mogen gebeuren. Evenmin zouden er sportliefhebbers mogen zijn die menen dat Australiërs hier komen om nog te leren fietsen.Robbie McEwen, Cadel Evans, Richie Porte, Leigh Howard, Stuart OGrady, Michael Rogers,Allan Davis, Michael Goss, e.a.vertegenwoordigen eengroot sportland, waar het wielrennen een oude en rijke traditie bezit. Het is een eer en een genoegen om met Australiërs team te vormen. Het is goed dat er weldra een grote wielerploeg uit Australië aan de start van de Europese grote koersen zal staan.
SirHubertFerdinandOpperman .
Het gebeurde op 18 april 1996. Te Wantirna in the City of Knoxnabij Melbourne, viel een oude en rijke man van zijn fiets terwijl hij nog op de rollen trainde.Een hartaanval velde plots deze negentig- plusser. Zijn lichaam werd discreet gecremeerd.Pas toen zijn as door de windwas weggeblazenvernam de wereld dat hij niet meer tot de levenden behoorde. Daarna pas volgde een nationale rouw.Oppermanwas de familienaam van deze man.Het is belangrijk dat de jeugd van alle landen weet dat deze unieke sportman heeft bestaan.
De wielersport is een harde school. Van een knaap die kleiner of armer is dan zijn kameraden kan zij echter een mens maken die door inzet en wilskracht de top van de samenleving kan bereiken. Moge het leven van Opperman nog velen inspireren tot werkkracht, grootse daden en resultaten.
Hubert Opperman was van nederige afkomst uit een familie van Duitse emigranten. In plaats van te blijven knabbelen op kauwgom, peukjes te paffen en meisjes te versieren, gebruikte hij zijn tijd en zijn spaarcenten om een fiets te kopen.Daarmee werd hij zo groot als de Kilimanjaro in het midden van Afrika. Vele prestaties van de kleine Hubert Opperman zijn gewoon niet te vergelijken met wat andere wielerkampioenen voor hem of na hem vermochten. Wie aandacht heeft voor zijn palmares van wielrenner zal daarmee akkoord gaan. Wie daarna zich buigt over de volgende levensjaren van deze manzal ongetwijfeld verstomd staan.
A Cycling Sensation Called Oppy
Een kleine stevige jongen reed op een gewone fiets mee in de open wegwedstrijd De 80 Mijlen van de Fietsindustrie 1921. Hij is zeventien jaar oud . Als telegrammenbesteller per fiets werd hij als beroepsrijder toegelaten. Glimlachende inrichters gaven ook aan hem een rugnummer om meer deelnemers te zien in hun koers. Zoals voorzien in deze handicapkoers achterhalen de beste amateurs en de beroepsrenners weldra iedereen die voorsprong kreeg : jongeren, dames, veteranen, cyclosportieven en gehandicapten.Nog wat later kunnen velen vooraan het tempo niet meer volgen, behalve dan die ene jongen, bekend als Oppy, die veelfietst om telegrammen af te leveren. Deze Oppy volgt alle versnellingen van de favorieten en de beroepsrenners. DeCycle Traders 80 Handicaprace eindigt met een sprint tussen de zes sterkste koplopers. Ondanks enige vuile streken van zijn concurrenten eindigtde zeventienjarige op een prachtigederde plaats. Na zijn eerste wegkoers staat hij al op het podium !
In zijn befaamde biografie schreef Hubert Opperman later zelf dat de kleine stap die hij toen maakte om na deze 80 mijlenop dat podiumte klimmen zijn hele verdere leven heeft bepaald.Hij won toen immers een sportfiets Malvern Star. Deze werd hem geschonken door Bruce Small, een 26-jarige die op de velodrooms had gereden met fiets en motorfiets , en die met zijn broers Frank en Ralph zopas een fabriekje had overgenomen. Die broersuit de wijk Malvern maakten sedert juni 1920 vijf fietsen per week. Maar Hubert wou geen andere fiets dan de zijne waarop hij goed gewoon was. Uit deze assertieve houding blijkt reeds dat de 17-jarige een kopje heeft en kan onderhandelen, wantBruce Small brengt Oppys fiets wat in orde enbetaaltde prijs van de gewonnen fiets aan de jongen.Dit wordt de start van een levenslange vriendschap, want voortaan zullen deze beide mannenaltijd en overal samenwerkenin sport, travel, businessen politiek.
Vanaf 1922 is Hubert Opperman de eerste bediende bijMalvern Star.Hij staat in de winkels met de klanten, geeft instructies aan het personeel, of hij demonstreert tijdens wielerproeven de kwaliteit van de producten. Wanneer hij niet traint, rust, reist of koerst, is Hubert Opperman ook bezig met marketing, promotie, public relations, dienstbetoon, verkoop, boekhouding of schrijft hij stukjes voor de kranten.In al wat hij doet is hij onverzadigbaar, een slim mannetje dat lang kan aanklampen ensteeds verder vooruit blijft gaan.
Bruce Small uit Sydney.
Entrepreneur en verkoper, was Bruce Smalleen kereldie voor de jonge Oppy een tapijt uitrolde naar eenleven dat een bijzonder avontuur werd. Brucewas zelf een sportman diehet Australisch snelheidsrecord op een motorfiets verbeterde en in de atletiek 100 yards in 10 seconden liep. Hij reed wat mee in wielerkoersen tot wanneer hij in zaken ging.Zijn ouders ijverden ondertussen voorhet Leger des Heils en zo kwam het dat hij ook een goede muzikant was. Deze man met ontembare werklust stond 100% achter Hubert Opperman, nadien ook achter Patterson, Morettini entandemkampioenen. Hij was begeleider, sponsor, en businessman.
In de twenties wilden alle Australiërs een Malvern Star van Bruce Small hebben, zo een fiets waarop Oppy records reed.Hij die startte met een klein atelier te Malverngroeide tot eigenaar van een industriel imperium en distributienetwerk dat nade fifties overgenomen werd door de multinationalsPhilips en Raleigh. In het begin van de oorlog was hij gepast met zijn productie in zijn ateliers veranderd. Niet langer fietskaders maakte hij, doch dag en nacht werden er toen bij Bruce Small buizen gemaakt voor tenten en voor radiomasten, om het Australische leger uit te rusten. Door het wegvallen van de invoer uit de USA en Europaproberen de Bruce Small Industries in die tijd ook van zelf alle metalen voorwerpen te maken die in er Australië nodig waren.In 1945 produceerde zijn Company opnieuwr 50.000 fietsen per jaar. Maar zij hadden ondertussen vooral een netwerk uitgebouwdmet duizend verkooppunten. De zeshoekige ster van de Malvern fiets betekende immers topkwaliteit aan een fatsoenlijke prijs. Via hun prima organisatie, door naambekendheid en vertrouwen, verkochten zij in al hun winkels ook andere fietsmerken voor ouderen, kinderen en vrouwen.Tijdens denaoorlogse heropleving en de vraag naar motorfietsen, stofzuigers, koelkasten, radios, elektrischetoestellen, metalen voorwerpen, groeiden de verkoopcijfers explosief . De klanten mochten ook al betalen op maandelijkse afbetaling, hetgeen eerder weinig gebeurde.
Vanaf 1958 ging de miljonair B.Smallaan de Australische kust rentenieren, maar kon hij uiteraard niet stilzitten. Hij veranderde die Gold Coast in een paradijs voor surfers en toeristen.
In 1967 tenslotte piekte hij in de politiek met de slogan : Think Big Vote Small . Zo werd Bruce Smallin Queenslandnogburgemeester en parlementair tot op de leeftijd van 72.
HUBERT OPPERMAN & BRUCE SMALL
Altijd samen in glorie of in pijn, zo bestond er een geweldig duo dat veel van de wereld zag ,een winning team. Bruce Small ging als soigneur zo verdat hij zelfs in het midden van de straatop een gasvuur verse vis bakte, het lievelingsgerecht van zijn aanstormende renner. Hij kon precies op tijd deze versgebakken visopdienen toenHubert Opperman even stopte zonder echter het zadel van zijn wereldberoemdeMalvern Star te verlaten.
Oppy schreef aan zijn vriend bovennatuurlijke gaven toe, zoals zijn kennis voor wat zou gaan gebeuren. Hij was een engelbewaarder, een body-guard, iemand die de gave had van te kunnen anticiperen, te denken en te innoveren. Minstens viermaal ontsnapte Bruce Smallop haast miraculeuze wijze aan de dood. Zoals in de Tour 1931 toen hij met een fantastische acrobatische jump nog uit een open wagen kon springen net voor deze in een ravijn dook,met dodelijke afloop voor de andere inzittenden.
Wat betekende Small voor Opperman ?
Zo schreef Sir Hubert: Ik zag hem meer op mijn wegen dan alle mogelijke verkeersborden. Hij was de man die me tot het maximum duwde wanneer mijn spieren en mijn wil het niet meer deden. Zijn zakenflair zorgde dat financiële return volgde op mijn atletische prestaties en dat mijn reconversie zo bijzonder was. Toen ik liever mijn hoge post van minister had geruild voor een fietstocht doorheen Frankrijk was hij er nog steeds aan mijn zijde zodat ik me niet alleen voelde.
Opperman, die onklopbaar was gewordenin de Australische wielersport , nam samen met zijn coach-managerde grote oceaanbootnaar Europa. Hij trainde dagelijks op de rollenmetzicht over de oceaan. PerryOsborne, Ernest Bainbridge, en Hary Watsonwaren de ploegmakkers die deze lange boottocht ook hebben meegemaakt. Nog maar pas aan land na 5 weken op zee startten zij op 17 mei 1928 inParijs-Rennes(346 km) tegen ervaren kampioenen zoals Nicolas Frantz (winnaar) en Gaston Rebry (derde).Deze kangoeroes reden allen samen mooi de koers uit. In Parijs-Brussel (375 km) op 27 mei1928,kwam Hubert Oppermanreeds tot een derde plaats. Georges Ronsse en Nicolas Frantz moesten alles doen om hem bij te houden. Oppy was echter eenlocomotief maar geen sprinter. Zo verdienden de Australiërs hun selectie voor de Tour 1928 voor het wielermerkRAVAT en de banden DUNLOP. Bainbridge sneuvelde in de 15de rit, maar Opperman(18de), Watson (28ste), en Osborne (38ste) schreven wielergeschiedenis. Alle insiders stelden vast dat de sterke Hubert Opperman tot veel meer in staat was. Voor hem warenal de ritten veel te kort en niet op zijn maat. Hubert Opperman verfoeide het te lange verblijf en het nietsdoen op de muffe hotelkamers tijdens een Tour de France. Hij kon in de Tour op de Franse wegen niet genoeg genieten van La Vie au Grand Air Dat was zijn leven tijdens lange continentale fietstochten dwars door Australië.Hij vond de afdalingen van cols en de massa toeschouwers langs de weg gevaarlijk. Maar, helaas, in plaats van langere ritten te maken zal Henri Desgrangehet aantal rittenvermeerderen en hunafstand verminderen. Die Tour is dus niets meer voor Opperman die liever wegritten van minstens 1000 km had.Drie jaar later zal hij slechts tegen hoge betaling nogmeerijdenom te trainen voor de komende Parijs-Brest-Parijs.
Na de 5376 km tegen de wegrenners van de Tourin juli reedOppy tussen 13 en 19 augustus 1928op de Parijse500 m wielerbaanBuffalo de zesdaagse in open lucht tegen de baanspecialisten. Hij vertrok met Paul Broccardo als ploegmaat doch eindigde met François Urago.Na3386,5 km in 6 dagen reed hij als derde de ereronde.Hijklopte toch zeer sterke mannen uit die periode zoalsGerard DeBaets,Giovanni Brunero enPiet Van Kempen.
***1-2 september 1928Bol dOrsur la piste de Buffalo à Paris***
Toen de wielerkampioenen vooral op de velodrooms goed verdienden, omwille van de massale aanwezigheid van toeschouwers die inkom betaalden, was deBol dOrte Parijs een zeer grote klassieker.Deze baankoers werd in 1928 in open lucht op een piste van 500 meter omtrek betwist. Er werd van de deelnemers het uiterste gevraagd :24 uren lang zo snel en zo veel mogelijkafstand rijden, geholpen door gangmakers op tandems en tripletten.Wat eengeweldig wielerspektakelwas dat toen ieder jaar !
Manager Bruce Smallhad voor marathonrennerHubert Oppermaneen mooi contract afgeslotenom aan Parijs zijn Malvern Star te laten zien .
Andere deelnemers aan de start :
De Italianen Gaetano Belloni en Alfredo Dinale,de BelgenFelix Sellier en Zander Maes, en de Fransen Honoré Barthélemy, Romain Bellenger, Marcel Huot, François Urago, André Mouton en Achille Souchard.Voorzeker een affiche met sterren om een talrijk publiek te trekken.
Small,de man die de beste fietsen in Australië maakt en verkoopt,en die zelfs lonkt naar heel het Commonwealthmoet het ongelooflijke aanzien.Op korte tijd rijdt kameraad Oppyzijn beide fietsen kapot en dit telkens door kettingbreuk.Sabotage !Er werd een metaalzaagje gebruikt om de onherstelbare pech te veroorzaken. Gedurende één uur moet de pechvogel uit Melbourne eenzaam en alleen te Parijs wachten . De vertaler-tolk die het Australische team bijstaat, is samen met Small naar huis gelopen.Zwetend komt eindelijk de onverwoestbare coach weer opdagenmet een gewone sportfiets geëquipeerd met zware wielen,spatbordenen een bizar stuur. Gedurendeelf uren achtervolgt met deze fiets de woedende Oppy de mannen die aan de leiding rijden. Daarna pas heeft hij na zijn stilstand een voldoende aantal ronden afgelegd om echt terug in de koers te zijn.Zijn gangmakers op tandem kunnen nog amper het hoge tempo aan. Coach Small verwisselt deze gangmakers van plaats op hun rijtuigen zodat de man met de breedste rug meer beschutting biedt aan zijn renner. Deze innovatie zorgt er voor dat Opperman aan een nog hoger gemiddelderond de Buffalo velodroom blijfttoeren. Andere Bol dOr rijders imiteren dit weldra.Nadat hij zeventien uren op zijn zadel heeft gezeten stopt Oppyvoor een natuurlijke behoefteen om wat verzorging.Terug op de baan verdappert hij nog,rijdt hij met buitenaardse klasse, terwijl anderen beschaamd, geklopt en vermoeidde wielerbaanverlaten. Zon Bol dOrmet menselijke gangmaking was keihard voor de mannen en de machines. Het jaar voordien (1927), haalden grote kampioenenals Egg, Alavoine, Binda, en Girardengo niet eens de eindmeet. Tijdens de laatste ronden van deze marathonkoersstaande 50.000 toeschouwers recht en vele kenners zijn van oordeel dat de beste renner aller tijden op dat moment rond de piste van Buffalo aan het rijden is. Terwijl zij lachen, applaudisseren en scanderen, weerklinkt uit alle kelennogenkelAllezOppy ! .
Deze enorme prestatie ontroerde Parijs geweldig.De schande van de sabotage deed dit ook.
Opperman die op het thuisfront als journalistondertussen ook een graag gelezen columnist was geworden, wordt door een zeer grote menigte supporters gevierd ter gelegenheid van zijn thuiskomstmet de bootin Australië. In Frankrijk, op het einde van 1928kozen de 500.000 lezers van de krant lAuto , anders allemaal zo fanatiek voor eigen sportievelingen, Hubert Ferdinand Oppermanals populairste sportman van Europa. Hij was toen liever gezien dan de legendarische FransetenniskampioenHenriCOCHET . Opperman werd beschouwd als een Franse kampioen en kreeg als bijnaamLe Petit Parisien .
Gedurende 21 jaar was Oppy, zoals hij altijd werd genoemd, het bijkomend menselijk deel van zijn eigen Malvern Star puchbike. Zijn palmares is samengesteld uit exploten van een andere tijd, uit een ander werelddeel, in het kader van die Engelse wielercultuur die van de onze afweek. Opperman leverde vele prestaties ook op onverharde wegen in het Australische binnenland. Tijdens zijn transcontinentale recordritten stonden duizenden mensen s nachts op om die ene fondrenner te zien voorbij komen,de man waarvan de naam op ieders lippen lag : Oppy de Australiër met het grootstestamina (uithoudingsvermogen) die fietsendalle records van de wereldkon verslaan op zijn Malvern Star.
Op de top van de piramide gevormd door de opstapeling van zijn records, overwinningen en exploten,zullen wij ook nogals pronkstuk Brest-Parijs-Brest 1931plaatsen, waardoor zijn populariteitopnieuw een hele tijd grenzeloos was te Parijs . Hij werd toen zelfs weer tot sportman van het jaar 1931 in Frankrijk benoemd.
____________
Tussen de Australische sportlui die zich onsterfelijk maakten door hun prestaties bevindt zich zeker de onvergelijkbare wielerkampioen HUBERT OPPERMAN. Deze werd in 1991 nog speciaal te Parijs uitgenodigd door Jacques Chirac en beloondmet de zeer zeldzameMEDAILLE DOR DE LA VILLE DE PARIS. Deze internationale erkenning was van onschatbare waarde voor het internationaal imago van het Australische volken maakte van Sir Hubert een Heilige. Om te bedanken sprak hij deze eenvoudige woordenuit:
Ver van huis in het onbekende is winnen mogelijk
maar waardevol is er vooral de lach en de vriendschap
Opnieuwveerde le Tout Paris recht om hem minutenlangeen staande ovatie te brengen.
Volgens SirHubertin zijn biografie Pedals, Politics and People
was dieprachtige2 september 1928 op de Buffalohet grootste, het mooiste, het sterkste, dat hij als mens en als wielrenner ooit heeft gepresteerd.
1928-UITSLAGBOL DORPARISBUFFALO
1.Opperman950,060 km/nieuw record- oud record 1924 Oscar Egg936,325 km-Gemiddelde snelheid over 24U39, 585 km .
2.André Moutonop106 ronden
3.Marcel Huotop155 ronden
4.Felix Sellierop243 ronden
5.François Uragoop498 ronden .
Prestaties in Australië :
Nationaal kampioen op de weg1924- 1926- 1927 1929
Overwinningen inde klassiekers Warnambool-Melbourne enGoulburn-Sydney .
DE MALVERN STAR KAMPIOENWAS ECHTER VOORALEENINDIVIDUELEEENZAME FIETSEROVERLANGE EN ZEER LANGE AFSTANDENTEGEN DE TIJD.
Hij realiseerde in deze voor ons niet zo vertrouwde wielerwereld101 records .
We geven even een lijstje om te proeven:
WEGRECORDS ZONDER GANGMAKING
1929- Sydney-Melbourne909 km in 37u 06
1936- Brisbane Sydney1047 km in47u 10
1937- Perth- Adelaïde2724 km in9 dagen 6uren 1 minuut
1937- Perth- Melbourne3498 km in 11 dagen 4 uren 5 minuten
1937- Perth- Sydney4625 km in 13 dagen 9 uren 22 minuten
1937- Freemantle- Sydney 4402 km in13 dagen 10uren .
1938- 1000 mijlen in63 uren 3730-
1939-506 mijlen 396 yards in24 uren-
1939- Millicent(Lakes Entrance)814,154 km in 24 u gem. 33,923 km .
RECORDS OP DE BAANMET GANGMAKER
1926-5 mijlenin442
1932-Melbourne Motordrome -1384,075 km in 24 Uren-gem.57,669 km .
RECORDS OP DE BAANZONDER GANGMAKING.
1940 - 786,801 km in 24 uren .
RECORDS OP BRITS GRONDGEBIED
1934-24 uren -742,953 km -gem. 30,956 km.
1933-John OGroats- Lands Endin 57 uren en 1 minuut gem. 24,448 km
RECORD OP TANDEM
1935-London-Bath-Londonin 8 u 5534
Hij klopte vele records zo dat niemand ze nadien nog durfdeaanvallen.Daarom mogen wij zijn prestaties toch niet vergeten.Hij reed vooral om te bewijzen hoe goed de fiets wel was waarop hij reed :zijnMALVERN STAR .
In 1935 reed Hubert Opperman mee in het wereldkampioenschap voor beroepsrenners te Floreffe in de provincie Namen(B) . Met Gaston Rebryals zware blok aan zijn been reed hij lang in achtervolgingop Jan Aertsdie wereldkampioen werd.
Nog even komen we terug op de speciale flair voor public relations en publiciteit die het teamSmall & Opperman bezat.Zij lanceerden de aankoop op afbetaling :voor 2 £kon men een Malvern Star velo mee naar huis nemenen nadien verder afbetalen a rato van 5 £ per week.
Het in Parijs behaalde succes, commercialiseerden zij door de profs Mauclair en Bidot met hunknappe vriendinnen te laten overkomen naar Australië . Deze elegante renners, waarmee Opperman bevriend was, net gekleedin de nieuwste sportieve trendy mode van Avenue de la Grande Armée à Paris;showden overal tijdens wielerevenementen de laatste modellen van Malvern Staren de mode van Parijs voor sportieve dames en heren . Rasechte coureurs en mannequinsuit Parijs op de ruwe Australische boerenbuitenlaten zien, was een geslaagde promotie.Je moet het toch maar doen !
Vooral door de nouveauxriches werd dit in Australiëgewaardeerd . Het beschaafde Parijs voor je winnenen nadien een stuk van dat Parijs meebrengen naar je dorp aan de andere kant van de wereld . ( Geelong,Crocodile Dundee Village,enz. ) . Ongelooflijk, maar waar!
Het onmondige wilde volkje van het toenmalige Australische wielerpeleton wat manieren leren was de bedoeling vanBruce en Hubert .Een beroepscoureur moet zijn uiterlijksoigneren en de gepaste kledij dragen voor, tijdens en na de koers. Hij moet kunnen beleefdpraten metorganisators, scheidsrechters, sponsors, publiek, vrouwen, supporters en media.
Een coureur moet een goede indruk laten tijdens de koers aan alle wielerliefhebbers. Ook dit demonstreerden de herenSmall, Opperman, Mauclair en Bidot metveel stijlin Australië.
Hubert Opperman was de beste van de besten. Door zijn nederigheid, zijn loyaliteit, zijn plichtsbewustheid, zijn trouw aan alles en allen, werd deze oorspronkelijk zo eenvoudige man een gigant van de wielersport eersten van de politiek later.Hij staat tussen de topdrie van bekendste sportlui van Australië, zij die met kop en schouder boven alle andere kampioenen uitsteken,in gezelschap van Sir Donald Bradman (cricket) enSir Walter Lindrum (biljart) .
Zijn uithoudingsvermogen was omgekeerd evenredig met zijn lichaamslengte. Het gewone woord groot paste bij hem niet, wegens zijn minieme lichaamslengte, maar wel alle andere superlatieven. Hij was een vrijwel onvermoeibare dynamo vol met pure menselijke energie.
Toen Wereldoorlog II uitbrak, ruilde Hubert Opperman zijn petje, stofbril en koerstruivoor een uniform en een helm bij de RAAF.Hij werd luitenant en streed als piloot voor zijn land in het verre Oosten.
Toen het terug vrede werd,werd hij Directeur bij de Malvern Star Company en een geliefd politieker in de kringen van de LiberaalRobert MENZIES.Hij klom langzaam maar zeker op als parlementair van Corio (verkozen op 10/12/1949)en bracht het tot Minister vanTransport (5/2/1960), tot Minister vanImmigratie (18/12/1963).Daarna (10/6/1967) werd hij Australischdiplomaat(High Commisionner)op Malta .
Hubert Opperman was voorzitter van het Nationale Werk voor de Blinden,voorzitter van de Vereniging van Australische Sportlui, voorzitter van de Ridders van St-Jan van Jerusalem (Orde van Malta). Hij werd in 1968 door de Engelse Queen officieelverheven tot de adelstand.Zo veranderde zijn naam vanOppyinSir Hubert.
Hij werd ook nog eens uitgenodigd als eregast om de Tour de France te volgen.Hijkoos toen de ritKeulen-Luik 1965die werd gewonnen doorRik Van Looy.
Als politieker was hij een onvermoeibare werker en eenall-rounder. Hij verdreefhetracisme van de witte immigratie . Door de wijziging van een belangrijk wet opende hij de poort voor vele goed opgeleide en werkzame Aziaten. Zij dragen nu veel bij tot de economie vaneenmulticultureelAustralië.Hij kwam als minister veel op de radio. Hij was bekend voor de stiltes die hij inlaste tijdens interviews, gesprekkenenredevoeringen . Hij liet de toehoorders de tijd om het te begrijpen. Hij was beroemd voor zijn Oppygrams , zijnduizenden notas en brieven die hij gepast naar iedereen en overal heeft gestuurd( registred for urgent and friendly transmission ) en waarmee hij aan zijn liberalekiezers toonde dat hij metzeer veel dingen goed bezigwas.
Hij kwam uit de kleine stad Rochester tussen Bendigo en Echuca,in Victoria. Dit is zeer Zuidelijk gelegenin Australië( waar het dus frisser wordt) en niet ver van Tasmanië.
Hij verpersoonlijkte degelijkheid en sportiviteit.Hij zorgde dat Australië werd gerespecteerd.
Sir Huberthad als mens, als liberaal een vaste lijn in zijn gedachten: Wat kan ik voor de mensen doen, en wat kunnen zij voor mij doen ?
Vandaag blijft de naam van deze man in zijn woonplaatsKNOXverder leven door het bestaan van velefietspadengenaamd de Opperman trails.De sportievelingenen de recreantenvolgen er de plaatjes waarop staat:
The 101 Trail, The Trans Continental Trail,Oppys Way,The Bol dOr Trail, The Landa End Trailen de Paris-Brest-Paris Trail, .
Jaarlijks op een dag in de lente wordt de gezelligeOppy Family Fun Ridevoor alleningericht . Voorsterkere fietsers is er ookin november een fietshoogdag tijdens deOPPERMAN ALL DAY TRIAL , een Audax proef voor groepen van minstens drie rijders.Er wordt dan verstandig gereden volgens de Audax traditie gereden met de bedoelingom samenin groep360 km af te leggen in 24 uren.
Alle wielerfanaten, toeristen en renners van iedere soort,die het einde halen van deze afstandsproefbeseffen dan maar al te goedtot wat Oppyals wielrenner in staat was op de stofferige wegen van het Australische binnenland van vroeger.
Op het einde van elk wielerseizoenwordt aan de beste Australische wielrenner van het jaar de Sir Hubert Opperman Trophy overhandigd.
BRIEF VAN PAPA PELGRIM Miramont-de-Guyenne 28/5/1999
Liefste schatten, Voor jullie nog wat nieuws van uit de keuken van Yazikof waar ik ontspannen deze brief kan aanvangen, terwijl hospita Carmen naar het kwisprogramma ' Questions pour un Champion' met veel aandacht aan het volgen is. De hele dag had zij zich dubbel geplooid om haar Georges en mezelf een goede maaltijd op tafel te brengen. Verder volgt zij nog een persoonlijk programma voor haar gezondheid en daar kruipt ook elke dag veel van haar tijd in. In de garage van het huis van deze oudjes staat een nieuw autootje dat bijna nooit rijdt. De dagen op weg naar Santiago vliegen voorbij. In het grote en dure Hotel L'Escale van waar ik de vorige brief schreef, had ik mijn was met enig succes gedaan en dat was toen nodig. Daarna volgde ik langs winderige dijken de Loire en kwam langs vele kastelen. Mijn bezoek aan Beaugency en Chambord was de moeite waard, alsook mijn fietstocht in die omgeving. Mijn forme is zwak. Meesmuilend bereikte ik Blois, schoof nog wat verder tot Candé, en daar kreeg ik als Gîte d'Etape een halve hoeve voor mij alleen. Keuken, televisie, zetels, en ik organiseerde daar voor mezelf een festijn met wijn en saucisson pure porc. Ook de volgende dag te Montlouis kon ik tafelen op een sympathieke manier tijdens een feest op straat en plein. Weldra bereikte ik Tours en bezocht er de kathedraal St-Gatien en vooral de beroemde Basiliek St-Martin-de-Tours. Toen ik in die stad l'Office du Tourisme binnenwipte voor een stempeltje in mijn pelgrimsagenda kwam ik daar twee potige dames uit Nederland tegen, de gezusters Lien en Inge Jansen, die op stap waren met rugzakken waarop ik de schelp zag. Aan deze ladies-pelgrims offreerde ik een pot bier op de stoep van een brasserie. Sedert 1 april waren zij reeds onderweg aan 20 km per dag. Bravo voor deze stevige vijftigers, medische secretaresse en verpleegster in de psychiatrie, die op weg waren naar in finibus terrae, alhoewel ik vernam dat zij aan het overwegen waren van te stoppen. Ik heb jullie daarna getelefoneerd en ben dan per trein naar Poitiers verder vooruit geraakt, want ik was nogal achter op mijn programma. Fris als een hoender nadat ik in een cinemazaal in slaap was gevallen tijdens een poging om de film ' La Vie est Belle' te zien, ben ik bij nacht op de authentieke Route Saint Jacques gaan fietsen tot in de Abdij Saint Benoït en Ligugé. Dat is de oudste abdij van West-Europa, reeds gesticht door St-Martin in de vierde eeuw. In de kapel op de plaats waar die grote Heilige een catechumeen uit de dode liet opstaan, ben ik op de vloer gaan liggen om te slapen, neergevlijd in mijn blootje op mijn donzen slaapzak in mijn proper laken. Heerlijke heilige nacht. Modern toilet nabij op de parking. Het was hoogdag van Pinksteren toen ik die ochtend op ben gestaan. Ik stuurde van daar een kaartje naar Pater J. Boly., dat was de man die naar jullie heeft getelefoneerd. Daarna tijdens de frisse zondagmorgen reed ik zoekend naar ' LE RELAIS DE VIVONNE', het topresto voor de routiers. Samen zijn we daar vroeger gaan eten op een middag, maar nu was het voor een omelet, brood en koffie, dat ik daar ben gestopt rond 9u00 .
De warmte kwam. Ik liet mijn zware en te lange pullover achter op een geparkeerde bulldozer van een bouwbedrijf uit Parthenay, dat is de stad van Aymeri Picaud de zwervende monnik die de eerste Gids voor Pelgrims naar Compostela had geschreven, honderden jaren geleden, maar die nog altijd beroemd is alhoewel hij nooit een vrome pater was geweest. Na wat verloren te zijn gereden tussen les fermes isolées du Poitou, bereikte ik terug beschaafde wegen die me te MELLE brachten, en te BRIOUX-SUR-BOUTONNE, steden die duizend jaren geleden rijk waren omdat daar zilvermijnen waren. Ik slaap in een resto voor de vrachtwagenchauffeurs waar me een flinke maaltijd werd opgediend , met buffet de crudités et de charcuteries.
De Sint Jakobsweg brengt me te Enseigné, de plaats waar de Orde van de Tempeliers werd gesticht. Na enkele kerken te hebben bezocht, stap ik in een kapel-zonder-kruis binnen die de naam ' Bar' draagt en daar drink ik Pineau des Charentes om te vieren dat ik ben aangekomen te Saintes, in de hoofdstad van La Saintonge. Geschiedenis van de hoogste graad ligt daar op mij te wachten, met ruïnes uit de tijden van de Romeinen en uit andere periodes, met ook Saint-Eutrope, een pelgrimskerk met onsterfelijke faam. De jeugdherberg van Saintes is werkelijk goed, en dus zeg ik eerlijk ' Santé en bravo voor Saintes ! ' .
Dinsdag is druk. Dat is zo als de werkweek over vier dagen wordt verdeeld. Ik fiets naar Royan met een royale pedaalstoot. Heerlijk warm, en de zeelucht prikkelt mijn neus. Aan de overzetboot ontmoet ik een fietser van St-James en een vliegende Hollander van Sint Jacob. Met Ferris kan ik een deal maken. We zullen samen een hotelkamer nemen, want dat drukt de prijs. Te Soulac-sur-Mer stoppen we, maar de 110 FF die we uitsparen op de kamer, zuipen wij op aan bier in deze badstad . Mijn nieuw kameraad is pas op pensioen. Hij was gevangenisbewaker. Zelfs het monster West, serial killer of many women, had hij gedurende vier jaren in de gaten moeten houden tijdens nachtdienst. Na afscheid van deze cyclist from Bristol zwenk ik naar de streek van de wijnen van Bordeaux en in het bijzonder van de Médoc.Tijdens de Zondag van het Onuitgegeven Boek te Leuven had ik over de Médoc-streek meerder tips gekregen van Meester Buyckx die een boek had geschreven over de Médoc-wijnen.
Ik verspeel veel tijd door te zoeken naar Brion, waar archeologen in de moerasgrond een onbekende stad vonden, gezonken in het slijk van de Gironde. Het werd een geweldige fietstocht langs de ronkende namen , zoals St-Estephe, Mouton-Rotschild, Pouillac, en groene heuvels voor onschatbaar kapitaal aan wijnen. Ik geraak wat in paniek, omdat iedereen in deze dorpen wijnboer is maar niemand hotelier. Met rode wijn is in deze buurt meer te verdienen, als met chambres d'hôtes ou petit hotel-restaurant. Maar ik vind wel onderdak te Donissan in Chateau Cap Veyrin. De dochter des huizes Nathalie stopt me in het bed bij haar papa wijnboer. Het is een adres om bij te houden. Als we een volgende keer met de wagen hier in de buurt zijn, zullen we er zeker drie dozijnen flessen kopen.
Mijn papier is alzo vol. Ik kwam na fiets-trein-fiets tot bij de Yazikofs van Miramon, waar ik wat rust wil nemen, goed eten, en mijn oude vriend Georges gaan bezoeken in La Maison de Retraite waar deze oude Casanova van de marine van de tsar zijn laatste dagen triestig doorbrengt.
Er valt in de ochtend reeds een flinke regenbui. Ik neem afscheid van Carmen. Om mijn ketting te smeren krijg ik van haar een flesje dunne olie voor naaimachines. Het flesje dateert van uit de fifties toen de sjeiks nog op kamelen reden en geen olie verkochten.Gedaan met luieren, eten en siesta. Vandaag weer de fiets op !
Ik moet echter eerst eens naar een fietsenmaker. Soms is het toeval zo groot dat een pelgrim wel begint te denken dat de heilige Sint Jacob hem daadwerkelijk helpt om vooruit te geraken op de moeilijke weg naar Compostela. Zoals op deze maandag. Octave Le Bon, na vijftig jaren tussen banden, fietszadels, en kettingsmeer, had op zaterdagavond zijn winkel en atelier gesloten met dat uniek gevoel dat een man slechts éénmaal kent : 'Oef, nu is het gedaan en zal ik van mijn appeltje voor de oude dag en van mijn pensioen kunnen genieten !' Op maandag was het altijd sluitingsdag, maar op deze laatste dag van de maand komt hij nog opruimen, want vanaf dinsdag zal een huurder de lokalen anders inrichten om te beginnen met een groentenwinkel. Octave komt van links aangereden op een damesfiets en van rechts komt een kerel met een baard aangereden op een olijfgroene trekkersfiets met vijf reistassen. Beide mannen stoppen op hetzelfde ogenblik voor de ingangsdeur van Cycles Le Bon - Castaing.
' C'est fermé... et pour toujours' zegt Le Bon. 'Oh...' zegt de andere ' ma roue avant est un peu voilée et je suis en route pour Notre Dame du Cyclisme et Saint Jacques de Compostelle !' . ' Mais je vous en prie, Monsieur, entrez-donc ... . Mon dernier client sera donc un pélerin ... Je suis béni par les Dieux ! ' De goede Le Bon zoekt nog even zijn groen sleuteltje dat al tussen het oud ijzer was geworpen. Ah, oui, ... dévoiler les roues, voilà ce que je faisais bien... . J'ai même dévoilé les roues d'André Darrigade. Tu le connais ? Koel en beleefd zegt de pelgrim gewoon maar ' Zandvoort 1959.' ' Je viens du pays de Willy Vannitsen et de Jean Brankart.' De man glimlacht. Ik sta al een trapje hoger voor hem. Weldra draait mijn wiel terug zeer goed. Het kost me niets. Na deze technische verbetering fiets ik naar het tehuis Soussiale voor ouderen van Miramont. Grote kuis aan de ingang en nog geen bezoekuur. Ik fiets door de tuin en zoek de kamer van Yazikoff. Via het venster kan ik van hem afscheid nemen.
Mijn kilometers zijn moeilijk. Ik moet dikwijls stoppen en de weg zoeken. Dan eindelijk verbetert mijn vaart toch. Te Tonneins koopt ik een heerlijk stuk brood met hesp, een fles wijn, een salami en een kilo pruimen. Ik vorder langs de N113 en steek de ' Autoroute des 2 Mers' over. Aiguillon. Port Sainte Marie. La Bastide de Vianne. Nérac. Mézin. Sos. Gabarret. Zo kom ik dan in de Midi-Pyrénées. Het is een lange rit, maar hoe meer ik fiets hoe beter ik fiets. Eindelijk zie ik de wegwijzer naar La Bastide d'Armagnac.
Ik bereik wanneer het uur reeds is gevorderd mijn doel : NOTRE DAME DES CYCLISTES.
Een vijftigtal personen staan er in een grote kring buiten op het grasveld. Zij zingen mooi en volgen devoot een kerkelijke dienst. Ik wil niet storen en fiets dus met een boogje tot achter de kapel, waar ik Olive Green en al mijn spullen veilig uit het zicht parkeer. Ik verbeter mijn kledij een beetje, neem mijn petje van mijn kop, wrijf met een handdoek wat over mijn haren en mijn benen en zo voeg ik me bij de gelovigen die me natuurlijk hebben opgemerkt omdat ik eigenlijk stoor. Na een paar minuten kriebelen mijn gat en mijn benen. Ik kan daar toch zo niet de minuten laten voorbij lopen.
Vanaf 1984 had ik enkele contacten met de bijzondere man die l'abbé Joseph Massie was, le Curé de Créon d'Armagnac, Mauvezin, et Lagrange, stichter van dit Heiligdom voor de Wielertoeristen. Ik weet dat deze Eerwaarde Heer nu oud en ziek is, en ergens in een rusthuis verblijft. Gelukkig ken ik ook nog de naam van zijn vriendin - in de meest nobele betekenis van dit woord- Madame Rotenfüss. Zij moet een van de ongeveer dertig oudere dames zijn die daar rond het altaar staan. Ik vraag aan de man naast mij waar Madame Rotenfüss staat. Zij is op maar tien meter en had al meerdere malen naar mij gekeken.
' Je suis un ami de Belgique de l'Abbé Massie. Je voudrais vous parler après la Messe ... ' fluister ik in haar oor. Nog tijdens de afsluitende lofzang neemt zij me mee naar de kapel, en zij opent voor mij terug de deur van die Grot van Ali-Baba voor de verzamelaars van ex-voto uit de wielersport. Na een kort gesprek, een kort bezoek, de nodige informatie over de geheime plaats waar de oude beroemde Paus van de Wielersport zich bevindt, en na het duwen van 100 FF in de offerblok, zie ik de nieuwe pastoor die eredienst leidde en een andere man de kapel binnenkomen. Hij zegt dat de maand mei nu voorbij is. Iedere avond was er rond het beeld van Onze Lieve Vrouw van de Weg een gezongen eredienst, en nu zullen wij ons gaan organiseren voor de komst van de toeristen die deze zomer weer talrijk zullen op bezoek komen. ' Mais, ce n'est plus votre affaire, n'est-ce pas, chère Madame Rotenfüss, vous avez pris votre retraite ... !
Oei, welke toon is dat .... ? Het is hier in deze parochie precies burgeroorlog. Het Heiligdom moet nu worden gesloten, het alarmsysteem wordt aangezet, de stevige poort sluit zich en de twee mannen, de priester en de leek, duwen de oude Madame R. in hun wagen en brengen deze trouwe medewerkster van ' le fondateur du sanctuaire' terug naar haar woning. Zij groetten en bekeken mij amper. Ainsi le pélerin de Saint Jacques que je suis et mon vélo de grand randonneur restent seuls auprès de la Vierge et de la Chapelle de Géou.
Ik was al drie dagen bij Carmen en heb geen goesting om deze avond ook nog verder te babbelen met een Madame Rotenfüss, alhoewel die haar lippen wel heelwat te zeggen hadden, ... mais demain, l'abbé vous expliquera bien tout ce qui se passe ici.
Terwijl de avond valt, voel ik mij zoals in de hemel. Notre Dame du Cyclisme et moi, moi, moi, .. quelle émoi ... ! Mijn ontroering is zeer groot. Ik krijg zachte tranen in mijn ogen.
Ergens aan de kant staat een stenen tafel met zitplaatsen. Ik verhuis fiets, have en goed, naar deze tafel. Ik open mijn fles rode wijn, snijd schijfjes af van mijn saucisson, en rustig blijf ik daar zitten nabij Notre Dame. Het is er goed en kalm. Daarom besluit ik om daar te slapen in open lucht in mijn slaapzak. Ik de stilte van de avond is het heerlijk. Er moet geen geluid zijn, er moet geen woord gesproken worden, maar wie is die man daar naast de Moeder Gods die minder dan een korrel zand is in de oneindigheid van het heelal?
Ik probeer onder de tafel te gaan liggen, daar kan mogelijke regenval me niet deren, maar weldra besef ik dat de etensrestjes van mij en van anderen allerlei kleine kruipende diertjes lokken. Die vele andere bewoners van onze planeet moeten ook ieder etmaal wat eten alvorens zich te kunnen vermenigvuldigen om hun soort in stand te houden. Ik vlucht daarom naar een proper stuk grasmat aan de andere kant van de kapel waar ik slaap in verschillende porties, omdat ik af en toe terug wakker word want ik ben niet moe na mijn rustdagen te Miramont.
In het midden van de nacht komt een auto tot aan de ingang, maar niet verder. Een man haalt een radiopost uit zijn koffer, plaatst die op het dak en begint zo te spreken in een voor mij onbekende taal of dialect. Ik vermoed dat het baskisch is, doch weldra vertrekt hij weer. Ik ben echter bang dat een tweede persoon me langs achteren zou overvallen omdat ik niet weet of meer mannen in die auto zaten. Daarom vul ik mijn slaapzak met fietstassen, laat de zo gemaakte pop liggen, en met mijn opinel in de hand stel ik me wat verder op in de duisternis. Na een kwartier vertrekt de geheimzinnige auto terug en is het weer heilig en stil. La Vierge, Olive Green, en ik slapen daarna lekker verder tot wanneer de zon weer opkomt over Cazaubon en Créon.
23. Mardi 1 juin.
Toen ik een jongen van 8 was studeerde ik al buiten de schooluren voor Winnetou, hoofd van de Apachen, en toen ik vervroegd mijn pensioen had gekregen, logeerde ik op campgrounds in Wyoming en Zimbabwe, en daarom ben ik ook nog fit en levend om de nieuwe maand te beginnen na een nachtje slapen op het groen van Notre Dame du Cyclisme.
Bij de warme bakker koop ik een taart voor Joseph Massie die ik al vroeg bezoek op zijn kamer in het rusthuis van Labastide. Na kloppen stap ik daar binnen. De oude priester denk dat ik een verzorger ben en roept me naar de toiletkamer waar hij met moeite probeert zijn broek terug aan te doen. Ik help hem even. Na wat twijfelen herkent hij me en ook mijn familienaam Journée komt over zijn lippen.Wij praten over het trieste levenseinde van Luis Ocana en over die fantastische kerel die André Darrigade nog altijd is. Zij waren vrienden van Joseph Massie. Verder komt ter sprake hoe anderen nu zijn kapel en zijn museum beheren. Voor hem was alles voorbij, maar zijn goede medewerkster, een wat grillige vrouw met een hart van peperkoek, had daar veel moeite mee. Zij komt nog elke dag op bezoek, of dat nu gepast of ongepast is. Ja, het lot van priesters is zo dat zij in hun parochie altijd van die onmisbare deftige dames moeten verdragen. God zal Madame Rotenfüss oordelen en ongetwijfeld ook goed belonen. Onze ontmoeting loopt plots tot een einde wanneer de almoezenier van het rusthuis de hulpeloze wielerkampioenen-priester in zijn rolstoel komt halen voor de dagelijkse H.Mis die zij samen opdragen. Ik groet deze heilige man. Hij zal 193 dagen later sterven.
Villeneuve de Marsan. Aire sur l'Adour. Barcelonne-du-Gers. Geaune. In een restaurantje eet ik varkenspoten en zie hoe zware jongens uit de streek daar kaart spelen ' en bons copains'. Wat later aan een wegsplitsing ontdek ik een zitbank, maar vermits het gras mals is, leg ik mijn slaapzak open. Tussen 14 u00 en 17u00 slaap ik er op mijn rug in de schaduw van een boom. Wanneer ik terug inpak, rijdt een combi van de gendarmerie langzaam voorbij. Ik kruip terug op mijn fiets, maar mijn stijve benen beletten mij van meer dan 20km/u te halen. Ik geraak echt niet vooruit en dan is er ook nog tegenwind. Eindelijk een schone bergaf naar een diepe vallei en weldra rol ik tegen 60km/u zelfs door een bebouwde kom waar maximum 50 km/u toegelaten wordt. Nog wat verder, plots weer die combi van de gendarmerie. STOP. Het is toch niet waar ! Zal ik een boete krijgen wegens overdreven snelheid ? Twee grote strengkijkende kerels met een snor komen naar mij toe .
Etes-vous Hollandais, Monsieur ? vraagt de grootste me .
-Ne dîtes surtout pas à un Flamand qu'il est Hollandais, Monsieur le Gendarme. Je suis un pélerin sur la route de Saint Jacques, un ami de l'Abbé Massie, un Belge retraité de la Banque Fortis, un père de famille qui a toujours payé bien ses impöts, et j'aime le cassoulet et Gilbert Bécaud, ... ! Voici la coquille qui est à mon guidon, voulez-vous d'autres renseignements ? -Nous vous avions déjà observé tout à l'heure. Nous cherchons quelqu'un, mais ce n'est pas toi. Hé, Francis, nous deux à vélo, quand on aura la retraite dans six ans, pédaler comme lui jusque Saint Jacques de Comostelle, voilà ce qui serait bien ... ! -C'est bon, continuez et ne roulez plus si vite car notre service est presque terminé et votre accident nous obligerait à faire des heures supplémentaires ! -Merci, messieurs les gendarmes.
Ik fiets dus verder en kom ongestoord aan een Hotel de France, waar dat was heb ik nooit genoteerd, maar het was zeer groot, zeer goed, en redelijk duur. Tijdens het avondmaal verzeil ik met twee andere tafelgangers in een breed gesprek over de geschiedenis,over de geheimstokerijen van armagnac, en de jacht op wilde duiven, tot wanneer mijn fles wijn leeg is.
24. Mercredi 2 juin.
Lang geslapen . Heerlijk bad. Rustig ontbijt.
Het is warm en via Pecorade ik probeer Hagetmau te bereiken. Ik koop l'Equipe en lees daar een tijd in zittend op een bank in de zon aan een druk kruispunt. Dan ga ik op zoek naar het Hotel- Restaurant routier LA CREMAILLERE. Dit kleine hotel komt voor in het boek van Miles Morland uit 1992 ' The man who broke out of the bank and went for a walk in France'. Dit gaat over een man die zijn goedbetaalde baan opgaf om samen met zijn vrouw 560 km te gaan wandelen. Zij veranderden abrupt van levenstijl en vinden een nieuw geluk.
Ik eet er tussen de routiers. De eigenaars weten niet dat hun hotel wordt geciteerd in een bestseller in de Engelse taal. Op weg naar Orthez lijd ik van de warmte en van de dorst. Het is er zeer mooi om te fietsen. De mensen spreken er het eigenaardig dialect uit Gascogne waaraan ik moet wennen. Mooie heuvels. Het golvend landschap van La Chalosse.
Sauveterre de Béarn. Ik spreek even met een groep Vlaamse wandelaars die daar met een tocht van tien dagen bezig zijn. Mijn route brengt me bij de Franciscanen van St-Palais ( Don Paleu) en daar kom ik terecht tussen talrijke andere pelgrims die te voet naar IN FINIBUS TERRAE willen. Ik kan daar eten, slapen op een slaapzaal ( un hébergement collectif), en veel lezen over de CAMINO DE SANTIAGO, maar ik vind daar niemand om een goed gesprek te voeren, want zij zijn wandelaars met pijnlijke voeten en ik ben een fietser, iemand van een andere soort dan zij.
25. Jueves, 03 de junio.
Don Paleu . Ik maak een praatje met een wandelende pelgrim uit Holland die hoopt van ergens zich te kunnen vestigen in een klooster, een herberg, of een refugio, om daar te blijven en verder te leven als een hospitaalridder uit de verleden tijden . Hij wil voor zichzelf een sober leven en zich ten dienste stellen van allen die voorbij komen op de weg naar Santiago. Ik waag het van de GR65 te volgen, zeer moeilijk voor fietsers, bestemd voor wandelaars met zware schoenen. Aan een groot kruis zit een man . Hij komt uit Haute Savoie. Praatje. Galzetaburuku Gurutzea.
Zo kom ik dan aan de Nive met haar glinsterend water. Ik maak een paar foto's. St-Jean-Pied-de-Port bereikt even voor het middaguur. Na wat zoeken vind ik Madame De Bril op haar kantoortje, net toen zij wilde vertrekken. Kijvend wijf zoals er overal in de parochies dames zijn die menen dat zij fel belangrijk zijn en een hoge graad bij de gendarmerie hebben. Het valt me daar niet goed mee en daarom zet ik dus maar mijn fiets op toeren voor de beklimming naarRoncevalles, en dat is een route van 17 km bergop !
Ouf, ouf, wat gaat dat slecht ... . Ik doe veel stukken te voet en soms knabbel ik op een stukje harde saucisson om te genieten van wat smaak, want voor mijn ogen en mijn neus is het wel prachtig in de Pyreneeën. Alto Ibaneta. Ik kom boven zonder veel glorie als klimmer en vind eten en slapen in de jeugdherberg waar het proper is. Avondeten in een nabij gelegen Hostal. Ik at er forel en kon wat praten met twee Amerikanen. De meeste pelgrims gingen op die avond naar een dienst in de kerk maar daar tussen veel volk in onfrisse kledij voelde ik me benauwd, en daarom wandelde ik wat rond tot als het donker werd om van de berglucht te genieten.
26. Viernes, 04 de junio.
Hoera ... vandaag word ik 55 jaar en vermits ik nog leef zal ik behoren tot zij die mogen genieten van het afkoopkapitaal Leven van mijn groepsverzekering. Ik begin mijn dag rustig, want mijn buit is toch al binnen sedert het wakker worden. De andere pelgrims zijn reeds uit de grote kamers verdwenen, weggevlogen als zwermen duiven. Zij laten een berg afval achter, en ook kledij en eten, omdat zij te veel gewicht moesten dragen tijdens de steile weg die hen boven bracht. De kuisvrouw van de herberg stockeert dat allemaal in het lokaal van de gevonden voorwerpen, of herverdeelt tussen zij enkele uren later al weer zullen aankomen. Zij geeft me doosjes sardienen en een zak walnoten. Ik glimlach en dank haar, maar zal dat toch maar niet opeten, behalve enkele noten die ik in de achterzak van mijn rennerstrui stop.
Na 10 km fietsen haal ik ontelbare voetgangers in. Aan een kraan met drinkwater groet ik even een vrouwtje op een gele sportfiets van Décathlon. Zij snort weg alsof zij bang van mij is. Wat later staat zij langs de weg. We rijden de Alto de Erro op en zij weet niet hoe zij moet schakelen met haar 18 versnellingen in de handvaten. Op mijn verjaardag wil ik een goede daad stellen . Ik speel op de N135 dus tot 16 uur St-Jacques Assistance en blijf bij die oudere vrouw op haar gele fiets. Het is een positieve samenwerking. We gaan samen eten in een restaurant. Zij vertelt me haar levensverhaal, en waarom zij op weg naar Saint Jacques aan het fietsen is. Het is een zeer vreemd verhaal van iemand op de dool, die van huis en problemen was weggevlucht nadat haar echtgenoot zelfmoord pleegde. Zij was de vrouw van een arts uit Toulouse. Bij het binnenkomen van Pamplona heb ik haar alleen laten verder rijden ' sous la garde du Bon Saint Jacques', nadat ik mijn derde bidonhouder op haar tweewieler monteerde. Zij zou niet veel verder geraken omdat haar zoon de Spaanse politie achter haar had gestuurd.
Ik had van A.Boone al iets in 't Vlaams gelezen in het gulden ereboek van een refugio waar ik een stempel ging halen. Ik ontmoette Andres Boone ook wat verder bij een bron op het voetpad waar ik met de vrouw uit Toulouse wat aan het rusten was, en waar ik haar vertrouwen kreeg en zij voelde dat ik een veilig iemand was. Nadat ik de Iruna Bar, eens stamcafé van de grote Ernest Hemingway, had gevonden, een geldautomaat had aangesproken om pesetas te hebben, mijn bril liet hermaken aan het pelgrimstarief en dat was gratis, de koperen pijlen en de schelpen op de stoep had gevolgd naar het Albergue por los Peregrinos van Pamplona, 500 pestas voor mijn inschrijving had betaald, en een douche had genomen, was ik mij aan het kleden naast mijn slaapstee in een kapel omgebouwd tot slaapzaal. Een kerel die aan het snurken was met zijn kop onder het laken, kruipt plots recht. Het is warempel die Boone terug van onderweg. Stappende pelgrims vertrekken zeer vroeg, komen al vanaf 14u waar kan geslapen worden, wassen zich dan, en slapen enkele uren alvorens op zoek te gaan naar avondeten. Zo ook de West-Vlaming Boone. Gelukkig sprak hij geen dialect van Bachten de Kupe, maar wel A.B.N. en alle andere talen die hij nodig had op deze wereld. Hij leek me tof en goed gezelschap. Omdat het mijn verjaardag was, nodigde ik mijn taalgenoot uit om een stapje in de wereld te zetten in Pamplona by evening & night. Toen kwam ik te weten dat Boone priester was, kuis en sober moest leven omdat hij ergens in Peru bij de arme menen ontwikkelingsmedewerker was. Terug naar huis gestuurd waar hij bijna geen familie en vrienden meer had, was hij om gezondheidsredenen en ook wegens persoonlijke geloofscrisis op stap naar Compostela. Tien jaren eerder had hij al eens een stuk van de tocht uit Brugge gemaakt. Hij kende Jean-Luc Dehaene die hij had ontmoet op een Belgische Ambassade in Zuid-Amerika.
Nu ontmoette hij Wilfried Journée en dat zou hij zich zeker niet mogen beklagen. Eerwaarde pelgrim Boone aanvaardde van met mij mee te komen, 100 % op mijn kosten. Te voet ging ik met deze arme pater Salesiaan van Don Bosco terug naar de beroemde bar van Hemingway op de Plaza del Castillo. Wij aten daar tortilla's, boccadila's en tapa's, en dronken samen meerdere ' Dos cervezas por favor ...' ! Prettige avond . Toen het uitgangsleven van Pamplona bruisend en wild begon te worden, vol verleidende meiden, bedankte Boone mij. Hij hoopte dat ik nog plezier zou kunnen maken, maar hij moest zelf naar bed om de volgende dag een marathon te voet af te kunnen leggen. Ik zag of hoorde nadien van hem niets meer. Natuurlijk ... vertelde ik aan pater Boone dat ik 'wegens mijn slecht gedrag' buiten het Klein Seminarie van Sint-Truiden was geduwd geworden in juni 1956. Hij vond dat zo iets een vergissing moest geweest zijn van de Heilige Kerk van Rome.
27. Sabado, 05 de junio.
Ik praat met een Japanner die een supporter van Pantani is en met prachtig materiaal rijdt. Hij sliep ook op die slaapzaal maar begrijpt niets van de Camino de Santiago. Hij rijdt naar Barcelona in het Oosten en alle Westerlingen rijden naar Galicië in het Westen. Van alle 40 personen die er die nacht hebben doorgebracht zijn wij de twee die overblijven, ik nog wat groggy van een dozijn cervezas, en hij de onbekend samouraï die ik niet versta en die wellicht uit Yamaguchi kwam.
Wat eerder ontsnapte ik bij het nemen van 'n wakker makende douche in de kelder aan groot onheil. Ik vergat daar kledij en mijn linnen portefeuille die ik op de borst draag. Tien minuten hing dat daar beneden aan de kapstok terwijl ik al weer boven op de slaapzaal was. Alleen die kleine Japannner zingend en in zijn blootje, was daar in de gemeenschappelijke kleedkamer nog maar hij snuffelde niet door mijn bezittingen. Geen interesse in mijn pesetas die ik de vorige dag pas was gaan halen en al zou kwijtgespeeld zijn, indien ik één uur eerder uit mijn bed zou zijn gekropen, want toen namen velen daar een douche.
Terug naar Bar Iruna. Heerlijk zonnetje op het terras. Ik maak een praatje met een oudere man uit Nîmes en schrijf een brief die ik niet op mijn blog zet, om jullie niet te vervelen, alhoewel Tibertyn op zijn eerste dag als 55-plusser toch wel goed gïnspireerd was tijdens het drinken van sterke koffie. Oordeel maar .
Wie lippen heeft en nooit heeft gekust of geslurpt Wie ogen heeft en nooit gezien of heeft geknipoogd Wie tanden heeft en niet heeft gebeten of getoothbrusht Wie voeten heeft en niet is gegaan op de weg naar Santiago Van zo iemand kan men niet zeggen dat hij heeft geleefd .
Ik ben dus ' de Oude Man en de Fiets' en schreef waar de grote Ernest, winnaar van de Pulitzerprijs en van de Nobelprijs, dat ook had gedaan.
Plots vind ik dat mijn tijd te Pampelune en Navarre, Irunea op de Arga, voorbij is. Ik ben 32 dagen te vroeg voor de feesten van San Fermin. Op de route van de wandelende pelgrims waag ik me verder , volgend de aangebrachte tekens, op weg naar Alto de Pardon. Het is weer moeilijk, pijnlijk zelfs. Overal zie ik nu mannen en vrouwen met rugzakken, schelpen, hoeden, stokken, zware riemen, drinkbussen, zware schoenen, afgerolde wollen kousen en soms het vlagje van hun land. Opzij, opzij, opzij, opzij, de Camino is van mij ... ! Na veel moeite kom ik op een heuvel met windmolens. Daar staat een rare zwerfwagen met Hollanders die water geven aan de voorbijgangers en die willen uitleggen wie de Heilige Johannes was, terwijl het op de Camino toch gaat over de Heilige Jakobus ! Wat een vreemde apostel is die toch wel die daar voor verwarring der geesten wil zorgen ? Door zijn schuld eigenlijk neem ik de verkeerde weg, een bergaf die me terug naar de kant van Pamplona brengt en daarom moet ik omkeren en opnieuw een ruig hoogteverschil overwinnen.
Te Puente la Reina is er geen plaats, en te Estella ook al niet. Aan een mirador stop ik om wat te eten en het prachtige landschap te bekijken. Een familie met drie auto's komt daar weldra bij me. Zij installeren zich voor een barbecue, want er zijn daar banken en plaatsen om vuur te maken. Ik word uitgenodigd om samen met hen wijn te drinken met een stukje kaas. Een van hen is de pastoor en die wil natuurlijk mijn biecht afnemen in het Frans en dan uitleggen aan iedereen wat voor een peregrino ik wel ben. Ik moet nog meer wijn drinken en daarom vlucht ik weg, want het is tijd om een plaats voor de nacht te vinden. Een kwartier nadien kom ik aan een vrije camping met een centraal gebouw waar matrassen liggen om op te slapen. Er zijn toiletten en douches met warm water, maar daar is niemand te bespeuren. Wanneer ik me terug fit voel na een tijd en die refugio toch maar wil verlaten, komen plots drie sportievelingen met een rugzak op mountainbikes zich bij me voegen. Zij zijn van Tenerife, het eiland van mijn vrienden Teide en Humboldt. Die guanches maken thee, ook voor mij, en we leggen alles wat we nog te eten hebben in onze bagage op tafel, delen het, en eten het op. Nog later komen daar ook twee meisjes uit Ierland die per auto naar Santiago reizen. Zij kruipen zonder hun kleren uit te doen in hun slaapzakken en binden die goed toe onder hun kin, met het stevig koordje dat dient voor de veiligheid van hun kuisheid.
Au temps où les Annamites du Tonkin d'Indochine parlaient le français, l'éminent chirurgien Tôn Thât Tùng avait composé ce poème plein de mélancolie et d'espérance, j'étais à ces heures-là encore un petit garçon sur un petit vélo (1948).
Tu ne reverras plus le temps des accordailles, Les amants enlacés sous les pruniers en fleurs Les pruniers ne sont plus. Une aube de terreur Se lève à l'horizon où gronde la mitraille.
Nous avons remisé dans leurs plus beaux cartons Nos rêves quotidiens et nos joies coutumières, Nous qui n'avons connu ni su ce qu'est la guerre, Nous avons tout quitté en nous disant : Partons !
Frère, est-ce toi, héros pur de la délivrance Qui passes en chantant, les pieds nus sans souliers ? L'azur de notre ciel couleur de liberté Chante avec la chanson l'honneur et l'espérance.
La brousse ensoleillée après les soirs glacés Lui parle chaque fois du Vietnam qui veut vivre Il chante sa chanson et son âme s'enivre Aux mots ensorceleurs : Patrie et Liberté.
Ô bonheur de bâtir sur une aube nouvelle Le pays retrouvé à l'heure du destin ! Et voici notre offrande au Vietnam de demain Et voici notre sang pour une aube éternelle.
Alors nous reverrons ce tranquille bonheur De vivre pauvrement dans nos calmes chaumières. Le riz reverdira sur nos vertes rizières, Les amants s'en iront sous les pruniers en fleurs.
2000. Le même jour qu'un quiet american called Billy Clinton j'étais arrivé avec ma bicyclette Olive Green à l'aéroport de Hanoï dans le but de traverser tout ce pays en suivant la route des mandarins et pour visiter la grande statue d'un homme nommé Jésu Christ à Vung Tau, auparavant appelé Le Cap Saint Jacques. Je passerais 89 jours dans les rues, parmi les hommes et les femmes et les merveilles du Vietnam, et surtout je me baignerais dans la mer à Mui Ne en découvrant à l'aube le lever du soleil.
Hanoï, le coeur historique de l'ancienne et grande nation du Vietnam est située sur le delta du Fleuve Rouge ( Song Hong) qui depuis des millénaires y avait enrichi les terres de la province du Tonkin. Aujourd'hui, loin dans le Sud, la ville de Hô -Chi-Minh est sans doute plus puissante, plus économiquement riche, plus cosmopolite, mais l'éternelle Hanoï reste dans le Sud-Est asiatique une métropole unique de 3,5 millions d'habitants. Cette belle ville a été fondée par le roi Ly Thai To en 1010 et elle fête donc cette année un anniversaire très important :
le Millénaire Thang Long - Hanoï .
Découvrir à bicyclette cette ville avait été pour moi une leçon de vie formidable, même si le temps passé là-bas fut bien trop court et mes moyens pour communiquer avec les gens limités à mon sourire et à mon attitude, ainsi qu'à la chance de rencontrer des personnes parlant anglais, français ou allemand. J'avoue cependant avoir passé trop de temps avec des étrangers de race blanche. C'est seulement après deux semaines que sans complexe, méfiance, et maladresse, je me suis rapproché des vrais Vietnamiens et Vietnamiennes qui sont des personnes curieuses et aimables. La beauté paisible et le charme de leur capitale ne m'a pas échappé, même si quelques fois je me suis trouvé sur mon vélo parmi les milliers de cyclomoteurs, bicycles, tricycles, cyclo-pousses et autres moyens de locomotion surchargés qui arrivaient de partout en klaxonnant sauvagement.
J'ai sillonné la ville de jour et de nuit. Hanoï compterait 5.197 sites historiques, religieux, et culturels. Je dois donc avouer que je n'ai vu que très peu. Mais, le Mausolée du Président Hô, l'Ancienne Citadelle, le Temple de la Littérature, le Musée Ethnologique, le Musée de la Guerre (et des Crimes Américains), le Temple de Jade du Lac de l'épée, le Théatre National des Marionettes sur l'eau, le Pont Long Bien, et bien d'autres endroits m'ont vu passer, sans oublier les marchés, les parcs, les vieux quartiers, les nombreux restaurants, les deux gares et les trois endroits où l'on jouait au pingpong. Le globe-rouleur sur Olive Green est bien passé un peu partout.
Au début de cette semaine consacrée au Championnats du Monde de Cyclisme je certifie ici que les plus grands champions cyclistes sont les Vietnamiens capables de transporter sur leurs vieux vélos solides jusque 350 kilos, en personnes, animaux, matériaux et marchandises. Parfois ils bricolent un peu selon les besoins et ils transforment leurs montures avec du bambou qui leur sert de levier, qui renforce ou qui aggrandit leur bécane. Il n'y a pas de cyclistes plus extra-ordinaires. Je les ai cotoyé, croisé, dépassé, et plus souvent ils me dépassaient ou ils démarraient bien plus vite que moi aux carrefours. Je ne serais pas honnête si je n'avouerais pas ici que j'ai aussi pédalé à côté d'étudiantes, ouvrières, et paysannes, et que j'ai trouvé aussi qu'elles était belles et sensuelles. Ces élégantes maigres qui pédalent en amenant sur leur porte-bagage au guidon des fleurs, des livres ou des fruits, habillées en ao-dai tout blanc, salopette ou panton et chemise, avec leurs longs cheveux noirs, ou portant le chapeau conique, sont les très jolies adolescentes et les mamans de ce pays.
C'est seulement à l'âge de soixante-six ans que pour la première fois j'ai rencontré sur le grand océan qu'est internet Strabon, 'celui qui louche', un grand homme du passé qui devrait être mieux connu par nous tous, et certainement par ceux qui aiment faire du vélo sur les anciennes chaussées romaines qui mènent toutes à Rome et bien plus loin comme le nom de mon blog fait remarquer.
Strabon d'Amasée était originaire d'Amasya près de la Mer Noire en Turquie. Il a eu une longue vie de 65 avant l'ère chrétienne jusqu'à quelque 20 ans après le début de celle-ci. Fils d'une famille importante, étudiant sous les meilleurs professeurs, conseiller d'hommes d'état, Strabon était un grand voyageur qui avait vu les merveilles du monde de son époque et qui s'était baigné dans de nombreuses cultures. Ensuite le philosophe, historien, géographe, encyclopediste, s'est replié dans son village natal dans le Pontus où pour continuer l'oeuvre de Polybe et d'Homère, il a écrit 43 livres sur l'histoire universelle des hommes et 17 livres sur les connaissanes géographiques d'il y a deux mille ans. Malheureusement toute son oeuvre sur l'histoire a été perdue et ce qui en reste sont ses livres sur la géographie. Strabon y décrit par exemple combien grand avait été l'antique Babylone. Selon lui cette ville était entourée de remparts d'une longueur de 365 stades, ce qui correspond à plus de 65 kilomètres. Il a exposé des sujets intéressants avec des mots grecs compréhensibles sur de nombreux peuples d'Europe, d'Asie, et d'Afrique, donnant aussi des informations sur leur histoire et sur leurs connaissances en médecine et en mathématiques. Ainsi Strabon développe déjà les chaussées romaines et visiblement c'est en s'inspirant de sa vision que l'empereur Marcus Vipsanius Agrippa aurait fait construire les Via Agrippa, un réseau qui partait en quatre directions à travers la Gaule. Le centre était Lugdunum (Lyon) et Vigenna (Vienne) où se situait une agglomération de 50.000 habitants. Ces axes routiers ont amené en leurs temps la Pax Romana pendant laquelle les Gaulois se sont transformés en Gallo-Romains. Les routes qui étaient larges de 6 à 7,5 m ont modelé jusqu'à aujourd'hui les paysages de l'Europe de l'Ouest. Une partie de la Wallonie et de la Hesbaye, est traversée par la chaussée romaine qui mène de Bavay à Tongres. Indirectement elle a donné naissance à notre fameuse frontière linguistique. Ces routes étaient pavées et il y avait des bornes et des aires de repos qui indiquaient où l'on était arrivé. Elles suivaient de façon harmonieuse les ondulations du terrain, tenaient compte des points d'eau, des courbes des rivières dans les vallées et de la nature des rochers en montagne. Les constructeurs en ce temps avaient compris que la ligne droite n'est pas toujours le plus court chemin pour les voyageurs. Roma caput terrae, le centre de l'univers, était à sa plus belle époque une ville de 1.000.000 d'habitants.
A la fin du mois de mai 1999, je me trouvais en Saintonge où une chaussée romaine importante s'arrète prés de l'Atlantique. J'aurais pu traverser la France d'Ouest en Est, en suivant cette vieille voie qui mène à Lugdunum et de là à Rome, l'illustre Via Agrippa. C'était une idée intéressante, car pourquoi traverser la France si jolie, toujours comme tous les autres Belges et faire du Nord-Sud et du Sud-Nord. Mais le pélerin que j'étais n'a pas changé son but fixé qui était d'aller au-de-là des Pyrénées sur le Camino de Santiago de Compostela.
Malgré le temps qui passe il reste toujours des traces importantes de la civilisation greco-romaine.
Assis sur un banc au Parc des Arènes dans la douceur de la soirée de Mediolanum Santonum, j'avais emmené pour quelques moments de lecture un livre emprunté à la bibliothèque de l'Auberge de Jeunesse sur Agrippa d'Aubigné . C'était un nom dont je me souvenais vaguement . Ce fut une découverte et voilà que sur le Chemin de Saint Jacques très catholique je me retrouvais face à face avec un protestant, et non le moindre. Theodore Agrippa d'Aubigné était né en 1552 au Chateau de Saint Maury près de Pons en Saintonge et mourut en 1630 en exil à Genève, après une longue vie d'aventures et de misères. Ce fut un homme extra-ordinaire qui a été un protestant de la plus haute classe, un humaniste, un écrivain, un poète et surtout un combattant politique et militaire. Sa petite fille sera plus célèbre que lui, car Françoise d'Aubigné était la Marquise de Maintenon, la maîtresse et finalement l'épouse de Louis XIV.
Les premiers instants de sa vie étaient déjà très dramatiques, car en venant au monde il avait causé la mort de sa mère. Pour se distancer du culte des saints et des morts chez les catholiques les calvinistes du XVIe siècle s'inspiraient de la Bible et de l'Antiquité pour attribuer un prénom à leur progéniture. Agrippa vient de ' aegre partus' et veut dire enfanté via la mort de la maman. La France avait oublié cet homme pendant deux siècles, mais c'est le grand Victor Hugo qui a été rechercher ce combattant protestant dans les brumes du passé, dans cette terrible période des guerres de religion que l'on aime pas d'expliquer au cours d'histoire dans les écoles. Le fils du Seigneur de Brie a bénéficié d'une éducation humaniste de très haute qualité. A l'âge de 7 ans il sait déjà lire en hébreu, en latin et grec, et en français. Ensuite il est confié à Mathieu Béroalde, le célèbre humaniste, avec qui il doit prendre la fuite lorsque les Huguenots sont persécutés. A 10 ans il est malade de la peste, mais il en échappe. Toutefois peu après il est orphelin car son père meurt à la guerre. A 12 ans il se retrouve déjà à l'université de Lyon et y suit une formation d'astronomie, d'astrologie et de magie. Mais seul sans ses coreligionnaires et sans argent il pense à se suicider. Avec l'aide d'un cousin toutefois il rentre en Saintonge et rejoint l'armée protestante. Après 19 années il hérite de sa mère des terres à Landes-Guinemer où il s'installe. Suivent alors des maladies, des amours malheureux, des combats, mais aussi la rencontre avec Henri IV Roi de Navarre dont il devient l'écuyer et le compagnon.
Sa vie mouvementée est impossible à raconter en détails ici. A l'âge de 25 ans blessé au combat, et plus mort que vivant, il se met à écrire à fond son poème épique LES TRAGIQUES qui sera seulement terminé en 1623 vers la fin de sa vie. C'est en 9000 vers l'épopée de guerre, des persécutions et de la foi des protestants de France. C'est écrit avec un vocabulaire d'une violence rare. Il a écrit aussi d'autres oeuvres, dont son Histoire Universelle interdite et brulée sur la place publique, ce qui l'obligea à quitter définitivement son pays. Mais il restera pour des raisons politiques toujours un homme méconnu. Ce qui ne sera plus le cas plus tard à partir de la fin du XIXe siècle, ni maintenant au moment où la religion catholique a déçu beaucoup de personnes et perdu beaucoup de fidèles.
Extrait. Jai veu le Reistre noir foudroier au travers Les masures de France, et comme une tempeste, Emportant ce quil peut, ravager tout le reste. Cet amas affamé nous fit à Mont-moreau Voir la nouvelle horreur dun spectacle nouveau. Nous vinsmes sur leurs pas, une trouppe lassee Que la terre portait, de nos pas harassée. Là de mille maisons on ne trouva que feux, Que charongnes, que morts ou visages affreux. La faim va devant moi ; force est que je la suive. Joy dun gosier mourant une voix demi-vive ; Le cri me sert de guide, et faict voir à linstant Dun homme demi-mort le chef se débattant, Qui sur le seuil dun huis dissipoit sa cervelle. Ce demi-vif la mort à son secours appelle De sa mourante voix. Cet esprit demi-mort Disoit en son patois (langue de Perigort) : « Si vous estes François, François, je vous adjure, « Donnez secours de mort ; cest laide la plus seure « Que jespère de vous, le moyen de guérir. « Faictes-moy dun bon coup et promptement mourir. « Les reistres mont tué par faute de viande : « Ne pouvant ny fournir ny ouïr leur demande, « Dun coup de coutelas lun deux ma emporté « Ce bras que vous voyez près du lict, à costé ; « Jai au travers du corps deux balles de pistolle. »
Les Horreurs de Montmoreau . Les Tragiques - Livre 1. Misères . (vers 372 à 398)
Un mercenaire (reiter) . - Les misères endurées pendant les guerres de religion décrites par le poète Agrippa.
De wijn en het lekkere avondmaal lieten me goed slapen. De zon schijnt al scherp over de Charente wanneer ik de jeugdherberg van Saintes verlaat voor een ritje door deze oude stad. Wat een heerlijke dag. Met een plaatselijk wegkaartje vind ik gemakkelijk de stadswallen uit de IVde eeuw en de Abbaye des Dames uit 1047. Daarna rijd ik naar de kerk van Saint Eutrope die een hele wijk domineert.
Saint Eutrope maakte grote indruk op mij.
Ik had nog nooit gehoord van Saint Eutrope toen ik Olive Green parkeerde onder een boom. Toen ik naar de deur van de kerk wandelde merkte ik op dat er een lange rij panelen stond met geplastificeerde tekeningen van hedendaagse kunstenaars uit Saintonge. Zich inspirererend aan Vlaamse Primitieven, Pieter Breugel de Oude, Jeroen Bosch, en anderen, hadden zij een soort stripverhaal gemaakt over de vroegere tijden, toen tienduizenden naar de crypte onder deze kerk kwamen om er het graf van de heilige E. te bezoeken met de hoop via hem iets te bekomen van de Allerhoogste, van God de Schepper van Hemel en Aarde. De pentekeningen van deze tentoonstelling in open lucht spraken boekdelen. Kreupelen, zieken, geamputeerden, stervenden, sleurden zich tot hier, kropen op handen en voeten, lieten zich tot aan deze kerk op stootkarren of muilezels brengen. Moeders met hun gehandicapt kindje, grootvaders met hun blinde kleinzoon, familieleden van terdoodveroordeelden, ouders van verdwenen kinderen, zwangere vissersvrouwen van wie de echtgenoot door zeerovers als slaaf was weggevoerd, zusters van broers die nooit uit een oorlog of van een kruistocht waren teruggekomen, mannen en vrouwen uit een dorp kwamen waar pest, cholera, of melaatsheid was uitgebroken, groepen herders die hoopten dat de wolven hun schapen niet meer zouden opeten, boeren die offerden op een goede oogst en goede prijzen op de markten, pastoors die kwamen vergiffenis vragen voor de doodzonden van zij die hij had gebiecht, tantes die kaarsen kwamen aansteken opdat hun neef geen nicht zou blijven, dwergen die wat langer wilden worden, en zovele anderen met zovele intensies, en soms kwam er ook wel eens een jonge hertog, een koningskind of een troubadour die al zijn geld in de offerblokken kwam steken. Zij kwamen met velen, en dat werd geschat tot op zes miljoen gelovigen in de loop der eeuwen, of zo'n driehonderd mensen per dag tussen de XIde en de XVIde eeuw. Zij kwamen speciaal naar Saint Eutrope voor hulp, voor een mirakel, voor troost, voor een persoonlijke reden, en ook voor de 100 dagen aflaat die zij bekwamen. Verder waren er ook de voorbijkomende pelgrims van le Grand Chemin de Saint Jacques, de Jacquets die nog veel verder gingen tot in finibus terrae, die van heel ver uit het Noorden kwamen langs de Via Turonensis of de Via Agrippa, en die ook wel eens aan de relieken van Saint Eutrope een bezoek brachten. Die talrijke tekeningen maakten een felle indruk op mij. Met veel eerbied bezocht ik dan ook het graf van de heilige, en op de oude afgesleten stenen waren de enige voetstappen die wat geluid in de frisse grafkelder brachten die van mij.
Wie was Saint Eutrope ? Verschillende versies lopen door mekaar volgens dat de legende komt uit Saintonge, Poitou, Vendée, Bretagne, Sainte Marie de la Mer, of zelfs nog uit andere oorden. Hij wordt vaak vernoemd als de dertiende apostel. De oudste geschiedenisschrijver Gregoire de Tours vermeldt reeds Saint Eutrope de Saintonge in zijn In Gloriam Martyrum van 590. Hij zou een edelman geweest zijn die afkomstig was uit het land dat nu Iran heet. Eutrope bracht het christendom naar Saintonge, was een voorbeeld voor zijn medemensen, en werd benoemd als eerste bisschop van Saintes. Toen hij de rijke Eustelle bekeerde, een jonge dame van amper 13 jaar en dochter van de Romeinse gouverneur, kreeg hij moeilijkheden met haar vader. Deze betaalde met zwart geld maffiosi om rellen te organiseren in de Gallische hoofdstad van de Santonen.Toen de eerste bisschop de bevolking tot kalmte aanspoorde, was er een wildeman die met een bijl het hoofd afkapte van de christelijke leider die alzo als martelaar omkwam.Vele jaren later werden de beenderen van Eutrope terug opgegraven, en rond deze relieken ontstond verering en werden talrijke mirakelen vastgesteld.
Ik fiets op de N150 naar Varzay, Pisony, Les Tonnelles, Saint Romain de Bénet, Saujon. Ik verlaat de hoofdweg naar links en kom dan op kleinere wegen die me tijd doen verliezen. Ik richt me op de zon om in de richting van het Zuid-Westen te blijven rijden. Na de lunchpauze kom ik weer op de weg naar Royan en ergens in het midden tussen de velden voel ik plots een speciaal briesje dat heerlijk ruikt. Weldra zie ik in de verte de Gironde, met haar rijke wateren van de Dordogne en de Garonne, en bereik ik Royan, met zijn stranden, lucht en met reeds water uit de Atlantische Oceaan. Ik ontdek zonder moeite de plaats van inscheping om over de zeearm te geraken tot in Le Verdon sur Mer. Terwijl ik naar de meeuwen kijk komt daar aan Le Bac plots een man op een zwaar geladen fiets aangereden, en ja hoor, ook hij rijdt naar Santiago de Compostela. In de namiddag van de zestiende dag van mijn tocht is hij de eerste fietsende pelgrim die ik ontmoet. Hij heeft als familienaam Ferris, komt uit Bristol, en die oude kerel is een trouw lid van The Fraternity of Saint James. Hij mocht pas op pensioen gaan na gevangenisbewaker te zijn geweest. Hij had tijdens zijn loopbaan in de gevangenissen zelfs de grootste crimineel Fred West bewaakt ! Terwijl ik samen met Ferris op de overzetboot probeer te geraken, komt met een spurtje ook een tweede pedalerende pelgrim aangereden. Zijn koerstrui van AMEV laat zien dat hij uit Holland komt. Hij is 43 jaar oud en werkt voor Nedloyd. Hij vertelt me dat hij wel 200 km per dag aflegt. Zijn uiterlijk, zijn fiets, zijn minimale bagage, laten me zien dat dit mogelijk kan zijn, maar anderzijds geloof ik toch dat hij een partner heeft, wellicht zijn vrouw of vriendin, die ver voor hem uitrijdt met een wagen naar hotelkamers die werden gereserveerd. De Nedloyder wil op dinsdagavond nog de baai van Arcachon bereiken. Hij is dus geen wielrijder van mijn categorie. Ik wens hem veel geluk en zeg dat ik hem niet kan volgen omdat ik een route door de wijnstreek zal nemen om aan een veel lager tempo te vorderen omdat ik als gepensioneerde van Fortis zoveel meer tijd heb dan hij.
Ik zal dus moeten Engels praten met my new friend Ferris. Deze is akkoord om met mij te Soulac-sur-Mer de kosten van een hotelkamer te delen. We vinden plaats in een oud witgeverfd vakantiehuis en krijgen zowat een hele verdieping ter onzer beschikking. Samen rijden we nog wat met onze blote tweewielers rond te Soulac, where beer quite good is but very expensive. We eten de pensionkost waar we logeren. Het betekent niet veel. De gekoelde fles rosé Lys maakt echter veel goed.
17. Mercredi 26 mai.
Na breakfast met Ferris en scheiding, zet ik me op pad voor het groot klassiek parkoers door de Médoc dat me werd aanbevolen door een kenner, Meester Buyckx, kaartvriend van Rik Van Steenbergen en schrijver van een boek over de wijnen uit de streek die nu komt. Na wat rijden voel ik mij gehinderd door een schurend geluid aan mijn voorwiel. Nadat ik dat wiel eens heb gedraaid verdwijnt het akelig geluidje. Mijn handen zijn door dit mekaniekerswerk wat vuil geworden. Ik was ze met zeep uit mijn zeeptube. Ik schroef echter het dopje er niet goed terug op en dat zal gevolgen hebben, want bijna al mijn zeep zal weglekken in een van mijn fietstassen. Te Vendays-Montalivet koop ik l'Equipe en wat eten. Na korte rust op een zitbank vertrek ik weer. Omstreeks 13u00 kom ik aan restaurant La Table Tartine te Lesparre. Dan ontdek ik op mijn routeblad dat ik daar had moeten gaan eten volgens mijn planning. Met buikje vol stap ik toch maar binnen om een tweede maal te eten op deze middag. Ik beklaag me dat niet want het is in dat eethuis werkelijk zeer goed.
Au coeur du Médoc une petite équipe de passionés fournit un travail artisanal dans le respect de la tradition pourque les saveurs d'hier soient encore celles de demain.
Ik geraak niet goed meer verder met zo'n dubbel gevulde buik en ik zwerf op mijn gelukkig gemak door Blaignan, Saint-Germain d'Esteuil, Saint Estephe, Vertheuil, Pauilliac, Saint Julien. Ik rijd dus langs het nec plus ultra van de rode wijnen van Bordeaux, en zelfs tot tegen le Chateau Mouton Rothschild de Pauillac, premier grand cru classé dans la classification 1855 des grands vins de Bordeaux. Maar daar gedraag ik me toch als een barbaarse Wisigoot, als een proletarische idioot, want ik stop even en ga plassen tegen de haag van dat heiligdom van de kapitalisten. Omdat ik ook verdwaalde terwijl ik zocht naar le Site Archéologique de Brion zijn de uren alweer voorbijgevlogen. Ik stop nog even aan een Champion winkel om bananen te kopen en een Danone Drink met vitamines C, hetgeen betaalbaar is voor mijn geldbeugel. Daarna begin ik te speuren naar een plaats voor de nacht. Behalve verschrikkelijk dure hotels kom ik werkelijk niets tegen. Een uur gaat voorbij. Dan vraag ik toch wat aan een wandelaar. Ik moet helemaal naar een andere richting , naar Listrac en Médoc, voor een chambre d'hôte. Ik bereik wat later met vermoeid zitvlak Chateau Cap Leon Veyrin. Ik mag van geluk spreken want één gast die had gereserveerd is niet gekomen en ik kan dus toch een kamer krijgen bij deze wijnboer. Zo eindigt deze dag toch nog goed. Geen avondeten, want geen honger.
Chambre d'hôte au Chateau Cap Leon Veyrin een plaats om terug te bezoeken.
18. Jeudi 27 mai.
Voor het ontbijt mag ik aan tafel in een zaal naast een tentoonstelling waar de producten van Le Cru Bourgeois Chateau Cap Leon Veyrin te bezichtigen zijn. Een twintigtal mensen zijn er al aan het eten en voor mij werd een plaatsje voorbehouden naast Mister Mastroianni een man uit Californië die daar jaarlijks komt omdat hij de uitgever is van een bekende wijngids. Hij wil weten wat Le Chemin de Saint Jacques betekent en ik leg hem uit dat een fietsende pelgrim dagenlang tussen de Cabernet-Sauvignon en andere wijnranken rijdt wat toch zo fantastisch is. Pelgrims uit vroegere tijden dronken trouwens uitsluitend wijn tussen de Loire en Villafranca del Bierzo, en zelfs zij die langs Rijn, Moezel en Elzas kwamen , of door de Champagne of Toscane, deden dat ook. Zij hielden in hun vuist de palster waaraan een kalebas met wijn bengelde, en met hun geloof in God en met de kracht uit de wijn, geraakten zijn tot in het verre Santiago, in the Far South West where the sun goes down in the evening. Die West-Coast Mastroianni doet zijn grote ogen en oren open. Hij heeft vroeger dan 10u00 reeds genoeg stof om een nieuw wijnboek te schrijven over ' De Pelgrims en de Wijnen' .
Op de drukke weg naar Bordeaux zweet ik zeer veel wegens het drinken van thee aan het ontbijt gevolgd door een korte intense wijnproeverij bij die wijnboer. Het is warm en rond het middaguur bereik ik te Bruges nabij Bordeaux het steakhouse Côte à Côte. Voor 147 FF eet ik er duur maar toch erg stevig een entree, een stuk vlees, une île flottante, begoten met een half flesje rode wijn. Het verkeer wordt nog drukker dichter bij het centrum van de grote wijnstad. In La Maison du Bordeaux laat ik een stempel plaatsen in mijn ' carnet de route de pélerin de Saint Jacques' . Ik maak mezelf terug rijker aan een Bancontact. Mijn plichten van pelgrim duwen me naar Cathédrale Saint André de Bordeaux en naar La Basilique Saint Michel. Ik offer er wat franken en laat er enkele kaarsen branden.
Mijn plan is nu duidelijk. Ik wil een bezoek brengen aan Georges De Yazikoff en Carmen Cuenca, twee zeer oude mensen die ik had leren kennen te Brussel tijdens mijn werk van bankbediende. Zij wonen te Miramont-en-Guyenne. Dat is helemaal terug naar het Oosten. Daarom zal ik mij nogmaals wat per trein snel verplaatsen in die richting. Il telefoneer naar Georges, doch geen antwoord. De treinrit naar Marmande kost 61 FF. Voor de fiets is het gratis als hij wordt opgeborgen in een hoes. Ik wring er dus mijn plastieken grondzeil rond en werk af met stevige tape. Man en fiets samen op de trein en door geen enkele treinwachter gestoord, bereiken op de rails spoedig Marmande. Daar is het drukkend warm. Grote dorst overvalt mij. Tijdens een tweede telefoontje krijg ik contact met Carmen en die is erg blij met mijn aankomend bezoek. Ik had trouwens al eerder een zichtkaart gestuurd zodat zij wist dat ik diagonaal door Frankrijk aan het fietsen was, zodat zij stilletjes al een beetje op mijn bezoek hoopte.
Te Marmande is wielersport belangrijk. Ik wil een weinig bekende maar bijzondere wielerkampioen gaan bezoeken. Hij is een blinde veteraan die op een tandem merkwaardige prestaties had geleverd. Maar op het adres waar hij vroeger woonde en waar ik hem jaren geleden al eens had ontmoet, blijkt niemand hem nog te kennen. Wellicht is de man ondertussen overleden of zit hij ergens in een instelling. Op zijn tandem, met een ploegmakker die goede ogen én goede benen had, reed hij vele malen Bordeaux- Parijs, 600 km, in minder dan vierentwintig uren. Ik moet nog 23 km rijden tot Miramont waar ik vriendelijk word ontvangen door Carmen. In haar keuken eet ik kaas, biskwietjes, en ledig ik een fles rode wijn die ik zelf uit de kelder ging ophalen. De oude vrouw is nu alleen en vertelt me haar droevig verhaal. Ik mag bij haar logeren, gratis en zolang ik maar wil.
19. Vendredi 28 mai. Miramont de Guyenne.
Mijn zeer oude gastvrouw Carmen Cuenca is al om 5u00 opgestaan om te starten met haar indrukwekkend gezondheidsprogramma van elke dag. Ik ontspan de hele voormiddag wachtend op Monsieur Georges die pas om 11u45 op bezoek komt. Een taxi brengt hem van het ouderlingenhuis terug naar zijn eigen bungalow om uitzonderlijk met mij te middagmalen. Soms is deze veteraan te lastig en dan kan zijn vrouw hem niet meer uitstaan. Om de echtelijke vrede te bewaren logeert hij nu in een aparte kamer op afstand, waar hij ook medisch wordt gevolgd. De gepensioneerde ingenieur van EDF eet alleen nog maar gekookte wortelen, geplette aardappelen, begoten met enkele druppels olijfolie om zijn stoelgang te verbeteren. Daarna plaatst Carmen hem in zijn zetel en hij neemt zijn correspondentie door en snuffelt nog wat in de lokale krant.
Ondertussen mag ik Carmen brengen naar de supermarkt Cali met de wagen van die te oude mensen die amper nog zelf kunnen rijden. De inkopen zijn op mijn rekening en we vullen ons karretje voor 310 FF met salade, mayonnaise, geitenkaas, platte kaas, pâtes, een fles Mum champagne, vin du tsar, vin de Duras, boter, biscottes, steak, bonen, linzen, en stokbroden.
Terwijl ik met Georges praat komt een nieuwe kuisvrouw zich aanbieden en ik word voorgesteld als de verschrikkelijke sneeuwman in zomerse kledij.
Surprise. We worden aan tafel geroepen door Carmen voor een uitgebreide maaltijd. De voormalige modenaaister uit Parijs, die vroeger zelfs een kleed had gemaakt voor de beruchte Mistinguet, had werkelijk haar uiterste best gedaan. Alleen op het einde participeerde ook haar aanwezige echtgenoot. Dat was dan om te genieten van koekjes met kaviaar en champagne, en van koffie met taart uit het Baskenland. Daarna algemene stilte in huis want het is tijd voor een siesta.
Om 17u45 wordt de oude man heel zenuwachtig. Hij sprak zijn retour af met de taximan die hem terug naar zijn home moet brengen en de gehuurde auto komt nog niet aan. Toujours en retard ! Ik wil hem zelf met zijn eigen auto terug brengen, maar dat mag niet. Het OCMW weet beter niet dat hij nog zijn echtgenote bezoekt want dat is hem verboden door de rechter ! Om kosten te sparen liet de slimme oude Rus zich kwaadaardig dement verklaren. Zo is zijn kamer en verzorging veel goedkoper in het tehuis voor ouderlingen. Maar dan volgt een beetje later een kort getoeter en kunnen wij de oude lastbezorger in de taxi stoppen.
Carmen doet alles om me nogmaals goed te laten eten want ik zal wel honger hebben geleden gedurende al die dagen op mijn vélo ! Soep, pasta, paté, brood.
Ik schrijf nog wat kaartjes naar het thuisfront. Ik telefoneer naar huis om te vragen of dochter Martine goed heeft gepresteerd op haar examen bij de bio-ingenieurs te Leuven. Dat behoort tot mijn gewone vaderlijke plichten rond deze periode van ieder schooljaar, want ik heb immers twee grote dochters die goede studentinnen zijn.
20. Samedi 29 mai.
Petit déjeuner bien soigné par maman Carmen. Vruchtsapje, pruimenconfituur, toast, grand bol de café noir, enz.
La Bastide de Miramont de Lauzun werd reeds gebouwd op het einde van de dertiende eeuw door Edward I, de koning van Engeland. Pas na het verloop van de honderdjarige oorlog in 1453 veroverde Frankrijk dit gebied. Nu bekend als Miramont-de-Guyenne en Lot-et-Garonne près de Marmande, is deze kleine stad uit Aquitanië vermaard in heel Frankrijk om haar Pruneaux d'Agen, en om haar schoenen en sloefen. In 1975 waren er nog 3954 inwoners, maar velen zochten ondertussen hun geluk elders. In 1999 is de bevolking van Miramont verminderd tot 3360 en daarbij zijn dan nog de ouderen van La Maison de Retraite alsook Carmen en andere leeftijdsgenoten die geen toekomst meer hebben. Er zijn in de omgeving al ontelbare huizen leeg en die worden vaak opgekocht door de buitenlanders als vakantiewoningen. Opmerkelijk is trouwens dat er in de winkels en de restaurants tamelijk veel Engels te lezen valt. Isidore de Soussial is een beroemd man uit Miramont. Hij bracht er de industrie van de sloefen ( les chaussons à basane) gemaakt uit schapenwol. Mag verder ook wel worden geciteerd ene Général - niet Charles De Gaulle- maar wel Jacques-Philippe Delmas de Grammont. Op 2/7/1850 werd een wet gestemd die zijn naam draagt, en die nog altijd meetelt, want zij beschermt de huisdieren en kan mensen laten boeten omdat zij dieren verwaarlozen of slaan.
Ik vertrek met mijn fiets voor een verkenning van Miramont. Ik zoek het postkantoor en ga eens binnen in L'Etrier een Brasserie die werd uitgebaat door een Belg aan wie ik vroeger eens Belgische bieren bezorgde toen mijn reisdoel van autotourist Andorra was. Maar deze man liet ondertussen zijn zaak over na een ongeval met zijn motorcycle gevolgd ook nog door echtelijke scheiding. Na een Kronenbourg van 't vat beslis ik van te gaan zien waar mijn vriend Georges logeert en de wegwijzers volgend kom ik weldra terecht in zijn kamer. Babbeltje. Hij is wel blij met mijn bezoek. Weldra haalt hij uit zijn oorkussen een verbleekte omslag die hij had klaargelegd omdat ik de vorige dag reeds dit bezoek had aangekondigd. Yazikoff schenkt mij een aantal Belgische bankbriefjes. Het is zijn reserve om naar België te reizen, maar omdat hij dat nu niet meer kan moet ik die in zijn plaats uitgeven hoe en waar ik wil. Het gaat over 8.100 frank, maar 1.600 frank zijn biljetten die niet meer in omloop zijn. Ik bedank de oude man, alhoewel ik wat verveeld ben met zijn initiatief, en daarom beloof ik van kaarsen te branden voor hem op weg naar Saint- Jacques-de-Compostelle en van een geschenk te kopen voor zijn Carmen. Weldra is het weer tijd en komt verzorging zodat ik die kamer moet verlaten.
De sfeer in het ouderlingentehuis benam mijn lust om nog rond te toeren. Mijn fiets belandt terug in de kelder naast vele lege wijnflessen. Ik ontdek dat in die kelder jonge wilde konijntjes wonen. Een man staat plots in de tuin. Hij is de veearts die komt voor de kat van Carmen. Dat beest heeft een ongezonde haaruitval en zal pilletjes moeten slikken. Het is weer middag en ik open een fles rode wijn in de keuken. Ik laat aan de keukenprinses de omslag met het geld zien en stel haar voor om het fifty-fifty te delen. Zo speel ik voor de gelegenheid nog eens terug bankbediende want ik wissel en geef aan de vrouw franse franken. Terwijl ik drink aan mijn wijn komen dan naar mijn oren een reeks ' confidences ' van Carmen over haar echtgenoot zodat ik kom te weten dat mijn orthodoxe vriend eigenlijk niet de heer was voor wie ik hem nam. Stop, ik ben geen biechtvader, maar misschien doet het haar goed om een luisterend oor in haar keuken te hebben. Carmen trouwde pas op latere leeftijd nadat haar jongere zuster een vent in Normandië had gevonden. Zij was de derde echtgenote van Monsieur Georges. Ik knabbel kaas en stokbrood tot wanneer mijn buikje vol is en tot wanneer het verhaal van haar leven met een kozak uit de tijd van de Potemkine me duidelijker is geworden. Dan is het weer tijd voor siesta plat op mijn bed en om mijn reistassen wat te ordenen. Na het avondeten kijk ik op televisie samen met de dame van het huis naar het Eurovisie Festival.
21. Dimanche 30 mai.
De zondag begint met een algemeen nazicht van mijn geliefde fiets Olive Green. Poetsen en wassen gaat wel, maar in mechaniek ben ik geen handige Harrie. Ik pruts wat aan het voorwiel waar een slag in is, maar de situatie wordt nog erger en daarom besef ik dat er maandag een bezoek aan een professional te Miramont of te Marmande zal nodig zijn.
We schreven in voor het middagmaal van La Maison de Retraite Soussiale te 78400 Miramont-en-Guyenne. Iedere week gaat het daar 's zondags feestelijk culinair aan toe. Een traiteur zorgt dan voor het eten en niet het personeel van de andere dagen van de week. Op die ene dag dineren de bezoekers, familieleden en vrienden, er mee met de oudjes die daar wonen, na reservering uiteraard, en in 'n prachtige eetzaal waar alleen de 'pensionnaires' die bezoek krijgen mogen tafelen. Tijdens het aperitief en het voorgerecht speelt een man er op een piano. Hij zingt een chanson uit vroegere dagen ' Le temps qui passe ....' en neemt daarna ook plaats om te eten en te babbelen. Ik zit tegen een nieuwsgierige Italiaan en tegen een vrouw die vroeger taxiwoman was geweest op Roland Garros. Zij vervoerde kampioenen en beroemde toeschouwers. Deze maaltijd verloopt gezellig van 11u15 tot 15 u 30. Daarna weer siesta op mijn donkere kamer.
Waar ik verblijf zijn de kasten vol met dure mantels en vrouwenkleren van vroeger en vol met grote hoedendozen gevuld met stoffen, lintjes, goedkope juwelen, gespen, knopen en zelfs bont. Ik was een beetje nieuwsgierig. Tijdens die avond heb ik het opgebiecht en toen vernam ik dat het meestal kledingstukken waren van rijke vrouwen die het naaistertje dat Carmen was beloonden met dure spullen, maatwerk te goed om in de voddenmand te gooien, maar dat door mode en verlies van slanke lijn niet meer door de eigenaressen konden gedragen worden. Aan ieder kleed of jas was een naam verbonden en een oud verhaal dat me toch niet zou boeien, vertelde Carmen me. Ondertussen werd ik bijna als een zoon beschouwd door die tante die nooit het moederschap had gekend.
Op die bewuste vakantiedag kwam nonkel Jo me halen met zijn blauwe Volkswagen. Het was een kever zoals ze die nog maakten in 1950, met een koetswerk dat stevig was en met een heel kleine achterruit. Mijn nonkel Jo had er bij zijn post jaren voor gespaard, iedere frank afpitsend van zijn pree als bediende die hij had laten ontsnappen aan de vingers van de blonde vriendin met wie hij zonder trouwboek samenwoonde. We reden naar de Ronde die in het begin van de hooimaand dwars door het Vlaamse land trok. De plaats waar wij naartoe reden is niet meer in mijn geheugen, maar ik weet wel nog dat we toen waren gestopt langs een grote steenweg. Een bonte menigte stond daar langs beide zijden van de brede betonweg. Om van ver alles te zien aankomen vatten wij plaats boven op een gracht. Achter ons was er een nog groen korenveld waarin ik heb geplast.
Het woelige jongetje dat Kobeke toen was, te stout om misdienaar te mogen zijn, kon op die plaats niet lang kalm blijven zitten op de oude stoel die nonkel Jo had meegebracht. Met zijn 1m87 kon hij zelf overal en altijd wel zien. Al loerde het oog van mijn grote nonkel steeds op mij en naar die stoel, toch rolde de kleine weldra de berm af nadat de tweede publiciteitsauto wat dingetjes begon uit te gooien. Tussen de kwajongens ter plaatse ontstond er een vechtpartij tijdens het grabbelen. De jonge Kobe wou natuurlijk niet dat zijn kaas door de anderen werd gepakt en in de struggle for live van de knapen in korte broek bemachtigde ook hij een pet, een worstje in zilverpapier, vier karamels, twee balonnetjes om op te blazen en vijf foto's van fietsende kampioenen.
De vreemde voertuigen die voor publiciteit zorgden, voor muziek en lawaai in de Franse taal, waren zeldzamer geworden en dan plots kwamen er geen meer. Enkele auto's waarop de naam van dagbladen of van sportmagazines stond, reden ook nog voorbij, doch zonder enige aandacht aan ons te geven. Toen verschenen een tiental indrukwekkende motorrijders. De kermisleute langs de Rondeweg ging over in kalmte en het werd stil omdat iets belangrijks zou gaan komen. Alle nekken strekten zich naar de richting waar die morgen het licht was opgekomen. De stilte, de spanning, die toen voelbaar werd, kondigde de doortocht aan van het peloton van de dwangarbeiders van de weg, van de helden van ons volk.
Ja, ginds in de zon roerde er wat. Een symfonie van kleuren naderde als een tapijt dat werd opengerold, een dansende branding, een golf van soepele gespierde benen, gebogen ruggen en gehoekte ellebogen, naderde. De wielen flitsten in het felle middagzonnelicht. De brillen en de gezichten met een brede mond, de koppen en de neuzen, de truien in vele kleuren, waren een streling voor de ogen. De andere zintuigen namen de geuren van benzine, van broekvet en massage-olie waar. Soms voelde zelfs de ene of andere toeschouwer vocht uit drinkbussen, water of fruitsap, maar ook zweet, snot of speeksel. Als een wervelstorm schoven de renners in lange sliert voorbij. De verplaatste lucht deed stof en papiertjes wegvliegen. Gedurende die fantastische momenten genoten alle wielerliefhebbers, mannen, vrouwen, kinderen, van een gratis en groot spektakel.
De mannen met onze nationale kleuren reden voorbij, maar het ging zo vlug dat Kobe zelfs zijn geliefde wielerheld Stan Ockers niet zag, maar vooral het oranje van de Hollanders en het rood met witte kruis van de Zwitsers was hem opgevallen. Allen, langs die rechte betonweg deden een stap mee in de richting die gevolgd werd door de zwerm Tourrenners, doch het getoeter van de volgwagens, stoere auto's die zwaar met fietsen beladen er als tanks uitzagen, deed ze allen een stap terugwijken naar de zijkant waar zij even later terug weer met beide voeten als wezen op de grond stonden. De werkelijkheid van de gewone dag en van het einde van het feest dat zopas aan hen was voorbijgetrokken maakte hen wakker. Deze droom was verdwenen en had amper bestaan. Toen kwamen de tongen los. Weldra kon ook het mannetje met het kleinste petje beweren dat hij de gele trui Wout Wagtmans had gezien, in het wiel van Wim Van Est. Kenners wisten te zeggen dat deze laatste op zijn polsuurwerk Pontiac het juiste uur had. Maar niemand uitte zich met veel enthousiasme over de Belgen, want die presteerden toch zo slecht vergeleken met Sylvère en Romain Maes, met Vervaecke, Vissers, en Aerts uit vroegere goudgele tijden.
De mensen liepen nu te voet of met een fiets aan de hand over de staatsbaan waar tijdens de rest van deze dag toch niet meer zoveel gevaarlijke vierwielers zouden voorbijkomen, vermits er nu al zoveel voorbij waren met die koers. De café's, en ook de feeststent die daar stond, liepen weer vol. Het bier viel schuimend in de pinten. De emotie was groot geweest en de sportmannen spoelde die nu weg met grote slokken. Nonkel Jo had een grote Stella Artois bemachtigd en in zijn tweede hand was er voor mij een flesje coca-cola met een rietje. Mijn nonkel Jo was al lang een van mijn beste kameraden.
Wat later stapten wij terug naar de plaats waar nonkel Jo zijn Volkswagen had geparkeerd. Terwijl we naar huis reden, haalde ik alles wat ik gegrabbeld had uit mijn diepe broekzakken. Mijn nonkel Jo zei dat hij fier was op mij omdat ik zoveel had gevangen. Na een dik uur waren wij terug thuis en toen ik in moeders keuken kwam, overviel een grote honger me. Gelukkig kreeg ik een grote boterham met platte kaas en bruine suiker, met een groot glas prikwater.
Enige uren later luisterden we in het huis van de buren naar de radio. Maurice Dieudonné sprak over de talrijke toeschouwers, duizenden en duizenden, die tussen start en aankomst de renners hadden aangemoedigd.
De uitslag van de rit Brasschaat-Rijsel 255 km was 1. Louison Bobet, 2. Ferdi Kubler, 3. Hugo Koblet.
Zoals het profiel van een Alpenrit uit de Tour de France zo zou het verhaal van de wielrennerij kunnen worden voorgesteld, met hoogten en laagten, berg en dal, voorstellend de vette en de magere jaren. That's life ! Want zo ging het ook in ons eigen en in het leven van menig ander persoon, de cyclische beweging van goede en slechte seizoenen, van vreugde en verdriet, van armoede en welstand, en zelfs van de gezondheid en van de liefde.
Vandaag staat de wielersport in de USA in bloei. Belangrijk is niet die ene Lance Armstrong die nog altijd rijdt, de grote arend die hoog boven fauna & flora vliegt, maar wel de Pro Tour die de brede top uitmaakt en waar grote bedrijven als HTC Columbia, Radio Shack,Garmin Transitions en BMC Racing Team zijn komen postvatten. De voertaal is Engels geworden in en rond het grote peloton. Dat betekent dat de zon schijnt in wielerland USA anno 2010.
Toen colonel Albert Pope in 1876, wanneer terug rust was gekomen na de woelige burgeroorlog, de Grote Tentoonstelling van Philadelphia bezocht en daar fietsen zag, uiteraard toen met het hoge voorwiel, zag hij dat er een gat in de markt was vooral in het Noord-Oosten waar mensen, macht en rijkdom in grote hoeveelheden waren. Boss Pope reisde naar Engeland en werd het volgend jaar reeds de belangrijkste invoerder van tweewielers in de USA via zijn bedrijf Bicycle Factory in Hartford Connecticut. Hij bracht het merk Columbia op de markt en die markt was verschrikkelijk hongerig. In Connecticut was weldra alle technologie aanwezig voor de fietsindustrie en Pope's medewerkers verbeterden voortdurend hun producten en specialiseerden zich tot in de details. Hun verkoop steeg zo geweldig dat in 1893 zij de meeste fietsen ter wereld verkochten. De ideale fiets die zij maakten kostte 313 $. Dat was de prijs van een goed paard. Het was duidelijk dat niet de arme immigranten, niet de prairielopers, arbeiders en knechten zo'n tuig konden kopen. Slechts de volwassenen uit de hogere kringen pronkten omwille van die prijs met zo'n mooie fiets. In 1896 waren in de USA reeds 1.000.000 fietsen in gebruik. Er was veel keuze want 250 fietsmerken werden door de industrie aangeboden. De grootste bedrijfsleider bleef nog altijd Albert P. aan de top van zijn American Bicycle Company die 75 firma's groepeerde. De fiets was al veel verbeterd op dat moment. Er mag zelfs geschreven worden dat hij in de volgende 114 jaren eigenlijk globaal niet zoveel meer veranderde. Onze fietsen van vandaag trekken nog steeds fel op de safety fietsen die al in de tijd van Buffalo Bill werden gebouwd.
WIELERKAMPIOENEN.
In den beginne toen de fiets pas door de mens was geschapen, was het ene James Moore uit Engeland de winnaar, zoals in de historische Parijs-Rouen van 1869. Vermits nu de snelle Mark Cavendish vaak de rapste is, mag het oude 'nil nove sub sole' uit de tijd van de heirbanen in Brittanica weer vermeld worden.
In de USA werd de eerste bekende koers gereden te Boston op 24 mei 1878. Twee jaren nadien groeperen de wielerclubs er zich reeds in de LAW, de Liga van American Wheelmen, opgericht te Newport op Rhode Island. In 1898 telt deze wielerbond 102.600 leden. Zij ijvert voor betere wegen, wetten die de wielrijders beschermen, en zij organiseert zowel toerisme als wedstrijden. Wanneer in 1892 de Internationale Cyclist Association wordt gesticht, verbinden volgende landen zich in de wielersport : België, Frankrijk, Nederland, Duitsland, Denemarken,Engeland, Canada, en de Verenigde Staten. De sterke wielerlanden van vandaag Italië, Spanje, en Zwitserland, zijn daar niet bij en dat is vandaag moeilijk te begrijpen.Vanaf de periode van het hoge wiel, van de driewieler, van de eerste jaren van ontwikkeling, waren de Amerikanen dus al wel goed bezig in deze sport. Er was zelfs ene Thomas Stevens die toen al op de fiets rond de wereld was gereden (Bicycle journey around the world 1884/1886). Maar reeds in die jaren kwamen de twee dimensies van het velorijden naar voren : enerzijds het rijden voor plezier en voor gezondheid, en anderzijds de krachtmeting in de koersen, voor geld en glorie.
Diverse wedstrijden werden gehouden. Omwille van de slechte wegen en het gevaar van aanrijding met dieren of andere weggebruikers, werd uitgeweken naar parken en paardenrenbanen. Promotors zagen weldra dat er brood, kaas, en nog meer te verdienen zou zijn door wielrijders en supporters te verzamelen op en rond houten pistes, velodromes genoemd. Daar kon entreegeld worden geïnd, en daar kon eten en drank worden verkocht. De feestelijke stemming en het plezier was er geweldig. Het volk stroomde toe. Het duurde amper twee jaren vooraleer 100 velodromes bestonden waarop de bezitters van fietsen koersen konden rijden. De fietsenmakers waren fier en blij telkens als iemand met een rad van hen kon winnen. Dat toonde aan het publiek de kwaliteit van wat door hen werd verdeeld en verhoogde terstond hun zakencijfer. De fietsfabrikanten, de winkeliers, de wielerclubs, de oudere renners, de uitbaters van wielerbanen, de sportreporters, begonnen te zoeken naar jonge kerels die potentieel bezaten om winnaars te worden op de wielerbaan. Al vlug werd beseft dat niet in de rangen der koorknapen moest worden gezochten maar dat de mannen die nodig waren in de koers bikkelhard moesten zijn. Uit zulke rijders werden ' de scorchers' gemaakt. In geen woordenboek heb ik de vertaling van dit woord gevonden. Ik laat de lezer hier daarom maar zelf kiezen tussen 'woeste rijder, volbloed, geweldenaar, crack, vlammer, expresstrein, vliegende yankee, tijger van Philadelphia, champion of the champions, flandrien of Chicago, ... enz. ' .
Wel, natuurlijk, het waren manspersonen met snorren, rappe benen en gespierde armen die op de fietsen terecht kwamen, op tuigen die hen werden uitgeleend en daarna geschonken door verdelers. Waar heb ik later nog gehoord dat om een wielerkampioen te worden men niet alleen redelijk zot moet zijn, maar tevens iemand met zo'n slecht karakter dat hij zelfs zijn vader en moeder zou kunnen vermoorden ? Van zo'n soort probeerde men in de USA al op het einde van de negentiende eeuw broodrenners te maken.Vermits de Noord-Oost hoek een overbevolkt gebied was, kon tussen de yankees veel kandidaten gevonden worden. Een ruwe schatting uit 1895 geeft aan dat er 5.000 wielrijders waren die voor de dollars reden op die houten velodrooms, die zowel binnenshuis als in de buitenlucht waren opgesteld. De afmeting van een wielerbaan was zeer verschillend, doch steeds gebaseerd op hoeveel ronden nodig waren om èèn mijl af te leggen. Tussen zovele scorchers werden kampioenen van wereldklasse ontdekt. Hier komen dan namen van deze eerste armstrongs van lang geleden toen wielrennen een ander vak was dan vandaag maar waar de winnaars toch ook al bijzondere burgers waren.
GEORGE HENDEE (1866-1943) uit Watertown in Connecticut. Hij verschijnt op de wielerbanen vanaf zijn zestiende. Hij is onklopbaar want hij wint 302 van de 309 koersen die hij reed op de hoge bicycle. Hij is de grootste kampioen van Amerika en de wereldrecordman 1886 over de halve mijl. Hij stopt jong om motorfietsen te bouwen waarmee ook op de velodromes wordt gekoerst, en bouwt de motorfietsen die de renners gangmaken, alsook gewone Silver fietsen te Springfield in Massachusetts. Samen met uitvinder Hedström runt hij de Indian Motorcycle Company. In 1913 verkopen zij 32.000 motorfietsen Indian, toen beschouwd als de beste motorcycle.
CHARLES MILLER (1875-1935) - Van Duitse afkomst, maar genaturaliseerd als staatsburger van de USA wanneer hij als fondrenner in de individuele zesdagen door zijn weerstandsvermogen en zijn wilskracht prestaties leverde die hem beroemd maakten. Na 6 X 18 uren rijden op de wielerbaan klopte hij als New-Yorker de ster van Chicago Albert Schock. Om deze prestigeslag te winnen reed hij op eigen kracht 3.368 km. Ook te San Francisco en in Frankrijk won deze krachtmens lange proeven, zoals op de 72 uren van Parijs in 1898 en de 100 uren van Roubaix in 1899. Hij reed altijd onuitputtelijk aan hetzelfde tempo, als een metronoom uren achter mekaar, en hij was houder van zeven wereldrecords. Op een dag tijdens de Zesdagen van New-York 1898 stopte hij plots en toen is hij op het middenplein met zijn lief getrouwd.
AUGUST-ARTHUR ZIMMERMANN (1868-1936) - ' Zimnie' of ' Le Grand Zim' is volgens de eerste sportverslaggevers, toen de zuivere snelheid de belangrijkste tak van de wielersport was, de grootste van alle wielerkampioenen. Zim wandelde als snelrijder van de ene zege naar de andere. Zoon van een turnleraar uit New-Jersey, was hij een prachtig atleet met eindeloos lange benen. Hij kon met een klein verzet zonder verzwakking verschrikkelijk vlug ronddraaien. Tijdens de jaren 1892 en 1893 was zijn meesterschap zo groot dat hij 100 en 101 koersen won. Eerst was hij nog amateur toen hij ook in Europa reed. Er was een trein nodig om zijn prijzen in natura naar huis te voeren. Om Zimmerman te zien rijden kwamen tot 30.000 wielerfans naar de velodrooms. Daarna was hij prof vanaf 1894 en kon hij zijn fenomenaal talent verzilveren tegen de allerbesten, zoals in de Grand Prix de l'Union Vélocipédique Française. In 1902 deed hij nog een come-back, maar tijdens deze derde omreis liep hij nederlagen op en kwam hij slechts de poen van andere jongens pakken. Hij trok zich terug uit zijn sport om bedrijfsleider van zijn eigen hotel te worden.
MARSHAL WALTER TAYLOR ( 1878- 1932) Hij kwam uit Indianapolis en was een harmonisch soepele atleet met prachtige benen en waakzame ogen, een zwarte wonderknaap. Gedurende decennia werd hij vergeten, maar sedert enkele jaren wordt deze unieke zwarte wielerkampioen opgewaardeerd en dat is eerlijk. Major Taylor, bijgenaamd ' de vliegende neger' , won in 1899 te Montréal het wereldkampioenschap zuivere snelheid. Er waren schiftingen met 180 deelnemers en 50.000 toeschouwers. Het leven van deze zwarte parel verliep als een roman en er werd ook al een langspeelfilm over hem gedraaid in Hollywood. Deze supervedette maakte grote rondreizen en zegevierde op vele velodrooms in de USA, Europa en Australië. Hij leefde als een koning maar hij stierf tenslotte straatarm. Zwart Amerika is thans bezig om van hem een heilige te maken.
De LAW kon de evolutie niet meer volgen. Er kwam een splitsing. Voortaan zouden zuivere amateurs, wielertoeristen, gentlemen, zij die omwille van kerkbezoek 's zondags niet op de fiets zaten en het deftig volk, rijden bij deze wielerbond, terwijl de beroepsrenners, de volksjongens, reden bij de National Cycling Association. De meest bekwame prijsrijders reisden samen in groep het land af naar de wielermeetings. Hun trek begon jaarlijks aan de Oostkust en ging tegen de herfst naar California.
THE SIX-DAYS. Vanaf 1878 waren er al in Engeland lange indoor-koersen die zes dagen duurden. Het zou echter pas in 1891 op Madison Square Garden te New-York gebeuren dat de nieuwe sensatie van een tijdperk begon, het monument in de Amerikaanse sportgeschiedenis, de zesdagen op de wielerbaan. Eerst werd er individueel gereden. De deelnemers moesten gewoon zoveel mogelijk rondjes afleggen en zij konden rusten naar eigen keuze. Om te winnen werd geen tijd verloren en dat maakte deze marathons bijzonder zwaar. Doodvermoeid reden de renners als zombies rond het ovaal terwijl zij werden aangemoedigd door 12.000 toeschouwers. Het reglement van deze te zware wedstrijden werd aangepast. De renners moesten per ploegen van twee of drie rijden in de Six-days en mekaar aflossen. Dat werd de Madison of ' de américaine ' ! .
1903 moet beschouwd worden als de ineenstorting van de vroegste fietsindustrie in de USA want toen begon Ford zijn goedkope auto's op de markt te brengen. Niemand wilde nog een dure nieuwe fiets. De metaalfabrieken schakelden over op motorfietsen en op onderdelen voor auto's. Er werd veel minder geld uitgegeven tijdens de wielerkoersen. De te winnen prijzen waren lager. De sprinters probeerden het in de koersen achter gemotoriseerde gangmakers, een nieuwe rage. Goede renners stopten of maakten de reis naar Europa om daar zich financieel te handhaven door als ' vedette américaine ' op te treden..
1908 ziet John M. Chapman verschijnen in de wielersport. Hij dirigeert wat gebeurt op de befaamde wielerbaan van Newark nabij New-York en hij trekt de wielersport uit de crisis door met vaste contracten ook goede renners uit te spelen op de andere bestaande wielerbanen in het Noord-Oosten van de USA . Tegelijk regelde hij ook wie zou winnen, waar, waarom en voor hoeveel. Maar de wielerfans zijn tevreden en vullen terug de zitplaatsen rond de pistes. De renners van Chapman waren de best betaalde sportlui uit hun tijd. Zij verdienden gemiddeld het tienvoudige van de andere werknemers. Ik zou nog over knettergekke, ongelooflijk getalenteerde, enorme sporthelden, belangrijke renners kunnen schrijven zoals over Banker, Lawson, Walthour, Wiley, Kramer, Goullet, Fogler, Mac Namara, Root en Rütt, maar uit eerbied voor de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog schuiven we hier verder naar 1920, toen J.M.Chapman en Tex Richard na de oorlogsjaren en de Spaanse griep terug nieuw leven inbliezen in de Six-Days van New-York.
De LAW was onmachtig geworden, verdreven door de dollars en de motoren. Voor de onbezoldigde liefhebbers kwam er een sterke revival met de ABLA, de Bicycle League of America, die zich met wielerkoersen op de weg zou bezig houden vanaf 1921 en ook met de koersen voor dames vanaf 1937. Deze wielerbond vermeed plaatsen waar auto's reden en organiseerde haar koersen heel vroeg in de ochtend op veiliger wegen. Het nadeel was dat bijna niemand die renners zag rijden. Mijn oog ontdekte pas onlangs Victor Hopkins en over die renner wil ik nu verder schrijven.
VICTOR HOPKINS ( 1904- 1969) . Als baby werd hij door zijn ongehuwde moeder afgestaan aan oudere mensen die na enkele jaren allebei stierven zodat dit klein Victorke als wees werd geplaatst in het tehuis van de Iowa Soldiers Orphans Home, nog steeds gekend als het Annie Wittenmeyer Home. Hij vertrekt daar als zestienjarige en vindt een job als krantenjongen met de fiets. Hij maalt dagelijks vele uren op zijn zware tweewieler en wanneer deze leeg is, bolt hij met flink tempo naar huis. Op een dag rijdt hij ook veel sneller dan een groep wielrijders van de plaatselijke club zodat hij opgemerkt wordt door Worth Mitten, een oud renner uit Davenport die nog rond de velodrooms had getoerd in het wiel van toppers als Kramer, Taylor en Lawson, en die de zesdagen van Des Moines in 1913 en 1915 had gewonnen. Zo komt Victor Hopkins terecht bij de Davenport Cycling Club en krijgt hij raadgevingen en steun van een ervaren coach. Zeer gestroomlijnd zit hij weldra op een betere fiets. Na een jaar trainen kan hij een formidabele prestatie leveren door de 5 mijlen af te leggen zonder gangmaking in 11 minuten en 22 seconden tijdens de Nationals van de Amateur Bicycle League of America. Dat was een werelrecord en konden alleen wielerkampioenen. Zijn naam is gekend en op voorwaarde dat hij zich kwalificeert zal hij mogen deelnemen aan de Olympische Spelen van 1924 te Parijs, als amateur van de ABLA.
Met grote motivatie op zijn fiets voorzien van één enkel verzet begint Victor zich voor te bereiden terwijl hij ook op korte tijd van zijn eerder klein postuur verandert in een volwassen jongeling van 1m80. In mei 1924 neemt hij deel aan tijdritten over 116 miles te Chicago en te Milwaukee, waar hij telkens op zijn eentje naar toe rijdt over onverharde wegen. In juni rijdt hij van uit zijn woonplaats Davenport, op de Mississippi ten Zuiden van Chicago, naar Paterson in New-Jersey gelegen op ruim 1000 miles in het Oosten. Hij legt ook die afstand per fiets af en wint daar de nationale trials. Op het eind van juni 1924 mag hij met het Olympisch Team USA met de grote oceaanboot mee naar Parijs om de 188 km lange tijdrit te betwisten op de weg en de 4km achtervolging per ploeg op de wielerbaan. In Frankrijk bewijst hij zijn talent door vijfde te worden in het befaamde Criterium van Saint Quentin, laatste voorbereidende proef voor de Spelen van 1924. Maar verder loopt alles mis in Frankrijk. Dieven stelen het geld van de Amerikaanse renners die in een paardenstal zullen slapen in plaats van in een hotel. Pech zal beletten dat hij internationaal zal bekend worden. Wanneer hij met slechts 20" achterstand op de derde plaats aan het tijdrijden is, komt hij bij het overrijden van een spoorweg ten val. De houten velg van zijn achterwiel is gebroken. Na vele minuten knoeiwerk kan hij herstellen, doch een 59ste plaats is zeker niet wat hij verdiende. Goud en zilver waren voor Blanchonnet en Hoevenaers.
De Olympiër Victor Hopkins wordt echter bij zijn terugkeer in de States getroost door Chapman die hem wil zien toeren op de wielerbaan met ondermeer Robert Grassin en George Chapman. In deze specialiteit is er goed geld te verdienen, alhoewel er veel kosten zijn en gevaren. Hopkins begint dagelijks achter een motor 70 miles te trainen op een ronde die hij goed kent. Chapman, de tsaar van de wielersport in de USA, bezorgt hem gedurende tien jaren contracten als stayer en ook in enkele zesdagen.
Koersen achter zware motoren over afstanden van 25 en 50 km op aangepaste fietsen met zijden bandjes waarin 10 kilo druk zat, betekende dat snelheden van 60 tot 70 miles per uur werden bereikt op de planken of het cement van wielerbanen voorzien van verhoogde bochten. Om dat te zien betaalden de toeschouwers graag een duur entreekaartje. De jonge Hopkins had geen familie, en niemand zou rouwen als hij zich dood reed. In 1926 betwiste hij de reeks van 36 stayerskoersen voor de titel van Kampioen van America. Weer scheen pech Victor te dwarsbomen, want hij brak tijdens een val zijn sleutelbeen. Daarna kon hij aan een tiental koersen niet deelnemen. Maar toch kwam in dat jaar de doorbraak. Het gebeurde te New-York. ' If you can make it there you can make it everywhere ! ' De neofiet in het stayeren Victor Hopkins die slechts in 24 van 36 koersen kon meerijden, scoorde op de finaledag toch nog voldoende punten om nationaal kampioen te worden, een nog nooit geziene stunt. Victor Hopkins werd een naam op de Amerikaanse wielerbanen, en nog meer. Hij had ook verschillende bijnamen, steeds een bewijs van de liefde van het publiek. Hij was the Plowboy, the Flicker, the Cornhusker uit Iowa. Tijdens de jaren 1928, 1932, 1933, rijdt Hopkins ook in Frankrijk en in Duitsland. Chapman verbood aan zijn renners om deel te nemen aan wereldkampioenschappen omdat daar te weinig te verdienen was. Na 70 overwinningen in de gevaarlijke ' motorpaced races' wilde Hopkins het ook op de weg proberen. In het jaar 1932 doet hij een paar administratieve stappen om te kunnen deelnemen aan de Tour de France. Daar zijn bewijzen van, maar wanneer de Tour vertrekt is hij niet bij de veertig 'touristes-routiers' die meedoen. Toch mag worden geschreven dat Victor Hopkins de eerste Amerikaan was die zich kandidaat stelde om de Tour de France als wegrenner te rijden. Hopkins reed waarschijnlijk wel voor Chapman afwachtende stayerskoersen op Franse velodrooms waar ritaankomsten van de Tour waren en verbleef in dezelfde hotels als de ware Ronderenners. Op de wielerbanen van Nutley en Coney Island eindigde de loopbaan van deze Victor Hopkins, die zich dan vestigde in Nutley ( New-Jersey) en zich bezig hield met zijn collectie oude fietsen en motorcycles.
Letourneur - Jerry De Baets uit Heule
MAC BOLLE EN DE FLANDRIENS.
JERRY DEBAETS THE KING OF NEW YORK.
Met deze hoofdstukken zal ik het vervolg van De Geschiedenis van de Wielersport in de USA op mijn blog proberen te brengen. Tot later.
Juliens Lootens gebruikte als wielrenner de schuilnaam SAMSON.
Onder de 60 deelnemers die waren vertrokken in de allereerste rit Parijs-Lyon van de allereerste Tour de France in 1903 bereikten drie Belgen de meet : Marcel Kerff uit Sint Pieters Voeren, Alois Catteau uit Menen en Julien Lootens uit Wevelgem. Deze laatste reed om de 467 km af te leggen meer dan vier uren langer dan Garin, maar ik vind dat hij een groot wielrenner was, ook al heeft hij maar weinig gewonnen. Hij is zeker één van de belangrijkste pioniers van onze wielersport, maar werd ondertussen wat vergeten en daarom schrijf ik over hem op mijn blog.
Julien Lootens werd op 2 augustus 1876 geboren als derde zoon van Adolf uit Brugge en Leonie Sette uit Evergem bij Gent (waar ik eens de wielerkwis ' De wielerhersenen van het Meetjesland' heb gewonnen). Vader Lootens was huisschilder en cafébaas. Via Wevelgem, Kortrijk, Lauwe, Tourcoing, vestigde de familie Lootens zich te Brussel, waar Julien in de betere kringen terecht kwam. In die tijd, rond de eeuwwisseling, was het daar de gewoonte dat men als renner een schuilnaam koos, zoals nu bij schrijvers, filmsterren, zangers, en zelfs soms bij voetballers nog steeds het geval is. Zo'n schuilnaam werd gebruikt omdat gegoede burgers, de aristocraten, niet graag hun familienamen in de sportuitslagen zagen staan, ook al hadden zijn een grote passie voor de wielersport. De wedstrijden werden vooral op de velodroom gereden en met dure fietsen die niet konden betaald worden door gewone jongens uit het volk. Pas bij de opkomst van de Flandriens en de straatkoersen, tijdens de periode voor de eerste wereldoorlog, konden ook boerenknechten en arbeiders aan velokoersen deelnemen, zij het dan eerder om een centje bij te verdienen in krachtmetingen op de vuile en slechte wegen, of van café tot café op kermisdagen en feestdagen.
Via zijn connecties in de society van de hoofdstad, van ' Bruxelles au temps du cinéma muet' , kon sportman Julien geregeld aan de bak komen op de talrijke pistes die ons land toen telde. Een grensstad zoals Menen beschikte rond 1900 over een korte houten wielerbaan, een betonnen piste en een assepiste, met een drukke activiteit.
De escapades van Samson op de piste zijn de moeite waard, maar het is toch door te starten in de vier eerste edities van de Tour de France dat Julien Lootens belangrijk werd. Hij deed het goed bij zijn Tourdebuut. Hij werd 2de in de vierde rit, 3de in de derde en in de zesde rit, om te Parijs zevende te worden in de eindrangschikking. De veelbelovende Julien was een prachtig ronderenner, doch die zoals de meeste van onze Tourhelden slechts gedeeltelijk de in hem gestelde verwachtingen kon laten uitkomen. In de incidentrijke tweede Tour kwam opnieuw Julien Lootens aan de start. Hij werd gediskwalificeerd door op de trein te kruipen,na vele bandbreuken, maar reed toch nog mee tot Parijs voor de dagprijzen. Samson en zijn spitsbroeder Aloïs Catteau verschenen in 1905 als enige Belgen aan de start in een volgende Tour waar toen om de punten werd gereden. Julien werd slechts twintigste. In die periode vinden we Julien Lootens een vierde maal in het rondeverhaal terug, maar reeds tijdens de eerste rit van 1906 belandde hij tussen de opgevers..
Een andere wedstrijd, waar Julien zich door aangetrokken voelde, was Parijs-Brest-Parijs met zijn 1200 km de langste wegwedstrijd in lijn, de legendarische marathon van de weg. Deze thans verdwenen klassieker werd slechts om de 10 jaar betwist en was toen zeer belangrijk. Samson nam deel in 1901, 1911 en 1921. Hij reed ze alle drie uit wat een prachtige globale prestatie was. In 1901 waren er 139 vertrekkers waaronder drie Belgen. Julien werd met een tijd van 77 u 59 min 18 sec als negende afgeklokt in het Parijse Prinsenpark. Tien jaar later kon hij zich verbeteren met 66 u 28 min en een dertiende plaats. In 1921, hij was toen al 45 jaar, met een tijd van 95 uur, kon hij nog 24ste worden door nog 40 uren na de grote winnaar Louis Mottiat te finishen.
Een nog ander monument is Parijs-Roubaix. Na in 1902 (21ste) en in 1903 (20ste) werd de helletocht van 1904 betwist door de dwangarbeiders van de weg, die zonder gangmakers een totaal ander wedstrijd moesten rijden over de kasseien van het Noorden. Gedaan dus met tandems, tripletten, trekkende en duwende helpers, en automobielen die de wielrenners in de vorige edities voorafgingen en de strijd vervalsten door gesjoemel. Lootens werd tiende en eerste buitenlander. In 1912, hij was toen al 36 jaar, kon hij nog beslag leggen op de drieenzestigste plaats. Alsof al dat reizen naar en koersen in Frankrijk nog niet genoeg was, kwam Julien ook nog op de piste in de sprintnummers uit en in stayerswedstrijden. Vooral als stayer was hij goed. Samen met Arthur Vanderstuyft uit Ieper nam Samson deel in 1903 aan de Sixdays van New-York. In 1904 was hij ook deelnemer aan de 1000 km match in de Parijse wintervelodroom. Hij zou er vierde worden.
Ook in eigen land was hij een vedette. Meestal was Jan Olieslagers zijn gangmaker. Hij reed dikwijls op de Brusselse wielerbanen zoals: Karreveld, Vélodrome de la Cambre en Linthout, maar ook in West Vlaanderen, waar hij geregeld uitslagen scoorde achter de zware motoren om dik prijzengeld mee naar huis te nemen.
Op 21 juli 1909 was hij ook van de partij toen Karelke Verbist verongelukte. Julien Lootens had toen veel 'chance' en kon nog nipt uit die verschrikkelijke valpartij blijven. Na een schone wielercarriere van meer dan twintig jaar overleed Julien Lootens op 6 augustus 1942 in Brussel, hij was toen 66 jaar en 6 dagen oud.
De snelle jongens van de zuivere snelheid waren ' de aristocraten' van de wielerbaan.
Met zijn vriend Arthur reed Julien de dikbetaalde stayerskoersen.
Het nieuws van deze dag was het weerzien van Fidel Castro, el lider de la Revolucion cubana.
Vermits de Amerikanen weer domme dingen gaan doen kwam Fidel het nog eens uitleggen.
Fidel Castro , gezond als een oude walvis in fris water, sprak vandaag voor het eerst sedert 2006 terug in het Cubaanse Parlement voor een buitengewone zitting. Tijdens zijn speech van 12 minuten maakte de oude revolutionnair voor de zoveelste keer een kwade vinger op de Verenigde Staten die in het Midden-Oosten met vuur zijn aan het spelen terwijl er nucleaire dreiging is vanwege Iran en Noord-Korea. De grote communistische leider van het Cubaanse volk smeekte Barack Obama om te voorkomen dat er een kernoorlog zou komen.
Sedert een maand verscheen Fidel Castro reeds meerdere malen in het publiek. El comandante en jefe is weer fit en mager, staat mentaal weer zeer scherp, ondanks zijn 84 jaren, en lijdt niet meer aan de maagkwaal die hem in een zetel had geplaatst. In een olijfgroen uniform deed hij een zeer opgemerkt wederoptreden.
De vraag die velen zich stellen vanavond is ' Waarom ? ' . Wil hij aandacht trekken op zijn boek ' De Strategische Overwinning' dat onlangs uit is gekomen en dat weer gaat over de Cubaanse Revolutie van 1958 natuurlijk want daarover zal die man, strijder van zovele gevechten en held met zoveel memoires nooit uitgepraat geraken ? Is hij meer dan een oude man die zich nu wat beter voelt en nog eens een frisse neus wil halen, een veteraan die nog een laatste optreden wil doen alvorens dood te gaan ? Is zijn alerta sobre peligro de una conflagracion nuclear ernstig te nemen ? De toekomst en de geschiedenis zal het uitwijzen !
Fidel Alejandre Castro-Ruz laat sedert decennia de gewone mensen en ook de wereldleiders niet onverschillig. Ik behoor niet tot zijn tegenstanders, alhoewel de tocht van zeven weken die ik per fiets had willen ondernemen, op zijn eiland, me zwaar was tegengevallen in 2001, nadat ik zoveel gelezen had en zelfs wat Spaans leerde op de avondschool.
Welcome back, good old friend ! Con mucho gusto sua reaparicion companero !
Leg het nog maar eens uit , want zij begrijpen het niet !
Minder bekend maar zeer efficiënt , President Raul Castro, de broer van Fidel, is nu de grote baas op Cuba.
Op Cuba hebben wij de lekkerste cigaren en de beste hoeren heeft companero Fidel altijd beweerd.
Zal ik Vladimirke aanpakken in tenis de mesa, judo, boxen, baloncesto, béisbol, in het salsa dansen of in het mojito drinken, om hem te bewijzen wat een kerel ik ben, schijnt de grote Cubaan te reflexioneren.
Auberge de Jeunesse Le D'Artagnan, rue Vituve, 80, à Paris. Op de tweede verdieping bevinden zich rechts de kamers 21, 23,25,27,29 , en gescheiden door een gang en twee sanitaire zalen, links de kamers 20,22,24,26, en 28. Er wordt uitdrukkelijk gewenst dat de mannelijke en de vrouwelijke rugzaktoeristen, pelgrims, studenten en andere gebruikers van de overnachtingsfaciliteiten zich gescheiden soort bij soort houden en slapen op de voor hen voorziene kamers, bedden en matrassen. Soms is dat niet duidelijk, althans niet door uiterlijke kenmerken zoals kledij, zwaarte van de bagage, lang haar, baardgroei, borsten, billen, korte en lange broeken, lichte of zware schoenen. Het is begrijpelijk dat voor slaapwandelaars, onder-invloed-zijnden, of gewoon voor zij die het gesnurk van compagnons, de stank van zweetvoeten en te lang niet meer gewassen kledingstukken niet langer meer verdragen, op de overvolle kamers waar lijven, drogend wasgoed, muziekinstrumenten, en nog meer de ruimte bezetten. Op de gang, op een tussenverdiep, of op een andere kamer is het inderdaad soms beter om de uren van de nacht in de verplichte linnen slaapzakken door te brengen.
Terwijl ik op twee meter hoogte geen slaap kan vinden, bemerk ik plots dat in het midden van de nacht er schuin onder mij in het bed van mijn buurjongen een tweede persoon is bijgekropen. Haar blote benen tonen dat zij een meisje is. Zij slaapt echter diep verder met haar kop op de schouder van de jongen (uit Sydney) die ondertussen wakker wordt, en die roerloos blijft en wat verward zich vragen stelt maar verder de situatie niet beinvloedt. Wellicht weet zo'n Dundee uit Downunder dat je een slapende krokodil niet mag verjagen. Een kwartier gaat voorbij. Plots springt de onverwachte maar niet ongewenste gaste recht, zij loopt naar de spiegel, waterkraan en wasbaak, die voor de zes bewoners van de kamer dient, en begint daar en ook daarnaast op de grond over te geven. De Australiërs springt ook uit zijn bed, doet het licht boven de spiegel aan , en dan wordt het brakende meisje wakker, komt zij tot bewustzijn, gilt ze . De Australiër kan haar kalmeren omdat hij een schone jongen is bij wie iedere jonge vrouw wel zou willen slapen. Hij brengt haar rustig en zachtjes terug naar haar eigen kamer. Zij weet gewoon niet hoe en waarom dit was gebeurd, zij begint te snotteren. De Australiër komt terug de kamer in, en zegt tegen zijn kamergenoten ' no more comments please , O.K. this is Paris ! ..., I'll clean it all up, ... good night everybody ... !' . Wat later switcht hij het licht weer uit en daarna slapen wij verder tot de ochtend.
Ik berg al mijn bezittingen op slot in mijn muurkastje, telefoneer naar mijn vrouw Sonja, doe voor twee frank een wasje met de wasmachine van de jeugdherberg, en daarna vertrek ik met mijn fiets zonder bagage voor een geplande zwerftocht doorheen de stad Parijs.
Doel 1 : Vincennes, park van 994 ha ten Oosten van Parijs met Engelse tuinlandschappen en zeldzame sequoia's. Op een bank in 't zonnetje doe ik een dutje terwijl vele joggers voorbijlopen. Nadien kom ik op de omloop van Le Bois de Vincennes, bekend door vele wielerkoersen en ook door een film. Op een zondagse voormiddag rijden daar honderden fietsers en rolschaatsers. Aan een kruispunt gebeurde wat. Een oudere wielrijder ligt plat op het asfalt. Zijn dure Vitus Inoxydable is goed voor de schroothoop. Een groep mensen staat rond dit gebeuren. Vermits ik liefst geen ramptoerist ben, adem ik eens diep in, en met een boogje rijd ik rond de plaats van dit onheil. Chateau de Vincennes, Floralies Nationales, nogmaals genieten op een bank. Ik ga nu op zoek naar de parochie van Abbé Bertholet die kende toen ik nog bankbediende was. Ik stap de kerk van St-Louis binnen, brand een kaars voor de grote heilige, en in het gulden boek schrijf ik enkele zinnen terwijl ik tot het besluit kom dat ik maar beter mijn tijd niet verspil met pastoors.
Doel 2. Tour Eifel. Les bouquinistes de la Seine. Ik koop en schrijf kaartjes nabij Memorial Joffre. Zicht op de Eifeltoren. Te Bobourg eet ik een te duur Amerikaans ijsje. Ik bereik Les Invalides, terwijl ik nogmaals moet plassen, hetgeen me nogal ergert.
Doel 3. Langs de Champs Elysées en Avenue de la Grande Armée waar eens Oscar Egg woonde en waar de eerste flandrien Cyriel Van Hauwaert kwam met een papierke in zijn gespierde hand waarop een Westvlaamse fietshandelaar vroeg of hij mocht starten voor Alcyon in Parijs-Roubaix 1907. Meer als een cola en een sandwich heb ik niet nodig in deze peperdure buurt.
Doel 4. Het op 130 m hoogte gelegen Montmartre. Le Sacré Coeur, la Savoyarde, statues de Saint Louis et de Jeanne d'Arc. Place du Tertre, sur la Butte waar Picasso, Van Gogh, Toulouse-Lautrec, Dali en vele andere artiesten inspiratie vonden tijdens hun jaren van 'bohémien'. Het decadente Parijs van de frenchcancan, Pigalle en Le Moulin Rouge. Ik laat de vele restaurants liggen want ik weet helemaal niet meer waar ik op dat ogenblik ben.
De lichtjes van Parijs zijn reeds aan het fonkelen en de hoertjes tippelen op de boulevards, wanneer ik terug de rue Vituve kan bereiken. Ik neem een stortbad en begeef me te voet naar het Mexicaans Restaurant Pancho Vila waar ik tortillas eet en een hele fles Rioja drink.
8. Lundi 17 mai.
Een girl uit Bristol in Engeland wijst aan een oudere man hoe hij met internet e-mails kan verzenden. Ik praat lang met Misja uit Israël die in Irkoutsk werd geboren en nu in het beloofde land woont. Ik probeer aan deze Jood de betekenis uit te leggen van Les Chemins de Saint Jacques. Veel heeft hij gestudeerd, doch niets weet hij over Santiago, Jacob De Meerdere die toch ook nabij Jerusalem had gewoond.
11u15 - Vertrek - Place de la République - Notre Dame - Zo bereik ik op de linkeroever de kunstenaarswijk Saint- Germain- des-Près, la Tour St-Jacques en la Rue St-Jacques. Nu hoop ik dat de heilige Jacob mij eens zal helpen. Ik telefoneer naar Alain d'Otrange, een gepensioneerde headhunter die te Chicago en te Brussel had gewoond, maar die nu op pensioen is en weer in eigen woning te Le Vésinet- Chatou zich met zijn gezondheid en zijn stamboom bezighoudt. Tijdens mijn eerste pelgrimstocht naar Compostela en daarna had ik vriendschapsbanden met deze man gesmeed. Alain was lang de voorzitter van een belangrijke wielerclub met veel traditie. Formidabel ! Ik bereik Alain persoonlijk en word bij hem uitgenodigd. Door de ontroering van deze minuten aan de telefoon vergeet ik mijn telefoonkaart in de gleuf.
La Tour St-Jacques
Gebouwd op het begin van de XVIde eeuw op de resten van de verdwenen romaanse kerk van St Jacques de la Bouverie is deze alleenstaande toren van de flamboyante gothische stijl. Het is een monument van ' La ville de Paris' en van 'Le Patrimoine Mondial de l'UNESCO'. Volgens de Fransen van Association des Amis de St Jacques ligt op deze plaats ' la première borne du Chemin de St Jacques ' .
Deze visie wordt echter zeker niet gedeeld door de pelgrims uit de andere landen omdat de weg naar Compostela voor hen veel langer was en ook liep door gewesten buiten Frankrijk.
Voor mij volgt nu een slalom door het Parijs van het einde der XXste eeuw. Ik brand een kaars in de kerk van St-Sulpice en in een kapel van l'Abbaye de Saint Germain des Près. Ik kom aan l'Arc de Triomphe en in Le Bois de Boulogne, de groene longen van Parijs, gebouwd door Napoléon III en die een oppervlakte van 846 ha hebben. Weer moet ik voortdurend plassen. Gelukkig is dit in het zo grote bos mogelijk. Aan de rand van dat bos staat ergens een oude caravan. Denkend dat het een frietkot is, rijd ik er voor ravitaillering naar toe. Och, neen, een dagloonster van de oudste stiel werkt daar, doch te koop zijn er noch puntzakjes, noch worsten, noch mayonnaise, noch balletjes in tomatensaus, ... alhoewel te Parijs alles mogelijk is. ' Viens, mon grand ... ' zegt de valse blonde, en ik maak me zo klein mogelijk en fiets vlug onder haar vangnet door.
Wat verder kom ik in het verschrikkelijke ultra moderne stadsgedeelte van La Défense met mijn fiets. Ik vind er troost in de MacDonalds, een oase op dat ogenblik maar ook een goddeloze schande want een echte pelgrim moet de Franse keuken eer aan doen.
Me voelend als een figurant uit de film Traffic van Jacques Tati volg ik de richting van St-Germain-en-Laye, wring ik me door Carrières-sur-Seine, en uiteindelijk omstreeks 18u30 bereik ik het huis van mijn vriend Alain in de Avenue Foch.
Onvoorstelbare gastvrijheid, daar wacht me een gedekte tafel. Alain en Simone, hun zoon Christophe die Nederlands leert omdat hij te Brussel een lief heeft en daar wil werk vinden en trouwen ( ik moet absoluut met hem Vlaams praten ... ! ) wachten op mij, maar ook de stokoude wielertoerist, de legendarische Dudu die nog had gefietst met Georges Speicher en Benoit Faure, en die voor de gelegenheid uit zijn zetel was weggehaald om met mij over de koereurs van vroeger te praten en over zijn verschrikkelijke inzinking tijdens zijn Camino de Santiago van 1984, en over nog veel meer ... ! 'Normaal zou ik al dood moeten zijn, zo sprak Juju, ... mais je suis increvable ! ' .
9. Mardi 18 mai. Terwijl Alain drukke bezigheden heeft om het huis dat hij had geërfd te verkopen, praat ik de hele tijd Nederlands met zoon Christophe, die niet goed tegen drank kan vermits hij nog altijd niet echt nuchter is, en daarom is moeder Simone kwaad en stuurt hem weg om iets bij familie in een andere straat te gaan doen. De vrouw des huizes zal met haar naaimachine mijn broek wat herstellen. We kijken naar foto's uit 1984, genomen door Simone te Compostelle.
Bezoek aan het nabije Italiaanse Restaurant . Ik betaal het eten voor drie. Alain wil de drank betalen. Afscheid om 15u00. Met zware benen probeer ik me van Parijs te verwijderen. Versailles, Le Chesnay, Viroflay, Bois de Meudon, Vélizy-Villacoublay, Jouy-en-Josas, Palaiseau, Longjumeau, Sainte Geneviève-des-Bois, St-Michel-sur-Orge, ...
Ik probeer een plaatsje te vinden in een Formule1 en op 5 andere plaatsen : zonder resultaat ! Monthlery, Linas, ... opnieuw Formule1 en ook een ander hotel : occupé ! Op de N20 vorder ik langzaam naar Arpajon, terwijl het reeds donker wordt. Avrainville, Cheptainville, Lardy, Janville-sur-Juine. Nu ben ik toch wat slaperig aan het worden ! In de duisternis zie ik de oprit naar een kasteel. Deze zijweg stopt aan een grote poort en aan hoge ijzeren hekken die een droge slotgracht afsluiten. Er is een kleine parking geplaveid met kasseien. Daar is het rustig, droog, veilig en windstil, goed voor rust onder Gods hemel, naast mijn fiets, in mijn warme slaapzak. Enkele keren wandel ik wat rond, kijkend naar de sterren, en ga in het gras mijn blaas ledigen. Daarna in mijn droom zingen mooie vrouwen chansons over Parijs, terwijl de nachtdiertjes ver weg blijven omdat mijn gesnurk hen angstig maakt.
10. Mercredi 19 mai.
Vroeg uit mijn slaapzak gekropen en terug de fiets op . Etampes . Ochtendtoilet - Koffie. Op de N20 Mondésir, Guillerval, en dan naar links Meréville, Autry-sur-Juine, Enceville, Outarville, Bazoches-les-Gallerands, Neuville-aux-Bois - D97 - Middageten. Praatje met de uitbaters - Loury, Fay-Aux-Loges. Praatje met oude schrijnwerker die vertelt over zijn krijgsgevangenschap in Duitsland. Op zoek naar de Loire die ligt te Jargeau ten Oosten van Orléans. We stoppen reeds vroeg in Auberge du Clair de Lune- Logis de France. Douche, rusten, kaartjes schrijven, schuimbad, sokken gewassen, avondmaal, wijn. TV - Slapen in een goed bed.
11. Jeudi 20 mai.
Ontbijt om 9u00. Babbel met de patron en met gasten uit Nederland.Nog een uur op de kamer omdat het fel regent. 11u00 - Tegenwind langs de dijk van de Loire. Te St-Jean regent het opnieuw en onder een afdak blijf ik wel twee uren schuilen. Ik dood de tijd met het weer in orde brengen van al mijn fietstassen. Aan de oude brug van Orléans ben ik zeker dat ik op de reiswijzer uit De Pelgrim van Willibrord Mondelaers ben gekomen. Koude en regen blijft tijdens het rijden door de stad die ik in de nattigheid niet bezoek. Enkele tijd later kom ik aan een hotel-restaurant. Om lang te genieten van de kostprijs boek ik reeds om 15u00. Ik neem een bad en val in slaap op het droge heerlijke bed. Ik kleed me keurig om met classe aan tafel te zitten en na het dessert schrijf ik een brief naar huis.
Logis de France - L'Escale du Port Arthur - te St Hilaire et St Mesnil.
Op een regenachtige augustusdag van 2010 is het daar nog altijd even lekker als toen.
Le Chef vous suggère**
Entrées
Marbré de ris de veau aux langoustines, bohémienne de légumes au safran - 16
Duo d'asperges et coquilles Saint Jacques, uf mollet sur sa crème de homard - 16
Terrine de foie gras de canard et son cur gourmand - 16
Plats
Rôti de lotte, sa tarte aux champignons, fricassée d'escargots en persillade - 23
Mousseline de poularde poêlée, crème de morilles, rizotto et brunoise de magrets fumés - 23
Tournedos farci de foie gras, brochette de pommes de terre au romarin - 23
Desserts
Feuillantine praliné chocolat, ses profiteroles glacées à la vanille bourbon - 11
Assortiment de sorbets, son biscuit fragilité, craquant meringué et chantilly à la violette - 11
Crème légère de chocolat blanc aux fruits rouges, sa tuile aux amandes - 11
12. Vendredi 21 mai.
Wat een goed hotel ! Ik heb mijn regenjasje eens goed gewassen in het midden van de nacht. Mijn sokken zijn weer lekker droog. Mijn Eurocard doet het niet, maar met Visa gaat het afrekenen wel. Het is regenachtig. Ik besluit van mijn lelijke katoenen pullover te dragen. Die is veel te lang, maar beschermt wel mijn rug, en ik zweet niet omdat de wind er door blaast. Het is afzien en met weinig snelheid kilometers malen langs de Loire. Het schitterende Beaugency beloont me. Daarna maak ik goede vaart naar Chambord. Te Muides sur Loire eet ik wat brood, kaas, met een fles goedkope wijn en praat ik met twee vertegenwoordigers van een drukkerij. Te Blois kom ik in het ellendige verkeer en dat ontmoedigt me. Ik wil dan ook doorrijden over meer landelijke wegen en zo kom ik aan te Candé-sur-Beuvron waar ik een Gîte d'Etape ontdek. Het kost maar 180 FF met ontbijt en ik krijg een heel huis voor mij alleen. In een winkel kan ik net voor sluitingstijd nog brood en een prachtige saucisson kopen. Ik leg al wat ik nog als eten bij heb op de grote keukentafel en knabbel langzaam en veel.
A Candé les amoureux du calme et de la nature sont comblés par les plaines, les forêts, les rivières, les paysages viticoles et le chant de oiseaux.
13. Samedi 22 mai.
Na mijn vertrek uit de Gîte d'Etape volg ik de D751 en bereik Chaumont-sur-Loire, Amboise. Naast de prachtige stroom en de kastelen, is er ook de wijnstreek. Te Montlouis zal het feest zijn tijdens het Pinksterweekend. Op de Foor van de Landbouw onder een zeil eet ik moussaka bij een Griek. Dat geeft me verse moed en kracht om door te stoten tot Tours over verschillende bruggen. Saint Gatien en Saint Martin eer ik met lang bezoek. De relieken zijn er nog altijd van eeuwige en onschatbare waarde.
Sint Maarten de belangrijke heilige wordt vereerd te Tours.
Nadat deze plicht voorbij is, snuffel ik wat rond in de omgeving van het spoorwegstation van Tours. Nadat ik het zoeken naar Avenue de Grammont ( eindstreep klassieker Parijs-Tours) opgeef omdat het ongezellig fietsen is tussen de auto's laat Sint Jakob zijn onmetelijk kracht zien. Ik bots op de gezusters Janssens die met schelp, wandelstok, hoed, rugzak en zware schoenen te voet van Nederland naar Santiago de Compostela stappen. Ik felicteer deze stevige meiden voor de reeds afgelegde weg en ik trakteer hen op een groot glas bier. In de MacDonald ga ik daarna wat eten en nadenken over mijn afgelegde weg. Daar ben ik niet fier over, vermits door regen en wind, door gemakzucht ook, ben ik al dagen trager dan mijn slechtste schema. Als remedie koop ik daarom een treinkaartje Tours-Poitiers. Twee uren later ben ik niet meer in het station van Tours, maar wel in dat van Poitiers en dat is zo'n 101 km verder zonder inspanning. Ik telefoneer naar huis om mijn nieuwe positie te melden, zonder te zeggen dat ik wat vals heb gespeeld door de trein te nemen. Mijn objectief blijft Spanje bereiken op 1 juni.
Er is geen plaats in de jeugdherberg van Poitiers. Ik ben niet moe en heb geen goesting om deze zaterdagavond in een hotel te boeken. Vele kilometers fiets ik rond te Poitiers, maar nergens merk ik een voor mij passende plaats. De lichtjes van Poitiers fonkelen ondertussen in de avond. Aan een cinema gekomen zie ik dat daar een rij aanschuift. Ik vraag of ik achter de glazen kassa mijn fiets mag vastkabelen aan stevige buizen. Zo kan ik ook naar die film gaan. Ik geniet in de malse zetel van La Vie est belle van Roberto Benigni. Daarna waag ik me tussen de snelle vierwielers in 'the saturday night fever '. Door de nacht ontvlucht ik de stad al rijdend naar Saint Cyprien en Saint Benoît. Heerlijk en rustig is het daar, ver van alle nefaste geluiden. Zonder het te willen brengt de oude weg me in de duisternis tot Ligugé, waar ik precies als aan de Grote Hemelpoort kom. Ik sta voor de muren van de Abdij van Ligugé. Er is daar op dat nachtelijke uur niemand nog wakker, alhoewel vele lichten er de duisternis overwinnen. Aan de linkerkant is een duistere doorgang naar Chapelle Saint Martin. De deur van deze kapel is open. In het portaal leg ik mijn slaapzak op de vloer. Volledig naakt zoals ik op deze wereld aankwam, om goed te slapen, kruip ik voor het eerst in mijn zaklaken dat thuis werd genaaid. De pelgrim van Sint Jakob slaapt bij Sint Maarten. Zijn fiets Olive Green staat ook binnen in die kapel en is behangen met kledij die zo wordt verlucht in deze oudste abdij van Europa, gebouwd door Saint Martin de Tours in de VIde eeuw.
14. Dimanche de la Pentecôte 23 mai.
Geen enkele Benedictijn, stokoud of nog misdienaar, stond zo vroeg op als ik. Ik was me goed met het immer lopende water van een fontein op de parking. Fiets en bagage terug in orde, maar ik voel dat ik nog niet vertrekken mag van deze uitzonderlijke plaats. Ik wandel daarom rond tijdens het opkomen van de nieuwe dag en zo besef ik waar ik eigenlijk ben, te Ligugé bij de zeer belangrijke abdij uit de vroegste tijden van de godsdienst en de cultuur die de onze werd. Ik schrijf naar de pater kruisheer Boly van la Fondation Paul Claudel, die ongetwijfeld deze plaats goed kent en fier zal zijn dat een van zijn vroegere leerlingen weer op Le Chemin de Saint Jacques naar het ware geloof speurt.
Bij een vroege bakker open ik de zaak zodat ik met wat vers brood in mijn stuurtas kan vertrekken. Mijn volgend doel is het vinden van LE RELAIS DE VIVONNE op de N10 ten Zuiden van Poitiers. Dit is de top, het nec plus ultra, van de wegrestaurants voor truckers en reizigers. Excellent, incontournable, à ne pas rater, mij al jaren eerder aanbevolen door trucker-fietsende pelgrim Lucien Vander Elst uit Zaventem. Ik moet nogal lang zoeken om terug op de N10 te geraken. Er zijn werken, plassen regenwater en slijk. Tijdens een stop laat ik mijn natte pullover en mijn vuile badhanddoek achter op een geparkeerde bulldozer van een aannemer uit Parthenay, netjes opgeplooid uiteraard, als premie voor een slecht betaalde gastarbeider. Uit datzelfde Parthenay kwam lang geleden eens Aymery Picaud de middeleeuwse Compostela-ganger die de eerste reisgids voor pelgrims schreef.
Eindelijk vind ik Le Relais ***** waar ik als ontbijt nog een kanjer van een omelet binnenspeel. Voor een belangrijkere maaltijd zal ik later nog wel eens deze oase van de lange weg betreden.
VIVONNE. Le menu est à 12,50. Il comprend un très vaste buffet d'entrées, un choix parmi + de 6 plats chauds + un plat du jour et 4 accompagnements., fromages au buffet et dessert. La boisson est comprise (rouge, rosé, eau plate et gazeuse, limonade). La cuisine est très bonne. Dans le buffet, j'y ai trouvé (et goûté) du jambon cru et des huîtres. Il y a même de la mayonnaise maison .
Ik waag me in het uitgestrekte nomansland van La France profonde des fermes isolées du Poitou. Te Lusignan besef ik deze onhandige poging. Door mijn mislukking fiets ik koppig en snel weer verder op de N10 tot wanneer een verkoper van ijsjes en drank me mijn remmen doet toeknijpen.
Het zonnetje verschijnt. Lezay. Ik ontdek een rustbank. Ideaal voor een slaapje terwijl ik in de lichte wind mijn slaapzak en laken zuurstof geef vooraleer ze terug beter op te vouwen. Wat later bereik ik Melle , niet zonder emotie want hier waren de zilvermijnen van de Merovingers. Tussen de jaren 602 en 995 waren op deze plaats ertsen die werden gesplitst in lood en in zilver. Koning Dagobert I was er de eigenaar van. Het is dus zeker hier dat Pepijn de Oude van Landen, de Hofmeier, de rijkdom van zijn familie kwam halen. Zijn vrouw Itta van Aquitanië kwam trouwens ook uit dit deel van Frankrijk. Te Melle werden zilvermunten geslagen die de naam kregen van oboles en dinarii .
Ik voel me beter omdat de lucht zacht is in het Zuiden van de Poitou-Charentes. In een dorp met 1489 inwoners Brioux-sur-Boutonne vind ik een Restaurant-Hotel Routier waar ik welkom ben. Als avondeten wordt het een fles rosé, buffet de crudités, steak, fromage, dessert.Terwijl ik kaartjes schrijf naar familie, vrienden, en kennissen geniet ik van een koude Marie Brisard .
15. Lundi de la Pentecôte 24 mai.
Mijn rekening bedraagt slechts 252,5 FF . Geen twijfel meer, ik ben nu wel duidelijk op de oude Chemin de Saint Jacques, want een verroeste wegwijzer die werd geplaatst lang voor de geboorte van alle levende Amis de Saint Jacques laat me dat weten. Ik bereik Enseigné waar eens de Orde van de Tempeliers werd gesticht in een grote bouwvallige schuur waar toegang verboden is wegens instortingsgevaar. Langs de D109 en de D 950 kom ik aan de parochiekerk van La Villedieu gewijd aan Marie Madeleine en wat later in Aulnay de Saintonge, een dorp van 1507 inwoners, met de prachtige oude kerk Saint Pierre de la Tour. Ik brand er een kaars, vul de offerblokken met mijn kleine oboles zonder waarde. Mijn inscription in het gulden boek kwam wel op een moment van goede inspiratie.
Te Saint-Jean d'Angely is het weerom etenstijd na bezoek aan een patisserie. Terwijl ik knabbel en rust denk ik aan de verdwenen wielerkoers tussen Paris en Saint-Jean-d'Angely uit het interbellum waarin François Adam uitblonk. Een monument leert me over Michel-Louis Regnaud de Saint-Jean-d'Angely (1760-1819) in de tijd van la Révolution Française en van Napoléon Bonaparte.
Verder via Saint-Hilaire-de-Villefranche, en even rondrijden te Le Douhet, waar Pineau des Charentes wordt gemaakt, komen we weldra in de prachtige stad van Agrippa d'Aubigné .
SAINTES, op het einde van de twintigste eeuw met 26.000 inwoners, werd MEDIOLANUM SANTONUM genoemd en is dè historische hoofdstad van la Saintonge. Deze plaats die al belangrijk was in de Romeinse tijd, overleefde invallen en oorlogen, en is vandaag nog begiftigd met de boog van Germanicus, een aquaduct, een amfitheater, een triomfboog, thermen, maar ook met grote Romaanse kerken en een rijke abdij die voor vrouwen was. Ik vind plaats in de jeugdherberg. Speciaal voor mij maakt de bazin nog een dubbele portie ' langue de boeuf ' . Daarna wandel ik naar de kathedraal Saint-Pierre, waar ik rustig op een kerkbank ga zitten om te verteren, zonder dat mijn brein nog werkt, tot wanneer wegens het sluitingsuur een pater met een grote leren riem rond zijn buik me aan de deur zet. Telefoon naar huis. Drankje in de jeugdherberg. Kijken op televisie naar John Travolta.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.