Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
30-09-2010
HET LIED VAN BOERKE NAAS.
BOER NAAS.
Wie heeft er nog het lied gehoord Het lied van boerke Naas , 't En had, 't is waar,geen leeuwenhart maar toch, 't en was niet dwaas.
Boer Naas die was zes runders gaan Verkopen naar de stee En bracht, toen hij naar huis weer kwam zesduizend euros mee.
Joep Naas die maar een boer en was Nochtans was scherp van zin Hij ging en kocht een negenschot En stak daan bullets in.
Alzo reed Naas, met wielkens licht En met de beurze zwaar. Hij zei : " Och, 'k wilde dat ik thuis en in mijn bedde waar ! "
Al met ne keer, wat hoort Boer Naas, juist achter hem op de straat ? Aan 'n stop loert en roert entwat: 't was voor Naasken toch iets kwaad !
En, eer 't ventje asem kreeg, zodanig was 't ontsteld, daar grijpen 't boerke vuisten vast, en 't ligt daar, neergeveld .
't En hoorde noch 't en zag niet meer, 't en voelde bijkans niet, 't en zij dat 't in een pistole keek, en zeggen hoorde " ...Ik schiet ! "
'k Schiet, zo gij op staanden voet, niet al uw gelden geeft : en g'hebt van zo gij roert, jongeman, uw laatsten dag geleefd ! "
Boerke Naas die alle dagen vier, vijf kruisgebeden bad, om lang te mogen leven, peinst hoe hij in nesten zat !
" Wat zal ze zeggen " kreet de Naas, " wanneer ik huiswaarts keer ?" Hij heeft het wederom verbuist ! Die smeerlap, nog ne keer !"
"Hoort hier, mijn vriend, believe 't u, toont dat gij minzaam zijt. och, schiet ne kogel door mijn hoed dat spaart mij moeders verwijt !"
" 'k Zal zeggen, als ik thuis geraak: 'n kwade jacker heeft mij beroofd, en weinig scheelde het of ik had drie kogels door mijn hoofd !"
De dief, die veel meer van poen hield dan van het rode boerenbloed schoot rap vele kogels door en door de top van Naaskes schone hoed.
" Bedankt! " zei die en greep zijn slip " Schiet ook nog eens door mijn kleed !" Den dief legt aan en de bangerik houdt zijn koopmansjas open en gereed.
" Schiet ook maar door mijn broek" zei Joep, dan peinst mijn strenge ma voorwaar, dat ik als bij mirakel ben ontsnapt aan 't ergste lijfsgevaar ,"
De gangster zegt : " Nu zal 't wel gaan, waar is uw portefeuille, snel ; 'k en heb noch tijd en nog kogels meer..." ' Ik wel," zegt veehouder Naas, "Ik wel"
Zijn negenschot haalt hij toen uit en schreeuwt: "Is 't dat ge niet, in one-two-three, van hier en pakt, gij allochtone gek, ik schiet !"
"Ik schiet van als gij nader komt, uw dommen bruine kop in gruis, en zo gij onze boeren nog roven wilt, laat uw verstand niet thuis !"
En lopen dat die vreemde deed, de benen van zijn poep, zo snel dat 't onbeschrijflijk klinkt, hoe harder ook ik dat roep.
Hier stop ik, dichte een ander nu 'n voois over de liefde of Joep Naas, 't is waar, hij was geen leeuwenhart, maar toch, hij was niet dwaas !
Ter gelegenheid van de Wereldkampioenschappen Wielrennen 2010 in Australië herhaal ik graag en met enige aanpassingen het bericht waarmee ik als blogschrijver begon .
THEMOSTWONDERFULMANEVER
Nu dat onze 21ste eeuw al een tijdje loopt kunnen wij eventerugblikken op diebonte wereld van de wielersport, op de generaties wielerkampioenen, op de verschillende disciplines en op de diverse krachtmetingen die er in de loop der tijden zijn geweest.Armstrongdie in het geheugen van de hedendaagse wielerfans bekendis als de kampioen van de voorbije jareniseen naam op een lijst waar natuurlijk onze EddyMerckxstaat onderlijnd. Maar wielerkoersen begonnen reeds in de periode van koning Leopold II. Vandaag in het tijdperk van Contador, Cavendish en Gilbertworden via televisie en internet de wielerliefhebbers echt verwend, terwijl ook de goedbetaalde rennersniet zouden mogen klagen omdat er te strenge regels en te zware ritten zijn.
Vanaf 1869 waren er steeds echte mannen, potige kerels, cracks, topatleten, die op hun koersfiets de wereld overbluften met hun kracht en persoonlijkheid. België is voor decoureurs een thuishaven, een tweede vaderland, enzeker voor de wielercracks uitAustralië, een continent gelegen aan de andere kant van onze wereldbol. Geenmens van bij ons zou het woordallochtoonvoor hen gebruiken. De Australiërsvochten tijdens de Grote Oorlog met onsin de loopgrachten van 1914-1918. Zij rijden in 2010met en tegen onze fietsende kampioenen.
Omdat de grote kampioen waarover we het zullen hebben, van zo ver kwamin een tijd dat deze wereld nog niet globaal was zoals vandaag, wordt hij in de galerij van de grootste kampioenen aller tijden vergeten. Dat zounooit mogen gebeuren. Evenmin zouden er sportliefhebbers mogen zijn die menen dat Australiërs hier komen om nog te leren fietsen.Robbie McEwen, Cadel Evans, Richie Porte, Leigh Howard, Stuart OGrady, Michael Rogers,Allan Davis, Michael Goss, e.a.vertegenwoordigen eengroot sportland, waar het wielrennen een oude en rijke traditie bezit. Het is een eer en een genoegen om met Australiërs team te vormen. Het is goed dat er weldra een grote wielerploeg uit Australië aan de start van de Europese grote koersen zal staan.
SirHubertFerdinandOpperman .
Het gebeurde op 18 april 1996. Te Wantirna in the City of Knoxnabij Melbourne, viel een oude en rijke man van zijn fiets terwijl hij nog op de rollen trainde.Een hartaanval velde plots deze negentig- plusser. Zijn lichaam werd discreet gecremeerd.Pas toen zijn as door de windwas weggeblazenvernam de wereld dat hij niet meer tot de levenden behoorde. Daarna pas volgde een nationale rouw.Oppermanwas de familienaam van deze man.Het is belangrijk dat de jeugd van alle landen weet dat deze unieke sportman heeft bestaan.
De wielersport is een harde school. Van een knaap die kleiner of armer is dan zijn kameraden kan zij echter een mens maken die door inzet en wilskracht de top van de samenleving kan bereiken. Moge het leven van Opperman nog velen inspireren tot werkkracht, grootse daden en resultaten.
Hubert Opperman was van nederige afkomst uit een familie van Duitse emigranten. In plaats van te blijven knabbelen op kauwgom, peukjes te paffen en meisjes te versieren, gebruikte hij zijn tijd en zijn spaarcenten om een fiets te kopen.Daarmee werd hij zo groot als de Kilimanjaro in het midden van Afrika. Vele prestaties van de kleine Hubert Opperman zijn gewoon niet te vergelijken met wat andere wielerkampioenen voor hem of na hem vermochten. Wie aandacht heeft voor zijn palmares van wielrenner zal daarmee akkoord gaan. Wie daarna zich buigt over de volgende levensjaren van deze manzal ongetwijfeld verstomd staan.
A Cycling Sensation Called Oppy
Een kleine stevige jongen reed op een gewone fiets mee in de open wegwedstrijd De 80 Mijlen van de Fietsindustrie 1921. Hij is zeventien jaar oud . Als telegrammenbesteller per fiets werd hij als beroepsrijder toegelaten. Glimlachende inrichters gaven ook aan hem een rugnummer om meer deelnemers te zien in hun koers. Zoals voorzien in deze handicapkoers achterhalen de beste amateurs en de beroepsrenners weldra iedereen die voorsprong kreeg : jongeren, dames, veteranen, cyclosportieven en gehandicapten.Nog wat later kunnen velen vooraan het tempo niet meer volgen, behalve dan die ene jongen, bekend als Oppy, die veelfietst om telegrammen af te leveren. Deze Oppy volgt alle versnellingen van de favorieten en de beroepsrenners. DeCycle Traders 80 Handicaprace eindigt met een sprint tussen de zes sterkste koplopers. Ondanks enige vuile streken van zijn concurrenten eindigtde zeventienjarige op een prachtigederde plaats. Na zijn eerste wegkoers staat hij al op het podium !
In zijn befaamde biografie schreef Hubert Opperman later zelf dat de kleine stap die hij toen maakte om na deze 80 mijlenop dat podiumte klimmen zijn hele verdere leven heeft bepaald.Hij won toen immers een sportfiets Malvern Star. Deze werd hem geschonken door Bruce Small, een 26-jarige die op de velodrooms had gereden met fiets en motorfiets , en die met zijn broers Frank en Ralph zopas een fabriekje had overgenomen. Die broersuit de wijk Malvern maakten sedert juni 1920 vijf fietsen per week. Maar Hubert wou geen andere fiets dan de zijne waarop hij goed gewoon was. Uit deze assertieve houding blijkt reeds dat de 17-jarige een kopje heeft en kan onderhandelen, wantBruce Small brengt Oppys fiets wat in orde enbetaaltde prijs van de gewonnen fiets aan de jongen.Dit wordt de start van een levenslange vriendschap, want voortaan zullen deze beide mannenaltijd en overal samenwerkenin sport, travel, businessen politiek.
Vanaf 1922 is Hubert Opperman de eerste bediende bijMalvern Star.Hij staat in de winkels met de klanten, geeft instructies aan het personeel, of hij demonstreert tijdens wielerproeven de kwaliteit van de producten. Wanneer hij niet traint, rust, reist of koerst, is Hubert Opperman ook bezig met marketing, promotie, public relations, dienstbetoon, verkoop, boekhouding of schrijft hij stukjes voor de kranten.In al wat hij doet is hij onverzadigbaar, een slim mannetje dat lang kan aanklampen ensteeds verder vooruit blijft gaan.
Bruce Small uit Sydney.
Entrepreneur en verkoper, was Bruce Smalleen kereldie voor de jonge Oppy een tapijt uitrolde naar eenleven dat een bijzonder avontuur werd. Brucewas zelf een sportman diehet Australisch snelheidsrecord op een motorfiets verbeterde en in de atletiek 100 yards in 10 seconden liep. Hij reed wat mee in wielerkoersen tot wanneer hij in zaken ging.Zijn ouders ijverden ondertussen voorhet Leger des Heils en zo kwam het dat hij ook een goede muzikant was. Deze man met ontembare werklust stond 100% achter Hubert Opperman, nadien ook achter Patterson, Morettini entandemkampioenen. Hij was begeleider, sponsor, en businessman.
In de twenties wilden alle Australiërs een Malvern Star van Bruce Small hebben, zo een fiets waarop Oppy records reed.Hij die startte met een klein atelier te Malverngroeide tot eigenaar van een industriel imperium en distributienetwerk dat nade fifties overgenomen werd door de multinationalsPhilips en Raleigh. In het begin van de oorlog was hij gepast met zijn productie in zijn ateliers veranderd. Niet langer fietskaders maakte hij, doch dag en nacht werden er toen bij Bruce Small buizen gemaakt voor tenten en voor radiomasten, om het Australische leger uit te rusten. Door het wegvallen van de invoer uit de USA en Europaproberen de Bruce Small Industries in die tijd ook van zelf alle metalen voorwerpen te maken die in er Australië nodig waren.In 1945 produceerde zijn Company opnieuwr 50.000 fietsen per jaar. Maar zij hadden ondertussen vooral een netwerk uitgebouwdmet duizend verkooppunten. De zeshoekige ster van de Malvern fiets betekende immers topkwaliteit aan een fatsoenlijke prijs. Via hun prima organisatie, door naambekendheid en vertrouwen, verkochten zij in al hun winkels ook andere fietsmerken voor ouderen, kinderen en vrouwen.Tijdens denaoorlogse heropleving en de vraag naar motorfietsen, stofzuigers, koelkasten, radios, elektrischetoestellen, metalen voorwerpen, groeiden de verkoopcijfers explosief . De klanten mochten ook al betalen op maandelijkse afbetaling, hetgeen eerder weinig gebeurde.
Vanaf 1958 ging de miljonair B.Smallaan de Australische kust rentenieren, maar kon hij uiteraard niet stilzitten. Hij veranderde die Gold Coast in een paradijs voor surfers en toeristen.
In 1967 tenslotte piekte hij in de politiek met de slogan : Think Big Vote Small . Zo werd Bruce Smallin Queenslandnogburgemeester en parlementair tot op de leeftijd van 72.
HUBERT OPPERMAN & BRUCE SMALL
Altijd samen in glorie of in pijn, zo bestond er een geweldig duo dat veel van de wereld zag ,een winning team. Bruce Small ging als soigneur zo verdat hij zelfs in het midden van de straatop een gasvuur verse vis bakte, het lievelingsgerecht van zijn aanstormende renner. Hij kon precies op tijd deze versgebakken visopdienen toenHubert Opperman even stopte zonder echter het zadel van zijn wereldberoemdeMalvern Star te verlaten.
Oppy schreef aan zijn vriend bovennatuurlijke gaven toe, zoals zijn kennis voor wat zou gaan gebeuren. Hij was een engelbewaarder, een body-guard, iemand die de gave had van te kunnen anticiperen, te denken en te innoveren. Minstens viermaal ontsnapte Bruce Smallop haast miraculeuze wijze aan de dood. Zoals in de Tour 1931 toen hij met een fantastische acrobatische jump nog uit een open wagen kon springen net voor deze in een ravijn dook,met dodelijke afloop voor de andere inzittenden.
Wat betekende Small voor Opperman ?
Zo schreef Sir Hubert: Ik zag hem meer op mijn wegen dan alle mogelijke verkeersborden. Hij was de man die me tot het maximum duwde wanneer mijn spieren en mijn wil het niet meer deden. Zijn zakenflair zorgde dat financiële return volgde op mijn atletische prestaties en dat mijn reconversie zo bijzonder was. Toen ik liever mijn hoge post van minister had geruild voor een fietstocht doorheen Frankrijk was hij er nog steeds aan mijn zijde zodat ik me niet alleen voelde.
Opperman, die onklopbaar was gewordenin de Australische wielersport , nam samen met zijn coach-managerde grote oceaanbootnaar Europa. Hij trainde dagelijks op de rollenmetzicht over de oceaan. PerryOsborne, Ernest Bainbridge, en Hary Watsonwaren de ploegmakkers die deze lange boottocht ook hebben meegemaakt. Nog maar pas aan land na 5 weken op zee startten zij op 17 mei 1928 inParijs-Rennes(346 km) tegen ervaren kampioenen zoals Nicolas Frantz (winnaar) en Gaston Rebry (derde).Deze kangoeroes reden allen samen mooi de koers uit. In Parijs-Brussel (375 km) op 27 mei1928,kwam Hubert Oppermanreeds tot een derde plaats. Georges Ronsse en Nicolas Frantz moesten alles doen om hem bij te houden. Oppy was echter eenlocomotief maar geen sprinter. Zo verdienden de Australiërs hun selectie voor de Tour 1928 voor het wielermerkRAVAT en de banden DUNLOP. Bainbridge sneuvelde in de 15de rit, maar Opperman(18de), Watson (28ste), en Osborne (38ste) schreven wielergeschiedenis. Alle insiders stelden vast dat de sterke Hubert Opperman tot veel meer in staat was. Voor hem warenal de ritten veel te kort en niet op zijn maat. Hubert Opperman verfoeide het te lange verblijf en het nietsdoen op de muffe hotelkamers tijdens een Tour de France. Hij kon in de Tour op de Franse wegen niet genoeg genieten van La Vie au Grand Air Dat was zijn leven tijdens lange continentale fietstochten dwars door Australië.Hij vond de afdalingen van cols en de massa toeschouwers langs de weg gevaarlijk. Maar, helaas, in plaats van langere ritten te maken zal Henri Desgrangehet aantal rittenvermeerderen en hunafstand verminderen. Die Tour is dus niets meer voor Opperman die liever wegritten van minstens 1000 km had.Drie jaar later zal hij slechts tegen hoge betaling nogmeerijdenom te trainen voor de komende Parijs-Brest-Parijs.
Na de 5376 km tegen de wegrenners van de Tourin juli reedOppy tussen 13 en 19 augustus 1928op de Parijse500 m wielerbaanBuffalo de zesdaagse in open lucht tegen de baanspecialisten. Hij vertrok met Paul Broccardo als ploegmaat doch eindigde met François Urago.Na3386,5 km in 6 dagen reed hij als derde de ereronde.Hijklopte toch zeer sterke mannen uit die periode zoalsGerard DeBaets,Giovanni Brunero enPiet Van Kempen.
***1-2 september 1928Bol dOrsur la piste de Buffalo à Paris***
Toen de wielerkampioenen vooral op de velodrooms goed verdienden, omwille van de massale aanwezigheid van toeschouwers die inkom betaalden, was deBol dOrte Parijs een zeer grote klassieker.Deze baankoers werd in 1928 in open lucht op een piste van 500 meter omtrek betwist. Er werd van de deelnemers het uiterste gevraagd :24 uren lang zo snel en zo veel mogelijkafstand rijden, geholpen door gangmakers op tandems en tripletten.Wat eengeweldig wielerspektakelwas dat toen ieder jaar !
Manager Bruce Smallhad voor marathonrennerHubert Oppermaneen mooi contract afgeslotenom aan Parijs zijn Malvern Star te laten zien .
Andere deelnemers aan de start :
De Italianen Gaetano Belloni en Alfredo Dinale,de BelgenFelix Sellier en Zander Maes, en de Fransen Honoré Barthélemy, Romain Bellenger, Marcel Huot, François Urago, André Mouton en Achille Souchard.Voorzeker een affiche met sterren om een talrijk publiek te trekken.
Small,de man die de beste fietsen in Australië maakt en verkoopt,en die zelfs lonkt naar heel het Commonwealthmoet het ongelooflijke aanzien.Op korte tijd rijdt kameraad Oppyzijn beide fietsen kapot en dit telkens door kettingbreuk.Sabotage !Er werd een metaalzaagje gebruikt om de onherstelbare pech te veroorzaken. Gedurende één uur moet de pechvogel uit Melbourne eenzaam en alleen te Parijs wachten . De vertaler-tolk die het Australische team bijstaat, is samen met Small naar huis gelopen.Zwetend komt eindelijk de onverwoestbare coach weer opdagenmet een gewone sportfiets geëquipeerd met zware wielen,spatbordenen een bizar stuur. Gedurendeelf uren achtervolgt met deze fiets de woedende Oppy de mannen die aan de leiding rijden. Daarna pas heeft hij na zijn stilstand een voldoende aantal ronden afgelegd om echt terug in de koers te zijn.Zijn gangmakers op tandem kunnen nog amper het hoge tempo aan. Coach Small verwisselt deze gangmakers van plaats op hun rijtuigen zodat de man met de breedste rug meer beschutting biedt aan zijn renner. Deze innovatie zorgt er voor dat Opperman aan een nog hoger gemiddelderond de Buffalo velodroom blijfttoeren. Andere Bol dOr rijders imiteren dit weldra.Nadat hij zeventien uren op zijn zadel heeft gezeten stopt Oppyvoor een natuurlijke behoefteen om wat verzorging.Terug op de baan verdappert hij nog,rijdt hij met buitenaardse klasse, terwijl anderen beschaamd, geklopt en vermoeidde wielerbaanverlaten. Zon Bol dOrmet menselijke gangmaking was keihard voor de mannen en de machines. Het jaar voordien (1927), haalden grote kampioenenals Egg, Alavoine, Binda, en Girardengo niet eens de eindmeet. Tijdens de laatste ronden van deze marathonkoersstaande 50.000 toeschouwers recht en vele kenners zijn van oordeel dat de beste renner aller tijden op dat moment rond de piste van Buffalo aan het rijden is. Terwijl zij lachen, applaudisseren en scanderen, weerklinkt uit alle kelennogenkelAllezOppy ! .
Deze enorme prestatie ontroerde Parijs geweldig.De schande van de sabotage deed dit ook.
Opperman die op het thuisfront als journalistondertussen ook een graag gelezen columnist was geworden, wordt door een zeer grote menigte supporters gevierd ter gelegenheid van zijn thuiskomstmet de bootin Australië. In Frankrijk, op het einde van 1928kozen de 500.000 lezers van de krant lAuto , anders allemaal zo fanatiek voor eigen sportievelingen, Hubert Ferdinand Oppermanals populairste sportman van Europa. Hij was toen liever gezien dan de legendarische FransetenniskampioenHenriCOCHET . Opperman werd beschouwd als een Franse kampioen en kreeg als bijnaamLe Petit Parisien .
Gedurende 21 jaar was Oppy, zoals hij altijd werd genoemd, het bijkomend menselijk deel van zijn eigen Malvern Star puchbike. Zijn palmares is samengesteld uit exploten van een andere tijd, uit een ander werelddeel, in het kader van die Engelse wielercultuur die van de onze afweek. Opperman leverde vele prestaties ook op onverharde wegen in het Australische binnenland. Tijdens zijn transcontinentale recordritten stonden duizenden mensen s nachts op om die ene fondrenner te zien voorbij komen,de man waarvan de naam op ieders lippen lag : Oppy de Australiër met het grootstestamina (uithoudingsvermogen) die fietsendalle records van de wereldkon verslaan op zijn Malvern Star.
Op de top van de piramide gevormd door de opstapeling van zijn records, overwinningen en exploten,zullen wij ook nogals pronkstuk Brest-Parijs-Brest 1931plaatsen, waardoor zijn populariteitopnieuw een hele tijd grenzeloos was te Parijs . Hij werd toen zelfs weer tot sportman van het jaar 1931 in Frankrijk benoemd.
____________
Tussen de Australische sportlui die zich onsterfelijk maakten door hun prestaties bevindt zich zeker de onvergelijkbare wielerkampioen HUBERT OPPERMAN. Deze werd in 1991 nog speciaal te Parijs uitgenodigd door Jacques Chirac en beloondmet de zeer zeldzameMEDAILLE DOR DE LA VILLE DE PARIS. Deze internationale erkenning was van onschatbare waarde voor het internationaal imago van het Australische volken maakte van Sir Hubert een Heilige. Om te bedanken sprak hij deze eenvoudige woordenuit:
Ver van huis in het onbekende is winnen mogelijk
maar waardevol is er vooral de lach en de vriendschap
Opnieuwveerde le Tout Paris recht om hem minutenlangeen staande ovatie te brengen.
Volgens SirHubertin zijn biografie Pedals, Politics and People
was dieprachtige2 september 1928 op de Buffalohet grootste, het mooiste, het sterkste, dat hij als mens en als wielrenner ooit heeft gepresteerd.
1928-UITSLAGBOL DORPARISBUFFALO
1.Opperman950,060 km/nieuw record- oud record 1924 Oscar Egg936,325 km-Gemiddelde snelheid over 24U39, 585 km .
2.André Moutonop106 ronden
3.Marcel Huotop155 ronden
4.Felix Sellierop243 ronden
5.François Uragoop498 ronden .
Prestaties in Australië :
Nationaal kampioen op de weg1924- 1926- 1927 1929
Overwinningen inde klassiekers Warnambool-Melbourne enGoulburn-Sydney .
DE MALVERN STAR KAMPIOENWAS ECHTER VOORALEENINDIVIDUELEEENZAME FIETSEROVERLANGE EN ZEER LANGE AFSTANDENTEGEN DE TIJD.
Hij realiseerde in deze voor ons niet zo vertrouwde wielerwereld101 records .
We geven even een lijstje om te proeven:
WEGRECORDS ZONDER GANGMAKING
1929- Sydney-Melbourne909 km in 37u 06
1936- Brisbane Sydney1047 km in47u 10
1937- Perth- Adelaïde2724 km in9 dagen 6uren 1 minuut
1937- Perth- Melbourne3498 km in 11 dagen 4 uren 5 minuten
1937- Perth- Sydney4625 km in 13 dagen 9 uren 22 minuten
1937- Freemantle- Sydney 4402 km in13 dagen 10uren .
1938- 1000 mijlen in63 uren 3730-
1939-506 mijlen 396 yards in24 uren-
1939- Millicent(Lakes Entrance)814,154 km in 24 u gem. 33,923 km .
RECORDS OP DE BAANMET GANGMAKER
1926-5 mijlenin442
1932-Melbourne Motordrome -1384,075 km in 24 Uren-gem.57,669 km .
RECORDS OP DE BAANZONDER GANGMAKING.
1940 - 786,801 km in 24 uren .
RECORDS OP BRITS GRONDGEBIED
1934-24 uren -742,953 km -gem. 30,956 km.
1933-John OGroats- Lands Endin 57 uren en 1 minuut gem. 24,448 km
RECORD OP TANDEM
1935-London-Bath-Londonin 8 u 5534
Hij klopte vele records zo dat niemand ze nadien nog durfdeaanvallen.Daarom mogen wij zijn prestaties toch niet vergeten.Hij reed vooral om te bewijzen hoe goed de fiets wel was waarop hij reed :zijnMALVERN STAR .
In 1935 reed Hubert Opperman mee in het wereldkampioenschap voor beroepsrenners te Floreffe in de provincie Namen(B) . Met Gaston Rebryals zware blok aan zijn been reed hij lang in achtervolgingop Jan Aertsdie wereldkampioen werd.
Nog even komen we terug op de speciale flair voor public relations en publiciteit die het teamSmall & Opperman bezat.Zij lanceerden de aankoop op afbetaling :voor 2 £kon men een Malvern Star velo mee naar huis nemenen nadien verder afbetalen a rato van 5 £ per week.
Het in Parijs behaalde succes, commercialiseerden zij door de profs Mauclair en Bidot met hunknappe vriendinnen te laten overkomen naar Australië . Deze elegante renners, waarmee Opperman bevriend was, net gekleedin de nieuwste sportieve trendy mode van Avenue de la Grande Armée à Paris;showden overal tijdens wielerevenementen de laatste modellen van Malvern Staren de mode van Parijs voor sportieve dames en heren . Rasechte coureurs en mannequinsuit Parijs op de ruwe Australische boerenbuitenlaten zien, was een geslaagde promotie.Je moet het toch maar doen !
Vooral door de nouveauxriches werd dit in Australiëgewaardeerd . Het beschaafde Parijs voor je winnenen nadien een stuk van dat Parijs meebrengen naar je dorp aan de andere kant van de wereld . ( Geelong,Crocodile Dundee Village,enz. ) . Ongelooflijk, maar waar!
Het onmondige wilde volkje van het toenmalige Australische wielerpeleton wat manieren leren was de bedoeling vanBruce en Hubert .Een beroepscoureur moet zijn uiterlijksoigneren en de gepaste kledij dragen voor, tijdens en na de koers. Hij moet kunnen beleefdpraten metorganisators, scheidsrechters, sponsors, publiek, vrouwen, supporters en media.
Een coureur moet een goede indruk laten tijdens de koers aan alle wielerliefhebbers. Ook dit demonstreerden de herenSmall, Opperman, Mauclair en Bidot metveel stijlin Australië.
Hubert Opperman was de beste van de besten. Door zijn nederigheid, zijn loyaliteit, zijn plichtsbewustheid, zijn trouw aan alles en allen, werd deze oorspronkelijk zo eenvoudige man een gigant van de wielersport eersten van de politiek later.Hij staat tussen de topdrie van bekendste sportlui van Australië, zij die met kop en schouder boven alle andere kampioenen uitsteken,in gezelschap van Sir Donald Bradman (cricket) enSir Walter Lindrum (biljart) .
Zijn uithoudingsvermogen was omgekeerd evenredig met zijn lichaamslengte. Het gewone woord groot paste bij hem niet, wegens zijn minieme lichaamslengte, maar wel alle andere superlatieven. Hij was een vrijwel onvermoeibare dynamo vol met pure menselijke energie.
Toen Wereldoorlog II uitbrak, ruilde Hubert Opperman zijn petje, stofbril en koerstruivoor een uniform en een helm bij de RAAF.Hij werd luitenant en streed als piloot voor zijn land in het verre Oosten.
Toen het terug vrede werd,werd hij Directeur bij de Malvern Star Company en een geliefd politieker in de kringen van de LiberaalRobert MENZIES.Hij klom langzaam maar zeker op als parlementair van Corio (verkozen op 10/12/1949)en bracht het tot Minister vanTransport (5/2/1960), tot Minister vanImmigratie (18/12/1963).Daarna (10/6/1967) werd hij Australischdiplomaat(High Commisionner)op Malta .
Hubert Opperman was voorzitter van het Nationale Werk voor de Blinden,voorzitter van de Vereniging van Australische Sportlui, voorzitter van de Ridders van St-Jan van Jerusalem (Orde van Malta). Hij werd in 1968 door de Engelse Queen officieelverheven tot de adelstand.Zo veranderde zijn naam vanOppyinSir Hubert.
Hij werd ook nog eens uitgenodigd als eregast om de Tour de France te volgen.Hijkoos toen de ritKeulen-Luik 1965die werd gewonnen doorRik Van Looy.
Als politieker was hij een onvermoeibare werker en eenall-rounder. Hij verdreefhetracisme van de witte immigratie . Door de wijziging van een belangrijk wet opende hij de poort voor vele goed opgeleide en werkzame Aziaten. Zij dragen nu veel bij tot de economie vaneenmulticultureelAustralië.Hij kwam als minister veel op de radio. Hij was bekend voor de stiltes die hij inlaste tijdens interviews, gesprekkenenredevoeringen . Hij liet de toehoorders de tijd om het te begrijpen. Hij was beroemd voor zijn Oppygrams , zijnduizenden notas en brieven die hij gepast naar iedereen en overal heeft gestuurd( registred for urgent and friendly transmission ) en waarmee hij aan zijn liberalekiezers toonde dat hij metzeer veel dingen goed bezigwas.
Hij kwam uit de kleine stad Rochester tussen Bendigo en Echuca,in Victoria. Dit is zeer Zuidelijk gelegenin Australië( waar het dus frisser wordt) en niet ver van Tasmanië.
Hij verpersoonlijkte degelijkheid en sportiviteit.Hij zorgde dat Australië werd gerespecteerd.
Sir Huberthad als mens, als liberaal een vaste lijn in zijn gedachten: Wat kan ik voor de mensen doen, en wat kunnen zij voor mij doen ?
Vandaag blijft de naam van deze man in zijn woonplaatsKNOXverder leven door het bestaan van velefietspadengenaamd de Opperman trails.De sportievelingenen de recreantenvolgen er de plaatjes waarop staat:
The 101 Trail, The Trans Continental Trail,Oppys Way,The Bol dOr Trail, The Landa End Trailen de Paris-Brest-Paris Trail, .
Jaarlijks op een dag in de lente wordt de gezelligeOppy Family Fun Ridevoor alleningericht . Voorsterkere fietsers is er ookin november een fietshoogdag tijdens deOPPERMAN ALL DAY TRIAL , een Audax proef voor groepen van minstens drie rijders.Er wordt dan verstandig gereden volgens de Audax traditie gereden met de bedoelingom samenin groep360 km af te leggen in 24 uren.
Alle wielerfanaten, toeristen en renners van iedere soort,die het einde halen van deze afstandsproefbeseffen dan maar al te goedtot wat Oppyals wielrenner in staat was op de stofferige wegen van het Australische binnenland van vroeger.
Op het einde van elk wielerseizoenwordt aan de beste Australische wielrenner van het jaar de Sir Hubert Opperman Trophy overhandigd.
BRIEF VAN PAPA PELGRIM Miramont-de-Guyenne 28/5/1999
Liefste schatten, Voor jullie nog wat nieuws van uit de keuken van Yazikof waar ik ontspannen deze brief kan aanvangen, terwijl hospita Carmen naar het kwisprogramma ' Questions pour un Champion' met veel aandacht aan het volgen is. De hele dag had zij zich dubbel geplooid om haar Georges en mezelf een goede maaltijd op tafel te brengen. Verder volgt zij nog een persoonlijk programma voor haar gezondheid en daar kruipt ook elke dag veel van haar tijd in. In de garage van het huis van deze oudjes staat een nieuw autootje dat bijna nooit rijdt. De dagen op weg naar Santiago vliegen voorbij. In het grote en dure Hotel L'Escale van waar ik de vorige brief schreef, had ik mijn was met enig succes gedaan en dat was toen nodig. Daarna volgde ik langs winderige dijken de Loire en kwam langs vele kastelen. Mijn bezoek aan Beaugency en Chambord was de moeite waard, alsook mijn fietstocht in die omgeving. Mijn forme is zwak. Meesmuilend bereikte ik Blois, schoof nog wat verder tot Candé, en daar kreeg ik als Gîte d'Etape een halve hoeve voor mij alleen. Keuken, televisie, zetels, en ik organiseerde daar voor mezelf een festijn met wijn en saucisson pure porc. Ook de volgende dag te Montlouis kon ik tafelen op een sympathieke manier tijdens een feest op straat en plein. Weldra bereikte ik Tours en bezocht er de kathedraal St-Gatien en vooral de beroemde Basiliek St-Martin-de-Tours. Toen ik in die stad l'Office du Tourisme binnenwipte voor een stempeltje in mijn pelgrimsagenda kwam ik daar twee potige dames uit Nederland tegen, de gezusters Lien en Inge Jansen, die op stap waren met rugzakken waarop ik de schelp zag. Aan deze ladies-pelgrims offreerde ik een pot bier op de stoep van een brasserie. Sedert 1 april waren zij reeds onderweg aan 20 km per dag. Bravo voor deze stevige vijftigers, medische secretaresse en verpleegster in de psychiatrie, die op weg waren naar in finibus terrae, alhoewel ik vernam dat zij aan het overwegen waren van te stoppen. Ik heb jullie daarna getelefoneerd en ben dan per trein naar Poitiers verder vooruit geraakt, want ik was nogal achter op mijn programma. Fris als een hoender nadat ik in een cinemazaal in slaap was gevallen tijdens een poging om de film ' La Vie est Belle' te zien, ben ik bij nacht op de authentieke Route Saint Jacques gaan fietsen tot in de Abdij Saint Benoït en Ligugé. Dat is de oudste abdij van West-Europa, reeds gesticht door St-Martin in de vierde eeuw. In de kapel op de plaats waar die grote Heilige een catechumeen uit de dode liet opstaan, ben ik op de vloer gaan liggen om te slapen, neergevlijd in mijn blootje op mijn donzen slaapzak in mijn proper laken. Heerlijke heilige nacht. Modern toilet nabij op de parking. Het was hoogdag van Pinksteren toen ik die ochtend op ben gestaan. Ik stuurde van daar een kaartje naar Pater J. Boly., dat was de man die naar jullie heeft getelefoneerd. Daarna tijdens de frisse zondagmorgen reed ik zoekend naar ' LE RELAIS DE VIVONNE', het topresto voor de routiers. Samen zijn we daar vroeger gaan eten op een middag, maar nu was het voor een omelet, brood en koffie, dat ik daar ben gestopt rond 9u00 .
De warmte kwam. Ik liet mijn zware en te lange pullover achter op een geparkeerde bulldozer van een bouwbedrijf uit Parthenay, dat is de stad van Aymeri Picaud de zwervende monnik die de eerste Gids voor Pelgrims naar Compostela had geschreven, honderden jaren geleden, maar die nog altijd beroemd is alhoewel hij nooit een vrome pater was geweest. Na wat verloren te zijn gereden tussen les fermes isolées du Poitou, bereikte ik terug beschaafde wegen die me te MELLE brachten, en te BRIOUX-SUR-BOUTONNE, steden die duizend jaren geleden rijk waren omdat daar zilvermijnen waren. Ik slaap in een resto voor de vrachtwagenchauffeurs waar me een flinke maaltijd werd opgediend , met buffet de crudités et de charcuteries.
De Sint Jakobsweg brengt me te Enseigné, de plaats waar de Orde van de Tempeliers werd gesticht. Na enkele kerken te hebben bezocht, stap ik in een kapel-zonder-kruis binnen die de naam ' Bar' draagt en daar drink ik Pineau des Charentes om te vieren dat ik ben aangekomen te Saintes, in de hoofdstad van La Saintonge. Geschiedenis van de hoogste graad ligt daar op mij te wachten, met ruïnes uit de tijden van de Romeinen en uit andere periodes, met ook Saint-Eutrope, een pelgrimskerk met onsterfelijke faam. De jeugdherberg van Saintes is werkelijk goed, en dus zeg ik eerlijk ' Santé en bravo voor Saintes ! ' .
Dinsdag is druk. Dat is zo als de werkweek over vier dagen wordt verdeeld. Ik fiets naar Royan met een royale pedaalstoot. Heerlijk warm, en de zeelucht prikkelt mijn neus. Aan de overzetboot ontmoet ik een fietser van St-James en een vliegende Hollander van Sint Jacob. Met Ferris kan ik een deal maken. We zullen samen een hotelkamer nemen, want dat drukt de prijs. Te Soulac-sur-Mer stoppen we, maar de 110 FF die we uitsparen op de kamer, zuipen wij op aan bier in deze badstad . Mijn nieuw kameraad is pas op pensioen. Hij was gevangenisbewaker. Zelfs het monster West, serial killer of many women, had hij gedurende vier jaren in de gaten moeten houden tijdens nachtdienst. Na afscheid van deze cyclist from Bristol zwenk ik naar de streek van de wijnen van Bordeaux en in het bijzonder van de Médoc.Tijdens de Zondag van het Onuitgegeven Boek te Leuven had ik over de Médoc-streek meerder tips gekregen van Meester Buyckx die een boek had geschreven over de Médoc-wijnen.
Ik verspeel veel tijd door te zoeken naar Brion, waar archeologen in de moerasgrond een onbekende stad vonden, gezonken in het slijk van de Gironde. Het werd een geweldige fietstocht langs de ronkende namen , zoals St-Estephe, Mouton-Rotschild, Pouillac, en groene heuvels voor onschatbaar kapitaal aan wijnen. Ik geraak wat in paniek, omdat iedereen in deze dorpen wijnboer is maar niemand hotelier. Met rode wijn is in deze buurt meer te verdienen, als met chambres d'hôtes ou petit hotel-restaurant. Maar ik vind wel onderdak te Donissan in Chateau Cap Veyrin. De dochter des huizes Nathalie stopt me in het bed bij haar papa wijnboer. Het is een adres om bij te houden. Als we een volgende keer met de wagen hier in de buurt zijn, zullen we er zeker drie dozijnen flessen kopen.
Mijn papier is alzo vol. Ik kwam na fiets-trein-fiets tot bij de Yazikofs van Miramon, waar ik wat rust wil nemen, goed eten, en mijn oude vriend Georges gaan bezoeken in La Maison de Retraite waar deze oude Casanova van de marine van de tsar zijn laatste dagen triestig doorbrengt.
Er valt in de ochtend reeds een flinke regenbui. Ik neem afscheid van Carmen. Om mijn ketting te smeren krijg ik van haar een flesje dunne olie voor naaimachines. Het flesje dateert van uit de fifties toen de sjeiks nog op kamelen reden en geen olie verkochten.Gedaan met luieren, eten en siesta. Vandaag weer de fiets op !
Ik moet echter eerst eens naar een fietsenmaker. Soms is het toeval zo groot dat een pelgrim wel begint te denken dat de heilige Sint Jacob hem daadwerkelijk helpt om vooruit te geraken op de moeilijke weg naar Compostela. Zoals op deze maandag. Octave Le Bon, na vijftig jaren tussen banden, fietszadels, en kettingsmeer, had op zaterdagavond zijn winkel en atelier gesloten met dat uniek gevoel dat een man slechts éénmaal kent : 'Oef, nu is het gedaan en zal ik van mijn appeltje voor de oude dag en van mijn pensioen kunnen genieten !' Op maandag was het altijd sluitingsdag, maar op deze laatste dag van de maand komt hij nog opruimen, want vanaf dinsdag zal een huurder de lokalen anders inrichten om te beginnen met een groentenwinkel. Octave komt van links aangereden op een damesfiets en van rechts komt een kerel met een baard aangereden op een olijfgroene trekkersfiets met vijf reistassen. Beide mannen stoppen op hetzelfde ogenblik voor de ingangsdeur van Cycles Le Bon - Castaing.
' C'est fermé... et pour toujours' zegt Le Bon. 'Oh...' zegt de andere ' ma roue avant est un peu voilée et je suis en route pour Notre Dame du Cyclisme et Saint Jacques de Compostelle !' . ' Mais je vous en prie, Monsieur, entrez-donc ... . Mon dernier client sera donc un pélerin ... Je suis béni par les Dieux ! ' De goede Le Bon zoekt nog even zijn groen sleuteltje dat al tussen het oud ijzer was geworpen. Ah, oui, ... dévoiler les roues, voilà ce que je faisais bien... . J'ai même dévoilé les roues d'André Darrigade. Tu le connais ? Koel en beleefd zegt de pelgrim gewoon maar ' Zandvoort 1959.' ' Je viens du pays de Willy Vannitsen et de Jean Brankart.' De man glimlacht. Ik sta al een trapje hoger voor hem. Weldra draait mijn wiel terug zeer goed. Het kost me niets. Na deze technische verbetering fiets ik naar het tehuis Soussiale voor ouderen van Miramont. Grote kuis aan de ingang en nog geen bezoekuur. Ik fiets door de tuin en zoek de kamer van Yazikoff. Via het venster kan ik van hem afscheid nemen.
Mijn kilometers zijn moeilijk. Ik moet dikwijls stoppen en de weg zoeken. Dan eindelijk verbetert mijn vaart toch. Te Tonneins koopt ik een heerlijk stuk brood met hesp, een fles wijn, een salami en een kilo pruimen. Ik vorder langs de N113 en steek de ' Autoroute des 2 Mers' over. Aiguillon. Port Sainte Marie. La Bastide de Vianne. Nérac. Mézin. Sos. Gabarret. Zo kom ik dan in de Midi-Pyrénées. Het is een lange rit, maar hoe meer ik fiets hoe beter ik fiets. Eindelijk zie ik de wegwijzer naar La Bastide d'Armagnac.
Ik bereik wanneer het uur reeds is gevorderd mijn doel : NOTRE DAME DES CYCLISTES.
Een vijftigtal personen staan er in een grote kring buiten op het grasveld. Zij zingen mooi en volgen devoot een kerkelijke dienst. Ik wil niet storen en fiets dus met een boogje tot achter de kapel, waar ik Olive Green en al mijn spullen veilig uit het zicht parkeer. Ik verbeter mijn kledij een beetje, neem mijn petje van mijn kop, wrijf met een handdoek wat over mijn haren en mijn benen en zo voeg ik me bij de gelovigen die me natuurlijk hebben opgemerkt omdat ik eigenlijk stoor. Na een paar minuten kriebelen mijn gat en mijn benen. Ik kan daar toch zo niet de minuten laten voorbij lopen.
Vanaf 1984 had ik enkele contacten met de bijzondere man die l'abbé Joseph Massie was, le Curé de Créon d'Armagnac, Mauvezin, et Lagrange, stichter van dit Heiligdom voor de Wielertoeristen. Ik weet dat deze Eerwaarde Heer nu oud en ziek is, en ergens in een rusthuis verblijft. Gelukkig ken ik ook nog de naam van zijn vriendin - in de meest nobele betekenis van dit woord- Madame Rotenfüss. Zij moet een van de ongeveer dertig oudere dames zijn die daar rond het altaar staan. Ik vraag aan de man naast mij waar Madame Rotenfüss staat. Zij is op maar tien meter en had al meerdere malen naar mij gekeken.
' Je suis un ami de Belgique de l'Abbé Massie. Je voudrais vous parler après la Messe ... ' fluister ik in haar oor. Nog tijdens de afsluitende lofzang neemt zij me mee naar de kapel, en zij opent voor mij terug de deur van die Grot van Ali-Baba voor de verzamelaars van ex-voto uit de wielersport. Na een kort gesprek, een kort bezoek, de nodige informatie over de geheime plaats waar de oude beroemde Paus van de Wielersport zich bevindt, en na het duwen van 100 FF in de offerblok, zie ik de nieuwe pastoor die eredienst leidde en een andere man de kapel binnenkomen. Hij zegt dat de maand mei nu voorbij is. Iedere avond was er rond het beeld van Onze Lieve Vrouw van de Weg een gezongen eredienst, en nu zullen wij ons gaan organiseren voor de komst van de toeristen die deze zomer weer talrijk zullen op bezoek komen. ' Mais, ce n'est plus votre affaire, n'est-ce pas, chère Madame Rotenfüss, vous avez pris votre retraite ... !
Oei, welke toon is dat .... ? Het is hier in deze parochie precies burgeroorlog. Het Heiligdom moet nu worden gesloten, het alarmsysteem wordt aangezet, de stevige poort sluit zich en de twee mannen, de priester en de leek, duwen de oude Madame R. in hun wagen en brengen deze trouwe medewerkster van ' le fondateur du sanctuaire' terug naar haar woning. Zij groetten en bekeken mij amper. Ainsi le pélerin de Saint Jacques que je suis et mon vélo de grand randonneur restent seuls auprès de la Vierge et de la Chapelle de Géou.
Ik was al drie dagen bij Carmen en heb geen goesting om deze avond ook nog verder te babbelen met een Madame Rotenfüss, alhoewel die haar lippen wel heelwat te zeggen hadden, ... mais demain, l'abbé vous expliquera bien tout ce qui se passe ici.
Terwijl de avond valt, voel ik mij zoals in de hemel. Notre Dame du Cyclisme et moi, moi, moi, .. quelle émoi ... ! Mijn ontroering is zeer groot. Ik krijg zachte tranen in mijn ogen.
Ergens aan de kant staat een stenen tafel met zitplaatsen. Ik verhuis fiets, have en goed, naar deze tafel. Ik open mijn fles rode wijn, snijd schijfjes af van mijn saucisson, en rustig blijf ik daar zitten nabij Notre Dame. Het is er goed en kalm. Daarom besluit ik om daar te slapen in open lucht in mijn slaapzak. Ik de stilte van de avond is het heerlijk. Er moet geen geluid zijn, er moet geen woord gesproken worden, maar wie is die man daar naast de Moeder Gods die minder dan een korrel zand is in de oneindigheid van het heelal?
Ik probeer onder de tafel te gaan liggen, daar kan mogelijke regenval me niet deren, maar weldra besef ik dat de etensrestjes van mij en van anderen allerlei kleine kruipende diertjes lokken. Die vele andere bewoners van onze planeet moeten ook ieder etmaal wat eten alvorens zich te kunnen vermenigvuldigen om hun soort in stand te houden. Ik vlucht daarom naar een proper stuk grasmat aan de andere kant van de kapel waar ik slaap in verschillende porties, omdat ik af en toe terug wakker word want ik ben niet moe na mijn rustdagen te Miramont.
In het midden van de nacht komt een auto tot aan de ingang, maar niet verder. Een man haalt een radiopost uit zijn koffer, plaatst die op het dak en begint zo te spreken in een voor mij onbekende taal of dialect. Ik vermoed dat het baskisch is, doch weldra vertrekt hij weer. Ik ben echter bang dat een tweede persoon me langs achteren zou overvallen omdat ik niet weet of meer mannen in die auto zaten. Daarom vul ik mijn slaapzak met fietstassen, laat de zo gemaakte pop liggen, en met mijn opinel in de hand stel ik me wat verder op in de duisternis. Na een kwartier vertrekt de geheimzinnige auto terug en is het weer heilig en stil. La Vierge, Olive Green, en ik slapen daarna lekker verder tot wanneer de zon weer opkomt over Cazaubon en Créon.
23. Mardi 1 juin.
Toen ik een jongen van 8 was studeerde ik al buiten de schooluren voor Winnetou, hoofd van de Apachen, en toen ik vervroegd mijn pensioen had gekregen, logeerde ik op campgrounds in Wyoming en Zimbabwe, en daarom ben ik ook nog fit en levend om de nieuwe maand te beginnen na een nachtje slapen op het groen van Notre Dame du Cyclisme.
Bij de warme bakker koop ik een taart voor Joseph Massie die ik al vroeg bezoek op zijn kamer in het rusthuis van Labastide. Na kloppen stap ik daar binnen. De oude priester denk dat ik een verzorger ben en roept me naar de toiletkamer waar hij met moeite probeert zijn broek terug aan te doen. Ik help hem even. Na wat twijfelen herkent hij me en ook mijn familienaam Journée komt over zijn lippen.Wij praten over het trieste levenseinde van Luis Ocana en over die fantastische kerel die André Darrigade nog altijd is. Zij waren vrienden van Joseph Massie. Verder komt ter sprake hoe anderen nu zijn kapel en zijn museum beheren. Voor hem was alles voorbij, maar zijn goede medewerkster, een wat grillige vrouw met een hart van peperkoek, had daar veel moeite mee. Zij komt nog elke dag op bezoek, of dat nu gepast of ongepast is. Ja, het lot van priesters is zo dat zij in hun parochie altijd van die onmisbare deftige dames moeten verdragen. God zal Madame Rotenfüss oordelen en ongetwijfeld ook goed belonen. Onze ontmoeting loopt plots tot een einde wanneer de almoezenier van het rusthuis de hulpeloze wielerkampioenen-priester in zijn rolstoel komt halen voor de dagelijkse H.Mis die zij samen opdragen. Ik groet deze heilige man. Hij zal 193 dagen later sterven.
Villeneuve de Marsan. Aire sur l'Adour. Barcelonne-du-Gers. Geaune. In een restaurantje eet ik varkenspoten en zie hoe zware jongens uit de streek daar kaart spelen ' en bons copains'. Wat later aan een wegsplitsing ontdek ik een zitbank, maar vermits het gras mals is, leg ik mijn slaapzak open. Tussen 14 u00 en 17u00 slaap ik er op mijn rug in de schaduw van een boom. Wanneer ik terug inpak, rijdt een combi van de gendarmerie langzaam voorbij. Ik kruip terug op mijn fiets, maar mijn stijve benen beletten mij van meer dan 20km/u te halen. Ik geraak echt niet vooruit en dan is er ook nog tegenwind. Eindelijk een schone bergaf naar een diepe vallei en weldra rol ik tegen 60km/u zelfs door een bebouwde kom waar maximum 50 km/u toegelaten wordt. Nog wat verder, plots weer die combi van de gendarmerie. STOP. Het is toch niet waar ! Zal ik een boete krijgen wegens overdreven snelheid ? Twee grote strengkijkende kerels met een snor komen naar mij toe .
Etes-vous Hollandais, Monsieur ? vraagt de grootste me .
-Ne dîtes surtout pas à un Flamand qu'il est Hollandais, Monsieur le Gendarme. Je suis un pélerin sur la route de Saint Jacques, un ami de l'Abbé Massie, un Belge retraité de la Banque Fortis, un père de famille qui a toujours payé bien ses impöts, et j'aime le cassoulet et Gilbert Bécaud, ... ! Voici la coquille qui est à mon guidon, voulez-vous d'autres renseignements ? -Nous vous avions déjà observé tout à l'heure. Nous cherchons quelqu'un, mais ce n'est pas toi. Hé, Francis, nous deux à vélo, quand on aura la retraite dans six ans, pédaler comme lui jusque Saint Jacques de Comostelle, voilà ce qui serait bien ... ! -C'est bon, continuez et ne roulez plus si vite car notre service est presque terminé et votre accident nous obligerait à faire des heures supplémentaires ! -Merci, messieurs les gendarmes.
Ik fiets dus verder en kom ongestoord aan een Hotel de France, waar dat was heb ik nooit genoteerd, maar het was zeer groot, zeer goed, en redelijk duur. Tijdens het avondmaal verzeil ik met twee andere tafelgangers in een breed gesprek over de geschiedenis,over de geheimstokerijen van armagnac, en de jacht op wilde duiven, tot wanneer mijn fles wijn leeg is.
24. Mercredi 2 juin.
Lang geslapen . Heerlijk bad. Rustig ontbijt.
Het is warm en via Pecorade ik probeer Hagetmau te bereiken. Ik koop l'Equipe en lees daar een tijd in zittend op een bank in de zon aan een druk kruispunt. Dan ga ik op zoek naar het Hotel- Restaurant routier LA CREMAILLERE. Dit kleine hotel komt voor in het boek van Miles Morland uit 1992 ' The man who broke out of the bank and went for a walk in France'. Dit gaat over een man die zijn goedbetaalde baan opgaf om samen met zijn vrouw 560 km te gaan wandelen. Zij veranderden abrupt van levenstijl en vinden een nieuw geluk.
Ik eet er tussen de routiers. De eigenaars weten niet dat hun hotel wordt geciteerd in een bestseller in de Engelse taal. Op weg naar Orthez lijd ik van de warmte en van de dorst. Het is er zeer mooi om te fietsen. De mensen spreken er het eigenaardig dialect uit Gascogne waaraan ik moet wennen. Mooie heuvels. Het golvend landschap van La Chalosse.
Sauveterre de Béarn. Ik spreek even met een groep Vlaamse wandelaars die daar met een tocht van tien dagen bezig zijn. Mijn route brengt me bij de Franciscanen van St-Palais ( Don Paleu) en daar kom ik terecht tussen talrijke andere pelgrims die te voet naar IN FINIBUS TERRAE willen. Ik kan daar eten, slapen op een slaapzaal ( un hébergement collectif), en veel lezen over de CAMINO DE SANTIAGO, maar ik vind daar niemand om een goed gesprek te voeren, want zij zijn wandelaars met pijnlijke voeten en ik ben een fietser, iemand van een andere soort dan zij.
25. Jueves, 03 de junio.
Don Paleu . Ik maak een praatje met een wandelende pelgrim uit Holland die hoopt van ergens zich te kunnen vestigen in een klooster, een herberg, of een refugio, om daar te blijven en verder te leven als een hospitaalridder uit de verleden tijden . Hij wil voor zichzelf een sober leven en zich ten dienste stellen van allen die voorbij komen op de weg naar Santiago. Ik waag het van de GR65 te volgen, zeer moeilijk voor fietsers, bestemd voor wandelaars met zware schoenen. Aan een groot kruis zit een man . Hij komt uit Haute Savoie. Praatje. Galzetaburuku Gurutzea.
Zo kom ik dan aan de Nive met haar glinsterend water. Ik maak een paar foto's. St-Jean-Pied-de-Port bereikt even voor het middaguur. Na wat zoeken vind ik Madame De Bril op haar kantoortje, net toen zij wilde vertrekken. Kijvend wijf zoals er overal in de parochies dames zijn die menen dat zij fel belangrijk zijn en een hoge graad bij de gendarmerie hebben. Het valt me daar niet goed mee en daarom zet ik dus maar mijn fiets op toeren voor de beklimming naarRoncevalles, en dat is een route van 17 km bergop !
Ouf, ouf, wat gaat dat slecht ... . Ik doe veel stukken te voet en soms knabbel ik op een stukje harde saucisson om te genieten van wat smaak, want voor mijn ogen en mijn neus is het wel prachtig in de Pyreneeën. Alto Ibaneta. Ik kom boven zonder veel glorie als klimmer en vind eten en slapen in de jeugdherberg waar het proper is. Avondeten in een nabij gelegen Hostal. Ik at er forel en kon wat praten met twee Amerikanen. De meeste pelgrims gingen op die avond naar een dienst in de kerk maar daar tussen veel volk in onfrisse kledij voelde ik me benauwd, en daarom wandelde ik wat rond tot als het donker werd om van de berglucht te genieten.
26. Viernes, 04 de junio.
Hoera ... vandaag word ik 55 jaar en vermits ik nog leef zal ik behoren tot zij die mogen genieten van het afkoopkapitaal Leven van mijn groepsverzekering. Ik begin mijn dag rustig, want mijn buit is toch al binnen sedert het wakker worden. De andere pelgrims zijn reeds uit de grote kamers verdwenen, weggevlogen als zwermen duiven. Zij laten een berg afval achter, en ook kledij en eten, omdat zij te veel gewicht moesten dragen tijdens de steile weg die hen boven bracht. De kuisvrouw van de herberg stockeert dat allemaal in het lokaal van de gevonden voorwerpen, of herverdeelt tussen zij enkele uren later al weer zullen aankomen. Zij geeft me doosjes sardienen en een zak walnoten. Ik glimlach en dank haar, maar zal dat toch maar niet opeten, behalve enkele noten die ik in de achterzak van mijn rennerstrui stop.
Na 10 km fietsen haal ik ontelbare voetgangers in. Aan een kraan met drinkwater groet ik even een vrouwtje op een gele sportfiets van Décathlon. Zij snort weg alsof zij bang van mij is. Wat later staat zij langs de weg. We rijden de Alto de Erro op en zij weet niet hoe zij moet schakelen met haar 18 versnellingen in de handvaten. Op mijn verjaardag wil ik een goede daad stellen . Ik speel op de N135 dus tot 16 uur St-Jacques Assistance en blijf bij die oudere vrouw op haar gele fiets. Het is een positieve samenwerking. We gaan samen eten in een restaurant. Zij vertelt me haar levensverhaal, en waarom zij op weg naar Saint Jacques aan het fietsen is. Het is een zeer vreemd verhaal van iemand op de dool, die van huis en problemen was weggevlucht nadat haar echtgenoot zelfmoord pleegde. Zij was de vrouw van een arts uit Toulouse. Bij het binnenkomen van Pamplona heb ik haar alleen laten verder rijden ' sous la garde du Bon Saint Jacques', nadat ik mijn derde bidonhouder op haar tweewieler monteerde. Zij zou niet veel verder geraken omdat haar zoon de Spaanse politie achter haar had gestuurd.
Ik had van A.Boone al iets in 't Vlaams gelezen in het gulden ereboek van een refugio waar ik een stempel ging halen. Ik ontmoette Andres Boone ook wat verder bij een bron op het voetpad waar ik met de vrouw uit Toulouse wat aan het rusten was, en waar ik haar vertrouwen kreeg en zij voelde dat ik een veilig iemand was. Nadat ik de Iruna Bar, eens stamcafé van de grote Ernest Hemingway, had gevonden, een geldautomaat had aangesproken om pesetas te hebben, mijn bril liet hermaken aan het pelgrimstarief en dat was gratis, de koperen pijlen en de schelpen op de stoep had gevolgd naar het Albergue por los Peregrinos van Pamplona, 500 pestas voor mijn inschrijving had betaald, en een douche had genomen, was ik mij aan het kleden naast mijn slaapstee in een kapel omgebouwd tot slaapzaal. Een kerel die aan het snurken was met zijn kop onder het laken, kruipt plots recht. Het is warempel die Boone terug van onderweg. Stappende pelgrims vertrekken zeer vroeg, komen al vanaf 14u waar kan geslapen worden, wassen zich dan, en slapen enkele uren alvorens op zoek te gaan naar avondeten. Zo ook de West-Vlaming Boone. Gelukkig sprak hij geen dialect van Bachten de Kupe, maar wel A.B.N. en alle andere talen die hij nodig had op deze wereld. Hij leek me tof en goed gezelschap. Omdat het mijn verjaardag was, nodigde ik mijn taalgenoot uit om een stapje in de wereld te zetten in Pamplona by evening & night. Toen kwam ik te weten dat Boone priester was, kuis en sober moest leven omdat hij ergens in Peru bij de arme menen ontwikkelingsmedewerker was. Terug naar huis gestuurd waar hij bijna geen familie en vrienden meer had, was hij om gezondheidsredenen en ook wegens persoonlijke geloofscrisis op stap naar Compostela. Tien jaren eerder had hij al eens een stuk van de tocht uit Brugge gemaakt. Hij kende Jean-Luc Dehaene die hij had ontmoet op een Belgische Ambassade in Zuid-Amerika.
Nu ontmoette hij Wilfried Journée en dat zou hij zich zeker niet mogen beklagen. Eerwaarde pelgrim Boone aanvaardde van met mij mee te komen, 100 % op mijn kosten. Te voet ging ik met deze arme pater Salesiaan van Don Bosco terug naar de beroemde bar van Hemingway op de Plaza del Castillo. Wij aten daar tortilla's, boccadila's en tapa's, en dronken samen meerdere ' Dos cervezas por favor ...' ! Prettige avond . Toen het uitgangsleven van Pamplona bruisend en wild begon te worden, vol verleidende meiden, bedankte Boone mij. Hij hoopte dat ik nog plezier zou kunnen maken, maar hij moest zelf naar bed om de volgende dag een marathon te voet af te kunnen leggen. Ik zag of hoorde nadien van hem niets meer. Natuurlijk ... vertelde ik aan pater Boone dat ik 'wegens mijn slecht gedrag' buiten het Klein Seminarie van Sint-Truiden was geduwd geworden in juni 1956. Hij vond dat zo iets een vergissing moest geweest zijn van de Heilige Kerk van Rome.
27. Sabado, 05 de junio.
Ik praat met een Japanner die een supporter van Pantani is en met prachtig materiaal rijdt. Hij sliep ook op die slaapzaal maar begrijpt niets van de Camino de Santiago. Hij rijdt naar Barcelona in het Oosten en alle Westerlingen rijden naar Galicië in het Westen. Van alle 40 personen die er die nacht hebben doorgebracht zijn wij de twee die overblijven, ik nog wat groggy van een dozijn cervezas, en hij de onbekend samouraï die ik niet versta en die wellicht uit Yamaguchi kwam.
Wat eerder ontsnapte ik bij het nemen van 'n wakker makende douche in de kelder aan groot onheil. Ik vergat daar kledij en mijn linnen portefeuille die ik op de borst draag. Tien minuten hing dat daar beneden aan de kapstok terwijl ik al weer boven op de slaapzaal was. Alleen die kleine Japannner zingend en in zijn blootje, was daar in de gemeenschappelijke kleedkamer nog maar hij snuffelde niet door mijn bezittingen. Geen interesse in mijn pesetas die ik de vorige dag pas was gaan halen en al zou kwijtgespeeld zijn, indien ik één uur eerder uit mijn bed zou zijn gekropen, want toen namen velen daar een douche.
Terug naar Bar Iruna. Heerlijk zonnetje op het terras. Ik maak een praatje met een oudere man uit Nîmes en schrijf een brief die ik niet op mijn blog zet, om jullie niet te vervelen, alhoewel Tibertyn op zijn eerste dag als 55-plusser toch wel goed gïnspireerd was tijdens het drinken van sterke koffie. Oordeel maar .
Wie lippen heeft en nooit heeft gekust of geslurpt Wie ogen heeft en nooit gezien of heeft geknipoogd Wie tanden heeft en niet heeft gebeten of getoothbrusht Wie voeten heeft en niet is gegaan op de weg naar Santiago Van zo iemand kan men niet zeggen dat hij heeft geleefd .
Ik ben dus ' de Oude Man en de Fiets' en schreef waar de grote Ernest, winnaar van de Pulitzerprijs en van de Nobelprijs, dat ook had gedaan.
Plots vind ik dat mijn tijd te Pampelune en Navarre, Irunea op de Arga, voorbij is. Ik ben 32 dagen te vroeg voor de feesten van San Fermin. Op de route van de wandelende pelgrims waag ik me verder , volgend de aangebrachte tekens, op weg naar Alto de Pardon. Het is weer moeilijk, pijnlijk zelfs. Overal zie ik nu mannen en vrouwen met rugzakken, schelpen, hoeden, stokken, zware riemen, drinkbussen, zware schoenen, afgerolde wollen kousen en soms het vlagje van hun land. Opzij, opzij, opzij, opzij, de Camino is van mij ... ! Na veel moeite kom ik op een heuvel met windmolens. Daar staat een rare zwerfwagen met Hollanders die water geven aan de voorbijgangers en die willen uitleggen wie de Heilige Johannes was, terwijl het op de Camino toch gaat over de Heilige Jakobus ! Wat een vreemde apostel is die toch wel die daar voor verwarring der geesten wil zorgen ? Door zijn schuld eigenlijk neem ik de verkeerde weg, een bergaf die me terug naar de kant van Pamplona brengt en daarom moet ik omkeren en opnieuw een ruig hoogteverschil overwinnen.
Te Puente la Reina is er geen plaats, en te Estella ook al niet. Aan een mirador stop ik om wat te eten en het prachtige landschap te bekijken. Een familie met drie auto's komt daar weldra bij me. Zij installeren zich voor een barbecue, want er zijn daar banken en plaatsen om vuur te maken. Ik word uitgenodigd om samen met hen wijn te drinken met een stukje kaas. Een van hen is de pastoor en die wil natuurlijk mijn biecht afnemen in het Frans en dan uitleggen aan iedereen wat voor een peregrino ik wel ben. Ik moet nog meer wijn drinken en daarom vlucht ik weg, want het is tijd om een plaats voor de nacht te vinden. Een kwartier nadien kom ik aan een vrije camping met een centraal gebouw waar matrassen liggen om op te slapen. Er zijn toiletten en douches met warm water, maar daar is niemand te bespeuren. Wanneer ik me terug fit voel na een tijd en die refugio toch maar wil verlaten, komen plots drie sportievelingen met een rugzak op mountainbikes zich bij me voegen. Zij zijn van Tenerife, het eiland van mijn vrienden Teide en Humboldt. Die guanches maken thee, ook voor mij, en we leggen alles wat we nog te eten hebben in onze bagage op tafel, delen het, en eten het op. Nog later komen daar ook twee meisjes uit Ierland die per auto naar Santiago reizen. Zij kruipen zonder hun kleren uit te doen in hun slaapzakken en binden die goed toe onder hun kin, met het stevig koordje dat dient voor de veiligheid van hun kuisheid.
Au temps où les Annamites du Tonkin d'Indochine parlaient le français, l'éminent chirurgien Tôn Thât Tùng avait composé ce poème plein de mélancolie et d'espérance, j'étais à ces heures-là encore un petit garçon sur un petit vélo (1948).
Tu ne reverras plus le temps des accordailles, Les amants enlacés sous les pruniers en fleurs Les pruniers ne sont plus. Une aube de terreur Se lève à l'horizon où gronde la mitraille.
Nous avons remisé dans leurs plus beaux cartons Nos rêves quotidiens et nos joies coutumières, Nous qui n'avons connu ni su ce qu'est la guerre, Nous avons tout quitté en nous disant : Partons !
Frère, est-ce toi, héros pur de la délivrance Qui passes en chantant, les pieds nus sans souliers ? L'azur de notre ciel couleur de liberté Chante avec la chanson l'honneur et l'espérance.
La brousse ensoleillée après les soirs glacés Lui parle chaque fois du Vietnam qui veut vivre Il chante sa chanson et son âme s'enivre Aux mots ensorceleurs : Patrie et Liberté.
Ô bonheur de bâtir sur une aube nouvelle Le pays retrouvé à l'heure du destin ! Et voici notre offrande au Vietnam de demain Et voici notre sang pour une aube éternelle.
Alors nous reverrons ce tranquille bonheur De vivre pauvrement dans nos calmes chaumières. Le riz reverdira sur nos vertes rizières, Les amants s'en iront sous les pruniers en fleurs.
2000. Le même jour qu'un quiet american called Billy Clinton j'étais arrivé avec ma bicyclette Olive Green à l'aéroport de Hanoï dans le but de traverser tout ce pays en suivant la route des mandarins et pour visiter la grande statue d'un homme nommé Jésu Christ à Vung Tau, auparavant appelé Le Cap Saint Jacques. Je passerais 89 jours dans les rues, parmi les hommes et les femmes et les merveilles du Vietnam, et surtout je me baignerais dans la mer à Mui Ne en découvrant à l'aube le lever du soleil.
Hanoï, le coeur historique de l'ancienne et grande nation du Vietnam est située sur le delta du Fleuve Rouge ( Song Hong) qui depuis des millénaires y avait enrichi les terres de la province du Tonkin. Aujourd'hui, loin dans le Sud, la ville de Hô -Chi-Minh est sans doute plus puissante, plus économiquement riche, plus cosmopolite, mais l'éternelle Hanoï reste dans le Sud-Est asiatique une métropole unique de 3,5 millions d'habitants. Cette belle ville a été fondée par le roi Ly Thai To en 1010 et elle fête donc cette année un anniversaire très important :
le Millénaire Thang Long - Hanoï .
Découvrir à bicyclette cette ville avait été pour moi une leçon de vie formidable, même si le temps passé là-bas fut bien trop court et mes moyens pour communiquer avec les gens limités à mon sourire et à mon attitude, ainsi qu'à la chance de rencontrer des personnes parlant anglais, français ou allemand. J'avoue cependant avoir passé trop de temps avec des étrangers de race blanche. C'est seulement après deux semaines que sans complexe, méfiance, et maladresse, je me suis rapproché des vrais Vietnamiens et Vietnamiennes qui sont des personnes curieuses et aimables. La beauté paisible et le charme de leur capitale ne m'a pas échappé, même si quelques fois je me suis trouvé sur mon vélo parmi les milliers de cyclomoteurs, bicycles, tricycles, cyclo-pousses et autres moyens de locomotion surchargés qui arrivaient de partout en klaxonnant sauvagement.
J'ai sillonné la ville de jour et de nuit. Hanoï compterait 5.197 sites historiques, religieux, et culturels. Je dois donc avouer que je n'ai vu que très peu. Mais, le Mausolée du Président Hô, l'Ancienne Citadelle, le Temple de la Littérature, le Musée Ethnologique, le Musée de la Guerre (et des Crimes Américains), le Temple de Jade du Lac de l'épée, le Théatre National des Marionettes sur l'eau, le Pont Long Bien, et bien d'autres endroits m'ont vu passer, sans oublier les marchés, les parcs, les vieux quartiers, les nombreux restaurants, les deux gares et les trois endroits où l'on jouait au pingpong. Le globe-rouleur sur Olive Green est bien passé un peu partout.
Au début de cette semaine consacrée au Championnats du Monde de Cyclisme je certifie ici que les plus grands champions cyclistes sont les Vietnamiens capables de transporter sur leurs vieux vélos solides jusque 350 kilos, en personnes, animaux, matériaux et marchandises. Parfois ils bricolent un peu selon les besoins et ils transforment leurs montures avec du bambou qui leur sert de levier, qui renforce ou qui aggrandit leur bécane. Il n'y a pas de cyclistes plus extra-ordinaires. Je les ai cotoyé, croisé, dépassé, et plus souvent ils me dépassaient ou ils démarraient bien plus vite que moi aux carrefours. Je ne serais pas honnête si je n'avouerais pas ici que j'ai aussi pédalé à côté d'étudiantes, ouvrières, et paysannes, et que j'ai trouvé aussi qu'elles était belles et sensuelles. Ces élégantes maigres qui pédalent en amenant sur leur porte-bagage au guidon des fleurs, des livres ou des fruits, habillées en ao-dai tout blanc, salopette ou panton et chemise, avec leurs longs cheveux noirs, ou portant le chapeau conique, sont les très jolies adolescentes et les mamans de ce pays.
C'est seulement à l'âge de soixante-six ans que pour la première fois j'ai rencontré sur le grand océan qu'est internet Strabon, 'celui qui louche', un grand homme du passé qui devrait être mieux connu par nous tous, et certainement par ceux qui aiment faire du vélo sur les anciennes chaussées romaines qui mènent toutes à Rome et bien plus loin comme le nom de mon blog fait remarquer.
Strabon d'Amasée était originaire d'Amasya près de la Mer Noire en Turquie. Il a eu une longue vie de 65 avant l'ère chrétienne jusqu'à quelque 20 ans après le début de celle-ci. Fils d'une famille importante, étudiant sous les meilleurs professeurs, conseiller d'hommes d'état, Strabon était un grand voyageur qui avait vu les merveilles du monde de son époque et qui s'était baigné dans de nombreuses cultures. Ensuite le philosophe, historien, géographe, encyclopediste, s'est replié dans son village natal dans le Pontus où pour continuer l'oeuvre de Polybe et d'Homère, il a écrit 43 livres sur l'histoire universelle des hommes et 17 livres sur les connaissanes géographiques d'il y a deux mille ans. Malheureusement toute son oeuvre sur l'histoire a été perdue et ce qui en reste sont ses livres sur la géographie. Strabon y décrit par exemple combien grand avait été l'antique Babylone. Selon lui cette ville était entourée de remparts d'une longueur de 365 stades, ce qui correspond à plus de 65 kilomètres. Il a exposé des sujets intéressants avec des mots grecs compréhensibles sur de nombreux peuples d'Europe, d'Asie, et d'Afrique, donnant aussi des informations sur leur histoire et sur leurs connaissances en médecine et en mathématiques. Ainsi Strabon développe déjà les chaussées romaines et visiblement c'est en s'inspirant de sa vision que l'empereur Marcus Vipsanius Agrippa aurait fait construire les Via Agrippa, un réseau qui partait en quatre directions à travers la Gaule. Le centre était Lugdunum (Lyon) et Vigenna (Vienne) où se situait une agglomération de 50.000 habitants. Ces axes routiers ont amené en leurs temps la Pax Romana pendant laquelle les Gaulois se sont transformés en Gallo-Romains. Les routes qui étaient larges de 6 à 7,5 m ont modelé jusqu'à aujourd'hui les paysages de l'Europe de l'Ouest. Une partie de la Wallonie et de la Hesbaye, est traversée par la chaussée romaine qui mène de Bavay à Tongres. Indirectement elle a donné naissance à notre fameuse frontière linguistique. Ces routes étaient pavées et il y avait des bornes et des aires de repos qui indiquaient où l'on était arrivé. Elles suivaient de façon harmonieuse les ondulations du terrain, tenaient compte des points d'eau, des courbes des rivières dans les vallées et de la nature des rochers en montagne. Les constructeurs en ce temps avaient compris que la ligne droite n'est pas toujours le plus court chemin pour les voyageurs. Roma caput terrae, le centre de l'univers, était à sa plus belle époque une ville de 1.000.000 d'habitants.
A la fin du mois de mai 1999, je me trouvais en Saintonge où une chaussée romaine importante s'arrète prés de l'Atlantique. J'aurais pu traverser la France d'Ouest en Est, en suivant cette vieille voie qui mène à Lugdunum et de là à Rome, l'illustre Via Agrippa. C'était une idée intéressante, car pourquoi traverser la France si jolie, toujours comme tous les autres Belges et faire du Nord-Sud et du Sud-Nord. Mais le pélerin que j'étais n'a pas changé son but fixé qui était d'aller au-de-là des Pyrénées sur le Camino de Santiago de Compostela.
Malgré le temps qui passe il reste toujours des traces importantes de la civilisation greco-romaine.
Assis sur un banc au Parc des Arènes dans la douceur de la soirée de Mediolanum Santonum, j'avais emmené pour quelques moments de lecture un livre emprunté à la bibliothèque de l'Auberge de Jeunesse sur Agrippa d'Aubigné . C'était un nom dont je me souvenais vaguement . Ce fut une découverte et voilà que sur le Chemin de Saint Jacques très catholique je me retrouvais face à face avec un protestant, et non le moindre. Theodore Agrippa d'Aubigné était né en 1552 au Chateau de Saint Maury près de Pons en Saintonge et mourut en 1630 en exil à Genève, après une longue vie d'aventures et de misères. Ce fut un homme extra-ordinaire qui a été un protestant de la plus haute classe, un humaniste, un écrivain, un poète et surtout un combattant politique et militaire. Sa petite fille sera plus célèbre que lui, car Françoise d'Aubigné était la Marquise de Maintenon, la maîtresse et finalement l'épouse de Louis XIV.
Les premiers instants de sa vie étaient déjà très dramatiques, car en venant au monde il avait causé la mort de sa mère. Pour se distancer du culte des saints et des morts chez les catholiques les calvinistes du XVIe siècle s'inspiraient de la Bible et de l'Antiquité pour attribuer un prénom à leur progéniture. Agrippa vient de ' aegre partus' et veut dire enfanté via la mort de la maman. La France avait oublié cet homme pendant deux siècles, mais c'est le grand Victor Hugo qui a été rechercher ce combattant protestant dans les brumes du passé, dans cette terrible période des guerres de religion que l'on aime pas d'expliquer au cours d'histoire dans les écoles. Le fils du Seigneur de Brie a bénéficié d'une éducation humaniste de très haute qualité. A l'âge de 7 ans il sait déjà lire en hébreu, en latin et grec, et en français. Ensuite il est confié à Mathieu Béroalde, le célèbre humaniste, avec qui il doit prendre la fuite lorsque les Huguenots sont persécutés. A 10 ans il est malade de la peste, mais il en échappe. Toutefois peu après il est orphelin car son père meurt à la guerre. A 12 ans il se retrouve déjà à l'université de Lyon et y suit une formation d'astronomie, d'astrologie et de magie. Mais seul sans ses coreligionnaires et sans argent il pense à se suicider. Avec l'aide d'un cousin toutefois il rentre en Saintonge et rejoint l'armée protestante. Après 19 années il hérite de sa mère des terres à Landes-Guinemer où il s'installe. Suivent alors des maladies, des amours malheureux, des combats, mais aussi la rencontre avec Henri IV Roi de Navarre dont il devient l'écuyer et le compagnon.
Sa vie mouvementée est impossible à raconter en détails ici. A l'âge de 25 ans blessé au combat, et plus mort que vivant, il se met à écrire à fond son poème épique LES TRAGIQUES qui sera seulement terminé en 1623 vers la fin de sa vie. C'est en 9000 vers l'épopée de guerre, des persécutions et de la foi des protestants de France. C'est écrit avec un vocabulaire d'une violence rare. Il a écrit aussi d'autres oeuvres, dont son Histoire Universelle interdite et brulée sur la place publique, ce qui l'obligea à quitter définitivement son pays. Mais il restera pour des raisons politiques toujours un homme méconnu. Ce qui ne sera plus le cas plus tard à partir de la fin du XIXe siècle, ni maintenant au moment où la religion catholique a déçu beaucoup de personnes et perdu beaucoup de fidèles.
Extrait. Jai veu le Reistre noir foudroier au travers Les masures de France, et comme une tempeste, Emportant ce quil peut, ravager tout le reste. Cet amas affamé nous fit à Mont-moreau Voir la nouvelle horreur dun spectacle nouveau. Nous vinsmes sur leurs pas, une trouppe lassee Que la terre portait, de nos pas harassée. Là de mille maisons on ne trouva que feux, Que charongnes, que morts ou visages affreux. La faim va devant moi ; force est que je la suive. Joy dun gosier mourant une voix demi-vive ; Le cri me sert de guide, et faict voir à linstant Dun homme demi-mort le chef se débattant, Qui sur le seuil dun huis dissipoit sa cervelle. Ce demi-vif la mort à son secours appelle De sa mourante voix. Cet esprit demi-mort Disoit en son patois (langue de Perigort) : « Si vous estes François, François, je vous adjure, « Donnez secours de mort ; cest laide la plus seure « Que jespère de vous, le moyen de guérir. « Faictes-moy dun bon coup et promptement mourir. « Les reistres mont tué par faute de viande : « Ne pouvant ny fournir ny ouïr leur demande, « Dun coup de coutelas lun deux ma emporté « Ce bras que vous voyez près du lict, à costé ; « Jai au travers du corps deux balles de pistolle. »
Les Horreurs de Montmoreau . Les Tragiques - Livre 1. Misères . (vers 372 à 398)
Un mercenaire (reiter) . - Les misères endurées pendant les guerres de religion décrites par le poète Agrippa.
De wijn en het lekkere avondmaal lieten me goed slapen. De zon schijnt al scherp over de Charente wanneer ik de jeugdherberg van Saintes verlaat voor een ritje door deze oude stad. Wat een heerlijke dag. Met een plaatselijk wegkaartje vind ik gemakkelijk de stadswallen uit de IVde eeuw en de Abbaye des Dames uit 1047. Daarna rijd ik naar de kerk van Saint Eutrope die een hele wijk domineert.
Saint Eutrope maakte grote indruk op mij.
Ik had nog nooit gehoord van Saint Eutrope toen ik Olive Green parkeerde onder een boom. Toen ik naar de deur van de kerk wandelde merkte ik op dat er een lange rij panelen stond met geplastificeerde tekeningen van hedendaagse kunstenaars uit Saintonge. Zich inspirererend aan Vlaamse Primitieven, Pieter Breugel de Oude, Jeroen Bosch, en anderen, hadden zij een soort stripverhaal gemaakt over de vroegere tijden, toen tienduizenden naar de crypte onder deze kerk kwamen om er het graf van de heilige E. te bezoeken met de hoop via hem iets te bekomen van de Allerhoogste, van God de Schepper van Hemel en Aarde. De pentekeningen van deze tentoonstelling in open lucht spraken boekdelen. Kreupelen, zieken, geamputeerden, stervenden, sleurden zich tot hier, kropen op handen en voeten, lieten zich tot aan deze kerk op stootkarren of muilezels brengen. Moeders met hun gehandicapt kindje, grootvaders met hun blinde kleinzoon, familieleden van terdoodveroordeelden, ouders van verdwenen kinderen, zwangere vissersvrouwen van wie de echtgenoot door zeerovers als slaaf was weggevoerd, zusters van broers die nooit uit een oorlog of van een kruistocht waren teruggekomen, mannen en vrouwen uit een dorp kwamen waar pest, cholera, of melaatsheid was uitgebroken, groepen herders die hoopten dat de wolven hun schapen niet meer zouden opeten, boeren die offerden op een goede oogst en goede prijzen op de markten, pastoors die kwamen vergiffenis vragen voor de doodzonden van zij die hij had gebiecht, tantes die kaarsen kwamen aansteken opdat hun neef geen nicht zou blijven, dwergen die wat langer wilden worden, en zovele anderen met zovele intensies, en soms kwam er ook wel eens een jonge hertog, een koningskind of een troubadour die al zijn geld in de offerblokken kwam steken. Zij kwamen met velen, en dat werd geschat tot op zes miljoen gelovigen in de loop der eeuwen, of zo'n driehonderd mensen per dag tussen de XIde en de XVIde eeuw. Zij kwamen speciaal naar Saint Eutrope voor hulp, voor een mirakel, voor troost, voor een persoonlijke reden, en ook voor de 100 dagen aflaat die zij bekwamen. Verder waren er ook de voorbijkomende pelgrims van le Grand Chemin de Saint Jacques, de Jacquets die nog veel verder gingen tot in finibus terrae, die van heel ver uit het Noorden kwamen langs de Via Turonensis of de Via Agrippa, en die ook wel eens aan de relieken van Saint Eutrope een bezoek brachten. Die talrijke tekeningen maakten een felle indruk op mij. Met veel eerbied bezocht ik dan ook het graf van de heilige, en op de oude afgesleten stenen waren de enige voetstappen die wat geluid in de frisse grafkelder brachten die van mij.
Wie was Saint Eutrope ? Verschillende versies lopen door mekaar volgens dat de legende komt uit Saintonge, Poitou, Vendée, Bretagne, Sainte Marie de la Mer, of zelfs nog uit andere oorden. Hij wordt vaak vernoemd als de dertiende apostel. De oudste geschiedenisschrijver Gregoire de Tours vermeldt reeds Saint Eutrope de Saintonge in zijn In Gloriam Martyrum van 590. Hij zou een edelman geweest zijn die afkomstig was uit het land dat nu Iran heet. Eutrope bracht het christendom naar Saintonge, was een voorbeeld voor zijn medemensen, en werd benoemd als eerste bisschop van Saintes. Toen hij de rijke Eustelle bekeerde, een jonge dame van amper 13 jaar en dochter van de Romeinse gouverneur, kreeg hij moeilijkheden met haar vader. Deze betaalde met zwart geld maffiosi om rellen te organiseren in de Gallische hoofdstad van de Santonen.Toen de eerste bisschop de bevolking tot kalmte aanspoorde, was er een wildeman die met een bijl het hoofd afkapte van de christelijke leider die alzo als martelaar omkwam.Vele jaren later werden de beenderen van Eutrope terug opgegraven, en rond deze relieken ontstond verering en werden talrijke mirakelen vastgesteld.
Ik fiets op de N150 naar Varzay, Pisony, Les Tonnelles, Saint Romain de Bénet, Saujon. Ik verlaat de hoofdweg naar links en kom dan op kleinere wegen die me tijd doen verliezen. Ik richt me op de zon om in de richting van het Zuid-Westen te blijven rijden. Na de lunchpauze kom ik weer op de weg naar Royan en ergens in het midden tussen de velden voel ik plots een speciaal briesje dat heerlijk ruikt. Weldra zie ik in de verte de Gironde, met haar rijke wateren van de Dordogne en de Garonne, en bereik ik Royan, met zijn stranden, lucht en met reeds water uit de Atlantische Oceaan. Ik ontdek zonder moeite de plaats van inscheping om over de zeearm te geraken tot in Le Verdon sur Mer. Terwijl ik naar de meeuwen kijk komt daar aan Le Bac plots een man op een zwaar geladen fiets aangereden, en ja hoor, ook hij rijdt naar Santiago de Compostela. In de namiddag van de zestiende dag van mijn tocht is hij de eerste fietsende pelgrim die ik ontmoet. Hij heeft als familienaam Ferris, komt uit Bristol, en die oude kerel is een trouw lid van The Fraternity of Saint James. Hij mocht pas op pensioen gaan na gevangenisbewaker te zijn geweest. Hij had tijdens zijn loopbaan in de gevangenissen zelfs de grootste crimineel Fred West bewaakt ! Terwijl ik samen met Ferris op de overzetboot probeer te geraken, komt met een spurtje ook een tweede pedalerende pelgrim aangereden. Zijn koerstrui van AMEV laat zien dat hij uit Holland komt. Hij is 43 jaar oud en werkt voor Nedloyd. Hij vertelt me dat hij wel 200 km per dag aflegt. Zijn uiterlijk, zijn fiets, zijn minimale bagage, laten me zien dat dit mogelijk kan zijn, maar anderzijds geloof ik toch dat hij een partner heeft, wellicht zijn vrouw of vriendin, die ver voor hem uitrijdt met een wagen naar hotelkamers die werden gereserveerd. De Nedloyder wil op dinsdagavond nog de baai van Arcachon bereiken. Hij is dus geen wielrijder van mijn categorie. Ik wens hem veel geluk en zeg dat ik hem niet kan volgen omdat ik een route door de wijnstreek zal nemen om aan een veel lager tempo te vorderen omdat ik als gepensioneerde van Fortis zoveel meer tijd heb dan hij.
Ik zal dus moeten Engels praten met my new friend Ferris. Deze is akkoord om met mij te Soulac-sur-Mer de kosten van een hotelkamer te delen. We vinden plaats in een oud witgeverfd vakantiehuis en krijgen zowat een hele verdieping ter onzer beschikking. Samen rijden we nog wat met onze blote tweewielers rond te Soulac, where beer quite good is but very expensive. We eten de pensionkost waar we logeren. Het betekent niet veel. De gekoelde fles rosé Lys maakt echter veel goed.
17. Mercredi 26 mai.
Na breakfast met Ferris en scheiding, zet ik me op pad voor het groot klassiek parkoers door de Médoc dat me werd aanbevolen door een kenner, Meester Buyckx, kaartvriend van Rik Van Steenbergen en schrijver van een boek over de wijnen uit de streek die nu komt. Na wat rijden voel ik mij gehinderd door een schurend geluid aan mijn voorwiel. Nadat ik dat wiel eens heb gedraaid verdwijnt het akelig geluidje. Mijn handen zijn door dit mekaniekerswerk wat vuil geworden. Ik was ze met zeep uit mijn zeeptube. Ik schroef echter het dopje er niet goed terug op en dat zal gevolgen hebben, want bijna al mijn zeep zal weglekken in een van mijn fietstassen. Te Vendays-Montalivet koop ik l'Equipe en wat eten. Na korte rust op een zitbank vertrek ik weer. Omstreeks 13u00 kom ik aan restaurant La Table Tartine te Lesparre. Dan ontdek ik op mijn routeblad dat ik daar had moeten gaan eten volgens mijn planning. Met buikje vol stap ik toch maar binnen om een tweede maal te eten op deze middag. Ik beklaag me dat niet want het is in dat eethuis werkelijk zeer goed.
Au coeur du Médoc une petite équipe de passionés fournit un travail artisanal dans le respect de la tradition pourque les saveurs d'hier soient encore celles de demain.
Ik geraak niet goed meer verder met zo'n dubbel gevulde buik en ik zwerf op mijn gelukkig gemak door Blaignan, Saint-Germain d'Esteuil, Saint Estephe, Vertheuil, Pauilliac, Saint Julien. Ik rijd dus langs het nec plus ultra van de rode wijnen van Bordeaux, en zelfs tot tegen le Chateau Mouton Rothschild de Pauillac, premier grand cru classé dans la classification 1855 des grands vins de Bordeaux. Maar daar gedraag ik me toch als een barbaarse Wisigoot, als een proletarische idioot, want ik stop even en ga plassen tegen de haag van dat heiligdom van de kapitalisten. Omdat ik ook verdwaalde terwijl ik zocht naar le Site Archéologique de Brion zijn de uren alweer voorbijgevlogen. Ik stop nog even aan een Champion winkel om bananen te kopen en een Danone Drink met vitamines C, hetgeen betaalbaar is voor mijn geldbeugel. Daarna begin ik te speuren naar een plaats voor de nacht. Behalve verschrikkelijk dure hotels kom ik werkelijk niets tegen. Een uur gaat voorbij. Dan vraag ik toch wat aan een wandelaar. Ik moet helemaal naar een andere richting , naar Listrac en Médoc, voor een chambre d'hôte. Ik bereik wat later met vermoeid zitvlak Chateau Cap Leon Veyrin. Ik mag van geluk spreken want één gast die had gereserveerd is niet gekomen en ik kan dus toch een kamer krijgen bij deze wijnboer. Zo eindigt deze dag toch nog goed. Geen avondeten, want geen honger.
Chambre d'hôte au Chateau Cap Leon Veyrin een plaats om terug te bezoeken.
18. Jeudi 27 mai.
Voor het ontbijt mag ik aan tafel in een zaal naast een tentoonstelling waar de producten van Le Cru Bourgeois Chateau Cap Leon Veyrin te bezichtigen zijn. Een twintigtal mensen zijn er al aan het eten en voor mij werd een plaatsje voorbehouden naast Mister Mastroianni een man uit Californië die daar jaarlijks komt omdat hij de uitgever is van een bekende wijngids. Hij wil weten wat Le Chemin de Saint Jacques betekent en ik leg hem uit dat een fietsende pelgrim dagenlang tussen de Cabernet-Sauvignon en andere wijnranken rijdt wat toch zo fantastisch is. Pelgrims uit vroegere tijden dronken trouwens uitsluitend wijn tussen de Loire en Villafranca del Bierzo, en zelfs zij die langs Rijn, Moezel en Elzas kwamen , of door de Champagne of Toscane, deden dat ook. Zij hielden in hun vuist de palster waaraan een kalebas met wijn bengelde, en met hun geloof in God en met de kracht uit de wijn, geraakten zijn tot in het verre Santiago, in the Far South West where the sun goes down in the evening. Die West-Coast Mastroianni doet zijn grote ogen en oren open. Hij heeft vroeger dan 10u00 reeds genoeg stof om een nieuw wijnboek te schrijven over ' De Pelgrims en de Wijnen' .
Op de drukke weg naar Bordeaux zweet ik zeer veel wegens het drinken van thee aan het ontbijt gevolgd door een korte intense wijnproeverij bij die wijnboer. Het is warm en rond het middaguur bereik ik te Bruges nabij Bordeaux het steakhouse Côte à Côte. Voor 147 FF eet ik er duur maar toch erg stevig een entree, een stuk vlees, une île flottante, begoten met een half flesje rode wijn. Het verkeer wordt nog drukker dichter bij het centrum van de grote wijnstad. In La Maison du Bordeaux laat ik een stempel plaatsen in mijn ' carnet de route de pélerin de Saint Jacques' . Ik maak mezelf terug rijker aan een Bancontact. Mijn plichten van pelgrim duwen me naar Cathédrale Saint André de Bordeaux en naar La Basilique Saint Michel. Ik offer er wat franken en laat er enkele kaarsen branden.
Mijn plan is nu duidelijk. Ik wil een bezoek brengen aan Georges De Yazikoff en Carmen Cuenca, twee zeer oude mensen die ik had leren kennen te Brussel tijdens mijn werk van bankbediende. Zij wonen te Miramont-en-Guyenne. Dat is helemaal terug naar het Oosten. Daarom zal ik mij nogmaals wat per trein snel verplaatsen in die richting. Il telefoneer naar Georges, doch geen antwoord. De treinrit naar Marmande kost 61 FF. Voor de fiets is het gratis als hij wordt opgeborgen in een hoes. Ik wring er dus mijn plastieken grondzeil rond en werk af met stevige tape. Man en fiets samen op de trein en door geen enkele treinwachter gestoord, bereiken op de rails spoedig Marmande. Daar is het drukkend warm. Grote dorst overvalt mij. Tijdens een tweede telefoontje krijg ik contact met Carmen en die is erg blij met mijn aankomend bezoek. Ik had trouwens al eerder een zichtkaart gestuurd zodat zij wist dat ik diagonaal door Frankrijk aan het fietsen was, zodat zij stilletjes al een beetje op mijn bezoek hoopte.
Te Marmande is wielersport belangrijk. Ik wil een weinig bekende maar bijzondere wielerkampioen gaan bezoeken. Hij is een blinde veteraan die op een tandem merkwaardige prestaties had geleverd. Maar op het adres waar hij vroeger woonde en waar ik hem jaren geleden al eens had ontmoet, blijkt niemand hem nog te kennen. Wellicht is de man ondertussen overleden of zit hij ergens in een instelling. Op zijn tandem, met een ploegmakker die goede ogen én goede benen had, reed hij vele malen Bordeaux- Parijs, 600 km, in minder dan vierentwintig uren. Ik moet nog 23 km rijden tot Miramont waar ik vriendelijk word ontvangen door Carmen. In haar keuken eet ik kaas, biskwietjes, en ledig ik een fles rode wijn die ik zelf uit de kelder ging ophalen. De oude vrouw is nu alleen en vertelt me haar droevig verhaal. Ik mag bij haar logeren, gratis en zolang ik maar wil.
19. Vendredi 28 mai. Miramont de Guyenne.
Mijn zeer oude gastvrouw Carmen Cuenca is al om 5u00 opgestaan om te starten met haar indrukwekkend gezondheidsprogramma van elke dag. Ik ontspan de hele voormiddag wachtend op Monsieur Georges die pas om 11u45 op bezoek komt. Een taxi brengt hem van het ouderlingenhuis terug naar zijn eigen bungalow om uitzonderlijk met mij te middagmalen. Soms is deze veteraan te lastig en dan kan zijn vrouw hem niet meer uitstaan. Om de echtelijke vrede te bewaren logeert hij nu in een aparte kamer op afstand, waar hij ook medisch wordt gevolgd. De gepensioneerde ingenieur van EDF eet alleen nog maar gekookte wortelen, geplette aardappelen, begoten met enkele druppels olijfolie om zijn stoelgang te verbeteren. Daarna plaatst Carmen hem in zijn zetel en hij neemt zijn correspondentie door en snuffelt nog wat in de lokale krant.
Ondertussen mag ik Carmen brengen naar de supermarkt Cali met de wagen van die te oude mensen die amper nog zelf kunnen rijden. De inkopen zijn op mijn rekening en we vullen ons karretje voor 310 FF met salade, mayonnaise, geitenkaas, platte kaas, pâtes, een fles Mum champagne, vin du tsar, vin de Duras, boter, biscottes, steak, bonen, linzen, en stokbroden.
Terwijl ik met Georges praat komt een nieuwe kuisvrouw zich aanbieden en ik word voorgesteld als de verschrikkelijke sneeuwman in zomerse kledij.
Surprise. We worden aan tafel geroepen door Carmen voor een uitgebreide maaltijd. De voormalige modenaaister uit Parijs, die vroeger zelfs een kleed had gemaakt voor de beruchte Mistinguet, had werkelijk haar uiterste best gedaan. Alleen op het einde participeerde ook haar aanwezige echtgenoot. Dat was dan om te genieten van koekjes met kaviaar en champagne, en van koffie met taart uit het Baskenland. Daarna algemene stilte in huis want het is tijd voor een siesta.
Om 17u45 wordt de oude man heel zenuwachtig. Hij sprak zijn retour af met de taximan die hem terug naar zijn home moet brengen en de gehuurde auto komt nog niet aan. Toujours en retard ! Ik wil hem zelf met zijn eigen auto terug brengen, maar dat mag niet. Het OCMW weet beter niet dat hij nog zijn echtgenote bezoekt want dat is hem verboden door de rechter ! Om kosten te sparen liet de slimme oude Rus zich kwaadaardig dement verklaren. Zo is zijn kamer en verzorging veel goedkoper in het tehuis voor ouderlingen. Maar dan volgt een beetje later een kort getoeter en kunnen wij de oude lastbezorger in de taxi stoppen.
Carmen doet alles om me nogmaals goed te laten eten want ik zal wel honger hebben geleden gedurende al die dagen op mijn vélo ! Soep, pasta, paté, brood.
Ik schrijf nog wat kaartjes naar het thuisfront. Ik telefoneer naar huis om te vragen of dochter Martine goed heeft gepresteerd op haar examen bij de bio-ingenieurs te Leuven. Dat behoort tot mijn gewone vaderlijke plichten rond deze periode van ieder schooljaar, want ik heb immers twee grote dochters die goede studentinnen zijn.
20. Samedi 29 mai.
Petit déjeuner bien soigné par maman Carmen. Vruchtsapje, pruimenconfituur, toast, grand bol de café noir, enz.
La Bastide de Miramont de Lauzun werd reeds gebouwd op het einde van de dertiende eeuw door Edward I, de koning van Engeland. Pas na het verloop van de honderdjarige oorlog in 1453 veroverde Frankrijk dit gebied. Nu bekend als Miramont-de-Guyenne en Lot-et-Garonne près de Marmande, is deze kleine stad uit Aquitanië vermaard in heel Frankrijk om haar Pruneaux d'Agen, en om haar schoenen en sloefen. In 1975 waren er nog 3954 inwoners, maar velen zochten ondertussen hun geluk elders. In 1999 is de bevolking van Miramont verminderd tot 3360 en daarbij zijn dan nog de ouderen van La Maison de Retraite alsook Carmen en andere leeftijdsgenoten die geen toekomst meer hebben. Er zijn in de omgeving al ontelbare huizen leeg en die worden vaak opgekocht door de buitenlanders als vakantiewoningen. Opmerkelijk is trouwens dat er in de winkels en de restaurants tamelijk veel Engels te lezen valt. Isidore de Soussial is een beroemd man uit Miramont. Hij bracht er de industrie van de sloefen ( les chaussons à basane) gemaakt uit schapenwol. Mag verder ook wel worden geciteerd ene Général - niet Charles De Gaulle- maar wel Jacques-Philippe Delmas de Grammont. Op 2/7/1850 werd een wet gestemd die zijn naam draagt, en die nog altijd meetelt, want zij beschermt de huisdieren en kan mensen laten boeten omdat zij dieren verwaarlozen of slaan.
Ik vertrek met mijn fiets voor een verkenning van Miramont. Ik zoek het postkantoor en ga eens binnen in L'Etrier een Brasserie die werd uitgebaat door een Belg aan wie ik vroeger eens Belgische bieren bezorgde toen mijn reisdoel van autotourist Andorra was. Maar deze man liet ondertussen zijn zaak over na een ongeval met zijn motorcycle gevolgd ook nog door echtelijke scheiding. Na een Kronenbourg van 't vat beslis ik van te gaan zien waar mijn vriend Georges logeert en de wegwijzers volgend kom ik weldra terecht in zijn kamer. Babbeltje. Hij is wel blij met mijn bezoek. Weldra haalt hij uit zijn oorkussen een verbleekte omslag die hij had klaargelegd omdat ik de vorige dag reeds dit bezoek had aangekondigd. Yazikoff schenkt mij een aantal Belgische bankbriefjes. Het is zijn reserve om naar België te reizen, maar omdat hij dat nu niet meer kan moet ik die in zijn plaats uitgeven hoe en waar ik wil. Het gaat over 8.100 frank, maar 1.600 frank zijn biljetten die niet meer in omloop zijn. Ik bedank de oude man, alhoewel ik wat verveeld ben met zijn initiatief, en daarom beloof ik van kaarsen te branden voor hem op weg naar Saint- Jacques-de-Compostelle en van een geschenk te kopen voor zijn Carmen. Weldra is het weer tijd en komt verzorging zodat ik die kamer moet verlaten.
De sfeer in het ouderlingentehuis benam mijn lust om nog rond te toeren. Mijn fiets belandt terug in de kelder naast vele lege wijnflessen. Ik ontdek dat in die kelder jonge wilde konijntjes wonen. Een man staat plots in de tuin. Hij is de veearts die komt voor de kat van Carmen. Dat beest heeft een ongezonde haaruitval en zal pilletjes moeten slikken. Het is weer middag en ik open een fles rode wijn in de keuken. Ik laat aan de keukenprinses de omslag met het geld zien en stel haar voor om het fifty-fifty te delen. Zo speel ik voor de gelegenheid nog eens terug bankbediende want ik wissel en geef aan de vrouw franse franken. Terwijl ik drink aan mijn wijn komen dan naar mijn oren een reeks ' confidences ' van Carmen over haar echtgenoot zodat ik kom te weten dat mijn orthodoxe vriend eigenlijk niet de heer was voor wie ik hem nam. Stop, ik ben geen biechtvader, maar misschien doet het haar goed om een luisterend oor in haar keuken te hebben. Carmen trouwde pas op latere leeftijd nadat haar jongere zuster een vent in Normandië had gevonden. Zij was de derde echtgenote van Monsieur Georges. Ik knabbel kaas en stokbrood tot wanneer mijn buikje vol is en tot wanneer het verhaal van haar leven met een kozak uit de tijd van de Potemkine me duidelijker is geworden. Dan is het weer tijd voor siesta plat op mijn bed en om mijn reistassen wat te ordenen. Na het avondeten kijk ik op televisie samen met de dame van het huis naar het Eurovisie Festival.
21. Dimanche 30 mai.
De zondag begint met een algemeen nazicht van mijn geliefde fiets Olive Green. Poetsen en wassen gaat wel, maar in mechaniek ben ik geen handige Harrie. Ik pruts wat aan het voorwiel waar een slag in is, maar de situatie wordt nog erger en daarom besef ik dat er maandag een bezoek aan een professional te Miramont of te Marmande zal nodig zijn.
We schreven in voor het middagmaal van La Maison de Retraite Soussiale te 78400 Miramont-en-Guyenne. Iedere week gaat het daar 's zondags feestelijk culinair aan toe. Een traiteur zorgt dan voor het eten en niet het personeel van de andere dagen van de week. Op die ene dag dineren de bezoekers, familieleden en vrienden, er mee met de oudjes die daar wonen, na reservering uiteraard, en in 'n prachtige eetzaal waar alleen de 'pensionnaires' die bezoek krijgen mogen tafelen. Tijdens het aperitief en het voorgerecht speelt een man er op een piano. Hij zingt een chanson uit vroegere dagen ' Le temps qui passe ....' en neemt daarna ook plaats om te eten en te babbelen. Ik zit tegen een nieuwsgierige Italiaan en tegen een vrouw die vroeger taxiwoman was geweest op Roland Garros. Zij vervoerde kampioenen en beroemde toeschouwers. Deze maaltijd verloopt gezellig van 11u15 tot 15 u 30. Daarna weer siesta op mijn donkere kamer.
Waar ik verblijf zijn de kasten vol met dure mantels en vrouwenkleren van vroeger en vol met grote hoedendozen gevuld met stoffen, lintjes, goedkope juwelen, gespen, knopen en zelfs bont. Ik was een beetje nieuwsgierig. Tijdens die avond heb ik het opgebiecht en toen vernam ik dat het meestal kledingstukken waren van rijke vrouwen die het naaistertje dat Carmen was beloonden met dure spullen, maatwerk te goed om in de voddenmand te gooien, maar dat door mode en verlies van slanke lijn niet meer door de eigenaressen konden gedragen worden. Aan ieder kleed of jas was een naam verbonden en een oud verhaal dat me toch niet zou boeien, vertelde Carmen me. Ondertussen werd ik bijna als een zoon beschouwd door die tante die nooit het moederschap had gekend.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.