Zoeken in blog

Foto
Foto
Over mijzelf
Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
Inhoud blog
  • EINDE
  • Adieu l'Ami - Au Revoir.
  • De Flandriens uit Limburg.
  • Les soldats russes venus en France en 1916 .
  • HISTOIRE DU TENNIS DE TABLE - FP.
    Foto
      EINDE
     VAN DEZE BLOG

      26 08 2012
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    J. BREL

    C'est plein d'Uylenspiegel
    Et de ses cousins
    Et d'arrière-cousins
    De Breughel l'Ancien

    Le plat pays qui est le mien.

    Tous les chemins qui mènent à Rome
    Portent les amours des amants déçus
    et les mensonges des anges déchus.

    Foto
    Foto
    Foto
    Pelgrim

    Wat zich gaande voltrekt
    in de ziel van de pelgrim
    is niet een toenemend verlangen
    naar het bereiken van zijn reisdoel,
    niet het vinden van het heilige
    aan het einde van zijn bedevaart,
    maar zijn overgave aan de ruimte,
    aan de kiezels op zijn pad,
    zijn besef van niet-weten,
    zijn afdalen in de leegte.

    Zijn benen worden zijn vrienden,
    de regen zijn lijden,
    zijn angst wordt gericht
    naar de honden langs de weg,
    het vele legt hij af en hij rust in het Ene.
    Al trekkend komt hij nergens,
    voortgaande bereikt hij niets,
    maar zijn vreugde neemt toe
    om een bloem en een krekel,
    om een groet en een onderdak.

    Zijn reisdoel en zijn thuis
    vloeien samen aan de horizon,
    hemel en aarde vinden elkaar
    op het kruispunt van zijn hart.
    Het heilige verdicht zich
    in de dieren en de dingen.
    Zijn aankomst ligt verborgen
    in de wijsheid van het Zijn.

    Catharina Visser

    Foto
    De Weg.

    In de verte gaat een pelgrim,
    eenzaam over het pad.
    Met een blik voorwaarts,
    eindeloos turen naar het pad.
    Het pad dat hem leidt,
    de wind die hem begeleidt.
    Samen èèn met de natuur,
    de geur,het geluid en omgeving.
    Daar toont de schepping hem,
    nederig dat het pad van zand
    zo hard als steen is.
    Soms ook warm,koud en nat.
    De pelgrim stapt over
    het harde pad,
    met als enige vriend
    zijn schaduw.
    Samen op hun weg.
    When we got to the sea at the end of the world
    We sat down on the beach at sunset
    We knew why we had done it
    To know our lives less important than just one grain of sand.
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    En camino de Santiago
    Sur le chemin de St Jacques
    Iba una alma peregrina
    Allait une âme pérégrine
    Una noca tan obscura
    Une nuit si obscure
    Que ni una estrella lucia ;
    Que ne brillait aucune étoile ;

    Foto
    Foto

    Le patron de toutes les filles
    C'est le saint Jacques des Bourdons;
    Le patron de tous les garçons
    C'est le saint Jacques des Coquilles.
    Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet,
    Coquilles et bourdons exigent que l'on troque;
    Cet échange affermit l'amitié réciproque,
    Et cela vaut mieux qu'un œillet.

    Foto

    Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Betrouw geen pelgrim met een baard
    Die met een schooikroes geld vergaart
    Al beed'lend langs de wegen sjokt
    En met een deerne samenhokt.



    Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.

    Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
     
    Foto
    Foto
    Ik had het eerst
    niet in de gaten,
    en opeens
    zàg ik het spoor
    dat jij voor mij
    hebt nagelaten.
    Mon père .

    Assis dans un vieux fauteuil
    Recouvert d'un plaid usé,
    Il rêve de son passé,
    En attendant le sommeil.

    La fumée d'un cigare
    Flottant au-dessus de lui,
    D'une auréole, pare,
    Sa tête grise, de nuit.

    Vêtu d'un pantalon gris,
    Chemise de flanelle
    Sous le tablier bleu sali.
    Sa casquette est belle.

    Il sait déjà que demain,
    Sera le grand jour pour lui.
    Mais il ne regrette rien,
    Et partira seul sans bruit .

             
              ***
    Foto
    La mort .

    Le jour où tu viendras,
    A l'aube d'un matin,
    Me tendre les bras
    Me chercher par la main,
    Entre comme moi
    Par le fond du jardin.

    Tu essuyeras tes pieds
    Sur le grand paillasson,
    Pour ne pas marquer
    Tes pas dans le salon,
    Et n'oublie pas d'ôter
    Ton noir capuchon.

    La table sera mise
    Et le vin bien chambré,
    Quand tu sera assise
    Nous pourrons le goûter,
    Avant que je ne suive
    Ton ombre décharnée .

    Mais si tu préfères
    Par surprise me faucher,
    Au début de l'hiver
    Ou au soir d'un été,
    Pousse la barrière
    Elle n'est jamais fermée.

    Avant de m'emporter,
    De rendre ma valise,
    Laisse-moi griffonner
    Une dernière poésie
    Où je ferai chanter
    La beauté de la vie.

    Ce n'est pas ce matin
    Que je quitterai le port,
    Puisque de mes mains
    J'ai caressé si fort
    Ses lèvres de satin
    Que je t'oublie, la mort.


              +++
    Foto
    Foto
    Foto
    SEUL  SUR  LE  CHEMIN .

    J'ai traversé des villes,
    J'ai longé des cours d'eau
    J'ai rencontré des îles
    J'ai cotoyé le beau !

    Tout au long du voyage
    Rien ne m'a retenu
    Même pas un signe de croix
    Tracé d'une main tremblante.

    Le vent, la mer, la pluie
    M'ont façonné le coeur.
    Je suis leur propre image,
    Immuable douleur.

    Je fais signe aux oiseaux,
    Seuls amis de ce monde,
    Qui m'entraînent dans une ronde
    A m'en crever la peau.

    J'ai traversé des coeurs,
    J'ai rencontré des bras,
    J'ai caressé des fleurs,
    J'en ai ceuilli pour toi.
    Foto
    Foto
    Foto
    卓球
    Настольный теннис
    टेबल टेनिस
    Стони тенис
    เทนนิสโต๊ะ
    Bóng bàn
    탁구
    تنس الطاولة

    TENNIS DE TABLE
     MESATENISTA
    PING PANG QIU
     TISCHTENNIS
    TABLE  TENNIS


      photos courtesy  ITTF 


    乒乓球
    Stolni tenis
    Tenis Stolowy

    ITTF    TABLE   TENNIS 
        Classement mondial 
         26 - 08 - 2012  
    World  Ranking
    Weltrangliste
    Ranking Mundial
    Värlen Rangordning
    Classifica Mondiale 

    MESSIEURS :

    1. ZHANG Jike - CHN
    2. MA Long - CHN
    3. XU  Xin - CHN
    4. WANG  Hao -
    CHN
    5. MIZUTANI Jun - JPN
    6. MA  Lin  - CHN
    7.  BOLL Timo -  GER
    8. CHUANG Chih-Yuan - TPE
    9. OVTCHAROV Dim - GER
    10. WANG  Liqin - CHN
    11.  JOO Se Hyuk - KOR
    12. OH Sang Eun - KOR

    --    DAMES :
    1. DING Ning - CHN
    2. LI Xiaoxia - CHN
    3. LIU Shiwen - CHN
    4. GUO Yan - CHN
    5
    . ISHIKAWA Kasu - JPN
    6. FUKUHARA Ai - JPN
    7. FENG Tianwei - SIN
    8. KIM Kyung - KOR
    9. GUO Yue - CHN
    10. WANG Yuegu - SIN
    11. WU Yang  -  CHN
    12. TIE Yana - HKG

     

    Info  =  www.ittf.com 
    ( anglais,allemand,chinois).

    http://www.ittf.com/_front_page/itTV.asp?category=ittv_New

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    December 1990 - Pantoum.

    De noodklok belt slechts éénmaal
    Komt weldra de ultieme speeltijd
    Ademen voor de laatste maal
    Gelukkig geen haat noch nijd
    Toch af en toe een flater
    Een zorg is dit voor later
    Lopen van os naar ezel
    Toch af en toe een flater
    Niet knikkers tellen, wel het spel
    Lopen van os naar ezel
    Dagelijks goed aan de kost
    Niet knikkers tellen, wel het spel
    Verwachtingen zelden ingelost
    Dagelijks goed aan de kost
    De beste blijft mijn moeder
    Verwachtingen zelden ingelost
    Water is het kostelijkste voeder
    De beste blijft mijn moeder
    Om bestwil een toontje lager zingen
    Water is het kostelijkste voeder
    Op zoek naar de diepte der dingen
    Om bestwil een toontje lager zingen
    Komt het varksken met de lange snuit
    Op zoek naar de diepte der dingen
    Nu is dit pantoumeke bijna uit
    Komt het varksken met de lange snuit
    Ademen voor de laatste maal
    Nu is dit pantoumeke bijna uit
    De noodklok belt slechts éénmaal.

    Tibertyn.    ***
    Foto
    Kleine mensenhand
    strooit op winterse dag
    kruimels voor de mus.

    Schelpen op het strand
    die worden door de branding
    voor ons kind gebracht.

    Molens in de wind
    draaien, draaien, en draaien
    in het vlakke land.

    Kerstman in de straat
    borstelt met grote bezem
    sneeuw weg van de stoep.

    De dode takken
    breken af bij felle wind
    van de avondstorm.

    Kreten in de nacht
    van kikkers in de vijver
    lokken de reiger.

    Hulpeloos jong lam
    verloren tussen struiken
    waar de wolf vertoeft.

    De werkzame bij
    zoekt in de roze bloesems
    lekker naar honing.
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    De pelgrim.

    Hij is op de weg alleen 
    al weet hij nog niet waarheen
    maar ergens stond geschreven
    dat hij die richting moest gaan
    en aarzelt hij soms even
    langs de eindeloze baan
    terwijl hij in zijn hart voelt
    dat velen eerder gingen
    mijmerend over dingen
    terwijl een windje afkoelt .
    Verder dan Rome loopt de weg.
    Ervaringen van een pelgrim.
    30-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stazione di Roma Termini
    Ik begin aan mijn laatste avond te Rome met een wandeling langs de Viale delle Olimpiadi en daarna brengen de zolen van mijn Mephisto's me in de richting van het Vaticaan. Zoals wordt beweerd ligt daar immers het centrum van de wereld en van alle zaligheden. Even krijg ik de kans kostendelend per taxi met jongeren uit de jeugdherberg mee te rijden, maar ik sla dat voorstel af. De duivelse naam van mijn wandelschoenen moet me zoals de grote Goethe laten genieten van de avondstond en mijmerend flaneer ik verder. Eerst telefoneer ik naar huis om te melden dat ik de volgende dag met de trein de terugreis zal maken. Zonder veel avontuur, zonder veel inspiratie, zwerf ik verder. Vesta de godin van de huiselijke aard wijst me erop dat ik thuis nog een prachtige echtgenote en twee flinke dochters heb die ik weldra zal terugzien. Het is goed geweest. Ik zal maar geen domme of geldverslindende dingen doen in het Dolce Vita van Roma by Night. Ik kom aan een snack waar veel volk zit. Daar zal het wel goed en niet duur zijn. Het wordt noch het voedsel van de epicuriër noch de slokpartij van de barbaarse huurling. Stoïcijns langzaam eet ik frietjes, balletjes en erwtjes en af en toe slurp ik eens aan mijn glas rode wijn. Met mijn stadsplan onder de arm beweeg ik me in een grote boog terug naar mijn bed in de Ostello. In een wijk met flatgebouwen hoor ik plots lawaai. Twee vrouwelijke flikken hebben een wagen klemgereden. De bestuurder koos het hazenpad. Hij sprong op vuilbakken en kon zo over hoog hekwerk in een tuin verdwijnen. Een agente staat daar met een pistool in de hand en de andere telefoneert voor versterking. Ik spoed me vlug weg terwijl verschillende andere politiewagens komen aangestormd.

    Een kwartier later bereik ik de bar van de jeugdherberg waar ik zonder aandringen terug de grote bierpot krijg die ik met één liter Carlsberg laat vullen. Nunc est bibendum. Een andere eenling komt naast me zitten na het bestellen van ook zo'n stevig biertje. Hij stelt zich beleefd aan mij voor. Brian McGarvey uit Canada, scheikundige uit de voedselnijverheid gespecialiseerd in pesticiden. Hij voelt zich ongelukkig omdat hij te Rome kwam solliciteren voor een job van internationaal niveau, doch hij werd afgewezen. Hij logeert zo goedkoop mogelijk omdat hij op zijn dertigste reeds een vrouw en vier kinderen heeft. 

    Terwijl ik Carlsberg slik denk ik  'Hola, die slaapt zeker in een igloo met een eskimowijfje. Daar in de koude kruipen zij dicht samen onder een berenvel en dan volgen de kindjes rap.'  
    'Ik ben blij dat ik met een Belg een bier mag drinken, want in uw land maken zij vele goede brouwsels, niet waar...!' stamelt hij in 't Engels. Jazeker, bevestig ik.
    'Komt U uit Saskatchewan' vraag ik, om te laten horen dat ik iets weet over Canada, alhoewel die naam zomaar op mijn lippen komt. Dan krijg ik het bewijs dat men zo maar niet op de eerste gedachte iemand in een vierkantje moet klasseren. Brian heeft helemaal geen lijfelijke omgang met een vrouwelijke eskimo. Hij woont in Vineland Ontario, in een gebied met een microklimaat waar veel zonneschijn is en er daarom wijn kan worden gemaakt. Goede conversatie. Ik krijg zijn adres in Canada en ik ben welkom om daar te fietsen. Ja, tussen Canadezen en Vlamingen klikt het wel  !

    Wanneer ik op kamer 12 kom, ligt er verdorie iemand in mijn bed te slapen. Geen probleem want er zijn genoeg bedden vrij.  De slaper wordt wakker. Hij komt uit Duitsland. Ik maak hem duidelijk dat hij mag blijven liggen ook al heb ik het bewijsstuk voor bed 10, omdat mijn voornaam Wil Fried is en de door mij meest geliefde voetballer Wil Mots heet, de ster uit de Bundesliga, en dat ik ook een Tischtennisspieler ben die de Duitse fairplay kent, en dat ik al weken op reis ben met op zak enige bladzijden van Johann Wolfgang Goethe, und das wir in Belgien schön zweimal Weltkrieg hatten mit jungen aus Deutschland, und dat ik toen ik zijn leeftijd had veel tango's heb gedanst op Duitse schlagers, en  ....  stop maar jong, zeg ik tegen me zelf ...  gij zijt al een beetje zat van die liter bier. Ik doe mijn tassen niet meer open om kledij voor de nacht te nemen. Om te slapen in dat andere bed zonder nummer doe ik het nieuwe T-shirtje aan dat ik voor 5000 lires had gekocht nabij de muur van het Vaticaan.Op mijn borst staat nu de tekening van Leonardo da Vinci met het prototype van de eerste fiets. Ik doe ook mijn zwembroek aan. Deze had ik tijdens mijn reis nooit gebruikt en wordt mijn laatste propere onderbroek.

    Zeven uren later. De jonge Duitser is blij dat hij niet meer ambras met mij heeft gehad. Hij is reeds klaar om op ontdekkingstocht door Rome te gaan. Ik wil nog wat rusten. Hij is een student in bedrijfseconomie. Ik ben op prepensioen omdat mijn bedrijf aan economie heeft gedaan. Oude en te dure jongens worden buiten geborsteld in onze maatschappij van het einde van de twintigste eeuw. Wij praten een tijdje. Hij studeert te Mannheim. Ik ben een man die op deze dag de weg naar zijn heimat terug zal nemen. Amper op tijd voor het ontbijt. Alle langslapers protesteren omdat de eetzaal zal gesloten worden. Het is een dagelijkse situatie. Met het voorziene oranje bonnetje bekom ik toch koffie en brood. Zij willen ook hier mensen te vroeg buitenborstelen want eigenlijk zegt het reglement dat ontbijt mogelijk is tot 10u00 . Neen, het is hier gesloten om 10u00 !  Dat is wat anders. Dat is de juiste zienswijze.

    Wat moet ik met deze dag aanvangen? Ik maak mijn fiets los en plaats mijn zware Karrimors achteraan met daarboven ook nog die sporttas. Mijn bierkameraad Brian en een Australiër kijken toe. Een man die de gang komt dweilen, dwingt ons tot vervroegd afscheid. Weg uit de Ostello ben ik, maar 200m later stop ik, omdat ik mijn bril heb vergeten, althans de bril die mijn ogen beschermt tegen het stof van de weg tijdens het fietsen, want ik heb ook nog een goedkoop leesbrilletje bij, een zonnebril, en de Lacoste bril die ik onderweg had gevonden. Terug. Slaapkamers reeds afgesloten, maar omdat kuisvrouwen bezig zijn, kan ik toch gaan zoeken op kamer 12. Eureka !  Mijn bril met witte glazen lag boven op de ijzeren kast waarin ik mijn bagage had geplaatst. Toch één mirakel tijdens deze pelgrimstocht, want ik zal met al mijn brillen terug thuiskomen  !

    Ik bezoek nog eens het Sint Pietersplein. Zoals iedere dag ons door de goden geschonken, lopen op de grote piazza bezoekers rond uit alle windstreken. In de helderheid van de zonnige dag tekenen de kerktoppen, de obelisk, de fonteinen, de 372 zuilen, zich betoverend af. Ik fiets verder en kom op de Via Aurelia die me tot hier had gebracht. Geen enkele klok luidt wanneer ik mij verwijder in de richting van Trastevere. Ik volg straten waar weinig is te zien, behalve dan een winkeltje waar ik koude melk koop die ik drink tijdens het bestuderen van het stadsplan. Ik wil naar ergens anders maar éénrichtingsverkeer verplicht me van een bepaalde route te nemen. Het is weldra moeiljik bergop en te voet kom ik aan een kerkje op een plein. Tot mijn verwondering is het de Basiliek van  San Pancratio. Is dit een toeval of Gods wil ? Op een zomerdag van het oorlogsjaar 1944 werd ik immers gedoopt te Waasmont in de parochiekerk van St-Pancratius, een lang vergeten heilige bij ons, maar die te Rome nog erg belangrijk is. Ik bezoek deze kerk  en offer verschillende geldstukken. Eindelijk ben ik terug zeker van mijn weg. Een tijd later kom ik aan de zeer belangrijke kerk van de Heilige Paulus. Deze is kleiner dan de kerk van de Heilige Petrus en valt veel meer in mijn smaak. Het reusachtig beeld van Paulus maakt indruk op mij. Het zou, volgens wat wordt verteld, kunnen gebeuren dat de wereld vergaat op de dag dat in de muur van deze kerk alle niches zouden zijn gevuld met beelden van een paus. De grote Corinthische zuilen van deze kerk zullen dan breken onder het gewicht van de zonde en van de schande van deze wereld. Deze instorting zal verschrikkelijke aardbevingen doen losbreken, met fatale gevolgen voor onze planeet. Laten we dus maar hopen dat alle komende pausen lang zullen leven, in glorie en goede gezondheid. Nabij deze Basilica Patriarchale di San Paolo blaas ik wat uit. Stiekem loop ik naar een parking om op een schaduwrijke plek in het Rome van buiten de muren een simpele mannelijke plas te maken. Op de discrete plaats waar ik dat wil doen staan stille wagens geparkeerd. Ik kom ongewenst langs een Fiat waarin sexuele activiteiten bezig zijn. Zij is ergens met haar hoofd aan de onderkant van het stuur en hij, met de blik op oneindig en het verstand op nul, heeft al uitpuilende ogen.

    Wat later brengt Olive Green me terug door het vieze Rome dat op het warme middaguur stinkt van de wierook van haar vijfhonderd kerken, van de geur van capuccino uit haar ontelbare koffiebars, van de geur van uitlaatgassen van twintigduizend auto's, van het puin en de afval van zevenentwintg eeuwen geschiedenis, van de geur van het zweet dat nu ook in mijn zwembroek zit, en van nog veel meer dampen en zintuigelijk waarneembare luchtjes.

    Ik heb nog meer op mijn programma. Zal ik op zoek gaan naar het beeld van de wolvin met Remulus en Romulus, of zal ik fietsen tot in Cinecitta waar een tentoonstelling loopt over 100 jaar Italiaanse Films. Plots alea iacta est !  Er scheelt wat aan mijn achterste buitenband. Stop! Ik kijk en stel vast dat mijn achterwiel niet langer het teveel gewicht verdraagt. Ik zie een bobbel en weldra zal de buitenband van de velg springen en mijn binnenband ontploffen. Snel laat ik daarom alle lucht uit de binnenband langs het ventiel ontsnappen. Oef ... dat was op het nippertje ! Midden in het gevaarlijke verkeer sta ik op dat ogenblik stil met platte band en slecht geladen bagage. Geen auto heeft mij geraakt en op een pleintje ga ik veilig op een bank zitten om deze situatie te analyseren. Ik sjor de sportzak vast aan mijn stuur, wring de achterste buitenband weer op zijn plaats, pomp opnieuw lucht in de binnenband. Ik fluit de match af voor wat betreft de toeristische activiteiten van deze dag, en langzaam met een zwaar beladen fiets, zoals een Vietnamees op de Ho-Chi-Minh route, begeef ik me naar Stazione di Roma Termini.

    Ondertussen, wegens die sporttas op het stuur, heb ik mijn kilometerteller moeten verwijderen. Ik noteer evenwel de cijfers en reken uit hoelang mijn tocht is geweest. Ik moet rekening houden met deze allerlaatste kilometers zonder teller en ook met de onderbreking in Zwitserland door nattigheid. Zo besluiten mijn fiets en de boekhouder die ik ben, dat mijn pelgrimstocht de geschiedenis zal ingaan voor een totale lengte van 3.070 km.

    Omstreeks 15u00 bereik ik het station. Ons internationaal vervoer vertrekt pas om 19u50. We moeten dus nog zeker vier uren invullen. Ik koop een ijsje en de Gazzeta  dello Sport. Het koude ding verdwijnt te snel in mijn gulzige keel en in de roze sportkrant staat er naar mijn goesting ontzettend teveel calcio en te weinig ciclismo. Deze krant is alleen geschikt om je billen te beschermen  wanneer je op de koude vloer van het station gaat zitten. Terwijl Olive tegen de muur rust, zit ik te kijken naar de bonte menigte die zich in het station beweegt.

    Het Centraal Station van Rome is een van de meest grandiose stationsgebouwen ter wereld. Naar schatting zouden jaarlijks 150 miljoen mensen van dit station gebruik maken. De brede voorhal is 128m breed en 32m diep. Vittorio de Sica draaide er in 1953 de bekende film Stazione Termini met de acteurs Jennifer Jones, Montgomery Clift, Gino Cervi, waaraan ook de schrijver Truman Capote zijn medewerking gaf.




      

    Om de tijd te vullen probeer ik een klein fastfoodmenu met frietjes, een hamburger en een cola. Maar ik zal nog zo lang in dat station moeten blijven. Daarom huur ik een safe voor mijn bagage en verkies ik van nog een fietstoch te maken in de buurt van het station. Het is een omgeving met vele hotels, van de duurste tot de goedkoopste. Uit nieuwsgierigheid probeer ik het zogezegde jeugdhotel Famiglia te vinden, dat me dagen eerder werd aanbevolen door die plakkerige Iraanse Amerikaan uit Duitsland. Het is me vlug duidelijk dat op dat adres het gaat over een appartement waarvan de huurder voor een prijsje op een paar kamers bedden onderverhuurt aan jonge individuele reizigers. Niet erg legaal ! Wellicht ook enkel geschikt voor homo's !

    Overal is het 'senso unico' om de drukte van het verkeer te beperken. Maar dat is niet plezant voor iemand die wat rond rijdt. Omdat tijdens de siësta de winkels  gesloten zijn, koop ik aan een tafel op straat bananen, cola en water. Ik aanvaard dus dat wachten mijn lot zal zijn. Mijn fiets en mijn bagage breng ik weer op dezelfde plaats als een uurtje eerder. Ik herbegin, koop nogmaals een ijsje, en zet mijn billen weer op de roze Gazetta op de koude vloer van het station. Weldra zink ik weg in een slaapje, doch ik was wel wijs genoeg om me met een schoenveter vast te knopen aan een pedaal, zodat niemand stilletjes stiekem met mijn fiets zou kunnen verdwijnen. Een tijd later voel ik me weer beter, ben ik opnieuw goed wakker.

    Het publiek van de grote wachtzaal levert me een boeiend en gratis schouwspel. In mijn verbeelding ben ik een aartsengel die de goddelijke opdracht had gekregen van in Roma Termini mannetjes en vrouwtjes te verzamelen, een goede selectie van 'primussen inter pares' om mee verder te kweken, zoals Noé dat moest doen om zijn ark te vullen. Deze aartsengel vermomd als een pelgrim moest van de Schepper vijftig exemplaren van het menselijke ras komen kiezen om die te brengen naar een andere planeet. Op onze aardbol, waar Rome ligt, zou alles immers spoedig vergaan tijdens wervelstormen van vuur en water. Het is vreemd, maar zo denk ik dus dat het aan mij is om die vijftig ultieme exemplaren van de homo erectus te kiezen tussen voorbijgangers in deze stationshal. Mijn normen zijn streng. De uitverkorenen mogen niet te klein of niet te lelijk zijn. Geen individuen die zich moeilijk voortplanten zoals homo's, lesbiennes, paters en nonnen, venten die te miniem geschapen zijn of moeders zonder brede heupen met borsten zonder melk, twintig mannen en dertig vrouwen wil ik uitzoeken voor het belangrijk plan dat de wijze God de Vader heeft bedacht. Ik zoek potentiële vaders en moeders van diverse huidskleur, blondjes met kontjes en kerels met een dikke zwarte snor. Met een dergelijke menselijke cocktail van sterke kwaliteit wil ik met mijn shuttle naar de toekomst te vliegen.

    Ik ervaar echter in werkelijkheid dat op zo'n gewone namiddag er niet veel schone specimens Roma Termini binnenkomen. Neen, aartsengel, terug naar de melkweg a.u.b., laat deze boel verder scheef lopen tot het bitterste einde. Maar is dit wel een aartsengel die mijn brein zo vertroebelt ? Misschien is het de duivel en in dat geval schreeuw ik  met al mijn krachten ' Vade retro, Satana  !  '  .

    Lang stilzitten heb ik nooit gekund, al van toen ik een jongetje was die superactief was en soms zelfs stout, met als gevolg oorvegen, in de hoek staan, en straf schrijven. Daarom verplaats ik me naar de kant waar een rij openbare telefoons staan. Ik ledig mijn Italiaanse phonecard door een babbel met het thuisfront. Twee verzamelaars springen op de plastieken kaart die ik laat liggen. Zij vechten er bijna voor !  Zijn het honden of zijn het mannen  ?  

    Mijn studie, van de mensheid die zich in Roma Termini beweegt, gaat door. Na twee uren in deze ruimte zie ik duidelijk dat er hier tussen de massa bewegende elementen zijn en ook stationerende elementen. Er zijn personen die hier beroepshalve en in een officiële functie vertoeven zoals de spoorwegbedienden en de ordehandhavers, te herkennen aan hun uniformen, en als zij geen uniformen dragen en bevelen uitdelen dan zijn deze aanwezigen zelfs chefs. Er zijn winkeliers, obers, krantenverkopers, bloemenverkoopsters, die voor hun handel aanwezig zijn.
    Er zijn toeristen, pendelaars, dagjesmensen, reizigers op de lange et op de korte afstand. Vanaf nu ga ik het hebben over die andere mensen nog, mannen en vrouwen van alle leeftijden, die in de spoorwegtempel van Rome rondhangen zonder duidelijke functie, zonder klare redenen. Wie zich stil houdt, lang genoeg observeert, zal uiteindelijk gaan beseffen wat zij er eigenlijk doen, en zal ook verwonderd zijn over hun aantal. De werkelijkheid van het bestaan van deze mensen ligt ver af van de gilden en ambachten die er een vaste stek hebben. 

    Het is wat angstaanjagend. Doch onder het prachtige glazen dak van Roma Termini  huizen als ratten en muizen vele nietsnutten, bedelaars, daklozen, dealers, gauwdieven, prostituées en prostitués, beschermers, handlangers, verslaafden, of nog andere lui die al heel lang niet meer te biechten zijn geweest, en armen die behoren tot 'de vierde wereld'. Terwijl  ik zittend op mijn krant, als een broedende oude kip rondkijk, begin ik grapjassen en deugnieten, onbetrouwbaren en zonderlingen, te kennen. Zo volg ik al een poos het rondslenteren van een oude hoer en alcoholiste, te zien aan de wallen onder haar ogen, die op de vloertegels van de stationshal ' de trottoir doet'. Mijn blik was vergeten van haar verder te volgen, en ' spiegeltje, spiegeltje aan de wand ...'  opeens komt zij op een paar passen van mij postvatten. Zij kijkt me vlak in de ogen en ik schrik omdat zij toch zo lelijk is van dichtbij, alhoewel zij van op afstand nog zeer sexy oogt. Ik laat geen krimp en zij ook niet. Wellicht kreeg zij een tip van een van haar kennissen die hadden opgemerkt dat ik interesse voor haar heb en dat ik waarschijnlijk een broek vol goesting heb. Zij wiebelt vakkundig met haar billen als zij met haar roze lange broek en op hoge hakken langs me loopt.Toch spreekt zij geen man aan, raakt zij met haar hand niemand. Volgens de wet is de oudste stiel natuurlijk niet toegelaten in het gebouw van de Italiaanse Spoorwegen. Carabinieri zijn nooit ver en kunnen ingrijpen. Een kleinere eerder onopvallende vrouw, ook op hoge hakken, staat al twee uren kaarsrecht tegen de muur op dezelfde tegel. Zij wacht ook discreet op een kandidaat voor amore con soldi. Het is een ondankbare stiel waarmee op dit uur weinig wordt verdiend. Maar dat is niet zo voor een andere dame, ook op hoge hakken, een blondje met veel sex-appeal dat al voor de derde maal van ergens terugkomt. Ja, en er zijn drie mannen die glimlachen en goedkeurend knikken naar dit paardje van betere klasse. De oude tippelaarster zit op dat ogenblik, niet op een kruiwagen voor aardappeloogst, maar op zo'n houten platte kar van de pakjesdragers uit het station. Zij rust op haar mager achterste omdat zij moet overgeven. Terwijl zij daar is, buigt zij het hoofd tussen de benen en haar witte handtas ligt in het braaksel. Dat spektakel doet mij walgen en ik besluit van met have en goed, met mijn pelgrimsziel en met de inhoud van mijn zwembroek, naar een andere afdeling van Roma Termini te verhuizen. Ik laat mijn vervoerbewijzen knippen, stap door de controle met mijn mijn fiets en mijn bagage, en weldra kom ik op de perrons waar mensen zijn die de trein willen nemen, want ik had lang genoeg vertoeft in het vagevuur waar dames van lichte zeden mij wat in de war brachten.










    30-12-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug naar het Noorden.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Het was nog vroeg in de bleke ochtend toen ik wakker werd, en ik wist zo'n twintig nare seconden werkelijk niet wie de man was die in dat bed had geslapen. Ik voelde mij iemand anders, een vreemdeling, een voorbijganger, daar op die kamer, doch ik had geen angst. Mijn lang leven was een gekwelde tijd geweest. Voorbij negentienduizend dagen, een afgerolde bobijn, voorbij twee derden van mijn bestaan, en precies was ik gekomen op de scheidingslijn van de som van de twee eerste delen, jeugd en volwassenheid en van dat volgende deel, mijn toekomst, mijn oude dag. In de  prille ochtend, daar en toen, werd ik echt wakker toen ik in de frisse badkamer stond van het Hotel Flora. De weg die verder loopt dan Rome had ik ver genoeg afgelegd. Nu brak voor de oudere mens die ik was geworden een nieuwe dag aan die me terug huiswaarts zou laten keren. Al de andere dagen van de rest van mijn leven waren in aantocht. Ik moest weer op pad. Om sterk te zijn nam ik een heerlijk ontbijt met water, koffie, broodjes met honing, kaas en hesp. Daarna op de hotelkamer sorteerde ik mijn spullen. Al wat ik niet meer nodig zou hebben was bestemd voor de afvalberg van de lieflijke stad Frascati. Met enige moeite kon ik overschakelen van zes tassen naar twee volle Karrimors en een sportzak. De rekening werd betaald met een Golden Eurocard om te bewijzen dat iemand die met de fiets reist even kredietwaardig is dan zij die met dure wagens hotels bezoeken. Mon ami l'africain was nog altijd van dienst. Die keurige kerel kwam me  'bonne chance' wensen toen ik wegreed.

    Goeie vaart tussen de bomen in de bergaf van Viale Veneto, maar even is het toch weer ' ik-riskeer-mijn-leven ' op de steenweg tussen de wagens. Terwijl de mooie stad van Stan Ockers achter me nog in de zon blinkt rijd ik terug door de campagna romana op de Via Appia Antiqua. Ik stop weer aan de winkel op vier wielen die ik al de vorige dag bezocht en daar koop ik blikjes cola. Tiens, ... die oude erotische werkster van gisteren zit er nog steeds op haar stoel en zij is in slaap gevallen met een flink stuk van haar Dolce Vita bloot. Zo'n kleine zelfstandige hoer klopt dus nog langere werkdagen dan de vrachtwagenchauffeurs in het internationaal vervoer. Dezelfde oudste stiel van het zwakke vlees wordt wat verder op de antieke heirbaan eveneens uitgeoefend door zwarte meisjes, die met de heren achter de struiken verdwijnen  'per amore con soldi' . Wat later, doch nog steeds een stuk voor het middaguur, zie ik een schitterende negerin in een te klein geel kleedje uit een grote wagen stappen.Minder dan twéé minuten later rijdt zij me al weer voorbij gezeten achteraan op een 50cc motor, met een vrouwenliefhebber met zwarte bril die haar prijs kent en voor haar diensten een hele week had gespaard.

    Ik bereik de Catacomben van San Sebastiano. Daar werd, zéér lang vooraleer wielrenners de martelaren van de weg werden genoemd, een imposant kerkgebouw gezet ter ere van de Heilige Sebastiaan, de allereerste martelaar van het vroege christendom. Ik integreer me tussen een groep Engelse bezoekers en daal met hen mee neder naar de ondergrondse wereld, de catacomben die reeds in de XIXde eeuw door de toeristen werden bezocht. Het bezoek is aangenaam alhoewel wat akelig. In de geheime labyrinten waar de eerste gelovigen van de Kerk zich hadden verscholen is het heerlijk fris en zijn er geen onaangename geuren. In de donkere zerkgangen, vol met het stof van massa's lichamen van heiligen, vrome maagden, martelaren, en van duizenden onbekenden, wordt zelfs een moedige pelgrim kleintjes terwijl het begrip ' Memento, homo, quia pulvia es et in pulverem reverteris ' door zijn hoofd wriemelt. Maar de sfeer van de tweeduizend jaren oude begraafplaats  wordt op dat moment wat bedorven door enkele boys die onder de grond zich als geile jonge mollen gedragen en hun girlsfriends die giechelen omdat zij in die duistere omgeving gekieteld worden buiten het oog van hun groepsleider. 

    Nabij Sint Jan van Lateranen post ik de allerlaatste zichtkaartjes van Rome, voor personen die ik bijna vergeten was.Mijn stratenplan is ondertussen verfrommeld maar nog steeds van veel nut. Het is ondertussen lunchuur in Roma City en dus minder druk omdat velen pasta aan het eten zijn. Alzo kom ik vlot tot Roma Termini. In dat spoorwegstation schuif ik aan in de rij voor reservaties om wanneer het eindelijk mijn beurt is te vernemen dat op de trein die ik wil nemen geen plaats meer is. Zo word ik gedwongen van nog één dag langer te blijven. Ik moet nadien aan een ander loket gaan aanschuiven, terwijl mijn fiets en reistassen op korte afstand blijven omdat ook tijdens de laatste uren van een reis de dieven kunnen toeslaan. Het is daar trouwens vol met allerlei onhebbelijk volk. De spoorwegbedienden willen geen kredietkaart aanvaarden en zo verdwijn ik weer uit de rij van de internationale treinreizigers om op zoek te gaan naar een geldautomaat. Iedereen is hier zenuwachtig, vooral ikzelf. Niemand is vriendelijk achter de loketten. Geen flauwe kul, vreemdeling  ' Dica ...' wat gij moet hebben, stel geen domme vragen, en ga verder want wij hebben toch zoveel werk en zelfs niet de tijd om een koffietje te gaan drinken. Voor Roma-Namur moet ik 255.700 lires afdokken, en daarbij komt nog 40.600 lires om mijn plaats te reserveren, alsook 24.000 lires voor mijn fiets. Ik betaal met het geld dat ik tien minuten eerder uit de automaat kon halen. Oef, wat duurde dat lang, maar nu heb ik in mijn hand drie kaarten die mij de zekerheid geven dat ik binnen 30 uren zal mogen zingen van  ' Arrividerci Roma '. Gelukkig is het toch geen eeuwigheid meer dat ik in deze eeuwige stad zal verblijven, en daarom wil ik nog even doorgaan met een sterk gespierd toeristisch programma. Maar, ik moet eerst en vooral toch nog slaapgelegenheid zoeken voor de komende nacht. Ik beweeg me terug door de drukke straten die ik al redelijk goed begin te kennen. Bij Rosati op de Piazza di Popolo neem ik plaats op het terras en bestel er een fles spuitwater van het merk Appia, insalata, lasagne, voor 35.000 lires. Een uurtje later bereiken Olive Green, ikzelf, en drie barstensvolle reistassen weer de ons vertrouwde jeugdherberg van de Foro Italico. Op kamer 12 krijgen we het bed 10. Het personeel aan de balie bestaat nog steeds uit dezelfde gezichten, maar het bonte jeugdige klienteel is helemaal veranderd, behalve dan het blonde meisje met de gekrulde vlechten en met de Bo-Derek-look. Zij is er nog steeds, vreemd en mooi, een zeemeermin op het droge, een engel die romans leest. Een zwerm jongens drumt zich rond haar, maar niemand krijgt blijkbaar een kans. Zij wacht op de kunstschilder voor wie zij model zal mogen zijn, of op de Marcello Mastroiani van haar dromen. 

    ( tekening van Pieter Breugel die te voet naar Rome was gegaan)

    27-12-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    23-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hotel Flora te Frascati.
    Nog twee dagen en dan moet ik weer naar België, zo is mijn lot, maar mijn toekomst oogt goed want ik zal niet meer moeten werken, vermits ik op vervroegd pensioen ben met een schoon gewaarborgd inkomen.  Ik zou wel eens naar Mauritius willen vliegen, geboorteland van de barman die me een nieuwe Carlsberg heeft ingeschonken.

    ' Il faut le faire, mon cher monsieur...' is zijn goede raad. De barman loopt even naar een tafeltje waar ondertussen twee mensen zijn komen zitten. Watertje voor haar en cognac voor hem. Tijdens mijn legerdienst toen ik twintig jaar oud was, ben ik ook barman geweest , op het Kasteel Arenberg bij de paracommando's te Marche-les-Dames. Ik zie hoe de barman de fles buigt en het mooie glas een weinig vult. Ik trakteer de beleefde zwarte op een expresso. Hij drinkt nooit alcohol. ' Ik sta hier jusqu'au matin' , zegt hij.

    Mannen gezeten op een barkruk met een grote pint in de hand praten graag over vrouwen , en dat doen wij ook. ' Ik heb veel mooie Afrikaanse vrouwen gezien langs de weg die ik per fiets heb afgelegd. Zij waren eigenlijk te schoon om de oude stiel zo ergens langs de steenweg te doen. Wat is uw mening als Afrikaan over dat ... ? ' vraag ik.
    ' 50.000 lires. Het is rap verdiend. Maar die meisjes zelf hebben er niet veel aan. Het zijn goed georganiseerde mannen die deze markt overheersen. Moderne harde business, met alarmsystemen, draagbare telefoons, brutale toestanden, bescherming van hogerhand, meer weet ik er niet over want het is niet mijn vak. Die dames komen niet uit mijn geboorteland, maar meestal uit Zaïre. Zij zijn zeer anders, verschillend van ras, moedertaal, godsdienst en opleiding. Wat hebben een Noorse en een Italiaanse gemeenschappelijk ? Wel, tussen Zaïre en Mauritius is het verschil nog veel groter.'
    Deze ober is iemand met een vlotte tong. Hij spreekt de Franse taal met een mooi accent, terwijl hij op zijn Italiaans de woorden bevestigt met grote beweeglijke handen. De andere man aan receptie en telefoon wenst even vervangen te worden, en zo komt aan ons gesprek een einde. La journée a été bonne. Bonne nuit. Met mijn oud lijf kruip ik onder de lakens van Hotel Flora.

    - Op het plein voor de kerk is er altijd veel volk.

    - Ingang van het hotel.

    - De witte wijn van Frascati is reeds eeuwenlang geprezen.






    23-12-2009 om 13:41 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pelgrim te Frascati.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Nu ben ik hier te Frascati, éénenveertig jaren en één maand later. Ik rijd die kleine stad binnen.
    Het is op een warme namiddag van september en op een toren wijst het uurwerk dat het bijna kwart voor drie is. Ik geen geval wil ik hier sterk finishen zoals wijlen Stan Ockers want niemand zal dat ooit nog kunnen omdat die prestatie van 1955 toch zo enorm was.

    Ik moet trouwens niet meer presteren, in niets, sedert drie maanden ben ik uitgestapt uit de actieve bevolking. Ik kon mijn prepensioen bekomen op 52 jarige leeftijd  na de fusie van de ASLK en de GENERALE die werden verenigd onder de nieuwe naam FORTIS. Ik ben iemand van de derde leeftijd en heb nu alle tijd om te fietsen. Ik heb daarom  3.022 km gereden van Landen tot Frascati.  Mijn tocht eindigt op deze zondag. De Giro, de Vuelta, en de Tour, eindigen op een zondag, en mijn pelgrimstocht doet dat ook. Op zoek naar een hotel toer ik even rond door Frascati. Vandaag mag het wat meer kosten, want dit is een speciale dag. Ik vind een grote villa met naam Hotel Flora, de bloemen voor mijn aankomst over de eindmeet. Op deze ultimo giorno boek ik een kamer met ontbijt voor 140.000 lires. Het is een prachtige kamer, met kleurentelevisie, badkamer in witte keramiek, en ik gooi mijn vuile en vieze fietstassen op een hoopje in een hoek. Dertig seconden later ben ik al poedelnaakt en in de badkamer draai ik de kraan van het warme water open. In de badkuip geniet ik een half uur in veel schuim. Nadien ga ik languit op het grote bed liggen met twee grote witte handdoeken over vermagerd lijf dat er beter uitziet dan aan mijn vertrek, na het verlies van ongeveer acht kilo's vet. Ik voel me als een Imperator, een Keizer van Rome.  

    Van zodra Antwerpen op de hoogte kwam dat een Sinjoor wereldkampioen was geworden begonnen daar grote feestelijkheden. Stan Ockers kreeg een uitnodiging voor een audiëntie bij de paus, maar zijn vliegtuig staat al klaar om naar huis te vliegen en hij weet dat in de buurt van het Centraal Station zoveel gewone mensen op hem wachten. Inderdaad te Melsbroek staan 5000 gelukkige supporters. Een lange reeks plechtigheden, feesten en ontvangsten zijn gepland. Maar merkwaardig is wel dat Stan en zijn gevolg van Melsbroek eerst naar het kabinet van de Minister van Volksgezondheid en Sport Edmond LEBURTON worden gebracht.  - ( zie op datum van 10/10/2009 op deze blog waar niet zonder reden Leburton tussen de heiligen stond ) - .  In een open wagen wordt de verse wereldkampioen daarna plechtig langzaam naar Antwerpen gebracht. Langs de wegen staan ontelbare sportliefhebbers om hem toe te juichen. In het centrum aan de Gemeentestraat en op het Astridplein verzamelden 20.000 mensen. De volgende dag wordt de wielerheld ontvangen door Koning Boudewijn op het paleis te Laken. Tijdens die week wordt de sympathieke sportman ook ontvangen door de burgemeester van Antwerpen en weer vieren duizenden supporters feest. Aan de jonge prins Alexander van België schenkt Stan Ockers de fiets waarmee hij had gewonnen. Zo stond toch in alle kranten en dat was een geslaagde publicitaire stunt van fietsenconstructeur Léon Vanderhulst van Elvé-Peugeot.Na de dagenlange feestvreugde moest er weer worden gekoerst, voor dikke contracten uiteraard, maar ook in Parijs-Tours en in de Ronde van Lombardije, met als inzet de Desgrange-Colombo Trofee. Stan Ockers zou Louison Bobet achter zich laten en hij wint dan ook nog dat jaarklassement. Stanneke Ockers uit Antwerpen was een zeer bijzondere wielerheld.

    19u 00 . Ik poets mezelf op en vertrek uit mijn hotel voor een wandeling. Iedere zondag stuurt Rome veel van haar verliefde paartjes naar het leuke Frascati met de vele restaurants en wijnkelders.Op het plein voor de kerk staan tenten opgesteld. Een tentoonstelling verzamelt geld voor de gehandicapten en voor de kinderen uit de Derde Wereld. Elders is het markt met plaatselijke delicatessen en wijnen. Bakkers bevelen koeken aan in de vorm van vrouwen die drie borsten hebben. Op de straathoeken laten schilders en artistieke handarbeider hun kunde zien. Voor een portie ijs moet men niet ver lopen. Overal geraken de slenteraars wel van hun lires af. Maar het frissere Frascati, waar wat wind de avond zalig maakt, is vooral bekend door een ring van terrassen. Vanaf de Piazza Marconi is er een wijds uitzicht tot Rome met verrukkelijke silhouetten tussen hemel en aarde. 

    De akkers, bomen, kastanjebossen, planten, water, lucht en mensen van Frascati behoorden altijd toe aan de rijke Romeinse patriciërs en prelaten. Het landschap ligt er nog zoals tijdens de Renaissance, op voorwaarde dat de ogen van de hedendaagse toeschouwer de auto's niet willen zien. Tussen huisgevels die afschilferen, temidden van volk op straat en rode pannen op de daken, ga ik op zoek naar om het even wat, maar ik vind het nog niet. Soms blijf ik staan omdat ik stil word  na het aanschouwen van een oude steen, een fontein, een straatmuzikant, een bloem of een mooie Italiaanse vrouw. Mijn honger wordt ondertussen te groot. Ik stap een gewelfde kelder binnen waar een oven heerlijke pizza's bakt. Ik vertel de ober dat ik per fiets vele dagen heb gereden omdat mijn jeugdidool, de campionissimo uit Antwerpen Stan Ockers in 1955 te Frascati campione del mundo was geworden. Hij zegt flauwtjes dat hij toen nog niet was geboren, noteert antipasta, pizza peperoni, vino bianco, gelati della casa, en loopt vervolgens naar de keuken.

    Wat later komt een andere man me een aperitivo special aanbieden. Hij is de baas van het restaurant en de vader van de ober. Hij vult twee glaasjes met een vocht van gele kleur en zegt  ' Bravissimo, Stan Ockers   ...." . Op 28 augustus 1955  was hij een van de tienduizenden razende tifosi die het allemaal hadden gezien op die warme dag van toen. Over zijn lippen komen de namen ... Monti, Ockers, Coppi,  Derrick... maar bij het zeggen van die vierde naam ... slikt hij nog wat aperitief.

    Het restaurant is een eenvoudige maar inspirerende ruimte, waar ik me goed voel. Dit uur, waarop mijn grote overwinning in alle stilte gevierd wordt, laat in mijn diepste plooi een onvergetelijke herinnering achter. De lichten van Frascati zijn aangestoken en in de verte fonkelt Rome.Wat onder  invloed na een fles wijn stap ik in de richting van mijn luxueuze slaapstee Flora. Aan de receptie is de jonge vrouw van de namiddag vervangen door twee keurig geklede mannen, een kleine Italiaan met grijze haren en een Afrikaan. Deze laatste zegt beleefd  ' Bonsoir, Monsieur ...' om te laten horen dat hij ook Frans spreekt. Op de kamer kijk ik wat naar de televisie, maar ondanks mijn gezap kan ik uit die kleurenkast niets halen. Ik ga daarom terug naar beneden in de open lucht om te zien hoe mijn tweewieler het maakt, mijn Olive Green. Mijn tochtgenote staat achter een muurtje, vastgeketend aan zware maar propere vuilbakken, op de parking van Hotel Flora. Vermits onweder dreigt, gebruik  ik twee plastieken vuilzaken om haar wat te bedekken. Op dezelfde plaats staan schone wagens van de merken Saab, Mercedes, B.M.W. en Lancia. Luxe-auto's die misschien nog nooit van Rome naar België reden of ooit zullen rijden, terwijl mijn vervoermiddel dat al wel kon. 

    Vermits ik na het nemen van mijn bad reeds had gerust, heb ik nu nog geen vaak. De bar van het hotel lijkt me een oplossing om nog een uur verder te geraken op weg naar mijn oude dag, want nu ik alle wegen tot Rome heb afgelegd, welke zal  in mijn toekomst de volgende bestemming worden. Ik vraag een grote Carlsberg en probeer daarover na te denken aan de toog met veel glitter. Nadat een groepje mensen vertokken is, zit ik daar alleen. Ja, natuurlijk liggen op dit uur al de kerels die met hun schone wagens op de parking staan ondertussen reeds onder de lakens met een aan hun voorkeur aangepaste schone dames. 

    De negro-barman heeft niet veel werk en wil dus wel wat praten.
    Ik vraag uit welk land hij komt, want dat is toch een treffelijk begin volgens mij.  " Ik ben Zwitser van nationaliteit antwoordt hij ! " 
    " Ze zijn daar in princiepe toch niet zwart ...' vervolg ik.
    Hij vertelt me dat hij reeds 43 jaar oud is. Hij weet dat iedereen hem jonger schat.
    " Ma vie s'est déroulée en Ile Maurice, à Paris, Genève, Zürich, et maintenant Rome. Sans famille, sans frontières, mais toujours dans la restauration et dans les hotels. "
    Hij vindt Rome de beste plaats om te leven, te vergelijken met nergens. Er zijn wel enkele maanden nodig om er zich thuis te voelen. Men moet wat geduld hebben. C'est super sympa ici. !

    19-12-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oersterke STAN OCKERS wordt wereldkampioen.
    Vermits de banden mijn eigen fietsje weer plat waren, omdat ik veel door steegjes reed tussen de doornenhagen of door holle weggeven waar mosselschelpen en glasscherven lagen, nam ik mijn moeders fiets en op die bewuste zondag 28 augustus 1955 reed ik naar mijn grootmoeder in het nabije dorp. Daar was het immers kermis. Dan kregen alle kleinkinderen een dubbele zondagse pree en was daar koffie en taart. Maar ik koesterde ook het heimelijke plan om de velobanden te gaan platsteken van twee jongens die om mij te pesten me wat eerder een voetbalschoen hadden afgepakt na een match in een weide die vroegtijdig was gestopt door ruzie, scheldpartijen en vuistslagen. Ik verwachtte dat die jongens in de Nova zouden bezig zijn met tafelvoetbal en dat hun fietsen daar wel zouden staan. Ik kon toeslaan maar ik verdween daarom ook vlug van de kermis om geen pak slaag te krijgen van mijn vijanden en niet in een situatie te komen van één tegen allen.

    Ik bevond me dus om 18u weer aan de familiale tafel bij mijn grootmoeder waar toen mijn binnenkomende nonkel Réné aan mijn nonkel Jef vertelde dat Stan Ockers wereldkampioen was geworden. Zo verneem ik plots dat mijn groot idool gewonnen had te Frascati alhoewel hij tijdens de radioberichten van het middaguur helemaal in verliezende stelling werd gesignaleerd. Vanaf de lente 1952 was ik, als jongen van het tweede studiejaar die pas leerde lezen, geboeid hoor het proza van de wielerverslaggevers van Dagblad Het Volk en van de strips van Marc Sleen. Van alle kampioenen, pechvogels, wielergoden en wielerduivels, was het Stan Ockers die ik verkoos. Hij was dikwijls de tweede,  in het wiel van de onklopbaren, maar hij verloor nooit zijn glimlach. Hij was niet de sterkste, maar wel een heel slimme en moedige die altijd zijn best deed, en daarom ook verdiende deze Antwerpenaar de aanmoedigingen van zeer velen. Wij verzamelen zijn foto's. Wij laten hem altijd winnen tijdens fictieve wielerspelen op de speelplaats, in de Molenbeek, in de zandbak van Zwembad Olympia, op onze tekeningen of tijdens spelletjes met de speelkaarten. Als het moet vechten wij voor hem, zeker tegen de supporters van Coppi, Van Steenbergen, Kubler of Impanis.

    Maar, in het verre Zuiderse Frascati, hoe was de koers daar verlopen tijdens die namiddag ? Toen waren er nog geen televisietoestellen in onze huiskamers om de koers te volgen. De radio,  met min of meer gekraak, was er voor onze oren  en pas s'anderendaags volgde uitgebreid het wielerverhaal van die dag op de sportbladzijden van de kranten.  

    Het wereldkampioenschap 1955 te Frascati  liep over 14 ronden van bijna 21 km. Dat betekende in het totaal  293 km en 14 beklimmingen van de Crocifisso, een helling van 7,4 %.  Na de schermutselingen van de eerste koersuren, lijkt de strijd gestreden omdat 12 vluchters een grote kloof hebben geslagen op een uitgedund peleton waarin nog slechts 18 renners met goede pedaalstoot vorderen. De helft van de gestarte renners zijn na 189 km niet meer in wedstrijd.
    Maar dan gebeurt er iets merkwaardigs in het peleton dat op 10' werd gechronometreerd tijdens de doortocht aan de tribunes. Hij heeft gewacht tot aan km 200 en voor eigen publiek stormt Bruno Monti plots naar voren wanneer de achterstand is opgelopen tot 11 minuten. Op deze demarrage kan slechts Pierre Molineris reageren. Deze graatmagere Fransman was in grote vorm en dat was bekend in de Peugeot middens. Stan Ockers was van dit op de hoogte en hij gaat dan ook zeer diep om in het wiel te komen en te blijven van de twee mannen die wegsprongen. Een Romein, een Normandiër en een Antwerpenaar vormen een trio dat door vele waterslangen van de tifosi wordt bespoten. Molineris die op deze warme dag te weinig heeft gedronken kan weldra door krampen het tempo niet meer volgen en ook heeft hij een leeglopende tube, zodat hij moet afhaken. Monti die uit Albano is en van wie honderdduizend supporters langs de weg staan is niet meer in te tomen. Een overwinning zou hem de vrijgekomen plaats van Bartali opleveren in de hiërarchie van de Italiaanse wielersport anno 1955. Tijdens een achtervolging van 50 km overbrugt hij een groot deel van de achterstand terwijl de lepe Stan in zijn wiel blijft, hetgeen sportief aanvaardbaar is omdat in de kopgroep nog altijd twee Belgen rijden waaronder Germain Derycke, de bekende flandrien die in maart van dat jaar Milaan-San Remo had gewonnen en in 1953 te Lugano tweede was geweest tegen de sterkste Coppi ooit. Met twee rijden tussen een kopgroep met zeer sterke aanvallers en een peleton met Bobet, Coppi, Kubler, zou normaal moeten uitdraaien op "chasse patate", maar dat is zo niet want zelfs de allergrootsten die na Monti en Ockers volgen en worden uitgejouwd door de toeschouwers hebben lood in de wielen en vooraan zitten zij na 250 km ook allemaal dood. Monti heeft als een derny gereden, een gangmaker voor onze Stan, die een meester is om uit de wind te blijven en een uur lang 28%  minder energie heeft verbruikt dan Bruno, de Romeinse stormram. Hier mag wel vermeld worden dat Ockers in 1948 met 56,001 km/u  achter tandem en in 1956 met 61,745 km achter derny werelduurrecordman werd in het Antwerpse Sportpaleis en dat hij reeds sedert 1940 bij de beroepsrenners heel veel ervaring opdeed. 
    Bruno Monti begint te verzwakken en dan pas gaat Ockers de forcing voeren, wanneer het bord van de Italiaan leeg is. Nog één minuut moet hij goedmaken wanneer Monti moet lossen. Na 260 km springt Ockers op en over de kopgroep. Maar daarna blaast de ontketende Stan even uit en overschouwt hij de situatie. Zij lopen hem terug in. Is ook hij doodmoe  ?
    Neen, hij verrast ze allemaal. Hij is ontketend. In de laatste beklimming van de Crocifisso begint hij aan zijn eindrush. Nog even kan de Luxemburger Jempi Schmitz, die op die dag de koers van zijn leven reed, nog bijna terug op zijn wiel komen. Maar Stan geeft nog meer gas. Maurice Dieudonné meldt via de radio aan heel België dat hij een minuut voorsprong heeft en dan volgt voor alle luisteraars een verschrikkelijke stilte, weliswaar opgevuld door muziek, maar niemand gelooft dat het waar kan zijn.  En, daar komt hij dan .... de volksheld uit Antwerpen... geliefd in al onze gewesten en niet in het minste in Wallonië  ...   Stan Ockers. Ongenaakbaar, met panache, met brio, met de juiste taktiek, klein maar zo dapper, met een bijna bovenmenselijke krachtinspannig volgehouden tot aan de meet, wint hij de wereldtitel bij de beroepsrenners. Stralend, de armen wijd open, met de glimlach, verovert hij de regenboogtrui.

    UITSLAG VAN HET WERELDKAMPIOENSCHAP 1955 TE FRASCATI  :

    1.   STAN OCKERS  -  293 km in 8u 43'29" ( gem.33km597)
    2.   Jean-Pierre  (Jempy) SCHMITZ  op  1'03"
    3.   Germain DERYCKE  op  1'15"
    4.   Gastone NENCINI 
    5.   Marcel JANSSENS   op 1'40"
    6.   Jacques ANQUETIL
    7.   Pasquale FORNARA  op 1'50"
    8.   Raphaël GEMINIANI  op 2' 45"
    9.   Antonin ROLLAND   op 7'35"
    10.  Bruno  MONTI    op 12'52"
    11.  Pierre MOLINERIS  op 13'39"
    12.  Agostino COLETTO  op 16'32"
    13.  Nino DEFILIPPIS op 17'52"
    14.  Ferdi KUBLER   op 18'58"






    18-12-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zondag 28 augustus 1955.
    Op oudere leeftijd gekomen doorloopt een man soms zijn leven, periode na periode, en zo botst hij dan terug op de ene of andere dag die eens belangrijk was geweest omdat de gebeurtenissen van die ene dag nooit meer werden vergeten. Zo is 28 augustus, de laatste zondag van de grote vakantie 1955 voor mij zeer belangrijk. Ik was elf jaar oud en van de stoute kapoentjes van mijn straat , van mijn dorp zelfs, was ik op die leeftijd de grootste, de slimste, de dapperste, omdat ik door de Goden op deze wereld werd gezonden als oudste zoon van Fille van Lenkes en dat was toen een sterke  manspersoon. Die vader van mij had enige tijd eerder de beslissing genomen om me uit het dorpsmilieu te ontrukken en me te plaatsen in het strenge internaat van het Klein Seminarie te Sint -Truiden waar ik samen met 51 andere jongens de klas van het voorbereidend jaar, het zevende studiejaar van de lagere school, zou bevolken. De stokoude schoolmeester Ballings, geholpen door de eerwaarde studiemeesters Stuka en Fonske, zouden daar verder zorgen voor mijn opvoeding en toekomst. Het was een christelijke school waar in die dagen de betere geesten werden gekweekt in de klaslokalen en goede voetballers op het schoolplein. Naast die plaatsen waren er nog de gangen, de eetzaal, de slaapzaal, de trappen, de grote kerk met harde knielbanken, de bezoekerszaal, de speelzaal, de kamers van de geestelijke leiders, en de Napoleon trap die leidde naar het bureel van kannunnik Dupas, directeur van de school. De soep was er slecht en de worst was er heel dun. De missen, de vespers en het lof, duurden er oneindig lang. Gewijde Geschiedenis was in het Kleine Seminarie het voornaamste vak, in afwachting van Latijn en Grieks. De straffen vielen er talrijk en om het tussen die muren uit te houden tot aan de verlofdagen van Allerheiligen was het erg zwaar. Op 28 augustus 1955 waren mijn moeder en mijn tante reeds op al mijn kleren een strookje met mijn naam aan het naaien, want mijn valies lag reeds klaar. Mijn verbanning was nabij. Ik zou worden opgesloten bij de priesters van de prinsbisschop. Mijn kinderjaren werden met één jaar ingekort want het zesde studiejaar zou ik alzo nooit doen, omdat ik werd omhoog gestampt naar het zevende studiejaar. Alhoewel ik het in die klas goed deed ,want ik scoorde hoog in opstel, geschiedenis en Franse taal, waardoor ik me algemeen vierde of vijfde klasseerde op mijn rapport. Ook op de speelplaats was ik goed en zelfs voetbalde ik daar met kameraden uit Wallonië waaronder de latere Rode Duivel Roger Claessen. Toch eindigde mijn opleiding tot pastoor, missionaris, of pater, reeds na tien maanden omdat ik op de andere hoger geciteerde plaatsen me te vaak had laten opmerken door babbelen, lachen en vooral door vechten tegen leerlingen van hogere klassen. Zo scoorde ik eens nul op gedrag en daarom zou ik op het einde van dat schooljaar na het beklimmen van de Napoleon trap moeten horen dat ik buiten die school moest wegens ongehoorzaamheid, weinig godsvrucht  en totaal geen respect voor hiërarchie.

    Frascati, zondag 28 augustus 1955.
    Aan de start van het wereldkampioenschap op de weg voor beroepsrenners staan die ochtend 65 deelnemers uit 10 landen.
    Duitsland met Hans Junckermann, Hans Preiskeit, en Heinz Muller (wereldkampioen 1952).
    Australië met Russell Mockridge (een crack op de wielerbaan)
    België met Jean Brankart, Fred De Bruyne , Germain Derycke (winnaar Milaan-San Remo '55), Stan Ockers (groene trui Tour '55, winnaar Ardeens Weekend '55), Briek Schotte, André Noyelle (Olympisch Kampioen), Marcel Janssens, Emile Van Cauter (kampioen van België), acht zeer sterke mannen die allen kunnen winnen in zo'n zware koers over 293 km. Rik Van Steenbergen en Raymond Impanis ontbraken.
    Spanje met Miguel Poblet en Bernardo Ruiz, felle kleppers die snel en taai zijn.
    Frankrijk met de gebroeders Jean en Louison Bobet(wereldkampioen '54, winnaar Tour '55 en Ronde van Vlaanderen '55), Jacques Anquetil, Raphaël Geminiani (le grand fusil), André Darrigade( champion de France), met drie ploegmakkers die in grote forme zijn Pierre Molineris, Antonin Rolland en Gilbert Scodeller.
    Jean Forestier (winnaar Parijs-Roubaix '55 en Ronde van Vlaanderen '54) is niet van de partij.
    Engeland met de uitstekende Brian Robinson en waar wielrennen op dat moment  na jarenlange ruzies weer opbloeit.
    Nederland  met hun nationale kampioen Thijs Roks, Jos Hinsen ( winnaar Zürich- Thonon les Bains in de Tour '55),  Jan Nolten en Hein Van Breenen , maar zonder de legendarische Wim Van Est en Wout Wagtmans.
    Italië dat na verschillende selectiekoersen koos voor de regionale vedette Bruno Monti(  2 X winnaar Rome-Napels-Rome) en voor de jonge Gastone Nencini, terwijl de campionissimi Fausto Coppi en Fiorenzo Magni omringd werden door Pasquale Fornara, Nino Defilippis, Aldo Moser en Agostino Coletto. Gino Bartali nam wat eerder zijn pensioen.
    Luxemburg met Marcel Ernzer, winnaar van het Ardeens Weekend '54,  Willy Kemp (winnaar van Namen-Metz in de Tour '55- ex-wereldkampioen studenten) en Jempy Schmitz, een jonge klasbak .
    Zwitserland was aanwezig met superman Ferdi Kubler en met de winnaar van de Giro '55 Carlo Clerici. De mooie  Hugo Koblet was afwezig.

    Een dag eerder stonden drie Italiaanse amateurs op het podium. Vele landen vaardigden in 1955 slechts amateurs af naar de wereldkampioenchappen.

    DE KOERS  :
    De brandende hete zon spoorde de beroepsrenners aan tot een voorzichtige start. De Hollanders van Kees Pellenaars waren toen vaak de aanvallers, de  'baroudeurs de la première heure' en in de tweede ronde is Degroot weg met Bovay. Verschillende acties op het geaccidenteerd terrein brengen een tiental renners in de tegenaanval, terwijl het peleton in lange sliert volgt op meer dan 5 minuten.
    Daan Degroot die in de Tour na een lange vlucht in de warmte Millau-Albi won is weer goed bezig maar hij rijdt tegen een toeschouwer en smakt tegen de grond. Geminiani en Schmitz komen uit de achtergrond sterk naar voren.  Ook de Belgen Janssens en Schotte proberen dit, maar de tweevoudige ex-wereldkampioen  moet zich rechtzetten want hij is in geen goede dag. De Bruyne en Derijcke rijden mee vooraan in een kopgroep die afbrokkelt en dan weer samenkomt.  De grote favorieten Fausto Coppi en Louison Bobet sparen hun krachten, doch zij sleuren het peleton mee naar een achterstand van 10 minuten.

    Tijdens de nieuwberichten van 13.00 u meldt het N.I.R. via haar reporter ter plaatse Maurice Dieudonné  dat twee Belgen vooraan in de koers meedoen , Janssens en Derijcke, maar dat de zes anderen geen goede indruk geven. Zij hebben last van de grote warmte en volgen daarom met moeite in het uitgedunde peleton of zelfs daarachter.

    Foto's van enkele renners die in 1955 meereden te Frascati :











     Daan De Groot



     de campionissimo Fausto Coppi

    17-12-2009 om 05:37 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op de Dag des Heeren naar Castel Gandolfo.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Terwijl ik een blikje cola leegslurp, weeg ik af wat ik zal gaan doen. Ik beslis van te durven wat ik niet mag. Met groot risico breng ik mijn zwaarbeladen tweewieler al lopend over de helft van de snelweg. Daarna til ik mijn velo over de vangrails, doe een stap tussen het onkruid, en observeer het rijdend gevaar aan de andere kant. Tijd om fit te zijn en goed uit te kijken is dit. Ik vul mijn longen met lucht en snel als een kat naar de andere vangrails waarover ik wip en verdwijn. Was dit cyclocross van hoog niveau ofwel buitenmaatse waaghalzerij ? Kwaad getoeter en protest van aanstormende wagens bewijzen dat ik dit toch maar niet had mogen riskeren. Oef, ... dat was nipt, en te gevaarlijk... ! Ja, eigenlijk was het tweeduizend jaren geleden in de arena als gladiator tussen de wilde beesten niet gevaarlijker dan tijdens deze jump over de autosnelweg. Zo kan ik wel verder de Via Appia Antiqua volgen. Weldra is deze nog maar berijdbaar voor landbouwrijtuigen. Ik fiets doorheen een niemandsland op een weg in slechte staat. Dit is een ontgoocheling, maar weldra komt ten Oosten van Rome Ciampino  en daar ligt een kleine luchthaven.

    Ik doe daar een poging om een ticket naar Brussel te kopen. Mijn zwak Italiaans is onvoldoende om te begrijpen wat zij me daar allemaal willen uitleggen. Even later verschijnt gelukkig een man die Frans spreekt. Met Viking zou ik op die zondagavond om 20u00 ofwel de volgende ochtend maandag om 8u.00 naar huis kunnen vliegen tegen een gunstige prijs en dit op een mogelijk lege zitplaats die echter niet meer kan gereserveerd worden op dat uur. Mijn fiets mag gratis mee op voorwaarde dat hij is ingepakt, op platte banden staat met stuur en pedalen afgeschroefd.  Net voor mijn vertrek zal een eenvoudige telefoon naar Viking Brussel voldoende zijn om met mijn Golden Eurocard te betalen. Dit is toch een onzekere oplossing die me wellicht zal verplichten om een nacht in de wachtzaal van de vlieghaven van Ciampino door te brengen. Maar plots besef ik dat ik op deze zonnige zondag nog niet rijp ben om al terug naar huis en naar vrouw, dochters en hond  te gaan. Ik verlaat Ciampino met een spurtje  en ben maar al te blij dat ik nog wat langer pelgrim kan zijn in de  buurt van Rome.

    Het is me nu duidelijk dat ik toch maar met de trein mijn terugreis zal maken. Ik had al ervaring met luchtreizen. Toch ben ik niet vertrouwd en vind ik het niet zo denderend in luchthavens met al die boardingpassen en landingsbanen, piloten en airhostessen, Boeings en terminals, security en douane, en met al het andere dat daar rondfladdert, te zien en mee te maken valt. Nooit werden mijn jongensdromen daarmee geanimeerd. Te Ciampino meevliegen met zo een Vikingvogel was niets voor mij. Terwijl ik weer als een jonge arend op mijn fiets zit, denk ik aan Icarus die zo hoog wou vliegen tot waar de zon de was van zijn vleugels deed smelten en hij zonder valscherm moest landen op zee waarna niets meer van hem werd gehoord. Icaros was een Griek en geen Romein.  Hé, zouden me niet verder fietsen tot Griekenland, tot Olympia ?

    Ik moet de teletijdmachine in mijn kopje wat terugdraaien naar deze eeuw.Weg van mij die antieke dagdromen ! Rome lost me niet uit haar krachtige greep, want zij is een oude grote inktvis en een wolvin.Haar tentakels, tepels en klauwen blijven me vasthouden. Ik ben haar welp. Zoals zij met velen deed die voor een week, voor een maand, naar haar zeven heuvels kwamen, wil zij ook mij voor een langere tijd als haar gast en haar vriend. Zij is een vreemde goede moeder die niet wil dat wij naar huis gaan.

    Lekker trappen dan maar op onze pedalen in de richting van Castel Gandolfo waar de Heer Johannes-Paulus II zijn adres heeft op Italiaanse bodem. Zo betaalt hij waarschijnlijk minder belastingen aan de duivelse fiscus van het Vatican en van Polen. Ondertussen zal de hoogmis die hij voor deze voormiddag opdraagt al zijn afgelopen. Ik verlies mijn gewoontes niet. In de hoogmis van de parochie uit mijn jeugd , Sint Lambertus te Walshoutem, waar " Toine de Suisse" fier paradeerde met zijn speer, kwam ik meestal te laat tot ergernis en zelfs tot woede van mijn christelijke ouders. Niet de hoogmis was belangrijk toen, maar wel het kleine café aan de kerk. Daar kregen we altijd schone troefkaarten in de hand, dronken we onze eerste pintjes, rookten wij al sigaretten. Er was ook een jukebox, een vogelpikblok, een houten tabel met voetbalklassementen, alsook een foto en een beker van een vroegere wielerkampioen. Marie stond in de Rio met haar zware borsten achter de tapkast, wij hoorden moppen en zattemanspraat, en reeds vooraleer we moeders soep moesten gaan eten was onze zondagse pree al op, zodat er weer plaats in onze lege broekzak kwam.

    Nadat ik in de Campagna Romana weer grotere wegen bereik, daagt de vermaarde klim van Castello op. Ik blaas even uit en rijd dan gezwind naar omhoog. Is dit nu de Rocca di Papa waar de campionissimo Alfredo Binda in 1932 ten aanval trok om wereldkampioen op de weg te worden of lag die klim ergens anders ? Hoge tuinmuren versmallen de weg. Olive en ik bereiken fier en vrolijk de top. Niet veel later arriveren wij aan de woonst van de paus. Aan zijn voordeur staan  mannetjes van de Zwitserse Garde, soldaten-hellebardiers, in rood, geel, blauw uniform. Traditie en folklore uit de XVIe eeuw, maar toch dreigen zij daar met een levensgevaarlijke lans. De veiligheid van de hoogste leider van de Kerk is een belangrijke taak voor deze soldaten. Reeds vaak probeerden gestoorde kerels de paus te vermoorden om verschillende redenen, ook al was het maar om in de headlines van het wereldnieuws te komen. De jongens van die fleurige Zwitserse Garde ruilen daarom ook na hun wachturen aan de voordeur of elders hun gekende kledij en gekleed als gewone burgers of ook als getrainde beroepssoldaten van de 'special forces' staan zij steeds paraat om in te grijpen tegen terroristen. Deze Servizio di Vigilanza is niet te onderschatten. Vaticaanstad is maar 44 ha groot maar heeft een modern leger dat zeer veel geld kost .
     
    In het koele water van de fontein op enige afstand van de deur van zijne hoogheid was ik even mijn kop en mijn armen. Nadien loop ik rond tussen de restaurants, antiekwinkels, als een nobody gemengd tussen de menigte. De prijzen om te eten zijn hoog en nergens lokken bepaalde spijzen me, zelfs niet de ijsjes die van matige kwaliteit en hoeveelheid zijn. Het gebrek aan ruimte op de stoepen geeft me geen goed gevoel en ook mijn eetlust is erg zwak.Vaarwel daarom Castel Gandolfo  !

    Want vandaag wil ik met mijn voorwiel verder naar Frascati. Af en toe vertraag ik wat om te genieten van de mooie panorama's. Ik bereik een prachtig meer. Groen, turkoois, blauw, bootjes, een diepe kom vol water, de krater van een vulkaan en wat is het in volle zon heet rond Lago Albano. Langzaam, geleidelijk, met veel moeite, schuift de weg onder mij voorbij. Ik voel me los van de onzinnige zorg van de stervelingen die zoeken naar geld en rijkdom, zinnelijk genot en macht over anderen. In fiets in het licht en in de warmte van de zon verder over een golvende weg. Puro e disposto a salire alle stelle. Ik voel me goed, zuiver geworden door mijn tocht en geschikt om op te stijgen naar de sterren. In een afdaling maak ik wat vaart. Mijn bewustzijn is weer troebel wegens het door de hitte zinderende wegdek en door mijmeringen die doorheen mijn hoofd lopen zonder dat ik er veel aandacht aan geef. Ik zie niet eens dat ik voorbij een groot bord fiets. Maar op dat ogenblik ontwaar ik ook een geschikt hoekje voor een korte sanitaire stop. Ontspannend plas ik in het droge spichtige gras. Da per tutto dove vuol.  Daarna rijd ik toch maar eens 50m terug om met voldoende aandacht naar het bijzondere bord te kijken. Mijn ogen zien duidelijk dit :
    Frascati. Comune d'Europa. Gemellato con Bad Godesberg (D) - Kortrijk (B) - Saint Cloud (F) - Maidenhead (GB) -  Frascati 322 m boven de zeespiegel. Ik ga even rustig op een betonblok zitten en pak een lauwe slok uit mijn bidon.  Ik ben een gelukkig man.

    15-12-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De nieuwe liefde van Susan.
    Sedert 2002 heeft zij een ster op de Walk of Fame van de Hollywood Boulevard en dat betekent dat zij een heel grote dame van de film en de televisie is die Oscars en andere prijzen heeft gewonnen, vele liefdesaffaires en parties heeft overleefd, en miljoenen dollars op haar bankrekening heeft zien binnenstromen. Ondertussen is Susan Abigail Tomalin geboren op 4 october 1946 toch al 63 jaar oud geworden en moet zij regelmatig sporten om haar lijn te bewaren.
    Wereldberoemd werd deze actrice als Susan Sarandon (naam van haar eerste echgenoot) door films als Dead Man Walking, Thelma and Louise, The witches of Eastwick, The Client, Lorenzo's Oil, The Rocky Horror Picture Show, The Great Waldo Pepper.  Zij heeft drie kinderen uit vroegere relaties maar is de laatste jaren ook fel  in de politiek bij de liberalen bezig om haar huidige echtgenoot Tim Robbins te steunen.
    Bijna iedere dag is deze filmster nu te ontmoeten in de Spin Club NewYork  op de Park Avenue te Manhattan.  Daar speelt deze dame erg graag tafeltennis.  Zij geeft toe dat zij wel nooit een topspeelster zal worden, maar haar inzet en haar passie zijn bijzonder groot. Zij traint ijverig om weldra twee Hollywood boys te kunnen kloppen, en dat zijn dan George Clooney en Jamie Foxx die reeds hebben beweerd goede tafeltennissers te zijn. 
    Susan Sarandon is er van overtuigd dat pingpong een fantastische sport is omdat het zoals in geen ander domein gelijke kansen geeft aan mannen en vrouwen,  aan spelers en speelsters van alle landen en rassen, aan jongeren en aan ouderen,  aan magere en dikke mensen zowel als aan gespierde atleten. In haar club zijn leden van 80 jaar die nog mooie balwisselingen laten zien.  Bij Spin New York  vinden de leden 4000 m²  oppervlakte . Er zijn 12 tafels, één Center Court Table voorbehouden aan de allerbesten, een bar, een vergaderzaal, private kleedkamers. Er zijn 12 trainers in dienst die tegen betaling zowel individuelen als groepen tafeltennis aanleren. Het merk Fred Perry  heeft dit gefinancierd. In deze tafeltennisclub van ' the city that never sleeps' staan de deuren altijd open. Zowel amateurs, topspelers, als jongeren,veteranen en supporters zijn er welkom. Er is altijd wel wat te beleven in de Spin Club, zowel in de namiddag als in het diepste van de nacht, zowel in de sportzaal als in de bar. Op vrijdagavond  is er steeds een tornooi gepland en wordt er voor geld gespeeld en dan spannen de leden zich 100% in om goed te presteren.
    De V.I.P. die Susan Sarandon is geworden wil met haar imago de tafeltennissport  promoten.  Zij hoopt van regelmatig acteurs te kunnen verzamelen aan de tennistafel.  Ondertussen heeft zij reeds politiemensen en brandweerlui kunnen overtuigen om een eigen kampioenschap te organiseren. 
    Wanneer Susan door Chinatown wandelt vragen alle Chinezen haar om een handtekening, want zij is de filmster uit Hollywood die pingpong speelt.



    09-12-2009 om 17:26 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    04-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roma 1996 - Op de Via Appia Antiqua.
    Ostello per la Gioventu - Foro Italico - Ik ontwaak tussen Duitse jongelingen van wie ik de vader zou kunnen zijn. Met hen kan ik geen goed gesprek voeren want het zijn nog snotneuzen. Aan de ontbijttafels zitten vele anderen en ik kom terecht tussen jonge kerels die Wieczoreck of Kraszinki heten. Met mijn zwaar beladen fiets wring ik me tussen al deze rugzaktoeristen naar buiten. Ik verlaat de jeugdherberg en ik fiets in de richting van het Sint-Pietersplein, een weg die ik nu al goed ken. Wat verder dan de Piazza Maresciallo Giardino ontwaar ik weldra weer de ontzettend grote cupola van San Pietro. Nabij het Vaticaan zie ik vele deftige heren in donker pak, en ook nog van die ouderwetse geestelijken met zwarte rokken. Op de stoepen bewegen ook dames, maar dan van die fiere kwezels of van die maagdelijke nonnetjes .
    In een winkel koop ik voor 25.000 lires een nieuw wegwerpcameraatje. Daarna rijden Olive Green en ik, met mijn rennersplunje weer aan, tot in het midden van het grote plein. Aan een glimlachende Aziaat vraag ik of hij even , met mijn nederige Fuji, een paar kiekjes van onze aanwezigheid wil nemen. In de prille ochtend met haar verse zonnestralen geniet ik van de geweldige omgeving met de vierdubbele zuilengalerij en met de erehaag van meer dan honderd beelden. Ik kwam van zo ver, ik was veertig dagen onderweg, en nu sta ik met mijn koersschoenen op deze heilige plaats. Ik groet nog even de grote apostelen Petrus en Paulus, richt mijn ogen op de voorgevel van de basiliek en naar het balcon waar de pausen de menigte komen zegenen, en dan spring ik op mijn zadel en zoek ik de richting van Napels, en de Via Appia Antiqua. Langs de Tiber en door Trastevere bereik ik vlug de brug naar Viale Marco Polo en Via Christoforo Colombo, grote reizigers die ik graag eer door even te fietsen op de straat die hun naam draagt. 
    De lange schooljaren die ik in de Humaniora mocht doorbrengen lieten bij mij toch indrukken na die mij van de Romeinse en Latijnse cultuur lieten genieten tijdens mijn kort verblijf te Rome. Ik mijmer weer en denk aan een paar leraars uit mijn jeugd aan wie ik een zichtkaart wil zenden, nadat zij  35 jaren niets meer van mij gehoord of gezien hebben. Tijdens mijn vlotte pedaalstoten, want ik voel me vandaag heel fit, bedenk ik enkele zinnen om op de achterkant van deze kaartjes te schrijven. Ik zal mijn vroegere leraars Latijn danken, hen mijn gelukkige momenten van vandaag melden, en hen vertellen dat ik in mijn hart en in mijn kop geen zand heb, maar wel nog wat Humaniora-restjes die zij met veel moeite en geduld hadden opgelepeld aan de moeilijke teenager die ik eertijds was. Ben ik nog op de goede weg ?  Ik twijfel even.
    Ik moet meer aandacht geven aan wat ik nu beleef en niet altijd blijven neuzen in bladzijden uit mijn verleden. Mijn parcours loopt door de heerlijke eenzaamheid van het Romeinse platteland, die de dichter Vergilius reeds ontroerde. Schoonheid van akker, tuin en boomgaard, voortdurend en echt eeuwenoud meesterwerk, vrucht van labor improbus, van de aanhoudende arbeid van een zeer belangrijk volk. Na het kruispunt met de zeven kerken ben ik op de Via Ardeatina. Na een tijdje 'extra-muros'  rijden neem ik linksaf en daar, een beetje buiten het centrum, ontmoet ik dan meer beweging. Geuren van muntkruid en tijm prikkelen mijn neus. Het landschap is prachtig, en plots besef ik dat ik aan het rijden ben op de stenen van de Queen of Roads, op de echte Via Appia Antiqua. Emotie.
    Dit is veel meer dan Het Bos van Wallers uit Parijs-Roubaix. Langs de boorden van deze weg nagelden de Romeinen na de Spartacus Revolte van 73/71 voor Christus niet minder dan zesduizend slaven aan het kruis. Ik moet hier toch zeker van mijn fiets stappen, niet om te plassen maar wel om op deze gladde stenen te knielen en het wegdek te kussen. Zijne Heiligheid de Paus doet zoiets toch ook als hij op reis gaat in het buitenland. Of misschien zal ik even, mijn kop van links naar rechts zwierend, gewoon deze via antiqua wat borstelen met mijn baard. Geen straat ter wereld loopt rechter dan de goede oude Via Appia Antiqua, tussen Rome, Capua en Brindisi. Mijn wielen strelen het wegdek. Prachtige cipressen, pijnbomen,olijfbomen. Monumenten, fragmenten van ruïnes,en velerlei bizarre stenen, die daar 2.350 jaar geleden werden geplaatst, vragen aandacht. Wandelaars, zondagsfietsers, joggers, soms een schilder en ook wel eens een zwarte vrouw die haar lijf te huur aanbiedt, kom ik daar tegen. Ik voel me gelukkiger dan Roger De Vlaeminck, Rebry en Lapize, tesamen, wanneer de ongelijke stenen mijn stuur en mijn kader flink schudden. De oude heirbaan is nog steeds  4,10 m breed, voetgangers en voertuigen kunnen er zich overal kruisen, maar op vele plaatsen ligt nu hedendaags asfalt. Oorspronkelijk was deze weg geplaveid met basaltblokken en op de zijkanten was klei en gras. Alzo had de heirbaanbouwer Appius Claudius het gewild. Deze Via Appia had geen einde, rolde verder tot in finibus terrae, tot Constantopel, tot Jeruzalem, tot Samarkand .

    Wat een prachtige zondagmorgen ! Ik besef dat ik bezig ben met een stukje zeldzaam fietsgenot uit heel mijn leven. Dit is een uur dat nooit zal wederbloeien. Kastanjebomen, azalea's, rododendrons, geven schaduw aan de smalle antieke ader met de nauw aansluitende stenen, die het hart van Rome verbonden heeft met de verste gebieden van haar imperium, tot aan de onmetelijke en onbekende bossen, steppen en wateren waar barbaren en andere volkeren de wetten stelden. Aan wandelaars vraag ik of zij op het knopje van mijn fototoestel willen drukken . Ik kom aan een kruispunt  waar een autobus met Wisigothen of Longobarden is gestopt.  Veel mensen en lawaai.  Zij eten bijna allemaal ijsjes en luisteren echt niet genoeg naar de belangrijke uitleg van hun gids.Opeens wordt de historische weg afgesloten door een drukke snelweg. Onmogelijk verder te fietsen. Ik ben gekomen aan de Grande Raccordo Anulare tussen Uscita23 en Torricola. Ik rijd een rondje en zie dan dat er een winkel op vier wielen op die parking staat. Vlees, drank, en gebakken vis zijn te koop. Tijd om te rusten, om wat te drinken en te eten.



    04-12-2009 om 13:03 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roma 1996 - Fietsende pelgrim bezoekt de grote stad .
    Geen enkele bezoeker van Rome mag aan deze kerk voorbij gaan. In Santa Croce di Roma worden immers relieken bewaard die zeer belangrijk zijn. Ongelooflijk maar toch waar, in deze kerk bevinden zich drie stukken van het echte kruis van Jezus Christus, één kruisnagel, twee doornen uit de doornenkroon, het INRI-plankje, de vinger van de ongelovige Heilige Thomas, originele stukjes van de kribbe van het Kerstkindje, en heilige grond uit Jeruzalem. Mirabilia Urbis. Het was de Heilige Helena die deze stukken verzamelde tijdens haar reis naar Jeruzalem in het jaar 329.
    Terwijl ik eerbiedig blijf zitten op een kerkbank, genietend van de koelte en van de stilte, zie ik plots daar voorbij strompelen een rasechte pater kruisheer. Hij is al oud. Hij loopt op sandalen zonder sokken. Zijn wit kleed is vuil. Rond zijn buik hangt een stevige lederen riem die ook de zwarte lap met het rode kruisje op zijn voorkant houdt.  Deze magere man doet me denken aan wijlen pater Custers van de kruisheren van Hannut waar ik mijn humaniora voltooide.
    Een kwartier later kom ik aan de moeder van alle kerken van het christelijk geloof, de katedraal van San Giovanni in Laterano. De ingangsdeur is daar zo oud als het christendom zelf. Door de sfeer die daar voelbaar is dwingt dit oud gebouw respect af. Alles wat er te zien is in hoogte en breedte dateert uit de vierde eeuw. Geen glitter maar wel echte antiek. Dit is een kerk niet zozeer voor rondlopende toeristen, maar wel nog voor ernstige mensen die geloven en bidden. Ik adem er enkele malen diep in en dat is heerlijk voor mijn lijf, voor mijn kop en voor mijn ziel. Met de glimlach vind ik Olve Green terug.  De ladri de bicicletta durfden niet toeslaan in de schaduw van dit heiligdom, maar dom was evenwel van mij dat ik mijn tweewieler met één kabeltje had vastgesnoerd terwijl ik toch twee kabels in mijn stuurtas meedraag.  
    Ik zoek nu de Terme di Caracalla en vind hoge hopen bakstenen, oude muren vol met onkruid en struiken. Ik rijd over een leeg plein vol met kuilen, zeer ongezond voor de velgen van mijn fiets. Ik stap er te voet rond.  Na een plasje in de vrije natuur vervolg ik mijn rit. Wat later bereik ik een kleine kerk verscholen tussen bomen en ruïnes, waar een huwelijk wordt gezegend. Romeinen van beide geslachten in allerbeste kledij, in gelukkige stemming, met orgelmuziek, beginnen er een gezellig en mooi feest op het kerkplein. Bloemen, wierook, bruidskindjes en veel wijnflessen, en  ' la mariée est très belle', maar nergens zie ik de bruidegom. Wellicht heeft hij nog een kater te verwerken na een wilde nacht met vrienden om zijn celibaat te begraven.  












    28 september . Ik kijk nog eens op mijn stadsplan. Het Colosseo is niet ver. Zoals elke dag stromen de toeristen er naar toe. Wie lires wil geven voor een foto van zichzelf in gezelschap van een verklede antieke Romeinse soldaat of gladiator kan dat hier. Zij zijn nep, van hedendaags vlees en bloed. Plots tikt iemand op mijn schouder. Het is weer die American-German met Iraanse roots. Hij meldt me zijn vertrek uit Rome omdat hij een job in het onderwijs bekwam te Nordhagen nabij Dusseldorf. Hij is wat te plakkerig. Waarschijnlijk is hij gay. De man geeft me nog een kaartje met een goed adres om te logeren nabij het station, in een flatgebouw omgebouwd voor logement van rugzaktoeristen. Ik dank hem want het kan me nuttig worden.
    Het Colosseum is het grootste bewaard gebleven bouwwerk uit de Romeinse glorietijd. Het was de plaats voor BROOD EN SPELEN, waar mensen en dieren bloedig werden afgemaakt, waar de honger naar sensatie en geweld quasi grenzeloos was. Het is een immense constructie in onze tijd nog zichtbaar door kenmerken die zijn : afbrokkelende stenen, roest en onkruid, reusachtige galmgaten, muren die hoog naar de hemel rijzen.Verschillende Afrikaanse venters proberen er horloges, souvenirs, lederwaren, ivoor, videocassettes, en andere rommel te verkopen. Zij zijn opdringering, zoals ook mijn Duitse gezel. Ik wil niet langer in deze wirwar blijven en ook niet samen met die  Nordhaagse filosoof of wat hij ook nog meer is.
    Ik het bonte verkeer beweeg ik me nu met meer schwung. Ik ben al wat thuis in Rome en dat is wellicht wegens mijn roots in de oude Pepijnstad waar eens 14 Romeinse villa's hadden gestaan. Met mijn olijfgroene fiets bol ik heerlijk langs straten en pleinen. Mijn tocht door Rome zal uiteindelijk 46 km lang worden. Er zijn duizenden auto's maar zijn tonen respect voor mij. Zij snorren wild voorbij doch zijn niet gevaarlijk, althans zo is mijn indruk. Deze stad is wel zeer groot, ook al verlaat ik het centrum niet. Hoge huizen, mondaine hotels, winkelende voetgangers, verliefde paartjes, zakenlieden, bekijk ik soms in nauwe straten waar het licht bijna niet meer binnendringt en dan weer in bredere ruimtes en op prachtige boulevards. Geur van geschiedenis en van knoflook, zuilen, fonteinen, bloemen, en hier en daar om al dat verkeer te regelen carabinieri, bangmakende mannen met bril, snor en kepie, in mooi en proper uniform. Het gebeurt ook dat er ergens een stevige politievrouw staat met grote oorbellen, witte tanden en rode lippen, glanzend zwart haar, en als ik zo een  ferm wijf zie dan stuurt de kleine diabolo rosso die ergens in mijn brein zit me de vraag   ' Met wie zal zij deze nacht slapen, koekjes eten en spelletjes spelen  ...  ? ". Vade retro Satana  !
    Ik neem de richting naar het eiland Tiberina. Dit is een bijzondere oppervlakte gevormd door de splitsing van de stroom Tiber.Wegens éénrichtingsverkeer moet ik te voet verder.Ik stap over de Ponte Fabricio. Wat een toeval !  Daar kom ik terug die Italiaan tegen die koeterwaals uit onze Borinage  kon spreken . Ik roep  :  '  Héla, revoilà mon copain le carolo  ...' . Ik vertel hem mijn mislukking in Pensione Lodi. Hij vermoedt dat er wel plaats was, maar dat de bazin er gewoon geen werk meer wil, wegens luiheid en liefdesverdriet. De carolo is nu netjes gewassen. Zijn haar is gekamd. Hij riekt naar aftershave.  Hij heeft een schoon kostuum en een duur paar blinkende schoenen aan. Hij stelt me zijn vrouw voor. Ik geef haar een hand. Zij gaan eten in een restaurant op deze zaterdagavond.  " Bonne soirée". Ik wuif met mijn handje en ik spring terug op mijn tweewieler.
    Waar moet ik nu naartoe ? Veel schoonheid van Italië met haar bekoringen en charmes is hier in deze buurt wel ergens terug te vinden. Ik zou in deze stad een maand of twee moeten kunnen wonen tussen de Romeinen om echt alles of dan toch veel te proeven. Rome is een doolhof, een bijna onontwarbaar geheel van resten, scherven en brokstukken uit vroegere tijden. Tempus edax rerum. Op zovele plaatsen, vooral wanneer de avond valt na een mooie septemberdag, heerst rijkelijk de unieke Romeinse sfeer. Ik neem de volgende brug en bereik weldra Trastevere, de schilderachtige arme volksbuurt. Het gonst er van gemoedelijke drukte. Ik probeer daar het Pension Nanny terug te vinden. In een oud reisverhaal van mijn vader uit 1967 las ik dat het daar zo goed was. Ik zwerf door straatjes en stegen. Zou in het stof van deze tijd nog iets bestaan van negenentwintig jaren geleden, in het Rome waar duizend jaar een peulschil is voor de historici ? Leuk is deze buurt wel, maar Fremdenzimmer Nanny is onvindbaar. De glorietijd van dit adres lag in de sixties en eerder, toen de Amerikanen te Trastevere rondliepen met de reisgids " See Europe for  5 $ a day ". Nu heet hetzelfde jaarlijkse boek " See Europe for 50 $ a day".  Times are changing, of course.
    Heerlijke geuren van Italiaanse keukens. Kelners, pizzabakkers, fruitventers, straatmuzikanten, wijnproevers, wandelaars, of zij nu zitten, staan, of lopen, zij gelijken allemaal op aristocraten, de dames en heren hier in deze buurt aanwezig. De jongere meisjes die nog geen vent hebben zijn net godinnen en mooi, waardig, goed gekleed, met ringen aan de vingers, lepelen zij kwetterend hun veelkleurige ijsbekers leeg.

    Ik verlaat de volkbuurt, fiets over de Garibaldibrug en dan draai ik naar links, zoekend naar de Via del Pellegrino en naar de Piazza Navona. Er vallen nu druppeltjes regen. Deze nattigheid doet de straten blinken. De gloeiende ogen van de wagens maken van de avondstond een feest. Ik vergeet de tijd  en mijn maag vraagt niet naar eten of drinken omdat mijn ogen, oren, en neusgaten door zoveel worden verzadigd. Fugit irreparabile tempus.

    Stop nu toch maar even, vriend pelgrim, niet overdrijven ... . In een pizzatent nabij een bushalte eet ik twee stukken pizza, en een gelato.  Het bijhorend  'nunc est bibendum' biertje smaakt me. De westenwind, de ponentino, waait op dat uur over de stad. Door de duisternis kan ik tijdens het fietsen mijn stratenplan van Rome niet meer aflezen en  ' op goedvallen uit ' stamp ik verder. Ik rijd niet verkeerd want weldra kom ik aan de Spaanse trappen en de Barcacciafontein. Ook de Trevi Fontein, de Via Vittorio Veneto, de Piazza Venezia, het Pantheon, de muren van Capitolino, de Foro Romano, zijn plaatsen waar ik even vertoef.  De lichten, de schaduwen, de oude muren, bezorgen mij sterke indrukken die ik nooit meer zal vergeten. Voldaan, en nog steeds zeer fit, volg ik op het einde van deze dag de lange Via Flaminia. Met mijn verlichting had ik geen probleem  en veilig kom ik tenslotte terug in de jeugdherberg, reeds ver voorbij middernacht. Ik neem toch nog vlug een heerlijke douche om het Roomse vuil van mijn armen en benen te spoelen. Terwijl het warme aqua over mijn lijf stroomt vraag ik mij af wat er toch is gebeurd met al die grote en schone Romeinse Goden, die eens zo belangrijk zijn geweest en waarvan ik de hele dag beelden had gezien.
    Minerva, Apollo, Mars, Jupiter, Neptunus, Juno, Bacchus, Diana, Vulcanus  ...   Quid ?
    Ik kruip onder de lakens. Zoals de schaapjes komen alle Romeinse goden één na één door mijn nog wat natte kop. Van op een wolkje duiken zij in de Trevi fontein die dampt als hete minestrone soep.  Dit wordt toch geen nachtmerrie zeker. In cauda venenum ? Gelukkig niet, want vijf minuten later val ik in een diepe en gezonde slaap.  





    19-11-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ladri di biciclette.
    De fietsendieven.         Film van Vittorio De Sica  - 1948 -  neorealisme .

    Het verhaal is eenvoudig. Het bezit echter een universele aantrekkingskracht en daarom zal deze film steeds oprechte emotie blijven geven aan allen die hem zullen zien of herzien. Antonio moet in het Rome van kort na de Tweede Wereldoorlog zorgen voor vrouw en kind. Om uit de grote armoede te geraken hoopt hij werk te vinden. Hij vindt een job. Hij moet overal in Rome affiches gaan ophangen. Om zich te verplaatsen zal hij evenwel een fiets nodig hebben. Met de lakens van zijn bed als onderpand kan hij wat geld lenen. Zo groeit plots zijn kans op een beter leven. Maar reeds tijdens zijn eerste werkdag wordt zijn tweewieler gestolen . Met zoontje Bruno gaat Antonio op zoek naar de dief en zij zwerven samen door heel Rome in een tijd van crisis. Vader Antonio wil aan zijn telg bewijzen dat hij zijn fiets en zijn werk kan terugvinden want dat is nodig voor zijn gezin. De film toont een Italiaans maatschappij met veel onrechtvaardigheden waarin het individu alléén staat tegenover alles wat er in de stad bestaat en werd georganiseerd.De arme man, na uren dwalen doorheen de absurditeit, de eenzaamheid, de vervreemding, in het onmetelijke Rome, zal tenslotte geen andere oplossing vinden dan zelf ook van iemand anders een fiets te stelen. Maar hij is te onhandig en heeft pech, want de politie zal hem aanhouden tot groot verdriet van zijn kind.
     
    Vittorio De Sica gebruikte niet-professionele acteurs uit de werkende klasse om de rollen te spelen. Volgens talrijke experten is  Ladri de biciclette een mijlpaal in de filmgeschiedenis en hét meesterwerk van het neo-realisme dat de Italiaanse film in de jaren vijftig kenmerkt. Ladri di biciclette wordt nog steeds gerangschikt tussen de beste films uit alle tijden. 
     
    De fiets van Antonio van het merk Fides  (= geloof ) ging verloren. Na ook zijn waardigheid kwijt te geraken door een dief te worden blijft voor het hoofdpersonnage het berouw en de hoop dat de nieuwe dag van morgen beter wordt. Ook is er altijd nog de liefde en dat is goed. Op een blog als deze mag de lezer niet meer analyses dan dit verwachten, die zijn wel elders te vinden indien nodig. Maar, de schrijver van deze lijnen, de fietsende pelgrim die Rome bereikte zal in zijn volgend stukje wat meer over het zwerven doorheen Rome vertellen, en  ja, het is waar, op vele plaatsen merkte hij nog steeds gevaarlijk trillende wimpers op van potentiële Ladri di biciclette die het op zijn Olive Green hadden gemund.
    Nil nove sub sole a Roma.

    De geniale grootmeester van het witte doek en van het theater die Vittorio de Sica was, werd geboren op 7 juli 1901 te Sora halfweg tussen Rome en Napels. Hij was de zoon van Umberto een bediende in bank en verzekeringen  ( hé, dat was ook gedurende 31 jaren mijn stiel ...). Hij vertoefde in zijn jeugd te Napels, Firenze en Rome. Hij studeerde af voor boekhouder volgens de wil van zijn vader, maar reeds als 14-jarige werd zijn talent van acteur ontdekt tijdens optredens in een militair hospitaal waar gewonden van de oorlog herstelden. Als 23-jarige kiest hij voor het beroep van toneelspeler. Weldra krijgt hij met zijn uiterlijk en zijn 1m76 enkele kansen in de film. In 1932 brengt filmacteur Vittorio De Sica als eerste het klassieke wereldberoemde canzonetta napolitana Parlami d'amore Mariù. Hij kon dus ook goed zingen.  Vanaf 1940 maakt hij zelf films.  Een aantal van zijn films zijn echte meesterwerken, waarin sterren als  Gina Lollobrigida, Sofia Loren, Marcello Mastroianni, de top bereiken. De Sica probeerde alles, hij kon alles, durfde alles.  Hij laat een enorme nalatenschap achter. Soms heeft hij ook gegokt en verloren, waarna hij slechts door veel en hard werken terug kon bovendrijven. Jarenlang was hij voornamelijk in het theater, met mindere bezigheden, althans voor zij die het liefst naar de cinema gaan. Vittorio De Sica is op 13 november 1974 aan longkanker gestorven te Neuilly sur Seine nabij Parijs. In 1962 werd hij Fransman om te kunnen scheiden en hertrouwen. Dit na lange moeilijkheden met de Italiaanse wet die geen scheiding mogelijk maakte. Met zijn eerste vrouw had hij een dochter Emi, en met zijn tweede vrouw had hij twee zonen Manuel en Cristian, die ook beroepshalve in de filmwereld bekend zijn.
    Zie een aantal filmaffiches op de linkerzijde en probeer ook dit: :

    http://www.youtube.com/watch?v=bToOYnnMGKs&feature=related






    04-11-2009 om 04:36 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    26-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.La jugadora de tenis de mesa se caso con un millionario.
    Zhang Yining heiratet reichen Geschäftmann.

    De wereldkampioene sloeg ook nu de bal niet mis. Volgens Peking Times 'geraakte zij van de straat ' met de hulp van Li Ping, de ex-topturner die in China met Adidas en Nike concurreert nadat hij sedert 1990 niet minder dan 6000 sportwinkels heeft geopend.  Li Ping, the King of Gymnastics, is een V.I.P. in het China van het begin van de XXIe eeuw. Hij was de man die stuntte op 8/8/2008 door - na een rondje door de lucht zweven-  de olympische vlam aan te steken in het Vogelnest. Li Ping vond dat het tijd was voor de 28 jarige Zhang Yining, die in haar leven niet anders gedaan had dan pingpongen, om wat te denken aan romantiek, familie en sex, en hij zocht voor zijn superster een geschikte echtgenoot, helemaal naar plaatselijke traditie. De man aan wie Yining haar ja-woord heeft gegeven heet Xu Wei, een 46-jarige financier die belangen heeft in de hoofdstad en te Hong Kong. De ceremonie vond op 18/10/2009 plaats in het Hyatt Hotel. Alle spelers en speelsters van de onklopbare nationale ploeg waren aanwezig, alsook Wang Nan en Deng Ya Ping  de voorgangsters van de wereldkampioene van vandaag.
    De bruid had ook haar leraars, coaches, en trainers uitgenodigd die haar begeleid hadden van uit de sportscholen  Dongdan en Shicahaï naar de top van de sport.
    Cai Zhenhua de voormalig hoofdcoach die thans een belangrijk ambtenaar is geworden, was getuige voor dit huwelijk.









    26-10-2009 om 06:08 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    19-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Per fiets door Roma.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Vroeg uit de veren. Toilet. Ontbijt. Ik lek mijn lip al aan een straffe expresso. Tweede praatje met de Duits-American-Iraniër die alles over scheikunde weet. Om mijn verblijf te verlengen in het Ostello moet ik daarna in de rij gaan staan want alles wordt vandaag weer volgeboekt en ik wil bed 2 van kamer 2 nog één nacht langer. Een jonge Amerikaanse,  met haar zo prachtige "Bo Derek look" , wenst ook te verlengen. Maar het ambetante manneke aan de balie, die me ook had geplaagd bij mijn aankomst in deze Ostello, is weer bezig, en hij geeft geen verlenging aan dat mooie meisje. Zij is woedend, radeloos, verwonderd, maar zij zal haar rugzak moeten nemen en vertrekken. Voor vanavond zal zij het op een ander moeten gaan zoeken. Zij zit wat later te pruilen aan een tafeltje.  Ik stap naar haar toe en vertel haar hoe ik een dag eerder door dat mannetje werd behandeld. Hij heeft werkelijk een slecht karakter, maar zo'n kereltje is meestal toch niet slim. Ik raad haar aan volgende strategie te gebruiken: rustig wachten tot wanneer die kerel even achter zijn balie verdwijnt en wordt vervangen door de wat oudere dame, en dan beleefd een tweede poging doen. Blijkbaar zou dat Bo Derek lukken want de volgende ochtend zag ik die mooie meid nog in de jeugdherberg omringd door een zwerm jongens.

    Ik bestudeer nog even mijn stadsplan en pomp rasechte Romeinse lucht in mijn banden.Eerst rijd ik naar het Olympische Stadion. Veel werkvolk is daar nog bezig met de afbraak van alles wat twee dagen eerder nodig was geweest voor het concert van Eros Ramazotti. Er is bewaking aan alle poorten, doch op één plaats niet en precies daar springen Olive en ik natuurlijk binnen. Ik duw mijn fiets tot boven in een tribune en van daar kan rustig het stadion, de grote grasmat, en de atletiekpiste waarnemen. Daarna over de Ponte Milvio en dat brengt ons in het olympisch dorp dat werd gebouwd in 1960. Na 37 jaren zijn de gebouwen van toen,  waar de grote kampioenen verbleven, gedegradeerd tot sinistere kleine woonblokken. Het is een ellendige sociale wijk geworden voor mensen met een mager bestaan. De vele stukjes straat dragen nog steeds de namen van de deelnemende landen. Ik zoek België en dat zou evenwijdig liggen aan de Corso di Francia, maar ik vind het niet terug want vandalen of souvenirsjagers hadden de naamplaat verwijderd. De vermoedelijke Belgische straat stond trouwens vol onkruid en er lagen veel glasscherven op de grond, hetgeen ongezond is voor fietsbanden. Ik beweeg me vlot doorheen het drukke verkeer tot aan de Zoo, de Giardino Zoologico in Pinciano. Daarna bereik ik het Museum van de Moderne Kunst. Op deze plaats verlaat ik eventjes mijn fiets om in de museumshop postkaarten te kopen van de beroemdste schilderijen die er te zien zijn. Zonder rond te lopen in de enorme zalen zie ik zo toch werken van de grootste meesters, zij het dan op kleine reproducties. Doorheen het grootste park van Rome kom ik aan  Villa Borghese. Dit beroemde paleis is ook volgepropt met kunstwerken. Sedert elf jaren lopen er verbouwingswerken en restauraties. Dat maakt een bezoek minder aantrekkelijk. Ik verstop Olive achter de houten schutsels van een aannemer en ik sjor haar goed vast aan een stalen kabel. Weldra, na het betalen van 4.000 lires, flaneer ik rond tussen charmante en klassieke beeldhouwwerken van Bernini en Canova. Welke schoonheid kan er toch uit harde steen geboren worden door het genie van de beeldhouwer ! Met mijn hand voel ik ongezien aan de gaafheid, aan de rondingen, van slapende of poserende vouwen in witte marmer. Een zekere Paolina, onverstoorbaar en bloot op haar bed, geef ik zelfs een kus.

    Nog een tijd slenter ik door het park, onder oude en wijze bomen, waar François de Chateaubriand was komen wandelen, en waar  zelfs Goethe de inspiratie had gevonden voor Faust.  Het was ook waar in een ver verleden de schatrijke epicuriër Lucullus banketten had ingericht, antieke orgieën in de zwoele avond van Roma, en waar tussen de pijnbomen en de struiken de losbandige keizerin Messalina, moeder van Brittanicus, schaamteloos rondliep en werd vermoord. Zo kunnen bijna op ieder plekje, in elke tuin of straat, bekende namen uit de Latijnse tijden worden aangehaald.

    Mijn wielen strelen de Piazza del Popolo, voeren me recht door de Via del Corso. Nu kom ik terecht tussen de duizendkoppige menigte in straatjes die kronkelen naar de Trevifontein.  Het is drungelen en ik moet van mijn fiets af ook al toer ik maar op een miniverzet 32 X 24 . Ongelooflijk veel mensen. Het pleintje met de mooie fontein uit de film La Dolce Vita is belachelijk klein. Hoe kan het dat hier zo een wereldberoemde waterbak is gehuisvest ? Ook vandaag is het eeuwige Roma in de buurt van de fontein verzadigd van stranieri, toeristen, passanten, pelgrims, maffiosi, hoeren en priesters. Ik gooi mijn twee muntjes van ver in het klaterende water, over de koppen van de menigte die mij niet toelaat mijn hand nat te maken. Na deze belangrijke worpen mag ik er zeker van zijn : in mijn leven zal ik nogmaals naar deze stad mogen terugkomen (muntje één) en mijn geheime wens is dat ik nog met enkele veilige en mooie dagen mijn pelgrimstocht zal mogen afwerken (muntje twéé).

    Geen bezoek aan Santa Maria Maggiore. Ik durf mijn fiets niet alleen laten. Een kleine knabbel, een broodje met tonijnsla, nabij Piazza Barberini geeft me wat sterkte. Ik moet nu zoeken naar Stazione Termini, het station van Rome om daar te vissen naar de nodige informatie om mijn terugreis naar België te organiseren. De bedienden zijn er ééntalig en weinig vriendelijk. Ik snap dat de nachttrein naar Bazel een oplossing is tegen een aanvaardbare prijs. Ik blijf nog kijken naar de borden met de uren van vertrek. Zo begrijp ik wat de bedienden mij probeerden uit te leggen. Slechts weinige internationale treinen nemen ook fietsen mee. Omdat ik twijfel om me weer te wagen in de jungle van de verkeersdrukte blijf ik nog wat zitten op een bank aan de ingang van het grote station.  Al die werkmensen en dan ik die pas mijn pensioen kreeg en nooit meer naar kantoor zal moeten, nooit meer de dagelijks trein zal moeten nemen, dat geeft me een goed gevoel. De binnenstromende mensen probeer ik voor mijn eigen lol te klasseren in twee hoofdgroepen, volgens hun uiterlijkheid. Wie zijn de analfabeten en wie zijn de intellectuelen ? Dit tijdverdrijf blijkt vlug belachelijk te zijn. Ik stop er mee en spring terug op mijn tweewieler.

    Van een Limburgse Italiaan had ik twee maanden eerder een goed adres bekomen.  Pensione Lodi. Betrouwend op mijn ervaringen van verkenner en kaartlezer ga ik op zoek naar dat goede adres. Het is moeilijk te vinden. Ik wil het opgeven, maar dan kan ik nog een man aanklampen die uit een bar strompelt. Ik heb geluk want hij spreekt Frans omdat hij de helft van zijn leven te Charleroi had gewoond. Olympic ou Sporting ?  Non, ... supporter du Standard ....!  De ex-Carolo legt mij goed uit waar Pension Lodi is. Begrijpelijk dat ik het niet vond. Het is een onopvallend huis zonder nummer of naam. Ik bel driemaal aan de deur. Een bleke onverzorgde vrouw in jeansbroek opent. Zij beweert dat haar pension is volzet voor de volgende drie weken. Zij had een sigaret in de mond. Dat gaf mij reeds de indruk dat het daar toch niet zo goed was.

    Ik freewheel rustig verder in die buurt, af en toe moet ik wel een spurtje doen, op te gevaarlijke kruispunten. Kerken. Boulevards. Stukken oude muren. Katten. Vuilbakken. Pleintjes. Getoeter. Autobussen. Italianen op brommers. Vrouwen met overvolle tassen. Moeders met baby. Jongetje met voetbal. Romeinse op hoge hakken wandelend met witte poedel. Winkels met open deur. Mensen en dingen te Rome. Zon, bloemen, waskoord met ondergoed, lege wijnflessen, en vuil op straat. Wat doen al die lui toch op de stoepen ? Ik zoem als een bijtje van de ene plaats naar de andere. Soms word ik meegezogen in de vloed van het verkeer, maar als een stoere zeeman in de storm vervolg ik mijn route. Ook stop ik regelmatig. Steeds met goede bedoelingen. In de kerk van Het Heilige Kruis ga ik binnen. Santa Croce.

    19-10-2009 om 21:26 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vier op een rij voor Philippe Gilbert.
    Philippe Gilbert heeft vorige zaterdag de prestigieuze najaarsklassieker DE GIRO DI LOMBARDIA gewonnen tussen Varese en Como. Hij klopte nipt de olympische kampioen Samuel Sanchez uit Baskenland. Het was reeds 29 jaar geleden dat een Belgische wegrenner dit deed. Philippe won tijdens de voorbije 10 dagen nog drie andere grote koersen : de Coppa Sabatini, Parijs-Tours, en de Ronde van Piëmont. Hij eindigt in de ranking van de Union Cycliste Internationale 2009 op de negende plaats. Vlaanderen eerde hem reeds enkele uren na zijn overwinning in Italië, want Philippe Gilbert werd te Mechelen unaniem verkozen tot DE  FLANDRIEN VAN HET WIELERSEIZOEN 2009.
    De kopman van de Silence-Lotto ploeg , samen met wereldkampioen Cadel Evans, is een zeer geliefd sportman. Hij werd geboren op 5 juli 1982. Zeer jong kreeg hij van La Française des Jeux een profcontract. De reeks grote overwinningen van de laatste dagen bewijst dat Philippe Gilbert de NUMMER EEN is in de Belgische wielersport.  Tom Boonen draagt uiteraard de trui van nationaal kampioen en won driemaal Parijs-Roubaix. Stijn Devolder  herhaalde schitterend zijn overwinning in de Ronde van Vlaanderen.  Jurgen Van den Broeck en Kevin Seeldrayers toonden mooie vooruitgang in het grote Rondewerk. Maar toch waren de meeste wielerfanaten niet echt gelukkig.  Het wielerseizoen op de weg is voorbij.  Rust en vakantie voor de wegrenners volgt nu.  Binnen zes weken reeds moet er weer ernstig worden gewerkt voor volgend seizoen.
    Tijdens mijn gevarieerde bezigheden in de rijke wielersport had ik tweemaal een groot genoegen. Nu dat Philippe onze grote wielerkampioen is, denkt een oude wielerfanaat daaraan graag terug. Op een avond voor de Trofee van Haspengouw te Aalst-bij-St-Truiden werd ik in extremis opgetrommeld om op het podium commentaar te brengen.  Tijdens de eerste weken van elk wielerseizoen is dat niet zo gemakkelijk omdat er veel nieuwe renners zijn, en er  vooral ook die nieuwe veelkleurige truitjes zijn.  Ik maakte mij dat jaar toch redelijk nuttig door wat te praten in drie talen langs de luidsprekers. In die Trofee van Haspengouw won Reiner Honig bij de Elites/Beloften  en Olivier Kaisen bij de Nieuwelingen. In de juniorskoers zou toen Philippe Gilbert zijn eerste overwinning behalen. Bij het ingaan van de laatste ronde reden mannen van vijf verschillende clubs op kop. Met veel moeite en met de hulp van toeschouwers had ik deze kunnen identificeren want zij waren vol slijk en gehuld in natte regenjasjes. Ik meldde dus de namen langs de micro. Het peleton was ongetwijfeld verslagen. Op het einde van die loodzware koers volgde het op één minuut. Ik hoopte dus van de naam van de winnaar te kunnen schreeuwen van zodra de sprint zou beslist zijn. Op het podium had  ik een goede uitkijkpositie. Het zou zeker één van de vijf zijn die op mijn papiertje stonden. Toen de auto met de rode vlag over de meet was gereden en alle supporters zich waren aan het rekken, volgde niet een spurt met de vijf in de regenjasjes, maar een heel andere frisse renner in blauwe trui  stak zijn armen in de hoogte. Hij was vanuit het peleton keihard er op en er over gereden. Bravo , Philippe ... formidable ...klonk het en een zwerm Luikenaars ging postvatten rond een bedeesde jonge kerel. Van de burgemeester kreeg hij de beker en van het bloemenmeisje kussen. Hij veegde zijn gezicht af  en op het podium mocht ik hem vragen stellen. Philippe vertelde dat hij blij was voor zijn supporters, alsook dat hij graag fietste in Zuid-Limburg tussen de boomgaarden en op de niet te zware hellingen. Hij kon het zelf niet geloven dat hij zo sterk was en die eerste plaats nog had kunnen pakken.
    Enkele jaren later was ik vrijwilliger op de top van de Wanne,de Ardeense helling, als seingever voor een koers van beroepsrenners. Vermits ik een half uur te vroeg op mijn post stond, had ik de tijd om nog een biertje te drinken op een terras. Ik genoot van mijn Jupiler aan een tafel. Er waren nog drie lege stoelen. Plots kwamen een man en twee vrouwen ook aan dat tafeltje zitten. Vermits ik reeds was gekleed als een seingever met een tricolore band rond mijn arm, in een Lotto jasje, en gereed om met het wit-rode verkeersteken Verboden Doorgang  te zwaaien, zagen deze disgenoten dat ik tot de koers behoorde. We maakten even kennis. De man bleek de voorzitter te zijn van de supportersclub van Philippe Gilbert  en de beide dames waren niemand minder dan de moeder van Philippe en Marie-Rose Gaillard , de tante van Philippe die ooit wereldkampioene bij de dames was. Zij waren precies daar om aan hun Philippe te schreeuwen dat door een kleine wijziging in het parkoers de afdaling van de Wanne langs een slecht en gevaarlijk stuk weg zou moeten gebeuren. 
    Het is goed te nu kunnen terugdenken aan die twee ontmoetingen op het ogenblik dat Phil een grote stap voorwaarts heeft gemaakt  in het vak van wielerkampioen. Ja,  wij wisten dat het zou gebeuren  en nu is het gebeurd .
    Uit de schouw brandt witte rook  : HABEMUS NOVAM SUPERCICLISTAM.







    19-10-2009 om 04:13 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    16-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Citta del Vaticano.
    Infokantoor. Guichet en langue française. Daar kan ik wat opsteken. Er wordt mij verteld dat om een echte pauselijke audiëntie te bekomen ik me moet wenden bij de Portone di Bronzo, in het Prefettura della Casa Pontificia , op maandag en dinsdag. Dat is aan de andere zijde van het plein.De paus zelf is te zien op woensdag om 11u, alsook op zondag wanneer hij de H.Mis opdraagt. Maar dat gebeurt thans in zijn zomerverblijf van Castelgandolfo. Daar kan hij dan benaderd worden. Merci beaucoup. Dat weet ik nu ook weer.
    Met de vermoeide stapvan de fortunate senex kies ik langs de Via della Concillazione de richting van de Engelenburcht. Ik voel dat museumbezoek, kerkbezoek, en vooral de 346 treden van de hoge cupola mijn voorraad goede wil en kracht hebben aangetast. Rome is oneinduig groot.Ik heb besloten van vandaag nog niet de Tiber over te steken. De Rubico overstak ik reeds een tijd geleden nabij Rimini. Ik wil me beperken tot het grondgebied van Citta del Vaticano en omgeving . Weldra bereik ik het ronde stenen fort gebouwd door Hadrianus. Castel Sant'Angelo. Ik gluur daar even rond doch ik pas voor betaald bezoek. De reden is eenvoudig. Ik ben moe en heb een bank ontdekt om een dutje te doen. Dit is een ongure plaats. Wanneer heersers over Rome in gevaar waren, kwamen zij zich in deze burcht verschansen. Dat gebeurde in geval van opstand, invasie, storm, builenpest,wapengekletter.  Velen die de macht van de Urbs hadden bekampt zijn in de kerkers van dit stevige fort opgesloten geworden of kregen er een vreselijke en oneerbare dood.
    In de grachten rond het fort is geen water meer, maar wel veel onkruid en zwerfvuil.Tijdens de mistige nachten in de wintertijd is deze buurt zeer ongezellig. Er werd altijd verteld in de oude verhalen dat de manes, de geesten van zij die in de kerkers werden gedood, af en toe nog wel eens terugkwamen als spoken om zich op de levenden te wreken.
    Na mijn rustpauze en na enige studie van het stadsplan , leg ik met kordate stap de terugweg af naar de jeugdherberg. IK kom langs de Piazza Giuseppe Mazzini. Om 19.30 u ben ik weer in de Ostello om te eten. Het wordt macaroni met  gebakken vis. Nadien neem ik een douche en tot 22u00 ga ik op mijn bed liggen. Dit was een zware dag voor mijn voeten en mijn benen.
    Ik maak nog een wandeling in de avond om te kijken wat er op straat gebeurt en dat is een typisch Romeins tijdsgebruik. Maar in tegenstelling met de vorige avond toen Eros Ramazotti daar zoveel actie en geluid bracht, is er op dat moment niets te beleven op de Viale delle OlympiadI. Maar het is toch de moeite waard om te wandelen en te kijken naar de vele beelden.  De bar van de tennisclub is gesloten. Terug naar de Ostello dan maar, in de hoop van iemand te vinden om te praten. Maar er is daar niemand  en ik slurp op mijn gemak een fruitsap leeg. Niet veel later vlag ik deze lange en zware Romeins-Vaticaanse dag af.
    Ik verlangde sterk naar Rome, en ik had gehoord van de schoonheid van deze stad. Na deze eerste volle dag ben ik moe, gefrustreerd en teleurgesteld. Ik verwachtt meer van mijn onderdompeling in deze stad.  Word ik als voetganger verpletterd door de afmetingen van Roma en zal ik morgen openbloeien. Zal ik kunnen reageren, mijn plan trekken, bewijzen dat ik van alle markten thuis ben ?. Kan ik me in verschillende talen  uitdrukken, en het goede en het kwade scheiden.?
    Een stad, hoe oud en groot dan ook, is nooit meer dan een decor. Ik ben een voorbijtrekkende Arlequino.
    Morgen zal ik  beter dan vandaag  mijn rol kunnen en moeten spelen






    16-10-2009 om 06:03 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Zichtkaart uit Rome aan Alina Wauters.
    Vrijdag 27/9/96

    Aangekomen ! Na 2907 km fietsen en vele dagen , zolang als een hele grote paternoster. Hier waakt het Vatikaan over het geweten van de wereld en de gelovigen. Als mieren ritselen de vele deftige heren over het St-Pietersplein. Ook vele nonnetjes die in alle talen babbelen en bidden, zie je hier. Er zijn ook negerinnen in kort rokje die de zonde van onkuisheid verkopen en ijsventers die de zonde van gulzigheid verkopen. Veel offerblokken laten je toe af te dokken voor de verzekering van je eigen zielezaligheid. Latijnse groeten uit Rome. Willy Journée.




    16-10-2009 om 04:16 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De langste dag te Rome.
    Nadat ik wat heb gepraat met een Amerikaan van Iraanse afkomst die als scheikundige een job heeft in Duitsland vertrek ik met frisse stap langs de Viale Angelico naar San Pietro. Gekomen aan de ingang van de musea ontdek ik dat het op die dag gratis is, een mooi gebaar van de Kerk. Ik volg de mensen die zich naar binnen begeven. Op een pleintje koel ik eerst wat af, want ik had toch al  3 km gestapt door de drukke straten. Ik plaats mijn stadsplan even tussen de benen van een beeld en wat later laat ik het daar liggen omdat mijn aandacht wordt opgeëist door de boeiende omgeving. Drie uren verder, na ontelbare gangen, kamers, vensters, trappen, kunstwerken, zal ik het daar terug kunnen oprapen. Niemand nam mijn papieren mee. Wie durft er immers in het midden van Vaticaanstad andermans goed opnemen en zondigen tegen de geboden in gedachten of in daden.Ik volg de groene pijlen. Uit alle continenten en uit alle tijden zijn er in de musea van het Vaticaan aardse rijkdommen te bewonderen. Onbetaalbare kasten en tafels. Prachtige oude landkaarten. Vlaamse wandtapijten. Schilderijen. De pauselijke heersers verwierven in het verleden zoveel macht. Reeds vijftien eeuwen lang zitten zijn te Rome op hun troon. Op het einde van het tweede millenium bezitten zij onmetelijke rijkdommen terwijl méér dan de helft van de wereld arm is. Ondanks dat de Kerk sedert de Franse Revolutie zoveel moest afstaan van haar eigendommen en inkomsten, blijft in het Vaticaan zoveel opgestapeld. De vele soorten marmers steken er de ogen uit. Alles is er te schoon, te rijk, te massaal, te barok, te overdadig. Het is een santeboetiek van goud en zilver die op mij een heel negatieve indruk laat. De schamele pelgrim met de schelp die ik ben, die op weg naar Rome soms zelfs geen platte steen had waarop zijn hoofd kon rusten, begint te zwijmelen in deze kloosterpaleizen. Geld en offeranden verzamelden zij om Gods werk te doen, vaak bedelend voor de armen en voor de zieken, maar het is toch duidelijk dat veel van het vette slijk door de omstandigheden hier werd gestockeerd.  Dit was twintig eeuwen lang met ups en met downs een sterk  multinationaal bedrijf dat een goed product aan de mensheid heeft verkocht.De opvolgers van Petrus waren mannen met grote bekwaamheid. Zij hebben veel  bereikt. Zij bezorgden werk  in eredienst, klooster en onderwijs. Minder duidelijk is geweest hoeveel zakenlui, huurlingen, kunstenaars, parasieten, zij ook hebben onderhouden. Hebben zij al deze rijkdom gekregen of gestolen ? Hebben zij het gekregen van anderen die het eerder hadden gestolen ?
    Gidsen, koptelefoons, in alle talen zijn er in deze musea. Na een uurtje slenteren, versnel ik mijn pas om vlugger de Sixtijnse Kapel te bereiken, het hoogtepunt van mijn voettocht doorheen deze grot van Alibaba, versie Paus van Rome. Michelangelo, één van de grootste kunstenaars die de mensheid voortbracht, leverde zijn topprestatie in de Sixtijnse Kapel. Gelegen op zijn rug, met de energie van een leeuw en met de inzet van een genie, schilderde hij het meest hemelse plafond ter wereld. ' De Schepping van de mens en zijn ondergang'  heet het beroemste fresco. Toch kreeg de grote Michelangelo geen 10/10 voor wat hij schilderde, omdat volgens de grote heren rond de Paus er toch wat teveel menselijk bloot werd getoond op dat schone plafond. De toeschouwer met zijn kleine ogen wordt overweldigd door de vinger Gods die het vingertopje van de mens Adam raakt en hem uit de onbewustheid doet ontwaken. Er is veel volk, teveel volk in de Sixtijnse Kapel.Vooral Amerikanen. Met gestrekte nek en uitpuilende ogen kijken zij allemaal naar dat plafond.Er is een lichte rumoer van bewondering. Ik vind vooral de engeltjes mooi. Als die vrouwtjes worden dan wil ik binnen twintig jaar ook naar de hemel gaan. Ik voel me redelijk benauwd in de lange en overbevolkte gangen. Men botst er regelmatig tegen mekaar en iedere beleefde Vaticaanbezoeker zegt dan vriendelijk ...mi scusi ...!  Wat was ik gelukkiger eenzaam, op mijn fiets in de wijdse natuur, onder de hemels blauwe azuur van Toscane, onder de interplanetaire nachtelijke sterrenhemel van het zomerse Lorreinen !

    Etentje in een refter voor toeristen. Voor 23.000 lires rinkelt de kassa. Daarna ga ik wat rusten op een stenen bank in de open lucht. Gedurende enkele minuten komt er naast mij een kleine maar absoluut mooie Aziatische vrouw zitten. Zij heeft blinkend zwart haar,spleetoogjes en is prachtig gekleed. Wanneer zij weer vertrekt vind ik dat ik genoeg heb gezien in deze musea. Langs hoge muren van de ministaat Vaticano vervolg ik mijn wandeling. Zwermen toeristen blijven opschuiven naar de grote ingangspoorten. De enorme koepel van de Basilica di San Pietro, in de vorm van een halve bol, schittert goudkleurig in de warme septemberlucht. Ik had de echte Duomo's van Firenze en van Pisa niet bezocht, maar ergens anders had ik met aandacht naar een maquette gekeken. Toen besefte ik wat Brunelleschi had gerealiseerd , na het begrijpen van wat meetkunde in de ruimte. Voor 6.000 lires mag ik met de lift naar omhoog. Daarna volgen nog vele enge trappen tussen en langs stevige dakconstructies. Tenslotte bereik ik de top van de koepel waar de aanhouders beloond worden met een uniek schouwspel. De uitkijk  naar binnen gebeurt van op een korfbalkon. Het panorama naar buiten over de eeuwige stad Roma is natuurlijk schitterend. De stad daar beneden is geen gewone stad. Zij is gebouwd op de ruïnes van onze lange beschaving. Zij is vol met mensen en met monumenten. De Tiber. De zeven heuvels. De tienduizend straten. Het Roma van La Dolce Vita. Het Roma van Romulus tot Berlusconi .  Rome is als een zee, tot aan de verre horizon, en tot in het diepe onbekende. Op dat ogenblik word ik omringd door taterende wijven en meisjes uit Polen of Tsjechië, vrouwen met veel schmink en geverfde haren, die zich ouderwets en goedkoop hebben gekleed. Zij zijn vergezeld met mannen die voortdurend met hun neus in een reisgids snuffelen. Zij poseren allemaal samen voor groepsfoto's die zij later aan de buren, familieleden, en collega's op het werk zullen laten zien.

    Dan komt voor mij punt nummer drie : het bezoek aan het binnenste van San Pietro. 
    Ik voel me zo klein als een worm  uit Borgworm bij het binnenstappen van deze reusachtige tempel. Ik ben maar stof en ik zal tot stof wederkeren, terwijl deze  hoge en dikke muren voor de eeuwigheid werden gebouwd. Dit moet de woning zijn van de almachtige onzichtbare God of dan toch van zijn ambassadeur op de planeet Aarde. De pausenkerk moet de mens overbluffen. Om deze constructie op mekaar te stapelen waren enorme durf, majestatische afmetingen, onvoorstelbare financieringsmiddelen, geniale architecten en bouwmeesters, en een dosis waanzin nodig. Binnen volg ik in het zog van een Hollandse groep. Een geleerde gentleman is hun leider en hun gids. Hij gebruikt veel superlatieven en legt alles uit in een taal die ook ik helemaal versta. Hij citeert zovele verschillende pausen en kunstenaars.Voor mij wordt dat teveel. Ik wil een gedacht krijgen van de voornaamste dingen, maar het  ' nec plus ultra ' van kerkgeschiedenis en kunststromingen is te zware kost voor mij. Daarom verlaat ik deze taalgenoten en wel met de wil van te gaan zoeken naar het graf van de apostel Petrus. Ik kom aan ' de Piéta' van Michelangelo, een uniek beeld dat me een tijdje boeit. Maar mijn hersens functioneren toch niet goed meer op dat moment. Ik kijk kalm en eerbiedig naar dat prachtige kunstwerk. Daarna daal ik af naar de crypte waar vele topmannen van de Kerk  hun eeuwige rust vonden. Enige offerblokken nodigen me uit om lires boven te halen. Men moet eerlijk wezen. In zo een topkerk mag men geen geldstukjes doorheen de gleuven duwen. Dus dok ik af voor de Sint-Pieterpennig 1.000 lires en voor Johannes XXIII 5.000 lires. Deze laatste krijgt van mij wat meer omdat hij op een Legnano koersfiets had gereden, en uit Bergamo kwam zoals Gimondi en Arlequino. Zo heb ik geen papiergeld meer, tenzij ik op geheime plaatsen op mijn lijf mijn reserves bovenhaal, maar dan moet ik hemd,broek, of schoen uitdoen en dat mag niet openlijk in zo'n kerk.
    O, ja, daar is dan toch een beeld en een graf van de belangrijke Heilige Petrus. Ik streel even met mijn hand de voet van het beeld. Een vrome pelgrim krijgt voor dit eeuwenoude ritueel ook vandaag nog aflaat en strafvermindering in het vagevuur. Maar vermits mijn geweten met  zovele dagelijkse zonden werd bezoedeld begin ik plots te denken om ' hic et nunc' de situatie van mijn lei en mijn kerfstok bij Sinte Pieter toch wat te verbeteren. Ik haal daarom uit mijn Mephisto Shoe toch maar een groot biljet. Om daadwerkelijk het Roomse geloof te steunen , en omdat ik dat aan mijn moeder Alina had beloofd, volg ik de pijlen die me naar de sacristie brengen. Ik stap verder tot aan een dikke rode koord die me de weg verspert. Ik doe een paar stappen terug en lees op de muur dat het wel op deze plaats is dat ik mag betalen om heilige missen te bestellen. Ik ga terug achter de rode koord staan in de deuropening en kijk binnen in de octogonale ruimte, waar het riekt naar oude eik, was en wierook. Eerst dacht ik dat die grote sacristie - het is bijna een eetzaal- onbemand is en dat is zo. Want ergens achter een meubel zit een vrouw, een zeldzaam exemplaar van een Eva in de Vaticaanse  mannenwereld. Maar is zij echt of is zij een wassen beeld van Mme Tussaud ?  Zij beweegt niet.  Stilte in de sacristie. Na verschillende minuten geen blik en geen gebaar in mijn richting. Als kleine zondaar die nooit misdienaar was is het me niet mogelijk te weten wat ik nu moet doen. Ik kan toch niet roepen , en in welke taal dan ..., hé, juffrouw, ...of  mevrouw de koster ... hier sta ik, en ik ben een echte pelgrim die centen brengt ... . Ik hoest enkele keren , maar de kerkelijke ambtenaar ziet mij niet staan. Misschien heb ik nog niet begrepen dat zij tijdens lunchtijd niet mag gestoord worden. Dus toon ik haar mijn hielen. 100.000 lires. Wat is dat toch voor het Vaticaan. Niet meer dan nihil ! Verzadigd loop ik naar de buitendeur.  San Pietro is zo groot dat het nog een echte mars is en een slalom tussen de gelovigen om de open lucht terug te bereiken. Dit was niet mijn smaak. Wie kan er eigenlijk bidden in de grootste christelijke kerk ter wereld ?   Dit is een oceaan van luxe, kostbaarheden, rijkdom,  en zelfs het altaar van de paus is te ... maar, wie ben ik om ... .  
    Nog een toertje slenteren rond het geweldige plein laat me toe te voelen aan de obelisk van Keizer Caligula. Die was nog zotter dan ik. Hij gaf zijn paard niet alleen een naam , maar hij benoemde het ook tot senator. Mijn Olive Green zou trouwens ook geen slechte figuur slaan in zulke functie. Ik probeer me in te beelden wat het moet zijn als op de stenen van dit plein 200.000 gelovigen staan te wachten op de pauselijke zegen ' Urbi et Orbi' . Wanneer het een Heilig Jaar is betekent dat ook dat er dan een volle aflaat wordt bekomen . Ik koop reeds voor de derde keer in twee dagen een pakje zichtkaarten van Roma.  Zichtkaarten zijn mooier dan eigen foto's  en vermits ik niemand anders dan mezelf op een kiekje kan brengen koop ik geen andere wegwerpcamera meer.  Met de rest van mijn groot biljet laat ik een ijsventer me een grote ijskreem serveren.





    15-10-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Le 12 octobre. Saint Wilfried.
    Bonjour à vous toutes et tous , bon lundi !
    Aujourd'hui nous fétons les " Wilfried " !
    Prénoms approchants :
    Wilfrid ,Wilfred ,Wilfreda .

    Dicton du jour :
    Saint Wilfried ensoleillé, deux jours plus tard emmitouflé  !

    Issu du germanique wil ,la volonté, et frido, la paix ,ce prénom de chevalier pacifique fut assez fréquent dans plusieurs pays européens dés le haut Moyen Age. On le note en  Angleterre, en Allemagne, en Autriche et en France. Il restera en usage jusqu'au XIII ou XIV éme siécle ,puis disparaitra jusqu'a l'époque romantique .
    L'éclatant succés du célèbre roman de Sir Walter Scott, parut en 1819 " Ivanhoé " , remit ce prénom en lumiére, Wilfrid étant le nom du héros . Il se répandit surtout en Angleterre . En France, il a débarqué dans les années 1960, il est aujourd'hui attribué réguliérement. Saint Wilfried, fut archévéque d'York à une époque troublée de l'histoire d'Angleterre .
    Défenseur de l'église romaine , opposé à l'esprit nationaliste de nombreux dignitaires religieux , il connut la prison et dut faire pour plaider sa  cause                                                          deux fois le voyage à Rome .

     Il mena pendant quarante ans un apostolat difficile , mais fécond .




    Depuis les invasions anglo-saxonnes, l'Eglise était divisée comme le pays. D'un côté les Bretons ou celtes de vieille chrétienté qui refusaient l'envahisseur. De l'autre les Angles et les Saxons. L'Eglise celte refusait l'archevêque anglais de Cantorbery et vivait pratiquement autonome. L'Eglise anglo-saxonne fondée par saint Augustin, cent ans auparavant, était soumise au siège romain. Ce fut grâce à saint Wilfrid et à quelques autres que ces chrétientés fusionnèrent au VIIème siècle et que l'unité religieuse régna dans le pays. Mais la vie de Wilfrid fut très mouvementée. Moine de Lindisfarn, le jeune garçon poursuivit ses études à Cantorbery. Un saint moine, Benoît Biscop, le prit alors comme accompagnateur pour aller à Rome. Et ce voyage fut, pour saint Wilfrid, le début de toute une série. Lorsque les voyageurs passèrent par Lyon, l'évêque de ce diocèse, Delphin, le retint auprès de lui une année entière. A Rome, il se familiarisa avec la pratique de la liturgie et, en rentrant en Angleterre, il se fit l'apôtre de la liturgie romaine. Il fonda le monastère de Ripon en Angleterre. Devenu évêque d'York, il fit entrer au couvent la femme du roi Egfrid qui ne le lui pardonna pas et l'empêcha de rester dans son diocèse. Saint Wilfrid connut ainsi l'emprisonnement puis, par deux fois, l'exil dont il profita pour évangéliser le Sussex, la Hollande et même l'Austrasie où il faillit devenir évêque de Strasbourg. Il put enfin retourner dans son pays et y passer à peu près tranquillement les quatre dernières années de sa vie. Un historien anglais écrit de lui: "Il a fait tant de bien qu'on lui pardonne aisément ses imperfections et ses foucades."
    Pendant quarante-cinq ans d’épiscopat, il travailla avec ardeur, et non sans peine. Contraint plusieurs fois de céder à d’autres son siège d’York, il se retira soit parmi les moines de Ripon, dont il avait été abbé, soit parmi ceux de Hexham, une de ses fondations. Il mourut à Oundle, une autre de ses fondations, et fut inhumé à Ripon. (24 avril au martyrologe romain)




    12-10-2009 om 04:03 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heiligen van bij ons.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ondanks mijn eerbied en bewondering voor de Heilige Padre Damiano die ik reeds meerdere keren bewees door een aftrekbare gifte aan de Damiaanactie, wil ik tijdens deze week van de heiligverklaring van De Grootste Belg het even hebben over enkele andere heiligen van bij ons in Limburg, Haspengouw, Hesbaye, en voormalig Prinsbisdom Luik.  Het zijn heiligen die al werden vergeten of die nog altijd niet werden erkend en misschien dat zelfs nooit zullen worden.  Maar de toekomst zal nog bewijzen dat zij toch  veel belangrijker waren dan de meeste B.V.'s  en de vele beroemde niet-maagden uit Dag Allemaal van vandaag. Ik beperk me om het kort te houden tot vier heiligen, evenwel wetende dat er nog veel meer zijn buiten mijn quattuor.

     1. HET HEILIG PATERKE VAN HASSELT.

    Jean-Louis Paquay  - geboren te Tongeren in 1828 en gestorven te Hasselt op 1 januari 1905 om 15 uur.
    Ergens tussen de panden van de jeneverstokers ligt de simpele graftombe van de minderbroeder Valentinus die  reeds tijdens zijn aards bestaan door de Limburgers als een levende heilige werd beschouwd. Dagelijks komen er in de kapel van het paterke van Hasselt tientallen mensen schietgebeden of de rozenkrans bidden, gelovigen die goed weten waarom zij dat doen omdat de volksheilige hen of hun familie reeds heeft geholpen of nog  zou kunnen helpen. Lowieke Paquay , zoon van een boer en van een cafébazin, volgde zijn humaniora in het Klein-Seminarie te Sint-Truiden  (waar ikzelf ook het zevende studiejaar volgde maar nadien niet meer welkom was wegens mijn slechte punten op Gedrag en Godsvrucht...). Hij verkoos van minderbroeder Franciskaan te worden. Gedurende een halve eeuw zou hij te Hasselt vooral bekendheid hebben als biechtvader. Hij kon de gedachten van de mensen lezen en de toekomst voorspellen. Hij versterkte het geloof  van ontelbare gewone mensen , troostte de zieken en de stervenden, en hij bracht vele zondaars terug naar God.  Maar het  Paterke van Hasselt was niet erg geliefd door het Vatikaan. De meeste geschriften van deze minderbroeder werden verbrand.  Een dossier over de Hasseltse Heilige werd opgesteld in zes talen maar bleef een eeuw liggen alvorens Valentinus dan toch officieel  zalig werd verklaard.  

    2. CHRISTINA  DE  WONDERBARE -  ( Brustem 1150 /  Sint-Truiden  1224)
     
    Christina Mirabilis- The Astonishing Christina-   l'Admirable Christine.

    Uit  Brustem -  nu zo bekend is voor  La Chaussée de l'Amour waar veel wordt gezondigd - kwam uit de diepe Middeleeuwen een zalige maagd, een vrouw die tot ver buiten Haspengouw was gekend omwille van de gunsten en wonderen waarvoor zij had gezorgd. Zij werd aanroepen voor een goede bevalling en een goede dood. Haar relieken waren in het bezit van de families van Margaretha van Parma,  van de Koning van Portugal, en van de Hertog van Toscane. Straffe verhalen over de vita van deze Christina  zijn terug te vinden in oud-dietsche rijmen. Haar wereldvreemde gedragingen waren bovennatuurlijk, met veel fantasie, en gesitueerd in een waanzinnige tijd. Volgens de legende was Christina eerst een vroom weesmeisje dat zorgde voor haar zusjes  en voor de dieren op een boerderij. Zij stierf jong en werd opgebaard in de Onze-Lieve-Vrouw- kerk van Sint-Truiden .Tijdens haar begrafenis werd zij plots weer levend en vloog weg als een witte vogel. Zo begon haar buitengewoon leven van heks, sjamane, heilige, begijn, kluizenares, en van vele vreemde bebeurtenissen en wonderen bij de vleet. Opmerkelijk is dat zij altijd onafhankelijk bleef en nooit non werd.  Zij stierf zelfs een tweede keer, maar kwam terug om een vriendin te helpen. De derde keer was dan haar echte dood.


    3. EDMOND LEBURTON -   Le Grand Chef Blanc.

    Niet het Vatikaan maar slechts de Goede God zelf zal oordelen  wie een heilige was en wie niet. Ik ben er van overtuigd dat er ook heilige socialisten, heilige islamieten, heilige Joden, heilige negers, en heilige 'meisjes van plezier' zijn geweest en zelfs heilige unilingues francophones. Eén van deze laatsten heb ik vroeger nog ontmoet te Borgworm. Hij heeft me zelfs eens een pint betaald.
    Edmond Jules Isidore Leburton (1915-1997) was een tijd lang de machtigste man van Wallonië. In elk  Local des Femmes Prévoyantes en in elk Maison du Peuple hing geen kruisbeeld maar wel grote foto van deze knappe kerel .Vele schone vrouwen hebben levenslang voor hem gestemd. Edmond Leburton studeerde politieke en sociale wetenschappen aan de universiteit van Luik. Deze sympathieke Bourgondiër  verscheen overal , bij dag en bij nacht, steeds keurig gekleed en in sterke conditie tussen zijn partijgenoten. Hij heeft veel mensen geholpen. Vanaf 1946 was hij een groot politieker en dat bleef hij gedurende 35 jaren tot in 1981. Hij bracht het tot eerste minister, minister, partijvoorzitter, voorzitter van de mutualiteiten, burgemeester, kamervoorzitter. Hij was zeer lang een topspeler in de nationale politiek en boxte tegen kanjers als Leo Tindemans, Paul Van den Boeynants, Wilfried Maertens, Gaston en Marc Eyskens.  In zijn stad Waremme zal hij nooit worden vergeten.Toch spijtig dat hij zo weinig Vlaams heeft gesproken, zullen kwade tongen zeggen, maar eigenlijk kon Edmond Leburton wel zijn tweede landstaal  want hij was zeker slim genoeg.  


    4. JAN CARLIER. ( 1915- 1994)  -  Vader van Willy-Paul Carlier.
    De vriendelijke Jan Carlier uit een familie die reeds lang voor vervoer van personen had gezorgd, was een pionier van het volkstourisme in Haspengouw. Deze gelovige man, die geen liberaal was ook al koos hij als naam voor zijn bedrijf   De Blauwe Vogel , begon in 1929 autocarbedevaarten naar Lourdes in te richten. In die tijd , zonder goede wegen, waren dat avontuurlijke tochten dwars door het grote en diepe Frankrijk. De Lourdesspecialist breidde weldra zijn aanbod uit met kortere en met langere tochten  naar Banneux, Beauraing, Kevelaer, La Salette, Lisieux, Rocamadour,Fatima, Roma, Compostela . De Haspengouwse bevolking die volgens de Mechelse catechismus en het overheersende Roomse geloof leefde kreeg van reisorganisator Carlier kansen om alle voornaamste pelgrimstochten te beleven volgens ethische, gelovige, en financiëel haalbare normen. Tienduizenden gewone mensen maakten hun eerste grote reis met de autobussen van De Blauwe Vogel.  Meer dan alle geestelijken zorgde Jan Carlier dat de Haspengouwse mensen meer en beter gelovig werden door bezoek aan gewijde oorden. Naast zijn beroep van reisorganisator was Jan Carlier ook een groot voetballiefhebber die samen met Pol Massa STVV naar omhoog heeft gebracht.  De zakenman Carlier verdient  in aanmerking te komen voor zaligheid. Als leek  predikte hij dat bidden goed was, maar dat op bedevaart gaan nog beter was.

















    09-10-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.From California to Maryland.
    Enkele beelden van the Race Across America.











    02-10-2009 om 23:10 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Voetganger op Foro Italico.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ondanks dat ik meen dat fietsen niet gemakkelijk zal zijn in de straten van Rome en dat ik daarom veel zal stappen tijdens de komende dagen, ben ik toch zeker dat mijn programma prachtig zal worden. Ik ben aangekomen in de nabijheid van het Olympisch Stadion. Deze wijk werd helemaal veranderd vanaf 1935 want de Duce Benito Mussolini hoopte er in 1944 (mijn geboortejaar) de Olympische Spelen te laten plaatsvinden. Dat zou echter pas lang na de tweede wereldoorlog kunnen gebeuren in 1960. Het grote gebouw en de omgeving waren reeds vaak een plaats waar grote sportieve ontmoetingen zich hebben afgespeeld.  Het Stadio de Centomila  is vaak met 80.000 à 90.000 voetballiefhebbers gevuld want zowel A.S. Roma  als Lazio Roma spelen er hun thuismatchen.
    De Olympic Games 1960 zijn voor altijd in mijn geheugen gebleven omdat we toen op de zwartwit beelden van onze Vlaamse Televisie atleten mochten zien die er onsterfelijke sportroem hebben veroverd  zoals Wilma Rudolph, Armin Hary, Herb Elliott, Otis Davis, Tamara Press, Al Oerter, Iolanda Balas, Ralp Boston. Maar bovenal hebben onze kijkers de beelden mogen zien en herzien van onze Roger Moens die werd geklopt door Peter Snell. Het was ook in dit stadion dat een nog jonge Gaston Roelandts met de glimlach een vierde plaats heeft behaald in de 3.000 m steeple. Als sportkwisser weet ik uiteraard ook wat de Ethiopiër Bikila Abebe hier had laten zien. In de bar van de tennisclub offreer ik mezelf een bakje gelati mista waarvoor ik eerst elders een ticket had gekocht aan een centrale kassa. Terwijl ik de koude lekkernij uitlepel op een rustig tempo kan ik hoe langer hoe meer zien dat het drukker en drukker wordt in de omgeving. Weldra versta ik waarom. Er is vanavond geen match calcio in het stadion, maar wel een optreden van niemand minder dan Eros Ramazotti. De fans stromen toe. Er werden 50.000 entreekaarten verkocht. Wat een heksenketel. Weldra ratelt er muziek uit duizend luidsprekers. Opwarming voor het optreden van het popidool.  Zij die laat aankomen zijn gehaast en zenuwachtig. De lucht hangt vol electriciteit. Ik vlucht weg want ik hoor niet bij dat veelkleurig jonge volk dat zich in de grote kuip heeft genesteld. Enkele minuten later is het zo ver. De halfgod heeft zich op zijn podium laten zien en de tienduizenden worden daar wild van, opgehitst door het spel van de muzikanten. Fantastico. De éne, de echte Eros Ramazotti , live in concert  !
    Na deze eerste wandeling in de Romeinse avond zoek ik terug de Ostello della Gioventu op, mijn veilige en toch wat rustiger thuishaven.  In het cafetaria bestel ik aan de bar, met enkele woorden in het Engels, een grote Tuborg aan de bierpomp. De dienstdoende barman wil mij het blonde bier schenken in een kartonnen drinkbeker. Ik weiger. Ik wens mijn  grote Tuborg te drinken in een fatsoenlijke glazen pint van de Deense brouwerij zoals er wel degelijk  in de toonkast zichtbaar zijn.  ' Mijn schoonste glazen worden allemaal gepikt ' zegt de barman. Ik geef toe aan de man dat ook ik dit heb gedaan tijdens mijn vlegeljaren. ' Ik zweer U dat ik dat nu niet meer zal doen' beloof ik hem, want nu ben ik noch een student, noch een maffioso, noch een ladro di bicchieri di birra .... maar wel een eerlijk fietsende pelgrim die op de dag van zijn aankomst te Rome toch wel recht heeft op een service met enige stijl. Wij Belgen drinken altijd bier uit schone glazen. Ik vraag hem of de Italianen spaghetti eten uit tennissloefen. De barman stopt met zijn gezeur. Weldra komt hij me een mooi getapte schitterende pint brengen aan mijn tafel. Ik betaal 3.000 lires. Een wat ouder dametje heeft me zien praten met de ober. Zij betaalt ook haar thee en komt daarna naast me zitten. 'Ik ben blij dat ik hier wat met een Vlaming mag praten' zegt zij. ' Ik kom uit het Waasland. Kijk eens rond. In deze jeugdherberg zijn wij veruit de oudsten ! '

    De plots verschenen vriendin is al 55 jaar. Zij is alléén op reis. Eens was zij een trekvogel van de grote afstanden. Maar zij kroop pas uit een diep zwart gat. Haar echtgenoot was een felle bergbeklimmer geweest. Overal ging zij met hem mee. Zij klom toen ook tot in het tweede of derde kamp, terwijl haar man nog veel verder ging in het gezelschap van de sterkste alpinisten , meermaals tot boven de 7.000 m. Zelfs toen zij reeds de ouders van drie kinderen waren, deden zij nog aan bergbeklimmen. Maar zij werden te oud en grote kinderen laten studeren was duur. Zo moesten zij op een dag stoppen met hun geweldige hobby om fysieke en om financiële redenen. Haar sportieve man leed daar zwaar onder. Zeven jaar geleden kregen zij terug de kans om naar Peru te reizen, waar zij vroeger toppen  hadden overwonnen. Het was maar een rugzakkentocht met een groep om op 3500 m te wandelen in de natuur en in de zuivere lucht. Zij bereikten daar ergens een hotel, en alhoewel er zeker in de Andes hogere plaatsen waren, was daar toevallig ook een groep echte bergbeklimmers die grootsere plannen hadden dan zij zelf. Met deze Duitsers waren zij snel goede vrienden en een hele avond was haar man toch zo gelukkig want hij kon toen vertellen over zijn vroegere expedities naar befaamde oorden. Hij beefde van goesting en verlangen om met die Duitsers mee te klimmen en die kerels waren zeer goed voorzien van het beste materiaal waar een bergklimmer kan van dromen. Terug op hun kamer gekomen, omdat hij daar toch zo lag te kwijlen met bijna tranen in de ogen, heeft zij toen  plots aan haar echtgenoot en vader van haar kinderen gezegd " Maar ga dan toch mee, jong, seffens valt gij hier nog dood van frustratie en goesting  ...! Wij  laten onze groep verder wandelen zonder ons, omdat ik ziek ben en te moe. Ik blijf in het hotel om brieven te schrijven en gij gaat twee dagen mee met die Duitse bergbeklimmers !  ' .
    Hij liet het zich geen drie keren zeggen. Blij als een verliefde jongeling vertrok hij die volgende ochtend als bijkomend lid van het team dat graag zag dat deze ervaren klimmer mee omhoog wilde.  De Duitsers hadden een beklimming tot 5.800 m voorzien en dat doel werd in de late namiddag vlot bereikt. De Waaslander had er echter nog niet genoeg van in zijn euforie van toen. Wat hoger blonk in het avondlicht een bergtopje van 6000m en de oude klimmer wou nog eens tot op die hoogte komen.  Hij vertrok op zijn eentje om die prestatie te leveren terwijl de Duitsers hun kamp voor de nacht bouwden en gezellig samen aten.  Alléén en roekeloos is hij net iets té ver willen gaan. Hij is nooit terug gekomen. De Duitsers hebben naar hem gezocht. Maar de Belg was spoorloos, verdwenen tussen sneeuw en ijs, tussen de rotsen en kloven van het onmetelijke Andes Gebergte.

    Drie dagen later vernam de Waaslandse dat haar man was 'vermist'. Eerst besefte zij de ware inhoud van dat woordje niet. Zij bleef hopen dat hij plots terug zou verschijnen, dood of levend, en zij betaalde zoektochten aan plaatselijke berggidsen. Dat kostte haar een fortuin. Haar hotelrekening liep hoog op. Na twee maanden moest zij zonder resultaat terug naar huis.  Zij werd toen de vrouw van een vermiste echtgenoot. Het is een verschrikkelijke situatie. Een hele familie blijft nog geloven in een antwoord op vele vragen, en hopen op een oplossing, verlangen naar zekerheid. Zeven jaren van wachten, administratieve moeilijkheden, onvermogen, problemen met inkomen en met spaarcenten, slapeloosheid, wanhoop, ziekte, tranen, psychiatrie, pillen, verlies van werk,verlies van vrienden  ... . Dan waren er ook nog de kinderen die het trieste blad wilden omdraaien, een eigen leven beginnen, en die letterlijk uit het ouderlijk huis vluchtten en hun moeder in de steek lieten onder dwang van hun partners. Zeven jaar lang was het een nachtmerrie zonder einde. Aan dat alles had zij kunnen ontsnappen door reeds na één week te aanvaarden , in het wilde bergland van Peru , dat haar man nooit zou terugkomen omdat hij echt dood was en opgeruimd door de gieren en de insecten. Eén enkel papier van de burgemeester van het dorp waar de verdwijning werd vastgesteld, een officieel overlijdensbericht in de Spaanse taal zou alles veel gemakkelijker hebben gemaakt.

    Het verhaal van die dame is zo droef, zo geweldig, dat ik een tweede grote pint bier nodig heb om het door te slikken. De weduwe van de vermiste bergbeklimmer drinkt alleen maar een tweede goedkope thee. Amper één maand is zij nu officieel een vrouw met papieren en zonder man. Zij kreeg wegens zenuwziekte haar vroegtijdig pensioen van het Ministerie van Onderwijs. Omdat zij zeven jaren eerder naar Rome hadden willen sporen , maar door een toeval toch dan maar naar Peru waren gevlogen, heeft zij plots besloten om die reis naar Rome die met haar man niet doorging , op haar eentje te maken. Zij boekte daarom een goedkope heenvlucht en zal met de trein terug naar huis sporen, binnen tien dagen. Met haar klein pensioen moet zij zuinig zijn, want zij heeft nog steeds medische kosten te betalen. Zij verblijft goedkoop in de Ostello, doch zij amuseert zich niet goed. Daarom reist zij morgen al naar Firenze waar zij een bed & breakfast wil zoeken. Wij praten lang. Het doet me goed van terug  ons Vlaams te kunnen praten en horen. Het sluitingsuur van het cafetaria verplicht ons van te gaan slapen. Graag zou ik met twee slapen, maar in de jeugdherberg die 100% is bezet moet ik slapen in bed 2 op kamer 2 zoals op mijn bonnetje staat. Ik wens aan mijn landgenote veel geluk in haar verder leven en hoop dat het voor haar te Firenze prettig wordt.

    (Foto= bekend beeld op Foro Italico uit de periode van Mussolini.)

    28-09-2009 om 05:56 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996. Op het grote plein van de paus.
    26 september 1996. 14u 20. San Pietro. Ongelooflijk. Formidabel. Olive Green en ik zijn aangekomen in de over heel het universum bekende ruimte. Eén minuut stilte uit eerbied. Alles is er kolossaal.Wat zijn één man en één tweewieler toch klein. Mijn ogen beperken zich alsnog tot het bekijken van de vele houten afsluitingen die er het publiek, de fans van de heilige vader, moeten in bedwang houden. Ik zie fonteinen, vele groepjes mensen, en de zon die mij licht gaf om me de weg tot hier te laten vinden is overvloedig aanwezig. Ik kijk naar de hemel , maar ik zie de hemelpoort niet, maar wel nog enkele wolkjes die overblijven na de stortbuien van de vorige uren en daarop zitten noch heiligen noch engelen. De hoge kolommen rondom en voor de façade doen me meer denken aan een heidense tempel dan aan dé grote kerk tussen alle christelijke kerken, kathedralen en basilieken. Ik snuif de sfeer op maar proef toch niets dat heiliger aanvoelt dan elders. Aan de Sint Paulus fontein steek ik mijn harige kop helemaal in het water. Zo'n bijkomend doopsel te Vatikaanstad met Italiaans water zal wel beter zijn dan wat ik eertijds in het magere oorlogsjaar 1944 kreeg in het doopvont van Sint Pancratius te Waasmont. Zo ben ik heerlijk afgekoeld maar ik ben maar een mier op het reusachtige plein.Voor de anonieme dolende pelgrim, de oude rijder met vuile armen en benen die ik ben, is er geen bloem, geen kus aan de aankomst.

    Maar ik vind dat ook een zondaar recht heeft op enig aandenken aan deze wel bijzondere momenten. Een foto zou hier en nu wel mogen getrokken worden. Mijn wegwerpcamera is echter al volledig opgebruikt. Zal ik aan iemand anders 5.000 lires bieden om me te vereeuwigen ? Zo'n man met een grote zoemlens op zijn toestel zou me toch kunnen fotograferen. Ik geef hem wat geld en mijn adres, zodat hij me later de schone foto zou opsturen. Vermits op het plein van Sint Pieter betrouwbare toeristen, pastoors en zelfs Vlamingen rondlopen, moet dit toch mogelijk zijn. Laat het maar zo... , want ik denk aan de volgende gulden regel : ' En toute circonstance soyez humble pélèrin ... '. Waarom zou ik later mezelf op een foto moeten zien en waarom zou ik met een bewijs van aanwezigheid op deze heilige plaats aan wie ook later moeten tonen dat ik hier was aangekomen op deze doodgewone namiddag van de twintigste eeuw ? In de omgeving van het Sint-Pietersplein zijn de postkaarten nog veel duurder dan elders.Voor 13.000 lires stopt een winkeljuffer er maar 8 in een papieren zakje, maar een zakje dat wel door de paus werd gezegend. Omdat ik weet dat op dit uur van een werkdag alléén mijn oude moeder thuis is, gebruik ik mijn telefoonkaart om haar te vertellen dat ik mijn doel veilig heb bereikt. Na 1.400 lires eindigt de communicate, maar het was lang genoeg om Alina Wauters blij te maken. Zij was reeds een volle maand aan het bidden opdat haar oudste telg onderweg niets zou overkomen. Ik vind het officiële postkantoor van het Vatikaan waar ik mooie postzegels koop en postkaarten aan een eerlijke  prijs. Daarna zoek ik een schaduwrijke zitplaats waar ik vele kaarten schrijf om met fierheid te melden dat ik ben aangekomen te Rome.

    Ondertussen koelde ik verder af. Ik ben niet meer zo gelukkig en fier. Mijn avontuur is opgesoupeerd. Mijn bord frieten is leeg. De sportieve uitdaging is voorbij. Er komt nu verwarring en onzekerheid in mijn hoofd. " What now old pussycat ...?"

    Gelukkig had ik even voor Tarquinia een goed plan van Roma gekocht. Ik zie zonder moeite in welke richting de jeugdherberg ligt. Maar ik heb niet goed gekeken en ik heb niet gezien dat Via  en  Viale niet hetzelfde is. Dat is de reden waarom ik zo lang moet zoeken om dan nog op een verkeerde plaats te komen. Als een dwaas toerde ik met mijn fiets rond tot wanneer ik de oplossing ontdekte. Aangekomen op de Foro Italico, Ostello per la Gioventu, Viale delle Olimpiadi, 61, 00194 Roma, val ik echter op een Romeins mannetje dat er van geniet om me even te pesten door te zeggen dat er geen plaats meer is. Ik bekijk hem diep in de ogen en meld hem dat ik 39 dagen heb gefietst over berg en dal, en dat ik zo moe ben dat ik zelfs met zijn schoonmoeder zou kunnen slapen. Daarna  toont hij meer ijver om iets te vinden. Hij bewijst me zelfs dat hij aan die balie een belangrijk man is want hij kan me uitzonderlijk toch in zijn Ostello overnachting aanbieden.  Wat een charlatan !  Zouden in deze stad alle Romeinen met snorretje en zwarte blinkende haren zo zijn  ?

    Kamer 2, bed 2, voor 2 nachten. Het kost 23.000 lires per nacht. Tof. Hier zitten we veilig en goedkoop. Het is een jeugdherberg van grote afmetingen. Dra vind ik in de kelder het restaurant self-service waar ik een test doe en een plateau laad met hamburgers, doperwten, prinsessenbonen, eieren, brood. Even snel als Obelix eet ik mijn bordjes leeg. In een andere ruime kelder kan ik mijn fiets vastketenen aan de buizen van de verwarming. Naast dat bed 2 staat een ijzeren kast om al mijn bagage in te steken. Mijn hangslot is hier zeer nuttig. Na een korte beurt onder de douche kleed ik mij om op verkenning te gaan in de grote antieke wereld buiten de Ostello. Roma ontdekken en beminnen wordt mijn nieuwe uitdaging, mijn verse opdracht. Behalve enige woordjes uit de liedjes van Rocco Granata is mijn Italiaans nog steeds zo klein als dunne vermicelli maar ik voel me toch sterk genoeg om tegen eender wie mijn woordje te zeggen als dat zou moeten want ik ben toch een van de fortissimi belgae.
     



    31-08-2009 om 23:11 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waar de Tour de France komt. BRIANCON.
    Wanneer in het midden van de zomer, in de maand juli als de renners van de Tour de France de cols van de Alpen moeten oprijden, de duizenden wielerfanaten met hun caravans, auto's, campingcars, de hoger gelegen gebieden kortstondig bevolken dan wordt tijdens de wielergekte overdreven aandacht gegeven aan iedere beweging, ieder geluid, ieder kleurtje, uit het wielercircus en veel te weinig aan de natuur en het landschap, de bergtoppen en de dalen, het verleden en het heden van de mensen die in de Alpen wonen, werken en liefhebben.

    Dit jaar bleef ik luilekker bij moeder en hondje thuis voor mijn groot plat scherm, maar door omstandigheden van toen kon ik in 2008 gedurende vijf zware dagen de Ronde echt zien en voelen want ik sliep in mijn oude Passat boven op de Agnel en boven op La Bonette. Om post te kunnen vatten op zulke strategische punten van de Tour is het nodig er op tijd aan te komen, in ieder geval voor het begin van de catenaccio van de gendarmerie begint. Ik parkeerde mijn auto boven op die cols zowat 32 uren  (twééendertig) voor de doortocht van de wielrenners. Méér dan één dag heb ik op de toppen van die cols de tijd met wachten gedood. Maar dat was prettig vermits ik niet alleen kon genieten van de omgeving maar ook mocht kennis maken met een aantal van mijn soortgenoten, gekke dames en heren van diverse nationaliteiten die me spontaan hapjes en drankjes hebben  aangeboden. Ik maakte  een wandeling, eerder een slalom tussen de geparkeerde voertuigen, de tenten, de BBQ's, de stoelen en zeteltjes, de vlaggen en posters, de letters op het wegdek en de commentaar van alle bestaande reporters. Maar op meer dan 2500 m boven de zeespiegel is de lucht reeds ijl  en als 64-jarige met overgewicht en zwakke aders was ik ver verwijderd van de fietsende globetrotter die ik vroeger geweest was in Colorado en Wyoming. Met moeite bereikte ik nadien terug het kamertje in mijn personenwagen. Ik sliep in een slaapzak waarvan de ritssluiting  problemen gaf  maar die toch goed mals en warm was, en dat was wel nodig want toen ik om 5u00 in de ochtend  uit mijn Volkswagen kwam ontdekte ik op het dak een laagje ijs dat weliswaar met de eerste zonneschijn zou verdwijnen. 

    De wielerfans in de huiskamer vragen zich soms af waar de renners plassen tijdens hun rit, maar minder bestaat de vraag waar de toeschouwers hun behoeftes doen. Als 500.000 mensen langs de weg staan zal afval en plassen toch een gigantisch probleem zijn. Op dit gebied heb ik mij keurig gedragen want ik had een vuilnisemmer en plastieken zakken bij. Maar de Tour 2008 is ondertussen lang voorbij, en de Tour 2009 is ook al oud nieuws. Vele  cols baarden een muis. Gereputeerde kampioenen slenterden ' met de bus ' over die moeilijkheden waarvan de belangrijkheid toch wat opgeblazen wordt.  De Tour is voorbij, ' Vive le Tour !' en wat gebeurt er nu met Briançon ?  Wordt deze heilige plaats van het velopantheon na de zomer verlaten, zoals Macchu Picchu in het Andesgebergte , zoals de tumuli in het Haspengouwse landschap ?

    Toch niet. In het departement van de Hautes Alpes, deel van de regio Provence-Alpes-Côte d'Azur, ligt de stevige stad Briançon reeds veel langer dan 1922 toen de Brusselaar en drievoudige Rondewinnaar Philippe Thys  er na 274 km  ritwinnaar werd. Oud Briançon is de hoogst gelegen stad van Frankrijk, op 1330 m. Deze stad is anno 2009 een topbestemming voor toeristen, zowel in de zomer als in de winter. Vele sporten zijn er mogelijk en in de schilderachtige bovenstad is het aangenaam vertoeven. Ook in de herfst wanneer de rosbruine kleuren van de lorken Le Parc National des Ecrins wondermooi maken komen veel bezoekers. Steeds is er meer dan 300 dagen zon te Briançon, 6 uren per dag. De vochtigheid is bijna niets en de goede lucht die komt van de tientallen méér dan 3000 m hoge bergtoppen,  zorgt voor het herstel van de luchtwegen van ieder menselijk lichaam.

    De renners blijven op de weg bij het overschrijden van een bergpas, maar hoger dan de punten die cols worden genaamd zijn er de bergtoppen, meestal hoger maar minder gekend door de klimmende fietsers. De vele namen van de toppen zijn gemeengoed voor de alpinisten, zoals Barre des Ecrins (4102m), Mont Pelvoux (3943m), la Mejie (3983m). Elke bergkam heeft zijn eigen charmes. De afwisseling in de landschappen is enorm. We zouden het hier verder kunnen hebben over gastronomie, vrouwen, beekjes en watervallen, dorpen, dieren, bloemen, vlinders, kunst, plaatselijke dialecten, economie, maar altijd lokt de geschiedenis mij. Briançon bezit een groot erfgoed, had een rijk en boeiend verleden. Zichtbaar  zijn vandaag nog de indrukwekkende muren van deze versterkte stad. Een aantal van de militaire bouwwerken  dateren uit 1693 . De grote Vauban gaf de opdracht Briançon te versterken en te beschermen tegen aanvallers uit Italië. Dit gebeurde tijdens de oorlog van Louis XIV tegen de Liga van Augsburg. De Slag van Neerwinden van 29 juli 1693 is een van de veldslagen van die oorlog. Maar Briançon bestaat reeds nog veel langer  en vele van haar muren werden gebouwd tijdens La République des Escartons. Zij hebben gediend om de inwoners van de streek en hun rijkdommen te beschermen tegen voorbijtrekkende volkstammen, plunderende legers en zwervende bandieten .





    06-08-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    28-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De laatste rechte lijn.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Zodra ik op de Engelse kamer te San Marinella ben gekomen laat ik de kraan van de badkuip lopen en ik nijp ook bijna een hele tube zeep leeg.  Even later kruip ik met mijn vuil groot lijf in een wolk van schuim  en warm water. Wat een genot. Wat een heerlijke geur . Wat zijn de keramiektegeltjes op de muren mooi. Terwijl de spiegel reeds vlug bedwasemt, lig ik zo in het schuim van luilekkerland en ontspan . Op het nippertje wrijf ik over mijn gezicht met het washandje, zodat ik toch niet in slaap val.  Is dit dan de zaligheid die de heiligheid voorafgaat ? Ik weet dat ik op tijd en proper in de eetzaal moet zijn. Ik luister naar de langzaam druppelende kraan  en naar de vele zachte  implosies die de massa badschuim doen verminderen. Dan kruip ik plots weer recht, spuit met de telefoon een flinke portie koud water over mijn reeds natte kop. Zo geraak ik helemaal terug tot mijn bewustzijn  en ben ik weer voldoende fit en verstandelijk begaafd.

    Dit is de laatste avond voor mijn aankomst in het centrum van de wereld. Ik vind dat ik dus de lichte lange broek en het hemdje mag aantrekken die ik reeds 38 dagen voor deze gebeurtenis diep in mijn fietstas had bewaard.  Ik doe ook proper ondergoed aan, nette sokken en ik wrijf mijn wandelschoenen proper met het laatste sop van de badkuip. Ik borstel mijn haren en mijn baard.  Ik ben echt een gentleman die verschijnt in de dining room van House Miramare.  19u20 .  Ik ben te vroeg. Ik krijg toch al een plaats aangewezen aan een tafel gedekt voor één persoon. Er is nog een tafel gedekt voor vier  en een andere tafel voor twee.  Ik raap enkele tijdschriften op die onder op een rond tafeltje liggen.  Op de vraag  ' Something to drink  ? ... '  antwoord ik met mijn wijsvinger mijn verlangen verduidelijkend  ...  " 'Of course, that bottle red wine there on the left side ... ! ".

    Weldra slurp ik van dat wijntje terwijl ik met mijn neus snuffel naar de tien belangrijkste plaatsen die te Rome moeten worden bezocht. Het is reeds 19.45 u wanneer de andere tafels worden bevolkt, door een viertal  uit Engeland, drie vrouwen en één man, en door een koppel tortelduiven die Italiaans spreken. Ondertussen ben ik met grote aandacht in die reisgids aan het lezen en heb ik reeds mijn derde glas wijn op. Maar vlug is het duidelijk dat er weinig contact zal zijn tussen de individuele man aan zijn tafeltje en de anderen. De verliefden hebben slechts oog voor mekaar  en de travelers uit het fiere Albion, die per Rover Canterbury - Rome afgelegd hebben, vinden mij een barbaarse alcoholicus die aan tafel zit met bruine gespierde armen, twee bewijzen dat ik noch de Lord van Hull noch de Hertog van Brabant ben. Bovendien is het voor allen duidelijk in de dining room dat het laattijdig aanschuiven van de man op weg naar Rome de porties die avond van  1/6 naar 1/7  heeft doen verminderen. Minestrone, een stukje vis, raviolis, tiramisu,  allemaal lekker maar net genoeg maar om het bord vuil te maken.  Er komt ook nog koffie, maar ik pas voor deze afsluiter.  Mijn fles wijn is op , terwijl de anderen nog aan hun eerste glas zijn , vergezeld van plat water. Grote vaak overvalt me op dat ogenblik.   Ik  zeg duidelijk dat ik  ' very tired ' ben , wens iedereen ' good evening'  en dan verlaat ik het gezelschap waaraan ik niets  had.

    Volgende ochtend. Er is een kleine bloedvlek op het schone witte laken van mijn bed. Heb ik tijdens mijn slaap een meisje ontmaagd, of wat betekent dit nu ? Helemaal wakker besef ik dat ik 's nachts niet aan borstjes van een maagd heb gevoeld,  maar dat ik heb gekrabd aan de korstjes van de wondjes op mijn benen die eerder door insecten waren gebeten en maar moeilijk genezen. Ik neem   nogmaals een bad met heet water en veel zeep waarna  ik eau de cologne smeer op meerdere plaatsen van mijn ledematen. Genezing nadert. Na breakfast en na afscheid van mijn biljet van 100.000 lires, verlos ik my love Olive Green uit de veranda waar tussen bloempotten, drogende keukenhanddoeken en kuismateriaal zij eenzaam  had overnacht. De zon schijnt goed op deze septemberdag en de Via Aurelia Antiqua wacht op ons. Deze namiddag zullen wij Rome bereiken.

    Bij het verlaten van San Marinella, wanneer ik voel dat mijn wielen gemakkelijk draaien, ben ik als uitgelaten. Ik begin zo maar van pure vreugde luidkeels te zingen. Het liedje, nog uit mijn grootmoeders tijd, is van Tino Rossi, ....  '  Marinella, viens encore dans mes bras, lalala, lalala, .... . Ik stop aan een betonnen wegwijzer, zeer oud  zoals de weg naar Rome overal is, ondanks moderne aanpassingen en nieuwe laagjes verf. Fantastisch ! Geen twijfel mogelijk.  Er staat in grote leesbare cijfers  :  Roma   65.248  meters.

    De legioensoldaten van Caesar en van andere koningen en keizers waren gedrild om passen te maken van precies één meter.Wie deze norm niet kon halen aan het gevraagde tempo werd zonder medelijden gemuteerd naar Cataracticum, het gevaarlijk gebied tussen Brustem en Borgloon, waar tussen de bomen en grachten de Eburonen van Ambiorix  moeilijke tegenstanders waren. Ik zie die Romeinen met hun blote voeten in sandalen de Jeker overschrijden, met kort zwaard en schild. Ook zij droegen voor de veiligheid een pothelm, zoals de wielrijder die ik ben. Maar als Obelix daar een klop op gaf konden zij geen Latijns woord meer uitspreken. Ik ben Willix, ook groot en dik, maar toch niet zo sterk als die Oude Belgen van vroeger die na het drinken van Haspengouws witbier een dobbelsteen in hun vuist konden verbrijzelen.

    Voor de lol maak ik nog even een zijsprong naar de badplaats Marina di San Nicola. Daar koop ik melk, water, wurzelworst, brood, bananen, voor mijn volgende picknick. Omdat ik weer slechte bloedcirculatie in de voeten heb, loop ik er wat op blote voeten rond. Eenzaam fiets ik daarna nog gedurende vele mijlen verder. Ik word stil en kalm. Het is alsof een enorme magneet, die ginder achter de horizon ligt, me naar zich toezuigt. Op een volgende betonpaal op de Via Aurelia zie ik plots dat mijn einddoel nog dichter komt. Het cijfer is gezakt tot 19.822  meters. Ik begrijp dat ik op minder dan twintig km van Rome ben. Nu overvalt een felle emotie me. Ik begin te wenen op mijn fiets. Negenhonderdzestien uren zijn voorbijgegaan sedert ik mijn thuis en mijn gezin achterliet om pelgrim te worden, vrije trekvogel op Gods wegen. Mijn vlucht in de richting van Rome nadert een zwarte wolk. Even na een helling beginnen de regendruppels te vallen. Ik zou natuurlijk kunnen stoppen, schuilen, en niet nat worden. Maar de wind blaast goed en nattigheid is voor een oude kikvors geen probleem. In de bergaf duik ik letterlijk onder een douche in en dat maakt me nog  gelukkiger. Ik word als een Felix De Goede reeds met water uit de hemel gezegend. De stortbui  is kort en overvloedig, over orbi et urbi. Grote plassen liggen op de weg. Het stoort me niet als vrachtwagens met hun zware banden  me nog natter maken door de plassen op me te spatten. Dicht bij Rome mag een christenmens voor zo iets toch geen vloek meer laten. Ik pedaleer over de natte Via Aurelia en zing ...' I'm singing in the rain.., I'm singing in the rain... 'en ook nog dat deuntje dat al jaren in mijn kop zit zonder dat ik eigenlijk weet waarom ... ' C'était un musicien qui jouait dans les boîtes de nuit, et toutes les jolies femmes venaient tourner autour de lui ...' .Ook mijn heilig en eeuwig idool Bécaud komt aan de beurt met ' Le jour où la pluie viendra ... . Ik blijf verder zingen, maar in de voorstad is de oude weg op vele plaatsen kapot gereden. Ik moet gaan opletten , me fel concentreren, want dicht bij Rome is het verkeer drukker dan eender waar ter wereld. Immers uit alle windstreken, van alle wegen, uit de randgemeenten en uit de verste steden van in finibus terrae, komen nu samen auto's, vrachtwagens, stootkarren, bussen, helikopters, driewielers, scooters, skateborders, vuilniskarren, politiewagens, mountainbikers, kinderkoetsen, in de richten van dat éénzelfde punt. Daar zal ongetwijfeld het centrum van het universum zich bevinden. Nog een beetje bergop, enkele verkeerslichten, wat getoeter en wat geremd, tot er plots boven de huizen een grote koepel zichtbaar wordt.  Het is als een enorme zilveren luchtballon die wil opstijgen  maar nog wordt vastgehouden door vele aardse kettingen en draden. Wel, wel, wel, ... is dat het dak van het Vatikaan  ?

    Ultimo chilometro. De rode vod. La flamme rouge. De bel voor de laatste ronde van de zesdaagse. De energie die nog in de steendood gewaande renner steekt wordt nu bij me wakker.  Dynamiet komt in mijn benen. De laatste boogscheuten lopen over kasseien en daar ben ik als flandrien toch zo dol op. Maar ik ben te zenuwachtig en daarom vertraag ik om in een zijstraatje illegaal mijn kleine behoefte te doen, want weldra op de gewijde gronden van  het grote Sint Pietersplein zal dat niet meer mogelijk zijn. Ik hoop dat door het gefoefel van de Italianen mijn plasje niet positief zal zijn zoals dat van de allergrootste in de Giro van 1969.  De maffia heeft aan de carabinieri lires gegeven waardoor op 750m van de lijn de koplopers nog een verkeerde weg inslaan, en nu gaat de sprint der sprinten losbarsten . Ik trek aan de broek van Cipollini. Steels gooit met zijn bidon naar Moncassin. Blijlevens, Binda,Petacchi, Abdushaparov en Van Linden vallen. In het wiel van Kubler en Di Paco zit ik goed. Zij rijden als zotten allemaal rechtdoor. Zij hollen als jonge stieren in de richting van de goddeloze arena, waar elf hongerige leeuwen op hen wachten op het Brood en Spelen van die dag waar het bloed van dieren en martelaren voor de pret van het volk en haar wellustige leiders moet zorgen.

    Met een wrong naar links aan mijn stuur heb ik me uit het kluwen van die duivelse stormloop naar de meet bevrijd, en vond ik de juiste weg, het allerlaatste stukje van de weg  tot aan de fontein, de obelisk, op het Sint Pietersplein. Volk. Volk. Volk.  Ik heb gewonnen.  Ik ben de ware kampioen. Voor mij de kussen van de mooie vrouwen op het podium  en voor mij het textiel in alle kleuren die de winnaars mogen omgorden en voor mij een lauwerkrans rond mijn kop.


       Roma sporca, het vuile Rome.
      Toen Goethe, een ongelooflijk begaafd man, met een romantische en universele geest,
       Rome bezocht, werd het huisvuil er gewoon door de vensters op straat gegooid.
       Openbare toiletten waren er niet. Iedereen voldeed zijn behoefte waar hij wilde.

    28-07-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Ronde van Vlaams Brabant .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     Terwijl zoveel aandacht gaat naar de gigantische Ronde van Frankrijk mogen de wielerliefhebbers toch niet vergeten dat er ook nog op vele andere plaatsen wordt gekoerst, en niet alléén daar waar waar de heren B.V.'s van de televisie het ons in het breed en het wijd tonen en uitleggen. Dit dan uit eerbied voor de mindere wielergoden die ook hard op de pedalen moeten duwen voor veel minder geld en roem, maar zeker ook voor de organisatoren, de officials, de sponsors, de vrijwillige medewerkers, de familieleden, de signaalgevers, de supporters, de klusjesmannen , de politieagenten, de verantwoordelijken  voor bier en hapjes, de bloemenmeisjes , de opruimers, en voor iedereen die zorgt dat de wielerkoers veilig, proper en prettig is voor allen. Van vandaag woensdag 22 juli tot zondag 27 juli loopt de Ronde van Vlaams Brabant, rittenkoers in clubverband voor beloften en eliterenners zonder contract. Dit wielervriendelijk gebeuren vindt dag na dag plaats te Wilsele, Lubbeek, Dilbeek (tijdrit), Rotselaar, en te Asse. Bijna tweehonderd renners bekampen mekaar voor de dagelijkse rituitslag,  en voor het algemeen klassement volgens tijd. Bijkomende klassementen met punten, voor de bergrangschikking, voor knelpuntspurten, voor de jongere deelnemers, voor de beste Vlaams-Brabander, en voor het ploegenklassement  zullen ongetwijfeld deze wedstrijd veelzijdig animeren. De organisatie wordt gesteund door tientallen sponsors en partners waaronder de Provincie Brabant, KBC, Stella Artois, Spar, Java, Mobistar, Vermarc, Peugeot, Mobistar, Tönissteiner, Josan, e.a. , terwijl uiteraard ook de media aanwezig zijn ( ROB TV, Berg TV, Nieuwsblad) en de plaatselijke overheden zoals altijd ook sportief steunen. Niet minder dan 33 teams zullen aantreden met 6 renners. Dit zijn de vier continentale Belgische ploegen Fidea CT, Profel- Colossi, Josan-Isorex, en CT Jong Vlaanderen, en drie buitenlandse teams uit de USA (twee), en Nederland. Dit is echter vooral een Ronde die belangrijk is voor onze wielerclubs, die nog altijd de basis zijn van de Vlaamse wielersport. Uit Wallonië komen drie clubs, uit Limburg drie, uit Oost-Vlaanderen twee, uit West-Vlaanderen vier, uit Antwerpen zes, en vooral de Brabanders zijn talrijk met acht zestallen..
    Tijdens de vorige jaren werd deze provinciale rittenkoers gewonnen door Daniel Verelst (2008 en 2003), Kurt Van Goidsenhoven (2007), Geert Steurs (2006),Thomas Berkhout (N) (2005), Koen De Kort (N) (2004), Jarno Van Frachem (2002), Nick Nuyens (2001) , Danny Van Capellen (2000), Dennis Heij (N) (1999), Bart Berden (1998).

    22-07-2009 om 23:38 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    20-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Buenas noches mi amor - Dalida in de late avond.
    Elke dag van de Tour de France eindigt op NOS-nl voor de verslaafde TV-kijkers met hetzelfde deuntje dat wordt gezongen door ene Yolanda Christina Gigliotti , geboren te Cairo op 17/11/1933, beter bekend als DALIDA. Zie en luister op

    http://www.123video.nl/playvideos.asp?MovieID=367584

    http://www.youtube.com/watch?v=mY_jBkd3ZPg

    http://www.youtube.com/watch?v=3Z3HAMzEDaI&feature=related

    http://www.youtube.com/watch?v=Fb63wBWFaJ8&feature=related





    20-07-2009 om 02:54 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Bed and breakfast te San Marinella.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Alle wegen leiden naar Rome
    Daar kan geen vergissing bestaan
    Om in die oude stad te komen
    Houde men slechts de grote baan
    Maar wie als ik de dag kan loven
    Zonder dat haast hem begeleidt
    Die verkiest de landwegen boven
    De heerbaan van de korte tijd.

    (Bertus Aafjes)




    O, neen, ik heb niet goed geslapen. De nacht in mijn tentje duurde toch zo lang. Omdat ik geen jetons voor warm water had gekocht kwam ik voor het slapen gaan niet onder de douche. Zand op mijn lijf en zalf tegen de insectenbeten op benen en billen verhoogden mijn ongemak.Ook in het tentje naast mij werd weinig geslapen, want Cupido schoot daar vele pijlen af. Zo ben ik al vroeg op. Ik ga me wassen aan een kraan vanwaar ik mijn bezittingen kan in het oog blijven houden, want de kampeerders die daar rondlopen vertrouw ik niet goed. Muggen, vlooien, of iets anders, vanwaar kwamen die rode jeukende plekken toch. De situatie is verbeterd, maar toch smeer ik nog de rest van mijn tube op nadat ik me eerst goed met zeep heb gewassen. Ik ben klaar om te starten, maar op dat ogenblik is het 8u00 te Feniglia en opent de winkel van de camping waar ik koekjes, brood, mortadelle, water en melk koop. De melk is gekomen op haar ultieme verkoopsdatum en smaakt reeds wat naar yoghurt. De kosten voor het kamperen bedragen 15.500 lires. Dat is veel voor een kleine oppervlakte op vuil zand  en voor wc's van het Franse type waarop ik me niet heb gewaagd. Alvorens  te vertrekken toer ik rond het kamp om te zien of ik misschien toch niet alle accomodaties had ontdekt.Wanneer ik een laatste maal stop waar ik had geslapen om te zien of ik niets heb laten liggen, hetgeen al meer dan eens gebeurde, dan zie ik nog het tentje waar zoveel liefde was tijdens de nacht. De ritssluiting van de tentdeur is nog toe.Zij slapen nu nog in mekaars armen terwijl overal elders de nieuwe zonnige dag de levenden tot actie uitnodigt.

    Te Orbetello kan ik uit een muur mijn geldreserve aanvullen met 300.000 lires. Ik verlaat het gebied waar zee en land zich merkwaardig dooreengevlochten hebben in een lagune tussen moerassen. Orbetello met haar Polviera de Guzman was steeds een strategische plaats van grote betekenis, vooral in die jaren toen Spanje over Europa heerste. Stadspoorten en stadswallen bewijzen de vroegere militaire macht van de monarch Filips II. Na weinig afstand op de SS1  heb ik maar slappe benen zodat ik op een parking stop om mortadelle en brood te eten. Dat geeft me weer energie voor veertig km, want daarna worden mijn sokken weer te zwaar en stop ik voor een sandwich en een biertje. Op een stenen tafel in de schaduw ga ik helemaal horizontaal liggen. Na een dutje voel ik me weer beter. Fietsen langs een grote baan is vooral een lichamelijke bezigheid. Op zijn eentje tempo maken op twee wielen wordt na zovele dagen vervelend. Ik bestudeer de  landkaart en besef dat ik Latium nader. Vaarwel, schoon Toscanië, mijn fiets en mijn lichaam zullen U verlaten,  maar een stukje van mijn hart en mijn hersens behoren U toe voor altijd.

    Tarquinia. Gelegen links van de weg op een hoogte, op een rots van vulkanische oorsprong, is een oasis van graanvelden en olijfbomen. Drieduizend jaren geleden vestigden de Etrusken zich hier. De beschaving van de mensen die op deze heuvels bloeide is weinig gekend. Het wemelt in de nabijheid van Tarquinia nog van overblijfsels en graftombes van deze fascinerende en mysterieuze voorouders. Taxuna, hoofdstad van de Tarquini, was een nederzetting met minstens 100.000 inwoners. Rond de stad werd ooit een hoge muur gebouwd die 8km lang was. Er wordt door bepaalde archeologen beweerd dat er diep onder Tarquinia vandaag nog kunstschatten en artefacten van onschatbare waarde zouden rusten.

    Het " heidense verleden", de schande van onwetendheid en vandalisme, de zonden van plunderingen en diefstal, moesten worden uitgeveegd en worden vergeten door de volgende generaties. In de VIIde eeuw werd een nieuwe stad gebouwd, eerst Corgnitum geheten en later Corneto, en de naam en het verleden van Tarquinia moesten verdwijnen. Pas omstreeks 1920 herstelde het opkomend fascistisch Italië de waarheid. De naam Tarquinia werd weer in ere hersteld. Wie durft echter de hoofdstukken van de officiële geschiedenis herschrijven en wie krijgt voldoende middelen om de Etruskische cultuur terug op te graven  ?

    Ik mijmer over het duister verleden van de Etrusken en fiets verder langs de grote baan. Wow...  op vier plaatsen staan daar langs de wegkant op intieme parkings knappe zwarte hoertjes.  Taxigirls van Taxuna. Dit is duidelijk een deel van een georganiseerd netwerk langs de Via Aurelia Antiqua , waar heidense werksters van het oudste beroep hun ambacht uitoefenen. In het midden van de dag is dit wel opvallend. Zonde mag een pelgrim niet bedrijven. Daarom verplaats ik mij naar de voorstad van Tarquinia, waar ik op een terrasje afkoel. Voor 3000 lires krijg ik daar een portie ijs die dubbel zo groot is dan wat ik elders kreeg.Wellicht is dit een portie voor een Etrusk en niet voor een toerist, want die krijgt meestal minder.Terwijl ik uitblaas heb ik Olive Green stevig vastgeketend aan het ijzerwerk voor een venster van de Banco di Lavoro.Wat later moet ik vaststellen dat een gewapende veiligheidsagent en een grote hond mijn rijtuig komen inspecteren. De Banco di Lavoro is wel erg goed beschermd.

    Om te testen of de taart te Taxuna even goed is als de ijskreem bestel ik een capuccino met taart. Dit was van het goede teveel. Ik heb ondertussen de beslissing genomen om niet bergop te rijden naar het stadscentrum doch verder door Latium kilometers af te leggen.Een kilometer verder zit op een stoel weer een hoertje langs de weg, een negerin jong en mooi. De stoel heeft maar drie poten en met de rug van die stoel werd wellicht al eens een opdringerige kerel  k.o. geslagen. Het meisje zelf  heeft nog alle ledematen en toont die ook. Hoe lekker en hoe duur zou die wel zijn ... ? " Allez,  niet stoppen, verder rijden, oude jongen, ... " stottert mijn engelbewaarder.Ik kom niet van mijn zadel af, ondanks dat teveel op zo'n hard lederen Brooks kan last bezorgen aan mijn prostaat. Op de SS1 worden mijn benen terug beter maar de tenen van mijn rechtervoet vallen in slaap. Storing in de bloedsomloop. De veters van mijn fietsschoenen rijg ik wat losser en ik wandel met de fiets aan de hand verder.Weldra zijn de prikkels en de gevoeloosheid in die voet verdwenen. De Goede God zorgde dat tijdens mijn wandeling noch links noch rechts van de heirbaan er nog wachtende dames op stoelen zaten.

    Aan een verzameling wegwijzers gekomen blinkt plots in het zonlicht dat ik op minder dan 100 km van Rome ben gekomen. Dat zien en ademen, leven in vrijheid en in fatsoenlijkheid, maakt mij intens gelukkig. Emotie overvalt mij. Ik verlies mijn toestand van kalmte. Euforie geeft mij verse krachten. Even later echter geraak ik verdwaald in een wirwar van constructies, van bruggen en viaducten, van beton, ijzer, zand en cement. Reeds ogend naar de XXIste eeuw willen de Openbare Werken het landschap nabij Citavecchia met zware machines grondig wijzigen. Ik smokkel Olive en mezelf doorheen dit alles om te komen in een doolhof tussen verroeste schepen en hopen oud ijzer.Uiteindelijk zie ik de haven. Ik fiets tot aan de kade, want daar is veel  lucht en ruimte tussen hemel, aarde en water. Ik leg mijn fiets tegen een muurtje en ga wat op verkenning. Een kleine jongen probeert er met een lijn en een stokje visjes te vangen. Zijn zuster waakt over hem en leest een stripverhaal. Er is een veerdienst om naar Sardinië te varen. In de verte zie ik hotels die waarschijnlijk te groot en te duur voor mij zijn. Ik eet de overschot van mijn mortadelle op. Ik ben aangekomen te Citavecchia.

    Omdat ik toch graag op deze dag meer dan 100 km wil afleggen rijd ik nog een kwartier verder. Dan bereik ik San Marinella. Dit lijkt me beter om te overnachten. Prijsbewust en hopend van een  kamer te vinden, klamp ik een wandelend paar aan. Zij verwijzen me naar House Miramare, een naam die goed klinkt.

    De bazin staat me in het Engels te woord, want zij runt te San Marinella stijlvol een Bed & Breakfast. De Britse kamer is voortreffelijk. Vanavond om 20.30 u , op voorwaarde dat ik proper en op tijd aan tafel zit alsook 20.000 lires wil betalen, mag ik voor het avondeten samen met de andere gasten dineren, want er komt een lokale Kitchen Queen speciaal koken en het zal zeer lekker wezen.

    Tonight we have a special guest from Belgium
    but he came all his way to here on a classic English Brooks genuine saddle
    and on a handmade bicycle with 531 Reynolds tubes !

    15-07-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - In de buurt van De Gelukkige Olifant.
    De vissoep was lekker. Tijdens de nacht in Pension Souvenir slaap ik niet goed. Ik zweet en ik heb nachtmerries, stukken ellendige dromen waarin ik hulpeloos in moeilijkheden ben. Ik zie zelfs in mijn waanbeelden hoe Pruisen en Oostenrijkers in 1814 Napoleon Bonaparte op een boot naar Elba brengen, een eiland dat te klein zou zijn. De Corsicaan ontsnapte en kon zijn keizerlijke lotsbestemming verder zetten tot Waterloo. Er moet toch een onfrisse stekelbaars in die vissoep geweest zijn om dat 's nachts in je dromen te zien. Of was dit het verwerken van de grote schrik die de gevaarlijke autorijder me had bezorgd ?

    Al vroeg verlaat ik Castiglione della Pescaia langs de Via Costiera op een nieuw fietspad tussen pijnbossen en mediterraan struikgewas. Een echte profwielrenner van het team Panaria rijdt mij voorbij. Zijn blonde haren tonen me dat hij waarschijnlijk Zbigniew Spruch is. Even probeer ik deze elegante wielrijder te volgen, maar zijn tempo benadert 40km/u  en dat is voor mij onhoudbaar. Ik moet hem lossen. Erger nog, mijn armen en benen beginnen te jeuken, na het eerste zweet van deze nieuwe fietsdag. Wat is dat nu ?

    Ik stop en inspecteer mijn body. Overal zijn er rode hobbels op mijn benen en op mijn billen. Op mijn armen zijn ook plekken maar die niet jeuken, terwijl op mijn borst en buik niets opvalt. Op mijn rug kan ik niet zien, maar die jeukt nergens en is dus in orde, zoals ook mijn intieme delen zijn. Heb ik bloedvergiftiging of een allergische reactie door het eten van die cacciuto ? Werd ik door een zwerm insecten gebeten toen ik gisteren van de weg afsprong ?  Zogen teken uit het bos zich toen vast aan mijn vel of zaten al eerder vlooien en parasieten op mijn lijf  ? Waren er in de propere kamer van dat pension toch enkele venijnige muggen die mijn bloed zoet vonden ? Deze ochtend nam ik met zeer heet water een douche, het ongedierte kwam daardoor los en nu zijn er gaatjes in mijn vel die geprikkeld en ontstoken worden door mijn nieuw zweet van deze voormiddag. Ik overweeg doktersbezoek.

    Te Marina di Grosseto koop ik bij een apotheker zalf tegen insectenbeten. Gezeten op een bank nabij het strand besmeer ik alle pijnlijke plekjes. Ik trek mijn kleine zwembroek aan en ga in de voormiddagzon genieten van de zeelucht met haar talrijke helende eigenschappen. Ik drink een liter koele A-melk, want dat is goed tegengif. Mijn pen is wakker en met zwier bezorg ik zichtkaarten aan vrienden en familieleden. Het eeuwig boeiende spektakel van de zee, van het onbevuilde strand, van de glinsterende golven , van de verte en van de massa water zonder grenzen,  is aan de Toscaanse kust altijd afwisselend en doorlopend aanwezig. Per minuut voel ik de toestand verbeteren van mijn armen, van mijn benen en van mijn billen. Een nieuwsgierige man komt mij gezelschap houden. In de taal van Dante, die door mij rijkelijk wordt aangelengd met Frans en Latijn, kan ik hem uitleggen dat ik een Belg ben, reeds weken per fiets op weg naar Rome, een nieuwe gepensioneerde die van het leven geniet na een loopbaan bij de Spaarkas, maar die op dit moment door beten van moscitos wat wordt belemmerd in zijn tocht doorheen de Maremma. De oude Italiano, nazaat van Romeinen, Etrusken, zeerovers, wijnbouwers, vissers, of van wie ook, heeft me begrepen. Hij strompelt verder. Zijn dag is weer goed, want hij zal de plaatselijke oude wijze zijn die kan uitleggen wie die zwerver met de fiets was en waarom die allochtoon altijd onbeschaamd naar zijn eigen billen keek .

    Na deze gedwongen rust, begeef ik me weer op pad. Niet voor lang want weldra zie ik de vuurspuwende leeuw van  AGIP. De Azienza Generale Italiana Petroli  heeft niet alleen tankstations, maar ook wegrestaurants voor truckers. Rond het middaguur is een  " routier" waar vrachtwagens staan geparkeerd altijd een oase voor goed en niet duur eten. De prijs is 22.000 lires. Een fles koud mineraal water kost maar 1000 lires, terwijl elders dat 9000 lires kan zijn. Er moet wel geweten worden dat de obers in zo'n restaurant de overbijvende literflessen water en rode wijn afruimen, samengieten, terug afkoelen tussen ijsblokjes, en wat later weer aan de tafels brengen waar zij ' à volonté' voor de gasten staan. Wanneer er papier op de tafels ligt en geen wit tafellaken,  zal er geen coperto worden geteld. Voor de rest bestaan er niet veel andere tafelmanieren. Wijn, water, kaas, fruit, brood, zout, peper, olijfolie, azijn,  mogen  'naar hartelust ' worden gebruikt. Na spijs en drank  volg ik weer de hoofdweg en dan zwenk ik naar de tomboli die me zullen brengen naar de Monte Argentario.  Ik stop wat later aan een badhuis, waar ik een blikje Schweppes drink. Hoe heerlijk is het daar !  Geen vakantiegangers meer. Iodiumgeur. Vogels. Struikgewas. Appelsienenbomen. Olijfbomen. Gelukkig is de pelgrim in de zachte zon van Toscane.

    Ik voel me goed en fiets langs de lagune naar Porto di Stefano. Terwijl ik even stil sta om de weg te bestuderen, stopt naast mij een lichte Duitse bestelwagen waar een indrukwekkende mountainbike aan hangt. Een grote  ongeschoren man springt daar uit en komt naar me toe. Werner Freitag uit Berlijn. Hij rijdt reeds drie weken rond in Italië, slaapt in zijn voertuig, en iedere dag heeft hij een individuele rit geprogrammeerd, een rondje op mooie of moeilijke plaatsen. Hij beleefde een mooie vakantie. Hijzelf is personeelschef op een bedrijf van 350 werknemers dat aan het afslanken is. Mensen afdanken, herscholen, outplaceren, vervangen door jongeren is zijn job. " Ich bin ein Berliner ..." zei hij.  Dat waren ook eens de woorden van J.F. Kennedy. Werner wordt weldra een vijftiger. Na deze weken van grote vrijheid op zijn mountainbike is het voor hem duidelijk. Hij wil zichzelf laten afvloeien uit zijn bedrijf,  met een aanzienlijke uitstappremie en een ander leven beginnen, en dit ook omwille van familiale situaties. Als fietsfanaat is zijn ultieme droom een bedrijf op te starten dat nieuwe hebbedingetjes voor de fietsers zal uitvinden en op de markt brengen. Maak al maar publiciteit voor mij in België en elders, zegt hij. Freitag aus Berlin.  Nicht vergessen ! Freitag. Vendredi. Was dat niet het maatje van Robinson Crusoë ?  Ben ik weer aan het dromen , zoals deze nacht, toen ik Napoleon zag.  Ik voel eens in eigen wang. Mijmerend fiets ik verder. Het is nu dinsdag,  und Freitag, vendredi prochain  ...  zal ik al te Roma  zijn.  Wat een tocht  !  Vive le Vélo ...!

    Na een taai klimmetje ben ik te Porto Ercole, waar het heerlijk rondkuieren is. Ik ben moe en verbied mezelf om tot op de Monte Argentario te klimmen. Dat betekent 11km om op 635 m boven de zeespiegel te komen. Ik voel me gelukkiger op 3 m boven de zeespiegel. Mijn berg geld is laag. Aan de muur van de Casa di Risparmio probeer ik dat te verbeteren. Niet mogelijk. Pech. Het gaat toch slecht bij de Spaarkassen, sinds goede bedienden zoals ik op rust  moesten gaan. Misschien gaat die automaat gewoon niet door zout en zand in haar gleuf, of had ik er eens met mijn vuist op moeten bonken. In de nabije binnenhaven troost ik mij met een goedkope nieuwigheid :  een ijsje van bevroren koffie. Dat is lekker en ik kreeg het in een kommetje dat ik niet wil weggooien in de container bij het vuil. Als een jongetje van zeven maak ik er een bootje van dat mag meedobberen op de trillende golfjes van de haven van Hercules.

    Twee Spaanse forten uit de XVIde eeuw bewaken de ingang van deze pittoreske haven in hoefijzervorm, die in de avondstond toch zo gezellig is. Het is een schuiloord voor vele boten die aangemeerd liggen. De beroemde schilder Caravaggio werd in 1609 in deze haven door de politie hardhandig opgepakt en ten onrechte in de nor gesmeten. Toen hij de volgende dag terug vrij was, moest hij ervaren dat de zeilboot waarvan hij een passagier was met al zijn bezittingen reeds was vertrokken. Caravaggio werd door deze situatie onwel en kreeg koorts. Enige tijd later stierf hij daar aan malaria, toen nog in de Maremma op meerdere plaatsen gevaarlijk aanwezig. Hij was  37 jaar oud en werd begraven in de kerk van San Erasmo te Porto Ercole. Het eiland Montechristo ligt dicht bij deze haven. Alexander Dumas maakte het beroemd door zijn roman  ' De Graaf van Monte Christo'. Zulke avonturen uit de tijd van mantels en degens, van zeilboten, pruiken, mooie kasteeldames, helden , paarden, enz.  ... blijven boeiend voor velen.

    Wat door een niet-royalitywatcher als ik onbelangrijk is, maar voor andere mensen zeer belangrijk, is het feit dat de Koninklijke Hollandse Familie in de omgeving van Porto Ercole een riant vakantieverblijf liet bouwen. Rijke mensen kunnen zich de mooiste plaatsen ter wereld aanschaffen om een huisje aan de zee te bouwen. De naam van de koninlijke villa is  ' l' Elephante Felice' .

    Om nog te kunnen kamperen buiten de haven is het voor mij tijd geworden om te vertrekken. Nog net voor dat de zon in de zee is gedoken, staat mijn tentje opgesteld in Camping Feniglia. Er staan woonwagens, zwerfwagens, tenten van alle kleur, soort en maat. Naast mij komen twee buren, die me helemaal niet zien staan, want met grote haast zetten zij hun tentje recht. Nog maar een paar seconden steken al hun haringen in de grond of zij duiken al dringend onder hun tentzeil waar geluiden weldra laten vermoeden dat zij houden van hetero privacy. Dit stoort  me. Zij zijn op drie fietslengtes van mij bezig. Ik ga naar de wasbakken om wat textiel proper te krijgen. Een blonde vrouw komt ook haar was doen. Ik wed met mezelf dat zij een  Hollandse is, een fan van Queen Beatrix. Ik ben niet verkeerd. Een gezellig praatje in het Nederlands volgt. Ik probeer ondertussen mijn was zo goed te doen als zij de hare. Afkijken mag aan wasbakken op een camping.

    Ik kan toch nog niet slapen gaan. Geen eten en geen drinken te bekomen op die camping. Misschien elders  ?
    Langs het strand  zijn bijna alle lichten reeds uit of kapot gelagen door vandalen. Behalve de maan en enkele sterren, is alles daar duisternis en geur van zand en zeewater. Maar met een lamp op mijn voorhoofd kan ik wel mijn weg vinden. Ik had deze noen een goed middagmaal, maar het is toch weer fout dat ik aan het rondrijden was zonder enige reserve eten of drinken. Op het brede strand van Feniglia is het lage tij. Als boemannen staan in de zwarte nacht er hoge bomen tot nabij de zee. Dit is wel het einde van de wereld, zo een stilte en zo een duisternis. De zeewind maakt griezelige geluiden. Dan zie ik toch in de verte enig kleine lichten, alsof er daar mannen of vrouwen staan met een brandende sigaret tussen de lippen. Ik zie weldra schimmen met lange hengels waarop een lampje brandt. Zo weet ik dat het mannen zijn die bij lage tij lijnen in de zee zwiepen op zoek naar bijtende vissen.  Ik schreeuw luid  ' Buona sera ' want het is beter dat die lijnvissers weten dat ook ik daar ben, zoniet zouden zij me wel met een lijn met haken kunnen raken of me wurgen met hun sterke nylondraden. Mijn lijf verwijderen is duidelijk toch wat veiliger, en naar vissers kijken die niets kunnen vangen is toch niet plezant. Ik blijf nog ergens op een hoopje zand zitten, luisterend naar het geruis van de zee. Zonder eten, zonder drinken, zonder vrouwtje, naar bed. Jongen, wie zal ooit geloven dat jij op latere leeftijd zo een asceet was geworden  ! 


    .



    08-07-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Langs de kust.
    Na een karig ontbijt betaal ik aan de oudere man van de receptie 116.000 lires. Ik zet nog wat orde in mijn bagage, gooi mijn oude pyjama en onfrisse sokken weg,  en door die gekregen tent beter op te plooien, krijg ik terug wat meer ruimte in mijn fietstassen. Ik voel me sterk bij het vertrek. Gedurende de maand juni viel geen enkele druppel regen in Italië, maar op deze maandagochtend op het einde van september hangen wolken boven de zee die ongetwijfeld nattigheid zullen brengen.

    Ik volg de Via Aurelia. Deze weg komt uit het verre Spanje en heet  SS1. De Tyrrheense Zee ligt aan mijn rechterzijde. Een mooi panorama zou mijn beloning moeten zijn. Maar de zeewind  en de regen die al vroeg valt verplichten mij om te gaan schuilen in een overdekte autobushalte. Mijn trainingsbloes doet me te veel zweten. Ik ben nat door mijn zweet en door de regen. Het is niet koud en het is duidelijk dat de regen  langzaam verder zal neerkomen, waarschijnlijk tot op het middaguur. Ik trek een droog T-shirt aan. Om me te beschermen herknip ik met mijn schaartje een vuilzak op maat. Het opschrift " Houd Landen rein" blijft er op, maar de grijze plastiek is netjes rond mijn buik en over mijn billen, nadat ik een opening heb gemaakt voor mijn kop en mijn armen. In andere identieke vuilzakken steekt alles droog en proper in mijn fietstassen. Dun gekleed, profiteer ik maximaal van de zuurstof uit de natte zeelucht. Terwijl het verder regent  fiets ik op een weg waar een doorlopende witte lijn een brede zone voor fietsers en wandelaars afbakent. Zo kom ik vlot 25 km verder.
     
    Aan een Agip tankstation stop ik om een expresso te drinken en een warme panini met gesmolten kaas te eten. Er zijn daar wel 100 Agip-wegkaarten te koop van alle regio's van het schiereiland, maar van de streek waar ik nu ben is er niets meer. Ik herinner me de aanbevelingen die ik eerder had gelezen . Een andere randonneur schreef dat je steeds een wegkaart moet kopen twee dagen op voorhand, want de plaatselijke kaart zal onvindbaar of zeer duur zijn. Ik koop daarom reeds een stadsplan van Rome, nodig op het einde van deze week. 

    Nog meer regen. Dat geselt mijn blote en geschoren benen die ik met zonnebrandolie heb ingesmeerd. Het gaat goed. Ik draai vlot een groot verzet en weldra heb ik reeds 50 km afgelegd. Maar langs de grote steenweg wordt het te eentonig omdat de zee te ver is. Ik verlaat de SS1 op zoek naar San Vincenzo, een badplaats. Kunnen zien wat de combinatie van grauwe wolken  en een onrustige zee betekent, is wel de moeite en de omweg waard. 

    De zon verschijnt weer in al haar glorie. Met mijn mes snijd ik de plastiek rond mijn lijf weg en laat de Landense vuilzak achter in een vuilbak. Ik trek mijn droge koerstrui en windjak terug aan, droog mijn natte voeten goed af en steek deze in nette witte kousjes. In een restaurant met zicht op zee ga ik rusten en eten, want het is bijna dertien uur geworden. Mista van gebakken zeedieren, salade en tomaten, brood,  3/4  liter bier, en dat kost me 26.000 lires. Ik moet een dubbele coperto betalen omdat ik heb gebladerd in de krant die daar op een tafeltje lag.

    Ik kan langs de kust niet verder en moet terug naar de SS1. Een kwartier later vind ik wel een leuke weg langs pijnbossen en duinen. Wolkjes komen weer boven mijn hoofd, doch de wind blaast die naar het binnenland alvorens zij beginnen te regenen. Mijn fietstocht loopt verder langs een lijnrechte kustweg langs dennenbossen, boomgaarden en tuinen. Ik bereik Piombino, een havenstad met veel industrie. De boot naar het eiland Elba  vertrekt van uit deze haven. Met vleugelboten en andere soorten boten is het te Piombino mogelijk tegen betaalbare prijzen diverse tochten op zee te maken. Ik flaneer door Piombino, bezoek het aquarium waar ik kan kijken naar vissen, schelpen, kreeften en krabben. In het gouden boek van dat museum schrijf ik na goede inspiratie een prachtige zin. Het zicht op de zee van op de versterkte muren is bijzonder mooi, wegens de bootjes, de zeevogels  en de eilanden in de verte. Heel mooi  ook is te Piombino het kerkhof. De dierbare overledenen , zowel zij die stierven in hun bed als zij die in het zeewater verdronken,  liggen er in witte marmeren graven. Veel bezoekers. Veel bloemen. Op dat kerkhof  wordt voortdurend gebeden voor de geliefden die niet meer tussen de levenden zijn. Iets van de antieke aard van de Etrusken , een volk dat hier eens heeft geleefd, is nog steeds aanwezig te Piombino.

    Ik ben op een landtong gereden die ver in zee steekt  en dat was een omweg. Ik moet nu verder langs Crotone  waar de lucht stinkt door de fabrieken. Maar de wind blaast goed in mijn rug. Met deze bondgenoot houd ik lange tijd gemakkelijk een snelheid van  32km/u. Weldra kom ik aan te Follonica. Is dit de plaats waar ik zal overnachten ? Fietsen is nu gemakkelijk. Ik blijf dus maar in het zadel wachtend op dat kleine hotel waar ik zal stoppen. Er zijn vele campings. Omdat mijn materiaal zo goed werd samengeperst in mijn fietstassen aan de start van deze dag, heb ik geen goesting om alles terug uit te pakken en vuil te maken. Met een sterk tempo geraak ik verder. Ik kom in onbewoonde gebieden, bossen, heide, hellingen. De wind komt uit een andere richting. Omdat ik gedurende meerdere uren niets heb gegeten en ook maar weinig heb gedronken, val ik volledig stil. Ik heb geen eten en geen drinken meer. Hoe dom toch !  Ik heb veel gezien te Piombino en te Follonica, maar ik vergat te gaan winkelen. De avond valt reeds en dat gebeurt snel. Ik kan alleen wat rusten en grote happen Toscaanse lucht naar binnen brengen. Ik geniet van de geuren die de wind van in de bossen en van op zee meebrengt.
     
    Daar zo blijven staan is geen oplossing. Ik had tijdens mijn rustpauze mijn traingsbloes aangetrokken om niet af te koelen maar in de volgende helling krijg ik het door die kledij benauwd. Ik stop en plooi mijn bloes zorgvuldig op tussen de rekkers achteraan. Zo sta ik stil in de duisternis met rechts van mij langs de steenweg  varens, onkruid en struiken. Ik zoek ook de lamp die ik op mijn voorhoofd zal dragen, en die dan met mijn fietslampen me de donkerte zal laten overwinnen. Ik laat mijn hartslag wat zakken  en snuif nog wat meer boslucht op.

    In de heerlijke Toscaanse avond  ben ik plots in levensgevaar. Een autorijder op een duivels tuig, misschien een Lamborghini  of een opgepepte oldtimer uit de tijd van Stirling Moss, komt tegen minstens 140km/u de helling opgevlogen, scheurend door de nacht. Omdat ik daar sta in een bocht schijnen zijn grote lichten op de bomen van het bos en niet op mij. De sportieve doodrijder vliegt naar me toe. In een reactie om te overleven gooi ik mijn fiets van de weg af en zelf duik ik als een kikvors tussen de varens van de wegkant. Door deze plotse actie ben ik nog niet dood. Oef ...  we kunnen verder fietsen door de inktzwarte omgeving.  Het vervolg is beter. Ik kom aan een tunnel. Ik zie wegwijzers die me uitleggen dat een bewoond gebied nadert.  Met opgewarmde halogeenlampen  in de bergaf  heb ik veel licht op mijn fiets. Ik zie in de avond  weldra tuinen en woningen. Ik rijd met moeizame pedaalstoot door Riva del Sole en Castiglione della Peschiera, waar ik prachtige hotels met vijf sterren tegenkom.   In Centro met drie sterren is alles bezet maar ik word naar een adres gestuurd waar ik zal mogen overnachten. In  " Pension  Souvenir " vind ik inderdaad een kamer met ontbijt en mag  ik mijn fiets plaatsen in de tuin. Zodra ik op de kamer kom neem ik een warme douche met veel shampoing want op deze dag kreeg ik veel regen en vuil op mijn oud  lijf. In adamskostuum blaas ik daarna een half uurke uit, platte rust op het dubbelbed met lichtblauwe lakens van " Souvenir".  Zeer tevreden omdat ik  vandaag 135 km heb afgelegd en veilig de rit eindigde. 

    Het prachtig verlichte Castiglione della Peschiera by night  is klaar om mij te ontvangen. Wat een schilderachtige plaats !  Na een evaluatie van de nabije restaurants stap ik binnen in het visrestaurant dat mij werd aanbevolen door de gastvrouw van mijn pension. Ik telefoneer naar huis om uit te leggen dat ik een andere route volg.  Op het thuisfront wordt met grote precisie genoteerd waar ik op die avond ben. De plaatselijke specialiteit wordt mijn keuze. Cacciuto met witte wijn. Dit is een plat completo, een uitgebreide vissoep.






    06-07-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Tour 1929 van Maurice Dewaele .
    Enkele deelnemers uit 1929  en de fiets waarmee de Flandrien Dewaele had gewonnen.










    De 23ste Ronde van Frankrijk werd in 1929 betwist van 30 juni tot 28 juli, een periode van vier weken die liep over vijf zondagen. Er stonden 22 ritten op het programma waaronder een half dozijn bergritten en drie ploegentijdritten. Zes ritten waren langer dan 300 km. De Ronde volgde in omgekeerde richting van de klok de kusten en de grenzen van de zeshoek Frankrijk. Er waren zeven rustdagen voorzien. De renners moesten in totaal 5.286 km afleggen. Zij waren met 155 en dat is veel want pas 53 jaren later zouden er in 1982 meer zijn  (169).  Deze deelnemers kwamen uit Frankrijk, België, Italië, Spanje, Zwitserland  en Luxemburg. De Tour 1929 zou de laatste zijn waarin de invloed van de deelnemende merkenploegen te groot was. Twee soorten deelnemers speelden mee : de azen (53)  en  de touristen-wegrenners (102). Zij stonden als individuelen samen op één lijst ingeschreven. Noch ploegmakkers, noch volgwagens mochten hulp bieden. De Azen  vertegenwoordigden    merken van fietsen en van banden. Dat waren  toen  Alcyon Dunlop, La Française Dunlop, Alleluia Wolber,  Fontan Wolber,  Dilecta Wolber, Lucifer Hutchinson, La Rafale Hutchinson, De Dion Bouton Wolber, JB Louvet Wolber. De 5.286 km van die Tour de France dienden toen nog om te bewijzen welke fietsen en welke banden de besten waren. De renners waren minder belangrijk dan de naam van hun fiets en van hun band. Als zij wonnen was het omdat zij op de beste band en met de beste fiets hadden gereden (= de keuze van de kampioen die ook U moet maken.).  In de drie ploegentijdritten in de tweede helft van die Ronde, vertrokken renners samen die op éénzelfde fietsmerk reden, of die uit éénzelfde regio kwamen. Te Bayonne kwam de eerste rustdag. Reeds 1/3 van de deelnemers had opgegeven na acht ritten.Topfavorieten aan de start waren Nicolas Frantz en Lucien Buysse,  maar gekomen te Bordeaux leek het duidelijk dat Nicolas Frantz, vooral de Fransen André Leducq en Victor Fontan zou moeten vrezen omdat de oude flandrien Buysse al reeds 100 minuten had verspeeld. De mogelijkheden van Dewaele, Demuysere, en Pancera werden op dat ogenblik eigenlijk fel onderschat.

    Dinsdag 9 juli om 0u 01. Uit Bayonne vertrekken na een rustdag 102 dapperen voor de rit van 365 km naar Luchon.  Lucien Buysse toont nog eens zijn talent als klimmer en komt eerste boven op de Aubisque. Wat later  in de Tourmalet heeft hij bandbreuk  en nadien moet hij wachten op de Charles Pélissier van zijn sportbestuurder. " Den Kleenen" wordt kwaad. Plots doet hij iets vreemds. Aan een afrit rijdt hij naar Lourdes en daar neemt hij de trein naar huis. Zijn kameraden Van Slembrouck, Verdyck, en Van de Casteele, volgen dit voorbeeld. Die vier renners worden daarom de volgende dag  ontslagen door de bazen van Lucifer. De regionaal Victor Fontan uit Nay bij Pau toont zich. Dit is een klimmer die reeds koersen in Spanje had gewonnen maar die laat besefte dat hij ook een kans maakt in de Tour, ook zonder sterke ploeg. Met  Cardona, teammate aan wie hij de ritzege schenkt, komt hij na 16 uren en 32 minuten koers over de meet. Hij neemt de gele trui. " Pour vaincre Fontan déploie autant de muscle que d'intelligence et de volonté".  Tijdens de rustdag van woensdag 10 juli 1929 is Victor Fontan de beroemste man tussen de Landes en Wallonië.

    Donderdag 11 juli. Met 89 overlevenden wordt gestart om 4 u 00. In het licht van de lampen van enkele Hotchkiss auto's worden de eerste km afgelegd in de duisternis. Aan een brug in het dorpje Cazaux rijdt de geletruidrager in een gat in het wegdek.  Zijn fiets is kapot na  9 km koers. Zoals het reglement dat voorschrijft moet hij zijn tweewieler zelf hermaken. Fontan klopt op deuren van huizen op zoek naar een oplossing. Hij krijgt van een supporter die voor dag en dauw is opgestaan een oude  herenfiets.  Zijn koersfiets dragend op de schouder, fietst hij 6km verder. Hij geraakt zo tot aan een garage die de hele nacht open was gebleven. Fontan herstelt er zijn fiets. Hij zet al huilend van woede en verdriet de achtervolging in. Op de Portet d' Aspet komt hij 36 minuten na de kopgroep voorbij. Na 151 km  koers om 7u45' stopt hij uitgeput en ontgoocheld te Aulos sur Aston. Supporters stonden met honderdduizenden op hem te wachten op weg naar Perpignan maar zij hebben de gele trui niet meer gezien op die dag.  Heel het Franse volk geloofde reeds dat deze prachtige renner de Tour zou winnen. Via de radio verspreidden  TSF-sportreporters Alex Virot en  Jean Antoine de emotie van dit gebeuren. De radio was op die dag de grote winnaar .

    Terwijl ook de nog Jean Aerts, rijdend op dezelfde fiets als Fontan , met een gebroken vinger na valpartij de strijd staakt , zorgen de flandriens dat het een mooie 11 juli wordt. Demuysere, Delannoy en Dewaele bereiken Perpignan met grote voorsprong. Bonduel, Van Rysselberghe, Vervaecke, eindigen ook in de top20 van de tweede Pyreneeënrit over 323 km . Plots weet iedereen terug dat Dewaele tweede en derde is geweest in 1927 én 1928.  Hij draagt de gele trui met 14 minuten voorsprong  op Demuysere en 22 minuten op Pancera , een onvermoeibare Italiaan die al eens tweede finishte in de Giro .

    Maurice Dewaele was een taai renner. Bijgenaamd  " De metronoom" kon hij zijn tegenstrevers verslaan en neutraliseren door sterk temporijden. Hij was lid van merkploeg  Alcyon.  Bijna niemand kon, mocht, of wou nog iets ondernemen om hem uit de gele trui te rijden. Technische pech bracht hem nooit in paniek noch op grote achterstand.  Met 300 gr suiker en veel water  kon hij toch nog glimlachen en presteren toen hij zo ziek was als een hond en zelfs was flauwgevallen. Tijdens de  ' départs séparés'  van de laatste week hielpen ploegtijdrijders Rebry en Vervaecke hem nog om iedereen op vele minuten meer achterstand te rijden. Dewaele veroverde dan ook de 10.000 zware Franse franken van toen die door sponsors Ovomaltine, Banania, Poulain, en kettingen Brampton werd gegeven.  L'Ami Bini , een nieuwe hooggeschoolde  sportjournalist, vergeleek Maurice Dewaele  met een fles Bourgogne. Hij beterde met de jaren  en het was in juli 1929  dat wij hem mochten drinken. Voor wie nooit van l'ami Bini  heeft gehoord wil ik hier toevoegen  dat dit Jacques Goddet was, toen de toekomstige opvolger van Henri Desgrange.

    Zoals iedere editie van de Tour de France was deze van 1929,  thans  tachtig jaren geleden, een prachtig zomerfeuileton. Nu al te ver in de tijd , schijnt dit een vergeten Tour te worden. Het was een Tour  waarin  en waarna vernieuwing kwam. Vanaf de Ronde van 1930  kwamen er landenploegen, een publicitaire karavaan, andere renners  en andere figuren achter die renners, andere reglementen, enz  ...      Vive le Tour  !

    UITSLAG TOUR 1929:

    1. Maurice DEWAELE (Alcyon)  -  2. Giuseppe PANCERA  ( La Rafale) op 44'23"-  3. Joseph DEMUYSERE (Lucifer) op 57'10" - 4. Salvador CARDONA (Fontan) op 57'46" - 5. Nicolaas FRANTZ (Alcyon) op 58'
    verder nog   ...  6. Louis DELANNOY  -  8. Julien VERVAECKE  -  10. Gaston REBRY  - 11. André LEDUCQ  - 13.  Désiré LOUESSE ...  die in 1929 werden gesponsord door Alcyon .  Te Parijs eindigden 60 renners.


    03-07-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Toen ik mijn fiets tegen de toren plaatste.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In de vroege namiddag zijn de schaduwrijke straten van het oude Pisa leeg tot na de siësta. Ik rol in de stilte verder op soepele banden tot ik kom aan een door onkruid en struiken overwoekerde muur. Daar zie ik dat meer en meer mensen stappen naar dezelfde richting, zwermen toeristen van alle soort, ook Japanners gereed om ieder vogeltje dat voorbij vliegt vast te leggen op Kodakpapier. Wat verder zie ik die beroemde scheve toren van Pisa staan. Hij is eigenlijk veel kleiner dan ik altijd had gedacht, maar 55,86 m  hoog. Bekeken van op een afstand van 155 m geeft dat geen felle indruk. Ik luister naar een gids die veel vertelt over de toren. Het is me vlug duidelijk dat ik sta voor een uniek geheel dat Campo dei Miracoli wordt genoemd en waar naast de Torre Pendente, ook de Duomo,  de doopkapel, en het Camposanto, belangrijk zijn. Ik wil mijn fiets tegen de kerk plaatsen maar, misschien omdat er niet Bianchi-Campagnolo op staat, word ik één minuut later al weggejaagd door een ijverige politieman. Nergens kan ik mijn fiets veilig opbergen of aan iets vastkabelen.Tussen tweeduizend in alle richtingen bewegende mensen, nabij een toren die wie weet wel zou kunnen omvallen, en nabij die hoogkerkelijke muren van Pisa voel ik me niet op mijn gemak en niet erg welkom. Met mijn maag vol slecht geknabbelde zeevruchten verloopt mijn spijsvertering ondertussen ook niet zo vlot. De bezoekers, die voortdurend door touringcars worden aangevoerd, overweldigen me. Ongewild word ik door de massa tussen de winkeltjes geduwd waar ik zie dat op de ansichtkaarten alles van Campo dei Miracoli mooier en indrukwekkender is op foto dan  in de werkelijkheid. Ik loop verder en benader zo dicht mogelijk de wereldberoemde toren. Ik plaats mijn fiets tegen stenen die reeds eigenlijk tot de voet van de toren behoren. Achter enkele planken en overschotten van bouwmaterialen doe ik vlug mijn kleine behoefte, maar bij mijn terugkeer aan mijn fiets,  zie ik dat twee politiemannen met de armen op de rug in mijn richtig komen. Ik wip op mijn zadel en met klein verzet verlaat ik de toeristische grote mirakelmarkt van Pisa. Vermits die politiemannen het niet op een loopje zetten om me te pakken  -want fietsen is daar verboden - moet ik ook niet op groot verzet wegspurten.

    Olive Green brengt me naar Piazza dei Cavalieri en Piazzo Dante. Deze zijn leeg en verlaten maar dat zal niet voor lang meer zijn want binnen een week zullen de studenten de buurt bevolken en zal een nieuw schooljaar beginnen. Aan de Ponte Solferino stop ik om wat te bedaren, en omdat daar een karretje staat met ijskreem. Ik fiets even tot aan het gothische kerkje Santa Maria della Spina, waar lang geleden een relikwie van onschatbare waarde werd bewaard, namelijk een stekel uit de doornenkroon van Jezus Christus. Met zijn rustgevende waterstroming vloeit de Arno in die omgeving reeds eeuwig voorbij. Hem .zal ik tijdens het komend uur volgen en dat is een gedachte die mijn moed verbetert.

    In de XIde en XIIde eeuw werden te Pisa de beste zeilboten gebouwd. Met deze boten konden de kooplui veel vervoeren maar zeker ook sneller varen dan de Moorse zeerovers die aan het loeren waren om een slag te slaan, zoals koopwaren stelen, en vrouwen en kinderen ontvoeren voor losgeld of voor de slavenmarkten. Gedurende tweehonderd jaren waren de Pisani grote vakmannen. Uit hun scheepswerven kwamen de Ferrari's en de Alfa Romeo's van de zeilboten, terwijl elders boerenkarren en Lada's werden gemaakt. De zeevaarders van Pisa waren de meesters van de zee. Zij werden weinig gestoord door de Viking's die andere jachtvelden hadden. Van hun zeereizen brachten zij rijkdom, kennis en kunst mee. Die gingen zij halen in gebieden waar de Islam bloeide. Pisa was een machtige stad eeuwen later dan Rome en Ravenna, maar wel vroeger dan Venetië, Florence, Genua, Milaan, Bologna. Zo hebben vele Italiaanse steden een verwarde en ingewikkelde geschiedenis, met hoogten en laagten, met grootheid en rijkdom gevolgd door verval en stilte. 

    De regio Toscane heeft drie belangrijke troeven om iedereen te lokken en aangenaam bezig te houden. Ten eerste is er de kunst en de sfeer in de oude steden, ten tweede zijn er de heuvels, bergen, bossen, wijngaarden, rijke natuur, en ten derde zijn er de kusten en de zee.

    Toen ik mijn fiets tegen de toren plaatste is hij nog niet omgevallen. Veel later dan op die zondagnamiddag zou ik te weten komen dat de toren van Pisa  44 cm terug rechter werd getrokken door een tegengewicht van 870 ton lood. Deze openbare werken tot renovatie hadden de som van 28.000.000 euros gekost. De toren van Pisa werd op die manier een beetje minder scheef, wat zijn kansen voor de toekomst verbetert. Maar, het is ondertussen ook wel waar geworden dat de toren van de Sint Walfridiskerk van Bentum in Friesland nu  zes centimeters schever is dan die van Pisa. Vermits ik Wilfried heet  kan ik daar mee leven.  Want al bij al was het met droeve blik dat ik  het te drukke Centro Storico verliet. Mijn neus begint wijd open te gaan in de zeelucht die me tegemoet komt en me gelukkig stemt. Na een tiental km fietsen, sta ik weldra voor de wijdse horizon van de Tyrreense Zee. Ik reed Tirreno-Adriatico niet,  maar wel Adriatico-Tirreno. Ik feliciteer mezelf  want ik reed tussen de zeeën bijna zo goed als  Roger Devlaeminck.

    Met zicht op " la grande bleue" en met mijn voeten op proper zand geniet ik intens van de prachtige ogenblikken die me zijn gegund. Ik vraag me af welke zin het heeft om na Marina di Pisa terug naar het binnenland te trekken, zoals mijn programmablad was opgesteld, om mezelf terug af te peigeren op mijn zware fiets. San Gimignano, Siena, Perugia, Assisi, Spoleto, Rieti, zijn allemaal mooie plaatsen, maar om er te geraken zal ik moeten zweten. De oude Italiaanse steden zijn prachtig, maar zou ik toch maar niet de zeeweg volgen om meer te genieten en om op een ontspannen manier gemakkelijker Rome te bereiken. Ik wil niet rekenen, maar ik weet dat ik zeker vijf dagen langer heb gereden dan verwacht. Maar dat mag me niet duwen tot overdreven sportieve inspanningen om nu per dag méér kilometers af te leggen hetgeen  zou mogelijk zijn door mijn fel verbeterde lichaamsconditie. Als vroegtijdig gepensioneerde evenwel  moet ik leren genieten en plezier hebben zonder enige prestatiedrang, en zonder nog te willen bewijzen dat ik misschien niet meer kan rijden zoals een campionissimo  maar toch nog als een gregario. Sint Franciscus en de Heilige Clara zullen mij vergeven als ik niet bij hen op bezoek ga. Flexibiliteit is van deze tijd. Als ik wil, kan en mag ik mijn route wijzigen. Ik ben zelfstandig en mijn eigen meester, alléén op weg zonder tochtgenoten.

    17.00 u. Laat op zondagnamiddag aan de Toscaanse kust. Einde van september. Plots begint er een windstorm, de golven worden talrijker en wilder. Weldra volgen donder en bliksem. Vele strandtoeristen en ikzelf vluchten in alle haast naar een milkbar. Alle hemelsluizen gaan open en de regen als een waterval spuit over Marina di Pisa. Ik heb maar een kleine tafel bemachtigd , maar ik zit toch droog en ik kan mijn fiets in het oog blijven houden. Die steekt goed bedekt onder de tent die ik te Fiesole kreeg. Om te mogen blijven schuilen in de milkbar, die ondertussen zo vol is als een fles Martini, bestel ik een bananasplit en nadien ook nog een tas koffie.

    Golven op zee. Alléén aan de natte kust. Mentale verzwakking. Plots valt mijn beslissing. Ik fiets niet naar Assisi, maar ik zal langs de kust proberen Rome te bereiken. Zo kom ik dan opnieuw op de route van André en Simone,  die ik had gevolgd langs Maas en Moezel. Die weg is belangrijk en bekend als de  VIA AURELIA ANTIQUA. Het is de heirbaan die sedert Romulus zo druk werd gebruikt door de legioensoldaten, handelslui, reizigers, huurlingen, artiesten , troubadours, girorenners, zigeuners, bruine paters, maffiosi, straatmadelieven, te voet, te paard of op wielen. Deze belangrijke oude verkeersader loopt van Marseille naar Rome.

    Na dit onweder rijd ik op natte wegen naar Livorno. Ik wil nog vele kilometers afleggen. Rond Livorno is weinig te zien, maar er is daar mogelijkheid om naar Sardinië te varen. Dat bekoort me. Een jaar eerder was ik zo van Roscoff in Bretagne overgestoken naar Cork in Ierland. Toen veranderde een fietstocht die saai werd  in een onvergetelijk avontuur. Maar dat zal nu niet gebeuren want mijn weg naar Rome is nu duidelijk afgelijnd en heet Via Aurelia Antiqua.  Beter kan niet. Aan de Cassa di Risparmio di Livorno probeer ik te bancontacten, maar dat automaat staat op het einde van de weekend droog. In de volgende woonwijk van Livorno krijg ik van de Banco di Roma  wel goede lires. Ik meen dat Banco di Roma me een teken geeft dat ik moet naar Roma fietsen en niet naar Sardegna varen. Met stevig tempo ga ik vooruit, maar ik krijg weer regen op mijn lijf. Ik wil niet schuilen. Het is bijna donker door de zwarte regenwolken. De wagens zijn gevaarlijk. Het is nog maar  19.15 u maar ik moet met mijn lichten rijden voor meer veiligheid en door wettelijke verplichtig. Ik sukkel nog verder door de nattigheid.

    Ik begin te verzwakken, maar gelukkig kom ik aan te Antignano, een kleine badstad. Door de regen is er geen mens op straat. Weldra ontdek ik een pension waar nog plaats is. Op de kamer duik ik onder de warme douche. Met droge kleren aan zit ik een uurtje later aan tafel. Het moment is gekomen om het goede einde van mijn vijfde week op weg naar Rome te vieren, en met klasse af te sluiten. Het wordt een goed avondmaal. De vrouw des huizes mag voor mij beslissen wat ik zal eten. Er komen zes schotels op tafel, niet in één keer , maar in de gepaste volgorde. Gemengde zeevruchten, lasagne, entrecôte, frieten, kaas, brood. Schitterend einde van deze natte zondag. Op mijn tafel staat een fles Rosso di Montalcino 1988 genummerd 530499. Zou die niet te duur zijn  ?
    De dienster weet het ook niet. Zij neemt de fles en gaat aan de bazin vragen voor hoeveel ik die mag ledigen. Het zal  15.000 lires kosten. Normaal kost zo'n fles toch meer. Maar ik meen te begrijpen dat de bazin medelijden met mij had toen zij me in haar pension zag binnenkomen als een oude natte hond. Zij gunt me een premie voor schone strijdlust en bruine gespierde benen. In het aantrekkelijk restaurant hef ik mijn glas op als dank voor de mooie dagen die voorbij zijn en voor nog betere dagen die hopelijk zullen komen.

    30-06-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    27-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De Ronde van Lucca .
    Met een wereldfietser uit Australië had ik in de jeugdherberg de kamer moeten delen.  Hij was dwars door België gefietst, hield een goede herinnering over aan Mons waar hij veel bier had gedronken. Bij de fietsstalling maak ik kennis met een koppel fietsers mooi uitgerust op Koga Miyata's. Zij willen nog wat genieten te Montecatini Terme tot de Fietsbus hen terug naar Nederland brengt. Tijdens het ontbijt komen Duitsers mij gezelschap houden. Zij zagen me al in de regen van Fiesole,  nabij Parco Pinocchio, en nu was het de derde keer, een reden om wat te praten. Man en vrouw vinden mij een rare figuur met mijn rode pothelm en zware fiets. Zij reizen gewoon met de auto. Hun route is bijna identiek aan de mijne. Na Toscane zullen zij Rome bezichtigen.  

    Na deze ontmoetingen met telkens een korte babbel, wil ik op deze voormiddag enige punten afwerken in de mooie stad Lucca. Ik wil beginnen met een bezoek aan het  Sanctoario Santa Gemma omdat ik een buurvrouw heb die de voornaam Gemma draagt. Voor haar zal ik in dat heiligdom een kaars aansteken. In de kerk van de Passionisten  te Lucca wordt die heilige Gemma vereerd. Het is een kerk waarvan de bouw was begonnen in de tijd van de fascisten (1935) . Door de oorlog en armoede die volgde, vielen de werken stil tot 1965. Pas toen kon het kerkgebouw worden voltooid. De heilige Gemma had te Lucca geleefd en mirakels gedaan. Ik ledig mijn geldbeugel in een offerblok en raap documentatie op over deze  heilige om te geven aan de Gemma van onze straat.

    De ruimte van het kerkschip is leeg. Wanneer ik terug wil buiten gaan , waardoor het schurend scharnierke van de kerkdeur fel kreunt, spring daar plots in de halve duisternis een meisje recht. Zij lag daar stiekem op een kerkbank te slapen. Het is waarschijnlijk een zwerfster,  een jonge zigeunerin. Zij is daar om te bedelen aan de kerkdeur en vraagt me wanneer de H.Mis zal beginnen. Vermits dat in grote letters op de muur staat kan zij niet lezen. Ik probeer haar uit te leggen dat zij jong en ook mooi is. Zij kan zeker wat anders doen in het leven dan bedelen. Ik stop haar 5.000 lires in de hand om op dit vroege uur iets te gaan eten in het centrum van de stad. Zij glimlacht en loopt weg in de richting die ik haar met mijn vinger aanduid.

    Zo heb ik mijn goede zondagse daad reeds gedaan. Ik rijd dan naar de stadswallen, een dijk van bijna 10 m hoogte die zonder onderbreking gedurende 4,5 km helemaal  rond de stadskern  loopt. Boven op die dijk ligt een uniek circuit voor fietsers, wandelaars, joggers, kinderkoetsen, rolplanken. Ontelbare bomen zuiveren er de lucht en brengen er schaduw. In de verte nabij de Toscaanse hemel zijn bergen te zien. Dichterbij zijn grasvelden, stenen muren van de versterkingen, grachten en kanalen om het aanvallers moeilijk te maken. Binnen deze geweldige verheven kring liggen tuinen en oude huizen met prachtige daken, alsook torens en kerken.

    Reeds duizend jaren geleden zo wordt vermeld in  'the Canterbury Tales ' kwamen de pelgrims die op weg naar Rome waren graag langs Lucca, omdat het een stad was met goede gastvrijheid, eerlijke mensen, lekkere spijs en drank. De pelgrims rustten te Lucca drie dagen om hun pijnlijke voeten te herstellen en hun algemene gezondheid te verbeteren.

    Lucca was in oudere tijden de hoofdstad van het rijk der Longobarden, onbevreesde kerels die het zelfs aandurfden Karel De Grote te bekampen. Ook Cesar had van de stad Lucca gehouden. Hij verbleef  daar lang in de Romeinse kolonie waar hij met Pompeius en Crassus besprekingen hield tot vorming van het Eerste Triumviraat. Minder bekend maar veel belangrijker voor de regio was de lokale held Castruccio Castracani die in 1314  zorgde voor de onafhankelijkheid van de stad Lucca.  Die heeft geduurd tot in 1847.  Gelegen tussen  Florence en Pisa was Lucca rijk door haar handel in zijde. Deze achtergronden leggen uit waarom de mannen en de vrouwen van Lucca  - zowel die van vroeger als die van vandaag - trots, voorkomend, en tevreden zijn.

    In de heerlijke jonge zonnestralen fiets ik langzaam over de passeggiat delle mura urbane di Lucca tot wanneer ik begin te zien dat ik terug dezelfde mensen, bomen, daken, honden, vuilbakken, ontmoet van een tijdje eerder, hetgeen betekent dat ik één compleet rondje rond Lucca heb afgelegd. De tijd is gekomen om binnen te dringen in de ovalen oppervlakte van centraal Lucca. Op de Piazza Napoleone post ik kaartjes voor het thuisfront, en natuurlijk eentje  met de heilige Gemma voor mijn toffe buurvrouw. Ik bel eens naar huis om te zeggen aan mijn hond Luca dat papa op dat ogenblik zich te Lucca bevindt en heel braaf is.

    Als volgend punt op mijn programma komt een zoektocht naar maestro Giacomo Puccini, geboren te Lucca in 1858  en gestorven te Brussel in 1924.  Ik vind vlug het pleintje waar die beroemdheid zijn jeugd had doorgebracht, en waar de wortels lagen van  ' La Bohème' , ' Madame Butterfly' , " La Tosca" . Een levensgroot bronzen beeld van Puccini zit er op een bank.  Uit het open venster waar hij eens had gewoond komt zijn muziek en het bestuift de oren van bezoekers en fans die er flaneren. Ik ga bij de bakker een koek kopen terwijl Olive Green geparkeerd staat tegen de bronzen knie van de maestro.

    Nu moet ik van mijn hart een steen maken, want ik zal uit Lucca moeten wegrijden. Eerst volg ik nog een groep autobustoeristen met een Hollandse gids die uitgebreide informatie geeft over Puccini. Terug je eigen taal te horen na vele dagen  maakt me vrolijk. Twee oudere goedgeklede dames volgen mij en ik hoor dit :  ' Ik droomde zo lang van met de fiets Toscane verkennen. Maar mijn man wilde dat nooit.  ...' . Zij weet niet dat ik haar woorden van nu begrijp en ook haar verlangen van vroeger.  Misschien is zij ondertussen wel gescheiden of weduwe, en zo geraakte zij eindelijk toch tot bij Puccini. De groep beweegt zich naar een parking  waar meerdere toeristische bussen wachten. Het is ook mijn richting.  Pijlen wijzen van daar naar Pisa. Dat wordt mijn volgend doel.

    Al vlug moet ik door een wegtunnel van 950 m lang fietsen. Mijn halogeen lampen werken zoals het moet. De fietsenmaker uit Poppi had goed herstelwerk verricht. Het is niet ver tot Pisa. Weldra arriveer ik daar aan het Centraal Station. De Australiër van deze morgen  had mij de raad gegeven om te Pisa natuurlijk een pizza te gaan eten.   ' The best place in town'  zou voor dit plan  "da Nimo" geweest zijn en volgens hem was dat nabij het station. Maar die kangoeroe had zich blijkbaar van stad, van station of van restaurant vergist, want nergens ruik ik enig stukje pizza. Olive en ik kunnen het ook zonder zulke goede raad. Reeds op een volgend plein ligt een ander restaurant met terras. Het aantal mensen dat daar aan het eten is maakt mij duidelijk dat het daar ongetwijfeld goed is .

    Mossels en schelpdieren, want de zee is niet ver meer, polenta, pizza della casa.
    Niet slecht,  maar beter kan ook. Merkwaardig is dat alléén bij de pizza 15% dienst wordt toegevoegd en bij de rest niet. De rekenkunde van Italiaanse obers is dikwijls merkwaardig, maar met ons buikje vol zullen wij nooit klagen. Na het vereffenen van de rekening is het tijd om af te zakken naar het Centro Storico van Pisa, waar één van de wereldwonderen op me wacht.



    27-06-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ontvoering van de Sabijnse maagden.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Het is een verhaal waarin een flinke portie sex en geweld in voorkomt, en dat was vaak een sleutel tot succes voor vele verhalen die stervelingen boeien. Het kwam tot ons uit het verre verleden, via mondelinge overlevering, geschriften, schilderijen, beeldhouwwerken, schoolboeken, liedjes, films, en internet. Omdat ook Giambologna het te Firenze bracht wil ik het hier even tussen de andere stukjes op mijn blog schuiven met eenvoudige woorden van vandaag die geen Latijn zijn.

    Het gebeurde 2762 jaren geleden. Een bende allochtonen had zich op verwilderde gronden gevestigd, in moerassen waar zelfs de beesten niet graag verbleven. Na jaren zwoegen hadden zij die buurt helemaal opgeknapt en gesaneerd. Ondertussen had een man zich opgewerkt tot de leider van hun groep na veel werken, knokken en onderhandelen. Half mens en half wolf was hij en afkomstig uit die regio. Er werd verteld dat hij met zijn tweelingsbroertje als kind had gezoogd aan de tepels van een wolvin. Nadat vele muren en daken waren gebouwd en regels van inwendige orde waren opgesteld werd tijdens een bijeenkomst besloten dat zij zich  voortaan als inwoners van een onafhankelijke stad zouden gedragen, met een organisatie die baas was over eigen volk en eigen gebied. Zij besloten dat land, heuvels, lucht en water hun eigendom waren waarvoor zij zouden arbeiden en strijden tot de dood, volgens de bevelen van Romulus die tot koning werd bevorderd. De nieuwe stad werd  ROMA genoemd.

    Een maand of vier na de stichting van Roma heeft Romulus beseft dat in zijn stad te weinig vrouwen waren. Bang voor ruzie in de mannengemeenschap, afkerig voor de overdreven  toevloei van zij die het oudste beroep ter wereld uitoefenden, en natuurlijk ook om iets te doen aan de bevolkingsaanwas, verzon hij een list. Hij liet het gerucht verspreiden dat de god Consus hem had gevraagd een groot feest in te richten. Iedereen werd uitgenodigd, zeker de Sabijnen die in de buurt woonden en deze god fel vereerden. Tijdens spelen, dans, spijs en drank gaf Romulus onverwachts een teken aan de Romeinse mannen. Daarop grepen die kerels een aantal  (volgens diverse verhalen minimum 30 en maximum 683 ) van de vrouwen die door de Sabijnen naar het feest waren meegebracht. Onder deze vrouwen was er slechts één gehuwd.
    De geschiedschrijver Plutarchus onderlijnde dat de Romeinen dit niet hadden gedaan uit wellust, maar omdat ze zich via huwelijken wilden vermengen met het volk der Sabijnen en geen tijd wilden verliezen met overbodige romantiek en onderhandelingen met aanstaande schoonmoeders. Het heeft even geduurd voordat de vaders, ex-verloofden, broers en voogden van al die Sabijnse maagden overtuigd waren van de goede bedoelingen der Romeinen. Met die Sabijnen draaiden de verhoudingen eerst in de richting van oorlog. Toen de militaire krachtmeting in alle hevigheid zou uitbarsten, kwam de dramatische tussenkomst der Sabijnse vrouwen die ondertussen minnaars hadden ontdekt die hen kennelijk na die valse start goed waren bevallen. Zij waren al zwanger of hadden kindjes, runden nieuwe gelukkige huishoudens, en met blote borsten en opgeheven hoofd met loshangende haren  stonden zij tussen Romeinen en Sabijnen op het slagveld aan alle strijders smekend van toch geen bloed te vergieten. Zo ontstond na wijs overleg op twee verschillende heuvels een verenigd koninkrijk  en begon de groei van een toekomstige wereldmacht en van een belangrijke cultuur door  vredevolle kruising van twee sterke volkeren.

    Over deze zaak kan worden nagedacht.  Het was voor het goed doel,  maar mag men zo maar jonge vrouwen ontvoeren ? Er zijn daar vele meningen over. Laten we gewoon even kijken naar kunstwerken die uitbeelden wat de Ontvoering van de Sabijnse maagden zou kunnen geweest zijn.

    26-06-2009 om 14:26 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pingpong Diplomacy.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen http://www.chinadaily.com.cn/china/2009-06/22/content_8309722.htm

    Iedere gewone dag spelen miljoenen Chinezen pingpong en als het een speciale dag is dan wordt er ook iets speciaal gedaan met de botsende balletjes.

    CELEBRATING 60th ANNIVERSARY OF PEOPLES REPUBLIC CHINA  ( 1949-2009).

    Op zaterdag 20 juni 2009 zijn een 100-tal diplomaten samengekomen in het Gymnasium van Peking om een tafeltennistornooi te spelen.  Naast een tabel in enkelspel voor Heren en voor Dames, was er een competitie voor teams  en ook nog een zuivere vriendenmatch tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken van China  en een internationale selectie.  Ongeveer 100 diplomaten uit 37 landen waren aanwezig.

    Ahmed Latheef van de Ambassade van de Maldiven was de organisator. Hij was zelf in 1990 nog een speler van hoog niveau, deelnemer aan de Asian Games 1990. Vorig jaar had hij op 50 dagen voor de Olympische spelen ook al een eerste tornooi ingericht. Nu was zijn tornooi veel belangrijker en haalde de hoofdlijnen van het nieuws in China. De diplomaat-inrichter  is overtuigd dat dit een enorme invloed zal hebben op de verbetering van de onderlinge relaties van de ambassades en internationale instellingen die zich te Peking bevinden. Het is belangrijk dat diplomaten tonen  en bewijzen dat zij goed weten wat pingpong is, want deze sport is zeer populair bij het grootste volk van deze wereld. De ernstige diplomaten , in korte broek en op sportpantoffels, kunnen op één dag op zo'n pingpongtornooi meer echte vrienden maken dan tijdens lange meetings en dure recepties, door gewoon wat samen te pingpongen, aan de bar een pintje te pakken, en zelfs na de sportinspanning samen op een rij een douche te nemen.  Meerdere belangrijke diplomaten , zoals de man van Australië  en Bernard Coquelin van de UNO spraken lovende woorden .  Zij willen reeds trainen voor volgend jaar om beter te worden.  De winnaars op deze Guan Ai Cup  waren de Russen want zij hebben tussen de ambtenaren van hun ambassade spelers en speelsters  die het beste kunnen omgaan met pingpongballetjes. 

    24-06-2009 om 02:02 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Chi va piano, va sano e va lontano.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Affiches, pijlen, bonte volgwagens met een reserve wielen en fietsen, motorrijders, carabinieri, wijzen er op dat in de omgeving een wielerkoers zich op gang zal brengen. Ik kom weldra te weten dat het de Giro della Regione Toscana is voor Elites en Beloften. Tegen de middag koop ik proviand en aan een tafel van de christelijke jeugdbeweging ga ik zitten voor een picknick. Met zicht op een kapel , op bloemenperken en op de steenweg naar Montecatini Terme, eet ik bonen met mayonaise met wat brood. Ik drink een flesje Gatorade met citroensmaak. Deze combinatie is geen goede keuze, vooral om een maag te vullen die vorige avond gelukzalig was door de chianti. Ik blijf daar niet lang en vertrek. Doorheen het luchtige en lichtvolle landschap van Toscanië fiets ik verder met weinig overtuiging mijmerend over lieflijke madonna's die ik zag op de schilderijen te Firenze. Ook denk ik aan Bartali die op deze wegen sneller kon rijden. Verder verwens ik mezelf en ben ik kwaad op mijn eigen omdat ik mijn planning niet heb gevolgd. Twee maanden geleden had ik op papier gezet dat ik te Pistoia het Ospedale del Ceppo moest bezoeken en gaan eten in het befaamde restaurant San Jacopo. Maar ik ben vergeten te kijken op het papier dat boven op mijn stuurtas steekt omdat ik als een zombie mijn pedalen martel en met lege kop aan het vorderen ben. Spijtig, maar ik zal toch maar niet terugrijden naar Pistoia want op de weg naar Rome is er nog zoveel om te stoppen. Aan een terrasje neem ik dit alles in overweging tijdens het drinken van bier en het doorbladeren van kranten die daar voor de verbruikers liggen. Aan het tafeltje naast mij zitten mannen en een vrouw. Terwijl ik mijn neus in de kranten steek, probeer ik het Italiaans te verstaan dat zij spreken, niet uit onbeleefde nieuwsgierigheid maar om mijn taalkennis te testen. Na een tijdje besef ik dat zij eigenlijk  Portugees spreken en dat maakt duidelijk waarom ik ten onrechte denk dat mijn kennis van de taal van Dante nog altijd  laag bij het nulpunt blijft. Daarna rijd ik op mijn gemak door het kuuroord Montecatini Terme, waar alles doet denken aan Spa in de Luikse Ardennen. Maar het is toch waarschijnlijk in deze tijd wel groter, met 250 hotels in alle prijsklassen, een plaats om te ontvluchten uit de stress, te onthaasten, geestelijk en lichamelijk te verbeteren. Zal ik hier een hotelkamer zoeken  ?  

    Op dat ogenblik verplicht een rood verkeerslicht me om te stoppen.  Ik maak van de gelegenheid gebruik om eens op mijn wegenkaart te zien. Het wordt groen en terug rood.  Plots stopt daar aan dat kruispunt een auto van de Belgische wielerploeg ASLK-Eddy Merckx . Eén enkele man zit achter het stuur.  Zou dat Valerio Piva zijn, die man met zijn trieste blik ?  Op de sportbladzijden van de krant die ik enkele minuten eerder overliep, stelde ik vast dat mijn landgenoten in de Toscaanse Giro niet veel presteerden en dat ene Nunzio Ripamonti er toont hoe in Toscane moet worden gekoerst. Maar regelmatig vertelde Piva wel op recepties dat het  Eddy Merckx Team zorgt voor de toekomst van onze wielersport. Als het verkeerslicht terug op groen slaat, schuift de schone wagen van de sportbestuurder van mij weg. Pech, heb ik wel, want vandaag ben ik aan het fietsen in neutrale kledij , niet in ASLK-Eddy Merckx outfit,  en niets laat vermoeden dat ook ik gesponsord ben door moeder Spaarkas, waarvoor ik ruim dertig jaar een Brabants trekpaard was. 'Vergeet toch die ASLK  !" prevel ik tegen mezelf, terwijl ik me met mijn dijen en kuiten terug op gang breng, doet de auto van die beloftenploeg dat op banden en met benzine betaald door de spaarboekjes die met getrouwheids- en aangroeipremies, voorheffing en inflatie inbegrepen, weinig intrest opbrengen.

    Ik rijd verder, maar te veel zweet komt nu mijn pret bederven. Braakneigingen kondigen zich aan. Noch mijn vroeger werk op de ASLK noch mijn picknick nabij die kapel zijn verteerd,  en dat biertje op het terras ook al niet.  Ik kom aan een muurtje van een halve meter hoogte waarachter een greppel en brandnetels. Dit is ideaal om mijn fiets tegen te laten leunen en om eens te proberen of ik mezelf niet kan gezonder maken door mijn eigen lange middenvinger eens diep in mijn keelgat te duwen. De reactie volgt. Wat pijnlijk maar noodzakelijk.  Met drie grote gulpen kan ik mijn ontstelde maag ledigen. Wat een verlossing !  Ik drink daarna wat water en twee pilletjes Rennie uit mijn pharmaciedoosje doen wonderen. Nog enkele minuten en alles gaat weer prima. De teller die de boekhouding van de kilometers bijhoudt, is weer goed aan het werken en ik beweeg flink tot in Collodi, even rechts van mijn route. In een pretpark voor kinderen en autobustoerisme woont daar Pinocchio. Na een verkenningsronde en wat slenteren tussen de winkeltjes verlaat ik een uurtje later dat Pinocchioland.

    Wegwijzers kondigen weldra de stad Lucca aan. Dat brengt mij in gedachten terug thuis bij mijn hondje Luca, de Welsh terriër, volwaardig lid van onze familie, en bij Lucas   - opnieuw in de verleden tijd op mijn werk - een technieker die alarmtoestellen, lichtreklames, electriciteitskasten, kwam regelen of herstellen tot op een zekere dag toen hij na hartinfarct  was doodgevallen en wij hem niet meer zagen. Die goede oude kerel genoot nooit van één enkele dag pensioen, terwijl ik in Toscane dat met vele teugen wél mag doen.

    Het landschap van Toscane is hemels. Tussen de cipressen en de neerdalende olijfgaarden staat af en toen een oud huis om te wonen of soms een kerkje. Daar is het goed voor meditatie, gewetensonderzoek, even fris in de schaduw te zitten, een kaarsje te branden voor een heilige die elders al lang is vergeten. De oude stad Lucca bevalt me zeer vanaf  het eerste contact. Schitterende stadswallen duiken op. Aan een oude man op een fiets vraag ik het plaatselijke Ostello per la Gioventu. Deze man is fier om tonen dat hij goed Frans kan spreken. Hij werkte omstreeks 1950 in de Luikse fabrieken en hoort graag dat hij waarschijnlijk toen gewerkt had met mannen uit mijn dorp. Ook op de trein had hij bij ons gezeten. Die vertrok uit Gare des Guillemins. Hij verzekerde mij dat hij nooit in de Rue Varin was geweest bij de meisjes omdat hij toen niet alleen de franken spaarde maar zelfs ook die kwartjes met een gaatje in het midden. Hij piloteert me tot aan een kruispunt waar een verkeersplaat me duidelijk de weg naar de jeugdherberg toont.  Merci beaucoup, cher camarade. De man was 72 jaar, reed elke dag met zijn fiets met achteruitkijkspiegel en rood vlaggetje. Weldra bereik ik mijn doel, een kleine en propere jeugdherberg die sympathieken modern oogt door de vele ruiten en de metalen trappen.

    Ik krijg nog een plaats. Ook op mijn beleefde vraag  langzaam uitgesproken in de Franse taal of ik zoals de  Italianen die mij voorafgingen ook zo'n grote schotel met insalata, eieren, kaas, tomaten, en brood  kan bekomen, antwoordt de gastheer positief. Ik zie dat die man moet zorgen voor de bar en voor de keuken en voor al de rest. Het administratieve werk is in de handen van een ietwat slaperige juffrouw, bij wie ik me haast om mijn inschrijving in orde te brengen want er komen regelmatig nieuwe kandidaten binnen voor een bed in die  jeugdherberg. Met op zak de sleutel van een kamer neem ik plaats nabij de bar en weldra geniet ik van een fles Duits bier en van mijn vegetarisch schotel met mozzarella. De barman-keukenpiet is een geweldige kerel. Binnen hetzelfde kwartier hoor ik hem Duits, Engels, Frans, Toscaans, praten met alle vlotheid van de wereld. Hij verkoopt goed aan zijn bar. Hij is flexibel, intelligent, polyvalent, en eigenlijk zou hij in de Commedia del Arte ook de clown kunnen spelen. Ook probeert hij tussendoor de juffrouw van de administratie te versieren, maar ik meen te begrijpen dat er tussen die twee toch een haartje in de boter is gevallen want zij vergeeft hem een misstap niet die hij onlangs zou gedaan hebben. Ik bestel nog bier, wil de clown er eentje betalen, maar hij zegt  dat hij op dat uur nog niets mag drinken omdat hij betaald is om hard te werken.

    Terwijl ik op het einde van mijn tomaten ben gekomen, dringen twee heren uit het fiere Albion de jeugdherberg binnen. Zij hijgen en zweten, jammeren en klagen. Door slechte wegwijzers zouden zij wel vijf mijlen verkeerd zijn gelopen met hun zware rugzakken. Zij hebben een boekje waar de Ostello van Lucca op een andere plaats is gesitueerd en verwijten dat te Lucca weinig voorzieningen zijn voor wandelaars en dat niemand er weet waar de Ostello is. De clown van de bar vangt ook deze knorpotten op. Hij brengt hen tot bedaren door uit te leggen dat zij bij hem nog terecht kunnen voor bed en drank, en dat zij daarom wel gelukkig mogen zijn. Maar op de vraag van de Engelsen om zoals ik ook zo'n schotel te kunnen krijgen, straft hij hun gedrag door kordaat negatief te antwoorden. Op mijn glimlach en in de Franse taal was het   ' Si ',  en met hun lelijk gezicht en in het Engels was het ' No ' . Ik draag persoonlijk mijn lege schotel, bestek en broodkorfje terug naar de keuken waar ik mijn gastheer feliciteer voor het eten, voor zijn aanpak, en voor zijn talenkennis. Zo ben ik wellicht de voornaamste bezoeker van de Ostello geworden op die avond. De gastheer-barman  legt mij dan het volgende uit. ' Ik doe hier alles, tutti tutti  en tutti frutti ... . Ik spreek alle talen, met mijn tong, met mijn gezicht, met mijn handen, met mijn vuisten en met mijn voeten, en dat is hier in de nieuwe  Ostello van Lucca wel nodig ' .  O, zei hij nog ,' ik vergat nog mijn lippen '   ... en dan gaat hij plots de nek van het meisje op het bureel kussen. Zij reageert zwakjes, maar het is duidelijk dat deze madonna de jonge hevige baas van de Ostello van Lucca niet zal aanklagen voor ongewenste intimiteiten.

    De Ostello is niet veel groter dan een gezinswoning voor wat betreft het centrale gedeelte, maar door trappen, muurtjes, afdaken, bergplaatsen, gangen, toiletten, inkomhal, plaats om iets te drinken waar enkele stoelen en tafels staan, kleine keuken maar geen eetzaal, parking , is er toch veel ruimte. Op die datum zullen er zowat zestig of  zeventig jongeren logeren  ( waarbij enkele veteranen zoals mezelf) en die nacht moet ik op een bovenste bed slapen te bereiken via een laddertje. Ik onderbreek mijn slaap tweemaal voor een bezoek aan het toilet en het verwondert mij dat ik nog veel souplesse heb om in en uit mijn hoog gelegen rustplaats te kruipen.

    24-06-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Mijn dagen in Firenze (2) .
    Zwervend door de mooie oude stad kom ik aan een paleis waar een tentoonstelling loopt die gewijd is aan Leonardo da Vinci. Deze 'uomo universale' werd me steeds als een belangrijk man voorgesteld. Hij was een geniale autodidact, schilder, architect, uitvinder, ingenieur, filosoof, natuurkundige, scheikundige, beeldhouwer, schrijver, componist. Na een zeer gevuld leven stierf hij in 1519. Vermits ik reeds Clos Lucé had bezocht aan de Loire in Frankrijk, vind ik dat deze tentoonstelling bezoeken een must is tijdens mijn toeristische dag te Florence. Merkwaardige toestellen vervaardigd in hout, beeldschermen, tekeningen, tonen wat Leonado en zijn tijdsgenoten vermochten. Zeer interessant is het verkleind model van de Duomo met een begrijpbare uitleg in diverse talen waarom dit zo bekende bouwwerk een technisch wonder is. Hoed af voor Filippo Brunelleschi. Ik denk aan de architect die vijf eeuwen later moest zorgen dat mijn eigen huis er kwam. Na een uur in de zalen van die tententoonstelling krijg ik plots een inzinking. Naar buiten vlucht ik ,waar de betere lucht en een grote ijskreem me weldra terug opknappen. Ik kuier verder door de straten, kijkend naar het bonte volk, naar de  winkels van Via della Vigna Nuova , naar het aanbod op de overdekte markt, naar een kunstwerk van Giambologna, en soms aan de rand van de voetgangerszone zie ik zwermen scooters.  Doodmoe ben ik wanneer ik weer dicht bij de Duomo kom en bij de bushalte waar terugkeer  naar Fiesole mogelijk is.  De stadsbus met het goede nummer 17 komt weldra aangereden en ik rep me om op te kunnen stappen met het tweede buskaartje dat ik 's morgens heb gekocht . We rijden langs kleurloze straten terug naar de voorstad.  

    Ik bereik terug mijn tent in de tuin van de jeugdherberg.  Een rosse poes was er in geslaagd binnen te kruipen  omdat ik een ritssluiting van de binnentent niet volledig dicht had getrokken. Zij kon de hele dag op mijn slaapzak liggen. Ik jaag deze squattende zwerfkat weg. Tijdens de volgend uren herstel ik vier binnenbanden met zeven rustines. Een grondig nazicht van velgen en nippels is ook mijn intense bezigheid. Ik vijl, schuur, poets, en plak beschermende tape helemaal rond beide wielen in de hoop dat mijn binnenbanden minder zullen lijden door wrijving en gewicht. Twee andere fietskampeerders houden mij al die tijd in het oog.  Zij zien hoe onhandig ik wel bezig ben. Zelf rijdt het koppel op het allerkeurigste materiaal, alles van Agu, en zij menen de topklasse te zijn in het enge milieu van de camping . Met hun tweetjes hokken zij samen, eten uit kleine pannetjes, en begluren de andere kampeerders met een Mona Lisa glimlach. Natuurlijk Hollanders, maar om geen tijd te verliezen vertik ik het van een praatje te gaan maken in onze gemeenschappelijke taal, en zij kunnen aan niets van me zien dat ik een Vlaming ben. Ik heb al een plastieken Michelin bandafnemer kapot gewrongen en een metalen nietjesverwijderaar Bostick. Door die nieuwe tape is het moeilijker geworden binnen- en buitenbanden optimaal terug paraat te krijgen. Het daglicht is bijna verdwenen wanneer ik al mijn repareermateriaal terug mag opbergen in een van mijn Karrimors. Met schuimende zeep krijgen mijn handen daarna een noodzakelijke beurt. Ik stel vast dat mijn was nog niet droog is, doch ik hoop dat de lauwte en de lichte wind van die avond dit nog  zal verbeteren. Honger alarmeert me. Ik verlaat de jeugdherberg van Fiesole via de lange laan tussen de hoge bomen. Wat later stap ik het restaurant binnen  waar ik de vorige avond met Tracy & co  rode wijn was gaan drinken.  Er zijn op deze vrijdagavond veel luidruchtige Florentijnen aan tafel.  De wijn is er goed  en de naam van het eethuis klinkt ook goed  ' Le Clochard'  . Aan een tafeltje kom ik tot bezinning, geholpen door chianti, rijst met spinazie, vleesschotel van de chef, insalata,  ... wat een dag ! Ik denk aan mijn overleden vader, de ironman die tegen hoog toeristisch tempo drie weken zo kon leven om daarna terug op zijn kantoor terug te verschijnen als een vermagerde kater. Ik besef dat mijn leven waarschijnlijk nog zelden op dit niveau zal kunnen doordraven. De smaak van het oude Florence drong diep in me binnen .

    Florentins 'créateurs de beauté ',  mannen en vrouwen, mensen van Firenze, elegant, levendig, beschaafd, matbruin van huidskleur, spontaan van gebaar, goed en smaakvol gekleed, met een fiere glans in de ogen, bewaarders van een groot verleden, een mooi volk, ik heb ze vandaag gezien. Maar ik zag nog niet alles, proefde nog maar een snuifje. Ik kwam tot net zo ver een pelgrim mag komen, een pelgrim die verder moet. De rijkdom van Florence is nog oneindig groot. Er is nog leven en toekomst. Het is voorzeker niet zoals Venetië, dat op de aangekondigde dood wacht, en waar het water van de kanalen zwaar en niet zo fris meer is. Maar ook te Florence was het aardse leven nooit een hemel, want rivaliteit, misdaad, hebzucht, uitingen van haat, hadden er bestaan. Maar dat alles werd uitgeveegd en vergeten. Alleen de schoonheid van de kunstwerken  is gebleven om de kijker en de voorbijganger een goed gevoel te bezorgen.
     
    De chianti zit goed in mijn kop en mijn geldbeurs is 53.000 lires lichter wanneer ik  Le Clochard verlaat. Verdorie, wat doen mijn voeten pijn en wat zijn mijn benen zwaar, want na zoveel fietswerk hebben zij voetwerk verleerd.  Zwijmelend strompel ik door de Florentijnse nacht tot aan mijn Alpino. Ik ben op en ik kleed me zelfs niet uit. Plof  ... ik laat me op het dons van mijn slaapzak vallen. Maar wanneer ik ook mijn hoofd neer leg, springt er op de hoogte van mijn nek iets weg dat luid en kwaad ...  miaaaaouu ... krijst. Het is weer die rosse kat. Ook tijdens deze nacht wil zij in mijn huisje slapen. Stoute kat, ga naar buiten bij de katers, of ga veldmuizen vangen in de tuinen van Fiesole, maar dit is mijn nest en niet dat van een rosharige vierpootster.  Misschien was jij in je lieve vorig leven een courtisane van plezier die eens het bed mocht delen met Lorenzo El Magnifico, maar vannacht in je gereïncarneerde toestand mag je dat niet met mij.  Ik smijt die smerige poes harteloos buiten.  In vino veritas.  In  "Le Clochard"  komt geen goedkope Fitou op tafel, maar wel echte Chianti.  Weinige hartkloppingen later is het voor mij reeds ... ron,ron,ron, ... snurk, snurk, snurf, ... maf, maf, maf.

    Maar die kat komt weer, die volgende komt die kat steeds weer. Na haar nachtelijk buitenleven, amper enkele uren later is de Florentijnse katin er terug. Zij wil stiekem een plaatsje veroveren onder mijn tentzeil. Dat gaat niet want alles is nu potdicht, alle ritssluitingen zijn 100% toe, en mijn bagage blokkeert alle mogelijke ingangen. De muizeneetster kan niet binnen en wordt woedend. Met razernij springt zij aggresief enige keren pardoes op mijn tent. Dan hoor ik niets meer. Maar wat later hoor ik een geschuifel in de nacht. Ik kruip uit mijn binnentent met mijn lamp en ik kan de kop van die rosse kat zien aan de kant van de wielen van mijn fiets. Zij vond toch ergens de mogelijkheid om met kop en twee poten binnen te geraken terwijl haar lijf, staart en achterpoten nog aan de buitenkant zijn. Ik geef haar een stamp, kruip uit mijn tent, en loop haar achterna met zeer dieronvriendelijke bedoelingen. Eindelijk geeft de rosse poes het op en ergens anders zal zij gaan slapen. Een geluk dat ik nu wakker ben, want zo kan ik mijn was van de draad plukken. Het is immers zo dat er eerst wat druppeltjes vallen op dat moment van de nacht, die een vijftal minuten later worden gevolgd door hevige regens. Zoals de vorige nachten gaan de hemelsluizen open over Toscane. Alle schone tuinen , waar de appelsienen, olijven, druiven, vijgen, bloemen en planten groeien, zijn weldra kletsnat en dat is ook zo met de kat. Misschien kneep ik haar wat te ruw in het donker. Het werd toch dank zij haar dat ik de droogheid van mijn was kon bewaren. Zou zij misschien een in de tuinen van Fiesole verblijvend spook zijn uit dat erotisch Decamerone boek van Boccacio, veroordeeld en verdoemd door een paus uit vroegere tijden. Zij wilde gewoon met mij onder éénzelfde dak, in dezelfde slaapstee en zij was reeds huiselijk zorgend voor mijn was. Maar, ja, ik begrijp te weinig van vrouwen.  Ik ben een enkeling, een pelgrim, een monnik bijna. Onder welke vorm zij ook voor me verschijnen, in het werkelijke, in droge of in natte dromen, in reïncarnatievorm, vermomd als kat of als slang, ik gedraag me steeds te lomp, te hardhandig; te bedeesd of met te weinig romantiek. Maar ik troost me,  want zelfs een groot genie als Leonardo da Vinci, die soms zelfs geciteerd wordt als één van de uitvinders van de fiets, de homo universalis, begreep vrouwen niet.

    Uren later. De geluiden van de ochtend maken mij wakker. Zoals vorige dag heerst er weer paniek op de camping. Als geredde drenkelingen na een zondvloed proberen de natte kampeerders hun materiaal te recuperen. Eigenlijk had ik er de beste en de hoogste plaats. Mijn tent stond onder de dichte takken van enkele bomen. Weinig regen kon mij treffen.  Het regent nog altijd een beetje. In het hoofdgebouw, een reusachtige villa, neem ik mijn identiteitskaart terug in ontvangst na betaling van 30.000 lires voor twee campingnachten. Een ticket van 2.500 lires biedt me een licht ontbijt in de eetzaal.  Daarna wandel ik terug naar de camping. Op het voetpad vind ik een mooi tweekleurig geldstuk van 500 lires. Zo'n vondst betekent dat de nieuwe dag me geluk zal brengen. Ik inspecteer nu de tent die ik vorige dag kreeg van de blonde Amerikaan en zijn lief. Het is maar goedkope kwaliteit. Ik gooi de natte grondmatjes weg en ook mijn grote plastiek die me al dienst had bewezen gaat de vuilbak in. Ik kreeg wel een goede 'toile ciré ' en die wil ik gebruiken in de toekomst. Omdat de tent met stokken, haringen, koorden, compact in een sporttas steekt, zal ik die meenemen. Dat betekent dat na wegwerpen en verlies van het een en het ander, ik nu terug een fiets heb die even zwaar is geladen als één maand geleden in de begindagen van mijn tocht. Tussen twee regenwolken in verlaat ik de tuinen van  Fiesole, maar amper tien minuutjes later moet ik fietsen in een wolkbreuk tussen de auto's op de ringlanen van Firenze. Is al dit water hemels uit de blauwe lucht van Toscane, of is dit water hels uit het inferno van Dante  ?

    Het spat, drupt, giet, op de boulevards, op de daken, in de straten, en het verdwijnt in de riolen om wat later de Arno te doen opzwellen en te keer gaan als een schrikaanjagend monster. Zo kort na de start,  en pfff ... weer een platte band. Tiende bandbreuk. Ik vlucht weg uit de natte miserie  en vind een droge plaats aan de ingang van de lege kantoren van Touring Club Italia, waar geen ambtenaar op zaterdag werkt. Even bid ik en hoop ik dat tussen de stedelingen met paraplu plots als een barmhartige Samaritaan daar de Heilige Gino Bartali zal stoppen om mijn fietsband te herstellen. Maar de Florentijnse wielergod zit lekker op droge pantoffels de Gazzeta dello Sport aan het lezen, kuchend en gorgelend met San Pellegrino water, reeds zijn elfde sigaret van de dag rokend. De oorzaak van mijn zoveelste bandbreuk doet mijn weinige maar natte haren rechtstaan. Tussen binnen en buitenband was gisteravond een afgeknakt stukje metaal terechtgekomen van mijn eigen Bostick werktuigje. Dat  scherpe vuil doorboorde mijn gerepareerde binnenband zonder moeite. Hoe dom van mij ! Een binnenband moet steeds goed proper gehouden worden. Ik zit daar met natte benen en natte broek op een stenen trap. Ellende en miserie !  Mijn band is spoedig terug vol goede Florentijnse lucht. Ik schuil me tot na de regenbui. Om de tijd nuttig door te brengen kuis ik mijn stuurtas eens uit en zet er orde in. Papier, etensrestjes, plastieken zakken, dat verdomde Bostick ijzertje  en een onpropere keukenhanddoek, gooi ik in de vuilbak van Touring Club Italia.

    De stadskern van Florence  - of van Firenze voor wie dit liever leest -  is omgeven door een brede moderne agglomeratie waar de auto meester is. Gedurende  15 km moet ik rijden door een krans van commercie en industrie. Nattigheid. Gevaar. Getoeter. Verkeerslichten. Wegwijzers.  Ik zoek de richting van Prato. Ik vind de richting van Prato, maar in de fietsonvriendelijke verkeersdrukte ben ik die richting al weer vlug kwijt. Ik zie dan dat ik op weg naar Pistoia ben  en dat is ook een goede richting.  Weldra fiets ik met een goed tempo op de S66 , maar omdat werken en omleidingen me het moeilijk maken deze stad te benaderen, en ook omdat mijn benen goed de pedalen rond krijgen laat ik Firenze hoe langer hoe mee achter me. Weldra nader ik Montecatini Terme.



    21-06-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The world of table tennis.

    Gedurende 18 minuten kijken naar aspecten van deze prachtige sport.

    http://www.ittf.com/_front_page/itTV.asp?category=iec2







    19-06-2009 om 21:56 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    18-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Nel mezzo del cammin de nostra vita.
    Goede en grote heren van Firenze, ik ben maar een pelgrim uit een kleine stad tussen  Maas en Schelde. Neutraal wil ik blijven, noch Guelf noch Ghibelijn wil ik worden. Ik hou van de Paus (een beetje)en ik hou van de Keizer (van Herenthals) . In wandelpas kom ik op de Lungaro degli Archibusieri waar de rivier Arno stroomt. Nabij de Ponte Vecchio staan telefooncabines zodat ik enkele minuten kan praten met mijn thuisgebleven echtgenote. Sedert vijf dagen had het thuisfront geen nieuws meer van mij gekregen . De intuïtie van Sonja had gevoeld dat in de Apennijnen het voor mij zware dagen waren geweest. Allen waren zij ongerust geweest.

    Al bijna eeuwig stroomt het grillige water onder de Ponte Vecchio door. De loop en de glinsteringen van de Arno kunnen onbeschijfelijk mooi zijn, maar ook wild en verwoestend. Zij hadden menige keer een speciaal effect op verliefden , dichters, denkers, uitvinders, bouwers, schilders, onderzoekers, artiesten van alle tijden die elkaar te Firenze hebben ontmoet. In de zon of in de avondschemering , zonder onderbreking ooit, hangen er kooplui en voorbijgangers rond op de oude brug. Vandaag komen zij uit Yokohama, Londen, New-York , Rome, Madrid, München, en elders . Gisteren kwamen zij wellicht uit Brugge, Amsterdam, Praag,  Berlijn, Wenen , Kopenhagen, Milaan, en zovele andere plaatsen groot en klein.  Allen stopten zij op de Ponte Vecchio, stonden zij even stil.   Misschien lieten zij zich verleiden om iets te kopen, een juweel, een geschenk, een eigenaardigheid, een aandenken, iets schoon uit Firenze. Het zijn nu propere en dure winkels op de Ponte Vecchio, maar vroeger waren het maar ruwe tafels en zitbanken allerhande. De ambachtslui gooiden hun afval van de brug in het water van de Arno.  Wie niet meer kon betalen voor zijn standplaats werd hardhandig verwijderd door soldaten en dat was dan een handelaar die bankroet werd verklaard, terwijl  zijn bank werd afgebroken en opgebrand.

    Als pelgrim van Sint Jacob moet ik natuurlijk wat tijd en geld spenderen in de Borgo San Jacopo nabij de brug. Daarna komen voor mij  Palazzo Pitti en Giardino di Boboli, allebei gelegen in Oltarno, een stadswijk op de andere oever.  Alvorens binnen te gaan in het gigantische gebouw rust ik nog wat uit op het plein. Ik controleer even of ik al mijn geldmiddelen op de juiste plaats heb gestoken, achter veilige ritssluitingen en knopen, want de gewiekste zakkenrolers zijn te Firenze steeds op pad. Ik ben dicht bij het huis waar Dostojewski eens had gewoond, in armoede met zijn jonge vrouw. Deze beroemde man was verslaafd aan gokspel.. Hij schreef te Firenze zijn boek  ' Der Idiot' en verbeterde er zijn situatie.  De Pitti's waren de rivalen van de Medici's. Om deze familie te overtreffen  moest de lat wel erg hoog worden gelegd. Wat overblijft van het prachtig Pitti paleis is nu een museum met verschillende afdelingen. Ik loop door de vele zalen tot wanneer mijn benen er genoeg van krijgen en ik verplicht ben  te pauseren. Een half uur later ga ik weer fit door een tuinpoortje en zo kom ik in de tuinen van Boboli,  gebouwd in 1560.  Ik kijk een tijdje naar een vrouw die op een ladder staat en vakkundig bloemmotieven restaureert. Fonteinen en bloemen, planten, bomen. De parfums van deze omgeving zijn heerlijk. Ik stijg de trappen op die me brengen naar het bovenste gedeelte van Boboli.  Op een muurtje heeft iemand zijn reisgids achtergelaten. Het boekje is in alle talen overal te koop in Firenze voor 7.000 lires en nu heb ik het gratis. Florencia Nueva Guia Completa de la Ciutad.   Spaans, de taal van Eleonora de Toledo. Helemaal boven geniet ik van een uitzonderlijk panorama. Ik aanschouw de roodbruine pannen van de daken en de gele gevels van de huizen,  die bijeenkruipen onder de beschermende Duomo. Aan de rand van de oude stad zie ik de tuinen met cipressen, olijfbomen, andere bomen van wie de soort me onbekend is. Verder , veel verder, zijn er hoge bergen,  en boven dat alles heerst de hemelsblauwe lucht.  Met tegenover  me  zoveel schoonheid  kan ik alleen maar stil zijn en  zwijgen.

    In wat eens het huis van de architect-tuinman was, loopt een tentoonstelling van porselein. Niet omdat ik nog tassen, borden, en huisgerief nodig heb om te mogen trouwen met mijn lief, maar wel omdat het binnen koel is en twee hostessen me toelachen, besluit ik van er wat rond te slenteren. Ik betaalde trouwens een globaal ticket waarmee ik overal binnen mag. Ik ben de enige bezoeker op dat ogenblik. De dames volgen me met hun ogen voortdurend, maar ik weet niet of zij trek hebben in de manspersoon met gespierde armen die ik ben of  dat zij bang zijn dat een olifant uit een barbaars land porselein zou breken of een ondertasje met gouden boord  onder zijn linkeroksel zou verstoppen en meepikken.

    De fontein van Bacchus (zie foto) en de barokke watertuin boeien me nog even .Zo kom ik plots weer aan de ingang die nu voor me de uitgang wordt. Enkele minuten later sta ik weer op de  Ponte Vecchio. Wat een prachtige ervaring is het  - iets om nooit meer te vergeten -  zo vrij, zonder verplichtingen, zonder tijdsdruk, op een zonnig maar niet té warme namiddag van september te kunnen stappen doorheen de oude binnenstad van Florence. In een selfservice ga ik wat eten. Trippa  en  Brusselse kool. Ik koop nog maar eens ansichtkaarten, nu een pakje van 23 stuks.  Dat is wel duur.  Is zo'n aankoop wel nodig  ?  Wel, het is het bewijs dat er heel veel moois te zien is in deze wel zeer bijzondere stad die ik bezocht toen ik al voorbij de helft van mijn leven was gekomen.




    18-06-2009 om 11:21 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Mijn dagen in Firenze .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De jeugdherberg van Fiesole  is een bijenkorf met zeer bonte bevolking. Ik schuif aan in een lange rij om in te boeken, maar omdat ik niet had voorbehouden  kan ik geen bed bekomen. Er zijn echter ook twee campings, één voor automobilisten en één voor voetgangers en fietsers. Ik moet mijn identiteitskaart afgeven voor twee dagen. Ik klop even op mijn kop en beloof aan mezelf van dit document niet te vergeten. Aan dezelfde receptie koop ik een ticket voor avondeten en een telefoonkaart. Mijn tentje is vlug opgesteld. Ik sleep het al dagen mee over  berg en dal, en zou het meer moeten gebruiken in plaats van onder de blote hemel of op een kamer te slapen.

    Het is verschrikkelijk druk in de eetzalen. Dat stoort mij. Bovendien krijg ik een erg dunne brochette, en dat maakt mij ook niet gelukkig. Met mijn telloor in de hand wring ik me ergens tussen twintigers die mijn kinderen zouden kunnen zijn.  " Haaai ... ! " zegt de jongedame met bruine krullen die tegenover me zit. Ik reageer zwak want ik ben moe en de kleine portie die ik kreeg heeft al mijn aandacht nodig.  Wanneer ik halfweg mijn macaroni ben gekomen, geraak ik toch met haar in gesprek. Zij heet Tracy en komt uit Nieuw-Zeeland. Twee andere tafelgenoten zijn ook van die nationaliteit. De man die naast mij zit komt uit Minnesota. Ik word uitgenodigd om met hen te kaarten en allen drinken wij Tuborg uit grote flessen. Wij zullen ' black witch" spelen. Ik meende dat het  " zwarte Piet" zou zijn , maar dan blijkt het een soort "Hartenjagen " te worden waar eerst drie kaarten moeten worden weggegeven aan de tegenspeler die op je linkerhand zit. Belangrijk is van nooit schoppen dame  te moeten innen want dat betekent dertien  strafpunten. Wij spelen met vijf en daarom worden schoppen en klaveren twee uit het spel gehouden. Eén van de Nieuw-Zeelanders , met liefde voor rekenkunde, zal de punten netjes opschrijven. Er wordt noch voor geld, noch voor bier, noch voor wat anders gespeeld.  Ik vraag of de winnaar dan misschien zal mogen uitgaan met Tracy die niet meespeelt en alleen zal toekijken. Mijn voorstel wordt nogal puriteins afgewezen en Tracy wordt ingeschakeld en zal de punten op het papier bijhouden, zo is zij de scheidsrechter en niet de inzet van onze kaartwedstrijd. Tracy is immers een fatsoenlijke nanny uit de hogere burgerij.  Zij draagt individueel zorg voor baby's van VIP's  en woont in bij dat soort ouders . Au pair ...   neen, zeer goed betaald en discreet geplaatst door een firma voor bodyguards. Het vrouwtje met bril naast mij, een vlieggewicht onopvallend van figuur, blijkt een Hollandse te zijn die tijdens haar jeugd in Nieuw-Zeeland verbleef. Zij werkt op de Dienst Human Ressources van Unilever. Een plaats verder zit een jongen van bijna zeven voet hoog en tweehonderdzestig pounds die door een knieblessure zijn plaats verloor in een profrugbyteam , depressief werd en dan maar op wereldreis vertrok. Hij reisde met het openbaar vervoer van uit Kaapstad. Na zeven maanden zit hij samen met zijn landgenoten, een Amerikaan, een Zeelandse en een Landenaar aan dezelfde tafel te blackwishen. Een derde jonge dame verschijnt uit het niets, uit het geroezemoes van de volle eetzaal, en zij gaat tegen de mislukte All Black postvatten als een huiskat. Zij is een ' neighbourgh ' van de reus en nog geen 'girlfriend'  maar zij kwam toch van Wellington naar Rome overgevlogen, gaf haar job op, om met die kerel verder te reizen. Zij heeft reeds gepland om met hem te Brussel in de Sleepwell te verblijven. Ik meen dat zij het hart van de reus wil veroveren. Hopelijk vindt zij haar geluk bij die goede loebas .

    Ik verdedig mij goed tijdens het kaartspel en kwam dicht bij de winst , doch in een "alles of niets" poging om de anderen slechte punten aan te smeren, word ik onverwachts gekelderd door de kleine Unilevergirl. Er begint een discussie over goed en slecht spelen tussen de man uit Minnesota en de wiskundige eilandbewoner. Om dit te stoppen besluit ons zevental van het lokaal te verlaten.  Wij wandelen in de avondlucht door de tuinen van Fiesole tot wanneer wij komen aan een herberg-restaurant waar wij drie flessen chianti bestellen en opdrinken.  Ik probeer wat te vertellen over Brussel en over Waterloo,  over Brugge en over het Vlaamse land waar in de Eerste Wereldoorlog nabij Ieper zovele Nieuw-Zeelanders stierven voor het Commonwealth. Nadat haar tweede glas chianti leeg was, stond Tracy plots recht en zij sprak ' voor onze vriend uit de Flanders wil ik dit gedicht opdragen, want ik heb het vroeger moeten kennen en  onlangs leerde ik deze verzen ook aan de kinderen die ik onderwijs ' .  Tracy begint met  ' In Flanders where the blossom grows ...' en zegt dit gedicht foutloos op.  De kosten voor de wijn werden gedeeld. Het was al voorbij middernacht toen wij gingen slapen. De zes anderen hadden een bed op een slaapzaal, en ik kroop in mijn igloo waar Olive Green reeds aan het snurken was.
     
    Zeven uren later. Regenwolken over Toscane. Natte bruine daken en torens van Firenze. Tijdens de nacht op de camping verplichtte bier en wijn me om uit mijn slaapzak te kruipen voor een natuurlijke behoefte. Vermits het regende ben ik niet buiten mijn tentje gekomen, heb ik de ritssluiting van de ingang niet open getrokken. Mijn derde bidon  die helemaal onderaan bij de trapas op mijn fiets staat , heb ik als plasbidon gebruikt. Hij is helemaal vol met vocht dat uit mijn blaas kwam. Regenweer heeft ook voordelen, zoals geen vliegen, geen mieren en geen muggen. Een koude douche in de tuin van de jeugdherberg maakt mij pittig wakker. Ik was mijn vuile kledij van de vorige dag. In de ochtendzon  hang ik een koord tussen een boom en mijn Alpinotent. Met de klassieke houten wasspelden die ik bij heb, hang ik T-shirts, koersbroek,onderbroek, sokken, petje, te drogen aan de waskoord en ik hoop dat alle water nu reeds tijdens de natte nacht uit de hemel is gevallen, anders gaat de Arno deze namiddag overstromen. De zon komt opzetten en geeft de hoop dat het vandaag een zonnige dag zal worden.  Mijn tentje is van de hoogste kwaliteit om in slecht weer te overnachten, zowel op een vlot op de oceaan, als op de Everest of op de Zuidpool. Twee jonge mensen komen met mij praten. In een supermarkt hadden zij een tent gekocht om ook te kamperen met hun tweetjes. Maar, het werd in de regen niet plezant. Zij zijn ontgoocheld en zij willen al hun materiaal achterlaten. Om uit de nattigheid te geraken, zijn zij van miserie in de gang van de jeugdherberg gaan liggen, samen met anderen die noch bed noch tent hadden om de nacht door te brengen.  Ik sta verstomd.  Zij komen uit de USA  en aan de onbekende die ik ben schenken zij hun tent, onderzeil, matjes, haringen, touwen. Zij dumpen dat allemaal.  Die natte boel laten zij achter. Als ik iets kan gebruiken mag ik het hebben. De rest mag de vuilbak in of kan toegevoegd worden aan de rommel die in een container naast het tuinhuisje ligt.  Thank you.  O.K.. Twee minuten later zijn die twee verdwenen.

    Ik trek mijn jeans aan.Wandelschoenen. Propere sokken. Modieus wit-zwart hemdje.  Opgerold regenjasje rond mijn heupen. Papieren en geld op mijn borst. Optimaal ben ik nu in conditie om de oude stadskern , de leeuwen en de lelies van Firenze te ontdekken. Geen spoor meer van mijn toevallige vrienden van vorige avond. Zoals Tracy me heeft aangeraden, koop ik voor héén en voor terugreis in een café-tabacco twee buskaartjes. Via lijn 17 kan  ik het centrum bereiken. Tijdens de busrit moet ik blijven rechtstaan , want ik bevind me in een overvolle harington.
    Ik ga dus vandaag ook weer op zoek naar vier hoofdelementen. Dit zijn de zon, de mens, de natuur, en de kunst.
    In deze stad zal dit laatste element toonaangevend zijn. Te Florence kan men maanden verblijven, maar ik heb slechts één volle dag  en dat is vandaag, om met mijn zintuigen fascinerende schoonheid te ontmoeten. Het zal een schok zijn. Ik mag niet suf worden geslagen of niet gek worden  door wat op mij zal afkomen.  Hoofd koel houden, dus ouwe Willie, en rustig blijven.   We zullen wel zien wat het wordt  !

    De stadsbus rijdt door de Via Ricasoli  en ik vermoed dat het centrum nadert, vermits ik meer en meer Japanners met fototoestellen kan zien. Wanneer een hele zwerm mensen de bus verlaat, meen ik dat het ook voor mij het moment is.  Ik stap precies uit nabij de Duomo, een van de beroemdste gebouwen die op deze wereld werden gemaakt.  De kolossale koepel doet iedere mens ineenkrimpen van ontzag. Om de dag te beginnen is het toch goed om iets te eten. Pas om 10.00u mag ik met de meute toeristen de Duomo mee binnen. Ik gebruik de tijd die ik moet wachten om een expresso te drinken en om een hapje te eten.  Santa Maria del Fiore , gebouwd door Brunelleschi, is als een enorme paraplu die het hart van Florence voor onheil beschermt. Binnen in deze heilige plaats zijn er fresco's, witte, zwarte, groene, en roze marmers van onschatbare waarde. Mijn programma van de dag is zwaar, met een lange lijst bezienswaardigheden om te bewonderen.  Wat verder stop ik omdat een kokette gids uitleg aan het geven is nabij een grote deur die zo mooi is en zo kostbaar dat zij ongetwijfeld zou kunnen dienen als ingangsdeur van het Rijk der Hemelen. Ook de gidse is hemels mooi. 

    Van de Piazza di San Giovanni start ik met mijn wandeling door het autovrije centrum. Ook vandaag, zoals gisteren en morgen, slenteren hier honderdduizend bezoekers rond.  De straatstenen zijn door de schoenen van miljoenen bezoekers gepolijst. Als ik in de Via dei Calzaturi ben, zie ik schoenen voor mooie voeten  terwijl ik met mijn olifantenpoten van maat 46  ... .  Maar mijn glimlach komt weldra terug want in de Via dei Tavoli vind ik een lekker ijsje. De open ruimte van de Piazza della Signora doet mij stoppen. Bij dag en bij nacht heb ik vele steden, kruispunten en plaatsen bezocht.  Ik meen zelfs te mogen zeggen dat binnen in mijn brein er een fijn zintuigje is  dat iets van de vierde dimensie kan waarnemen, want soms, wanneer een omgeving, een plaats, een muur, een vloer, bijzondere eigenschappen heeft begint mijn zintuigje zacht te zoemen. Hetgeen nu gebeurt. Ik adem langzaam en diep. Ik sta op de Piazza della Signoria te Firenze. De mensenstroom splitst zich naar links en naar rechts. Ik loop rechtdoor en volg een paard met koets tot bij de fontein van Neptunus, en tot bij de grote blote man, bekend als de David van Michelangelo. Maar dit is het echte meesterwerk niet, doch slechts een copie. De echte David van Michelangelo is te kostbaar om onbewaakt in alle weer en wind de duivenpoep te trotseren.
    Mijn ogen dwalen rond het plein.  Ja, over dit plein hebben zij gelopen of op dit plein bleven zij staan, de beroemde mannen van Firenze, zij die rijkdom, macht en kunst verzamelden. Zij droegen de welluidende namen van  Ridolfi Ghirlandajo, Lorenzo Ghiberti, Giovanni Boccacio, Amerigo Vespucci, Sandro Botticelli, Nicola Macchiavelli, Leonardo da Vinci, Cosimo di Medici, Rosso Fiorentina, Franco Ballerini, Francesco Giuccardini, Girolamo Savonorola... en tutti quanti... en nog een onvoorstelbaar aantal anderen, die seigneurs, landlopers, artiesten, huurlingen, goochelaars, kardinalen, calciospelers, of iets anders waren, en dan ook nog Dante Alligheri en Pieter Breugel de Oude, ja, al die belangrijke heren waren eens op dit plein en hun geesten komen hier nog wel eens terug.

    Op een dag reeds voorbij het midden van mijn leven heb ook ik op de Piazza gestaan, en kijkend naar de blauwe hemel heb ik aan mezelf gezegd  ' Wees nu vrolijk, want van de dag van morgen zijn we niet zeker.  Aanvaard het verderf van vroeger en van vandaag, want morgen kunnen er nog veel ergere dingen gebeuren. ' 
    Niet dromen. Niet dichten. Binnen is het te doen.

    Te Florence waar door de hoge kwaliteit van wollen stoffen  welvaart ontstond, die werd vermenigvuldigd door handelaars, bankiers en politiekers, ontstond vanaf 1300 de grote heropbloei die RENAISSANCE werd genoemd en die gedurende drie eeuwen veranderingen zou brengen in het bestaan, het denken en het doen van de mensen. 

    Palazzo Vecchio. Het zware en toch elegante gebouw met de slanke Campanille toren.  Met sneller kloppend hart stap ik tussen de oude muren naar binnen. Dit was het oord van de overheid waar de regering van de Republiek  Firenze was gevestigd in die rijke dagen van toen.  Democratisch werd hier bestuurd . De opdrachten van belangrijke handelstransacties en de planning voor unieke gebouwen en kunstwerken vertrokken van hier. Even belangrijk is geweest dat ook  voor venijnige twisten en conflicten  hier oplossingen werden gevonden.  Het biglietto d'ingresso kost 15.000 lires. Waar is de tijd dat voor één gouden florijn zoveel kon worden bekomen.

    Ik kom in een hofje waar alle jonge mensen die te Firenze trouwen komen huwelijksfoto's maken. Want volgens de traditie kan alléén na bezoek aan de  "Fontein met de Porfieren Schaal"  en  " Het Knaapje met de Vis" een  bruid gelukkig zwanger worden. In het enorme Salone dei  Cinquecento weet ik al dat het entreegeld niet overdreven was. Dit salon werd geschilderd en gedecoreerd door toemalige aannemers uit de XVIe eeuw die zeker niet in het zwart tegen laag uurloon hebben geverfd.  Zij zijn nu gekend als   Michelangelo  en  Leonardo da Vinci. Deze ongelooflijk prachtige zaal is opgesmukt met enkele beelden. Ik zie de worstelaars Hercules en Diomedes, die in hun tijd nog grepen onder de gordel mochten uitvoeren. Ik bezoek daarna enkele kamers die van Eleonora van Toledo waren. Deze verfijnde vrouw was de echtgenote van Cosimo de Eerste.

    Daarna dobber ik naar buiten op de bezoekersstroom en ik kom aan de ingang van het Uffizi Museum.  Zeshonderdvijfenvijftig toeristen staan er in de file om binnen te mogen. Zo lang wachten wil ik echt niet. Geen Uffizi dus. Ik koop echter een aantal kunstkaarten met de voornaamste meesterwerken uit dit wereldberoemde museum van Firenze. Al vlug ben ik zo weer 20.000 lires kwijt. Met Vlaamse  fierheid stel ik vast dat er toch ook meerdere schilders van bij ons een plaats vonden in de hoogste divisie van de Italiaanse schilderkunst.  Mijn kennis van de kunst is wat verbeterd en ik stap weer de straat op met in mijn broekzak  een omslag met ondermeer " De geboorte van Venus"  en  " Lente"   van Botticelli.

    Drie drie foto's uit de mooie stad in Toscane.




    08-06-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tim WELLENS wint Alpenklassieker voor juniors.
    De langste dag  6 juni 2009 mag in het geheugen van alle Limburgse, Luikse en Haspengouwse wielerliefhebbers worden vastgeschroefd als de dag van de grote stap voorwaarts van de ranke jonge renner Tim Wellens. De telg van Leo Wellens, het broertje van Yannick, leverde gisteren tussen Chambéry en  Les Bottières Saint Pancrace een sublieme demonstratie van zijn klimtalent in heuvels en cols. Hij domineerde in zonneschijn en in regen van in het begin van een wedstrijd met 2300 m te overbruggen hoogteverschil. Op 9 km van de meet kwam hij alléén op kop om solo te zegevieren in de klassieke kleuren van de Belgische nationale ploeg. Er waren  aan de start van deze bergrit tellende voor Le Challenge National de France  regionale selecties uit alle streken van Frankrijk, en de nationale ploegen van België en Luxemburg , alsook een ploeg van Wallonië-Brussel. Dat betekende 173 renners die allen 17 of 18 jaren oud waren. De voornaamste moeilijkheid was de Col du Grand Cucheron. Tim Wellens begon reeds te koersen op 10-jarige leeftijd op de weg, op de wielerbaan en in het veld. Insiders, vrienden van de familie Wellens, klanten van het Wielerhuis Wellens te Aalst-bij-SintTruiden,  weten dat Tim ongelooflijk veel talent heeft en reeds jaren en dagen leeft als een groot vakman die kampioen wil worden.  Op de Cucheron en in de Vallée de la Maurienne kwam hij en hij zag en overwon  . Tim Wellens is nu overal in Frankrijk gekend.  Dit is nog maar een begin, want in de toekomst volgt ongetwijfeld veel meer. Tom zal ons weldra verlaten maar Tim is reeds in aantocht  !

    XVe CLASSIQUES DES ALPES JUNIORS 2009 :
    1. Tim Wellens  (Belgique) 100,5km  in  3u06'26" (gemiddelde 32,344 km/u  - 2.  Warren Barguil (Bretagne) op 41"- 3. Zyco Waeytens (Belgique) op 43" - 4. Jeremy Cornu (Normandie) - 5. Niels Van Laer (Belgique)
    Bergprijs: 1. Tim Wellens    -  Ploegenklassement:  1. Koninklijke Belgische Wielrijdersbond.









    07-06-2009 om 14:22 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Zoals Bartali over de Passo della Consuma.
    Met mijn pedaalstoten moet ik vandaag dwars door de laars tot in Firenze. Om 8u30 ben ik daarom reeds netjes gewassen en gekamd om te starten. Het ontbijt wordt echter pas voor alle gasten om 9u00 geserveerd. Dus heb ik wat tijd over om eens een ochtendwandeling te maken. Na vijftien uren onophoudend regenen is alles nat in het bergdorp Badia Prataglia. Het Foreste Casentinesi is niet ver. Dit is een uitgestrekt nationaal natuurpark  waar edelhert, damhert, ree, wildzwijn, Apennnijnse wolf, das, marter,vos, buizerd,bosuil, kerkuil,adelaar, nog talrijk voorkomen en waar veel water in de ondergrond samenkomt, want de bronnen van de Arno  en van de Tiber liggen er. Veel wandelaars brengen in deze streek een gelukkige vakantie door. De route naar Assisi loopt door Badia Prataglia. Pelgrims te voet komen hier ook talrijk voorbij, mannen en vrouwen voor wie Franciscus belangrijk is. Zij kennen de woorden van deze heilige " Broeder wind, zuster water, broeder vuur, zuster Onze Moeder Aarde, één als schepsel met de schepping " . . .  .

    Het dorpschooltje van Badia is gelegen in het middelpunt van de kleine leefgemeenschap. Vanuit hun winkels, kantoren, arbeidsplaatsen, tuinen, en zelfs van op straat, kunnen de ouders doorheen de grote ramen van de klasjes steeds volgen wat hun geliefde spruiten presteren tijdens de lesuren.

    Een uur later kan ik weer het zadel op. Een fietsband ging wat af tijdens de nacht en daarom pomp ik wat lucht bij. Ik moet vandaag absoluut een fietsenmaker vinden om Olive Green terug volledig in orde te brengen. Na een zachte bergaf ben ik in Soci, waar een sportwinkel is met diverse kledij en kleurrijke mountainbikes maar geen hersteller. In de winkelstraat struikel ik even op een stenen trap.  Pijnlijk en dom. Vloek.  Dan maar kwaad verder rijden. Bibbiena laat ik links liggen, en weldra arriveer ik zo te Poppi één van de Borghi piu belli d'Italia.Medieval village Poppi is reeds eeuwen gekend voor ham, kaas en wijn. Ik sla proviand op voor later. In dezelfde straat waar ik een prachtig stuk pizza kocht, wacht op mij eindelijk een echte fietsenmaker, een familiezaak die al bloeide in de tijd van Binda, Olmo en Cinelli en waar alle schroefjes van Campagnolo aanwezig zijn. Tevens wordt heel Poppi door deze handelaar voorzien van butaangas. Ik mag onmiddellijk mee naar achteren in het werkhuis. Daar vind ik een omgeving terug die ik ken van bij de fietshandelaar thuis. Mijn tong beweegt vlot in zulk milieu. Mijn pril Italiaans blijkt eindelijk toch goed genoeg te zijn voor een praatje. Een zestigjarige man werkt daar aan de fietsen . Wanneer ik verklap dat mijn wielerhart nooit fel heeft gebonkt voor Eddy Merckx, maar wel voor Rik Van Steenbergen, dan is het duidelijk dat ik plots een trede hoger sta in zijn achting.  Zoals gisteren stel ik vast dat de echte oude tifosi van Coppi en Bartali, nog zeer goed weten hoe sterk de Grote Rik wel was, want hij kon de grote campionissimi zuiver kloppen. Merckx won natuurlijk de meeste koersen, maar voor de pure supporters van Fausto en van Gino was dat toch maar tegen Italianen die van lager kaliber waren dan hun halfgoden uit 1949.
     
    De werkruimte is zowel proper als vuil, dat hangt af in welke hoek men gaat staan. Nieuwe remblokjes Shimano. Remmen nauwkeurig geregeld. Kromme Minoura staanpikkel afgeschroefd en weggesmeten.  Voorlicht en dynamo terug in orde. Terwijl af en toe andere klanten wat komen afhalen of kopen, blijft de fietsenmaker van Poppi aan mijn tweewieler werken. De man vertoont geen stress, werkt langzaam maar zeker en foutloos. Ondertussen kijk ik wat rond in de winkel. Ik vind er kleine voethaken voor een damesfiets die ik in België nog nergens zag , en ik kan bijna niet geloven dat daar een rode pothelm ligt die voor mijn grote kop past. Eindelijk zal ik wat veiliger kunnen fietsen. Ik koop deze twee ontdekkingen. In de gezellige werkruimte begin ik de pizza op te eten . Ik geef de helft aan de man die aan mijn fiets aan het sleutelen is. Een plaatselijke wielersportief is ook binnengekomen. Hij heeft veel interesse voor mijn fiets en voor de reisweg die ik al heb afgelegd. Hij probeert me duidelijk te maken dat na Poppi er gedurende 20 km klimwerk volgt tot aan de Passo della Consuma. Terwijl de hersteller mijn rekening maakt, komen nog andere klanten binnen. Nu duurt het toch wat lang. Daarom haak ik zelf mijn herstelde fiets uit de staander, waarna ik de verschillende fietstassen en de drinkbussen aanbreng. Ik vergeet echter ook mijn Zefal pomp terug vast te haken. Drie redenen maken mij nu tevreden. Ik kon goed mijn woordje voeren en ik meen dat ik werd verstaan in mijn mengeling van Italiaans, Latijn en Frans. Mijn fiets is weer goed in orde. Ik heb nu een helm om op mijn kop te zetten. Ik betaal met de glimlach en verlaat de fietsenhandel. Mijn fietspomp blijft er in het werkhuis op een stoel liggen . De wind is tegen en de weg stijgt langzaam. De cyclo had het voorspeld. Ik vorder langs de S 70 tegen een tempo waarmee ik me goed voel. Er liggen walnoten op de weg. Ik stop, raap er twaalf op, kraak ze met mijn voet op de steenweg en eet ze op. Terwijl ik die noten knabbel, denk ik "' Hoe zie ik er nu eigenlijk uit met zo'n leuke rode pothelm op mijn kop ? " 

    Nog wat fietsen. Nog wat stoppen. De wind vermeerdert en de zonnestralen worden warmer. Ik wil olie op mijn neus, armen en benen, en op mijn ketting aanbrengen. Zo ontdek ik dat die olie is uitgelopen in een van de zijtassen. Vloek.  Noch die olie, noch de pothelm, noch het ledigen van mijn bidon, helpen mij om beter te klimmen.  Zweetdruppels overal op mijn lijf, maar zeker nog geen tranen en nog geen bloed, want ik voel me goed. Maar het fietsen lukt me niet zo goed in deze col. Wie maar 4km per uur af legt, kan even goed beginnen te stappen vooral in een landschap dat zo prachtig is. Ik besluit van mijn wandelschoenen aan te trekken en te marcheren terwijl ik fiets en bagage met mijn armen naar omhoog duw. Onder die pothelm is het wreed warm. Na een uur fietsduwstappen ben ik helemaal nat van het zweet. Ik doe mijn bovenste kleren uit en met naakte romp rust ik wat in de schaduw. Met mijn badhanddoek wrijf ik me weer goed droog. Daarna verander ik van koerstrui. Het is vochtig en laf, maar na de volgende bocht kom ik weer in de wind. Dat verfrist me maar is ook wat hinderlijk. Ik schaam me niet om nog een paar keren uit te blazen. De top is slechts op 1050m , niet zo indrukwekkend, maar ik was toch 3 uren bezig om boven te geraken.

    Op de top van de Passo della Consuma staat een houten huisje waar kaas en wijn wordt verkocht. Op het ogenblik van mijn doortocht is het evenwel gesloten. Wat verder staat een Fiat geparkeerd. Ik laat mijn fiets rusten tegen de plankenmuur en ik schuil me voor de wind. Opnieuw ontbloot ik mijn borstkas, om met mijn badhanddoek heerlijk over mijn vel te wrijven , terwijl de bretellen van mijn koersbroek langs beide kanten bengelen. Ik giet wat water door mijn keel  en ledig de rest van mijn bidon over mijn mannelijk vogeltje dat het ook heel warm had. Zonder bril zien mijn ogen weinig. Mijn aandacht is zeker niet gericht op die Fiat. Ik haat trouwens Fiat's omdat zij een zo noodzakelijk kwaad zijn op de wegen naar Rome. Ik haat Fiat's omdat in het dorp van mijn jeugd  een  verkoper van dat merk was waar de papa's van jongens die ik niet kon uitstaan een auto hadden gekocht in de fifties, toen wij thuis op oude fietsen reden. Wanneer ik mijn bril terug opzet, nadat ik een droog onderlijfje heb aangetrokken, zie ik dat in die stilstaande verlaten vierwieler er binnenin wat beweegt. Ik concentreer me even en stel vast dat in dat autootje er twee mensen bezig waren met de liefde. Op dat moment besluit ik om maar vlug verder te rijden, vermits ik daar ongewenst ben  en waarschijnlijk ook niet welkom met de bretels van mijn koersbroek naar beneden. Ik kijk niet meer in de richting van de geparkeerde wagen. Plots hoor ik een felle zucht. Een man stapt plots uit de wagen. Hij komt niet naar mij, neen. Hij loopt zenuwachtig en kwaad naar het struikgewas en hij verdwijnt. Het was een man van ongeveer vijftig jaren oud.  Dan zie ik de glimlach en de zwarte krullen van een meisje. Zij kijkt door de vensterruit van de Fiat. Ik sta maar op zes passen. Ik roep lachend ... ' Sciusi ...!  ". Ik ben al terug aangekleed.  Is haar glimlach een teken dat zij nog niet genoeg heeft ... ?  Coïtus interruptus ...  ?  Zij toont absoluut geen schaamte. Is hij in de struiken verder aan het swaffelen ? Zoekt hij misschien een stok of een hooivork om mij weldra aan te vallen ? Wil zij mij voor een vluggertje in de Fiat lokken  terwijl hij dan plots terug zal opduiken en als  ' ladro di biciclette'  met mijn tweewieler zal wegrijden ?  Zo zal een oude snoek als ik zich niet laten vangen. Vlug zet ik mijn pothelm op mijn kop en sprint ik weg uit dit oord van zedeloosheid. Op de Passo della Consuma geen consumptie van sex voor een te zware klimmer zoals ik.

    Nu kan ik grote vaart maken. Ik slalom naar beneden. Goede remmen. Windjasje aan. Maar terwijl een bergop toch zo lang kan zijn, duurt een bergaf maar zo lang als het dansen van twee slows met het schoonste meisje van het bal. Verdorie... plots terug pech ... pssssttt.... platte band.  Miljaar de miljaar  ... ik heb mijn pomp in Poppi laten liggen.  Nu zit ik met de gebakken peren !

    Ik steek een ander binnenbandje maar het met de lippen opblazen gaat helemaal niet. Nu hebben wij een mooie bergaf, een pothelm, goede remmen, veel goede berglucht, maar we hebben geen lucht waar sinds Dunlop wielrijders wind echt nodig hebben.  Met een onopgeblazen Schwalbe wandel ik dus verder naar beneden. Gekomen aan een buitenverblijf zie ik een jongetje spelen met een grote witte hond. Ik probeer uit te leggen dat ik een fietspomp nodig heb. Het kereldje begrijpt me niet, maar het is toch flink en het gaat papa halen. Die man heeft alleen een pompje om strandballen op te blazen. Na een felle inspanning is er toch wat lucht in mijn binnenband. Mijn helper is wel erg slim en tekent een zeer goed plan van de straten van Pontasieve. Zo zal ik weldra een winkel vinden waar ik een goede fietspomp zal kunnen kopen. Langzaam daal ik op de ietwat platte voorband tot Diaceto. Daar zie ik jongens en meisjes op een pleintje. Hun fietsen liggen op de grond . Ik stop en ga naar een nieuwe mountainbike waarop een goede pomp hangt. Met dat goede pompje kan ik mjin probleem helemaal oplossen. Ik bedank met een grote glimlach , met  ' Mille grazie ... !' en met vele handkusjes. Zo kan ik eindelijk verder naar Firenze stormen, want de tijd heeft me al ver in de namiddag gebracht.  Eerst volgt echter nog Pontasieve. Met het plan dat werd getekend in het buitenverblijf vind daar snel de plaats waar ik moet zijn . Voor amper 7000 lires koop ik een Super Sport pomp, die nog duizenden kilometers met me mee zal rijden.
     
    In de vooravond ben ik vaak sterk als een beer op mijn fiets, ook na een zware en avontuurlijke wielerdag. Ik ruik nu Firenze, een grote mijlpaal op mjin tocht. Ik wil me nu vuil, moe, en sterk meten op de sintelbaan die komt,  met Girardengo en Brunero of met wie ook ..., maar weldra kom ik echter aan in voorsteden met kruispunten en met wegen die naar alle richtingen gaan. Zeker honderdduizend auto's, waaronder vele smerige Fiat's in alle kleuren, zoemen er als vleesetende vliegen rond kadavers van gesneuvelde paarden. Ik cirkel rond en volg tevergeefs verkeerspijlen naar Fiesole, waar de jeugdherberg van Firenze ligt.  Na een uur lastig fietsen staat het huilen me nader dan het lachen. Ik legde 10 km af  en ik kwam terug op het kruispunt waar ik al eens was.  Is dit dan de stad van Dante, Petrarca, en anderen, de stad van de schoonheid ?  Helemaal niet.  Dit is verdorie, the jungle of Automobilia , de grote cloaca van de onderwereld, het labyrint van het spookhuis van ... .
    Ik blaas eens goed uit en zoek ergens een plaatsje waar het rustig is, en waar de lucht niet vervuild wordt door de Fiat's en andere rollende monsters. Ik heb het geluk van daar een Florentijnse gentleman te kunnen ontmoeten die me duidelijk de te volgen weg uitlegt.  Het is trouwens toch zo eenvoudig, gewoon altijd rechtdoor rijden, terwijl ik in de verwarring van mijn finale altijd maar rondjes en vierkanten aan het rijden was. Weldra ontmoet ik de overbekende bordjes waarop duidelijk  Ostello de la Gioventu staat.

    Ik ben blij dat deze dag eindigt.  Mijn verfrissende blijheid vliegt echter aan flarden , want ik voel dat er terug een band begint plat te worden. Maar ik ben dan nog maar op twintig meters van de eindstreep, stap van mijn fiets af , en loop door de ingang van het park waarin de jeugdherberg is gevestigd.  Ik beweeg me op een stille laan tussen hoge bomen waar geen wagens mogen komen. Ik stap goed door  en zo haal ik een jonge vrouw in die wat bizar is , misschien wel een dichteres, want zij draagt een lang kleed , heeft  loshangende haren tot aan haar billen, en zij is toch zo schoon en mysterieus, precies een zwarte zwaan die vrouw is geworden. Zij kwam van  rechts, liep even voor mij, en verdween dan naar links. Ik ben enorm onroerd, door haar en door de omgeving.  Dit is toch wel een speciale siertuin, met zovele oude bomen, bloemen en planten. Ik adem diep en snuif de geuren op met mijn door de zon verbrande neus. Dit is Fiesole, vanavond amper verschillend van wat het moet geweest zijn toen de zwarte pest door de duivel naar Firenze was gestuurd. Ik ben aangekomen in de tuinen van het  Decamerone van Boccacio.

    02-06-2009 om 21:05 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Met geknipte baard over de Passo dei Mandrioli.
    Mercato Saraceno. Ik slaap hoe langer hoe beter onder de blote hemel. Zeven uur in de ochtend. Wat een heerlijk ontwaken. De klokken van een kerkje in de verte klinken mooi en zuiver. Ik blijf nog wat lungelen, nog wat genieten in mijn warme slaapzak.  Maar dan komt een witte Mercedes aangereden. Een man plakt een affiche op het aanhangbord nabij de ingang van het kerkhof. Gisteren of deze nacht is er weer iemand gestorven . Er hangen op de muur van dat kerkhof al vele gekleurde affiches met de foto van overledenen om uit te nodigen voor een begrafenis of zelfs voor een jaarmis. De man kijkt maar zuur in mijn richting alvorens hij terug in zijn wagen stapt. Ik begin te denken dat ik toch maar snel moet verdwijnen van deze plek, zwervers zijn niet welkom.  Ik spoel mijn kop goed met het water van de kraan zodat ik weer fit ben. Omdat ik een minimum had uitgepakt ben ik zes minuten later reeds klaar om te vertrekken.  Ik zeg vaarwel aan de boom waaronder ik zo goed heb geslapen, waar het mos zo mals was, waar de bloemen en de planten zo heerlijk ruikten. Na enige pedaalstoten ben ik reeds in het centrum. Ik koop er een tablet chocolade met nootjes, een blik cola, brood, een liter koele A-melk. Vanaf dan mag ik een mooie vallei volgen en zien hoe in een groen landschap de heuvels veranderen in echte bergen. Tegen 13km/u toer ik met mijn benen vlot, terwijl ik af en toe betonwerken zie, bruggen en afritten van de nabije autosnelweg.

    Sarsina. Zeer oude stad. 3700 inwoners. 243 m boven de zeespiegel. In de kerk uit de Xde eeuw offer ik 5000 lires , een beetje uit godsvrucht en eerbied, maar eigenlijk ook omdat het een verschrikkelijk vuil en versleten bankbriefje was. Daarna ben ik blut, maar wat later wrijf ik eens aan de tepels van Bancontact en zo krijg ik weer 300.000 lires.
    Ik wandel waar eens Tito Maccio Plauto , geboren in 254 voor Christus, had geleefd. Deze Latijns auteur schreef   komische toneelstukken om de mensen te laten lachen in een tijd toen de geschriften van anderen  politieke of godsdienstige bedoelingen hadden. Taalkundigen bestuderen hem zeer graag.  In de winkelruiten zie ik mijn verwilderde pelgrimskop, verwarde haren en borstelige baard. Nu dat ik de schoonheid van Toscanië nader mag ik er toch niet uitzien als een lelijke landloper. In de winkelstraat vind ik een kapper voor heren, waar ik mijn beurt afwacht op een stoel. Het duurt net de tijd nodig om een bladzijde in mijn dagboek neer te pennen.

    Wat ben ik toch grijs geworden. Dat zie ik nu duidelijk in de spiegel, wanneer ik zit op de plaats van zij die hun kopje toevertrouwen aan de oude barbier van Sarsina. De man wringt een groot wit laken rond mijn nek, en ik maak hem duidelijk dat hij volledig zijn gang mag gaan voor 30.000 lires, shampoo, capelli, barba, voor de prijs die op het bordje aan de muur duidelijk staat vermeldt zodat ik niet méér betaal omdat ik een buitenlander ben. Deze coiffeur heeft niet zo dikwijls een kerel met blote bruine benen uit Belgio in zijn zaak en wanneer ik zeg dat mijn naam Rik Van Steenbergen is , doet hij nog meer zijn beste.

    Ik had echt wel veel te veel haren op mijn kop.  Nu past mijn rennerspetje veel beter. Vlot fiets ik tot  San Piero in Bagno, waar ik probeer een fietsenmaker te vinden want ik kan toch niet blijven rijden zonder remmen. Ik reed langzaam bergop tot dan en realiseerde me zelfs niet meer dat remmen noodzakelijk zijn na de top van iedere helling of wanneer er toch wat met enige snelheid wordt gefietst. Ik vind geen fietsenmaker, maar wel een vishandelaar op de markt. De mensen schuiven bij hem aan . Voor  7.000 lires kunnen  250 gr  in olie gebakken scampis en inktvis worden gekocht.  Op dat marktplein is te veel volk.  Ik rijd wat verder en zoek een rustig plekje om het bakje dat ik heb gekocht op te eten . In die ogenblikken verlaat de lucht mijn achterste band. Ik ben lek gereden. Eerst eet ik rustig, het smaakt me goed, en daarna herstel ik. Mijn fietst poets ik eens flink met een oude handdoek. Ik haal ook wat overbodige rommel uit mijn fietstassen. Grote kuis. Alles terug in orde, maar niet mijn remmen, niet mijn voorlicht. Al wat ik weg wil gooien, deponeer ik met propere manieren in een publieke vuilbak .
     
    Bagno di Romagna is een kuuroord met veel wandelaars en verschillende hotels, een ideale plaats voor een rustdag.  Maar ik moet verder. Moed bijeen en vooruit, ...  op de pedalen duwen opwaarts naar de Passo dei Mandrioli. De weg klimt van 500m naar 1173m in 12 km. Dat betekent een gemiddeld stijgingsprocent van  5,6 . Het is een aardig bergje. Ik voel dat ik er gemakkelijk over zal geraken, ondanks mijn zwaar lichaamsgewicht en mijn bagage, op voorwaarde van regelmatig even te stoppen.  Maar met die nog niet verteerde schotel van de vishandelaar in mijn maag heb ik toch vlug wat problemen. Ik parkeer Olive Green tegen de rotswand aan de rechterzijde van de weg waar een netwerk van stevige ijzerendraad de weggebruikers beschermt tegen afvallende stenen. Ik drink een slokje water, ontspan mijn rug eens door wat te bewegen met mijn schouderbladen en ik stap over de weg heen tot aan het muurtje links van de weg. Ik meende daar een uitzicht te hebben over het dal, maar dat valt tegen omdat ik nog niet hoog genoeg ben geklommen. Alleen enige rotsen , struikgewas, en een met onkruid overwoekerde ravijn is er te zien. Ik wandel daarom na een minuutje terug naar mijn tweewieler. Ondertussen adem ik langzaam en diep in.  Ik voel dat mijn buik toch niet happy is. Vandaag heb ik nog mijn grote behoefte niet gedaan. Wat is het dwaas om met een zwaar gevulde dikke darm een Passo op te willen rijden  ! 

    Bij gebrek aan sanitaire voorzieningen  in deze col zal ik in de vrije natuur de oplossing moeten zoeken.  Ik heb ook geen enkele soort toiletpapier bij . Met het scherpe steakmes dat ik te Thann had gevonden, snijd ik daarom de pijpen van mijn pijamabroek af en maak er wat lapjes mee die ik recycleer tot WC-papier. Ik stap terug naar en  zelfs over het muurtje in de hoop daar wat privacy te vinden. Daar is een weelderige struik met daarachter een klein platform. Maar tot mijn verwondering stel ik vast dat iemand deze plaats reeds vroeger dan ik had gebruikt en het is er niet proper. Daarom daal ik nog wat dieper richting ravijn tot ik een geul ontmoet waar, na onweders of in tijden van dooi,  het water zich een weg naar de diepte zoekt. Daar plooi ik me. Alhoewel ik meestal vlug mijn vuil kwijt geraak, gebeurt er op dat moment niets. Ik kan niet.  Ik ben verstopt. Ik probeer nogmaals, maak bolle wangen, blaas, druk, pers, ... maar er komt niets. Koppig als ik ben, en niet zonder nog eens diep in te ademen en te zuchten, probeer ik bikkelhard nog een derde poging.   Plots ... gaat het licht voor mij uit. Ik zie zwarte sterretjes, en ik voel dat ik ga flauw vallen.  In een reflex doe ik een stap voorwaarts, gooi me naar voren in een struik en klamp me vast. Als een drenkeling tijdens een schipbreuk haak ik me zo aan iets dat niet aan het zinken is. Ik hou me stil, adem goed, en gelukkig verlies ik mijn bewustzijn niet. Oppassen, ouwe jongen, wat is hier aan het gebeuren  ...  ? Bijna schoof ik langs de geul de ravijn in, daar veel lager in het niets op de stenen.
     
    In afgrond der vermisten zou ik gelegen hebben  en reeds de volgende nachten zouden beesten, vogels, mieren en pieren aan mijn lijf komen wreten. Mijn Olive Green zou als een wees zijn achtergebleven. Maar weldra ben ik terug wakker en fit.  Onkruid vergaat zo maar niet. Ik drink water en ik loop wat te voet rond.  Ik voel me terug beter  en ondertussen heb ik een beter geschikt plaatsje ontdekt waar er ook privacy is en geen gevaar. Ik wacht nog wat tot twee klimmende auto's voorbijgereden zijn. Ik doe wat bewegingen om de krampen uit mijn buik te verjagen. Na een tijdje is de natuur weer mijn bondgenoot. De verlossing komt.  Oef ... !

    Alzo ontlast kan ik terug de fiets op en kom ik weldra op 3km van de top van de Passo dei Mandrioli, waar een nieuwe bandbreuk me tegenhoudt. Dat gebeurt precies voor de ingang naar een berghotel en ook als er  regendruppels beginnen te vallen. Met een fiets met platte band stap ik naar dat hotel in de hoop van de rit van de dag te kunnen afvlaggen met daar een kamer te huren. Ik voel me niet meer zo lekker om nog lang verder te fietsen.  Helaas, het kleine hotel is gesloten omwille van uitgebreide werken met verf en papier en de eigenaars zijn afwezig. Ik kan er aan de bar toch een fles mineraalwater gratis krijgen van één van de arbeiders. Tijdens de regenbui die bezig is, herstel ik daar onder een afdak mijn band. Ik ledig de fles water door te drinken en door mijn bidon te vullen, zodat ik de glazen fles daar kan laten. Het blijft maar regenen. Niet zo fel meer als bij het begin van de bui. Ik doe mijn regenjasje aan.  Ik bereik wat later het hoogste punt van de Passo dei Mandrioli.

    Toch wel wat beleefd tijdens deze klim. Maar nu moet ik over een natte gladde weg dalen. Ik rem met mijn voet op het voorste wiel. Acheraan kan ik met niets remmen. Om mij te beschermen draag ik op mijn rug mijn sporttas gevuld met met kledij, dat zou een soort buffer kunnen zijn bij eventuele valpartij.  Zeer langzaam laat ik me zo zakken naar het volgende dal, terwijl het nog steeds een beetje regent. Het is gevaarlijk want de weg slingert naar beneden. Ik verlaat zo Romagna. Mijn hart jubelt, want na deze ellendige natheid in bossen en bergen, komt weldra het land van schoonheid en van kunstenaars, het land van Gino Bartali, Lorenzo di Medici, Leonardo da Vinci, het land van olijfolie, wijn en ijskreem, het onvergelijkbare en unieke Toscanië. 

    Te Badia Prataglia op de Via Nazionale 15 vind ik weldra Hotel Giardino waar ik boek voor avondmaal, kamer, en ontbijt voor 70.000 lires. Er zijn een dozijn pensiongasten. Het is er een voudig en goed. Op de kamer heb ik uiteraard een televisie, maar tijdens het zappen vind ik geen enkel programma dat mij boeit . De avond wordt in Italië gevuld met calcio en met praatprogramma's waarin halfzotte mannen  praten met half blote blonde vrouwen in een taal die ik niet begrijp, vooral omdat de woorden als druppels water in een waterval te snel voorbij kletsen.



    31-05-2009 om 23:59 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De moeilijkheden op weg naar Mercato Saraceno.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Terwijl ik in de ochtend mijn tentje afbreek en geniet van de verse zonnestralen komen drie poesjes mij gezelschap houden, jonge lieve katjes uit éénzelfde nest . Weldra vertrek ik uit het  Centro Turistico en zonder medelijden gaat de weg weg weer verschrikkelijk naar omhoog. Mijn klimmersbenen zijn zeker nog niet wakker. Na enkele decameters ben ik al aan het hijgen en aan het zweten. Aan het eerste winkeltje stop ik voor een mezzoliter koude melk en dat is dan mijn ontbijt. Niet forceren. De dag zal nog lang duren.

    Ik loop even binnen bij een wapenhandelaar. Er is veel keuze in handwapens en ook in kruisbogen, een  specialiteit van San Marino. Maar ik ben een vredelievend mens die geen wapen nodig heeft. Net wanneer de verkoper op mij af komt, laat ik hem mijn hielen zien. Met een lage gemiddelde snelheid bereik ik uiteindelijk toch Borgo Maggiore.  Te voet maak ik er een verkenningsrondje. Ik vind ansichtkaarten waarop ik de mooiste postzegels van San Marino plak. Iedere verzamelaar wil deze immers graag in zijn bezit hebben. Dit betekent ook dat ik deze kaarten moet schrijven en hier naar het postkantoor brengen.  Op een terras begin ik met deze taak.  Eerst eet ik een broodje en een groot glas bier zorgt voor de inspiratie. Ik kan rollende zinnen schrijven naar zij die op het thuisfront graag wat nieuws van mij willen hebben.  Met de teleferiek is het mogelijk  nog verder naar het hoogste punt van de dwergstaat te stijgen.  Dat is dan op 743 m boven de zeespiegel op de Monte Titano. Mijn fiets achterlaten doe ik niet graag en daarom blijf ik rustig genieten op dat terras. Ik lees nog wat over het landje waar ik ben.  Zo leer ik dat ook 13.000  San Marinezen buiten de grenzen van San Marino wonen en dat is dan meestal in Italië, USA, of  Argentinië.  De Republiek San Marino bestaat uit 9 castello's of gemeenten , en  uit  43 wijken of gehuchten.  De levensverwachting van de mensen die hier wonen,  78, 57 jaren,  is de hoogste ter wereld door gezonde voeding, goede lucht en weinig geweld.  In Mexico is Speedy Gonzalez de snelste. Te San Marino is Davide Gualtieri ook een snelle. Hij was een voetbalspeler die na het fluitsignaal bij het begin van een match tegen Engeland maar 8,7 seconden nodig had om te gaan scoren. De weg wacht op mij en ik moet uit San Marino vertrekken.

    Te San Leo gekomen, besef ik dat mijn remmen niet goed meer werken. Ik probeer deze situatie te verbeteren.
    In volle zon ben ik een sukkelaar van een mekanieker die eigenlijk meer ontregelt dan herstelt. Mijn handen zijn  vuil, maar gelukkig heb ik nog altijd dat stukje zeep bij en water uit mijn drinkbus om mijn pootjes terug proper te krijgen. Het landschap verandert nu snel. De weg stijgt en daalt voortdurend. De percentages zijn te hoog voor mij en mijn zwaar bepakte fiets. Vele rustpauzes zijn nodig . De reiziger die van de Adriatische kust naar het prachtige Toscanië wil rijden, moet een harde prijs betalen. Het is warm op het middaguur. De hitte weerkaatst en trilt op het asfalt. Als een groene oase daagt voor me het zoveelste dorpje op. Op een plein waar vrachtwagens staan en ontdek ik een dorpsrestaurant met een eetzaal vol bruine mannen en vrouwen. Dit is het echte Italië van de zuivere tafelgenoegens.  Voor 20.000 lires komt iedereen daar de dagschotel eten en op deze 17de september is dat risotto, varkenskotelet, fruit, agua minerale. Aan de tafel naast mij zit een koppel New-Yorkers die hier te Montemaggio komen zoeken naar hun roots. De man is dol gelukkig omdat hij een oude jeugdkameraad heeft teruggevonden. Hij geeft een " tournée générale".  Zij praten zoals de Brusselaars, maar dan wel in een hutsepot van Amerikaans en Italiaans.

    Ik rijd nog wat verder. Aan het volgende kruispunt bestudeer ik de wegkaart. Het wordt moeilijker . Er zijn slechts kleine wegen. Ik moet over twee cols.  Moedig vorder ik . Ik zweet fel.  Tweemaal verander ik van onderlijfje. Klein verzet. Borstkas goed recht. Wanneer mijn hartslag te hoog wordt , stop ik even. Dan kijk ik naar de Apenijnen en naar al het schone dat zich verbergt in die bergen. Uur na uur draait voorbij. Ik begin dit land reeds lief te hebben.  Het is ruw en schoon, met burchten en kloosters in de verte, of dorpjes als arendsnesten, fantastische panorama's met goud en groen, en omdat ik verkeerd ben gereden kom ik terug korter bij de zee. Het zonnelicht  is zo sterk dat ik van in de hoogte nog steeds de grijze watermassa  kan zien van op meer dan 30 km.

    In een dorp stop ik. Mijn ogen zijn vol stof en zweet, en zijn kleiner geworden door de zon. Ik draag geen goede bril. Ik neem uit mijn natte koerstrui een vodje papieren geld om een fles water te betalen en zie niet dat ik 50000 lires gaf in plaats van 10000 lires. Maar in dit bergland wonen eerlijke winkeliersters en de vrouw profiteert niet van mijn belabberde toestand.  Nadat mijn dorst is gelest mag ik hellingen afrijden van 11% en van 14% . In het dal gekomen stel ik vast dat er van mijn remblokjes bijna niets meer over blijft.  De stukken vlogen er van af tijdens het dalen en als een acrobaat heb ik met mijn voeten geremd, linkervoet op voorwiel en rechtervoet op achterwiel. Deze techniek vraagt veel concentratie en een eigenaardige houding op het zadel.  Een vaart van maximum  20km/u  was zo nog een tijdje mogelijk. 

    Ik kom aan het kerkhof van Perticara. Vele graven zijn er echte kunstwerken. In de schaduw van de hoge bomen rust ik en probeer ik me op de kaart te situeren. Hoe heerlijk moet het wel zijn om op zo'n prachtig kerkhof te genieten van eeuwige rust en vrede. De parfums uit de natuur, de krekels  en de eekhorentjes zijn overvloedig aanwezig op deze plaats.  Maar ik vervolg mijn route. De dag vordert en de lust tot stoppen komt reeds in mij op, ook al heb ik nog maar 50 km afgelegd.  Ik verplicht mezelf om door te gaan.

    Nu fiets ik langs grote velden waar het stro is verzameld in grote rollen.  Zou het niet heerlijk zijn in mijn slaapzak op zo'n stapel rollen stro te overnachten ?  Op andere plekjes kan ik ook veilig mijn tentje opstellen.  Nu volgt een lange bergaf. Zonder remmen ben ik weer verplicht van stuntman te spelen op mijn fiets.  Plots ..... kraak ...   en daar ligt de crack die ik nogmaals wilde zijn op de grond.  Mijn snelheid is nu nul. De velg van mijn achterste wiel is helemaal geblokkeerd door de remboog. Op een boogscheut naast de weg staat een verlaten boerderij, half overwoekerd door struikgewas, een ruïne. Ik stap er naar toe want er is daar een verharde en propere oppervlakte,  blote rotsen. Ik kan mijn wiel terug normaal laten draaien , maar wat betreft mijn remmen is de toestand te erg. Ik kan niet meer remmen, noch vooraan, noch achteraan. De reserve remblokjes die ik had proberen te plaatsen heb ik al vlug verloren. De lust om verder naar beneden te rijden op levensgevaarlijke manier kan ik verjagen.  Ik beslis van mijn tentje op te stellen en van te overnachten waar ik me bevind op dat ogenblik. Ik maak mijn bagage reeds los, kies de gepaste plaats uit, maar plots zie ik dat de hoeve toch niet onbewoond is. Bij nader toezicht stel ik vast dat een bijenkoningin het door mensen verlaten pand tot haar paleis
    heeft gekozen . Hele eskaders vliegende beestjes bevolken het erf.  Ik meen niet dat het wijs is van daar nog één minuut langer te blijven. In spoedlooppas neem ik afstand van het gezoem  en vooral van het gevaar van gestoken te worden.  Mugjes prikten mij al, maar zulke grote wilde bijen wil ik zeker niet beter leren kennen vooral omdat ik  me al genoeg ongelukkig voel door de pech met die remmen. Wat verder op de weg voel ik me weer veilig. Ik controleer of ik niets heb achtergelaten, doe mijn wandelschoenen aan ,en met mijn fiets vastgehouden door mijn sterke rechterarm stap ik voorzichtig tot aan het volgende dorp.

    De avond valt reeds stilletjes over de Apenijnen. Een verkeersplaat met  " Attenzione 14% " bewijst dat ik me slim gedraag door wandelend naar beneden te glijden. Af en toe verstoren blaffende honden mijn doortocht wanneer ik de eerste landhuizen bereik.  In de verte zie ik de autosnelweg E45. De felle lampen van de wagens vormen een mooi lichtspel dat zich aftekent tegen het zwarte scherm van de beginnende nacht. Krekels, die heel de zomer hebben gevierd en gevreten, zijn naast de auto's en de honden ook nog lawaaimakers van dit uur. Grote witte kalkletters op de weg wijzen weer dat 14 % de moeilijkheidsgraad van de klim is. Dat is zowel voor klimmers als voor dalers een zware opdracht. Gelukkig niet meer voor mij want bij het binnenkomen van Mercato Saraceno stap ik over de startlijn van een koers die voorbij is. Het is me niet duidelijk  of de sportievelingen hier waren gekomen om zich te meten te voet, met rolschaatsen , per fiets, op een motor,of met een auto. Italie is immers een land van vele  Brood-en- Spelen. Ik ben onder de hoge snelwegbrug door gestapt wat dieper in het dal en ondertussen ook wat later. Het is kalmer, stil, en heerlijk als ik kom langs tuinen en boomgaarden, langs trappen, lichten, bomen, en zitbanken. 

    Ik zie een container vol verwelkte bloemen, een grote muur, een poort die open staat, een kraan met lopend water waarmee ik mijn gezicht wat verfris. Ik ben gekomen aan het kerkhof van Mercato Saraceno. Een reusachtige dennenboom siert de omgeving. Onder deze boom parkeer ik mijn fiets.  Ik vouw mijn bedje open . Ik loop in mijn blootje terug naar de waterkraan en was me daar met een grote hoeveelheid water.  Daarna wrijf ik me droog, trek mijn pijama aan, ledig nog een potje yoghurt en dan begin ik de doden te imiteren die na een rijk leven op dit kerkhof werden achtergelaten door hun families.  Diep en rustig adem ik.  Het zandmannetje komt vlug, want de warmte, het fietsen en het stappen,  hebben me zeer moe gemaakt. De maximus den is niet gewoon van een vreemd gesnurk te moeten horen, want de overleden Mercato Saraceners zijn 's nachts veel stiller dan zo'n mislukte pelgrim-coureur uit het land van campionissimo Eddy Merckx.

    28-05-2009 om 01:07 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De Republiek San Marino.
    De weg naar het binnenland klimt steeds. Met klein verzet ga ik vooruit naar het onbekende dat me geenszins afschrikt want er is een spreekwoord dat zegt " Ga naar San Marino, je komt als een gelukkig man terug ...".
    Terwijl ik langzaam naar omhoog krabbel op de eerste flanken van de Monte Titano, daagt achter mij in de verte de grijze massa van de Adriatische Zee weer op. Ik stop dikwijls om naar dit schouwspel te kijken , maar ook om slokjes water te drinken, en om mijn benen en mijn hart niet te fel te belasten. De S72 is breed en wordt druk gebruikt door alle soorten vierwielers met motoren.  Ik fiets voorbij de Mercato Uno, een bekende sponsor in het Italiaanse wielrennen. Eerder zag ik ook al gebouwen van Gewiss  en van Carrera.  Liever zou ik toch  een route volgen die fietsvriendelijker is, maar er loopt maar één enkele grote weg naar de Republiek San Marino. Ik heb geen andere keuze. Mijn ogen krijgen maar weinig te zien.  Weldra dwalen mijn gedachten af voor de zoveelste keer naar herinneringen, mijmeringen. Nog altijd niet ben ik bevrijd van mijn werk, ondanks mijn pensionering. Ik denk aan toestanden,  aan stress van vroeger, toen ik nog bankbediende was. Ik wil die oude spookbeelden uit mijn kop,  maar ergens blijven er littekens, door de jarenlange slijtage van hersens, zenuwen, gevoelens.

    Aha, ...   zie, daar is de douanepost en met nog wat stoempen, stoempen, zijn we in  San Marino. Ik mag zo binnen, zonder stoppen, geen douanier maakt zich zorgen omdat ik de grenspost ben voorbij gereden. Nu ben ik niet meer in Italië, maar in een ander land waar 23.000  San Marinezen wonen  Napoleon erkende deze republiek in 1797 en in 1815, op het Congres van Wenen, aanvaardden de andere Europese mogendheden de onafhankelijkheid van deze kleine staat van  61 km²  oppervlakte.  Omdat mijn benen gepijnigd worden door de bergop heb ik de indruk dat San Marino veel groter is dan er wordt geschreven en verteld. Mijn oude motor verdraagt de hoge stijgingspercentages niet  van de straat die ik probeer te volgen. Ik moet van mijn zadel af.  Ik kan niet meer. Overal is er handel in computers en ander hoog technisch materiaal. Op vlakkere gedeelten kan ik nog even wat fietsen, maar ik blijf dan maar op mijn voeten en kom aan Camping Centro Turistico di San Marino, waar ik kan Frans spreken, en dat is wel gemakkelijker voor mij. Weldra staat mijn igloo opgesteld en kan ik onder een douche het opgedroogde zweet van mijn lijf afspoelen. Ik wandel wat rond. In de nabije Market Pizzeria eet ik een "quattre stazione" en geniet ik van een fles rode streekwijn. Dit was weer een schone dag. Ik kwam  88 km verder , ik voelde mij gelukkig en vrij.  De uren vlogen voorbij.








    26-05-2009 om 21:32 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Over de Rubicon, zo besliste het lot.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Rimini. Een pleintje om wat te wandelen, een ijsje om wat te smullen, een plasje  op een bouwwerf  waar archeologen bezig waren.  Ik zou wel naar de stranden van Rimini willen, doch ik weet niet zeker of dat een goede bestemming zou kunnen zijn..  Het zal wel identiek zijn of wellicht wat groter dan in de andere badplaatsen die ik vandaag al zag. Grijs weer. Ik fietste zelfs een tijd in de regen. Tweede helft van september . Einde van de zomer. Dan zijn te Rimini toch nog vrouwelijke toeristen en baadsters die zich aan de Adriatische Zee vervelen zonder vent, zo van die single dames die in een vrouwenblad hotelkamers aan sterk verlaagde prijzen hadden gezocht en gevonden, of zij die voor een boeking van twee weken nog een derde week er nog gratis bij kregen, deze week uiteraard wanneer alles leeg loopt zelfs de zoetwaterzwembaden en de ijssalons. Ik zag reeds zulke ladies  zitten op terrasjes, Duitse rijpere schonen die wellicht nog een laat vakantielief willen vinden. De zeilen van vele bootjes zijn reeds opgeplooid, de strandstoelen liggen op hopen en de parasols zijn verdwenen. Wanneer de meeste zonnekloppers van Rimini weg zijn kunnen de stranden weer op adem komen. De Riviera Romagnola is een van de meest populaire strandbestemmingen van Europa. Ik denk aan Amarcord maar na een verkenning van meerder kilometers hebben noch ik noch Olive, in het Rimini van Fellini  nog geen enkele Miranda, Volpina, of Aldina gezien die het stoppen waard is. Terwijl wij ook niet zoals Titta de eer kregen van de vrouw met de grote borsten te ontmoeten of te begluren.

    La Terra di Francesca. Zo wordt deze stad ook genaamd omdat Dante in de hel een Francesca uit Rimini ontmoette. Met haar 15 km strand en met haar hoge hoteltorens is Rimini een mengsel van modern en van antiek.  Reeds voor de geboorte van  Rome was Ariminum, op het kruispunt van de Via Emilia en de Via Flaminia, een nederzetting van bijzonder strategisch en commercieel belang.  Nadien hadden de Malatesta's,  een verschrikkelijke familie, hier lang alle macht. Maar ik vind Rimini in september toch mooi.  Heerlijk is het hier om lange strandwandelingen te maken met alleen je trouwe hond als gezel. Gaan kijken naar het water dat onder de Ponte di Tiberio voorbij stroomt is ook de moeite waard. Rimini is verbroederd met twee Franse steden, maar ook met Seraing nabij Luik, en met Sotchi in Rusland.

    Maar dan begin ik terug te denken aan een belangrijk moment tijdens de voormiddag van deze dag. Ik was gestopt aan een brug, ergens tussen zee en land, op de hoofdweg die me naar Ariminum zou moeten brengen. Er liep een riviertje onder die weg door. De waterplanten overwoekerden de bedding en de oevers waren niet te betreden door hoog gras en verwilderd struikgewas. Volgens mijn documentatie moest die waterloop niet meer en niet minder dan de Rubicon zijn. Voor mij zal die Rubicon altijd doorstromen naar de zee op de plaats waar ik mijn fiets tegen dat betonnen muurtje even liet rusten, want het is zo dat in de loop der eeuwen de Rubicon op andere plaatsen werd gesitueerd zowel door leugenaars als door onwetenden.

    Door roem beladen na zijn veldtochten in Gallië had de Grote Generaal Julius Caesar met zijn manschappen nabij  de Rubicon gekampeerd. Als hoofd van zijn legioenen was hij de baas geworden van gebieden die zich uitstrekten van de Pyreneeën en de Middellandse Zee tot aan de Rijn. Behalve dan in die enkele dorpen waar Asterix en Obelix het voor het zeggen hadden of elders ook nog Ambiorix en andere dappere Belgen, was de wil van Caesar ook de wet. Maar enkele mijlen ten Noorden van Ariminum stond er langs de heirbaan een paal die daar was geplant door de Romeinse Senaat. Dit merkteken duidde aan tot waar precies de macht van de politiekers uit Rome kwam en dus ook waar die van de bevelhebber van het leger stopte.

    Zij hadden gedurende jaren samen gevochten tegen de Galliërs, de Belgae en de barbaren. Duizenden van hun tochtgenoten waren gesneuveld of verminkt geworden. Toen zij terug naar huis kwamen  en naar het Rome wilden dat zij levenslang dienden, waren zij er niet welkom. Zij mochten niet dichter komen naar het hart van het Rijk  omdat de macht van de voorlijn die de hunne was de macht zou kunnen schaden van de achterlijn en van het centrum die hun wortels te Rome hadden. Het was een probleem dat in andere tijden en op andere plaatsen  nog zou voorkomen. Na elke oorlog stellen de helden van het slagveld vast dat zij als burgers niet veel betekenen, en dat anderen tijdens hun afwezigheid groot profijt hebben genomen. Het gebeurde toen op een dag, een uur, een minuut, die belangrijk is geweest in de Westerse geschiedenis. Caesar heeft gezegd   ALEA  JACTA EST.  Hij had besloten dat zijn leger zou voorbij de mijlpaal aan de Rubicon stappen. Die ene eerste stap betekende de start van een nieuwe oorlog  waarin Romeinen zouden vechten tegen Romeinen. Caesar won die oorlog. Hij werd gedurende enkele jaren de machtigste man van de wereld, tot wanneer ook zijn ster verbleekte en hij door combines en samenzweringen  werd opzij geduwd en vermoord.

    Ik koop in een winkeltje een paar flessen San Pellegrino, waarvan ik er een met weinige slokken ledig,  soldaat maak, legioensoldaat, en dat heerlijke water zorgt dat ik niet langer één enkele saus maak in mijn gedachten van het antieke verleden, het heden van mijn dag, historische wetenschap, fictie en wanorde in mijn grijze hersencellen.
    Alea jacta est,  zal ik ...  zoals ten tijde van mijn laatste Latijnse jaren op school in het Oostende van de sixties ... naar de te Rimini aanwezige Germaanse vrouwen zoeken,  geverfde blondjes van veertig, vijftig jaren, en met hen Martini drinken. Ik moet me dus te Rimini inkwartieren, om er vanavond en vannacht op stap te kunnen gaan. 

    Ik ben aan het fietsen midden in een stroom van wagens.  Onweerstaanbaar word ik meegezogen.  Zonder het eigenlijk te willen ben ik weldra aan het rijden op de grote steenweg die me naar de kleine republiek San Marino voert. Ik besef dat ik niet lang genoeg ben te Rimini gebleven, maar ik voel me tevreden op de route die me van het nachtleven van Rimini verwijdert. Ik draai nu naar het binnenland op een vals plat, lekker toerend op klein verzet.  Verder dan Rimini ben ik gekomen en die stad was een mijlpaal op mijn tocht die me naar Rome zal brengen.

    24-05-2009 om 21:03 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Ravenna.
    Valle di Comacchio. Ruimte om te ademen.  Aan een bruggetje stop ik.  Als een wegwippende watervogel verdwijn ik tussen het riet. Een dringende behoefte van natuurlijke aard verplicht mij tot een gebogen houding.  De kikkers in de sloot gluren naar me. De zon schijnt op mijn huid, op mijn billen. De moerasgeur van de waterkant, de libellen die voorbijvliegen,  de stilte, wat is dit toch een toppunt van Pallieterse extase. Dit is één zijn met de natuur. Zo'n reuzedrol uitdraaien in open lucht geeft me terug dat gevoel van grote vakantie uit mijn jeugd, toen ik als tienjarige langs de beken, in de bossen en in de velden op ontdekkingstocht ging. Hier zijn geuren, maar er ligt geen zwerfvuil, geen stof, geen smog, en geen industriele giftigheid stoort mijn reukorgaan. Ik plons mijn achterste even in het water van het kanaal, droog het af met wat WC-papier dat ik met het natte laat meedrijven, en ik trek een propere koersbroek aan met een goed zacht zeemleer.
     
    Zo verloopt het fietsen beter, sneller en gemakkelijker in de richting van San Alberto. Ik moet over kiezelwegen rijden die nog dateren uit de tijd van Ganna. Naast een paradijs voor de vissers is dit ook een belangrijk reservaat waar de natuurliefhebbers met hun verrekijkers vogels komen observeren. Plots staan we voor een veerpont. Ik moet 1000 lires betalen. Een veerman in een cabine zorgt dat ik over het diepe water kan op een vlot. Ik denk dat het zaterdag is, maar weldra ontdek ik dat het al zondag is en dat ik vergeten ben naar huis te telefoneren om te laten horen waar ik ben. Mijn schoonouders zijn thuis op visite en er wordt daar goed getafeld. Mijn jongste dochter klaagt dat zij haar vader mist. Ik ben toch al zolang weg. " Dat duurt nogal, papa, vooraleer ge in Rome zijt ... !"

    Ik vertrek terug na dit telefoongesprek. Verdorie, wat later besef ik dat ik mijn nieuwe Telecomkaart in het apparaat heb laten steken. Die ben ik dus kwijt. De korte telefoonverbinding heeft me het ronde bedrag van 10000 lires gekost. Pech komt nooit alleen. Pftttt...  bandbreuk. Reeds vijfmaal sedert dag 1.  Ik blijf kalm en herstel  zonder spoed. Mijn plastieken grondzeil leg ik open op de grond om alles wat in mijn tassen steekt eens in het zonnetje te brengen. Een vriendelijke boer stopt en vraagt me of ik problemen heb. Indien nodig kan ik bij hem in een atelier aan mijn fiets werken. Zo'n grote panne is dit niet. Ik dank die boer en hij rijdt met zijn wagen verder. Een nieuwe binnenband,  alles terug ordelijk ingepakt, en ik mag weer fietsen. In de zinderende hitte van deze dag des Heeren kan ik met soepele pedaalstoten nog veel km's vooruit geraken tot wanneer  in de verte, omringd door acacia's, wilgen, en olmen, Ravenna op me wacht.  Er is maar één eenzame zot op de wegen en dat ben ik, want om 14u op een zondag zijn alle Italianen aan tafel  met pasta, pan e vino, of in hun slaapkamers voor siesta e amore. Op het eerste zicht is Ravenna niet zo bekoorlijk, maar opgepast, na vele uren tussen land en zee, ga ik in deze stad botsen op dingen die ik niet had verwacht.

    Zowat omstreeks het jaar 100  kwam een man uit Antiochië naar deze oorden om de mensen te overtuigen van de waarden van een nieuw geloof.  Hij was de Heilige Apollinaris die dicht volgde op de apostelen en nog een tijdsgenoot was van de basisleggers van het christendom. Als wielrijder met dorst dronk ik uiteraard veel Spa,  Coca Cola, Tönisteiner Sprüdel,  Aqua San Pellegrino  en ook Apollinaris, het water dat zelfs bakstenen in je maag verteert. Maar de Mechelse Catechismus van de pastoor van mijn dorp in Haspengouw had me nooit verteld over San Apollinare, de belangrijke heilige die in het vroegchristelijke Ravenna  had geleefd. Deze Sint wordt afgebeeld als bisschop gekleed in een kazuifel bezaaid met gouden bijen, en hij draagt een kroon vol parels. San Apollinare was een sterk man met veel verstand. Hij was een schild voor het volk dat in deze omgeving leefde, mensen die uitzinnig waren geworden van angst voor het geweld dat binnensijpelde toen allerlei barbaren Rome naderden. Vandaag zou zo'n man verkozen worden tot president, maar toen werd van iemand met zijn kwaliteiten een bisschop gemaakt. In de chaos van die tijd was de bisschop de morele leider, die iedereen kalm houdt  en die geen wapengeweld gebruikt. Hij die dat kon was een heilige, zoniet dikte hij spoedig de rangen van de martelaren aan. De beste tussen de bisschoppen zou de Paus worden. In deze context begon te Ravenna het Pausdom dat twintig eeuwen later nog altijd bestaat.

    Ik stop aan de kerk in de Via Roma. - ook Eddy Merckx  stopte in de Via Roma, als winnaar zeven maal, telkens na een rit die in Milaan was begonnen. Eddy is nooit verder gereden tot Marseille.- Gekleed in mijn bezweet rennerstruitje betaal ik de nodige lires aan de ingangspoort  van de Basilica di San Apollinare Nuovo om binnen te mogen. Een minuut later sta ik op mijn twee benen in het midden van die kerk. Ik voel dorst en ik heb een zware maag van de fagioli die ik heb gegeten. Een flesje apollinaris zou nu welkom zijn,  maar zelfs het water in de wijwaterpotten is in die erg oude kerk opgedroogd. Maar ik word kalm, koel af, en ik voel me goed en gelukkig.

    Op de muren zie ik de oorspronkelijke mozaïeken, drie rijen boven elkaar, uit het jaar 500. Onbekende meesters, die een onbesmeurd geloof hadden, verdienen heden nog de grootste bewondering.  Zelfs de menselijke domheid  en natuurrampen hebben nooit verwoest wat die grote kunstenaars te Ravenna hadden gemaakt. Breugel, Picasso, Van Gogh, Hergé, Morris, ja ... maar die heren van toen ontwierpen en realiseerden in hun tijd zeer unieke doeken en stripverhalen, puzzels van veelkleurige steentjes en glasscherven. Met het hardste materiaal slaagden zij er in zelfs de zachtheid van schapenwol, de frisheid van linnen, de ruwheid van een hertenvacht, het transparante van de hemel, op een muur te zetten waar het vijftien eeuwen later nog staat alsof het werkelijkheid is. Deze taferelen uit het Evangelie gelijken op kinderlijke tekeningen. Daaraan moet worden toegevoegd dat zuiver zijn als een kind, toch het beste is wat er kan zijn.  In zo'n mozaïek komt het daglicht uit de hemel samen met het licht van de menselijke geest en met het licht van de energie die in de steentjes zelf zit .In sommige mozaïeken komen veertig verschillende kleuren voor. Ik sta voor kunstwerken die geen gelijken hebben, noch in de antieke tijden, noch in de moderne tijden, en die in andere delen van de wereld niet bestaan en niet hebben bestaan. Een merkwaardigheid  is ook dat de meesters van Ravenna op hun kleurtekeningen van steen ook hebben willen laten zien dat het eeuwige leven er zal zijn niet alleen voor de mens maar ook voor alle andere goede diersoorten. Dat is toch wel iets om nog even over te mediteren.

    Wat groggy geslagen wandel ik terug naar buiten. Ik volg een groep toeristen met gids in  San Vitale , een andere kerk opgetrokken in de typische bakstenen van Ravenna. De gids gaat  te ver in zijn uitleg , alle details wil ik niet weten, mijn kop is te klein. Als een roeier in zijn bootje drijf ik tussen het volk verder. Mijn ogen observeren de schoonheid van gewelven, muren en vloeren.
      

    Eens was Ravenna de hoofdstad van de wereld die de onze is. Dat gebeurde tussen de jaren 404 en 751 van onze jaartelling. Samen met Rome, Venetië, Florence, is Ravenna één van de vier grootste oude kunststeden van Italië. Ravenna is een heilige plaats,  waar je iets speciaals voelt, waar iets is dat je aanspreekt, maar dat je niet begrijpt. Te Ravenna vonden in verre duistere tijden mengelingen plaats van meerdere grote culturen en hebben vroeger mensen gewoond met talent, creativiteit en met een vreemde scheppingsroes. De Romeinse strengheid, het Byzantijnse raffinement, de barbaarse frisheid, hebben mekaar niet uitgemoord op dit punt van de planeet Aarde maar zijn hier samen gebleven. Tegelijk met een religie bloeide te Ravenna een prachtige stad open.

    Ravenna werd niet gebouwd op een opvallende plaats, begenadigd door de natuur en door de Goden, boven op heuvels of op een belangrijke oever. Ergens in de vlakte duikt het plots sober en discreet op, zich nog wat verstoppend waar de grond werd weggehaald om stenen te bakken. Deze stad lijkt slechts een opstapeling van bakstenen en oude pannen te zijn. Haar schuren, stallen, boerderijen, onopvallende woningen met triestige muren, verklaren waarom de stroom van wilde volkstammen, huurlingenlegers, roverbendes, en andere veroveraars, die zovele oude steden vernielde  - zelfs het eens zo machtige Rome - nooit met hebzucht hier kwam plunderen en vernielen. Gelukkig zijn wij die in de XXIste eeuw te Ravenna nog schoonheid uit de Vde eeuw kunnen zien.

    Terwijl ik enkele minuten moet wachten achter een fluwelen koord om op mijn beurt binnen te mogen in een laag gebouw dat even goed een ruimte zou kunnen wezen voor het opbergen van werktuigen of van tuinmeubelen en tuinkabouters, besef ik  als pelgrim- zonder-naam nog niet dat ik plots zal kennis maken met een vrouw die evenwaardig was aan de allerberoemste vrouwen die ooit bestonden en van wie ik    - Hoe weinig steekt er eigenlijk onder dat rennerspetje van mij ? - nog nooit de naam had gehoord.

    Mijn simpele woorden volstaan niet om meer daar over te schrijven, daarom gebruik ik de woorden die de grote Dante gebruikte betreffende  het   MAUSOLEUM  VAN  GALLA PLACIDIA .

    Galla Placidia, de machtige keizerin, was een edele vrouw die in een duistere periode door haar geloof en door haar schoonheid het licht in haar handen voor ons allen heeft trachten te bewaren.

    De niets vermoedende reiziger die ik ben schuift in de nooit ophoudende rij het mausoleum binnen van Galla Placidia waar hij het sterk beeld ontmoet van de vrome rust na de dood. Schaars verlicht door de albasten ramen, geheimzinnig en stemmig, in een verstillend en verkoelend blauw dat domineert, zijn er een rijkdom aan saffieren verstopt en schitteren er onder het dak, zoals in het heelal, in geometrische orde, achthonderd gouden sterren.  De zeer oude mozaïeken, de laatantieke sarcofagen, en zeker het meesterwerk van de mozaïekkunst  ' de waterdrinkende duiven ' maken een grote indruk op mij.

    Ik zwerf verder door Ravenna, per fiets en te voet, op zoek naar mijn vriend Dante Alighieri. Niet lang voor zijn dood, op 14 september 1321, schreef hij het volgende:  
    " Om de wereld te bekeren en hem uit de duisternis te halen, waarin hij zo diep is verzonken, zal ook de hedendaagse mens moeten beginnen - of opnieuw moeten beginnen-   met lief te hbben, zoals de personnages op de mozaïeken van Ravenna , die allen kijken naar een aanbiddelijke Persoon die wij niet zien en die zelfs wanneer ze naar ons kijken die Persoon lijken te zien in elk van ons ... "

    Ik lees dit op 15 september 1996.  De woorden van Dante zijn precies 675 jaren oud.

    Ja,  Dante Alighieri, is en blijft een onsterfelijke dichter.

    Ik slenter door de Zona Dantesca in Ravenna.  Ik benader, ik betast, de Tomba di Dante, de urn met het gebeente van de dichter, en op een binnenplein flaneer ik rond in een tentoonstelling over het werk van de vader van de Italiaanse taal. Ik schaam mij omdat ik bijna niets van deze taal machtig ben. Maar ik ben vandaag toch geworden  een fan van  Dan   te  Ravenna.
        
     


     






    In het grote lege Ostello Dante te Ravenna is op deze zondagavond toch zoveel plaats. Daarom meen ik dat het weinig belangrijk is waar ik ergens mijn bedje kies. De herbergmoeder had mij aan de balie wel een nummer gegeven, maar ik weet niet meer of zij nu eigenlijk 403 of 304 had gezegd. In de andere hoek van de kamer waar ik ben binnengestapt,  werd reeds een enorme rugzak neergelegd en ik vermoed dat alleen een sterke kerel met zo een gewicht op reis zou kunnen gaan. Ik ga me wassen . Na de lange dag die voor mij voorbij is, kruip ik onder de dekens en weldra ben ik al aan het slapen . Rond 23 u stap ik weer efkens uit mijn bed om te gaan plassen op de WC  wat verder op de gang . Ik ben nog half in slaap en reageer niet wanneer een jongen en twee meisjes in het Engels me iets zeggen over mjin aanwezigheid in pijama daar op de gang. Zij zeggen iets over ' Damesafdeling ' en over zondigen tegen de regels van het huis.  Maar ik ben eigenlijk aan het slaapwandelen en duik , zonder aandacht te geven aan wat zij zeggen, terug in mijn bed.  Enkele uren eerder had ik al een douche genomen achter een klapdeurtje in een van de waszalen,  en daar kwamen ook drie meisjes die nergens anders warm water hadden gevonden dan in het lokaal waar ik al was. Verder biedt het gigantische gebouw  plaats voor wellicht duizend gasten terwijl er maximum twintig personen voor de komende nacht hadden geboekt.  De reusachtige rugzak  staat nog altijd eenzaam aan het venster, en diagonaal aan de andere kant van de kamer in de donkerte  in een krans van fietstassen , kledij  en een drogende grote handdoek , lig ik te snurken terwijl mijn vermoeid mannenlijf als een mummie helemaal in de lakens is gewikkeld.  Zelfs mijn kop en mijn baard zijn verstopt omdat er toch ondertussen wat muggen in de kamer zijn komen rondvliegen, vrouwelijke bloedzuigende muggen van Ravenna.

    Na middernacht, voorbij het sluitingsuur van de jeugdherberg, komt er uiteindelijk toch iemand anders binnen, een mens van vlees en bloed die totaal onbekend voor mij is. Het licht wordt wegens het late uur niet aangedraaid. Maar de schim die is komen binnensluipen heeft me toch wakker gemaakt. Het is zo dat iemand als ik die bijna een maand op vreemde bodem of in de vrije natuur slaapt, getraind is als een waakhond en gewapend is met een soort alarmsysteem dat direct wakker maakt wanneer iets of iemand naderbij komt. Ik besef, ondanks dat slechts één van mijn ogen open is, dat het geen dief is maar wel mijn onbekende bijslaap uit de andere hoek van de kamer. Omdat ik ondertussen wakker ben snurk ik uiteraard niet meer. Stilte in de kamer. Er gebeurt niets in de volgende momenten.Ik zink terug weg ik mijn slaap. Alles is in orde. In de kamer van de jeugdherberg zijn acht kleine bedden, en ik bezet er maar vier met mezelf en met mijn have en goed. Plots  volgt een hevige reactie van de nieuwe bewoner van de slaapkamer. Ik zie de rugzak met twee benen gehuld in een lange jeansbroek de kamer uitstormen. Lang zwart haar, kleine gestalte, precies een Japanse. Nu stel ik duidelijk vast dat het niet een ' hij'  is maar een  'zij' , en  zij is in paniek uit onze kamer gevlucht. De kamer is nu  100 % van mij en van de muggen. Ik slaap gewoon heerlijk verder, want ik ben een pelgrim met een gerust geweten, een eerlijk en kuis man, en iedere lastige pedaalstoot was al penitentie voor alle schuldige daden uit mijn verleden én uit mijn toekomst.

    De eerste auto's die door Ravenna rijden wekken mij. Het is nog vroeg, maar ik ben fit en uitgeslapen. Aan het voorval van vorige avond laat denk ik al niet meer. Ik wil vroeg terug op pad en berg alles weer goed samen in mijn fietstassen. Een nieuwe week begint en ik voel me vol energie, sterk om alles te trotseren wat gaat komen.
    Ik sta daar in mijn koersbroek met bretellen en met bloot fris gewassen bovenlijf.
    Plots... " Tok, tok,tok, ... ? " op de deur van de kamer. Het is de jeugdherbergmoeder. Zij is nog altijd even jong en schoon als zondag in de vooravond. Volgens mij  is zij een dubbelgangster van de zangeres Vicky Leandros. Maar nu staat zij daar vroeg in de ochtend zo recht als een kaars en wit van 'koleire' voor mij. Zij begint met een Engels-Italiaanse woordenvloed met hoge decibels  ' This is the woman section ... dont you know  ...!    .... ?  . " Mijn meervoudig  ' sorry... sorry ... ' brengt haar amper tot bedaren. Wanneer ik haar zeg dat ik reeds binnen enkele minuten de kamer zal verlaten,  dat ik mijn vergissing nu pas inzie na haar uitleg en dat ik me al gewassen heb en terug heb ingepakt, zakt haar bloeddruk en voelt zij dat ik onderdanig haar reglementen wil respecteren. 

    Enkele minuten later vind ik Vicky terug op haar kantoortje waar ik me nogmaals verontschuldig en haar ook mijn onschuldige glimlach goed laat zien. ' Ik zal het goedmaken met dat meisje. Doe me teken als zij in de eetzaal verschijnt , want ik weet niet wie zij is. Ik heb haar niet eens gezien en nog veel minder heb ik haar aangeraakt.  Ik ben een reus van een vent met een baard, maar met de dames ben ik zo zacht als een pluchen beer.'

    In de eetzaal ga ik bij de groep zitten die al aan het ontbijten is. Het zijn één jongen en drie meisjes uit Engeland die al weet hebben dat ik op de damesafdeling had geslapen. We eten, drinken koffie, thee, chocolademelk en we praten en we lachen. Een grote gedachte kan ik reeds tijdens deze breakfast brengen. " It is better to sleep in a bed with a good man, than to sleep all night alone with bad dreams ...". Alzo een  nieuwe Engelse wijsheid van mij, misschien geïnspireerd door de grote Dante.

    Wat later verschijnt ook   'zij'  in die eetzaal, net wanneer mijn Engels gezelschap vertrekt. Zo kom ik dan alléén met haar te zitten, ook al ging zij eerst aan een andere nog ongebruikte en ongedekte tafel zitten, waar noch brood noch beleg was. Ik stel mezelf voor en vraag in welke taal wij wat kunnen spreken. Zij spreekt ook Frans en dat laat mij toe mijn  ' excuses' aan te bieden. Vierentwintig jaar oud is zij en zij komt uit Rome, waar ik naar toe wil. Als rugzaktoeriste met het openbaar vervoer wil zij na Ravenna ook Venetië bezoeken. Gedurende heel de zomer had zij moeten werken , zonder één enkel uur rust, want zij werkt als monitrice in een tuinbouwschool, waar zij zorg draagt voor mentale en motorisch gehandicapten. Zij is niet onknap met haar lang zwart krulhaar. De rugzak leende zij van iemand. Alles steekt daar in, zelfs eeen tentje en kookgerief, maar hij is inderdaad veel te zwaar voor haar. Gelukkig kan zij hem ook rollen. Zij is geboeid door mijn fietstocht en hoopt dat ik Rome zal bereiken. Na een uurtje nemen wij afscheid. Ik wens haar ' le Grand Amour ' te ontmoeten in Venetië.

    Zo in de nabijheid van jonge en knappe loslopende vrouwen, komt de gedachte wel op dat grootvader en vijftigplusser zijn toch ook zijn nadelen heeft, maar met één zuchtje gaat dat wel voorbij . Vrij zijn en helder denken is nog beter dan verstoord te worden door heupwiegende individuen van het andere geslacht. Voor ik vertrek ga ik toch nog eens bij Vicky Leandros. Wuivend handje.  Mille scusi. Grazie. Arrivederci.  Ik zeg haar dat als zij kwaad was ik haar nog mooier vond . Zij glimlacht en ik krijg mijn lidkaart van de jeugdherbergen terug.

    Adieu Ravenna. Op weg naar Rimini. De zeelucht prikkelt weer mijn neusgaten. Ik drink nog ergens een liter frisse melk.  Ik doe nog ergens een kakje in de vrije natuur, want met al dat vrouwvolk in die jeugdherberg was ik het doen van mijn grote behoefte vergeten. Op de gele Michelinweg langs de kust en op de S16 vorder ik in het zonnetje. Af en toe verlaat ik de hoofdweg en zwenk ik richting zee om door badplaatsen te rijden. Zo zwerf ik door Pinarella, Cesenatico, Gatteo a Mare, Bellaria, Igea Marina. Op een parking in de zon staan drie zwarte prostituees te lonken naar de mannen in de auto's en in de vrachtwagens. Een grijze man op een fiets, met blote benen, vinden zij maar niets.  Even wil ik stoppen om aan die meiden mijn golden Eurocard te tonen, doch in mijn oor fluistert mijn wijze engelbewaarder dat ik dat maar niet moet doen. 
     
    Even na 13u bereik ik een restaurant voor de ' routiers' . Veel volk op de parking.  Dus niet twijfelen. Stoppen en een flink hapje eten, honger of geen honger. Spaghetti met mosseltjes. Salata mixta. Vis. Als dolce krijg ik citroenwaterijs met munt. Ik ben nu op enkele boogscheuten van Rimini, waar ik de stranden wil zien en de heuvels , langs de zee en in de pineta, waar hij had gezworven de grote dichter , wiens geest nog aanwezig zou zijn op deze plaatsen.

    "Ontgoocheling over de dingen van deze wereld,
    het aanvaarden van het mislukken van onze eigen aspiraties
    neerzitten, hier, als een voor zijn tijd gebroken man
    een mislukkeling die verkeerd uitkwam in alles wat hij beproefde
    die de ondergang zag van alles wat hij meende noodzakelijk te zijn
    voor de redding van zijn land, van de Kerk en van de wereld,
    zonder have of huis, tot de bedelstaf gebracht en mager geworden,
    van slapeloze nachten. Hier zo zitten en toch overwinnen,
    daar waar alleen de overwinning werkelijkheid wordt
    door op te schouwen, Beatrice, naar uw glimlach  ... "
                                                                                                     ( Dante )




    14-05-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    13-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De visgeur van Porto di Garibaldi en Commachio.
    In het gras onder de bomen blijf ik liggen tot het weer dag is. Als de zon opkomt pak ik vlug in, en langs de zee fiets ik verder. Vorige dag werden 120 km afgelegd. Vandaag moet het dus niet zoveel zijn. In de frisheid van de ochtend is de Adriatische Zee prachtig. Op de promenade van Lido di Scacchi, een oord waar de toeristen graag komen, stop ik om me te wassen.  Een halve liter mineraalwater is voldoende voor mijn kop, mijn bovenlijf en mijn intieme delen. Ik haal nu ook uit de diepte van een van mijn reistassen een flesje gevuld met een mengsel van Eau de Cologne en pure ontsmettingsalcohol. Daarmee wrijf ik mijn borstkas eens goed in, zodat ik heerlijk ruik. Vroege wandelaars met honden kijken nieuwsgierig naar de verkleedpartij van de vreemdeling die ik op hun zeedijk ben. Ik sta daar bijna in adamskostuum, op een ogenblik wanneer de zonnestralen nog te zwak zijn om te bruinen  en wanneer zwemmen nog is verboden vermits de baywatchers nog niet op hun post zitten. Daarom is mijn doen in hun ogen wat abnormaal.Ik spring terug op mijn fiets en rijd nu met mijn brede banden in het schuim van de branding, over de aangespoelde mosseltjes, het zeewier en de zeesterren. Strandjutter zijn moet toch nogal een heerlijk gezond vak wezen,  zo in de sterke lucht nabij de golven ! 

    Maar na 3km kan ik niet zo verder vorderen omdat mannen met kleine bulldozers de stranden schoonmaken, alles oprapend wat tijdens de nacht is aangespoeld . Ook krabben zij het zand terug los want het strand  moet mooi zijn voor de bezoekers die tegen de middag weer zullen verschijnen. Mijn  Schwalbe 35  zijn  hard opgepompt  en zakken nu weg in een spoor dat te diep wordt, zodat ik weldra te voet verder moet in het mulle zand. Wat verder kan ik die Lido verlaten en terug op macadam rijden. Maar zandkorrels plakken op mijn velgen en op mijn ketting. Dat kraakt en is slecht voor Olive's onderdelen  Ik kantel daarom mijn fiets, schud en klop, en met een versleten onderbroek wrijf ik alle restjes zand zorgvuldig weg, waarna ik een vuilbak zoek om mijn vuile vod achter te laten. Het is toch schadelijk zo fietsen op de rand van zee en land.  Vocht en vuil,  zout en zand, komt overal tussen te zitten op de fiets en op de man, en dat allemaal goed verwijderen alsook de fietsketting terug smeren, vraagt veel tijd .

    Nu kom ik voorbij te Porto di Garibaldi. Scheepjes. Netten.  Geuren van de zee, van rotte en van verse vis. Winkels met allerlei materiaal voor de beroepsvissers.  Plezierboten.  Karren waarop bakken met ijs en vis, met verschillende soorten schelpdieren. Om dit alles te bekijken slenter ik daar wat rond. Ondertussen  ben ik beginnen te zweten. Ik voel nu op vele plaatsen van mijn lijf onaangename prikkels. De muggensteken van gisteravond en het zweet van vandaag teisteren mijn lichaam op vele punten. Ik haal terug mijn eaudecologneflesje uit mijn reserve en ontsmet waar dat nodig is.  Vier weken reed ik verder met dat superflesje voor eerste hulp bij ongeval en deze voormiddag heb ik het in één uur opgebruikt. Maar het was nuttig want ik voel nu minder van die ellendige steken.

    Mijn fiets staat tegen een muurtje op een parking. Een verlaten auto staan op enkele passen afstand. Binnen in deze auto op het dashbord  zie ik een enorme rat rondsnuffelen. Dat beest is helemaal niet bang van mij. Het loopt niet weg zelfs als ik mijn neus tegen de voorruit van de wagen druk. De algemene staat van deze vierwieler met verkeersplaat laat me vermoeden dat de rat gewoon het tamme troeteldier is van de man met de grote pet die wat verder aan het vissen is met enkele lijnen.  Och, het is een tamme rat , die tot de bonte dierenwereld behoort . Ratten zijn talrijk in deze gewesten. Ook gisteren zag ik er al verschillende. Ook dikke groene rupsen kruipen vaak over het wegdek , en dan zijn er natuurlijk nog zovele andere kleine wezens zoals mieren, hagedissen, slakjes, kevers , enz. . Het gebeurt dat ik ze met mijn wielen plat rijd,  maar eigenlijk wil ik dat niet.
     
    Commachio. Ik heb de indruk dat ik te veel naar rechts ben blijven vorderen.  Mijn wegkaart toont me dat. Maar het landschap van Emilia-Romagna is nu zo melancholisch mooi dat ik niet kan denken dat ik ben afgeweken van de route die ik zou moeten volgen. Polderlandschap. Zoutmeren. Landruggen. Immense lagune. Ik voel me gelukkig terwijl ik door dit alles langzaam aan het glijden ben zonder mijn spaken te pijnigen. Omdat ik altijd  proviand in mijn tassen wil hebben stop ik aan een winkel. Ik koop er A-melk, een pot fagioli, twee verstrengelde broden, een salami. Honger lijden zal ik vandaag niet. Aan de kassa ben ik verstrooid en ik weet niet hoe het kon gebeuren, maar ik scharrel toch wel de melkfles mee van de vrouw die achter mij in de rij stond. Incident !
    Ik bied mijn verontschuldiging aan. De kassierster had gelukkig gezien dat ik nog veel lires in mijn portefeuille had zodat zij toch vermoedde dat ik geen fles melk van die vrouw moest pikken. Om de zaak nog beter af te ronden ga ik nog andere twee flessen melk halen, geef die aan de vrouw en maak aanstalten om ze te betalen, maar dat wordt niet aanvaard  en we scheiden van mekaar met de glimlach. Op onze hielen sluit de winkelierster haar deur. Het is zondagmiddag.

    Nog 23 km volg ik een prachtige route. Veel water en veel rust. Heerlijk. Soms zit ergens een enkeling rustig op paling te vissen, want voor paling is dit  'the place to be' .  Maar dan staan er plots overal wagens geparkeerd.  Ik kom midden in een hengelwedstrijd terecht.  Zeer officieel.  Met veel vrouwelijke arbiters die met een fluitje tussen de tanden rondlopen om de spelregels toe te passen.  Een manche duurt een half uur. Daarna moeten de haakjes met aas uit het water, wordt er gepauseerd, gewogen en geteld, en worden er goede punten gegeven. Ondertussen praten, drinken, eten , de vissers tot wanneer een fluitsignaal hen toelaat weer hun lijnen uit te werpen.  Langs het brede kanaal, op een genummerd stoeltje, zitten al die mannen met twee vislijnen op 40 m van mekaar. Zij zitten zo op een rij van zeker 10 km . Dat betekent dat meer dan tweehonderd vissers aan deze wedstrijd deelnemen. Ik volg de dijk waarop deze visklassieker zich afspeeld, of noemt zoiets tornooi  of kampioenschap. Alles is me niet duidelijk. Ik werd in deze sport nog niet ingewijd. Waar de dijk veel breder is, en waar vele tientallen wagens en andere voertuigen zijn geparkeerd, zie ik nog veel meer mensen. Zij vissen niet. Ik denk dat zij familieleden, supporters, kinderen, echtgenotes zijn  van de competitievissers.  Zij zitten in zon, luisteren naar de radio, zeveren en babbellen. Op verschillende plaatsen is er drank te koop. Ik zie ook een keuken waar vrouwen vis bakken,  en paling klaarmaken. Vooral  la Zuppa di Pesce wordt aanbevolen op grote uithangborden . Er zijn stoelen en tafels, parasols, borden, flessen, glazen.  Velen zijn er met hun vingers gulzig aan het eten  en wat verder wachten de reigers tot wanneer de menigte vertrekt want ook zij zouden een visje willen opeten.





    13-05-2009 om 04:27 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Fietsen tot later dan middernacht.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Mezzogiorno. Goed gegeten. 36.000 lires. In een restaurant voor de mannen van het zwaar vervoer. Taglatella in overvloed met tomatensaus en een entrecote. Geen middagrust, maar wel met lichte pedaalstoot verder op klein verzet.  Soepele benen kweken voor de hellingen die nog zullen komen.
    Chioggia.  Sottomarina. Ik ben nu echt aan de Adriatische Kust.  De ijsjes smaken er nog lekkerder dan elders.  Het strand ligt proper, verdeeld in percelen, en voor alles moet flink worden betaald , ligzetels, zonneschermen, drankjes, strandpaviljoenen, hotelkamers met zicht op zee. Ik zie dames en kindjes die van de zon genieten . Ik zie mannen die glazen heffen  en sigaretten smoren en ik zie ook een poedel die aan het plassen is tegen een terras. Nadat ik deze lieflijke badplaatsen heb gezien, rijd ik weer met wat snelheid op de grote weg.  Stilaan zie ik daar meer en meer carabinieri verschijnen.  Opeens staan zij gewapend met mitrailettes, spuitkanonnen, en versperringen dwars over de weg.  Ik moet geen uitleg geven en mag mijn weg vervolgen.  Helicopters doorkruisen nu het luchtruim.   Wat is er gaande ?   Hier moet iets ernstig bezig zijn.  Revolutione ?  Krachtmeting met de maffia ? Ik buk mijn kop wat lager en verhoog bewust het tempo van mijn pedaalstoten.

    Nu zie ik ook affiches en spandoeken.  Ik had al gelezen over de Legia Norte, maar bezigheden van deze politieke strekking die Noord Italië wil afscheiden van Zuid Italië, zijn mij totaal vreemd.  Zij wil een nieuwe natie die Padania zal worden genoemd,  een utopisch thuisland met alleen de hard werkende mensen uit het Noorden en zonder de verschillende soorten profiteurs die de andere delen van het schiereiland bevolken.  Honderden wagens met manifestanten zijn op weg naar het strategisch punt waar de Po, stroom die de levensader van het Noorden is,
    uitmondt  in de zee.  Alle verkeer ligt  twee dagen vast  omdat de politie de manifestatie niet heeft toegelaten.  Dit smaakt naar rebellie maar ook naar fascisme. Scheiding van Noord en Zuid .  Liep dat niet al meermaals 
    slecht af ?.  

    Ik voel me niet goed.  Na studie van mijn wegkaart weet ik precies waar ik ben.  Nergens zie ik de Adriatische Zee, maar overal voel ik dat zij niet ver af is door de geur van de lauwe wind.  Laat in de namiddag ben ik blij omdat ik kleinere wegen kan volgen nabij Bosco Mesola.  Fietsen is daar veel aangenamer, want ik doorklief een groen landschap, dat rijk is aan bossen, moerassen, rietvelden, waterplassen.  Zo'n gebied is een paradijs voor jagers en vissers.  Caccia  e Pescha.  Over de vlakke kuststreek valt de avond veel vroeger.  In het midden van september vermindert het licht reeds opmerkelijk vanaf  20 uur. Ik kan nu echt doorvlammen, midden fauna en flora, op de oevers van kanalen en van vijvers. Miljarden beestjes van alle soorten, met of zonder vleugels of staart, zwemmen, kruipen, vliegen,  verstoren de kalmte van de avond. Vervelende muggen achtervolgen mij. Insecten die door mij niet gekend  zijn, zoemen en brommen. Zij zijn steeklustig of willen komen likken aan het zweet op mijn armen en benen,  in mijn nekhaar en in mijn baard.  Dit is ook uur van de avond waarop de weerwolf zich klaar maakt om een te laat op weg zijnde maagd te pakken, of om te springen op een reiziger, op een pelgrim die verloren is gereden.

    Dan bega ik de fout van tijdens het verdwijnen van de zon niet af te slaan naar een dorp en de wegwijzer met  "Rifugio, specialità frutta di mare" niet te volgen. Daar, in Volano, had ik wellicht aangenaam nog de avond en de nacht kunnen doorbrengen. Maar ik lust geen schelpdieren en ik vind de avond nog te mooi om hem niet met Olive te delen. Ik stop niet, maar dan kom ik in te verlaten gebieden waar ik het akelig vind in de duisternis.Ik fiets nog altijd met een lamp op mijn voorhoofd, met een goed achterlicht en met fluorescerende strips op mijn fietstassen, maar het kapotte lampje van mijn voorlicht is helaas nog niet vervangen.

    Op weg dan maar naar Lido dei Nazione. Enkele wagens storen mijn vooruitgang, omdat ik toch liever stop en hen laat voorbijkomen terwijl ik even opzij van de weg ga staan. Heerlijke avond. De weerkaatsing van de maan op de spiegels van de wateroppervlakten, grote vogels die maar nipt boven mijn kop voorbij vliegen, nog laat gekwetter  van eenden, vormen een geheel met de natuur en met mij, op het einde van deze zevenéntwintigste dag onderweg. Door een geheimzinnige omgeving van maneschijn en diepe schaduwenbeweeg ik mij terwijl uilen, vossen, otters en vleermuizen op jacht gaan.

    Op een parking staan zes motorhomes. Dat is een mogelijkheid om mijn tentje op te stellen. De zee ligt op vijftig meter achter een muur van takken die een windscherm vormt bij stormweder.  Ik verken die plaats even en dan stap ik toch maar op mijn fiets want ik ben nog niet moe. De maan schijnt zo flink waardoor mijn ogen nog kunnen zien. Aan een verlaten manege stop ik opnieuw.  Er is veel zand.  Een leeg vakantiedorp.  De paarden zijn weg en de mensen zijn weg. Alleen ik maak er een toerke.  Het is een soort ranch,  alles ruikt er naar paardenstront  en dat is toch niets voor mij. Alhoewel, ...  onder een goed dak in mijn slaapzak ... zou het toch kunnen. Maar dit is privé  en niet in de natuur. 

    Nog maar wat verder. Trouwens, ik heb nog altijd heel goede benen.  Dus kan ik nog kilometers afleggen. Plots denk ik dat in de natuur waar de beestjes leven, de wilde konijnen en eenden , er ook 's nachts stropers rondlopen. Ik wil niet met lood uit een geweer kennis maken . Misschien , per vergissing, zou mijn gesnurk  en mijn beharing, in de maneschijn  me op een everzwijn doen gelijken. Wellicht schieten illegale cacciatores nog sneller dan ...  en ja,  ik zag vandaag de vreselijke schietgeweren van de carabinieri reeds.

    Terwijl dit alles door mijn kopje loopt , kom ik op deze late zaterdagavond aan in Lido dei Nazioni, een lokaliteit met veel uitgangsmogelijkheden voor jongeren.  Ik ben er eigenlijk niet op mijn plaats, maar niemand let op mij.  In een snackbar eet ik een pizza en een bakje groene prinsessenbonen. Wat later ontdek ik dat de lokale ijskreemkroeg bijzonder populair is te Lido di Nazioni, zelfs rond middernacht in september. Natuurlijk trakteer ik mezelf op enkele koude bolletjes. Ik vervolg wat later mijn weg in een keurige wijk  met nieuwe vakantiewoningen, bungalows, appartementen.  De meeste panden zijn reeds leeg en afgesloten, want de vakantie is voorbij voor de Italianen.
    Soms zijn er trappen die naar boven leiden, naar een terras of een balkon op de eerste verdieping.  Het zou daar  veilig zijn om te slapen,  en met enige inspanning neem ik Olive wel mee naar boven. Zal ik een kraker worden ?  Ik twijfel. Ik durf niet. Dit lijkt me te ongepast.  Ik heb toch geen nood om zo iets te moeten doen. Ik verwijt mezelf dat ik geen lef heb, dat ik een bangerik ben. Om deze troebele gedachten  kwijt te spelen  spurt ik dan maar snel weg uit die mooie wijk aan de zee. Deze woningzone was een oord van verleiding , maar ik luisterde niet naar wat de Duivel me in mijn oor wilde blazen. 

    Vijf minuten later kom ik voor een camping met vier sterren. Het is nog open. Zal ik een plaatsje huren ?  Dat zal wel wat gaan kosten. Als ik het ene niet doe, doe ik het andere ook niet.  Het wordt altijd maar later en niemand loopt nog op straat wanneer ik te Lido di Pomposa arriveer, een volgende badplaats aan zee. Ik zie nog vele weekendhuisjes en strandcabines, maar nergens probeer ik binnen te dringen. Zelfs niet  in een verlaten vakantiehuis met een grote haag waarachter ik had kunnen slapen in mijn slaapzak op de planken van een grote tafel. Ik blijf maar passen omdat ik niet durf. Ik ben een schrikbroek. Maar Lido di Pomposa wil ik toch niet verlaten. Hier trek ik een lijn onder deze te lange dag.

    Op een plein,  met bomen waar het gras 40 cm hoog is opgeschoten, achter de kazerne van de pompiers stop ik en kies ik mijn plaats om te slapen. Het gebouw levert een grote vierkante schaduw terwijl rond deze square de hoge lantaren de nette huizen en de straat in volle licht laten zien heel de nacht door , zonder te letten op de kosten van electriciteit. In de schaduwzone en in het hoge gras vleien Olive en ik ons neer. Het plastieken grondzeil volledig opengespreid, de Karrimors als hoofdkussen,  onze donzen slaapzak , en zo vertrekken we uit het bewustzijn, voor slaap tot de volgende ochtend.

    08-05-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roma 1996 - Van Zitelle naar Lido di Pomposa.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Giacomo Casanova ontwaakte hier weleer in deze stad, meestal in de armen van een schone Venetiaanse na een nacht gevuld met zonde en ontucht. Nadien zou hij echter eenzaam in het snikhete cachot en onder het loden dak van het dogenpaleis op de ochtenden moeten wachten. Maar de geniale avonturier die hij was kon steeds ontsnappen zowel aan de omarmingen, de lusten, de muren, de kwaadsprekerijen, het wegslibben van de laguna, als aan elke andere benarde situatie waarin hij was gekomen. Casanova was een eigenaardige kerel, een geniale vrouwenversierder, die eigenlijk in een voor hem weinig passende periode van de geschiedenis te Venetië was beland . Gelukkig dat hij uit zijn cachot kon ontsnappen om verder te leven en prestaties te leveren die tot op heden werden beschreven en getoond in minstens tweehonderd boeken en twee dozijnen films.

    Marco Polo, de legendarische reiziger en koopman, zag niet dikwijls de zon opkomen over Venetië  vermits hij zovele jaren langs de Zijderoute  en rond China trok. Ook hij verstikte een tijd  van zijn leven in een cachot te Genua waar hij aan een medegevangene alles wat hij  had gezien tijdens zijn wereldreis vertelde en liet optekenen.
    Vele andere beroemde mannen en vrouwen , uit alle tijden, werden hier wakker  en voelden aan hun voeten dat het water nog niet begonnen was met het  terugnemen van een gebied dat eigenlijk tot de zee behoort. Maar wat een privilege is het voor een fietsende zwerver uit Haspengouw om hier ook zijn ogen te mogen openen na een goede nachtrust.  

    Weer een pover ontbijt. Ik monteer de bagagezakken terug op Olive Green en pomp haar Schwalbe banden op met authentieke lucht uit wonderbaar Venetië. Aan de kade van Zitelle vraag ik aan een Amerikaan of hij met mijn wegwerpcamera een panoramische foto wil maken van mij, Olive en de skyline. No problem, de yankee doet dat goed en met een smile.Hij zou graag met mij meefietsen naar Rome, want dat moet fantastisch zijn. Ik zeg hem dat ik al een heel leven heb gewacht om dit te kunnen doen, en dat hij nog jong is  en nu in deze tijd de hele wereld nog kan verkennen met verschillende middelen. Maar ik raad hem aan van het toch ook maar eens op een bicycle te proberen.

    Eerst mag ik niet op de barstensvolle vaporetto. Fietsers zijn immers onbekend, onbemind en niet thuis te Venetië. Misschien moet men hier komen met een kromme rode carnavalfiets en met een masker op  tijdens de zotte kuren van halfvasten , ofwel verkleed als een renner van het Giro peloton wanneer de roze trui hier verblijft. Dat zijn dan momenten wanneer  maestro velo wel wat betekent.
    Gelukkig was het de verkeerde tramboot.  Op de volgende vaporetto mag ik wel.  Hetzelfde meisje van donderdagavond is baas op dit schip en helpt de passagiers bij het instappen.  Aan de overkant moet ik wachten op verbinding naar Fusina. Nummer 16 moet ik nemen. Hoe heerlijk is deze wachttijd te Zattere , in de vroege zonnestralen, met rondom mij de zachte schittering van het water en van de stad.  Dit prachtige sprookje loopt op zijn einde.  Zal Venetië ook ooit eens verdwijnen , vergaan, wegzinken, zoals vele andere steden uit het verleden, zoals Alexandrië, Babylon, Troje, Atlantis, ...  ?

    Ik ben gelukkig dat ik hier was. Dit bezoek was kort, maar zeer intens. Onvergetelijk wellicht. Ik ben maar een pelgrim die voorbij komt, even stil staat, en weer verder gaat. Niet teveel van Venetië eten.  Zich niet overladen , even wat proeven.  Beter iets te missen , dan te moeten braken na overdaad.  De kunst van het pelgrimeren is onderweg het belangrijkste zien en onthouden. Vergankelijkheden en de bijzonderheden zijn maar even op te snuiven.  Venetië vergeet je nooit meer .  Terwijl in overige grote steden vreselijke dingen gebeurd zijn, zoals brandstapels oprichten om mensen of boeken te verbranden, is dit nooit het geval geweest in de Dogenstad Venetië  omdat de wijdsheid van de lagune laat ademen, vrij denken, en een vizier is op heel de wereld.

    Nog even wuifden zij naar de kades van Zitelle en Zattere, de Venetiaanse kooplui, en dan vertrokken zij vol energie om de verre zee te bevaren tot op het einde van de gekende wereld, tot in finibus terrae. Spijt om weg te gaan heb ik niet, want ik ben zeker dat het mooiste van de weg naar Rome nu pas echt gaat beginnen. Mijn Vlerick fiets mag nu stuk gaan of gestolen worden, of ik kan gewond in een hospitaal geraken, deze toertocht is nu reeds voor 60% geslaagd. Al wat er nog meer komt zal met superlatieven mogen worden beschreven.

    De boot om Venetië te verlaten  is bijna leeg. Olive en ik, alsook een Italiaanse playboy met een dure Oakley op zijn bruin gezicht, varen met de beide bemanningsleden mee. Het is zoals op een lege metro, maar dan op het water. In de verte stijgen vuile rookpluimen op boven de buizen en de petroleumhaven van Porto Marghera. Nieuwe haven, oude haven . Daar het beest en ginds die schone !

    Op de S309 Romea begin ik terug kilometers te malen. De lucht smaakt wat naar de zee. Het zijn lange rechte stukken, biljartwegen, dwars door de brede deltavlakte waar Po, Adige en andere waterlopen de zee proberen te bereiken. Dit merkwaardige landschap, vol goede lucht, wordt de Polesina geheten.  Het land door slibafzetting verovert zeer langzaam een deel van de zee. Dit is een ecologisch paradijs , een uitgestrekt reservaat, voor ontelbare soorten vogels, reigers, eenden, steltlopers.  Het is een vlak en teder land temidden van de wateren, met sloten en kanalen doorsneden, met populieren, mensen en dieren, die leerden leven met de voortdurende bedreiging van overstromingen. In geïsoleerde boerderijen met veel levensruimte wonen er nog gelukkige en gezonde families, vissers en boeren.

    06-05-2009 om 23:30 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    02-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ROME 1996 - Ik ben niet Giacomo Casanova.
    VENEZIA.
    Verzadigd en moe besluit ik om weer op de overzet te stappen naar  Zitelle, terug naar Olive en mijn bed in de jeugdherberg. Daar is het even druk als de dag voordien. Alle kamers zijn bezet . Ik neem een douche, en zoals ik nu reeds gewoon ben , was ik onder dezelfde waterstralen ook nog twee T-shirts, een badhanddoek, en de sokken die vandaag mijn voetgeuren hebben opgeslorpt. Ik heb geluk, want ik kan nog net een overblijvend bonnetje bekomen voor het avondeten. Wat later koop ik een brik fruitsap, en om mijn dagelijkse bladzijden te schrijven in mijn dagboek ga ik in een kalme hoek aan een tafeltje zitten. Mijn kop werd op deze dag overbeladen, want ik mocht zoveel waarnemen en ervaren.  Naast mij komt een vrouw zitten. Zij schrijft ook wat in hààr schrijfboek.  De gemeenschappelijke bezigheid brengt ons tot elkaar. Een conversatie start en zal meer dan twee uren duren.  Deze lady komt uit Australië. Ouderdom  midden in de dertig. Zij is al acht maanden op reis om overal wat te leren over kunst met glas. Zij is een bekende kunstenares en reist met een studiebeurs van het Ministerie van Cultuur van haar land. Af en toe  werkt zij wel ergens, meestal als helpster van andere glaskunstenaars. Voor kost en inwoon, en om in het vak beter te  worden, brengt zij dan haar dagen door met het stoken van een vuur, om glas te smelten, te bewerken, om te toveren tot schoonheid.  Met haar beurs van artieste  en met een uitkering van invalide is het haar mogelijk nog levenslang op reis te blijven.

    Dit schone leven van reizende artieste was er gekomen  nadat zij op weg naar haar werk van secretaresse werd verpletterd door een auto. Zij werd zwaar gewond naar het ziekenhuis gebracht. Een zeer lange lichamelijke en geestelijke revalidatie volgde. Tijdens deze periode herschoolde zij zich via zinvolle handenarbeid . Zij werd langzaam een kunstenares in glaswerk.  De schoonheid van het glas laat haar die hele zwarte periode uit haar jong leven vergeten. Zij verklaart mij dat zij naar Venetië is gekomen omdat er een tentoonstelling loopt, verspreid over verschillende paleizen , waar befaamde kunstenaars hun glazen creaties exposeren. 

    Inderdaad, in het Dogenpaleis zag ook ik vandaag kunstgedrochten uit glas in alle kleuren. Ik  beken aan de schone van het schone glas, dat een beest als ik, tijdens mijn observatie van Venetiaans erfgoed,  tussen oud meubilair, wapens, tapijten, kaarten, schilderijen, en beelden ,  weinig interesse had voor dat glas.  De kunstenares uit het kangoeroeland legt me daarom uit wat kunst is,  en wat in 1996 glas betekent in de kunst. Zij raadt me aan om de boot te nemen naar het eiland Murano en daar zullen mijn ogen dan wel open gaan.  Daar kan ik het schoonste glas ter wereld bewonderen. 

    Nadat ik haar mijn tocht heb uitgelegd, begrijpt zij mijn drang om de volgende dag al weer verder te fietsen. Het aanbod in Venezia is grenzeloos  en  het is niet mogelijk dat de bezoekers er nog langer blijven plakken dan voorzien   -  dat willen zij trouwens allemaal - want er is al te veel volk te Venetië.  Door het gewicht van mensen, gebouwen, jaren, kunstwerken, geschiedenissen, romances, muziek, carnaval, zonden,  ... en wat ook nog,  zakt deze stad langzaam maar zeker weg in de moerasbodem waarop zij staat.

    We delen koekjes, kaasjes, knabbelen en babbelen nog over vele onderwerpen. Zij praat veel,  is niet dom  en niet gevaarlijk voor een eenzame man, want in haar ogen blinkt kunst en geen lust. Om 23u30 hebben we mekaar nog alles niet verteld, maar het lokaal wordt gesloten.  We nemen afscheid.  Ik geef haar mijn adreskaartje in België . Zij is niet van plan Brussels te bezoeken.  Maar haar leven is vol van  veranderingen. Zij leeft als een  vogel. Enige dagen eerder woonde zij nog  rustig in Minnesota en plots vloog zij dan naar Venetië voor de Tentoonstelling.
    Op haar vijfentwintigste was zij al bijna dood en nu wil zij intens leven, zonder banden of verplichtingen.
    Mijn taalgebruik in het Engels liet me niet in de steek.  Wij verstonden mekaar heel goed. Ik ga naar mijn kamer en ik heb het gevoel dat er een dag in mijn leven zal komen dat ik ook eens naar Australië zal vliegen.

    Die rare Iraniër uit Hamburg is niet meer op de kamer. Allemaal andere gezichten.  Rugzakken. Wandelschoenen; Kledij  met een reukje.  Iedereeen slaapt reeds.  Doodmoe. Acht bedden op één kamer. Naast mij ligt een Japanner met een brilletje. Slapen in Venetië. Venetië de schone die slaapt.
    Het  is te uitputtend om  veel van Venetië op korte tijd te willen zien. Ik zag te weinig schilderijen.  Zelfs de Kuise Susanna van Tintoretto heb ik niet gezien. Ik zag geen markten, geen arsenaal, weinig kerken, amper een paar paleizen, geen patriciërswoningen. Een maand, een jaar, de rest van mijn leven , zou ik hier kunnen blijven.
    Het is te uitputtend om een loslopend kangoeroe vrouwtje uit Minnesota te willen versieren, zelfs in de omgeving waar Giacomo Casanova  en anderen het voorbeeld gaven.

    Mijn tocht loopt verder. De weg is belangrijk;  Ik ben een pelgrim.
      

    02-05-2009 om 00:29 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Op het San Marco Plein.

    QUIET DAYS IN VENICE.

    Schuivend over het water voel ik me in een kortstondige droom als een Venetiaans koopman die zijn thuishaven terug binnenvaart, met emotie en fierheid in zijn lijf,  met een schip vol reiskoffers gevuld met waren uit verre landen., met peperbolletjes, wapens, bont, kant en zijde, tapijten, wapens, relieken, edelstenen, vazen, olie  ... .
    Straks zal ik het stapelhuis van mijn familie binnenstappen met de glimlach na een tocht van meerdere seizoenen. Ik zal de verloren zoon zijn die terug komt, de held van allen.  Mij zullen zij omhelzen,  mij zullen zij goudstukken geven voor wat ik meebracht. Venezia, ... Ik ben Polo en hier ben ik terug !  
    Maar plots schudt daar iemand aan mij en vraagt om een foto te maken. Twee Hollanders , in hetzelfde bootje als ik, overal ter wereld kom je ze als Vlaming tegen en herken je ze na een paar woorden. Door hen verlies ik mijn aandacht en plots moet ik al van de lijnboot Fusina-Venezia afkruipen met mijn fiets en bagage.  Ik sta terug op het droge.  Ik ben in Venetië en midden in een  zee van mensen, van grote oude gebouwen, van kabbelend groen water waarvan de geur me onbekend is. Ik zie een bord waarop 'Zitelle' staat  en daar  wil ik geraken. Ik wurm me zonder twijfel tussen de menigte door, en ' hup'  dan spring ik samen met Olive op een stampvolle watertram , een vaporetto die naar Zitelle vertrekt.  Ik heb nog tickets op zak,  maar ik zal later ontdekken dat die niet tellen op dit tweede vaartuig.  Ha, ha, ... ik ben dus clandestien aan het dobberen op het water van Venetië en ik hou mijn fiets dicht bij me. Na enkele minuten zijn we al op het eiland Giudecca aan de Internationale Jeugdherberg, een stevig gebouw dat gemakkelijk te vinden is tussen de vele krotwoningen van het voormalige jodengetto. Mooie aankomst.  Bravo . Zal er nog plaats zijn ?
    Er is plaats. Ik kan mijn fiets veilig opbergen in een ruime kamer . Ik zal er kunnen eten aan voordelige prijzen in een grote eetzaal, zoals in een school. Een paar propere lakens en  twee nachten mag ik slapen op bed 4 van kamer 202.
    Met mijn kredietkaart betaal ik 46.000 lires. Weldra sta ik in mijn blootje onder de douche. Heerlijk loopt het warme water over mijn pelgrimsvel. Ik voel me goed en ben fier op mezelf. Wat een prestatie was dit  !  Tussen Mira en hier heb ik gerealiseerd wat ik niet voor mogelijk achtte. Venezia moet een groot reiziger als ik wel echt graag zien.  Met open armen en open benen was zij op mij aan het wachten. La serenissima trok me naar zich toe met een lange tedere zuigkus. Hier ben ik nu. Fantastisch  !
    Ik trek jeans, hemd, en schoenen aan , want het is al tijd om aan te schuiven voor het avondeten. Na het kopen van een bonnetje kan ik een bord met macaroni en vis bekomen. Een negerinnetje deelt dit voedsel uit. Iedereen moet in de rij staan en zijn beurt afwachten. Er zijn jonge mensen uit alle delen van de wereld  en soms ook wel wat oudere gasten, zoals die pelgrim met grijze baard uit  Walshoutem aan de Molenbeek. Wat later bel ik naar huis.  Mijn zestienjarige dochter vertelt me goed nieuws.  Ik heb immers iets gewonnen, maar zij weet niet wat.  Had ik niet meegedaan aan een pronostiek over de Ronde Van Frankrijk ?

    Wat een dag, wat een avond, wat een leven, wat een stad  !

    Gewonnen thuis, hier wandelen langs het zeewater, en daar ginds in de verte aan de overkant Venice by night, als een kerstboom verlicht met duizend kaarsen. Om zeker te zijn dat dit allemaal waar is pits ik eens goed in mijn eigen wang en .... Ja, een pijngevoel bewijst me dat ik niet droom, maar dat dit alles werkelijkheid is. Terug aangekomen in mijn logement na een lange avondwandeling , wanneer de eerste koude van de nacht me reeds treft, voelt Giudecca een beetje mysterieus aan, zelfs wat angstwekkend. De grote eetzaal is gevuld met Aziaten. Ook op mijn kamer slapen er al. Een kamergenoot komt uit Hamburg, heeft de Iraanse nationaliteit, spreekt Engels  en is bijna afgestudeerd als dokter, een zwervende jonge Vesalius uit deze tijd . Ik vertel hem mijn story over Nima Ibrahimnejad de student-wielrenner die ik hielp koersen in België.  Die jonge kerel uit Hamburg stelt me al onmiddellijk voor om in december samen naar Iran te reizen met de auto. Mooi voorstel, maar ik betrouw die man toch niet.  Veel later , al voorbij middernacht, klautert er nog een Japanner in het bed boven mij.

    Vrijdag 14 september. Douche. Belangrijke dag. Ontbijt met thee en koekjes. Topforme. Venice here I am !
    Betrouwend op de flinke zolen van mijn Mephisto shoes verlaat ik opgewekt Giudecca. Ik verwacht dat dit een mooie maar zeer zware dag zal worden.  De zon ziet me al bewegen  in Venezia, hart van de wereld, koningin van de zee. Ik weet nu dat ik een ticket moet kopen en dat een betrapte zwartrijder op de watertram of op de bootbus het tienvoudige moet betalen  (30.000 lires) indien een controleur van het openbaar vervoer hem pakt. Ik heb een klein plan van de stad, maar ik vermoed dat ik toch een betere kaart moet kopen, want VenetIë is een moeilijk oud web om op avontuur te gaan. Er zijn voor de toeristen evenwel veel pijlen aangebracht, en ik besluit van deze speciale wegwijzers zoveel mogelijk te volgen. Eerst zwerf ik door de sottoportegi, de steegjes, en over de gebochelde bruggetjes. Ik snuif de atmosfeer op, probeer te wennen aan deze merkwaardige stad zonder wielen, met het element water dat kasseistenen en beton vervangt, met bootjes die voor taxi spelen, van een schoonheid die nergens anders is te zien. Vervallen huizen, waartussen soms ook nog verwaarloosde tuintjes, stenen balkons, oude fonteintjes, stille kerk, ruiterstandbeeld vol duivenpoep, flesgroen water, verrot dat kreunt tussen steen en nat. Een labyrint, arcaden, ranke gondels die glijden op het klotsende water doorheen de kanalen. Het water versluiert het verval van Venetië en tovert het om tot schoonheid.

    In de XVI-de eeuw dreven niet minder dan tienduizend gondels op de kanalen, nu nog maar vierhonderd.  Hun aantal verminderde met de glorie van de stad.  Zo'n gondel is 10,15 m lang, 1, 40 m breed, en weegt 700 kgr. Om een gondel te bouwen zijn er precies 280 stukjes hout nodig. Een wet uit 1562 besloot dat alle gondels in een sobere zwarte kleur moeten worden geverft. Dit was gewoon één van de vele wetten te Venetië die nodig waren vroeger om de overbodige luxe te bestrijden. Een gondelier is een beschermd vakman van uitstervende soort. Eens was zo'n man een lid van een zeer machtige gilde. Een opleiding van drie jaren is voorzien om deze stiel te leren, maar alléén zonen van vaders die ook gondelier waren mogen deze opleiding volgen.

    Venetë is triest en melancholiek , met de schaduw van de dood die over haar hangt.  Deze oude schone is in slaap gevallen en zinkt weg in een waterkussen. Zij rust en steunt al duizend jaar op miljoenen larikshouten palen die in haar bodem werden geheid.  De anonieme auto bestaat te Venetië niet. Er zijn geen parkeermeters, geen benzinestations, geen zebrapaden, geen verkeersagressie, geen flitspalen, geen parkings. Het dagelijkse tempo van de Dogenstad is zoveel trager dan elders; De mooie gondels varen immers nooit sneller dan 5km per uur.
    Zo'n spoed doet een mens goed.  Venice I  love you .


    Na het gewone van het stadsbeeld zoek ik het buitengewone, het kundige en kunstige. In de stad van steen , door water omspoeld, bezoek ik het Dogenpaleis, de Campaniletoren, het Correr Museum, de schatkamer van de kerk, de Ca'd'Oro, de Rialto, en het Canal Grande. Terwijl vele andere steden ook prachtige kunstschatten bezitten, is Venetië zelf een kunstschat.  De avenues op het water werden gevormd door de menselijke fantasie. In de file voetgangers schuif ook ik San Marco binnen om te kijken met mijn ogen naar wat Venetië vroeger schoon, verheven en heilig vond. Boven op de hoogste toren overschouw ik het unieke panorama. Ik kan ze niet geteld krijgen in het zonnelicht, maar de 118 eilandjes, de 117 grachten, en de 450 bruggen , zijn nog steeds aanwezig in deze stad op het einde van de XXste eeuw.  Te Venetië wonen  96.000 autochtonen , maar iedere dag bezoekt een vloedgolf van minstens 40.000 toeristen er de enkele vierkante kilometers vaste grond.
    In de zaal van de Grote Raad bewonder ik met verbazing  ' Het Paradijs van Tintoretto ' . Dit is een geweldig groot en breed schilderij , van links tot rechts meet zij 54 m . Lang geleden stond voor deze schilderij een jonge kunstenaar, de toen 23 jaar oude  Pieter Paul Rubens. Hij bleef met grote open ogen  lang staan  en een gedachte kwam in zijn kop . Misschien dacht hij toen wel   ' Zo iets ga ik ook eens proberen ... !' . Anno 1600.
    Nabij de Ponte dei Sospiri, de beruchte Brug der Zuchten, bezoek ik enkele kelders met afschuwelijke cellen, waar de machtige Doge  zonder medelijden tussen de ratten in stinkende vochtigheid  de gevangenen liet verhongeren en vergeten. Maar van al wat de unieke stad biedt bekoort toch het San Marco plein me het meeste. 








    http://www.youtube.com/watch?v=pBpLFKfP3A4
       -  Petite Fleur  - Sydney Bechet .

    In januari 828, toen in Europa relieken van heiligen  zeer kostbaar  waren, werd het lichaam van de evangelist Marcus gekocht op de zwarte markt van Alexandrië in Egypte. Twee kloeke zeevaarders, Buona di Malamocco en Rustico di Torcello verwezenlijkten dit volgens de wens van hun doge. Zij bedolven de mummie onder een vracht  varkensvlees. Toen zij op zee het bezoek kregen van Moorse piraten waren die omwille van hun godsdienst vies van dat vlees,  en zij roerden het niet aan.  Zo konden die relieken Venetië bereiken, zelfs na plundering van het schip.  Deze smokkel was zo winstgevens als trafiek van drugs in onze dagen. De doge plaatste de relieken van San Marco in een mooie kerk.  Vanaf  840  reeds stroomden duizenden pelgrims toe om de heilige evangelist eer te bewijzen.

    Door een andere business werd Venetië nog rijker. Een deal werd afgesloten met de leiders van de vierde kruistocht, waaronder graaf Boudewijn IX van Vlaanderen.  De christelijke legeroversten hadden een te klein budget om  10.000 manschappen over de zee naar Egypte te brengen om daar een oorlog tegen de Turken te beginnen. In plaats van nieuwe schepen te bouwen huurden zij schepen aan de Venetianen. Maar die vroegen voor de klus een enorme prijs, zodat het nodig was van onderweg wat karweien uit te voeren , de ene dienst is immers de andere waard.  De kruisvaarders  die in princiepe voor de eer en voor hun geloof ten strijde trokken, veranderden hun doelstellingen. Voor het schone geld aanvaardden zij van verschillende havens en steden aan te vallen,  plaatsen die commerciële concurrenten van de Venetiaanse kooplui waren. Hoe meer de kruisvaarders hun zakken vulden onderweg hoe meer  zij nog verder met plunderingen doorgingen. Rijk worden wilden zij liever dan sterven voor Jerusalem, en de schatkamers en de kunstwerken van  Constantinopel trokken die mannen uiteraard ook aan.  Bijna alles werd daar gepikt en op Venetiaanse schepen geladen. Het voornaamste uit die tijd is de Quadriga, een groot geheel van vier bronzen paarden die een renwagen op twee wielen trekken.  Dit was altijd het  nec plus ultra voertuig van de Goden en van de Keizers in de klassieke oudheid.

    Op alle mogelijke manieren vergaarden de Venetianen rijkdom. Hun basis werd machtig  niet zozeer door rijke handel op de markten, of door smokkel, diefstal, plundering, piraterijen gefoefel.  Zij hadden verbluffend veel zelfvertrouwen, waren wijs en onbevreesd, hadden een uitzonderlijke flair om zaken te ontwikkelen. Zij waren goede diplomaten , keiharde onderhandelaars. Zij durfden de zaken in het groot aanpakken.  Zo verwierven zij gedurende een lange periode het monopolie van de buitenlandse handel. Zij hadden ook vijanden, waren omringd door afgunst, maar toch probeerden zij overal hun goede relaties te behouden, want dat was essentieel om te kunnen kopen en te mogen verkopen. Zij hielden niet van oorlog. Nochtans hadden zij kapitaal genoeg om veel huurlingen te betalen en zo conflicten gewapend op te lossen.  Tussen Paus en tussen Keizer bleef de Doge zich zo neutraal mogelijk  houden.  

    Zelfs in oorlogstijd bleven de Venetianen handel drijven.  Venetië was een open stad  zonder hoge muren om vijanden weg te houden. Zowel langs de zeekant als langs het land konden vreemde strijdkrachten binnen komen.
    De toen verschrikkelijke Napoleon probeerde Venetië te veroveren.  Op 15 mei 1797 was het Franse leger zonder vechten meester geworden van de stad.  Napoleon deed geweldig. Hij schafte de Republiek af, veranderde oude wetten , maakte er nieuwe. Vele eigendommen gingen over in Franse handen. Hij liet zijn revolutionnair leger plunderen en vernielen. De inwoners van Venetië lieten zonder tegenstand alles gebeuren. Zij waren vriendelijk tegen de  4.000 Fransen.  Meer nog, die ongevraagde gasten  kregen eten en drinken à volonté.  Er werden feesten gehouden,  frivole bal masqués, met bevallige courtisanes en grote rosse vrouwen die nog meer konden zuipen dan de bezoekers.  De hogere militairen kregen het beste van het beste, op alle gebied. De rijkste Venetianen  begonnen te gokspelen  voor nooit geziene sommen tegen  Franse hoofdmannen  Vermits zij experten waren , wonnen zij al vlug een groot deel van de afgestane oorlogsbuit terug.

    Napoleon sprak  ... '  Dit is het mooiste salon van Europa, dat waard is de hemel tot plafond te hebben.'  althans op één van de eerste dagen.  Na een week begreep Napoleon wat er aan het gebeuren was.  Zijn leger was eigenlijk gestationeerd in het grootste bordeel van Europa.  Nog een week langer blijven in Venetië , en dan  door te veel consumptie van genoegens zouden zijn  4000 manschappen , het beste leger dat toen bestond, totaal ongeschikt zijn geworden voor het harde militaire bestaan.  Waarom trouwens nog in het leger blijven  op strozakken slapen met snurkende kameraden die zweetvoeten en vlooien hebben, als je zoals Casanova in een mals proper bed   tussen twee welriekende dames de nachten  kan doorbrengen . Napoleon liet zijn trompetblazers de algemene verzameling bijeenroepen.  Hij schonk de stad terug aan de Oostenrijkers, liet alles liggen wat er was, en  zonder veel militaire glorie vertrok La Grande Armée terug  van waar het gekomen was. De Vrede van Campo Formio was het einde van deze militaire campagne .

    Op de zeven zeeën varen de schepen van Venetië al lang niet meer.  De hedendaagse Venetiaan is echter meestal nog steeds in zaken, grote en kleine.  De toerist ziet dat de Venetiaan nu zich beperkt tot de stielen  van gondelier, hotelier, winkelier, gids, fotograaf, barkeeper, ijsjesventer, boetiekhouder, enz ... . Klanten zijn er genoeg. Maar de winsten zijn onvoldoende om de paleizen en de kanalen te onderhouden.
    San Marco.  Wat een stad toch  !  Wat een plein  !

    Een duif komt op mijn schouder zitten.  In Venetië zouden sedert altijd meer duiven leven dan mensen. Heel het plein is vol duiven, vooral zwarte duiven met groen-gouden krobben ,en dan ook nog veel andere vriendelijke vogels die allemaal apart uit een duivenei  zijn gekomen op de een of de andere dag.  De duiven zitten in kladden rond de toeristen die eten strooien. Soms vliegen zij voor een onbekende reden plots weg als een fladderende wolk boven de menigte. Ik kom aan een café met terras waar een glas prikwater evenveel kost als een bak bier die thuis wordt geleverd door onze brouwer . Er is daar een reden voor. Een leuk orkestje speelt er evergreens  en ik blijf van op afstand luisteren naar   Que c'est triste Venise, Petite Fleur, Summertime, Stranger in the night, en zelfs  A bicyclette. Zij stoppen voor een pauze echter, en dus loop ik maar verder.  Er is nog zoveel te zien.

    Na smalle straten kom ik , een andere richting volgend, langsheen Canal Grande. Verweerde gevels. Oude pakhuizen.  Nog grotere gebouwen. Indien de stenen van Venetië zouden kunnen praten, dan zouden zij vertellen van de grootse dagen van vroeger, toen de machtige Doge in zijn karmozijnrode mantel tussen het volk verscheen om de zeehelden te omhelzen die met grote praal  terug binnen kwamen.  Soms ook op feesten, processies, regatta, carnaval, en andere evenementen stapte de belangrijkste man van deze stad rond op de grond waar een gewone sterveling als ik, met reeds pijnlijke voeten, op dit uur rondzwerft.

    Ik eet een sandwich en een horentje gelato, drink een blik cola, offer wat munten in een kerk ,en ik blijf  rondlopen tot wanneer ik moe ben en stil sta. Ik ben ondertussen ver van San Marco, maar met een vaporetto, mits het nemen van een corsa semplice, bereik ik dra terug  het plein waar het meeste volk is. Doch ondertussen is het beginnen te regenen. Duizend regenschermen bewegen nu hun rondingen door Venetië. Mensen uit vele landen schuilen vriendschappelijk samen, warm tegen mekaar, op de overdekte plaatsen waar de vloer nog een tijdje droog blijft.  De onvermoeibare muzikanten op het terras met het dure water, schuilen nu met hun instrumenten onder een grote doorschijnende plastiek en zij spelen verder terwijl de regen gratis uit de hemel valt op Venetië , een plaats op deze aarde waar toch al zoveel water teveel is.  Jesus, wat een verspilling,  laat het toch regenen in Palestina of in Somalië.!  Maar hoe mooi is dit dan toch .

    Ik luister weer naar  Petite Fleur.  Maar, .. Hé, nu spelen zij niet meer Stranger in the Night,  maar wel  ...  Stranger on the Shore.  Jongens, niet vals spelen, ... ook ik ken mijn evergreens nog. Ik ben erg onroerd door deze muziek 
    Venetië, een natte namiddag in september, toeristen, zwervers, artiesten, verliefden, schoolmeisjes, kunstminnaars, een oudere dame behangen met juwelen, een magere man die graantjes verkoopt voor de duiven, een Japanner met twee camera's, een ober die martini's brengt, en dan nog vele anderen, en ik ... die hier zit op deze Piazza San Marco met vermoeide benen, maar toch zeer gelukkig. Mijn uren in deze stad lopen verder en zijn beperkt
    Tijd wie of wat ben je ?  Op de Torre dell'Orologio geven de mechanische morianen  de precieze tijd aan en zij doen dat reeds sinds vijf eeuwen. Is dit wel echt, of  ben ik maar in een theaterzaal voor een stuk van Goldoni , de Italiaanse Molière ?

    Een merkwaardigheid van deze stad is dat er nooit beroemde politieke figuren zijn groot geworden. De doges waren oneindig machtig , maar noch hun namen noch hun gezichten werden op de golven van de geschiedenis naar onze tijd gebracht. Tijdens de 1100 jaren  dat Venetië een onafhankelijke staat was zijn er 120 verschillende doges geweest. Maar we kennen de namen niet van deze mannen, noch van hun familieleden, noch van de vrouwen en kinderen die zij hadden. Nooit profileerden zij zich sterk boven hun tijdsgenoten uit . Zij waren altijd slechts een draad in een weefsel, een draad die er zelfs kon uitgetrokken worden zonder dat er een gaatje ontstond. Venetië was immers zeer lang geleden reeds een welvarende city,  een groot multinationaal bedrijf,  waar orde, maat, evenwicht en kwaliteit is geweest.  Managers, kapiteins, doges, ambtenaren, verkopers, die begonnen te disfunctioneren werden op tijd en stond zonder veel wrijvingen vervangen door de opkomende krachten. Zich opvallend gedragen  en zich boven de anderen verheffen werd niet gewaardeerd . De Venetiaan achtte de faam van Venetië in haar geheel veel belangrijker dan zijn persoonlijke faam. Elkeen was zeer loyaal en trouw betrokken in het wel en wee van de Republiek. Eigen hebzucht kwam ver op de tweede plaats en fraudeurs waren er afwezig.  Wellicht was dit alles het geheim van het welslagen in de Gouden Tijden van Venetië .

    http://nl.netlog.com/go/explore/videos/videoid=nl-3331970  STRANGER ON THE SHORE  ACKER BILK

    " Hier vindt geen verraad plaats. Hier gaat gunst niet voor recht, hier gebiedt de grofheid niet, hier steelt men niet, hier gaat men niet voor de bijl ..."
    (  Pietro Aretino /  1492- 1557 )




    28-04-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Plus d'un milliard de Chinois et lui.

    Il vient d'etre nommé président de la planète Ping en Chine.


    Cai Zhenhua, l’Invincible

    Cai Zhenhua a été entraîneur de l’équipe chinoise masculine de ping-pong, dont entraîneur-chef de 1989 à 2004. Sous sa direction, l’équipe a remporté coup sur coup la médaille d’or , tant aux JO de 1996 qu’à ceux de 2000. Un exploit unique parmi les équipes chinoises.  En fait, c’est Cai qui a fait que l’équipe est passée de la frustration à la victoire. En 1989, après avoir perdu les Championnats du monde de ping-pong, l’équipe nationale était dans le creux de la vague. Le « sport national de la Chine » était en pleine déprime dans le pays. Aux Championnats du monde de ping-pong de 1991, l’équipe masculine s’était classée septième et l’équipe féminine avait été vaincue par une équipe coréenne unifiée, la première défaite en 16 ans. Au pays, ces mauvaises performances avaient été sévèrement critiquées.

    Les défaites répétées contre des joueurs européens avaient sapé l’assurance des meilleurs . Cependant, six mois seulement après avoir pris le poste d’entraîneur-chef, Cai a fait retriompher son équipe, raflant le titre par équipes en Coupe du monde. Cette victoire a redonné de l’élan aux joueurs et avait fait de leur coach un héros national.

    Cai Zhenhua en train de donner des instructions d'entrainement

     

     

    Zhang Yining, championne olympique en simple dames en 2004 et 2008.

    Sous la direction de Cai Zhenhua, l’équipe masculine a non seulement regagné le titre par équipes après quatre ans, mais a également remporté tous les championnats individuels, marquant le début du soi-disant « voyage invincible » de cette équipe.

    Les Championnats mondiaux de ping-pong de 1993 ont eu lieu à Tianjin (Chine) et, sous la direction de Cai, l’équipe masculine avait non seulement regagné le titre par équipes après quatre ans, mais avait également remporté tous les championnats individuels, marquant le début du soi-disant « voyage invincible » de cette équipe. En une décennie, l’équipe nationale a raflé toutes les médailles d’or olympiques ainsi que tous les titres  aux Championnats mondiaux de ping-pong .

    Toutefois, Cai a payé un prix élevé pour sa série de succès. En 1996, à la veille des JO d’Atlanta, les blessures que Cai avait subies à la taille ont empiré en raison du surmenage, et il a dû subir de la chirurgie. Le médecin lui avait  recommandé d’avoir une convalescence tranquille, sinon il risquait d’être paralysé à vie. Cai a toutefois insisté pour se rendre sur les lieux de la compétition, guidant les membres de l’équipe alors qu’il était étendu sur une table et accablé de douleur. « Je suis prêt à rester au lit pour le reste de ma vie pourvu que je puisse diriger l’équipe maintenant », lança-t-il, sans discussion possible.

    Après les JO d’Athènes, en 2004, Cai a quitté son poste d’entraîneur-chef et a été nommé officiel  responsable du ping-pong et du badminton.  En avril 2007, il a été promu au poste de directeur général adjoint de l’Administration générale de la culture physique et du sport de Chine. Lors des Jeux 2008 il était un des conseillers principaux des athlètes Chinois et du Comité Olympique de la Chine.

    Comme joueur de tennis de table, Cai Zhenhua avait été lui-même champion du monde en doubles messieurs en 1981 et en doubles mixtes en 1985, tandisqu'à deux reprises en finale des simples il avait laissé le titre à un équipier. Mais il avait été dans les années '80 surtout celui qui utilisait avec le plus d'efficacité les matériaux. Gaucher avec un antitop dans le revers et un backside à picots longs dans son coup droit offensif , il donnait de gros problèmes à tous les meilleurs joueurs du monde.
    A présent Cai est LE GRAND PATRON DU PING EN CHINE, le conseiller principal de tous les champions du monde.  Pour les joueurs actuels de l'équipe nationale il  prévoit toutes les aides matérielles et psychologiques possibles afin de chasser loin de leur tête tout nuage sombre qui pourrait les empêcher de s'entraïner et de gagner.
    Mais s'il aime beaucoup ses disciples, il est aussi très sévère et il modifie l'attitude de ceux qui ne se consacrent pas 100% à leur sport.  Ainsi lors de la préparation pour les Jeux de Pékin , il avait jété hors de la sélection nationale des joueurs et joueuses qui avaient eu une liaison amoureuse. Pour modifier leur environnement, pour les calmer, pour leur donner du temps pour la réflexion il les avait éloigné les uns des autres, car leur concentration à l'entraînement avaient trop diminué. Ainsi pensa  Cai, le chef des entraîneurs. 
    Cai Zhenhua vit dans un pays où il y a 320.000.000 de jeunes de moins de 15 ans, parmi lesquels 400.000 sont dans les écoles de tennis de table, un réservoir énorme qui chaque année transfère les surdoués vers l'elite nationale. Le nouveau président de la Fédération de Tennis de Table de la  Chine est un chinois très important, qui veillera au développement , à la mondialisation de son sport , à l'amitié et à la paix entre les peuples.   





    20-04-2009 om 20:05 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    17-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Met mijn fiets op de vaporetto.
    Ik schreef een mooie brief naar mijn echtgenote om te vertellen dat ik te Padua mijn plicht had gedaan. Om de vrucht van mijn schrijverij te posten beleef ik levensgevaarlijke momenten midden in de razernij van het autoverkeer. Door mijn geloof voor San'Antonio en mijn koel inzicht blijf ik in leven. Mijn pedaalslag is licht en toch wild.  Ik verlaat de  Prato della Valle,  en het besef dat ik nu op weg ben naar Venetië  doet mij boven de verkeersjungle zweven.  Nog 28 km langs het Brenta kanaal en dan bereik ik weer een hoofddoel.

     Strà . Fiesso d'Artico. Dolo. Wilgen. Populieren. Er zijn in deze omgeving prachtige villa's te bezichtigen, maar mijn verlangen om de zee te ontmoeten is veel te groot. Ik wil hier geen tijd verkwisten.   Mijn buik is leeg en om  13u00 is het tijd voor een lunch. Ik sla af naar een dorp en kom aan het broodjesrestaurant La Cassaccia,  een soort Italiaanse Mac Donalds. Er zijn leuke tekeningen op de muur. De Italianen van vandaag bouwen mooie dingen en dat leerden zij al van tweeduizend jaren terug in de tijd. De toiletten zijn in dit restaurant zeer proper, schitterend van stijl zelfs. Ik gebruik deze faciliteiten van La Cassaccia met veel genoegen. Lichte kost. Een portie ijs. Het is warm. Een rustpauze na het eten lijkt me een goed idee. Langs de waterkant, op een bank in een speeltuin zonder kinderen, snurk ik lekker gedurende een uur. Ik ben te Mira. Ik denk aan de Vlaamse film met Willeke Van Amelrooy , en ik , Willike van Houtem, glimlach en droom van Willeke Van Amelrooy. Mira was ook de naam van het jumpingpaard van mijn schoonbroer Paul Lintermans. Hij verkocht dat mooie beest toen hij te Gent ging studeren voor veearts.
     
    Kanaal in de richting van Venetië . Water van de Brenta. Paradijs voor vissers, verliefden, schilders, en voor een langzaam fietsende zwerver.  Eendjes. Snoek in het water. Riet. Roeiboot. Plastieken melkfles die met de minieme stroming meedrijft. Kikkertje dat misschien ooit nog een prins wordt na een kus van een ideale schoondochter. 
    De wegen, de wateren, de paden langs de waterloop, smelten samen.  Ik kom aan een kruispunt waar vele vrachtwagens circuleren.  Ik voel dat de haven nadert en maak een keuze naar rechts om Venetië te bereiken via het Zuiden, want via Mestre is het verkeer verschikkelijk. Zonder te weten hoe het zal gaan om een stad zonder straten te bereiken, geloof ik in mijn eigen kunnen. Ik rijd door tot een grote massa water me tegenhoudt en er geen weg verder meer loopt. Ik ben aangekomen in de kleine haven Fusina. Daar is een camping waar ik met zekerheid mijn tentje zou kunnen plaatsen, maar ik wil verder, vanavond  en vannacht wil ik zijn en slapen in het hart van Venetia., welke ook de prijs of de moeilijkheid zal zijn. Indien alle kamers bezet zijn, wat vaak het geval is, of indien het echt veel te duur zou zijn , kan ik nog altijd ergens in mijn slaapzak overnachten.

    Na een kwartier komt de boot. Zowel voor mezelf als voor Olive met bagage moet ik een ticket kopen, en dat maakt dan  samen  9000 lires.  We varen weg . Fantastisch ! .  Glijden over het water naar de stad die ooit het wereldcentrum van handel en zeevaart in Europa was, een stad die altijd een toevluchtsoord was voor kunstenaars, een magneet voor wereldreizigers.  Ik ben niet triestig, laat Aznavour maar zingen.  Venetië is om te lachen .





    17-04-2009 om 02:07 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Geen hartje in de deur.
    De Arena van Verona. In deze gulzige krater werd veel mensenbloed verspild tijdens antieke ' Brood en Spelen' . Heden dient het als theaterkuip waar op zomeravonden opera's van Verdi worden opgevoerd. De bovenste rij van de 22.000 zitplaatsen bevindt zich 30m hoog. De diameter van het geheel is aan de breedste kant 152 m. Het is nog geen negen uur en de bezoekers mogen nog niet binnen. Daarom draai ik nog een toertje rond dit enorm gebouw uit de eerste eeuw van onze jaartelling, uit de tijd van keizer Augustus. Een zwerm Duitse schoolmeisjes schuift al naar binnen. Voor hen is het groepstarief . Aan een eenzame individueel zoals ik vraagt de kassier  6000 lires. Alles is grauw - en zelfs een beetje vuil-  tussen de oude muren van levensloze zware stenen. Een pijltje wijst naar toiletten. In de Arena van Verona mag de bezoeker zijn gevoeg doen  voor een bijkomende bijdrage van 300 lires. Een toiletdame overhandigt de gebruiker persoonlijk een rolletje papier, maar het is niet duidelijk of zij daar wel officieel mag zitten en taxeren, want opeens ritselt zij weg zoals een rat in een kelder. In kom in een gesloten ruimte en ontdek  twee deuren, waarvan ik één kan openen. Er is geen hartje in die deur, maar ik zie toch een propere pot, en ik probeer. Rustig zit ik er te broeden tot ik opeens veel lawaai hoor.  Een stormwind uit bekende oorden is binnen gekomen tussen de muren.van het antieke vomitorium. Twee West Vlamingen. Zij rukken wild aan de deur die mijn privacy met een schamel slotje beschermt. Ik houd vlug het handvat vast,  mogelijk besmeurd met bacteriën van ongewassen handen, om gauw wat tegengewicht in te zetten tegen hun aanval. Zij rukken nogmaal aan de planken die bijna kraken.  " A Ghotverdoeme ..., maar  iene pot... en dan noo ghesloten..." zo komt de weeklacht.van die onbekenden Vlamingen naar me toe !
    Ik dacht eerst dat het Wisigothen waren... maar dan besef ik dat we toch op een vroege voormiddag van september op het einde van het tweede millenium zijn, ook al tronen wij op een plaats waar vroeger nog gladiatoren met blote billen vertoefden. Landgenoten !  Vlaamse leeuwen, ... wel ja, in de Arena van Verona speelden in  ' illo tempore'  leeuwen ook al een rol. Zij aten de martelaressen op, soms waren dat van van die kwezels uit het vroege Christendom en soms maagden die ongewenst zwanger waren. Als reactie op al dat kabaal van die Vlaamse allochtonen schreeuw ik van achter mijn deur, in de catacomben van de arena , in de taal van de Flamminghi hard het volgende : " Gaat eens ergens anders schijten ....  mannekens .... ! .Ik hoor dan dat de lawaaimakers geruisloos en beschaamd verdwijnen. Wat later kom ik die mannen terug tegen. Het waren twee buschauffeurs uit Kortrijk. Zij brachten naar de Arena van Verona een dertigtal gepensioneerden en een lange magere gids die klassiek geschoold was en veel kon vertellen over de omgeving . Ik stel mezelf niet voor, doch wanneer ik langs de twee kom glimlach ik, wrijf ik even op mijn buik, en fluister in hun oor ...  ' Hmmm, ik heb zopas goed gekakt ... ' . Zo weten zij dan ook wie daar eigenlijk achter die deur zat.

    Doorheen Verona volg ik de mensenstroom in de Via Roma. Ik sta weldra op Piazza del Erbe, de ziel van deze stad, waar dekzeilen en parasols de koopwaren en de verkopers van de markt beschermen.  Het krioelt er van mogelijke kopers, op zoek naar aardse genoegens voor maag en buik die hier op dit oude plein onder alle vormen te grabbel liggen.  Hespen en citroenen, olie en parmesan, artisjokken en gedroogde vis,  pizza en polenta, chianti en grappa.  Ergens had ik eens gelezen dat Italië is zoals een artisjok. Blaadje per blaadje wordt er van gegeten, zonder ooit te komen aan oververzadiging, en zonder door knorrig hart en moede ogen het mooiste te missen.
    Maar een bezoeker van Verona die geen groet gaat brengen aan het graf van Giuletta , is nog armer van inhoud dan de ruwste Wisigoot. Romeo Montecchi en Julia Capuletti waren twee jonge vurige geliefden, die door wanhoop gedreven zelfmoord pleegden,omdat hun wonderschone relatie geen toekomst had wegens een zinloze politieke strijd tussen hun families.

    Slaap zacht Julet, hier ben ik, mijn naam is niet Romeo , maar ik ben de zoon van Theo die tot hier kwam met zijn velo. Ik wil uw heer zijn, uw lief, uw zoete vriend, uw man, ...maar gij zijt toch zo koud en steendood. Ik laat geen traan om jou.  Adieu, dan maar ...  !

    Op mijn kleinste verzet, niet rapper dan een slenterende wandelaar, baan ik me een weg tot op Piazza dei Signori. Daar zijn rijkelijk versierde gevels van paleizen, gebundeld in een gesloten geheel. Op de ronde stenen bank die het monument voor de onsterfelijke dichter Dante omringt ga ik wat rusten, parkeer ik mijn fiets en mijn bagage. Aan de voeten van Dante zal er wel veel inspiratie zijn, zelfs voor een magere kromme pen als de mijne. Daarom schrijf ik wat in mijn dagboek. Na een tijdje val ik in slaap, met mijn pen en mijn schrijfboek nog in de handen. Duiven hadden het kunnen zijn die op en naast mij plaatsnamen, of muizen uit de oude huizen. Maar, een tsunami van Japanse dametjes overspoelt  op dat moment Piazza dei Signori, vierendertig dames en veertig fototoestellen.
    Zij vinden mijn keirinmachien, mijn blote benen, mijn witte sokken, mijn baard, Dante, en de Piazza , een geweldig geheel om veel beelden te schieten. Een Japanse wijsheid zegt dat een grote man van vlees en bloed die geen sukkel is, altijd veel meer waard  is dan een  stenen man op een sokkel . Dat geldt ook voor mij en voor Dante. Ik moet met hen poseren. Omdat ik lach beginnen zij zelfs op mij en op mijn fiets te kruipen. Dat worden historische kiekjes voor fotoboeken in Yokohama en elders in het land van Nissan.  ' Mie and Bartali in Verona...!' . Ik heb geel gelachen, ik sta op film, ik heb Verona gezien, en nu mag ik sterven. Olive vertrekt en ik moet mee.

    Het is broeierig heet. De zwaluwen scheren onder de bomen, tussen de daken en de torens. Vogeltjes zingen en kleinere dieren maken kleine geluidjes.Ik ben landinwaarts gereden, langs smalle wegen, , langs wijngaarden, akkers en dorpen.  In de warmte is er weinig leven,  maar nergens is er de dood.  Half slapende landarbeiders, zittend in de schaduw, zien mij voorbij rijden  en één van hen roept   ' Avanti popolo...'  .  Dat is een deuntje uit de tijd van Girardengo nog, toen in arm Italië de landarbeiders met al hun bezittingen op hun fiets hier voorbij reden op zoek naar werk. Ik meen dat ik verloren ben gereden op dit oneindig grote platteland, maar dan verschijnt plots een verkeersbord dat me wijst naar San Bonifacio. Ieder gehucht draagt in deze streek de naam van een heilige.Weldra komt er een schone steenweg en ik bereik Vicenza, de fiere stad van Andrea di Pietro, alias Palladio, de grote architect. In 1570 schreef deze geniale Italiaan  ' I quattro libri dell'archittetura' en hij bewees zijn theorie met prachtige gebouwen, die eeuwen later nog zijn stad mooi maken. Weer zijn de vervelende auto's een constant gevaar. In de warmte volg ik de witte lijn die uiterst rechts de weg aflijnt en zo kom ik op een groot plein. Ik vind er onmiddellijk coca-cola. Ik eet er een ijsje. Ik kijk er naar de mooie vrouwen die op hoge hakken en dure handtassen de winkelstraat bezoeken.
    Piazza dei Signori te Vicenza. Levendige hart van de stad met in het midden van de geordenende ruimte het standbeeld van de grote Palladio. Ook Goethe kwam hier voorbij    - die is echt overal geweest- en hij keek hier naar de vrouwen en schreef.
    ' De vrouwen van Vicenza bevallen mij bijzonder. Ze hebben knappe gezichtjes, vooral een type zwartgelokten die ik met interesse nakijk ! Er zijn ook nog blondjes, maar die behagen mij minder. "
    Hij was een vrouwenkenner en een veelzijdig man. Nu zijn er nog ander soorten vrouwen te Vicenza na de mengelingen van rassen en godsdiensten die nog meer kleur aan het vrouwvolk gaf. Vicenza heeft vele lieflijke, majestatische; elegante paleizen, marmeren zuilen, hoge frontons, witte beelden die op de daken staan, een olympisch theater, en meer dan eens zie ik de Venetiaanse leeuw, hetgeen er op wijst dat de Dogenstad nadert. Zeg, hier niet ' Palladio, I don't know...' want dan ben je een barbaar. Als wielerfanaat ken ik natuurlijk ook nog Eros Poli uit Vicenza, een grote sympathieke kerel die  als zachtaardige reus naam maakte in de Tour de France, door een ritoverwinning na beklimming van de Mont Ventoux. In een betere papierhandel koop ik briefpapier en omslagen van topkwaliteit, heel duur, te betalen per stuk. . Corresponderen is een kunst. Morgen of vandaag nog misschien wil ik een mooie brief schrijven, aan mijn geliefde, zoals Dante en Goethe dat hebben gedaan, en ik zal er nog een tekening bij plaatsen, zoals Palladio.
    Waar men ook komt in Italië , komt men altijd dezelde namen van straten en pleinen tegen . Bij ons is dat Kerkstraat, Veldstraat, Stationstraat, Konig Albert, Nieuwe Steenweg, ...  en op het schiereiland heet de klassieke  Rua en Piazza .... Garibaldi, Cavour, Vittorio Emmanuel, Dante, XX Settembre, Re Umberto. Het is te druk en ik verlaat via een fietspad deze stad. Ik rijd langs de rivier Bacchiglione. Op het pad rijden verschillende echte wielrenners me voorbij, zij op training en ik op verkenning. Ik bestudeer mijn landkaart wanneer ik kom aan de ophaalbrug van Longare. Ik besef dat ik in deze pastorale omgeving weinig kans heb om een hotel of camping te vinden. Wat later zie ik bij valavond het flitsen van vuur, hoor ik muziek en ruik ik de geur van barbecue. Ik ontdek de Polisportiva van Montegaldella.
    ( zie eerder) .

    15-04-2009 om 10:32 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De offerblokken van Sint Antonius van Padua.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Goed verscholen in het groen blijf ik doorslapen tot de klare dag komt. Mijn nachtrust in het maïsveld verliep prima ondanks het bezoek van muggen. Slaapzak terug keurig oprollen en daarna komt weer de weg voor de onvermoeibare zwerver die ik ben. Na Bergamo, Brescia, Verona, Vicenza, komt nu Padua. Deze stad is van naam overbekend in Vlaanderen  wegens de goede heilige Sint Antonius en ook omdat onze Andries Van Wesel ( Vesalius)  aan de vermaarde universiteit van Padua  professor was.
    Het is weer  ploeteren in de chaos van het verkeer. De Italiaanse chauffeurs zijn bedreven en voorkomend. Zij treuzelen niet graag , maar zij laten met een zekere  'gentilezza' toch wel een plaatsje aan de zwakkere weggebruiker op twee wielen.  Ik volg de pijlen naar San Antonio, langs de ring van de stad, en  kom op een prachtig rond plein, het Prato delle Valle, met beelden in witte steen, kanaaltjes en vijvers.  De weg rond dit geheel gelijkt op rondje op een velodroom van wel 800m lang. Ik stop aan een fontein  en ik was me met het water. Ik wissel van kledij. Ik wil toch proper zijn om Sint Antonius te gaan groeten. Er zijn meerdere kerken in Padua, maar de belangrijkste is toch de grote Pontificia Basilica del Santo. Weer overvalt dat onaardig gevoel van onveiligheid me, de angst dat mijn fiets zou gestolen worden op deze plaats van geloof waar dozijnen bedelaars rondhangen. Ik keten mijn zwaarbeladen tweewieler vast aan een ijzeren hekken, maar toch voel ik me niet op mijn gemak.
    Eerst bezoek ik de kapel van ' De werken van Sint Antonius' . Mijn hele geldbeugel muntstukken en kleine papiertjes schud ik leeg, want er zijn vele offerblokken en in ieder gleufje steek ik graag wat. Mijn geloof is vanochtend gezond en groot. In de Basilica betaal ik aan een pater 15000 lires voor een Heilige Mis, en die geldinzamelaar geeft me een gedateerd kaartje met stempel. Mijn echtgenote is al levenslang een grote van van Will Tura én van Sint Antonius. Telkens wanneer thuis op onverklaarbare manier iets is verdwenen, richt zij een devote gedachte aan de goede Sint Antonius van Padua, en dan komt wat wij missen steeds weer te voorschijn. Dat is wel praktisch als je een man hebt met weinig orde, die ook dikwijls verstrooid is.  Daarom ook ,volgens mijn bescheiden mening en zonder veel studie van kerkelijk recht , klasseer ik in de topdrie van de Sinten  - dat is niet de Heilige Drievuldigheid - volgende oude kerels : Sint Jacob, Sint Niklaas, en Sint Antonius.

    Sint Antonius van Padua, die eigenlijk Fernando heette, was een ridder die minderbroeder werd na zijn ontmoeting met Franciscus van Assisi  ( die ik misschien ook nog wel zal bezoeken tijdens deze pelgrimstocht ...).  Fernando was een intelligent en welsprekend man. Hij reisde naar Marocco en naar Sicilië om mensen te bekeren. Maar storm op zee en ziekte dwongen hem te stoppen en een rustiger leven te leiden.  Maar enkele jaren later verscheen hij weer in de kerken en op de pleinen om te prediken over armoede en tegen rijkdom. Velen kwamen naar hem luisteren, en hij verrichtte ook wonderen.  Hij bracht de Katharen van Rimini terug op een beter pad.  Daarna vertrok hij , gezeten op een ezeltje, op Kruistocht naar de Provence omdat daar in de XIIIde eeuw de Albigenzen zich verkeerd gedroegen.. De minderbroeder Antonio werd een grote volksheilige, een legendarische figuur. Op het einde van zijn leven vestigde hij zicht te Padua waar hij stierf en werd begraven.

    Ik loop nog een tijd langs altaars en relieken. Daarna verlaat ik de schaduw en de frisheid van de Basilica.  Terug in het zonlicht zie ik dat mijn fiets niet is verdwenen. Hoe zou het ?  Hij stond toch onder het hemelse toezicht van een belangrijke heilige en ook nog van het wereldse toezicht van het  Venetiaanse ruiterbeeld, van de condottiere Gattamelata, gemaakt door Donatello.

    " Saint-Antoine de Padou, grand filou,
    rendez-moi ce qui n'est pas à vou...
    "
    ( Dit zijn de magische woorden van het zeer oude Provençaalse schietgebed waarmee een verloren of onvindbaar voorwerp terug spoedig en onverklaarbaar zichtbaar wordt, waardoor grote kommer bij de eigenaar verdwijnt.)

    De rieten zetels op een terras lokken me. Koffie met veel melk en een boterhammeke zijn er de specialiteit. Hoge prijs.  Het totaalbeeld van de enorme kerk en van de Piazza komt nu mijn ogen strelen. De handel in heilige voorwerpen voor bedevaarders bloeit er. Kandelaars, kaarsen, medailles, vaandeltjes, schilderijtjes, prenten, ansichtkaarten, en ander divers godvruchtig materiaal is er te koop. Op alles staat de beeltenis van Sint Antonius.  ' Il Santo'   heeft al lang  goed gezorgd voor zijn Padua en de plaatselijke commercie. Gelovig of ongelovig, het maakt niets uit, maar laat je lires hier maar rollen. Laat je geld hier, dat is goed, want elders geraakt je het misschien toch kwijt aan struikrovers, vrouwen, spel, drank of gulzigheid.

    15-04-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Que c'est triste Venise.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen http://www.youtube.com/watch?v=D0UY4yrdGD4

    De fietsende pelgrim op weg naar Rome ruikt reeds de kanalen van Venetië.  Even luisteren naar Aznavour evenwel om in de juiste sfeer te komen.

    andere versie van Que c'est triste Venise.
    Aznavour + Patricia Kaas :

    http://www.youtube.com/watch?v=fF9f5W32Emw&feature=related

    14-04-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Aan het Garda Meer.
    De nacht was goed verlopen  op de prachtige camping, op een paar stappen van de blauwe waterspiegel van het zwembad. Mijn was droogt in het briesje van de ochtend terwijl een automatische onderwaterstofzuiger onvermoeibaar de bodem van de zwemkom oppoetst. Ik herplak drie binnenbanden en ene die ik onderweg heb opgeraapt is niet te herstellen , doch ik snijd hem in stukjes die ik later misschien nog zal kunnen gebruiken. Relax is het enige wat ik op het programma van mijn voormiddag heb geplaatst. Ik vertrek in het midden van deze dag. In het felle zon bereik ik Desenzano op een marktdag. Het is er zeer druk. Boerinnetjes komen van ver om er te verkopen en te kopen. Ik zie ook een geweldige vamp, een boezemrijke vrouw, die schaars gekleed met veel heupwiegend billenwerk en sierlijke benen de aandacht van het mannenvolk trekt, een boerin die zichzelf verkoopt. Ik koop wat voor een picknick, wat salade van zeevruchten.  Weldra voert Olive me weg uit dit gewoel, maar even nog stop ik om mijn armen, benen, gezicht, goed met olie in te smeren.  Gedurende een uur draaien mijn benen van Giro-rijder mooi rond en dan bereik ik Sirmione, het bekende schiereiland met de burcht. Ik volg tussen de toeristen de landtong en aan Punta di Sirmione geniet ik van het fantastische uitzicht.  Ik eet een ijsje, en wat later eet ik nog een ijsje, wegens het schone meisje dat er de bollekens uitdeelt en ook omdat werkelijk iedereen daar ijsjes eet want die zijn zo lekker en goedkoop.
    Catullus , de jonge droevige dichter uit het Rome van Caesar, was hier reeds gekomen en vond het een geweldig inspirerende plaats. Maar ook  Vergilius, Goethe, en d'Annunzio bezongen de bekoringen van deze oevers. Door het samenspel van zon, wind, en stroming, vertoont het water in de buurt van Sirmione diverse kleurentinten. Bovendien verfraaien ontelbare cipressen en olijfbomen de omgeving. Na deze wandeling doorheen het lachende tropische Sirmione doen mijn benen het zo goed niet meer. Op de drukke en gevaarlijke weg blijft de temperatuur zeer hoog, ondanks de nabijheid van het water van het Garda Meer. Ik laaf me met mineraal water en met frisse melk. Dan kom ik aan in het schone Peschiera met kanalen en vissers, waar de mens het  meer voor eigen gebruik gevangen houdt,  zoals in Venetië. Blauw en groen. Veel  zon. Heerlijk uitzicht. Ik ga zitten op een muurtje, geniet, schrijf ansichtkaarten naar het thuisfront.  Ik doe een heerlijk dutje in de schaduw.
    In de omgeving van Aqua Parc en van Caneva Parc is het levensgevaarlijk om te fietsen, vooral op het moment dat velen hun dagtaak eindigen.  Bussen met toeristen bevolken de weg. Te Lazize kom ik aan de muren van het kasteel van de familie Scaligeri. Een poging om naar België te telefoneren mislukt.  Overal zijn er campings, maar niet voor mij want ik voel me nog vol energie. Bardolino, een welluidende naam, waar wijnflessen belangrijk zijn, en er kerken staan van duizend jaren oud, voor heiligen zoals Zeno en Severo voor wie in Vlaanderen nog nooit een kaars werd aangestoken. Ik ben met lege kop aan het fietsen, en ik trap maar verder, zonder inspiratie, zonder enig plan. Ik bereik de stad Garda , het Garden uit de Duitse heldensagen, en daar zou een pelgrim die Wilfried heet met open armen moeten ontvangen worden.  Op de dienst  Toerisme krijg ik een brochure met het aanbod van kamers en hotels. Een nors specimen van vrouwelijke sexe stopt nog veel meer papier in mijn handen. Het helpt me weinig.  In de kronkelende straten van Garda is er veel volk. Op het Havenplein oogt Palazzo del Capitano schilderachtig.  Ik kuier wat rond en hoop van een hotel te vinden. Ofwel is alles bezet, ofwel is het te duur. Virginia 73000 lires. Silvestro 80000 lires. De prijzen uit de catalogus worden niet toegepast. Zij willen me steeds een dure twéépersoonskamer aansmeren. In San Pellegrino Terme waren de mensen eerlijker.  Ik ben nog niet moe en daarom besluit ik van nog verder te fietsen.  Adieu, Garda, aloude stad van de Rooms-Duitse Keizer  Frederik Barbarossa. Ik schakel naar klein verzet omdat het duidelijk is dat er klimwerk komt. Maar slechts een minuut later stop ik reeds omdat mijn oog is gevallen op een bakkerij , waar pizza per gewicht wordt verkocht en waar de autochtonen staan aan te schuiven. De geur van het gebakken deeg is een te grote verleiding. Het wordt Siciliaanse pizza met gebakken aardappelen en een grote fles Duits bier. Heerlijk souper onder een parasol op de stoep naast de bakkerij.

    Costermano volgt na een flinke helling. Zwaar werk met zoveel pizza in mijn maag. Zwetend kom ik er aan. In de diepte achter mij valt de avond nu zeer snel over dat onvergetelijke Garda Meer, over de daken, de tuinen, de cipressen en de olijfbomen. Mijn voorlicht is nog altijd niet in orde. Teveel wagens delen de weg met mij. Ik wil ook niet met de politie te maken hebben.  Ik twijfel. Ik droog mijn bezweet lijf goed af en trek andere kleren aan, die me beter zichtbaar maken.  Het wordt frisser, met meer zuurstof in de lucht.  Een bergaf brengt me buiten de bewoonde wereld.  Enkele kilometers verder rijd ik  een veld in met planten van één meter hoog die ik in de donker niet herken. Ik slaap er in mijn slaapzak in de open lucht met zicht op de sterren van Gods heelal. Vier uren later maken auto's en vooral vrachtwagens me wakker. Het is nog donker en toch verplaatsen zij zich reeds, waarschijnlijk naar een vroegmarkt of naar werkplaatsen waar zeer vroeg wordt begonnen om aan de warmte te ontsnappen. Tussen de planten word ik wakker.  Waar ben ik ? Wie ben ik ?  Ben ik , na reincarnatie terug op deze planeet gekomen onder de vorm van een simpele veldmuis ?

    Plots hoor ik geritsel tussen het gewas. Ik bonk op de grond met het plat van mijn hand om dat andere levend wezen, dat dicht in mijn nabijheid is, bang te maken. Is het een egel, een haasje, een hagedis, een vogel, een vos, een adder, ...?  Nogmaals doe ik de vloer wat trillen met mijn geklop.  Het geritsel gaat niet weg. Neen, het komt zelfs naderbij ... !  Ik spring opeens recht. Ik wapper met mijn slaapzak, met de plastiek waarop ik lag, en laat zien hoe groot ik wel ben . Nu hoor ik niets mee. Is het onzichtbare dier er nog of is het weg ?   Eigenlijk ben ik de indringer op dit territorium.  Ik ruim daarom mijn kampplaats op.  Ik verlaat het koolzaadveld en in de heerlijke frisse ochtend wip ik op mijn fiets. Ik rijd in de richting van de opkomende zon en ben weldra in de klaarte aan het toeren doorheen nog slapende dorpen waar de bevolking leeft van de Valpolicella wijnen. Op mijn kaart probeer ik mij te situeren.  Ik ben verdorie, nabij Houtem-Nieuwerkerken, maar dan geheten in dit land Bosco Chiesanuova. Uit dit kleine dorp kwamen twee bijzondere jonge vrouwen, zeer  bekende Italiaansen uit recente tijden. In de sixties won Gigliola Cinquetti met haar liedje ' No ho l' ta per amarti ' het Eurovisie Festival, en een generatie later toen  moutainbiking populair werd was Paolo Pezzo , de Olympische kampioene, een lekker stuk die op weg naar  overwinningen ook nog vrouwelijk schoon aan de tifosi liet zien. Ik zie links van mij moeilijke heuvels en die inspireren me nog niet. Maar ik kom tussen fabrieken, steenkapperijen,  marmergroeven. Gelukkig is er weldra een onverharde weg die me tussen fruitbomen en druivenstruiken brengt tot aan de Adige rivier. Er komt een aangenaam landschap.  Maar op deze secundaire wegen die ik nu volg neemt de drukte van het verkeer  toe. De reden is duidelijk. Verona is niet ver meer.

    Verona, gesticht door de Romeinen in de late oudheid, was de residentie van de Oostgothische koningen, later de versterkte handelsplaats van de machtige  Scaligeri en Visconti, en ook van de Venetianen. Het is een prachtige stad waarvan de Heilige Zeno de beschermer is.  Vele rode daken en torens, overblijfselen van een rijk verleden zijn overal waar te nemen.  Wat een drukte  !  Ik begin nu echte haat te voelen voor al die smerige auto's. 
    Precies wanneer ik de stadsmuren van Verona bereik, rinkelt de bel van een school en alle kinderen gaan in een rij staan.  Maar de juffrouw had toch geen erehaag voorzien  voor de oude man en zijn fiets die daar arriveerden.

    " There is no world without Verona walls but purgatory, torture, hell itself... "
    ( Romeo and Juliet - William Shakespeare)






    13-04-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lucien LESNA , winnaar van Marseille-Parijs 1902.
    KOERS IN SLECHT WEER.
    Een fietstocht op een heerlijke zomerdag is bijzonder aangenaam .
    Wanneer het een regenachtige dag is, zoals tijdens Gent-Wevelgem 2009, dan wordt fietsen een calvarietocht.  Maar vaak mag men ook verwachten  dat een jonge winnaar zoals die van vandaag,  Edvald Boasson-Hagen een  zeer groot kampioen zal worden. Maar een koers van vroeger overtrof alles op dat gebied, Marseille-Parijs 1902, en de winnaar was een wielerkampioen van wie de naam nooit mag worden vergeten.

    LUCIEN LESNA .
    De enige editie van een wel bijzondere wegkoers MARSEILLE-PARIJS, in één rit,  werd in de maand mei van 1902 gewonnen door de Franstalige Zwitser van wie de familienaam roots laat vermoeden uit Polen of Slowakije . De winnaar  versloeg zijn tegenstrevers op een nooit meer geëvenaarde wijze, na een ultra-sportprestatie die nog grotere dimensies neemt wegens de slechte weersomstandigheden waarin de 938 km werden afgelegd. Om zijn rivaal Maurice Garin te overtroeven trainde Lucien Lesna 6.000 km en hij zocht toen zelfs de warmere oorden van Tunesia en Algeria op om dit goed te kunnen doen. Trainen op een ander continent was voor Lucien gewoon, want hij had reeds als stayer grof geld verdiend in de USA en Australië. 
    Als één uur voor de start het nieuws valt dat Garin forfait geeft , is Lesna razend . Hij kalmeert zich door nog een zestal rauwe eieren te slikken en drie kopjes pure vloeibare chocolade. Hij is in topvorm maar zal Garin niet kunnen belachelijk maken. Ook Huret start niet, omdat hij geen gangmakers had gevonden, en Fischer zal vallen en opgeven. De wielercracks startten 's namiddags 15u op de Esplanade des Quinquonces, waar vandaag nog prachtige bomen staan die het toen meemaakten. Kort na de start weerklonk algemeen gevloek want in de nervositeit haakten renners en gangmakers in mekaar. In deze massavalpartij werd de fiets van Lesna beschadigd, maar handig als hij is kan hij het herstellen. Eén na één worden de koplopers van het eerste koersuur ingehaald.

    Te Salons-de-Provence in de vroege ochtend rijdt Lucien Lesna met zijn gangmakers (waaronder  Trousselier, Guignard,Wattelier)  aan de leiding.  De rit loopt verder over Arles, Avignon, Valence, Vienne, Lyon, Macon, Chalons-sur-Saone. Op al deze plaatsen is er een controlepost waar wordt getekend en waar de gangmakers worden afgelost waarna zij op een volgauto kruipen met hun fiets.  De mistral waait tegen hen. Vanaf Dijon valt  koude regen onophoudend. Aan iedere controlepost steken begeleiders Lesna telkens in droge kleren. Weldra is het duidelijk dat Lesna, reeds een kampioen op de wielerbaan en op de weg o.m. winnaar van Parijs-Roubaix 1901 en 1902, en van Bordeaux-Parijs 1901, op de leeftijd van 39 jaar wil bewijzen dat hij de beste wielrenner ter wereld is. Hij is te sterk voor zijn gangmakers en lost gemakkelijk overal de tientallen fitte wielertoeristen die hem over korte afstand trachten te volgen. Het blijft maar regenen. De kop van Lucien Lesna is een slijkbal. Hij is bijna blind en doof door het vuil in ogen en oren. Terwijl hij zijn vlucht naar Parijs verder zet, weet hij niet dat zijn vriend Charles Kerff ( uit de Voerstreek) tijdens deze koers is overleden na slagaderbreuk. Met uitzondelijke wilskracht gepaard aan nooit geziene spierkracht en conditie vervolgt de wielerheld zijn weg die loopt over Avallon, Auxerre, Sens, Melun, Corbeil, Versailles.  Op hem wachten te Parijs niet minder dan 20.000 uitgelaten wielerliefhebbers. De gedachte aan de overwinning drijft Lucien tot de verste limieten die een sportman kan verdragen. Lesna wint deze marathon in 39uren 13' met een voorsprong van  meer dan 7 uren  !

    Voor het Parijs van het begin der twintigste eeuw is Lucien Lesna de grootste wielerkampioen aller tijden. Het Dagblad Auto-Velo, die deze Marseille-Parijs organiseerde, verkoopt tijdens die week ruim twee miljoen kranten meer dan gewoonlijk. Kort na deze prestatie van Lucien Lesna wil de concurrerende krant l'Auto Journal van Henri Desgrange met nog iets meer uitpakken : de TOUR DE FRANCE .Lesna is reeds oud, breekt kort nadien zijn knie, en zal nooit kunnen starten in dit grote wielergebeuren.

    Lucien Lesna ( 1863- 1932 ) won in mei 1902 een wielerkoers die zo zwaar was dat niemand deze nog nadien heeft durven inrichten over één enkele rit. Het klinkt absoluut ongelooflijk, maar Lucien Lesna leerde pas fietsen toen hij al 26 jaar oud was. Naast overwinningen op de weg veroverde Lucien Lesna ook vele bloemen op de wielerbaan. Hij was niet alleen een pionier van de fiets, maar ook van de motorfiets en van de koersen achter gemotoriseerde gangmaking. Nadien werd hij ook een pionier in de luchtvaart, in de fitness en sportmassage. In de oorlog 14/18 was hij een leraar die vele piloten heeft opgeleid. Deze grote sportman stierf zoals hij had geleefd, toen hij snel reed met zijn motor sloeg het noodlot toe, een ongeval met dodelijke afloop .

    UITSLAG MARSEILLE-PARIJS 1902/
    Afstand 938 km .

    A. Coureurs de Vitesse (met menselijke gangmaking):

    1. Lucien Lesna .   39 u 13' 9"
    2. Rodolfo Muller  46 u  16' 
    3. Pierre Chevalier  51u   06'
    4. Marcel Kerff   55u 17'
    5. Auguste Durand  57u 30'
    6. Michel Frederick
    7. Eugene Branger
    8.  Alexandre Foureaux
    9.  Louis Barbrel
    10. François Monachon

    B. Touristes-Routiers (zonder gangmaking) :

    1. Gustave Pasquier 48 u 35'
    2. Victor Lefebvre 51u 45'
    3. Anton Jaeck    51u 50'
    4. Jean Gauban   57u 20'
    5. Lemenuet
    6. Noél Prevost
    7. Ferdinand Payan
    8.  Edouard Lafourcade
    9.  Charles Perraud
    10. Adolphe Donon







    08-04-2009 om 20:37 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOERENKERMIS.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De POLYSPORTIVA di Montegaldella
    ' De vrouwen van Vicenza bevallen mij bijzonder. Ze hebben gezichtjes, vooral een type zwartgelokten die ik met interesse nakijk ! Er zijn ook nog blondjes, maar die behagen mij minder ...' alzo schreef Johann Wolfgang von Goethe , vrouwenkenner en veelzijdig man, toen hij op reis was in Italië.
    Hij had gelijk die goeie Goethe. Maar ik, een pelgrim op weg naar Rome, mag niet denken aan vleselijk genot. De sfeer van het oude Vicenza van Palladio en van de wielerhalfgod Eros Poli, glijdt in de verte achter mij weg. Rustig fiets ik in een landelijke omgeving naar het Oosten, waar Padua en Venezia op mij wachten.Het plezierig golvend boerenland, is op vele plaatsen beplant met wijnstokken. De Valpolicella, Soave, Montresor, komen uit deze omgeving. Ik zag al een tijd geen wegwijzers meer. Na studie van mijn landkaart kom ik tot de conclusie dat ik redelijk ver van mijn route ben verwijderd. Ik wil dit alsnog verbeteren, maar aan de volgende ophaalbrug is er een verkeersopstopping, zodat ik toch maar op goed geluk mijn (verkeerde) kaap blijf aanhouden. Nergens zie ik een teken of een pijl die me naar een camping of een hotel brengt. Op deze boerenbuiten, in dit pastorale paradijs, zijn toeristen blijkbaar niet welkom. Weldra valt de avond. Aangekomen in een volgend dorp, zie ik plots flitsen van verschillende kampvuren en ik snuif de reuk op van barbecue. Er staan grote witte en gekleurde tenten. Overal , langs de weg, op de lege velden, in weiden, zijn wagens en jeeps geparkeerd. Ik begin sneller te trappen, want daar is iets te beleven. Ik kan mijn ogen niet geloven. Mijn fiets en ik komen terecht midden in de grootste Vlaamse Kermis die ik ooit zag. Zoiets moest Pieter Breughel de Oudere gezien hebben, hij die vroeger ook hier kwam. Een reusachtig eetfestijn, in open lucht voor boeren en boerinnen, groot en klein, voor meiden, lieven, dochters en zonen, nichten en neven, en voor al wie ook mee wil tafelen. Er staan negen tenten met tweehonderd zitplaatsen, en per tent zijn er zestig medewerkers die braden, tappen, opdienen, afruimen, en afwassen. Iedere tent heeft zijn specialiteiten. Ik kies voor het varken . Voor de feestelijke tent, als een monument, als een afgodsbeeld, staat op een podium een immens carnavalsvarken. Eerbiedig neem ik het petje van mijn kop en groet met ' Dag, broeder varken ...' en ik bind mijn randonneursfiets vast . Twee mannen hebben ondertussen mijn aankomst gefilmd. Zij komen korter en maken een close-up van mijn blote gespierde benen en van mijn koersbroek waarop de wereldberoemde naam 'Eddy Merckx' staat. Er wordt zelfs even een bloemenkrans rond mijn nek gehangen. Even denk ik dat zij mij hier tot campionissimo gaan uitroepen, maar dan plof ik neer aan een van de lange tafels tussen een honderdtal luidruchtige volkse smulpapen. Alles wat een varken zo sympathiek maakt, kan hier op een plastieken bord en voor weinig lires worden geproefd. De varkens die dit leveren, werden hier ter plaatse zelf in de voormiddag nog geslacht. Alhoewel ik niets versta van alles wat op de menukaart staat, opteer ik voor ' Tripes à la mode de Parme' , aangevuld met patatini en kräutli. Een literfles spuitwater zal mijn dorst laven. De ober knikt positief tegenover mijn keuze en drie minuten later ben ik reeds bezig met het eten van smakelijk stoofvlees, frieten en zuurkool. Dit alles voor amper 12.000 lires, direct te betalen. Zo wordt mijn buikje op het einde van deze dag nog erg gelukkig. Ik wandel daarna wat rond en zie dat er daar eigenlijk een jaarmarkt voor de landbouwers loopt en een grote kermis, terwijl het eetfestijn slechts een bijkomend initiatief is , ten voordele van de sportverenigingen.
    Dit zijn dus de boerenmensen uit de Veneto, uit Padania waarvoor de afscheidingsbeweging Lega Norte ijvert . Gezond eten en drinken. Plezier na het vele werk en de oogst. Op de markt word ik aangeklampt door een Senegalees, een marktkramer die graag Frans met me spreekt en die beweert van een neefje te zijn van president Senghor. Zijn buurman, een Marokkaan, beweert familie te hebben te Anderlecht en roemt België als het land van melk en honing. De uitbundigheid van het gesprek vermindert als zij horen dat ik op mijn fiets niets kan meenemen van al het mooie dat zij verkopen. Veel licht, muziek, lawaai, gelach, geroep van duizenden mensen. Ik wandel naast mijn fiets en geniet van dit alles, van de goede simpele vreugde van al deze mensen. Nadat ik voorbij de politie ben gestapt, die hier toch wel talrijk aanwezig is, spring ik terug op mijn fiets. Mijn voorste lamp is kapot. Op mijn kop plaats ik daarom mijn speleologenlamp. Zo verlaat ik Montegaldella. Weldra ben ik weer alleen. De nacht is zwart. Te Saccolongo, bekend in Vlaanderen omwille van de cyclo-cross, vind ik dat het zinloos en gevaarlijk is van verder te rijden. Ik verlaat de hoofdbaan, waar regelmatig wilde autochauffeurs voorbijrazen. Daar is het rustiger. Maar soms kom ik langs boerderijen waar honden luidruchtig blaffen tijdens mijn doortocht. Eindelijk kom ik terecht in de totale stilte . Ik snuif enkel nog geuren van land en maïs. In een maïsveld van manshoogte verdwijn ik weldra. Het is er droog en proper. Ik leg mijn tent plat open op de grond en slaap onder de blote hemel in mijn slaapzak. Ik ben maar een insect dat op de schoot van Moeder Aarde slaapt na een mooie dag.

    Reisverhaal ingestuurd door wielertoerist W. Journee/ Seniorennet.

    08-04-2009 om 17:20 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Perikelen rond Brescia.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De klassiekewielerkoersen laten ons niet vergeten dat de rode draad op deze blog nog altijd de Weg naar Rome is die de fietsende pelgrim probeert af te leggen ondanks de moeilijkheden en de verleidingen die zijn pad kruisen.

    TULLIA D'ARAGONA (1510- 1556).

    Deze Tullia mag niet verward worden met Tullia (-79/-45) dochter van de grote Romeinse redenaar Cicero die veel vroeger leefde en die door haar vroegtijdige dood haar vader ongelukkig maakte. Tullia d'Aragona had officieel geen vader, want zij was de dochter van de ongehuwde Giulia Ferrarese, die rond 1500 werd beschouwd als de mooiste van alle Italiaanse vrouwen. Giulia koos het oudste beroep ter wereld en vertoefde in de nabijheid van de rijkste en belangrijkste mannen uit haar tijd. In het rijke Rome van de nabloei van de  Renaissance baarde deze schone hetaire een dochter die Tullia werd gedoopt. Vermoedelijk was de vader van dit kind kardinaal Luigi d'Aragona , die zelf de bastaardzoon van de koning was. Wat zeker is was de goede opvoeding en onderwijs dat het meisje Tullia kreeg. Zij was zeer intelligent en lief, een echt wonderkind, dat vele vaders had, allemaal heren die op bezoek kwamen bij moeder Giulia. Vanaf haar 18de is Tullia rijp genoeg om haar intrede te doen tussen de meest vermaarde courtisanes. Drie jaren later bereikt zij de top in haar beroep. Dit is nogal eigenaardig. Tullia is niet echt een schoonheid volgens de mode van die tijd,  zoals de vrouwen die wij nu nog kunnen bewonderen op schilderijen.  Zij was een klein blondje met een stevige rug, grote dunne lippen, met een krom neusje zelfs. Maar hoe slim, leep, lief, sexy, moest zij dan wel geweest zijn  -en hoe goed in 't bed-  om werkelijk alle mannen rond haar vinger te krijgen. Zij at bijna niets, leefde eenvoudig, was zeer goed gemanierd, wist alles over mode en kunst. Zij verbleef veel te Brixia, maar regelmatig veranderde zij van woonplaats, om mannenharten te veroveren die de moeite waard bleken , die haar geschenken gaven. Deze geschenken waren van diverse aard. Zo zorgde ene prins Orsini dat er bij dag en bij nacht steeds zes bodyguards te paard voor haar veiligheid zorgden, want er waren redelijk veel rivalen die haar wilden weg hebben. Op haar 30ste verschijnt zij te Venetië, waar toen minstens 100.000 vrouwen van lichte zeden aan de kost kwamen, want zeelui en businessmen van overal bezochtten deze rijke haven. Na enkele dagen palmt Tullia daar Bernardo in, en dat was de voornaamste B.V. (bekende Venetiaan) in 1540. Vele van haar vrienden waren tijdelijke minnaars, die nadien beschermers bleven. Tullia is ondertussen  veel meer dan een courtisane geworden. Zij is een diplomate, een experte in lifestyle,  een bekende in public relations, en ook een schrijfster, dichteres, filosofe, een levende bloementuin. Op haar 33ste huwt zij met de zeer rijke Silvestro, bezitter van gronden en paleizen. Haar leven was te kort en eindigde te Rome, waar zij een grote ernstige dame van cultuur was, een schrijfster van groot formaat , een boeiende persoon , die als vrouw in de mannenwereld veel durfde.  Zij ijverde voor de gelijkheid van man en vrouw.  Zij was een belangrijke feministe, een vrouwtje dat nooit verlegen was ook al stonden voor haar kerels en  hoge heren uit politiek, handel, geloof, justitie, oorlog en vrede. Zij dialogeerde met hen en vertederde de ruwsten en de hardsten onder hen. Anderen zijn op de brandstapel , in de goot of in de gevangenis geraakt maar zij niet, haar vrouwelijkheid en haar beschermers zorgden dat dit niet gebeurde.  

    Na wat te hebben rondgereden over de zinderende stenen van de oude pleinen en in de schaduw van de winkelstraten stop ik om een stuk pizza te eten. Dit is het oude Brescia waar een mengeling van Venetiaans, Lombardisch, en Renaissance, aanwezig is. Ik bereik het reusachtige postkantoor.  Omdat er daar veel rondlopers staan te niksen, komen gevoelens van onzekerheid bij me op. Mijn Olive zou wel kunnen gestolen worden. Daarom sleur ik mijn tweewieler de trappen op. Aan stalen kabels, die de vensters van het postkantoor beschermen, keten ik Olive goed vast.  Ik koop postzegels, een telefoonkaart en verstuur de sleutel van de kamer van  Hotel Avogadro terug naar San Pellegrino. Maar eerst laat ik aan een loket controleren of het postnummer correct is en of  mijn omslag  wel in orde is.  

    Italië is op die dag niet tevreden met de uitslag van de verkiezing van  Miss Italia . Een negerin uit Santo Domingo, 18 jaren oud, werd als schoonste Italiaanse verkozen.  Zijn er dan in Italië geen mooie vrouwen meer ?  Is er  te Brescia,  in de  Citta delle belle Fontane ... geen enkele schone meer die kan vergeleken worden  met de prachtige courtisanes uit het begin van de XVIde eeuw, met de madonna's die door de oude meesters op doek werden gebracht  ?
    Ik fiets terug in het moderne verkeer. Motorengeluid.  Benzinegeur.  Bresca was vroeger de wieg  van de legendarische  ' Mille Miglia' , een autokoers op de openbare wegen die tot Rome en terug werd gereden over zowat  1650 km.  Stirling Moss oogste er in 1955 grote sportroem door met een gemiddelde van 158km/u te winnen. Dodelijke ongevallen waren legio tijdens " la corsa piu bella del mondo". Na de editie van 1957 werd deze wegkoers voor sportauto's verboden.  Veel te gevaarlijk.  Ikzelf  hoop veilig Rome te bereiken. Voor mij volstaat een gemiddelde van 15,8 km/u.

    Ik zie niet hoe ik  buiten Brescia geraak, want het is een grote stad, de tweede stad van Lombardije na Milaan. Dus improviseer ik en de zon toont mij waar het Oosten ligt. Met mijn wegenkaart vind ik weldra de weg die me naar het Garda meer zal brengen.  Aan een monument voor Garibaldi  en aan een villa die op een spookhuis lijkt , neem ik even de tijd om wat rond te neuzen. Maar ik ben al op 10 km van Salo alvorens ik de drukke steenweg kan verlaten  om een landelijke route langs een kanaal te volgen. In de natuur, tussen gras en wildernis, ontmoet ik een man met een mooi beroep, een schaapsherder met een groot aantal vuile maar lieve beestjes. Bergaf naar het meer.  Drukte.  Eénrichtingsverkeer.  Daar ligt dan de watermassa die door de zonneschijn  24°C lauw blijft .  Dit meer is 52 km lang, 18km breed, en heeft een diepte tot 346 m. Rotsen en plantengroei sieren de oevers. Verschillende zandstranden vormen paradijzen voor de vakantiegangers. Water en zon, festijn van licht en kleur. Fascinerend natuurschoon. Drie campings rijd ik voorbij.  Dan besluit ik in te schrijven in de Vacanze, een aantrekkelijke kampeerplaats geklasseerd met drie sterren.

    Was. Douche. Mijn tentje ligt naast het nieuwe zwembad.  De camping bestaat vooral uit houten chalets, met zicht op het meer.  Een prachtig volleybalveld ligt er verlaten  en het restaurant is gesloten. Dit wijst dat de zomervakantie reeds voorbij is op 9 september. 
    De avond valt vroeg. Ik wandel  2Km ver op zoek naar de enige eetgelegenheid die mij werd aangeduid. Een Hotel-Restaurant  waar iedereen Duits spreekt wordt de plaats waar ik  Heute Abend  mezelf zal bedienen en verwennen.

    "  Ik wou dat mijn vrienden één ogenblik hier waren, om zich met mij over dit zicht te verheugen"   (  Goethe  ) .

    08-04-2009 om 16:24 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het voorjaar van 1919.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Wederopbouw van de
    door de oorlog gekwetste gewesten.

    De prestatie van Ritten Van Lerberghe in de Ronde van Vlaanderen situeert zich in  de periode tussen de Wapenstilstand van 11 november 1918 en het Verdrag van Versailles van 28 juni 1919.  De vertegenwoordigers van de naties die de Grote Oorlog hadden gewonnen vergaderden toen veel en hertekenden de wereldkaart. De spilfiguren tijdens die periode waren Woodrow Wilson, president van de USA, de Franse premier Georges Clemenceau en de Britse premier George Lloyd. Die politiekers hadden een moeilijke taak. Het Verdrag van Versailles zou vol slechte beslissingen zijn, waardoor twintig jaar later een tweede wereldoorlog kwam.
    Maar de wereld bewoog overal op het ogenblik dat in Catalonië een jongeling begon met zijn dagboek, de eerste vingeroefeningen van een genie, van de veelzijdige kunstenaar die Salvador Dali zou worden. Op 5 januari was er te Berlijn de bloedige  Spartakus Opstand geweest die voor lange tijd de verhouding tussen communisten en sociaal democraten zou bepalen, in een Duitsland waar op 19 januari voor het eerst alle mannen en vrouwen van 20+ mochten gaan stemmen, voor de verdeling van de macht  tijdens de Weimar Republiek. Terwijl te Parijs patriot Nguyen, de latere Ho Chi Minh, reeds van zich liet horen en Mistinguet haar mooie benen voor een fortuin liet verzekeren, begon op 2 maart te Moskou het oprichtingcongres de Derde Internationale. Toen de lente aanbrak op 21 maart werd in Duitsland de school voor vormgeving Bauhaus opgericht die grote invloed zou hebben op het design gedurende de XXste eeuw. Op 23 maart richtte Benito Mussolini de fascistische strijdbond op ( ' faci di combattinento').  Na het tranendal en in de crisis, met Koning Albert op zijn paard , kwam op 23 maart terug de Ronde van Vlaanderen, en kon  Karel Van Wijnendaele zijn flamboyante zinnen schrijven die de wielersport terug  recht kregen, op de dagelijkse bladzijden van zijn sportkrantje Sportwereld. Och, hij vertelde zijn lezers niet altijd de waarheid, maar in geuren en kleuren, met schone zwier en krullen plaatste hij de prestaties, de zegetochten, van zijn wielrijders in de belangstelling. Hij liet de flandriens de Kwaremont oprijden, waar de gelosten verachterden en waar de groep werd uiteengerukt. Die groep, dat waren in 1919 maar zestien koereurs, waarvan de helft  figuranten waren. Maar op die eerst zondag van maart, al reden er toen nog 100 anderen mee  - afwezigen hebben altijd ongelijk-  zou de uitslag toch niet anders zijn geweest. Ritten Van Lerberghe had in 1913 toch al in de Tour de rit La Rochelle- Bayonne over 379 km gewonnen en was in 1914 reeds tot een tweede plaats gekomen in de tweede Ronde. Leon Buysse was uiteraard niet zo'n kampioen als die andere Buysse's die Marcel, Lucien, of Achiel als voornaam droegen, maar in 1915 had hij op de piste van Evergem een baankoers over 150 km gewonnen, die toen als alternatieve Ronde stond geprogrammeerd en in 1911 was hij Kampioen van Vlaanderen geweest. Berten De Jonghe uit Middelkerke was één van de sterkste renners ooit, maar hij had geen sprint, werkte als een trekpaard en kreeg vaak niet de haver die hij verdiend had, omdat de anderen zijn telloor uitaten. De beste mannen die vooraan in de uitslag stonden en waarschijnlijk een te kleine geldprijs ontvingen ,verdienen alle eer en roem voor wat zij in die Ronde van Vlaanderen 1919 realiseerden. Zij zorgden voor een nieuw brandpunt in de wielerbeweging. Zij namen de draad weer op. Zij zorgden dat zoals de zwaluwen na de winter, er ook na de oorlog weer wielrenners in onze dorpen kwamen.

    06-04-2009 om 17:28 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    01-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brixia - La Leonessa d'Italia.

    Ik berperk mij tot enkele beelden, want woorden heb ik ondertussen al veel gebruikt. Zie dus naar  de lekkere fettucine ai funghi porcini, de imposante castello van Brescia, de dichteres en courtisane Tullia d'Aragona met wie beroemde mannen graag naar bed gingen, en naar schitterende videobeelden van de Mille Miglia, de weg naar Rome voor de crazy men op felle vierwielers die Ferrari, Alfa Romeo, Lancia, Mercedes werden genoemd.

    http://millemiglia.stateofart.com/content.asp?pageID=12&languageID=NL&video=1







    01-04-2009 om 03:21 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    31-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waar eens Tullia had gewoond, de op aarde levende Venus.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Lago d'Iseo. Het geklots van het water tegen de boordstenen is als de regelmatige hartslag van een groot onzichtbaar wezen, een geest die over de wateren zweeft. Hoe hevig dat geklots ook is, het maakt me niet wakker, en het zijn in de vroege ochtend de kwetterende eendjes die dat wel doen, terwijl ook het geklater van het doorspoelen van de plee in de nabije sanitaire blok me de ritssluiting van mijn tentje doen openen. Ik krijg direct de schittering in mijn ogen van de gouden zonnestralen die weerkaatsen op de waterspiegel. Dit wordt de eerste dag van mijn vierde week op weg naar de stad van Romulus en Remus. Ik loop poedelnaakt naar de douche. Die staat buiten met zicht op het meer. Brrr, brrr, brrr, natuurlijk niet verwarmd. Ter plaatse huppelen. Zo verdragen wij toch die frisheid. Een formatie van negen eendjes vaart voorbij en zij giechelen bij het zien van mijn kostuum. Hebben zij oog gehad voor dat wormkleine piemeltje van mij ?

    Ik breek mijn kamp op. Wanneer ik bijna klaar ben, komt een kort dik vrouwtje in mijn richting gestapt. Zij draagt een plastieken kom, loopt mij voorbij zonder iets te zeggen, stopt vier fietslengtes verder aan een boom, en met een stok begint zij daar te krabben op de grond. Ik had reeds opgemerkt dat daar in het vochtige gras een bruin goedje lag. Voor mij was het een hondendrol en toch niet, want het kon eerder gedroogd braaksel zijn,  een pasticchio die niet in een maag was gebleven. Zij blijft maar keutelen en wrijven met haar stok, bewerkingen die op ongeveer één vierkante meter plaatsvinden. Daarna plooit zij zich om het verzamelde hoopje in haar kom te deponeren. Zij draait zich om, komt nu met brede lach naar me toe en zij zegt ' Funghi porcini ... !' . Zij heeft zopas een portie eekhoorntjesbrood geoogst. Terwijl ik in de armen van Morpheus lag, glimlachend en bedwelmd door de Chianti, en Lago d'Iseo me in slaap had gewiegd , groeiden onder de grote boom naast mij de kostbare funghi.  Haar dag was al goed. De mijne moest nog beginnen.

    Wanneer ik ga afrekenen en mijn identiteitskaart terug krijg, bevestigt de campingbaas me dat hij heeft getelefoneerd naar Hotel Avogadro en dat ik verontschuldigd ben. De nacht kost me 10.000 lires, zonder enig papierke, dus helemaal in 't zwart. Voor de telefoon moet ik niet betalen.  Even later fiets ik al door het vriendelijke stadje Iseo. Sierlijke zwanen leven er op het water, vooral grijze exemplaren zien er koninklijk uit. Bancontact bezorgt me 300.000 lires, en ik ga chocolade en Brescialat kopen, alsook mineraal water waarmee ik mijn drinbussen vul. Ik koop ook de roze sportkrant La Gazetta dello Sport. Aan de waterkant zorg ik voor mijn buikje. In de sportkrant zie ik dat Schumacher de autorace te Monza won, dat de calcio bijna alle bladzijden opeist, dat Ferrigato een semi-klassieker in Romagna won  en ook dat Johan Museeuw te Meulebeke met twee ploegmaats in zijn wiel de koers had gewonnen. Ik gooi mijn oude handschoenen weg in een vuilbak en gebruik de nieuwe die ik bij heb. Ik zoek naar het postkantoor, maar het verkeer zuigt me mee en weldra ben ik buiten Iseo. Ik bezoek een kerkje uit de XIde eeuw, een ontspannende wandeling in de deugddoende zon.

    Met Olive die al veel heeft gezien tijdens deze reis kom ik nu op de nationale steenweg, tussen vele vrachtwagens. Stop aan een grote parking van Esso. In het winkeltje kan ik daar eindelijk een goede kaart van Noord- Italië kopen. In dit bruisende industriegebied is de weg fietsonvriendelijk. Ik kan dan toch een betere kleine weg volgen, waar ik enkele keren afstap om te proeven aan de vijgen, de maïs, de druiven en de appeltjes. Daarna waag ik me opnieuw tussen beton en staal tot wanneer ik het oude centrum van Brescia bereik en klim naar de imposante citadel, de Castello, die alles overheerst. Er is  een prachtig panorama, maar 's maandags is het fort gesloten voor bezoekers. Het aloude export product dat van Brescia een rijke stad maakte, waren de wapens. Terwijl ik naar de omgeving kijk, komt een Italiaanse fietser met me praten, maar ik kan weinig vertellen door mijn slechte kennis van zijn taal. Ik vervloek mezelf omdat ik toch wat meer tijd had kunnen nemen om Italiaans te leren, en ik ben ook kwaad op mezelf omdat ik mijn boekje nog niet heb gebruikt - het steekt nog diep in mijn fietstassen - waarmee een buitenlands toerist een beetje zijn plan zou kunnen trekken.

    31-03-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn blog is vandaag 1 jaar oud.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen EEN JAAR BLOG.   BRAVO.

    28-03-2009 om 04:17 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    25-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De ontvoerde hotelsleutel.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Zondagavond. De duizenden weekendtoeristen op weg naar huis geraken nu vast in een slang gevormd door Fiat's, Alfa Romeo's, Lancia's, Autobianchi's, van alle kleuren, maten, bouwjaren, prijsklassen. Zij blokkeren zichzelf en ondanks de paardenkracht die in hun motoren zit benadert hun snelheid het nulpunt. Hoe sterk is echter de tweewieler zonder stinkende uitlaatpijp. Met vrolijke pedaalslag rijdt hij alle chauffeurs voorbij als een zefierwind. Om mijn vaart nog feestelijker te maken, blaas is ik drie rode luchtballonnetjes op en bevestig die achter aan mijn zadel. Ik ben toch de zoon van Fille en ik  vlieg die file voorbij. Wat doet dit deugd op weg naar Brescia.
    Nabij Iseo zijn de kampeermogelijkheden talrijk. Een prachtige pizzeria verspreidt geweldige geuren die mijn neus prikkelen. Ik rem en duik de camping binnen die naast dat restaurant ligt. Dat wordt mijn basis voor komende nacht. De jonge uitbater is vriendelijk en spreekt Engels. Er zijn vooral caravans op het terrein en onder een afdak wordt er pingpong gespeeld. Mijn tentje staat er vlug, nabij een instapplaats voor roeiboten, op enkele stappen van het water van het prachtige meer. Plots overvalt een raar gevoel me. In de rechterzak van mijn trainingsjas voel ik een hard voorwerp !  Jandorie, ik heb nog altijd de sleutel van kamer 35 van het Hotel Avogadro. Afgeleid door die prachtige glimlach van de meisjes aan de balie, heb ik mijn plicht van keurige hotelgast niet gedaan.  Ik ga terug bij de uitbater en ik vraag hem of hij op mijn kosten en in 't Italiaans wil bellen naar 0345 21251 te San Pellegrino Terme om te verwittigen dat ik de sleutel met de post zal terugsturen, alsook om me duizend maal te excuseren. De man belooft me van te bellen, maar hij moet net even weg.  Trouwens op dit uur naar een Hotel-Restaurant bellen heeft weinig zin legt hij me uit, want het is net het piekuur van de bediening . Met mijn ontladen fiets maak ik nog een toerke, maar dat is dwaas want de duisternis valt en nu rijden de bolides die door de file werden opgehouden met verhoogde razernij en met felle lichten langs het meer. In rijd daarom naar de pizzeria, waar ik achteraan in de tuin, achter windschermen, ver van het geluid van de aanstormende wagens nog een schone plaats vind.  Ik heb zicht op het laatste daglicht dat wegzinkt in Lago d'Iseo. Voor  54.000 lires permitteer ik me op deze schone avond een  versterkend maal. Groepjes Italianen komen ook pizza eten. Tot middernacht is het terras helemaal bevolkt. Dan verlaat ik mijn plaats.  Terug in de camping zie ik nog even hoe Duitsers er Tischtennis spelen, maar met volle buik  is het me niet mogelijk  om ook mee te spelen. Mijn igloo roept me en de rode wijn heeft me te pakken. De klotsende golfjes van de Lago wiegen me weldra in een diepe slaap.





    25-03-2009 om 17:10 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    24-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Ondergaande zon over Lago d'Iseo.
    21ste dag San Pellegrino Terme- San Andrea d'Iseo  (rit van 96 km )

    Waar ben ik nu eigenlijk ? O, ja, in het hotelletje Avogadro te San Pellegrino.
    Ontbijt. Koffie met beschuitjes. Niet erg, want ik heb helemaal geen eetlust. Ik lees in de zondagskrant dat Chris Boardman te Manchester méér dan 56 km in één uur heeft gefietst. Wat een prestatie !  Ongelooflijk.  Wereldrecord.  Olive Green  en ik liggen uiteraard minder aerodynamisch op mekaar wanneer wij fietsen. Wij leggen met moeite 56 km op een dagje af. Ik zie hoe vrolijk en gelukkig de twee meisjes zijn die de dienst verzekeren. Zij zijn jong, slank, zwart van haren, wit van vel. Zulke modellen gebruikten de Italiaanse meesters om Madonna's te schilderen. Mijn rekening is lichter dan verwacht.  Ik voel me op deze zondagmorgen als een apostel waarover de Heilige Geest is nedergedaald en met mijn tenger Italiaans begin ik een babbeltje ... proberen mag toch ...  ' Sono multo contento... Euh... tu et tua sorella sei ragazza gentile et bella ... ! Zij bekijkt mij met haar grote zwarte ogen, de bergamasca, die zo blank, zo lief en goed is. Haar tafelkleedjes zijn van het kraaknetste wit en zij plaatste verse bloemetjes op alle tafels van het restaurant. De zon schijnt door de open vensters en deuren. Door dit alles voel ik me echt in grote vorm. Ik betaal met mijn kaart, maar ik voeg er twee biljetten van 10000 lires bij als drinkgeld, één voor ieder meisje, om te bewijzen dat iemand die per fiets te San Pellegrino aankomt ook een heer kan zijn.
    Ik daal terug gemakkelijk de vallei af tot Bergamo. Het krioelt er van wielertoeristen. ' Fare bella figura'  op de fiets is hier veel belangrijker dan in Vlaanderen. Het is vandaag zondag en daarom deed ik mijn koersbroek van topkwaliteit aan met op de buitenkant van mijn dijen de naam van Eddy Merckx. Deze magische letters laten zien dat ik een Belg ben en geen Nederlander. De Italianen moedigen me aan, groeten me vriendelijk. Rond zondagmiddag gebeurt het dan. Pssstt ... een platte achterband. Ik vind het gaatje en ook het bobbeltje in de velg dat de schade heeft veroorzaakt. Ik bewerk het wat met een vijl, verstevig met een stukje binnenband, en plak zwarte tape helemaal rond de velg. Dat duurt wel een tijdje, maar ik ben fier over mijn werk. De Dag des Heeren is prachtig en ik nader Lovere. Aan een groot bedrijf  GEWISS  kom ik voorbij, een sponsor van een felle wielerploeg. Even rekenen laat me weten dat ik al 1450 km heb gefietst en dat drie bandbreuken  mijn lot zijn geweest.  Dat is nog zo niet slecht. Maar ... pats.....grrrrrrrrr... terug plat en we zijn nog maar 16 km verder na vorige panne. Toevallig gebeurt dit onheil vlak voor een gelateria. Een reden meer om te stoppen en wat troost om me moed te geven alvorens terug herstelwerk te beginnen. Eerst een grote cola en een dikke ijskreem, en dan kan het trieste werk van reparatie volgen. Ik steek mijn rechterhand in een handschoen van dunne doorschijnende plastiek om mijn vingers niet vuil te maken. Vakkundig geef ik goede indruk  aan de talrijke autochtonen die van op enige afstand, gezeten in de schaduw op een rij stoelen, al mijn bewegingen volgen. Gebarsten binnenband. Ik pompte mijn achterband waarschijnlijk te hard op. Het maximum mag maar 6,5 Bar zijn. Vermits het aan deze kant van de Alpen veel warmer is dan in Zwitserland was de spanning in mijn binnenband overdreven. Ik plaats een nieuwe. Door de tape is er nu minder plaats. Ik wring en ik duw, en het komt toch goed. Vijftig keren stoempen op mijn handpomp en de band staat weer hard. Maar is hij nu hard genoeg of veel te hard  ?
    Een aanhouder wint altijd, en daarom fiets ik verder op zoek naar de waterspiegels van de Italiaanse meren. Een eerst meertje is nog van geen tel, doch brengt me wel al in de stemming en laat me weten dat ik op de goede weg ben. Terwijl ik dromerig van het landschap geniet halen twee mountainbikers me in. Een jongen en een meisje, die me willen gezeldschap houden. Zij beginnen een babbeltje in de Engelse taal, de best manier om mekaar te verstaan. De jonge kerel draagt een voetbalshirt met op de rug het cijfer zeven en de naam Eric Cantona .Zij is erg nieuwgierig en wil werkelijk alles van mij weten. Vele zondagsrijders delen de steenweg met ons. Naast mekaar fietsen is gevaarlijk, niet voor mij want ik blijf mooi aan de rechterkant, maar wel voor hen . Dit tijdelijk gezelschap wordt me opgedrongen, is sympathiek, maar moet worden beperkt. Bergaf  rijden zij nu graag 50km/u en dat is gemakkelijk maar niet wijs met al die wagens. We bereiken Lovere, een aardig stadje. De twee fietsen als gekken verder.  In het verkeer ben ik ze weldra kwijt. Dit is dan Lago d'Iseo. Bootje varen. Pedalos. Zonnebaden. Picknick. Verliefde koppels van alle leeftijden. Kindjes groot en klein. Mekaar bekijken van op een terras. Martini on the rocks slurpen. Gelati. Honden.  Vijftienjarigen die sigaretten roken en een liefje zoeken. Zondagse kleren. Kleuren.  Niets moet en alles kan op een zomerse dag aan Lago d'Iseo.
    De grote massa is neergestreken rond het meer, allemaal mooie bruine mensen die zich een paar maanden lang hebben laten bakken door de lachende Italiaanse zon. Langs de oevers zie ik veel campings, speeltuinen, parken, wandelwegen, natuurschoon. Alles draait goed, maar na 73 km, te pisogne, besluit ik toch van te stoppen. Een slimme wielertoerist moet immers rusten alvorens de batterij leeg is, eten en drinken alvorens honger en dorst te hebben. Aan de kade nabij het water neem ik plaats aan een tafel. Vermits ik overal flesjes Corona zie staan bestel ik ook maar zo een geel bier uit Mexico. Het wordt me ijkoud gebracht zoals het hoort en met een stukje ciroen in het schuim. Ik geniet van mijn biertje en neem alle tijd want ik wil wachten tot wanneer de Ora, de zuidenwind van de namiddag , plaats maakt voor de Vet, de noorderwind van de vooravond. Ik voel nog niet veel van die wind wanneer ik me terug in beweging breng.  Volgens mijn informatie volgen nu tunnels, en dat blijkt ook zo te zijn.Op de weg langs de boord van het meer vordert nu een lange file auto's. In de eerste tunnel gaat het niet goed met mij, want het koude bier ligt nog op mijn maag en mijn benen zijn stijf.  Het is bergop en donker in die tunnel. Ik geraak in ademnood en moet mijn mond gesloten houden  want al die stil vorderende wagens spuwen stinkende gassen uit. Ik rijd op klein verzet verder  en telkens wanneer er wat luchtstroom komt door openingen met zicht op het meer vul ik terug zo veel mogelijk mijn longen. Zowel de lamp op mijn fiets als de lamp die ik op mijn hoofd kan zetten zijn buiten werking.  Wat een fout !  Zonder lichten vooraan, maar wel met gele kledij,  met reflecterende strips rond armen en benen, met op mijn fietszakken zichtbare driehoeken, en met een goed achterlicht ben ik nog wettelijk niet in orde in de tunnels, is het vooral gevaarlijk door die vele automobilisten en door de gaten langs de wegkant. Ik vertienvoudig mijn concentratie, stop waar het kan, en als het moet.  Maar zoals  voor de slechte jaren waarmee ik mijn loopbaan op het werk eindigde, komt hier ook het einde van deze tunnelzone voor de eenzame sterke fietser die ik ben.  Tussen Pisogne  en Marone was het ongezond en eng. Na de tunnels begin ik terug snel te rijden. Opeens zie ik terug de twee jongeren van een paar uren geleden. Zij lopen te voet achter de vangrails in gras en stenen. Blijkbaar zijn zij in moeilijkheden. De goede ziel in mij vraagt me om te stoppen, maar vermits ik met snelheid tussen de auto's aan het volgen ben , kan ik zo maar niet stoppen. Dat zou een kettingbotsing veroorzaken.  Ik wuif met mijn hand  en roep eens  ' Hello' . De jongen roept iets, maar ik versta hem niet. Wat verder wil ik terug draaien om eens te gaan zien wat er gaande is , maar dan meen ik dat zij toch maar zelf moeten opdraaien voor hun roekeloosheid, voor hun fouten, want anders leren zij het nooit. Die jonge mountainbikers reden rond in zwembroek en T-shirt, zonder drinkbus, zonder pomp, zonder herstelmateriaal, zonder valhelm, zonder lichten, zonder landkaart, zonder te weten hoe lang zo'n rondrit omheen Lago d'Iseo wel was.

    24-03-2009 om 06:10 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - In het land van Felice Gimondi.

    SAN  PELLEGRINO  TERME.

     

    Daar waar de bergen overgaan in de Povlakte ligt een parel van een stad die in lang vervlogen tijden werd gesticht door de Kelten. Vele volkeren en vele edele families kwamen, verbleven en gingen te Bergamo. Zij hebben deze stad uniek gemaakt. Galliërs, Franken, Hunnen, Westgoten, Lombarden, Ghibbelijnen, Welfen, Visconti,  Malatesta , Oostenrijkers, Fransen, Italianen, Duitsers, Amerikanen, hebben Bergamo gebouwd, verwoest, gebrandschat, geplunderd, heropgebouwd. De vele kerken, paleizen, piazza’s  zijn er prachtig, om nooit te vergeten. Het is een plaats van markten, een omgeving waar mensen wonen, werken, liefhebben, eten, drinken en zich met mooie dingen omringen. Tijdens de zestigerjaren van de XXste eeuw werd de boerenjongen  Angelo Roncalli de beroemdste universeel bekende figuur uit  Bergamo. Hij was Johannes XXIII, de paus van het Vaticaanse Concilie en van de encycliek “ Pacem in terris”.

     

    In de drukke voorstad speel ik eigenlijk met mijn eigen kostbaar leven tussen de auto’s, brommers, vrachtwagens, en op een slecht verzorgd wegdek. Alles wijst naar industrie en naar comsumptie. Ik stop even aan het station en ga op zoek naar een stadsplan en naar een kaart van Noord Italië. Mijn voeten zijn aan het slapen. Rondlopen verbetert mijn bloedcirculatie. De Tourist Info bestaat er alleen uit elektronische apparaten en uit informatie op een bord. Het apparaat om hotelkamers te reserveren is in panne. Dan maar verder tot Piazza Vittorio Veneto waar een kraantje staat met drinkbaar water. Dat functioneert heel goed want het spuit heerlijk direct een geutje in mijn mond. Ik eet brood met salami en vul mijn drinkbussen met water. Te Konstanz kocht ik een flesje met dille extract. Dat is goed en gezond voor mijn bloed, tegen slechte cholesterol, en daarom voeg ik drie druppels in iedere bidon. Het is vroeg in de namiddag. Ik toer wat rond op zoek naar info over Bergamo. Blijkbaar zijn in Lombardije binnenpleintjes gespecialiseerd in of gereserveerd voor bepaalde activiteiten. Terwijl ik snuffel met eerbare bedoelingen bots ik daar onder de arcades plots op een vogelschrik, een mannelijk exemplaar van wat ik vorige avond al had ontmoet in Milano Centrale. Hij loopt rond in volle zon met een muts en in een vuile lange witte regenjas. Mijn kennis van de Italiaanse taal laat me begrijpen dat hij diensten verkoopt voor 50.000 lires. Ik spurt zo snel mogelijk weg. Zou dit dan één van die pifferi, van die publieke fluitspelers geweest zijn, traditionele muzikanten uit Bergamo  ?

     

    Mijn tempo zakt vlug, want het gaat van beneden naar boven. Aan de start van de funicolare, een soort tram die op smalle rails naar de bovenstad klimt, bestudeer ik even het stadsplan.  Met mijn fiets mag ik niet op die lift. Mijn benen zullen dus worden gemarteld om te klauteren langs waar de finale van de Giro di Lombardia zich afspeelt wanneer de klassieker van de vallende blaren te Bergamo eindigt. Het schrikt me toch wel af. Ik besluit nog wat te pauzeren en mijn eerste ijsje te eten in het land van de gelati. Op een bank nabij het vertrek van de bergtram lek ik van de koude slemperij. Het slechte van mijn nachtleven doorheen Milaan achtervolgt me nu. Ik val in slaap op die bank. Om wakker te worden met nog steeds een fiets naast mij stak ik evenwel een been door mijn kader en legde ik een ander op mijn bagagetassen. Weldra snurk ik. Gedurende niet lang want plots hoor en voel ik …. tok, tok, tok , tok, tok, …. . Ik doe één oog open en zie voor mij een oude vrouw met een witte stok. Zij kent dezelfde bank zeer goed. Maar nu ligt iets enorms op de plaats waar de blinde vrouw dikwijls in de schaduw komt zitten ! Zij en haar stok zijn toch zeer verwonderd. Een gentleman ben ik gebleven, ook al ben ik al sedert enige tijd zwerver op Gods wegen. In orde, de rustplaats   is voor haar en zij legt haar kontje op die bank. Toch wat fitter na mijn dutje schuif ik omhoog naar het oude hart van Bergamo langsheen de Mura di San Giacomo. Hoe hoger ik kom, hoe mooier alles wordt. Wat een panorama  !

     

    Op de oude keien bereik ik Citta Alta voor een bezoek aan Santa Maria Maggiore waar oude Vlaamse en Florentijnse tapisserie hangt. Op mijn klein verzet rijd ik langs de muren van de bovenstad. Talrijke wandelaars, bezoekers uit vele landen, slenteren er rond. Spel van zonnelicht en schaduw. Piazza Vecchia. Dit is bijzonder mooi. Dit is uniek. Raggione, het oudste gemeentehuis van Italië wordt dagelijks honderd maal gefotografeerd. Spelende kindjes en een hond op het plein in de zon. Fontein met symfonie van water. Verliefde jongen en meisje. Terras toeristen met pijnlijke voeten. Een zwerm fietsers. Hongerige duiven. Bloemen. Reeds op de kleurrijke balcons van Bergamo staat de fiere leeuw van Venetië. Ondanks het vele volk heerst er toch nog een gezellige stilte, alsof de stoere oude muren de storende geluiden opsnuiven. Heerlijk. Schattig. Stad van de glimlach. Liefde op het eerste zicht. Bergamo ik hou van jou !  Waar ben je Lucia de Lammermoor ?

    Ik slurp aan een blikje cola en laat al die indrukken tot me binnendringen. Olalala   … !  Wat ziet mijn lodderig oog daar … ! Een gelateria ! Ondanks veel cultuur, godsdienst, geschiedenis, vrouwelijk schoon, is op de piazza het meest bezochte punt evenwel toch een goudmijn waar aan een toonbank van 12 m lang meerdere winkelmeisjes ijs verkopen. Niet met een tang die de bollen nijpt worden er de smaken en kleuren in de horentjes, tussen de wafels, in de potjes, kommen en bekers gebracht. Voor de grote en voor de kleine snoepers, met elegante zwier, gebeurt dat op de Piazza Vecchia met de metalen spatel, zoals de traditie vraagt, zoals het steeds ook gebeurde bij Vica te St-Truiden of in het dorp van mijn jeugd wanneer paard en kar van  ‘ Henri’ ke den Haebe’ met zijn vanille in onze straat stopte en wij in onze hand een paar franken hadden. Die Henri uit de Sint Lambertus straat had een mooi braaf paard en naar dat paardje keken wij. De jonge dames achter de toog van de  gelateria op de piazza  zijn mooi. Terwijl zij met de spatel de ijsjes serveren, met hun jong bovenlijf wringen om de smaken uit de bakken te krijgen, beweegt het vlees in hun décolleté, en  ja, beste biechtvader, ik keek met een zondige blik, maar nadien koelde ik af door het eten van een dubbele portie ijs uit mijn bakje.   

     

    In de smalle straten zijn vele winkels met fijne kost. Vooral diverse paddestoelen zijn er te koop, goedkope zwammen maar ook zeer dure. Vele mooie voorwerpen lokken de voorbijgangers.

    Gewone bierflessen waarvan de hals op hoge temperatuur terug gesmolten werd, waarna langer gemaakt na uitrekking, trekken mijn aandacht. Ik mag niets kopen want ik moet alles toch nog zo lang meeslepen. Op weg naar Vigilio, het hoogste punt van oud Bergamo, wordt het moeilijk per fiets. Aan de kapel op de stadswallen stop ik. Na wat verkenning in de Via Donizetti  en in de Via Gombito, voel ik me gelukkig en voldaan. Daarom  besluit ik van verder door het land van Bergamasca te fietsen langsheen de pittoreske S470.

     

    Val Brembana. Het is een warme vooravond. Nog 25 km scheiden me van San Pellegrino, gelegen in de richting van het Noorden. Ik ben nu in de geboortestreek van Arlequino de bekende figuur van de Commedia dell’arte, de harlekijn. Hij was maar een knecht uit deze Val Brembana, een Boerke Naes zonder leeuwenmoed maar toch niet dwaas, die vanaf de XVIde eeuw in vele rollen op de theaterplanken verscheen. Zoals in de Vlaamse Ardennen  - anderen zouden schrijven zoals op de Limburgse fietspaden of in Nederland - is dit ook het land van de fiets. Ik ontmoet of word ingehaald en voorbijgereden door vele sportievelingen die mij amper een blik gunnen omdat zij rijden op fonkelende tweewielers van de beste soort. In hun gekleurde truien, met bruine benen en op Colnago, Pinarello, Bianchi, Willier, Campagnolo, Cinelli, Benotto, … gedragen zij zich als Felice Gimondi, de halfgod van Bergamo. Ik ben immers maar een slak, zwaar beladen en traag, kruipend over de warme asfaltweg. De vallei is vruchtbaar en mooi. Het is een brede scheur in de kalkrotsen. Enkele moderne bruggen bewijzen de hedendaagse economische bloei. De steenweg langs de rivier is in goede staat. In een dorpje aan een brug verlaat ik de hoofdweg om nogmaals een frisse liter melk te drinken, reeds de tweede liter melk die ik vandaag door mijn keelgat giet.

     

    Langzaam nadert het stadje San Pellegrino, waar sulfaatrijk water van op een diepte van 400 m uit de dolomietrotsen komt. Op het ogenblik dat ik stapels van duizenden plastieken bakken zie, soms helemaal leeg, dan vol met lege flessen en natuurlijk ook wel vol met flessen gevuld met mineraal water, ben ik er zeker van dat ik San Pellegrino Terme heb bereikt.

     

    San Pellegrino is een schone naam die voor mij blinkt en klinkt als een nieuw muntstuk. Ten eerste omdat ik een fietsende pelgrim ben die naast wijn, melk, bier, koffie, cola, ook veel water drinkt en zeker graag ook dat bruiswater San Pellegrino, het sprankelend genot met de bubbeltjes die je aangenaam tegemoet knisperen. Ten tweede, omdat ik Coppi en Bartali bewonderde, de grote klimmers, die altijd boven op de cols een spurtje plaatsten voor de Trofeo San Pellegrino, het klassement van de bergprijs. Deze strijd der campionissimi werd zo prachtig beschreven door Dino Buzzatti iemand die werd geboren te San Pellegrino in 1906. Aan het eerste hotel rijd ik voorbij want drie sterren is eentje teveel voor mij. In het centraal gelegen Hotel Papa probeer ik het, doch alles is bezet. Zij wijzen me een ander hotel aan en schrijven op een papiertje de naam Avogadro. Ik moet echter verder fietsen. Weldra bereik ik dat hotel waar een kamer 40.000 lires kost. Douche in een grote badkamer met licht hellende vloer waar het water snel wegloopt. Zweet, vuiligheid, slechte geuren, worden van mijn vuile armen en benen afgespoeld.

     

    Een uurtje later zit ik als een heel nette heer aan tafel. Mijn maag, lever en darmen hebben er een afspraak met het avondeten dat zo belangrijk is voor iemand zoals ik die een Giro rijdt. Het wordt na deze lange dag minestrone, coteletta Milanese, insalata mista, frieten, kaas, brood, rode wijn en vanzelfsprekend ook een fles San Pellegrino, het beroemde water dat zelfs Leonardo da Vinci ook zo graag dronk. Dit alles verloopt uitstekend. Olive Green heb ik mogen binnen parkeren, in een tweede zaal  en zij staat er netjes veilig en naakt nabij een grote kast gevuld met tafellakens en reserveborden. Nadien neem ik nog wat rode wijn mee naar mijn kamer. Daar strooi ik over de hele vloer de inhoud van mijn fietstassen uit. Zo is een overzicht gemakkelijker en wordt alles weer eens aan de lucht blootgesteld.  Ik kijk naar de televisie maar val vlug in slaap. In het midden van de nacht word ik al wakker. Ik herschik alles zoals het moet in de compartimenten van mijn fietstassen en ik ontdek dat een beter verdeling me uiteindelijk meer ruimte over laat. Zo is het goed dat ik mijn schoenen in de tassen aan mijn voorwiel opberg. Daarna neem ik nog een warme douche. Dat laat me weldra diep slapen in de nette lakens van Hotel Avogadro te San Pellegrino.

     

     





    15-03-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - In de schemerzone tussen vrijdag en zaterdag.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    OP WEG NAAR   BERGAMO.

     

    Met een knars valt de ijzeren slang stil. Wanneer ik de deur open duw komt lawaai en drukte me begroeten. Wat ben ik zenuwachtig, en Olive Green is dat ook . Ik tuimel met fiets en al letterlijk op het perron van Milano Centrale. Mijn fietspomp klettert tegen de stenen en een plastieken zak met mijn papieren glijdt zelfs tot op de rails. Dat noemen ze  ‘met de slag in huis vallen’ . Geen pols gebroken, geen sleutelbeenbreuk, geen pijn aan mijn staartbeentje. Mijn averij is toch niet te groot. Duizend Milanezen en den dezen, de ik die zo alléén arriveert en zijn plan zal moeten trekken in de grote en vreemde stad, vol vieze wolven en diepe afgronden. Ik sta er met mijn mond vol tanden gelukkig niet verloren tijdens de valpartij, en niet op de trein vergeten. Centrale trekt een weinig op Antwerpen Centraal  maar is toch minstens driemaal zo groot. Staal, glas, trappen, mensen, veel mensen. Samen met mijn fiets loop ik er wat rond. Observeren. Wennen. Hé, wat komen hier vele schone vrouwen binnen, met bruin vel na de Italiaanse zomer, maar ook helemaal zwarte prachtige negerinnen. Een roltrap brengt ons scherp naar omlaag en ik moet alle kilo’s van mijn lijf gebruiken als tegengewicht om Olive Green bij me te houden.

     

    20.30 u.  Milaan. Zwoele vrijdagavond in september.  24°C.

    De nacht valt hier vroeger dan aan de bovenkant van de Alpen, dat kan ik duidelijk vaststellen. Ik bevind mij op een zeer groot plein voor het station en zie de lichten van de grootstad fonkelen.  Nergens is er een fietsvriendelijk hotel. Overal duwt drempelvrees me weg. Allemaal dure kamers. Mijn tong durft nog niets zeggen in dit vreemde land. De avond is heerlijk. Ik voel me vol energie. Dan merk ik een restaurant op : Giglio Rosso. De tafeltjes staan buiten en binnen. Een haag van één meter breed en één meter zestig hoog scheidt de straat van het terras. Ik denk aan Charles Decoster die zijn boek begon met iets over een haag, want zijn eerste regel was … ‘ Wanneer te Damme de meidoorn bloeide werd Tyl geboren, de zoon van Claes en Soetkin … ‘ . Eten in de Giglio Rosso lijkt me een goede start voor mijn Italiaanse roman. De ober laat me zitten op het plaatsje dat ik vraag, bijna op straat aan een rond tafeltje voor één persoon. Mijn fiets en mijn bagage duwde ik in het groen van de haag op amper één meter van me. Het is er zoals in de Rue des Bouchers te Brussel : druk, duur en lekker. De ober begrijpt de Italiaanse woorden die ik zeg. Terwijl ik eet of drink blijf ik mijn fiets beloeren en ik ben van plan zonder genade iedereen die hem zal betasten met mijn vork in het oog te treffen. Ik zit daar niet op mijn gemak in trainingspak, tussen al de schone koppels mannen en vrouwen die daar op restaurant komen. Wat een drukte ! Daarom vraag ik snel de rekening. Op een bordje komt  naar mij het volgende :  Pan e Coperto (4000) + Aqua Minerale (4000) + Ravioli (12000)+ Vitello a la Venziana (18000) + Semifreddo (7000)+ Servicio (5500)= 50.500 Lires.  Zo’n grote som doet het speeksel in de mond verstijven. Op een nulletje wordt hier niet gekeken. Dit was toch een goede start.

     

    22.00 u. Ik begeef me langzaam terug naar het station na deze eerste ronde door Milaan. Ik besluit wat te rusten tot mijn eten is verteerd. Het is nog altijd druk. De vele exemplaren individus van diverse rassen die hier komen en gaan of staan, vormen een leuke attractie : de mens onder alle vormen. De clochards die in het onmetelijke station zich nestelen worden rond dit uur meer en meer opgemerkt. Politie, soldaten, en veiligheidsmannen van de Spoorwegen, patrouilleren er voortdurend, soms zelfs gewapend. Voor een kuis met waterslurpende stofzuigers moet iedereen  een gedeelte van het gebouw verlaten. Ook ik word verjaagd door de vertegenwoordigers van wet, orde, properheid, en reglement. Dit verplicht me tot verhuis naar het buffet, een grote ruimte met tafels en stoelen. Het is bijna sluitingstijd, maar een blik bier is er nog te koop tegen hoge prijs. Ik mag zelf het vocht inschenken in een mooie pint. Ik betaal met een groot biljet en krijg papiertjes met nullen terug. De beroepsbedelaars, de rondlopers, de hoeren, die op dat uur daar iemand een halve liter fris Heineken zien drinken, weten uiteraard dat die persoon nog geld in zijn zakken heeft. Dat legt uit hoe het komt dat daar twee minuten later een soort stationheks naast me komt zitten. Eerst bedelt zij om wat centen. In een tweede poging volgt een voorstel tot seksuele dienst. Verschrikkelijk. Wat een lelijk wijf ! Ik spoel al het bier door mijn keel, sta op, geef de schone pint terug aan de ober, en vertrek naar het lager gelegen gedeelte van het station waar het frisser en kalmer is. Ik ga in de lokettenzaal zitten.

     

    De spoorwegpolitie jaagt nu iedereen buiten die geen ticket op zak heeft. Mijn dure kaartjes uit Lausanne zijn het bewijs dat ik wel degelijk een reiziger ben, en geen dakloze. Ik mag blijven en rust er nog wat uit terwijl de tijd loopt. Het is voorbij middernacht. Ik zie van op mijn plaats door de ingang van het station wat er buiten op het plein gebeurt. Het is alsof ik naar een film aan het kijken ben. Ik zit rustig in de halve duisternis en de anderen staan of bewegen in het licht. De politie is nooit ver. Maar stilaan verdwijnen jong en oud,  vermindert de verlichting, worden her en der deuren en vensters gesloten. Ik zie dat de bewakers van de ingang van het station naar huis gaan. De laatste trein is dus uit Milano vertrokken of is voor de nachtrust tot stilstand gekomen.Geleidelijk komt een gevoel van onveiligheid op me af.  Zit ik hier niet als een rat in de val ? Ik word zenuwachtig en moet plassen.Geen toiletten in de nabijheid. Ik kan mijn zwaar beladen fiets niet achterlaten met op korte afstand vijftien potentiële dieven. Maar ik heb een oplossing. Ik urineer in een plastieken zakje met sluitstrip, dat eigenlijk dient om een boterham in te stoppen. Deze liquide afval deponeer ik stiekem in een vuilbak aan de ingang van het station. Ik spring op mijn tweewieler, verlaat Centrale, het plein, de rondhangende jongeren, de duiven en de zwerfkatten .

     

    Verdorie ! Mijn voorlicht is kapot na de valpartij op het perron.

    Milaan by night biedt echter zoveel lichten nog dat ik nog bijna alles kan zien. Wat een drukte op zo’n nachtelijk uur !  Overal rijden zij als zotten met hun wagens en motors. Ik wil niet van mijn fiets worden gebokst of in prak gereden door die uitgelaten chauffeurs. Ik blijf daarom van de straat af en fiets verder op de stoep. Tussen vuilbakken, geparkeerde auto’s, bloembakken, lantaarns, rustbanken, autobushaltes, slalom ik verder in de hoop dat ik de richting van het Noord Oosten aan het volgen ben.  Af en toe staat er op een straathoek een straatmadelief die niet lacht op een fietsende landverhuizer zoals ik, maar die wel wacht in de nacht op signores met een Alfa Romeo of schone Fiat. Ergens in het nergens van de voorstad waar het kermis is, met bierkramen en pizzatenten moet ik van mijn fiets af om niet tegen de mensen te botsen.  Stop. Tijd voor een biertje. Weer zoveel lawaaimakers, rokende uitlaatpijpen en sigaretten, jonge wijven, muziek, Italianen met wilde haren. Even verder aan het volgend kruispunt staat er een hoer. Ik vraag haar beleefd ‘ Signorina  per favore  mi indichi la strada per andare a Monza … ?  Zij heeft het hart van Irma La Douce  en wijst me hoe ik moet rijden. Met mijn oersterke velgen wip ik me op en af de lage stoepen die volgen, en  ik glimlach bij het zien van pijlen die naar Monza wijzen.

     

    Voorzichtig verder. Pelgrim van de nacht langs vele wegen mag ik genieten van Gods zegen. Om 2u 45 bereik ik Monza. Heelhuids  stop ik aan een school waar op de speelplaats nog voetbal wordt gespeeld door twee elftallen. Geen gesjot maar echte Calcio. Dag en nacht oefenen en misschien ooit eens in de droomtrui van Juventus, A.C.  of Inter geraken. Die jongens voetballen zeer goed. Er is een arbiter, een tafel met officials, een afdak waar supporters van drank en hapjes genieten. Dan moet ik even mijn ogen uitvegen, want het volgende kan ik moeilijk geloven. De stand van de match is opgelopen tot  335- 277, want zij spelen hier geen match van 90 minuten maar wel een match van 90 uren. Er zijn ook reservespelers, maar ik zie dat die niet op een harde bank zitten naast het veld doch wel rusten of wachten in hun auto’s, waar zij het malse gezelschap hebben van hun lief. Het ene spel is het andere niet.

     

    Met mijn wandelschoenen, jeans, regenjas, neemt niemand me voor de felle wielrijder die ik ben. Dit is Monza de verblijfplaats van Fiorenzo Magni, de campionissimo, die eeuwige sportroem vergaarde door als Italiaan driemaal (49/50/51) de Ronde van Vlaanderen te winnen. Maar verschrikkelijk divers motorengeweld is te Monza de religie. Door de nacht vlammen zij hier rond als op de Grand Prix. Alle dolende kippen en honden zijn te Monza  al lang platgereden. Felle vaak begint mij nu te overvallen. Voor een fabriekje waar waterpompen worden gemaakt staan banken die mooi achter struiken zijn verstopt. In die plantentuin rijd ik binnen. Ik kruip in mijn slaapzak, probeer te slapen, maar dat lukt me niet door de vele auto’s die er voorbijrazen. Mijn kopje blijft wakker, maar mijn benen nemen rust.

     

    Bij de eerste klaarte kruip ik terug recht. Terwijl reeds arbeiders naar de fabrieken komen die zich in de nabije omgeving bevinden, en vaders die als vuilnisman de kost moeten verdienen reeds druk bezig zijn, komen zonen en dochters nog thuis van hun nachtelijke fuiven. Ook de politie is al aan de arbeid : lang voor het ontbijt verbaliseren zij aan het station van Monza reeds een man die op een brommertje reed. Ik heb nog geen wegenkaart van Italië. Wanneer ik de wegwijzers naar Bergamo niet meer zie, wordt het moeilijk. Er is veel verkeer al zo vroeg in de ochtend.

    Een flauwe zon is opgekomen in het Oosten en daar moet ik naar toe. Maar ik kom terecht in een kom spaghetti van straatjes, bedrijven, parkings, snelwegen, bruggen, omleidingen, verboden doorgangen, wegeniswerken, stortplaatsen, doodlopende straat, een echte hel.  In de verte zie ik de spitse toren van een kerk, het geloof van onze grootmoeders dat de enkeling in nood helpt, en zo kom ik uit de industriezone en bereik ik een woonkern. In een winkel is er wat eten. Mijn poging om een wegenkaart te kopen mislukt. Een frisse liter melk doet mij goed. Ik kleed me terug in rennerskledij na mezelf te hebben gewassen met water uit mijn drinkbus. Ik voel me beter, maar in die winkel verstond men mijn Italiaans helemaal niet, mijn tong was er loodzwaar, zodat ik dan alles maar heb geregeld met mijn wijsvinger.

     

    Door landelijk gebied brengt Olive me nu op weg naar Bergamo. Gedurende een half uur vorderen we goed en dan komen wij in een schoon groot dorp met verschillende winkels.  Ik vul er mijn stuurtas met panini, water, melk, en worst. Rechts ontwaar ik wat later een educatief pretpark voor massatoerisme, heel Italië, Tutta Italia in een notendop. Er is een zeer grote parking. Winkels met souvenirs en specialiteiten uit Umbria, Piëmont, Sardinië, Sicilië, Puglia, Toscane, enz… uit alle streken van het schiereiland bieden er hun waren aan. De speeltuin kan betreden worden mits betaling van fors entreegeld.  In dit Italia in miniatuur staat er natuurlijk een scheve toren van Pisa, in verkleind model, en zijn er plattegronden van de vele beroemde oude steden. Ik twijfel of dit openlucht museum wel iets voor mij is. In ontdek er propere toiletten, waar op dit uur nog niemand is. Ik gebruik daar water en zeep om mezelf te wassen en me gezond te ontlasten. Daarna krijg ik eetlust. Ik knabbel de lekkere panini op met de Milanese worst. Zo gingen een paar uren voorbij, die ik in het zonnetje doorbracht met ontbloot bovenlijf. Ik voer mijn fiets terug naar de uitgang. Maar dan zie ik een vijver en een mooi grasveld. Ik ga daar wat liggen om te bruinen. Een beetje later ben ik vertrokken in een slaapje.  Maar een schreeuwend bazig vrouwmens komt me wegjagen. Zij is precies de Musolini manager van het ganse Tutta  Italia.  Ik mag de prachtige gazon niet platliggen. Weg dan maar  !

     

    Het duidelijke doel wordt Bergamo, de stad van Felice Gimondi, vriend en vijand van onze Eddy Merckx.  Aan de rand van deze stad zie ik dat er een velodroom is. Ik verlaat mijn weg en maak een toertje rond dat sportstadion, maar op de piste zelf geraak ik niet op. Een oude affiche, bewaard achter glas, toont dat vroeger Antonio Maspes en Santé Gaiardoni er hadden gereden. Alles is er ondertussen oud, verbleekt door de zon, verroest, en onkruid siert de vele hoeken en kanten. Dit is een oord dat naar vergane glorie smaakt. Ik fiets rustig verder maar open goed mijn ogen omdat er veel gaten in het wegdek zijn.

     

    Ik ben een gelukkig mens. Hoelang zal dit geluk nog duren ? Hoever geraak ik met mijn spaghetti  Italiaans ? Si , sono pensionato belgio. Vado a Bergamo con mia bicicletta … .

     

         ---    De tot armoede vervallen inwoners van deze stad vergaten nooit de vroegere glorie. De Heuvel bleef een heilige plaats , bezocht door geesten uit een tijdperk van vergane glorie . ---- (Goethe)  ----

     

     

     

    10-03-2009 om 21:40 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De negentiende dag.

    TREINRIT NAAR MILAAN.

     

    Aan de ontbijttafel ontmoet ik weer de motorrijder. Mijn tafelgenoot vertelt me hoe hij op zoek ging naar de oude Keltische cultuur in Bretagne. Hij raadt me aan om de abdij van St-Maurice te bezoeken waar een kerkschat wordt bewaard met goud en edelstenen uit de tijd der Merovingers. Deze belangrijke abdij bestaat sedert 515.  Spijtig  wijkt dit te ver af van mijn reisroute. Ik schenk hem mijn folders over de oude pelgrimsweg doorheen Zwitserland. Dit apprecieert hij en zo geef ik voor de zoveelste maal de Santiago virus door. De eeuwenoude ketting  wordt zo wellicht nog een link langer met die leraar op motorfiets voor wie de tocht Lausanne - Compostela  een afstand van 1660 km betekent.

     

    Tijdens de voorbije nacht had ik Olive Green in de damestoiletten opgesloten. Het is tijd om haar te bevrijden. Na overleg met mezelf zal ik vandaag naar Italië sporen, want ik heb nog zoveel weg af te leggen en de belangrijkste stukken van mijn reis moeten nog komen. Zij liggen aan de andere kant van de Alpen. Daarom fiets ik dus naar het station van Lausanne. Ook de toekomstige Zwitserse Jacobspelgrim verlaat de jeugdherberg. Hij puft me op zijn Puch voorbij en hij steekt lachend zijn duim omhoog. Dwars door Lausanne, ja, en dat gaat goed bergop want vroeger was hier op het einde van het wielerseizoen een klassieke klimkoers voor profrenners. Ik ben rap aan het hijgen en zweten, omdat ik teveel kledij draag. Te voet gaat gemakkelijker en zo kan ik ook af en toe de weg vragen aan andere voetgangers. In de lokettenzaal van het station is er een machine die nummers geeft zodat iedereen eerlijk zijn beurt krijgt, maar er zijn toch mensen die voorkruipen. Niet op alle treinen mag mijn fiets. Daar is wat discussie over tussen de vrouwelijke bedienden. Het zal  de trein van 16u13 worden voor mij. Ik koop het ticket 38774 naar Milaan via Brig. Dat kost 58,00 FS plus 16,00 FS voor mijn Olive Green.  Met de glimlach betaal ik met mijn golden Eurocard. Twee maanden later zal ik om mijn uittreksel kunnen zien dat mijn overtocht naar Italië  1893 BEF had gekost.

     

    Italia, land van zon, kunst, vrouwen en wijn, maffia en paus, Coppi en Bartali,  osso bucco en spaghetti, we zijn in aantocht, op weg  naar U  … . Maar ik denk plots dat mijn JH-lidkaart nog in de Rue du Muguet ligt terwijl ik in het station sta. Ik blaas even uit in de wachtzaal en probeer mijn dag te plannen. Ik zie weer de twee meisjes uit Californië die de vorige avond naast mij zaten toen ik briefkaarten schreef. ‘ Hello’ en brede ‘smile’ natuurlijk . Als rugzaktoeristen willen zij naar Wenen, de stad van Sissi en van de blauwe Donau.  Zij zijn zo knap en jong. Ik ben zo oud en lelijk. Maar met mijn schone zwarte Wheeler pet, mijn grijzende baard, mijn bruine armen en benen, mijn indrukwekkende fiets, maak ik toch sterke indruk op hen. Zij beseffen dat ik geen kleine cowboy ben. Voor een schoon geldstuk van 5,00 FS mag mijn fiets met bagage in de consigne blijven tot aan het vertrek van onze trein. In het nabije postkantoor verstuur ik een brief van 320gr naar huis en dat kost me nog 5,00 FS. Om te komen aan het station langs een omweg had ik wel 4km nodig maar het is me nu duidelijk geworden dat via binnenwegen de jeugdherberg dichterbij ligt. Ik wil toch mijn lidkaart gaan terughalen, die zal nog nuttig zijn in Italië . Ik vrees echter dat de jeugdherberg ondertussen gesloten is. Daarom neem ik pen, papier, envelop, zegel, en kan zo indien nodig, schriftelijk vragen die kaart naar de jeugdherberg van Ravenna te zenden op mijn naam, zodat ik de kaart daar terug zou vinden. Ik stap in de zon verder en wanneer ik op 500 m van Rue des Muguets ben kom ik op straat toch wel zeker de baas van de jeugdherberg tegen. Ik leg hem het probleem uit, maar hij stelt me gerust : de receptie is open op dit uur want op vrijdag is dat nodig voor de gasten van het weekend.

     

    12.00 u. Youth Hostel International de Lausanne. Inderdaad, gisteren waren de deuren gesloten en vandaag zijn zij open. Ik krijg onmiddellijk mijn kaart terug. Een groepje studenten is er aan het supporteren  voor twee blijkbaar slimme en ernstige kerels die een duel uitvechten in het backgammonspel, doch ik begrijp niets van dat spel en verlaat dan maar stilletjes de jeugdherberg. Ik por mezelf aan om wat beter op mijn zaken te letten en om niet meer domweg over struikelstenen te vallen. Verlies, diefstal, achterlaten, van een document betekent in het buitenland altijd kopzorgen en verlies van tijd.

     

    Belangrijk wordt nu mijn telefonisch contact met thuis. In een glazen telefooncel bel ik tot wanneer mijn telefoonkaart dood gaat. Goed nieuws. Na jaren twijfel heeft mijn echtgenote zich een droogkast gekocht. Zij heeft ook de garage beter ingericht met diverse bakken om huisafval te sorteren en om brandhout te stockeren. Wanneer mijn fiets uit de garage is palmt zij natuurlijk de plaats van mijn tweewieler in. Geen ruzie tussen ons. Scheiding , of liever afstand, brengt vrede in het huishouden. Daarna zoek ik een restaurant. Het is overal schoon en te duur. Ik stap dan maar een zaak van delicatessen binnen waar ik een fles fendant, een quiche Lorraine en een sandwich met hesp koop. Met deze voorraad in een plastieken zak, slenter ik nog wat door de haven tot wanneer ik een zitbank zie. Ik eet er met veel genot en geniet van de fles fendant. Een zwerm mussen beweegt zich rond mij. Die vogeltjes hopen op wat kruimeltjes en ik maak ze gelukkig door wat stukjes van mijn brood met hen te delen. Terwijl de inhoud van de gekoelde fles fendant rap vermindert, zwerft mijn blik over de adembenemende schoonheid van Lac Leman en in de verte, aan andere oevers van het grote meer, liggen Genève, Nyon, Montreux, Vevey, Evian, Thon-les-Bains.  Wat is het leven mooi hier op die bank in de zon, met mijn buikje lekker vol en met nog een restje wijn in mijn fles.

     

    Maar ik mag mijn overblijvende tijd zo toch niet blijven vullen. Ik ga op zoek naar het Elysée van Lausanne, een museum waar kopergravures van Rembrandt en van Durer te bewonderen zijn.

    In de tuin van Grand Hotel zie ik een moeder met een jongetje . Hij wil op en af een kleine glijbaan en kan daar niet genoeg van krijgen. Ik blijf even staan want dit tafereel herinnert mij aan een vakantie te Menton, reeds twintig jaren geleden toen ik ook mijn kind mocht op een glijbaantje plaatsen. Ik was toen evenwel een kleine bankbediende met een hypotheeklening op de schouders, iemand die voor vrouw en kind een kamertje huurde, terwijl de mama van dit jongetje wel op een prinses gelijkt. Zij is van een buitengewone elegantie, groot en slank, donkerbruin van huid, zwart haar en draagt een lichtblauwe lange cape, een lang kleed.  Wat ik nog nooit zag : zij verstopt haar gelaat achter een gouden masker. Is zij te schoon en mogen andere mannen haar niet zien, of is haar gezicht lelijk geworden door wonden of huidziekte ?  Dit moet de mooie echtgenote, misschien de concubine van een schatrijke sjeik zijn, of van een belangrijk man uit India. Moest ik een zware jongen zoals Dutroux of Hamers zijn, dan zou ik nu direct toeslaan en dat jongetje meepakken. Van zijn papa zou ik 2.000.000,00  $ eisen om hem terug te brengen. Die dollars zou ik dan op een Zwitserse bankrekening plaatsen, niet op mijn naam, maar op een geheim nummer, of misschien zou ik een luis huren op naam van Mlle Olive Green. Het jongetje amuseert zich goed. De langzame bewegingen van de vrouw geven me de indruk dat die schone lady ziek of ongelukkig is. Misschien is dat ook wel zo, en is die rijke man van haar niet de ideale echtgenoot en tedere minnaar waarvan zij droomde. Zij verblijft ondertussen wel in dit dure hotel waar de groten der aarde logeren en waar geen enkele werkende mens ooit zal komen.

     

    Ik kan het Elysée maar niet vinden, maar ja, ik ben in de war door die prinses  en ook door de fendant die me nu te pakken heeft, me laat afzien en doet stinken van het zweet na beklimming van vele trappen. Ik merk dan dat ik boven het Musée Olympique ben gekomen. Terwijl ik zit en rust op een muurtje, kijk ik naar het meer en naar de tuin van het grote museum van de sport waar ik de vorige dag was. Daarna wandel ik weer naar beneden en smokkel ik mezelf via de open deuren en vensters van het restaurant het museum gratis binnen. Na mijn handige slalom aan de achterkant van dat gebouw stap ik de lege bibliotheek binnen. Aan de dame die daar vandaag zit vraag ik met ernstig gezicht waar informatie kan ingezien worden over de Spelen van Barcelona 1992. Zij legt me uit welke de mogelijkheden zijn. Even later bevind ik me voor kasten waar de vele verslagen van jarenlange voorbereidende vergaderingen de ruimte vullen. Van alle sporten die te Barcelona op het programma stonden, zijn alle namen van deelnemers, coaches, bestuursleden, scheidrechters, en atleten te vinden. Eens deze referentie gevonden dan komt men vlug terecht op de uitslagen die er geboekt werden zelfs door de minst goede deelnemer. Daar waren nog veel boeken en fardes die ik zelfs niet heb aangeraakt zodat ik niet kan vertellen wat er in stond. Mijn bedoeling is wielrenner Nima Ebrahimnejad terug te vinden, die bij ons thuis logeerde en waarmee ik een zomer lang naar de wielerkoersen trok. Door te vermageren en te trainen kon Nima begin ‘92 de minima behalen voor de ploeg van Iran die hem heeft opgesteld voor de 100 km tijdrit op de weg en voor de ploegenachtervolging op de piste. Zonder veel zoeken vind mijn oog zijn rugnummers terug en wat precies er te Barcelona door zijn ploeg werd gepresteerd. Een fotocopie van de bladzijden waarop de naam Ebrahimnejad staat zal ik posten naar Virginia in de USA voor deze olympiër die ik een tijdje als mijn zoon had beschouwd. Op andere boekenplanken doorblader ik nog vele boeken. Vooral de Aziatische boeken over tafeltennis boeien me omwille van de foto’s want Chinees of Japans begrijp ik natuurlijk niet. Ik vind ook enige boekjes van voor de islamitische revolutie in Iran en daaruit maak ik ook wat afschriften van bladzijden in de Persische taal. Zo ben ik goed bezig, maar plots denk ik aan het uur. Het is 5.30u . Met olympische spoed spurt ik daarom weg uit dat museum.

     

    Om in de warmte niet te voet naar het hoger gelegen station te moeten klimmen neem ik de metrolift, een soort tram, voor een kort ritje van 2,20 FS, steil naar omhoog. De trein wacht op ons. Olive Green staat in de gang en stoort een beetje de andere mensen. Ik zink neer in een oud leeg compartiment. Even later vertrekken we al. Een tijd lang zie ik nog het prachtige meer en daarna is het schouwspel voorbij want er volgen rotsen, andere treinsporen, oude gebouwen. We rammelen langzaam bergop doorheen de vallei van de Rhône. In de hellingen zie ik hoe dorpen en villa’s zich hebben genesteld en zich schuil houden. Nadien verschijnen er in de verte hoge bergen met nog wat sneeuw en nog hoger hangen grijze wolken.

     

    Sion.  Brig. De meeste treinreizigers stappen af, stappen weg langs het perron. Nog wat enkelingen blijven met ons op de sporen. Opnieuw sleurt de locomotief aan haar zware last. De Simplon Tunnel geeft een beklemmend gevoel, maar dat duurt niet lang en weldra rijden we weer in open lucht. Dat ik te Dommodosola moet verhuizen naar het voorste gedeelte van de trein komen drie verschillende treinwachten met tussenpauze me melden. Zij vrezen alle drie dat ik de Franse taal niet begrijp.

    We arriveren in Dommodosolla, maar ik ben niet dom, hoor !

     

    Zo’n zwaar beladen fiets op en af een oude trein krijgen is moeilijk werk. Het lukt me deze keer redelijk goed. Met weinig snelheid rijdt de trein nu verder door vele stations. Ik besef niet dat wij al bergaf aan het rijden zijn. Opeens daagt er een meer op en wat later nog een ander meer. Ik zie daken met roodbruine pannen en dan besef ik dat wij voorbij  Lago Maggiore komen. Ik spring recht en ga in de gang staan aan het raam. Zo kan ik een blik werpen op Isola Bella  en een glimp opvangen van de wonderschone omgeving rond de Borromee eilanden. Ik ben blij en begin te glimlachen. Dit is een gans andere land waar ik nu kom.  Italia, waar de citroenen bloeien en waar zovele andere dingen zijn die ik wil ontdekken en leren beter kennen. Een kwartier later boemelt de zware trein door de lelijke industriële suburbia van Milano en is mijn treinticket volledig opgesoupeerd.

     

    Siske, je bent aangekomen in Cisalpijns Gallië. Hier moet je tonen dat de fietsende en tafelende Belgen de dappersten zijn. Van nu af krijgt gij geen müesli meer om te eten maar wel veel pasta,  wijn en gelati  !

     





    22-02-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Uitblazen aan het grote meer.

    RUSTDAG TE LAUSANNE .

     

    Vandaag wordt het maar een kort ritje. Van boven in de heuvels laat ik me downhill naar beneden rollen in de richting van Centre- ville Ouchy. Ik daal niet langs de drukke hoofdweg, maar zigzaggend door de randgemeenten ben ik er weldra. Ik heb vandaag niet eens mijn fietsschoenen aangetrokken. Stop aan de kathedraal van Lausanne, waar ik me begeef naar een van de vele publieke toiletten die deze propere stad telt. Ik was mijn handen niet in de onschuld maar in de wasbak, en breng mijn kledij wat in orde. Wanneer ik terug in de zon kom, word ik aangeklampt door een oudere dame en ik krijg terstond de gedachte  ‘ Wat verlangt die van iemand die uit het herentoilet komt  ? ‘.

    Zij is gekleed in een tweedelig beige ensemble, draagt een dure handtas, een hoed, en haar vingers zijn vol ringen. Zij trekt me tot bij twee andere dames die wat verder staan.  Ik begrijp nu dat zij de stadsgids is die op dit uur wil starten met een rondleiding. Ik volg de kleine groep en luister naar haar uitleg. Fijn. Divers.  Keurig.  Goed. We verkennen een uitzonderlijk monument van duizend jaren oud dat vele malen werd herbouwd tijdens de loop der eeuwen. De bouwwerken en de verbouwingen vielen dikwijls stil door geldgebrek. De kathedraal werd oorspronkelijk gevestigd op een rots, een sokkel van maar 100m breed en daar zo een gebouw op vastleggen was enorm moeilijk.  Boven op de toren is er een fantastisch panorama te zien. De kathedraal van Lausanne is in deze tijd een hoofdkerk van de protestanten. Zij is echter het belangrijke symbool van de hedendaagse godsdienstvrede in Europa en van het oecumenisch denken. In het jaar 1924 kwamen hier 500 vooraanstaanden van verschillende godsdiensten samen om te praten en te bidden. Madame de vrijwillige stadgids toont ons wat gotiek is en vooral de glasramen, recent werk van artiesten uit verschillende streken van Zwitserland. Een groter rozetraam springt in het oog. Het is geweldig, mysterieus en veel ouder dan het andere glas. Ik ontmoet er het liggend beeld van de huurling. Hij was een ridder die het leven van de Engelse koningszoon had gered. Als beloning kreeg hij een fortuin, en de goede huurling gebruikte al dat geld om deze kathedraal verder te bouwen. In een protestantse kerk zijn de stoelen geplaatst in een cirkel rond de preekstoel. Maar in Notre Dame van Lausanne is dat niet zo, want de stoelen staan er op rijen zoals in een kerk van de rooms-katholieken. Vooraan staat er een meubel waarachter zowel een priester, een rabbijn, een pope, een dominee als een predikant kan plaatsnemen om  gelovigen van zijn godsdienst toe te spreken of om een godsdienstige oefening te leiden. In deze oecumenische kathedraal is dat mogelijk. Een katholiek nonnetje zorgt in deze reusachtige kerk voor onderhoud, bloemen en kaarsen, alsook voor de papiertjes die met fijne naaldjes op een  prikbord worden gespijkerd. Gelovigen die iets willen vragen of die hun dank betuigen, schrijven iets op deze papiertjes, en alle gebeden en gezangen die in deze kathedraal plaatsvinden brengen deze intenties tot waar zij moeten komen, namelijk in de hemel bij de Goede God. Een levensgroot beeld van Sint Jacob de Meerdere is aanwezig links van de ingang.  Ik blijf de gids volgen en ergens toont zij ons een zeer oud stuk muur dat onbewerkt wordt gehouden omdat er duidelijk schelpen op staan uit vroeg Middeleeuwse tijden. In de ruimte waar wij ons daar bevinden sliepen eens de pelgrims uit de Romaanse tijd. Dit en andere kenmerken tonen dat de kathedraal eerst veel kleiner moet geweest zijn en dat een straat met galerijen er dwars door heen liep.

     

    Hoog in de toren is er nog iets bijzonders. Er woont daar sedert altijd permanent een klokkenluider, een Quasimodo, die nooit meer naar beneden komt voor hij sterft. Altijd is de hoge toren van Notre Dame een fantastische uitkijkpost geweest. Het verkeer in de stad, het naderen van vijanden, de brand die woningen, bossen of velden bedreigde, werden door de wakende wachter gezien. In september 1996 werd pas het mannetje uit de toren geplaatst in een home voor ouderen waar zijn verblijf door het stadsbestuur wordt betaald.  Nu woont er een nieuwe eenzaat op de toren, een architect die voor deze levenswijze koos. Het klokkenspel wordt door een computer geregeld gedurende de dag. Maar om de slaap van de inwoners niet te storen en om de traditie te bewaren is het nog altijd die levende man van vlees en bloed die ’s nachts met zijn stem het uur schreeuwt. Er is ook alleen maar een wissen mand die net zoals vroeger aan een koord hangt en geen lift noch trap. Langs de mand worden regelmatig eten, drinken, boeken, bloemen, fruit, briefwisseling, papier en potloden, naar boven getrokken. De nieuwe man in de toren van Lausanne beschikt natuurlijk ook over een computer, telefoons met draad en zonder draad, radioverbinding. Hij is geëquipeerd om het daarboven uit te houden tot ver in de éénentwintigste eeuw. Die mens is er trouwens niet alleen want een aantal katten houden hem gezelschap en deze poesjes zijn zeer nuttig om de duiven en de muizen uit de toren te houden. De klokkenluider is opgetogen met zijn situatie. Hij kan er rustig plannen tekenen, nadenken, ademen, spioneren, schilderen, of gewoon als een eremijt mediteren en bidden. De man op de toren heeft geen bult en geen Esmeralda vertroebelt zijn gedachten, zijn geweten. Dat mannetje dat bijna op de maan woont is een gehandicapte die in een rolstoel zit. We verlaten de kathedraal. Aan de uitgang waar mijn fiets is vastgehaakt bedank ik beleefd de edele dame van het stadsbestuur voor de rondleiding die langer dan een uur had geduurd. Zij weigert een fooi want zij is erg fier van deze gratis rondleiding te mogen geven. Wanneer ik haar vertel dat ik een pelgrim met een schelp ben op weg naar Rome, is zij gelukkig want vandaag werden haar woorden, haar kennis  en haar enthousiasme niet verspild.

     

    Zelden bracht ik zo’n plezant uur door in een kerkelijk gebouw.

    In de autodrukte slalom ik ondertussen tot aan de boorden van het Meer van Genève, Le Lac Leman. De grote dichter en reiziger, de onsterfelijk Goethe noemde deze schone reusachtige waterplas  DE MEESTER VAN ALLE MEREN.

     

    Hier mogen aankomen, ongeschonden en blij, in de zon aan het water op een vreedzame middag , na een route vol emoties, is werkelijk groots.  Ik adem heerlijk en diep. Ouf in ben in Ouchy !

     

    Een groot infobord achter glas laat mij vlug het plan van Lausanne in mijn hoofd steken. Ik weet hoe ik moet rijden en kom waar het Kampioenschap van Zwitserland Triathlon binnen twee dagen zal plaatsvinden. Ik zie een aantal mensen timmeren, plakken, verven, brainstormen, om alles klaar te maken voor dat sportevenement. Ik bewonder organisators zoals zij, want ik was zelf een tijd lang zo vol stress bezig, maar gaf het vlug op.

     

    13.00 u -  Ik bereik le Chemin du Muguet waar de Jeugdherberg ligt. Er is daar blijkbaar niemand.  In een soort konijnenkot, achter tralies, kan ik al mijn fietstassen veilig opbergen en ook mijn fiets keten ik daar dubbel goed vast. Ik verander van kledij en weldra loop ik als een wandelaar in rode korte broek op mijn Mephisto’s terug naar de boorden van het meer. Een mooi park,  een klein zandstrand met vrouwen in monokini, zeilboten, grote motorboten, drijvende zwanen, duikende eendjes, zwemmende visjes, strelen mijn ogen. Dit is de Riviera van Zwitserland. Lac Leman is een zee met rustige golven. Van de oppervlakte van dit meer zijn 348 km² Zwitsers en 234 km³ Frans. De lengte van het meer is 72 km en de maximum diepte 310 m. De zo machtige Rhône komt van Oost naar West, van links en loopt naar rechts, op de plaats waar ik aan het wandelen ben. Adembenemend.  Schitterend.  Zonnig.

     

    Op deze plaatsen wandelen mannen en vrouwen rond, van alle leeftijden, alleen, per twee of in kleine groepjes, met kinderen en met huisdieren. Soms zijn die mensen wereldberoemd of zeer rijk. Maar hier zijn het wandelaars, stille genieters van lucht, water en zon. Ook ik loop hier incognito rond, net zoals eerder Samaranch, Simenon, Kissinger, Béjart, Chaplin, Baron de Coubertin,  Moboetoe, Calvijn, Goethe, hebben gedaan, om alleen maar van beroemde heren te praten want ook de allerschoonste vrouwen wandelden hier langs de boorden van het meer.

     

    Ik bereik dan roltrappen, en kom in de tuinen van het OLYMPISCH MUSEUM.  Mooie fonteinen spuiten er water. Spel van licht, opborrelend schuim, water in beweging  en als ik het geheel bekijk is het helemaal niet zo moeilijk om zo het water te laten vloeien, maar er moet natuurlijk veel water zijn en ook een schone helling met onderaan een beekje waar alles wegloopt wat via pompen werd omhoog gebracht. Ik rust wat uit, eet stokbrood met tonijn en met een koffie. Ik geniet van de mooie tuin, van het prachtige weer. Een kwartier later voel ik me terug sterk genoeg en ik stap de arena binnen, het grote gebouw van het Olympisch Museum, aldaar gevestigd sedert 23 juni 1993.  Deze topattractie voor toeristen in Europa bezoeken kost  14,00 FS . Een magneetkaart geeft toegang tot toonzalen, ruimten, databases en videoschermen. Voor wie een brede interesse heeft voor de Sport en voor de geschiedenis van het Olympisme is dit museum een waar aards paradijs of reeds de zevende hemel, naar gelang men omhoog of omlaag kijkt. Het valt op, maar het is te begrijpen, dat de Winterspelen in Zwitserland veel belangrijker zijn dan in Vlaanderen. Wij hebben geen bergen, geen sneeuw en geen ijs, geen overdekte sporttempels om te schaatsen of ijshockey te ontwikkelen. Kunstwerken. Medailles. Souvenirs. Projecties. De uren vliegen voorbij voor de bezoeker die ik ben, één van de 210.668 betalende bezoekers van dat jaar. Teveel is teveel, wanneer dit alles zo maar plots op je af komt. Op de laagste verdieping of zou men het al een kelder noemen, is er een bibliotheek met boeken in alle talen, boeken over sport. Ik open een Chinees boek over tafeltennis en een zeer mooi boek over de wielersport dat ik me moeilijk zou durven kopen omdat het nogal duur is, zeker voor een jong gepensioneerde met een verkleind inkomen. Ik kom er de prachtige foto tegen, in sepiakleur uit 1924, tonend de campionissimo Ottavio Bottechia die zijn eigen gezicht proper spuit met een fles sodawater. Maar het uur vordert, en omdat ik eigenlijk nog niet ben ingeschreven in de jeugdherberg waar ik twee nachten wil slapen, moet ik terug te voet naar Rue du Muguet.  Ik vrees ondertussen dat door die triathlon er geen plaats meer zou kunnen zijn. Maar er is nog geen probleem. Bed 3 op Kamer 5 is voor mij in die jeugdherberg die één uur later is volgeboekt met reizigers uit heel de wereld. 

     

    Na een warme douche steek ik me opnieuw in andere kledij, en begeef me voor het avondeten naar de eetzaal.  Ik val samen met een Duitstalige leraar die graag Frans spreekt. Hij rijdt graag op motorfietsen van het oudere type, van die ronkende tweewielers waaraan hij regelmatig kan sleutelen. Zo was eens ook mijn vader, in de fifties, met zijn Bella scooters. Hij is een dertiger die naar de jeugdherberg kwam om er het verblijf van zijn klas te regelen. Wij spreken over de pelgrimsweg naar Compostela.  Hij zou graag die eens doen met zijn  Puch motorfiets. Het werd een lang en goed gesprek. Omdat ik uit het buitenland kom, vindt hij dat het zijn plicht is de koffie en de koekjes te betalen.

     

    Nadien vertrek ik per fiets voor een ontspannen ritje doorheen Lausanne by Night. Niet de lichtjes van de Schelde maar wel de lichtjes van Lacus Lemannus zie ik in de heerlijke late avond. Op  straat zijn nog weinig auto’s doch tientallen rollerskaters storen  de voetgangers en de zeldzame fietsers. Ik moet niet meer eten en ik vind nergens een sympathieke brasserie om iets te drinken. Aan het terras van de Möwenpick stop ik dan toch,en ik besluit van me een dure ijscoupé te laten serveren. Voor zover ik het begrijp is Möwenpick een bedrijf dat enerzijds ijs verkoopt en anderzijds hotelkamers verhuurt. Mijn zatte compagnon van vorige avond zegde dat Swissair en Möwenpick gemeenschappelijke belangen vertegenwoordigen. Als stewart was het in die hotels dat hij van Swissair gratis mocht slapen in verre wereldsteden. Hij gaf zich daar uit voor lijnpiloot. Maar de drankjes en de dames in de bars van die hotels waren voor zijn pree van stewart te duur. Zo was hij verplicht van wat te smokkelen om zijn inkomsten te verhogen om de tred bij te houden van zijn kameraden piloten, niets illegaals uiteraard want hij wou zijn toffe job niet riskeren. In de Bolero van het Haspengouwse Halle-Booienhoven is het ijs beter en vooral veel goedkoper is weldra mijn conclusie.

     

    Het is warm en niemand gaat graag naar bed op deze avond. Zelfs na middernacht zitten vele jongeren nog naar televisie te kijken in de jeugdherberg. Er is ook een familie Pakistani die blijkbaar van plan is in de zetels van de speelzaal te overnachten omdat alle bedden bezet zijn. Ik schrijf een paar briefkaarten om thuis te melden dat ik Zwitserland zal verlaten. Ik heb een plastieken tas waarin ik papiertjes, folders, blaadjes, tickets, rekeningen,e.a.  bewaar. Ik breng daar wat orde in door drie hoopjes te maken. Het eerste voor de vuilbak, het tweede om in een enveloppe naar huis te sturen, een derde die ik in mijn nabije toekomst in Italië nog zal nodig hebben.

     

    Waar slaap ik ?  O, ja, in bed 3 op kamer 5, of is op het bed 5 in kamer 3 ?  Maar, kom toch ouwe jongen, er zijn gewoonlijk toch maar 4 bedden op een kamer in een jeugdherberg zoals deze.







    17-02-2009 om 10:44 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    14-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Elvis Presley - It's now or never.
     Once upon a time when when we were
     the crazy fans of the king of rock 'n roll.
     
     

    Voor de oude rockers. 

    Voor wie van Elvis houdt, een leuke site met de mooiste liedjes

    72 LIEDJES MET TEKST EN UITLEG VAN DE GROOTSTE ALLER TIJDEN

    ELVIS PRESLEY

     

    http://www.xs4all.nl/~beggens/panel-01.htm


    14-02-2009 om 07:40 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    10-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Tussen Mamishaus en Savigny
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Te Mamishaus slaap ik op een zolder onder een dak van prachtig nieuw hout, mooie balken, geen stof, veel ruimte. Er ligt een hoop heerlijk stro van een halve meter dik over een oppervlakte van twintig vierkante meters. Een stapel propere paardendekens laat mij toe de heerlijkste slaapplaats te maken en waskoorden maken het mij mogelijk veel kledij na wasbeurt te drogen. Omdat ik er veilig en alleen ben maak ik mijn tassen eens leeg om ze te verluchten en om eens terug te bekijken wat ik allemaal bij heb en zovele dagen meesleur. Zowel het avondeten als het ontbijt vindt plaats in de huiskamer van boer en boerin. Aardappelen met kaas  in de oven gebraden en mooie stukken varkensvlees maakte mevrouw voor ons.  Ik kan heel lang praten met die mensen. Zij hebben folders over de Jacobsweg  en over de landelijke organisatie van Schlaf im Stroh. Ik zie dat er in Zwitserland 288 adressen zijn waar gastvrijheid en kwaliteit wordt aangeboden tegen lage prijs aan wandelaars, trekkers, pelgrims, families met kinderen en  hond of kat, natuurliefhebbers, en ruiters met paarden. In de tuin is er een klein zwembad  en een afdak waar barbecue mogelijk is.

     

    Ik eet goed en vroeg.  De gastvrouw telt me maar 34,40 FS en zij vergeet de warme douche te tellen, doch ik betaal haar graag de voorziene 2,00 FS voor dat supplement. Het is een goede moeder, een flinke boerin, maar rekenen als een winkelierster kan zij niet.

    Met een goed gevoel verlaat ik Mamishaus. Even kom ik op een origineel stuk pure Jacobsweg uit de Middeleeuwen, voorzien voor voetgangers maar niet voor fietsers. Mijn volgend doel is zeer belangrijk. Ik moet absoluut de Kapel van Tafers gaan bezoeken. Voor pelgrims met schelp op de hoed,  is dat een hoogtepunt want zij kennen allemaal het verhaal van ‘ Le pendu dépendu’  op de Camino Francese dat volgens grote traditie wordt in ere gehouden met een haan en twee kippen in de kerk van Santo Domingo de la Calzada. Hier volgt dit verhaal voor wie het nog niet kent :

     

    Een vader was met zijn vrouw en zijn zoon vertrokken op pelgrimstocht naar  het ‘in finibus terrae’  van Galicië. Zij overnachtten in een herberg waar tijdens de nacht een wulpse meid de schone jongeling wou verleiden. Maar de vrome knaap wees haar aanbod af.  De slechte vrouw wilde zich daarom wreken en stak stiekem een zilveren schaal in de reistas van de voetganger. Die werd toen hij die herberg verliet beschuldigd van diefstal en kon geen uitleg geven alhoewel hij andermans goed zeker niet had ontvreemd. Het gerecht ging snel in die tijd . De rechter veroordeelde de jonge dief tot de galg en verbande zijn ouders uit de stad. Zonder medelijden werd dit vonnis door de beulen uitgevoerd. De vader en zijn vrouw vervolgden hun pelgrimstocht. Ondanks het vreselijk verlies van hun zoon vervolgden zij hun weg en hun geloof was niet minder doch werd zelfs groter van dag tot dag vermits zij onderweg zich als de besten gedroegen. Toen zij op het eind van de lange weg Compostela bereikten, hebben zij gebeden om vergeving van de misstap van hun zoon. Op hun terugweg naar huis, toen de ongelukkige feiten in die herberg reeds veertig dagen waren gebeurd, kwamen zij aan het huis van de rechter die hun zoon ter dood had veroordeeld. Zij klopten er aan om te vragen op zij het stoffelijk overschot van de gehangene mochten oprapen en meenemen om thuis te begraven. De rechter was afwezig en de ouders gingen dan maar zonder toelating naar de galgenheuvel . Indien vogels, nachtdieren en insecten het lijk van hun zoon nog niet helemaal hadden opgepeuzeld konden zij wellicht nog resten van hem vinden. Toen zij op de lugubere plaats kwamen werden zij met verstomming geslagen. Een onzichtbare man, wellicht een engel of een heilige pelgrim, had hun zoon gedurende bijna zes weken op zijn schouders laten zitten en de vogels hadden brood en kaas gebracht, en de hemelse dauw had hun tongen vochtig gehouden. De gehangene was nog altijd springlevend alhoewel hij al zolang met zijn nek aan de koord hing.

    Dit was een mirakel  !

    Vol blijdschap liepen de vader en de moeder terug naar het huis van de rechter. Deze was na een zware werkdag terug thuis en genoot van een goed avondmaal.  Omdat hij zag hoe stralend hun gezichten waren , wilde de rechter hen toch ontvangen. Maar hij kon niet geloven wat zij vertelden. Lachend dronk hij aan zijn roemer wijn en toen hij de voor hem net gebakken kip wilde oppeuzelen sprak hij alzo :  ‘Zoals U eerbiedig ik de wil van God en eer ik de Apostel van Compostela, maar ik geloof niet dat uw zoon die wel degelijk zijn straf kreeg  er nog altijd ongeschonden aan dat touw bengelt. Ik geloof  ook niet dat deze kip die hier op mijn teloor ligt nog een ei kan leggen. … Toen gebeurde er een van de grootste mirakels uit de eeuwen der eeuwen.  Plots trokken de stukken gebraden kip weer samen, veranderden in een kip met witte pluimen en deze door de mens zo geliefde vogel, kakelde eens, legde een mooi ei, en vloog van de tafel weg door het open venster, op zoek naar de haan die zij al een tijdje miste. Toen moest de rechter het wel geloven. Hij liet die ouders hun levende zoon mee nemen. Hij gaf hen geld voor de terugreis,  voor kaarsen, offergaven en aalmoezen.  Want de man die rechter was had zich onvergeeflijk vergist. Om toch nog een kans te maken om in de eeuwigheid die na zijn eigen dood voor hem zou volgen niet bij de verdoemden te zijn, besloot hij van kluizenaar te worden en van de voeten te verzorgen van zij die stap voor stap de moeilijke pelgrimsweg volgden. Dit verhaal, dit scenario, bestaat in ontelbare talen en versies. Als mirakelspel werd het duizend maal door toneelspelers opgevoerd onder de torens van al de grote kathedralen van Europa, overal van Lubeck tot Burgos, van Antwerpen tot Firenze, van Canterbury  tot Praag.

     

    En ik, wie ben ik , op mijn fiets kom ik aangereden aan de kerk van Tafers en  zonder moeite ontdek ik, hedendaagse pelgrim met  minder geloof dan die rechter, de kapel met het aloude verhaal van het wonder, geschilderd op een buitenmuur. Een tuinman komt me onmiddellijk groeten, maar wellicht is hij ook de pastoor en de koster van deze kerk, of zelfs Sint Jacob vermomd als een gewone sterveling.  Hij vraagt me of ik een stempel wil voor mijn boekje waarmee ik te Compstela mijn diploma zal krijgen.

    Ik bedank hem voor zijn goede wil en ik vertel hem hoezeer ik stempels haat na een gevangenistijd van één en dertig jaren in het administratief milieu van de Algemene Spaar en Lijfrente Kas van het Koninkrijk België te Brussel. Gelukkig mocht ik afvloeien naar vroegtijdig pensioen alvorens de koord van de galg mijn nek volledig had dichtgesnoerd. Nu kan ik als een vrij man niet naar Spanje pelgrimeren, maar wel naar Rome. De man glimlacht nog eens en daarna neemt hij terug zijn gieter om voor de bloemen te zorgen die de omgeving sieren.

     

    Ik stop al mijn muntstukken in de offerblok, zeker 6,55 FS , maar als ik aan de bibliotheek achter in de kerk kom heb ik al spijt dat ik dat heb gedaan. Voor 6,00 FS mag ik daar een veelkleurige  folder over den Alten Pilgerweg  oprapen, heel duur maar zeer mooi. Omdat ik mijn centen dus in de verkeerde kas heb gestort moet ik zonder zondige bedoeling die toffe folder wel pikken. Terwijl ik dit doe pink ik een oogje op Jacobus Maior die daar onder de vorm van een beeld let op dat winkeltje zonder bediende aan de kassa. Vaarwel Tafers,  ik ken en hou van jullie schoon verhaal.

     

    Na  een ontspannende fietstocht bereik ik weldra de stadswallen van Altstadt Freiburg waar ik prompt op de blauwe Europese kentekens van Le Chemin de Saint Jacques bots die ik zeventien dagen geleden ook al ontmoette te Dinant. Ik volg deze door de hele stad. In een wijk met meerdere antiekwinkels stijgt de straat scherp op lelijke oude kasseien. Ik spendeer enige tijd in de Sint Nicolaas kerk waar de Middeleeuwen nog echt aanwezig zijn en ook de Apostel, geschilderd op het plafond van deze kathedraal.  Ondertussen deed ik mijn wandelschoenen aan en , vermits ik met mijn voeten op de grond sta , voel ik weldra dat ik nu ben te Fribourg en Suisse Romande.  Aan ‘ La Maison du Peuple’ begint mijn maag signalen van honger te geven,  maar hun  ‘ Menu du Jour’  inspireert me niet om socialistisch te gaan eten. Ik wandel verder hopend van een betere eethuis te ontmoeten. Ik loop door Fribourg tot wanneer ik gastronomisch nulgedrag vertoon en op straat ga zitten aan een tafeltje van de McDonalds voor een Big Mac Menu. Knabbelend aan dat  ‘ fastfood ’  kijk ik naar de vele vrouwen die er door de winkelstraat lopen. Maar tussen al die Suissesjes is er géén die zo schoon is als de Zwarte Madonna en zeker ook niet als de Garota de Ipanema. Vrouwelijke exemplaren van het menselijk ras bekijken is geen zonde,  maar een vette hamburger eten te Fribourg is wel een zonde. Want deze stad staat in alle reisgidsen vermeld als een plaats met talrijke goede  gastronomische specialiteiten.

     

    Tot aan het station volg ik de tekens van le Chemin de St-Jacques, maar plots ben ik dat hulpmiddel kwijt. Erger nog, ik heb geen enkel gevoel meer voor de goede richting. Even na het middaguur staat de zon nog in het zuiden en zo vind ik dan weldra de weg naar Romont. Het is nu veel beter weer dan tijdens de voorbije vijf dagen. In volle zon rijd ik tot  Notre Dame de la Route. Ik kom in een mooie tuin, waar ik aan een priester met een witte boord mezelf voorstel en vraag of ik eerbiedig wat mag rondkijken.  In een modern gebedshuis ontmoet ik Notre Dame de la Route. De woorden die ik al vele jaren niet meer gebruikte en die ik dacht vergeten te zijn  - wat op 19 augustus te Beauraing trouwens het geval was - kan ik plots weer gebruiken om een gebed te zeggen, een weesgegroetje uit mijn jeugd te prevelen. Ik bid er voor de veiligheid op de weg, de veiligheid van mezelf en van alle andere fietsende weggebruikers, kinderen op hun fietsjes zowel als renners en sportievelingen op de schone racetuigen.

     

    ‘ Quand le Diable devient vieux, il se fait ermite   … ‘  wordt  wel eens  gezegd zowel in de Vaud als te Vaux-et-Borset. Vermits ik daar nu toch sta voor Notre Dame de la Route denk ik nog eens terug naar de tijd  (1986) toen ik plannen smeedde, wegkaarten bestudeerde, om te geraken tot een heiligdom op de Hebriden, nog verder dan Land’s End  in Schotland  om aan het einde van de wereld ‘ in finibus terrae’  een bezoek te brengen aan Notre Dame de la Route, daar in het verre vochtige en koude Noord Westen. Maar ik was nooit in staat om die plannen ook te realiseren. Tevens vraag ik aan de Heilige Maagd nog een schoon en lang leven voor Joseph Massie, de pastoor van Créon d’Armagnac, die zijn leven wijdde aan Notre Dame de la Route, en haar zelfs herdoopte tot Notre Dame du Cyclisme.

     

    Zo loopt de tijd voorbij.  Fietsen is voor mij geworden zoals ademen. Zonder veel besef van wat ik doe, zit ik alweer op mijn zadel. Mijn goesting om de pedalen te bewerken is behoorlijk goed en ik vorder verder diagonaal door Zwitserland van rechtsboven naar linksonder. Soms stop ik om te plassen, om te drinken, of om het zweet van mijn lijf te wrijven met een handdoek omdat het in Romandië zoveel warmer is geworden. Gekomen aan een kruispunt vind ik een leuke plaats om wat op een bank te rusten. Er staan enkele bomen, bloemen en wat gras, maar ook een winkel waar kaas en melk worden verkocht. Ik koop er yoghurt.  Terwijl ik op die bank zit, mijn buikje vul, en op nieuwe krachten hoop te komen, zie ik naar de vruchteloze pogingen van een autostopper die door niemand wordt meegenomen. Hij staat daar nog altijd wanneer ik vertrek en hem voorbij rijd. Waarom ik dat doe weet ik niet, maar tijdens het voorbijrijden schreeuw ik hem toe  ‘ Tu n’as pas la gueule de l’emploi ….! “  Als antwoord op deze woorden steekt die autostopper zijn tong naar mij uit, en hij toont mij ook zijn opgestoken middenvinger. Hedendaagse agressie. Communicatie van lage kwaliteit. Me dunkt dat er in het schone Zwitserland moeilijk een meer vulgaire type zou kunnen zijn dan die kerel op dat kruispunt.

     

    Daarna volgt voor Olive en mij redelijk veel klimwerk. Mijn trui wordt nat van het zweet. Op de top van de berg trek ik mijn regenjasje aan. Dat was een goed initiatief want in de lange bergaf is er veel wind. Vele kilometers schuiven onder mijn voorwiel. Enkele plaatsen waar ik voorbij snor waaronder Moudon, hebben een rijk verleden. Tussen Bern en Vaud was er een lange strijd met wisselende overwinningen, maar zelfs vele deskundigen in geschiedenis hebben het moeilijk om uit te leggen hoe en waarom alles was gebeurd. Met mijn ogen van voorbij trekkende reiziger zie ik dat op het einde van de twintigste eeuw in de Vaud er vele arbeiders zijn van buiten Europa die graag aanvaarden om aan de laagste lonen te werken in de fabrieken. Want industrie is hier aanwezig, en opvallend veel mensen van het zwarte ras.

     

    Op de weg naar Lausanne wordt het nu veel te druk om veilig te fietsen. Ik bereik weldra mijn doelstelling van de dag, namelijk minimum tachtig kilometers afleggen. Wanneer ik te Chalet à Gobet aankom, begin ik al uit te kijken naar logement. Het wordt voor de volgende nacht een camping in de Café-Camping van Pra-Collet te Vers-chez-les-Blancs, waar vele mensen permanent wonen in caravans nadat zij hun huis verkochten of verhuurden aan buitenlanders die te Lausanne of Genève hoge lonen optrekken in de internationale instellingen, organisaties, en bedrijven. In spoedtempo bouw ik mijn tentje op. Ik kan het Leman Meer nog niet zien, maar ik voel en ruik die enorme massa zoetwater reeds en in de lucht zie ik  vogels vliegen die ik tijdens de voorbije week niet zag.

     

    De keuken sluit in het restaurant om 21u00. Ik moet dus zorgen dat ik niet te laat aan tafel ga zitten.  Meestal zijn Philipijnse vrouwen ten hoogste 1m 60 en heel licht van postuur, maar de bazin van het restaurant die ook uit de buurt van Manila komt is toch wel 1m 70 en 80 kgr, een vrouw van mijn maat dus. Zij bakt in haar open keuken op deze avond paardenbiefstuk. Ik neem er rijst bij en een fles fendant. Aan een tafel naast mij zitten Zwitsers van Swissair  die met hun groep veel rumoer maken. Zij zijn al goed zat. Wanneer ik mijn steak heb opgegeten nodigen zij me uit aan hun tafel. Zo verneem ik dat zij samen vroeger een orkestje vormden en dat de oude kameraden muzikanten op die avond mekaar terugvonden bij een van hen die nu deze camping uitbaadt met zijn Philipijnse schone. Die man gaat wat later trouwens zijn Azzola harmonica halen. Er komt geregeld nieuw bier op tafel, ook een rondje van mij om mijn nationaliteit te onderstrepen. Ik luister en babbel heel lang en veel met een van hen, de jongste.Hij is stewart op de lijnvliegtuigen van Swissair. De anderen zijn reeds allemaal gepensioneerden van diezelfde maatschappij. Even na 23u 00 smijt de Philipijnse ons buiten omdat het sluitingsuur is. De jonge Zwitser wil nog verder praten, zelfs elders nog meer pinten gaan drinken, maar ik ben zijn gezever beu. Zijn verhalen hoe hij in mooi uniform van Swissair in alle werelddelen vrouwen kon versieren boeien mij niet langer.

     

    Wanneer ik terug in mijn tent ben realiseer  ik me dat ik stink naar bier, rook en zweet, en dat ik mezelf die avond nog niet had gewassen alhoewel ik toch een penning van 10,00 FS kocht die me toegang kan verschaffen tot een privé cabine met warm water. Maar plots, paniek, ik ben mijn portemonnee kwijt waarin ik die penning had gestopt. Ik ga dus even liggen in de toestand waarin ik me bevind. Het duurt niet lang tot ik zeker word dat het niet kan en niet mag met ongewassen lijf liggen te slapen en dan ook nog in de kledij waarmee ik die dag fietste. Ik kruip terug uit mijn iglo. In de maneschijn zet ik me in mijn blootje, zodat ik van alle lucht geniet en ik wrijf met mijn hand over mijn dikke buik gevuld met drank, rijst en paardenbiefstuk. Ik heb geluk, want ik vind mijn portemonnee terug. Aan de ingang van mijn tent was hij uit mijn trainingsvest gevallen omdat ik de ritsluiting van mijn rechterzak niet had dichtgetrokken. Ik trek mijn pyjama aan over mijn bloot lijf. Het zandmannetje strooit wat in mijn ogen en weldra ben ik aan het slapen. Maar ik word nog tweemaal wakker om te plassen en een andere maal voor groter werk op de WC. Dat is altijd vervelend en storend voor een kampeerder met kleine tent. Wanneer ik hoor dat het leven ontwaakt is op de camping, omstreeks sept heures du matin, kruip ik een laatste maal naar buiten. Met de penning in de hand, proper linnen, zeep en een grote handdoek begeef ik me naar de warme douches waar ik nog alleen ben op dat uur. Rechtstaand profiteer ik zoveel mogelijk van het heerlijke warme water dat mijn ingezeepte body, benen en billen mooi afspoelt. Maar plots ongewild gebeurt er wat. In de algemene ontspanning lost mijn dikke darm plots een lichte bruine brei, nogmaals die ochtend, maar het vele water van de douche zal weldra alle vuil probleemloos meevoeren via de dalende buizen naar de wateren van de Rhone. 

     

    Met in mij een absoluut gelukzalig gevoel ben ik klaar voor deze jonge dag die me nieuwe ervaringen zal laten beleven.

     

    ( Savigny 5 september 1996 -  De pelgrim op weg naar Rome ) .

     

     

     

    10-02-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De jaren die vergeten werden- Tussen Louis XIV en Louis XV.

    OP   ZOEK   NAAR  DE   HISTORISCHE  PHILIPPE  II  D’ORLEANS.

     

     

    Louis XIV  zag vele van zijn familieleden sterven. Toen ook hijzelf overleed op 1/ 9/ 1715 was zijn  wettelijke opvolger een marmot van slechts 5 jaar. Zoals voorzien in het  testament van de Zonnekoning  werd een regent benoemd om Frankrijk te besturen en  een voogd om de toekomstige koning op te voeden. Philippe II  werd alzo staatshoofd. Spoedig keurde het Parlement  ook goed dat hij en niemand anders zou zorgen voor de kleine Louis XV.  

    De Regent was goed gekend als liederlijke losbol na zijn werkuren,  maar tijdens zijn dagtaak evenaarde hij zijn nonkel en schoonvader Louis XIV op gebied van geheugen, werkkracht, scherpzinnigheid en intelligentie. Het was niet gemakkelijk de positie over te nemen van de 77 jarige  absolute vorst  want de laatste jaren van de beroemde koning waren globaal genomen een ramp geweest. Tot op 24 oktober 1722  hebben de regent  Philippe II  d’Orléans  en Kardinaal  Guillaume Dubois  veel gepresteerd  (14) en geprobeerd om in Frankrijk een totaal nieuwe ambiance te brengen na de grandeur en de militaire glorie die  zo lang hadden geduurd, maar die op loodzware staatsschulden, hongersnoden  en ellende eindigden .

     

    ‘Le Régent’ is een grote witte diamant, thans van onschatbare waarde, bewaard in het Louvre. Deze edelsteen van 140,5  karaat  werd door Philippe II d’Orleans  gekocht in 1717.  Hij behoorde tot de Koninklijke Schat van Frankrijk, werd gedragen in 1722  bij zijn kroning door Louis XV,  door  Marie-Antoinette die graag met juwelen pronkte, en door  Napoleon  in 1804 tijdens zijn aanstelling als Keizer.  In 1887  werden de juwelen van de Koninklijke Schat verkocht  aan  Tiffanys  & Co, doch niet  ‘Le Régent’  want die ging naar het  grote museum te Parijs.

     

    De  Regent was een edelman met veel talenten.  Hij kende van buiten alle voorname familiestambomen van Europa. (dossierkennis op dat gebied kon oorlog vermijden, want heel de Europese ‘ noblesse’  bezat onduidelijke rechten op rangorde, macht en eigendom  zodat een topdiplomaat toen nauwkeurig moest weten wie met wie sliep en had geslapen….). Hij studeerde geschiedenis, filosofie, wetenschappen  (vooral scheikunde), aardrijkskunde,  schaakspel, muziek, opera, binnenhuisarchitectuur, kunst (gravures  en schilderijen)  … .

    Naar hem is trouwens genoemd de stijl  Régence  (of  pre-rococo),  te herkennen aan het diamant- en schubmotief.  Hij bracht  eind 1715 de Schotse economist  John Law naar Parijs  om de Franse Schatkist  terug in evenwicht te brengen.  Law  bracht oplossingen en was een viertal jaren populair door het invoeren van het papieren geld.  Hij ruïneerde echter nadien vele speculanten die zijn raad volgden en slechte beleggingen deden.  Die Schot moest toen  naar Venetië vluchten waar hij in de nattigheid dra stierf aan longontsteking .

    De Regent moest een rebelse jonge man aanpakken die satirische stukjes had geschreven over wat ’s nachts op het Palais Royal gebeurde. Omwille van  ‘ belediging aan het Staatshoofd’ vloog  François-Marie Arouet  voor tien maanden de cel in op La Bastille.  Die gevangene  schreef  daar  Oedipe  (1717)  en gebruikte voor de eerste maal de pseudoniem  Voltaire   . 

    De Regent  vergat zijn vroegere kameraden  uit 1693 niet.  Er was reeds  Dubois  , doch ook de voormalige musketier  Louis de Rouvroy,  Hertog van Saint Simon , die zijn persoonlijke raadgever werd . Saint Simon (15 ) wordt beschouwd als een van ’s werelds beste schrijvers van essays en mémoires. De Regent  was beschermheer van  Stuck en Gervais  (muziek), van   Molière (toneel), en van de jonge Emilie du Chatelet (wetenschappen) .

    De Regent kreeg in mei 1715 het bezoek  van Peter de Grote, de tsaar van Rusland, een zeer belangrijk  man uit die tijd.  Dit was toen een belangrijke uitwisseling van ideeën.

     

    In 1718 bezorgt de Regent grote middelen aan Jean-Baptiste Le Moyne, Seigneur de Bienville, om in de kolonie een stad te stichten : La Nouvelle-Orléans , genaamd naar zijn familienaam. Inderdaad New Orleans,  in de delta van de Mississippi die op 29 augustus 2005  door de orkaan  Katrina  werd verwoest. Gebouwd op basis van een dambordplan in het midden, groeide er op korte tijd een grote stad in de Nieuwe Wereld.  Het werd een levendige stad die weinig  sliep zoals Philippe II zelf. Zij was multiraciaal, kosmopolitisch, libertijns en losbandig. Er werd daar erg getafeld, gedronken, gefeest, in  Le Vieux Carré Français. Maar reeds in 1722 werd de nederzetting verwoest door een orkaan.

    Op 27/11/1721 werd  De Bende van Cartouche ter dood veroordeeld. Louis-Dominique Cartouche  (1693-1721)  was de bendeleider van bandieten en  struikrovers. Zijn  faam liep tot op heden door via volksverhalen , boeken en films.  Armoede, bankroet, desertie uit het leger, had van velen zwervende misdadigers gemaakt . Banditisme  was in die tijd  een  plaag geworden. Dat zelfs Cartouche gepakt  kon worden , deed velen begrijpen dat misdaad niet loont en wordt  bestraft.. Tijdens de korte periode die de zijne was realiseerde  de Regent  als staatshoofd zeer veel.  Hij  droeg de macht van de absolute koning over aan Raden.  Na een periode van strengheid onder Louis XIV werd alles losjes: politiek, religie, zeden.  Ook al  wordt hij even door Spanje uitgedaagd toch zal de buitenlandse politiek van Frankrijk voorlopig niet terug tot oorlogen  leiden.  Philippe II  breekt  met de Stuart’s die nog steeds begerig zijn naar de Engelse troon  en daarvoor willen vechten, maar vermits de Regent  een vredelievend man was, past hij ook al blijft hij overtuigd van de grootheid van Frankrijk . 

    Op gebied van godsdienst kan Philippe II via zijn Kardinaal Dubois  kalmte brengen, zodat  zowel de hevige Jansenisten als de opkomende vrijmetselaars en de diverse  protestanten niet  teveel  brokken  maken zoals in de tijd van de godsdienstoorlogen.   

     

    (14) In het museum Carnavalet  (Parijs)  staan Philippe II en zijn minister Dubois samen op een schilderij.

     

    (15)Louis de Rouvroy, duc (=hertog) de Saint-Simon  (1675-1755)  en zijn achterneef   Claude-Henri de Rouvroy, comte (graaf) de Saint-Simon (1760-1825)  zijn twee verschillende beroemde mannen .  De jongere Saint-Simon , als revolutionnair en  utopisch socialist , deed afstand van zijn adellijke titel.  Hij was een hervormingsdenker, filosoof en economist ,  ten tijde van de Franse revolutie. Zijn  gedachten over de klassenstrijd inspireerden  later Marx en Engels. Volgens hem zou de wetenschap de toekomst van de mensheid  sterk veranderen en  dat is ook zo geweest.  Hij vocht mee met  La Fayette in de USA, maar was waarschijnlijk niet te Neerwinden in 1793.


    Le joli temps de la Régence où l’on fit tout excepté pénitence ….. (volkslied XVIIIe eeuw)

     

     

    Philippe II,  Duc de Chartres,  Prince de sang par naissance,   Petit Fils de France,  Duc d’Orléans, Duc de Valois, de Nemours et de Montpensier,  Régent du Royaume de France pendant la minorité de Louis XV,   Ridder van  Het Gulden Vlies, Chevalier du Saint-Esprit, Pair de France,  Prince de Joinville et de La Roche-sur-Yon, Comte de Beaujolais, libertijn  en  liberaal,  had  vele  pijlen op zijn  boog.  Zijn huis  staat er nog steeds : Palais Royal.

    Thans  zijn in dit historisch gebouw gevestigd : La  Comédie Française,  Le Ministère de la Culture  en  Le Conseil d’Etat. In  Palais Royal hield de  Regent  nachtelijke  feesten, bacchanalen  waarop hij  de  ‘roués’ inviteerde. Dat waren ter dode veroordeelden  die op het uur van de opkomende zon door paarden in vier stukken zouden getrokken worden, een vreselijk  einde.  Meer nog  dan van een laatste sigaret mochten deze mensen nog eens goed van alle genoegens des levens genieten  alvorens naar de hel te worden afgevoerd. Tijdens een zodanige lange nacht bewees de Regent  steeds hoe goed, hoe machtig, hoe intelligent en wijs, hoe veel hij kon eten en drinken, en ook hoe pervers en  wreed hij wel kon zijn.

    Weinig werd er geschreven  over de miserie van onze voorouders  (16) op het einde van en na de glorierijke tijden van  de Zonnekoning van Versailles.

     

    De interim tussen Louis XIV en XV  werd vergeten door zij die voor de schoolboeken de geschiedenis van Europa schreven. We mogen ons afvragen of er een gat in de memorie van onze historie was, en keerpunt, een nulpunt,  een blanco pagina, of wat  ? .

     

    Dit is een felle vraag waarmee  vijftien onderzoekers van  Le Centre d’Etude du  XVIII-ième Siècle  zich gedurende drie jaren hebben bezig gehouden.

    Zij stelden zonder twijfel vast dat   de benaming   ‘ Le Régent’  en ‘ Régence ‘ veel  wordt gebruikt  als naam voor bars, hotels, restaurants, salons … . Dit duidt dan op de antieke stijl van het interieur van deze gelegenheden :  comfort, geen overdreven luxe  maar toch wel  leuk en chic.  Deze  stijl  werd geboren in een tijd van grote veranderingen,  een tijd  ook toen de  Franse taal  door alle belangrijke en  geschoolde  personen  wereldwijd werd gebruikt.  

     

    Zoals Philippe II d’Orléans  zijn weinig historische figuren behandeld geworden. Niemand heeft dezelfde mening over deze grote man.  Met beeld en met woord onderlijnen de enen zijn frivoliteit, corruptie, onbekwaamheid, terwijl anderen zijn intelligentie, scherpzinnigheid, hervormingen in de kunst en in de financiën roemen.  ‘ De verdorven prins ’  komt  echter nu wel weer uit de vergetelheid  waarin historici uit vorige eeuwen hem hadden gedumpt.

    De Regent is een fascinerende kerel, en dan komt daar voor ons Landenaren nog bij dat deze Philippe II  te Neerwinden  kwam meevechten en dus een oudstrijder van formaat was.

     

    Saint-Simon  toont zijn immense bewondering  maar verwijt  zijn goede vriend ook grove zwakheden.  Michelet , de grote geschiedschrijver,  stelt  de Regent voor als een leider, een voorloper,  met de ideeën  van 1789 .  Alexandre Dumas  brengt  Philippe meermaals in zijn romans.   Naast deze ernstige schrijvers  waren er echter toen ook  al de volksverhalen, de roddel, de vertelsels, de pastoors, de liedjeszangers en de dichters, die graag in de belangstelling kwamen door het zondige gedrag van  de belangrijkste  edelman van Frankrijk  in overdreven  woorden te  beschrijven.  Pest ,  hongersnood, sneeuwval,  te koude winters, te warme zomers,  bevroren druivenstruiken , sterfte van  dieren  of branden, te hoge prijzen in de winkels, schimmel, bankroet, rattenplaag, overstromingen, het was altijd de fout van  Philippe II,  want  God was verplicht om ‘la douce France’  zuur te straffen omwille van het duivelse gedrag van  haar ongelovige en  lichtzinnige Regent.

    De onderzoekers  zochten in vele landen  naar dagbladen uit het begin van die eeuw en in het bijzonder in  ‘La Gazette d’Amsterdam”.  De Regent  komt op bladzijden  van deze vroegste kranten  regelmatig voor.  Zijn globaal imago is in die gazetten zeker veel beter dan elders. Zij die bepaalden  wat er in de schoolboeken moest staan, hebben  Philippe II  ten onrechte afgeschilderd  als een  tijdelijke regeerder  die de grootse centrale macht  van Frankrijk  heeft verminderd .  Hij was onbelangrijk  voor ’s lands glorie .  Hij mocht worden  vergeten door de komende generaties. Maar als we moeten kiezen tussen een leider, een topdiplomaat, die domweg de buitenlandse machtshebbers en cultuur verplettert, en het stuurt naar honderdduizenden doden , of iemand die de vijandelijke machtshebbers  inviteert op party’s  die ze nooit meer vergeten  omdat zij daar  eten, drank en seks  ‘ à gogo’ kregen, en zagen dat het leven te schoon is om het te vernielen,  dan zullen we toch wel voor het laatste kiezen zeker ondanks de bedreven zonden.

     

    Maar door de film  ‘ Que la Fête commence !”  stapte de Regent  uit de vergetelheid. (1974).  Hij kwam ook nog meer terug  in het daglicht  vanaf  1996  door  de roman   ‘ Nous serons comme des Dieux’  van Eve de Castro  , alsook door  ‘ Le Régent  entre fables et Histoire’  , een boek uit 2003 geschreven door Denis Raymond  en Chantal  Thomas. Zonder dat hij ook  een ‘ Zonnekonig’ was , zoals zijn  nonkel  Louis XIV,  drijft de figuur  van de Regent  weer  aan  de oppervlakte. Want  na  drie eeuwen  blijft  hij velen  boeien.

     

    De twee boezemvrienden, leraar en leerling, strijdmakkers, levensgenieters, trawanten, meesters van Frankrijk,  die God spaarde op het slagveld van Neerwinden, omdat zij toen nog ruim een kwart eeuw  moesten presteren  voor henzelf en voor de rest van de mensheid, traden  af op 25 /10/1722  toen  Louis XV oud genoeg was geworden om de post van koning te  bekleden.  De nieuwe koning bleef hen waarderen,  maar beide mannen stierven kort nadat zij alle hoogten en laagten  van het menselijke bestaan hadden verkend en gekend.   Dubois, die van nederige afkomst was, stierf op 10 augustus 1723  en  Philippe II , die zijn moeder Charlotte-Elisabeth verloor in 1722, stierf op 2 december  1723 (17).

     

    In  Frankrijk liepen de zaken zeker niet beter na het heengaan van beide grote heren. In  1725  was het zo erg  dat  wegens voedseltekort  de mensen gras aten in  Normandië.

    Ik bespaar U het lief en leed dat de Regent  had met zijn kinderen, en het zou nog vele bladzijden kosten om uit te leggen wie al die prachtige hofdames van Versailles waren die toch ook  een grote rol hebben gespeeld. De geheime macht van de vele felle vrouwen  die achter de polygame mannen stonden die de geschiedenis maakten, is een schoon onderwerp dat hier niet wordt besproken, maar dat uitermate groot is geweest. Zij waren echtgenotes, geliefden, dochters, moeders, schoonmoeders, grootmoeders, nichten, tantes, kamermeisjes, kokkinnen, vriendinnen, ….  en behalve misschien uit de vele mantel- en degenfilms (18)  weten we veel te weinig over deze schone  doch vaak ook  bloeddorstige dames.

     

    08-02-2009 om 01:26 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het gebeurde op de 29 ste dag van juli.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DE SLAG VAN NEERWINDEN 1693 -  (Ons Landens Erfdeel Nr74)

    De overblijvende cavalerie van de Verbondenen  stak het gehucht  Wivelcoven   (een gedeelte van Neerlanden)  in brand. De vochtigheid van toen (12), het natte stro, zorgde voor een dik rookgordijn, waarachter mannen en paarden zich verstopten om ongezien  de verschrikkingen van het front te ontvluchten in de richting van Orsmaal .     

    Korte tijd nadien  - zij vochten al sedert 4u in de ochtend  en het was diep in de namiddag - was Luxembourg , door de verwarring die bij de tegenstand duidelijk werd , zeker van een Franse overwinning .  Hij schreef enkele krabbels op een papiertje en stuurde niemand minder dan de oude generaal  d’Artagnan  in galop naar Louis XIV  te  Marly  (Kasteel van Versailles) om de Franse zege te melden.

     

    GEDURENDE  MINSTENS  EEN EEUW  WERD DE SLAG VAN NEERWINDEN  1693 BESCHOUWD ALS  EEN HOOGTEPUNT IN DE MILITAIRE OORLOGSVOERING. 

    Er was ook grote discussie over wie deze Slag  eigenlijk had gewonnen.  De Hollanders die zich goed hadden gekeerd met 5 tegen 8  en die slim met beperkte verliezen het strijdperk verlieten  , of de Fransen die te vroeg victorie hadden gekraaid maar nadien alles moesten opruimen terwijl zij ook begrepen dat zij de schone kans hadden gemist om Oranje definitief uit te schakelen . Indien de horror nog één uur langer had geduurd was de hele oorlog gewonnen, nu was het maar de winst in een veldslag met een oneindig grote factuur.

    Later zijn de diplomaten er dan in geslaagd om de vijandelijkheden stop te zetten.

     

     

    Twee dagen na de slag  had de Prins van Oranje  zijn tenten opgeslagen te Eppegem nabij Vilvoorde.  Slechte verliezer als hij was , zocht hij naar schuldigen voor het verlies van de Slag. Hij vond dat drie Engelse cavalerieregimenten  lafheid hadden getoond te Neerwinden. Per lottrekking werden bij elk van deze regimenten drie soldaten aangeduid om daarvoor te boeten. Negen eigen soldaten die heelhuids uit de Slag van Neerwinden waren gekomen  werden toen zonder recht op verdediging  in aanwezigheid van alle troepen doodgeschoten. Maar deze negen mensenlevens te Eppegem betekenden helemaal niets op het ogenblik dat in  de Haspengouwse velden rond  de  Kapel van ’t  Kruiske  over een oppervlakte van dertig vierkante kilometers  minstens  27.000  doden lagen , aantal dat nog iedere minuut vermeerderde na de langzame dood van vele gewonden die op hopen in het bloed en de modder lagen, tussen de duizenden kadavers van paarden en de vele stilaan dovende vuurhaarden. Er was vlug geen eten, geen drinken, geen hygiëne meer voor de overwinnaars in heel de streek. De Fransen  hadden veel werk  met de recuperatie en de herstellingen van militair materiaal, munitie en kanonnen, dat werd samengebracht te Avernas,  met het gejammer van de burgers, met het bewaken van  1500  gevangenen,  met het evacueren van 4000 gewonden naar Namen en Hoei, met vullen  van massagraven  voor mensen  en voor paarden, met het repatriëren naar hun edele familie van de stoffelijke overschotten van officieren uit belangrijke families.

    De lijken werden ontkleed.  Kostbare kledij, schoeisels, riemen, helmen, persoonlijke bezittingen  van de gesneuvelden  werden gerecupereerd, opgestapeld, vervoerd. Gewonde paarden probeerde men te redden of schoot men dood.  Dokters en chirurgijnen,  priesters en aalmoezeniers   probeerden dag en nacht nog lichamen en zielen te redden. 

    Voor de doden was de Slag dan reeds gedaan.  Voor de plaatselijke bewoners  was er nog jarenlang schade. Er was geen huis meer om te wonen,  geen  gezonde druppel meer om te drinken, geen bed meer om te slapen. Door infectie  en epidemie  stierven vele mensen. De natuur herstelde zich sneller dan de mensen. In de zomer van 1694 bezocht een Engelse reiziger  Neerwinden. Die man schreef dat hij verwacht had van nog schedels en geraamten te zien liggen, maar dat in de velden waar zoveel wreedheid zich had afgespeeld  alles  terug mooi groen was en dat een scharlaken tapijt van veldbloemen er tot aan de horizon lag.

     

    (11)  Negentig vaandels van  overwonnen legereenheden van de verbondenen werden  in augustus 1693 gebruikt om de muren te bekleden  in Notre Dame, de grote kathedraal van Parijs.

     (12)  De vorige dag  was er onweer en regen, maar  29 juli 1693  was een snikhete laffe  zomerdag.

    Wat  gebeurde er met de mensen die het verschrikkelijke bloedbad, de hel van Neerwinden  overleefden . Zij vertrokken terug naar de vier windstreken van waar zij gekomen waren. Wellicht sneuvelden zij in een volgende veldslag, gingen zij  later op een andere plaats dan te Neerwinden of op een andere trieste manier dood,  misschien wel in een steekpartij tussen dragonders of musketiers,  een dergelijk schermpartij  uit mantel- en degenfilms. 

    Tijdens de jaren  1693 en  1694, door zwakte na hongersnood,  stierf  ongeveer 10 %  van de bevolking van Frankrijk door ziekte. Dat  waren twee miljoen  mensen.  Op 11/1/1693  was er te Val di Noto op Sicilië een aarbeving geweest die ook nog eens   60.000 doden had gekost.

    Carl Pansaerts bracht de situatie in beeld van bij ons.  Zie  Ons Landens Erfdeel 69 van 1 juni 2006, over  DE DOOD IN WALSHOUTEM .

     

    Wat er in de jaren volgend op  Neerwinden 1693  met   Chartres  en  abbé  Dubois  – rol gespeeld door Jean Rochefort (13) - zou gebeurd zijn , vult het scenario van de speelfilm  QUE LA FETE COMMENCE  en van een bijzondere periode :  LA  REGENCE .  

     

    Het meemaken van gruwel en miserie in oorlogstijd zindert sinds altijd nog levenslang mee in het geheugen  van de oud-strijders,  weerstanders,  geblesseerden,  krijgsgevangenen, helden,  ooggetuigen  en anderen die het echt meemaakten.  Zij overleefden het, maar kunnen nooit meer die herinneringen uitwissen van de onmenselijkheid, die zij zagen, voelden, uitvoerden, bevolen, organiseerden, duldden, goedkeurden, en nog meer … .

     

    De jonge edelman, Duc de Chartres, werd ondergedompeld in de slachtpartij van 1693.  Dubois , een man van God,  zorgde daar dat hij niet alleen heelhuids maar ook met militaire glorie terug in Parijs geraakte. Als tegenprestatie beloofde hij levenslang  partnership en zekerheid aan deze Dubois. Dat moest verder  ook wanneer  hij  later als regent de machtigste man werd,  en ook toen hij al besefte welke duivels er zich in die  geestelijke  verscholen.

    Op het einde van de film zien we hoe  Philippe II d’Orléans, zwaar vermoeid en ziek door zijn eigen losbandigheid, door het gebruik van braakmiddelen  en door aderlatingen, zo’n dertig jaar na Neerwinden een nachtmerrie krijgt. Zijn geweten aanvaardt plots niet meer al het slechte die zijn machtige rechterhand heeft laten gebeuren. Hij ijlt en ziet weer de kermende stervenden van het slagveld van Neerwinden. Daar zag hij hoe door het afzagen van een gewonde hand,  gangreen,  infectie en  dood  konden worden vermeden.  In volle verdwazing  wil hij daarom zijn eigen voorarm laten amputeren.  Met paard en koets op weg naar de chirurgijn die dat zou kunnen  realiseren, veroorzaakt hij een ongeval dat het boerenvolk woedend maakt. Deze woede zal het zaad  worden voor de latere Franse Revolutie die de wereld zal veranderen.

     

    (13)  topacteur  van de Franse cinema en televisie  - zie http://fr.wikipedia.org/wiki/Jean_Rochefort

     

     

          A   FAME ,  PESTE   ET   BELLO ,  LIBERA   NOS  DOMINE .

     

        Duizend gebeden waren onvoldoende om onze voorouders van  onheil te sparen .

     

     

                                                                    * * *

     

    Op het begin van 2008 kon ik in de nieuwe Standaard Boekhandel (waar vroeger de superette van René Petré was) te Landen me het boek ‘Vermakelijkheden van Brabant ‘ van De Cantillon  aanschaffen. Oorspronkelijk werd dit werk geschreven in 1770, maar  werd nu   herdrukt  . In hoofdstuk V  artikel VI   van dit groot boek staat :

     

     

     

    LANDEN.

     

    Deze Stad, in het Latyn LANDINUM genaamt, is gelegen aan de Rivier de Beeck, tusschen Leeuwen en Hannuye, twee mylen boven Tyllemont, en vyf van Leuven. Men houd dezelve

    voor een der oudste Steden van de Provincie, alhoewel de Oudheid ons daar geen gedenkteken heeft nagelaten. Sommigen zyn van gedagten, dat dezelve gesticht is onder de Regeering van Chilperic, door Pepin de Landen, Hertog van Tongeren en Brabant. Anderen in tegendeel beweeren, dat deze Prins, in plaatse van de Stigter daar van geweest te zyn, dien Naam ontvangen heeft, om dat hy in de Stad gebooren is, alwaar hy opgevoed en begraven werd, in ’t Jaar 647. Het zy zo het zy, men kan echter geloven, dat die Stad, alhoewel tegenwoordig verwoest, in dien tyd een aanzienlyke Plaats is geweest. Dezelve is ten minsten vermaard, in de Historiën , door den bloedigen Veldslag, aldaar voorgevaalen op den 29 July, in ‘ Jaar 1693, tusschen het Leger der Geallieerden, dat gecommandeerd werd door den Koning, Willem den III., en den Keurvorst van Beyeren, en het Leger der Franschen, onder bevel van de Veld-Maarschalk van Luxemburg. De Koning van Engeland stelde een groote menigte volks, van den een en anderen kant, in slagorde.  De Fransche zeer begeerig, om met de zwakheid van ’s Vyands Leger voordeel te willen doen, het welk toen niet meer dan in veertig duizend man der Vereenigden bestond, naderden om slag te leveren, met zulk een stoutmoedigheid, als of zy nog eens zo sterk en talryk geweest waren. Doch niettegenstaande hunne grote overmagt werden zy, tot driemaal toe te rug gedreven met verlies van een groot getal Officieren en Soldaaten ; maar eindelyck hun post hervattende, en telkens van versch volk ondersteunde wordende , verbraken zy een gedeelte van het Geallieerde Leger, en dwongen het zelve het Slagveld te ruimen, en naar Leuven en Namen de vlugt te neemen.

    De overwinning kwam den  Vyand duur te staan. Volgens de berigten van dien tyd, werden ‘er meer dan vyftienduizend man gedood, en wel negen of tien duizend man gekwetst. Men kan, zonder partydigheid, het verlies der Geallieerden naar evenredigheid van dat der Franschen begrooten. De slag werd anderszins genaamd, de Veldslag van Neerwinde, welk de naam is van een Dorp, naby Landen gelegen.

     

     

     

     

     

                                                                        * * *

     

     

     

     

     

     

     

    08-02-2009 om 01:17 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Neerwinden 1693.

    DE EERSTE SLAG VAN NEERWINDEN.

     

     

    In de maand juli  van 1693  vorderden  te voet en te paard vele manschappen  in de richting van ons dierbaar  Haspengouw.  De negentienjarig Chartres,  neef van Louis XIV, ‘abbé Dubois’,  Rouvroy , en ook graaf d’Artagnan, (5) van de musketiers, behoren tot deze oorlogzuchtige lieden. Wij citeren deze vier nog even, alsof zij de Vier Ruiters van de Apocalyps waren. Met tienduizenden kwamen zij toen. Waarom toch  overspoelden zovele soldaten, huurlingen, dragonders (6), musketiers, spionnen en edellieden onze streken  ?  Waarom willen zij  komen vechten en sterven in het land van mist en klei, tussen de hagen en holle wegen,  tijdens die slechte zomer van 1693  ?  

     

    We moeten weten dat er te land en ter zee van 1688  tot 1697 een oorlog was. Deze zoveelste oorlog bracht toen volgende kampen tegen elkaar :

    Enerzijds was er de Koning  Louis XIV en zijn vrienden plus familieleden uit de Franse gebieden ( waaronder ook Noord Amerika). Anderzijds was er Willem III,  Prins van Oranje-Nassau. Hij was de Stadhouder van de rijke Republiek der Zeven Nederlanden en door zijn recent huwelijk ook Koning van Engeland.

    Toen waren er in een nog verbrokkeld  Duitsland,  alsook in Zweden,  Savoie , Piëmont, Portugal en Spanje, vele edelen die de economische en territoriale expansiedrang van de Fransen niet meer aanvaarden. Zij stonden achter de Prins van Oranje (= de Liga van Augsburg ) en leverden hem maar al te  graag  troepen  tegen betaling. Ook  John Churchill de Marlborough , voorvader van Winston Churchill stond aan de kant van Oranje.

    Deze Negenjarige Oorlog wordt ook Successieoorlog van de Palts genoemd  en mag niet worden verward met de Hollands Oorlog  (1672-1678) (7), en ook niet met de Spaanse Successieoorlog  (1700-1713)  (8).

     

    De Vrede van Rijswijck betekende het einde van deze reeks gevechten (9) toen de beide oorlogvoerders fysiek  en financieel totaal waren uitgeput. Er was geen eten meer voor manschappen en paarden. Eigen en vijandelijke troepen hadden alles geroofd en platgebrand. Boer, molenaar en bakker waren dood of  werden vluchtelingen . De oorlog duurde negen jaren, maar er werd slechts bij goed weer gevochten. Wanneer het herfstweer  begon,  keerden  Willem van Oranje en zijn mannen terug naar huis voor  rust en warmte, terwijl de Fransen voltijdse beroepssoldaten waren die de winter doorbrachten in hun garnizoensteden. 

    De toen uitgevochten strijd werd een gelijkspel. Geen beslissing dus in dat jaar 1697, zou men zeggen, of toch niet, want zeker is dat  Willem III van Oranje  door Frankrijk als Koning van Engeland werd erkend en dat na de zeeslagen  uit deze oorlog  de Royale Navy  voor een lange periode,  tot in 1940,  de  grote baas  werd  op zee.

    Voor Vlaanderen, Wallonië en Luxemburg (Groot Hertogdom) volgden grote lasten omdat te  Nieuwpoort, Oostende, Kortrijk, Mons, Aat, Charleroi, Namur, Luxemburg,  Hollandse forten werden gebouwd om een vooruitgeschoven linie van Oranje tegen Frankrijk vast te leggen. Deze achtvoudige militaire aanwezigheid moest voor 60 % worden betaald door de  bevolking.  Dit was het Eerste Barrièretraktaat .

     

     

    (5)     d’Artagnan  werd veel later beroemd door  ‘ Eén voor allen, allen voor één …’  in De Drie Musketiers van Alexander Dumas, en door  talrijke mantel- en degenfilms. Te Neerwinden vochten   Pierre en Joseph de Montesqiueu d’Artagnan . Nog de één noch de andere  kan de beroemde Charles de Batz de Castelmore Comte d’Artagnan zijn geweest. Deze held is historisch te situeren  tussen 1611/15 en 1673.  Comte d’Artagnan  was een eretitel   voorbehouden aan  de hoogste gegradeerde van de eerste compagnie der musketiers.  

     

    (6)     Een dragonder is een infanterist die zich per paard verplaatste en te voet vocht. De vorm van zijn musket (geweer) deed denken aan  een draak, vandaar de naam.  1/3 van zij die te Neerwinden vochten waren dragonders.  De soldaten van toen droegen nog geen uniformen :  te Neerwinden droegen de Fransen een witte kleur en de verbondenen een groene kleur om herkend te geraken.   

     

    (7)     Louis XIV won de Hollandse Oorlog . Hij stelde Willem III van Oranje aan, hopende dat deze als marionet naar zijn wil zou regeren, maar hij verkeek zich flink op die man. Na de Glorieuze Revolutie werd deze patriot zijn sterkste vijand en zo kon er niet lang gewacht worden op een volgende oorlog.

    (8)     De Slag van Ramillies  van  23/5/1706  is een  episode uit de Spaanse successieoorlog.  Vanaf  het spoorwegstation  van  Racour  loopt er  thans een  fietspad  via de spoorlijn  Landen-Ramillies  naar Ramillies.  Zie ook Ons Landens Erfdeel 70/blz 67. Wie ooit het Kasteel van Edingburgh  bezoekt, mag daar het altaar ter ere van de winnaars van deze slag niet missen.

    (9)     De Negenjarige Oorlog  werd  betwist  over 18  partijen : vier belegeringen,  zes zeeslagen, en acht  veldslagen.  Het front strekte zich uit van Ierland,  de Noordzee, Vlaanderen, Rijnland, Savooien, de Middellandse Zee, tot in  Catatonië , alsook  overzee te Boston,  in Canada  en op de weg naar India.

     

    Aanbevolen :  Over Neerwinden  1693  waren er al meerdere belangrijke bijdragen  in  Ons Landens Erfdeel :  zie Nr. 19 van 1/12/1983, Nr. 26 van  1/3/1986 , Nr. 70 van 1/12/2006 , Nr 71 van 2007. 

     

    In de Eerste Slag bij Neerwinden speelde de Kleine Gete tussen de dorpen Eliksem en Neerhespen een belangrijke rol. (29 juli 1693) (10). Koning en stadhouder Willem III had zijn hoofdkwartier opgeslagen nabij de brug te Overhespen. Zijn troepenmacht van 50.000 man lag op de hoogten tussen Neerwinden, de Neerhespense Berg en Neerlanden,  uitkijkend naar de Fransen, ca.75.000 man sterk, die oprukten vanuit Landen dat toen nog bestond uit twee delen : het oude Sint Gitter en  een ommuurde benedenstad. De aanwezigheid van paarden  en muilezels wordt  geschat  op  40.000 . Daarbij dan nog zovele kanonnen  en honderden wagens om munitie, drank, voedsel, en  materiaal te vervoeren. Het is onvoorstelbaar   !   

    De legerstaf van de Liga achtte zijn opstelling, met een  blik op de vallei van Landen, en de rivier in de rug, als uitermate veilig, in zoverre zelfs dat de vooravond van de slag werd voorgesteld alle zeven bruggen over de Gete te vernielen, om de manschappen duidelijk te maken hoe zeker ze van de situatie waren. Dit werd afgewezen door de stadhouder, die zelf naast een brug gelegerd was, en niet zo zeker was van zijn eigen gunstige positie in een landschap met veel holle wegen,  hagendoorn overal,  natte weiden en zware leemgrond. Pas om drie uur in de namiddag, voor een vierde aanval, wierpen de Fransen 28.000 verse manschappen in de strijd te Neerwinden ter hoogte van de Kruiskapel. Zij geraakten door de  versperringen en op de hoogvlakte van Wange en Hespen speelden zich de afgrijselijkste tonelen af : het grootste cavaleriegevecht van die eeuw. De Fransen kwamen als overwinnaars uit de strijd. Willem III   kon vluchten en reeds kort daarna zijn  legers  terug herorganiseren.  

    ‘Messieurs, souvenez-vous de l’honneur de la France’ :   met deze strijdkreet  luidde  Luxembourg  de start  in voor de beslissende stormloop aan het hoofd  van Maison du Roy, de beste soldaten van toen,  die voor het eerst de bajonet van Vauban gebruikten  ( een origineel exemplaar opgegraven  te Neerwinden wordt bewaard in het Museum van Rufferdinge) . Nadat zij eerst met hun musket alle kogels wegschoten, konden zij op de loop van dat primitief geweer hun bajonet vestigen en in de hand werd dit een vreselijk steekwapen.

    Zie ook  :

    - http://www.muisgrijs.be/report/regionaal/neerwinden/vb_01.htm

     

    (10) 1693,  is MDCXCIII   voor het Gregoriaans kalender, maar ligt voor de Chinezen  (gebaseerd op zon en maan  in 4389-4390, is voor de Romeinen  2446 zijnde Ad Urbe Condita (sedert de stichting van Rome), en is voor de joden die beginnen te tellen  vanaf de Schepping van de wereld  5453 -5454 .

     

     

     

    DE NACHT VOOR DE SLAG .

     

    Zonder trompetten noch tamboers  ( ‘ en silence et en sourdine’)  waren de Franse troepen  , (90 bataljons infanterie en 200 escadrons ruiterij ) gevorderd  van Vinalmont tot Landen .

    Op nauwelijks iets verder dan één  kanonschot verder wachtten de Verbondenen (60 bataljons infanterie en 120 escadrons cavalerie) .    

    De  Hollandse, Duitse, Engelse,  troepen  waren  tijdens de voorbije weken vaak van plaats veranderd. Te  Neerhespen waren hun generaals samengekomen en zij meenden dat het terrein geschikt was om met minder cavalerie toch te kunnen winnen.

    Het stond dus in de late namiddag van 28 juli 1693  vast  dat er op de volgende dag een belangrijke veldslag zou volgen. Met de voor velen aangekondigde dood in het hoofd  begonnen de manschappen van Oranje toen werkzaamheden  om hun frontlijn te versterken.

    Wat toen in ongeveer 10 uren werd gepresteerd met spade, schop, houweel en bijl,  klopte alle   records van vroeger en van nu.   Lees even wat een getuige schreef.

     

     

    « La nuit entière, nous entendîmes dans le camp des ennemis un bruit et un mouvement extraordinaire dont nous cherchions à deviner la cause. C'étaient les cinquante mille soldats Alliés, qui, transformés en travailleurs, faisaient des abatis, élevaient des fortifications et construisaient des barricades avec l'ardeur fiévreuse d'un peuple d'abeilles dans sa ruche. Lorsque le jour parut, Luxembourg, debout avant l’aube, eut sous les yeux un spectacle imprévu. L'aspect général du terrain s'était, depuis la veille au soir, modifié comme par enchantement.

    “ Une vaste forteresse avait surgi du sol et se hérissait dans la plaine. Devant le front du camp ennemi, de Neerwinden à Rumsdorp, s'élevait un immense parapet, haut de quatre pieds et percé de meurtrières et bordé d'un fossé profond . Tout du long, de petites redoutes flanquaient cette crête de distance en distance . Une centaine de canons, hissés sur ces ouvrages, luisaient dans la brume du matin.

    “ Trois des villages  étaient changés en citadelles. Neerwinden avec ses murs crénelés, les palissades qui le couvraient et les barricades qui encombraient ses rues, paraissait un fort imprenable.

     

    ( Wie meer wil lezen :     http://pageperso.aol.fr/marsouin18/Neer1693.html)  .

     

     

    DE  DAG  DAT  WIVELCOVEN  IN DE VLAMMEN VERDWEEN .

     

    Het is niet de bedoeling een reportage  te brengen over het gebeuren op deze vreselijke dag of brede militaire uitleg te geven over opstelling, krijgsverrichtingen, troepenbewegingen.

    Ik houd het bij enkele sprokkels die me troffen.

    Willem III  (1650-1702) , Prins van Oranje-Nassau, Stadhouder der Nederlanden, Koning van Engeland, Opperste  Legeraanvoerder van de Verbondenen, was een astmalijder die klein en tenger was. Hij kon over zijn schouders en zijn ribben zelfs geen harnas verdragen . Hij vond het zeer belangrijk dat zijn ereteken van de Orde van de Kousenband  steeds goed zichtbaar bleef voor officieren en manschappen.

    Henri de Montmorency (1628-1695), Maarschalk van Luxemburg en Frankrijk, later bekend als  “Luxembourg, le Tapissier de Notre Dame”(11) had een bult . Hij kende een loopbaan met hoogten  en laagten (omstreeks 1680 viel hij in ongenade waardoor hij 14 maanden  opgesloten werd in La Bastille). Hij overleefde bij wonder vele vreselijke veldslagen. De overwinning te Neerwinden 1693 maakte van hem een nationale held en een militair genie. Deze glorie was kortstondig want in het verre India sloegen de Hollanders reeds op 8 september van datzelfde jaar hard terug door de katoenstad Pondichéry van Frankrijk af te pakken. Weldra viel Luxembourg zwaar ziek  en overleed op 4/1/1695  aan longontsteking. Zowel de winnaar als de verliezer hadden noch de  ‘look’  noch  het postuur van de grote beroemde krijgsheren. Het waren geen mannen om standbeelden naar te maken, geen beroemde figuren om straten of pleinen naar te noemen.

     





    08-02-2009 om 00:58 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bijdrage in Ons Landens Erfdeel Nr 74.

    DE REGENT   PHILIPPE  II  D’ORLEANS.

     

    Tot in onze eeuw nog  behoort de familie d’Orleans tot de hoogste  ‘noblesse’ . Veel mannen dragen  de  voornaam  Philippe in deze belangrijke stamboom.  Philippe II  d’Orléans - de rol gespeeld door Philippe Noiret in  ‘Que la Fête commence’- was de zoon van de enige broer van Louis XIV,  de grote  Roi Soleil  .

    Deze Philippe II (geboren in 1674) was intelligent, maar onhandig in de jacht en in de gevoelens tegenover vrouwen. Hij danste bovendien slecht tijdens de bals van Versailles. Hij droeg als kleuter reeds de titel van Hertog van Chartres, kreeg een opleiding van militair en van diplomaat,  en genoot van het leven eigen aan de edele lui van toen. Aan de zijde van de jonge Chartres  werd steeds gezien ‘ l’abbé Dubois’, leraar en geestelijke leider. Deze Dubois was een goddeloze, aalgladde en hebzuchtige priester.

    De ‘zonnekoning’  Louis XIV,  geeft aan zijn neefje een post in het leger, maar  hoopt ook dat hij spoedig door een kanonbal van zijn paard zal worden geschoten. Het verloopt door godswil anders, zeker ook in de hel van Neerwinden. Te Versailles wordt hij door de ‘courtisanes’ en mouwvegers al vergeleken met de militaire genie ‘Le Grand Condé’, hetgeen jaloersheid opwekt. Daarom neemt Louis XIV zijn neef uit de oorlogsvoering weg,  trouwt hem met  ‘la Demoiselle de Blois’, de dochter die hij heeft met Madame de Montespan. Gedurende enkele jaren  studeert  Philppe II  flink verder. Later in  1706  krijgt  hij dan toch eindelijk een topfunctie in het leger. Zijn  houding is er gewoonweg  schitterend, zodat de entourage van de ouder geworden Louis XIV beseft dat hij een grote leider kan  zijn.

     

    ‘ Il m'est arrivé, dans le passé, de ne point apprécier les agissemens de mon neveu.  Mais celuy-cy a su changer ses manières, pour le mieux et je l'espère, pour de bon.’

    (  Opinie van de oude Louis XIV over zijn neef  Philippe II d’Orléans )

     

     

    Wie waren de ouders van  Philippe II van Orléans  ?

     

    Het waren toen  rare tijden. De koningin van Frankrijk , echtgenote van Louis XIII, was reeds  22 jaren getrouwd en nog steeds was zij kinderloos. Toen werd zij plots tweemaal zwanger en baarde twee zonen : Louis (1638) en Philippe (1640). Terwijl Louis een koninklijke opleiding kreeg  , werd dit aan de tweede  prins onthouden. De traditie wou  dat de tweede zoon van de Franse koning  de titel  Hertog van Orléans mocht dragen. De koningin maakte van dit zoontje het meisje dat zij nooit kreeg. Haar biechtvader  Mazarin vertrouwde de jonge hertog  toe aan zijn neef, met de bedoeling dat die zoon nooit te veel ambitie zou hebben.

    Deze tweede zoon, Philippe I  is gekend  als ‘ Monsieur , Duc d’Orléans, Frère Unique du Roy  ‘. Hij woonde op   Le Chateau de Saint-Cloud, ook genaamd   La  Maison  de Gondi.

    Vandaag  - nu homoseksualiteit beter aanvaard is  -  worden  Louis XIII,  Mazarin, en ook Monsieur, geciteerd als groten die toen reeds hun geaardheid niet geheim hielden.

     

    Monsieur was gelukkig getrouwd met Madame (3). Zij had een stevig Germaans uiterlijk. Omwille van haar politiek huwelijk veranderde zij moeiteloos van het protestantse naar het katholieke geloof, zodat zij als enige schoonzuster van Louis XIV  de tweede belangrijkste vrouw  werd in  Europa, op het einde van de XVIIde  eeuw. Deze Duitse was zeer intelligent. In die tijden toen dames van adel salons animeerden waar het schrijven van brieven een belangrijke bezigheid was,  kon Madame Elisabeth-Charlotte von Wittelsbach-Simmern  zich goed bezighouden.  Voltaire schreef 10.000  brieven. Elisabeth-Charlotte ondertekende er 60.000. Tussen haar eminent gezelschap vertoefde de wiskundige Gottfried Wilhelm von Leibnitz. Haar geschriften zijn vooral voor de Duitse historici een rijke verzameling.

    Nadat haar eerste kind stierf , kreeg de schoonzuster van de zonnekoning een nieuwe zoon :  Philippe II, de hertog die later zal deelnemen  aan  De Slag van Neerwinden. Op zijn beurt zou deze zoon goed zorgen voor die prachtige stamboom van zijn familie . Hij  had officieel elf kinderen  (bij zijn echtgenote en bij vier andere dames).

    Naast  zijn moeder leverde ook een vriend van Philippe II  d’Orléans  een flinke bijdrage tot de geschiedenis :  Louis de Rouvroy,  Duc de Saint-Simon.

    Als jonge musketier streed deze edelman mee te Neerwinden. Nadien ontgoochelde de krijgskunst hem. Zijn  militaire loopbaan liet hij varen om proza te schrijven. Volgens  geleerden  is  Saint-Simon  … ‘ perhaps the world greatest writer on the prestige,  the ambitions, the uncertainless  and  the irony of public life)  (4) ‘.

     

     

    (3) Er zijn veel namen voor  Elisabeth-Charlotte. Soms door haar tijdsgenoten, Princesse Electorale Palatine du Rhin, genoemd, is zij ook  Elisabeth-Charlotte van Beieren  (Bavière/Bavaria),  Elisabeth-Charlotte von Wittelsbach-Simmern, Charlotte Elisabeth  von der Pfalz,  Lieselotte von der Paltz , of  la Princesse Palatine.

    Dit laatste is een bijnaam want de wettelijke Princesse Palatine was iemand anders volgens het Heilig Roomse Rijk, een verschil in zienswijze die leidde tot  de successieoorlog  waarvan  Neerwinden 1693  een hoofdstuk  is .

     

    (4)   Les Mémoires de Saint-Simon. Tien jaren  (1739-1749) om deze  8000 blz  (43 volumes)  te schrijven. Zeer belangrijke bron  over de periode  1691 / 1723 .  Dit is een meesterwerk  over  geschiedenis en kan nu via internet gelezen worden.  

     





    08-02-2009 om 00:53 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Schlaf im Stroh.

    SLAPEN IN HET STRO BIJ DE BOER.

                                                                       

    De langste van de Duitsers meet 2m02 en heeft, zoals een Chinees, een fijne zwarte haarvlecht van een halve meter lang. Hij toert door Zwitserland op een zeer grote veelkleurige fiets van goede kwaliteit, zittend op een Brooks met speciale vering. De hoogte van dat fietszadel moet dicht bij het wereldrecord zijn want die jonge kerel heeft ongelooflijk lange benen. Na ontbijt tussen de zwermen schoolkinderen vertrek ik samen met de wiskundigen, terwijl mijn buikje goed gevuld is met platte kaas en met muësli. Maar die mannen stoppen al vlug om te gaan telefoneren zodat ik weer alleen moet verder rijden. Twee uren later zal ik ingehaald worden door de andere compagnon van de vorige avond, die belastingsadviseur uit het zonnige dorp. Hij rijdt snel op een peperdure sportfiets met plat stuur van het merk Trek.

     

    Ballenberg. Ik ben zo lekker aan het fietsen dat ik er niet meer aan denk van dat Bokrijk uit Zwitserland te bezichtigen. Dit zou een dag moeten worden van heel veel kilometers. Het panorama van Berner Oberland is wondermooi. Ik bereik weldra Brienz, de plaats waar de diligences stopten. De Grote Goethe arriveerde hier op een dag met zo’n vervoermiddel.  In de sterk inspirerende omgeving schreef hij  het gedicht dat hem onsterfelijk maakte :

    ‘ GESANG DER GEISTEN UBER DER WASSERN’

     

    Op het einde van de humaniora in 1933 moesten de studenten in het College van Tienen dit gedicht leren. Mijn vader gebruikte er in 1940 een strofe van om te bewijzen aan een Duitse officier dat hij een Vlaming was, ondanks zijn Franstalige familienaam en zijn Franstalige legereenheid. Zo moest hij als jonge luitenant geen krijgsgevangene worden en kreeg hij van die Duitse officier een kostbare verlofbrief om naar huis te gaan.

     

    Het weer is fris. Het water van het meer dampt. Terwijl ik op een onverhard pad de waterkant volg, voel ik echt het verschil tussen de wat lauwe watermassa links van mij en de koudere rotsen rechts van mij.

     

    Eblingen. Oberried.  Ich bin am blauwe Brienzersee wo die Welt noch in Ordnung ist. Ringgenberg. Interlaken. Nu arriveer ik in een rijke stad waar het toerisme reeds vroeg in bloei kwam, reeds in de negentiende eeuw. In de verte staan geweldige bergen, de Eiger (3940m) en de Jungfrau ( 4158 m). Wat een panorama ! Een Japanse tuin nodigt mij uit om te rusten en om in de ‘ Vijver van de Vriendschap’ de vissen waar te nemen. Er zwemmen mooie goudvissen rond en ik vermoed dat er zelfs echte koïs bij zijn. Die beestjes krijgen van mij de overschotten van brood uit mijn linnen musette alsook muësli die door een scheur in de verpakking mijn stuurtas vuil maakt. Interlaken is prachtig. Ik had aanvankelijk het plan om in deze stad een rustdag te houden die ik wilde besteden aan een flinke wandeltocht te voet in het hooggebergte waarheen een tandradlift en een kabelspoor mij kon brengen. Ik ben achter op mijn schema. Rome bereiken op het einde van september is mijn hoofddoel. In het schone en dure Interlaken tijd, geld en krachten spenderen is niet zo wijs. Bovendien zie ik dat er grijze wolken hangen boven de grootste bergen en dat toont dat het weder daar slecht is. Ik stel me dus tevreden met een rondje langs de promenade van Interlaken.Daarna volg ik de route langs de Thunersee, het volgende meer, want zoals de naam het zegt zijn we hier tussen twee meren, between the lakes , Interlaken. Romaanse kerkjes. Veel campings. Zwevende parapentes boven mijn hoofd brengen mooie beelden. Maar de zuurstofrijke omgeving spoort mij aan tot hardfietsen en ik tracht zo fel te rijden als die belastingsadviseur die me even voor de noen als een wervelwind was voorbij geflitst.   

     

    Het is zo dat ik door al dat schone en heerlijke van Interlaken reeds de hele dag ben vergeten dat ik een pelgrim ben. O, Zonde ! Aan de St-Beatushöhle stop ik amper. Ik had daar moeten in een vochtige grot kruipen, een heilig oord waar vroeger een kluizenaar had geleefd, om een kaarsje te branden en een munt te offeren. Ik krijg daarom een straf, een penitentie. Een steenworp verder dan de stopplaats van die Sint Beatus  krijg ik een bandbreuk. Terwijl ik gemakkelijk herstel en daarmee bezig ben, rijden twee wielertoeristen in rode Goretex regenjas mij voorbij. Zij groeten vriendelijk. Zij rijden in dezelfde richting als ik. Wat later haal ik een van die twee in. Zij is een vrouw op een rode koersfiets, met een pothelm, met korte beentjes, die beter vordert dan ik op iedere helling. Maar de fietsende Eva heeft plots een inzinking.  Ik bied me daarom aan om voor haar gangmaker te zijn. Dat loopt goed en wat later komt zij terug op mijn hoogte en wil wat praten, terwijl er toch veel auto’s op de weg zijn. Gezellig fietsen wij samen verder. Zij werd geboren te Brussel, zowat veertig jaren eerder, als vrucht van de vreugde der Bevrijding. Als kind nog emigreerde zij naar Canada. Met haar echtgenoot is zij nu voor één week op fietsvakantie in Zwitserland. Wij praten in een mengeling van Engels en Frans. Maar waar is ondertussen haar man ? Wij weten niet of hij voor of achter ons ligt. Die kerel stopt regelmatig om te fotograferen. Maar, te Thun staat hij langs de weg op ons te wachten. Van daar fietst het koppel verder naar het Noorden, terwijl ik naar het Zuiden moet. Ondertussen ben ik helemaal rond dat meer getoerd, terwijl ik logisch toch een overzetboot had moeten nemen. Maar het fietsen ging zo vlot en het was zo tof om samen met die dame te zijn.

     

    15.00 u. Hoog tijd om weer iets te eten. Ik vind ergens een sandwich met hesp en een brik met een liter ice tea.  Ik moet nu een omweg maken, maar wat later ben ik dan toch weer in de klim van de Riggisberg. Ik zweet omdat ik teveel kleding heb aangehouden. Daarom stop ik aan een autobushalte waar ik onder een afdak me helemaal uitkleed. Ik wrijf me met een handdoek goed droog en doe propere kledij aan. In deze rustige schuilplaats blijf ik nog even zitten en een dutje op een zitbank geeft me een beter gevoel.

     

    Daarna moet ik verder, de sporen volgend van de Jacobspelgrims van weleer, en weldra bereik ik Abbegg Stiftung, een klooster waar een prachtig museum is met textiel en kledij. Maar voor een bezoek is het ondertussen al te laat. De nonnen sloten hun poort. Enkele mooie beklimmingen vermeerderen nog de kwaliteit van deze heerlijke dag op de fiets. In een verlaten bosgebied ontmoet ik plots langs de wegkant een winkeltje. Daar koop ik een tablet chocolade Lindt met nootjes en dit genereert nieuwe krachten zodat onze vaart verbetert. Aangekomen te Schwarzenburg hoop ik een ‘ zimmer frei’ te vinden , maar nog net voor de ingang van dat dorp ontdek ik een gele pijl waarop staat klaar geschreven ‘ Schlaf im Stroh’ . Ik meen te verstaan dat dit wijst naar verblijf op een boerderij. Ik volg verschillende van die pijlen en nu geraak ik ver weg van de hoofdweg en van Schwarzenburg.  Op een veld zijn zes vrouwen en één man bezig met de patattenoogst. De aardappelen liggen er overal en in een vuur brandt het kruid op. Een boerin met gespierde armen, dikke billen en borsten, roept naar mij  ‘ Stop, kom we hebben nog een sterke man nodig … ! ‘ Ik wuif breed armzwaaiend met mijn petje en op dat veld wordt er goed gelachen.  Even later kom ik aan te Innersdorf, een gehucht met vier huizen en negen schuren, behorend tot de gemeente met de schone naam MAMISHAUS.  Ik stop aan een recent gebouwde chalet waar  mensen wonen die een groot erf bezitten. Het is er  proper.  Ik werd geboren op een Haspengouwse vierkantshoeve waar een enorme mesthoop was.  Ik bel aan de deur. Een vrouw doet open, glimlacht en zegt dat ik zeer welkom ben.

     







    06-02-2009 om 22:02 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - We bereikten Meiringen.

    Mijn ontmoeting met SHERLOCK HOLMES.

     

    Precies zoals afgesproken tokkelt zij om 7u30 op mijn deur. Dat is dus de wekdienst in dit Hotel Sonne, in het land van de goede uurwerken. Ik was al lang wakker. Door mijn prostaat, door mijn blaas, of door het slechte weer moest ik meermaals plassen. Tot diep in de nacht had ik op mijn kamer naar de televisie gekeken en nadien had ik nog een schrijfsel gemaakt in briefvorm voor mijn tante Josée. Mijn was is nog niet goed droog en dat is pech want zo kan ik mijn fietszakken nog niet opvullen. Het ontbijt is goed. Gekookte hesp, jambon de York, brood en veel koffie, suiker en melk. De tafel is stijlvol gedekt. Terwijl ik rustig geniet volg ik stiekem het gesprek en de tafelmanieren van twee Engelse dames, ladies uit Kent, Sussex of elders. Tot 9u10. Dan spring ik recht om mijn dagtaak van fietsende zwerver weer aan te vangen.

    Waar is de sleutel van mijn fietsslot ?  Stress.  Ik moet er door zweten omwille van de warme koffie die mijn maag vult. Ik stap naar de garage, waar ik niet alleen de sleutel terugvind maar ook mijn leesbril. Niet goed. Ik zal moeten minder verstrooid zijn, niet alleen op weg naar Rome maar zelfs tijdens de rest van mijn leven. Ik kom net op tijd voor de boot van 9u24. We schepen in tot Buosch aan de andere kant van het water, twee haltes verder. Deze ochtend is het fris en helder weer. Vaarwel Gersau.

     

    Wilfried vaart mee op de Winkelried. Zo heet die boot, naar een vroegere Zwitserse held die sterk was als een beer en die met zijn behaarde borstkas de speren van de Habsburgers trotseerde.

    Zo’n boot op het meer van de vier woudsteden is een platte schuit van 58 m lang die slechts 1,60 m in het water zakt. Het duurt niet lang. Weldra ben ik met Olive al op de andere oever. Daar besluit ik  van mijn fiets wat te verzorgen omdat hij door de regens van vorige dag erg vuil is. Ik gebruik als vod een paar sokken die ik voor mijn voeten afdank. Vooral de ketting krijgt mijn aandacht. Ik doe er nieuwe olie op. Daarna volg ik dromend de boorden van het meer tot wanneer ik te Küssnacht kom waar Koningin Astrid, de moeder van Koning Albert II van België, was verongelukt. Ik ben geen ramptoerist, noch een grote fan van ons koningshuis, en wil niet weten waar dat precies gebeurde. Ik had zelf ook familieleden die de dood vonden in een verkeersongeval.

    Lüzern is nu nog maar op 8 km. Ik maak rechtsomkeer want ik ben wat te ver gereden en ik wil mijn route correct blijven volgen.  Het is te koud om te zweten en het is niet warm genoeg om kledij uit te doen. Voor een fietser is dat een moeilijke situatie. Hij heeft geen dorst maar moet toch regelmatig drinken om geen inzinking te krijgen. De kilometerteller doet het weer. Gisteren was hij door de nattigheid stilgevallen. Ik wreef de onderdelen van het tellertje goed droog en draaide er een plastieken zakje rond. Omdat ik te veel belang hechtte aan dit, vergat ik echter een zijweg te nemen en te klimmen tot aan de Kapel van Flüeli, een plaats van grote volksdevotie. Aan het station van Giswil stop ik om even beraad te houden. Er stoppen daar treinen met regelmaat. Dat brengt me op het idee van zelf ook zo’n Zwitserse trein te nemen, zo’n trein die je over de bergen brengt, zelfs Garin en Aucouturier deden dit in de Tour de France van 1904 en dat waren toch wielercracks.  Ik moet echter wel nog bijna een uur wachten op de volgende trein in de goede richting .We zullen dus maar doorgaan, zoals de dappersten, want zo zijn Olive Green en ik. Wij rijden bergop, volgen de kronkelende weg naar de Brünig Pass. Onze moed krimpt ineen. Als een brandend papiertje in de open haard kwijnt de gloed van onze wilskracht langzaam weg. Op het ogenblik dat druppels uit de wolken beginnen te vallen valt dan de beslissing.  De dag is nog lang. We gaan hier niet te stoer doen. Snel terug naar dat station ! Om dit nieuwe plan vast te houden koop ik zonder talmen tickets tot Meiringen. Het is niet duur. Waarom zwoegen als een beest op de Brünig als het via de rails toch zo gemakkelijk gaat !  De tijd die me zal brengen tot aan het vertrek van de trein wil ik vullen met het eten van apenootjes uit een automaat. Dit snoep steekt in een plastieken zak waaraan ik zo fel moet trekken om die open te krijgen dat wanneer dit uiteindelijk gebeurt plots  ¼ van de inhoud wegvliegt op het perron. Wat een pech. Na nietsdoen en zitten op een houten stationsbank, komt er een boemeltreintje aangereden. Mijn zwaar bepakte fiets moet ik zelf eerst oplichten om hem in de speciale treinwagon voor tweewielers te krijgen. Eens in die wagon moet ik hem hoog aan een haak ophangen. Deze inspanning is wat te zwaar en het lukt me niet, maar een jonge kerel helpt me. Het is de eerste keer in mijn leven dat iemand mij als een sukkelaar beschouwt die even moet geholpen worden. De trein hotst en krabbelt over de bergkam tussen rotsen en bomen. Plots een rood signaal en een hele tijd blijven wij op dezelfde plaats. Na een uurtje ben ik te Meiringen. Nabij het station vind ik een cafetaria in een supermarkt die Mi Gros is genoemd. Daar is een mooi uitgebreid salade buffet. De hongerige consumenten scheppen er zelf hun borden vol. Aan de kassa wordt het volle bord gewogen, alles aan dezelfde prijs, tegen  2,00 Fse de 100 gr. Wanneer mijn bord leeg is en dat duurde niet lang,  heb ik ondertussen reeds gezien hoe populair de vermicelli ijs daar wel is. Dat wordt dan uiteraard mijn dessert.

     

    Het stadje Meiringen heeft geen heilige om de commercie te verbeteren. SHERLOCK HOLMES is er de grote  vedette. Het is wel een ontdekking te vernemen dat diep in Zwitserland deze wereldberoemde Engelsman zo aanwezig is. Er is daar een eenvoudige reden voor. Sir Conan Doyle de grote schrijver van misdaadverhalen en geschiedenisboeken kwam te Meiringen op vakantie waar hij tijdens zomerse wandelingen in de bergen of winterse sportactiviteiten bedacht wat in zijn boeken zou komen.  Het is dus een must te Meiringen het museum van Sherlock Holmes te bezoeken, hetgeen ik dan ook doe. Daarna fiets ik tot aan de Aareschluss. Met mijn lichte fietsschoenen is een lange wandeling daar nogal pijnlijk voor mijn voeten. De rivier Aare wringt zich hier sedert een miljoen jaren tussen de rotsen door. Wat een natuurwonder ! Daarna rijd ik verder tot Reichenach om de waterval te bewonderen. Als laatste bezoeker van de dag kom ik aan, een kwartiertje voor sluitingstijd. De entreeprijs is te hoog om maar eventjes te kijken en in een oude lift te stappen die misschien nog onderweg blokkeert. Ik neem nu de richting  Jeugdherberg van Meiringen. Overnachting met ontbijt kost daar 21,60 Fse.  Voor avondeten moet op voorhand ingeschreven worden en dat deed ik niet. Maar als er wat over blijft van wat anderen bestelden, kan ik misschien toch nog mijn buikje vullen wordt mij in het oor gefluisterd. Terwijl een flinke groep jongeren eet, trek ik me terug op de bovenverdieping waar douches en toiletten op dat ogenblik voor mij alleen zijn. Wat later bezoek ik weer de eetzaal maar mijn tweede poging om eten te krijgen mislukt want de jongeren hebben werkelijk alles opgegeten, een teken dat wandelen in de bergen de eetlust sterk bevordert. 

     

    Ik wandel door Meiringen, verneem nog meer over Sherlock Holmes, vind een bank die me uit haar muur biljetten geeft, en dan stap ik binnen in het Cristal American Café. Formidabele bediening. Snel. Goed.  Mooie dienster. Ik drink twee grote pinten en eet een mooi stuk vlees. Het lijkt daar niet moeilijk te zijn om na de laatste hap stiekem te vertrekken, zonder de rekening te vereffenen. De manager van deze brasserie is echter een heel knappe vrouw en daarom  laat ik er graag  27,60 Fse achter.  

    Wanneer ik terug op het adres van mijn logement kom is daar nog een volle autobus kinderen bijgekomen. Veel lawaai. Gelukkig gaan zij allemaal vroeg naar bed en blijven er slechts nog enkele mannen over aan een grote tafel, allemaal fietstoeristen, die hun plannen voor de volgende dag bespreken  zich buigend over een landkaart van midden Zwitserland. Ik voeg me bij hen. Het zijn twee Duitsers, hoogstudenten Mathematik uit Wurzburg. Zij rijden met hun duo korte afstanden. Een derde kleine gespierde man rijdt solo en heeft een ongelooflijk lange sportieve tocht op zijn komend dagmenu. Hij is belastingsadviseur en komt uit de streek van Freiburg in het Zwarte Woud. Hij beweert te wonen in het dorp in Duitsland met gemiddeld jaarlijks de meeste uren   zonneschijn. Wij slapen allemaal samen op een soort zolder in een grote beddenbak met acht individuele matrassen terwijl onze lichamen steken in een linnen slaapzak die de jeugdherberg ons verplicht te gebruiken. De geur van het onfris ondergoed van de anderen stoort mijn nachtrust.  Ik open het venster. Een mooie sterrenhemel overkoepelt Meiringen waar iedereen vreedzaam slaapt tijdens de rusttijd der gelukkigen. Stille nacht.

     

    Misschien is de grote slechterik professor Moriarty op dat moment toch nog bezig met een nieuwe deugnieterij. De Napoléon van de misdaad  dreef Sherlock Holmes en zijn assistent Dr Watson zo vaak tot het uiterste. Hier te Meiringen hebben zij finaal met mekaar afgerekend, de geniale speurder die door zijn minutieuze observaties de ongewone zaken oploste en de baron van het duistere en het kwade waren aartsvijanden. In een verhaal dat het laatste zou moeten geweest vochten zij het definitief met mekaar uit. In hun sterke koppen wilde het verstand het niet opgeven, noch bij de een noch bij de andere, en zij vochten het uit als straathonden met hun lichaam. Worstelend kwamen zij in het kolkend water van de kloof van de waterval van Reichenbach terecht. Zij verdronken in het wilde water. De lijken van beide opponenten werden door de stroming meegesleurd en verdwenen spoorloos. Met dit scenario eindigde de schrijver zijn reeks waarin zijn grote detective de hoofdrol speelt. Arthur Conan Doyle schreef eigenlijk liever ernstiger werk , zoals zijn monumentale versie van de Geschiedenis van de Grote Oorlog 14/18 en verder nog 32 andere boeken. De kritiek van de hogere kringen kon hij nog moeilijk slikken. Het succes van zijn excentrieke held groeide hem tot boven de kop. Zijn boekjes verkochten als broodjes, hadden hem rijk gemaakt, maar hij kreeg als intellectueel en vrijmetselaar niet de erkenning die hij verlangde. Hij liet Holmes en Moriarty dus maar verdrinken te Meiringen. Zo hoopte hij van hen af te geraken. Maar de ontelbare lezers reageerden en pruttelden geweldig tegen. Sherlock Holmes was hun onsterfelijke held geworden, even groot als Willem Tell, Robin Hood, Don Quichotte, en anderen. Het huis van 221b Baker Street te Londen waar de fictieve intelligente speurneus zijn kantoor had, werd door velen belegerd. De druk werd zo groot dat zoals Lazarus en Jezus Christus ook Sherlock Holmes uit de dood terugkwam om voor altijd iedere boekenkast te bevolken en te blijven in boeken, kortverhalen, films, feuilletons, tot zelfs in een animatiereeks waar hij al in de 22ste eeuw misdaden van een nog vandaag niet gekende aard kan oplossen. De lezers wonnen dit pleit tegen de schrijver die tegen zijn goesting nog nieuwe verhalen moest brengen. Sir Conan Doyle was een dokter. Hij was ook een sportman die cricket speelde, ook de nobele art van het boksen lief had, in tennis en pingpong vrij behoorlijk de concurrentie kon bekampen. Hij reisde vele malen naar Noorwegen en naar Zwitserland voor de goede lucht en de ski.  (Papoum) .

                                                                       





    31-01-2009 om 03:27 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Crisis in vroegere tijden.


    1693-1694. 
    LES ANNEES DE MISERE.

     

    Als Landenaar heb ik een bijzondere interesse voor deze twee jaren omdat de Eerste Slag van Neerwinden van 29 juli 1693 in deze periode valt. Door mijn interesse voor genealogie ben ik ook altijd nog op zoek naar informatie in de hoop van eens te ontdekken hoe en waarom mijn voorouders , met de familienaam Journée, in Haspengouw zijn aangekomen in die tijden. Ik kwam tot het schrijven van dit stukje na het lezen van ‘ Les grandes crises démographiques de l’Ancien Régime’ door Thierry Sabot van 29/01/2009. 

    http://www.histoire-genealogie.com/spip.php?article1630
     

    Crisis. De koude en de hongersnood zijn vreselijk geweest in 1693-1694.  In het uitgestrekt Koninkrijk van Louis XIV  waren er door deze plagen 1,6 tot 2 miljoenen slachtoffers. Het was al in 30 jaren niet meer gebeurd dat de bakkers brood maakten van varenskruid, eikels, gekookt  gras en van nog groene ongeoogste graangewassen.  In het Parlement werd beslist dat iedereen die nog middelen had om de armen te helpen dit dringend moest doen  en in alle parochies werden processies gehouden in de hoop dat  God zou helpen. Vandaag nog zijn de gevolgen te cijferen. Vele mensen  zijn verhuist in 1694  met de bedoeling betere levenskansen te vinden in andere oorden. Minder kinderen werden geboren en gedoopt in dat jaar, omdat jonge volwassenen hun huwelijk of samenwonen uitstelden.  Terwijl dan wat later , na onthouding, er vanaf 1696 tot 1707 een ‘babyboum’ volgt om het evenwicht in de families te herstellen. Er was veel kindersterfte, vele kleuters en peuters werden achtergelaten door hun ouders of als vondeling aan de kerkdeur gelegd. In meer dan een dorp verdween 25 % van de bevolking.

     

    Enige rekenkunde geeft dit  voor Frankrijk :   + 1325000 kwamen op de wereld en  - 2836000 verlieten dit leven.  Dat betekende  een vermindering  van 6,8 %  van de totale bevolking op slechts twee jaren.  Toen er veel meer Fransen waren op het begin van de XXste eeuw zou de eerste wereldoorlog ongeveer op 4 jaren evenveel mensen doen sterven.

     

    De misdaad vermeerderde in 1693-1694.  Er werden 401 bandieten  naar de galeien gestuurd terwijl dit normaal voor éénzelfde periode gemiddeld 254 was.  Een vaststelling uit 1698  toont aan dat in dat vreselijk  koppel jaren er dan toch nog zijn geweest, en niet de minsten, die rijk werden  door het verkopen van eetwaren  tegen de hoogste prijs en door het kopen van  land en boerderij tegen lage prijs.

     

    In een brief aan de Zonnekoning die toen in zijn paleis een schoon leven had, schreef de grote Fénélon in 1694 het volgende :  ‘ Uw onderdanen sterven van honger. De landbouw is bijna verlaten. De steden en dorpen ontvolken zich. Alle ambachten kwijnen weg en zij voeden de arbeiders niet meer. De handel is teniet gegaan. Heel Frankrijk is niets anders meer dan een groot droevig hospitaal met lege voorraadkasten. In vele streken volgt de epidemie de hongersnood.  Typhus, nu meer bekend als de kwaadaardige rotkoorts, rafelt de hongerlijdende bevolking uit ‘ .

     

    De regels van ene  Mr Lachever uit  Orléans 1693  bevestigen dit :  ‘ Overal kwam men de nare geluiden tegen van kindjes die door hun ouders waren verlaten. Zij weenden dag en nacht in de hoop van een stukje brood te krijgen.  Men zag alleen nog maar bleke en verwrongen gezichten. Hier en daar vielen soms mensen flauw in de straten en op de pleinen. Het gebeurde immers dat mensen gewoon op de grond gingen liggen om te sterven. ‘‘

     

    Mijn simpele mening over dit alles:  ‘ Het is me duidelijk dat de jaren 1693-1694 uit de geschiedenisboeken werden geweerd ,  uitgeveegd omdat er werkelijks niets goeds was gebeurd. Deze jaren zijn een schandvlek in onze Westerse Geschiedenis, voor onze blanke beschaving.  De Stad Landen en haar inwoners van toen moeten veel hebben geleden.  Hun leed en hun honger  hebben nooit meegeteld.  De 27000 mensen en de 10000 paarden die op die dag van 29 juli 1693  in het bloedbad van Neerwinden de dood vonden , verdienen toch wat meer eerbied en respect.  Zij mogen nooit vergeten worden.  Wanneer we eens als toeristen het Kasteel van Versailles bezoeken  tijdens een vakantiereisje, kunnen wij ons toch niet goed voelen als we van Versailles de keerzijde van de medailles kennen , van de prijs die dat eens heeft gekost voor de gewone mensen zoals wij er ook maar zijn. ‘

     

    ( Papoum -  Landen 1/2/2009) .

    31-01-2009 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Natte zondag in Zwitserland. Einsiedeln.

    Tussen Biberbrugg en Gersau.

     

    Dwars door de kamer heb ik een koord gespannen waarop mijn was droogt.  Ik ben niet gehaast. Het is toch rustdag volgens de regels van de Kerk.  Tijdens het ontbijt komt de bazin terug met me praten. Zij spreekt vloeiend Frans en wil meer over mij weten omdat zij dat dan allemaal zou kunnen vertellen aan de klanten van haar café. Niet alle dagen stopt hier een grote Belg met een baard die per fiets op weg is naar Rome. Vroeger was zij lerares in huishoudkunde in Romandië.  Maar zij volgde haar man en werd huismoeder en bazin van dit hotel.  Graag blijft zij echter haar moedertaal spreken. Om de Franse taal te blijven spreken in haar familie met kinderen en kleinkinderen, alsook in de keuken, nam zij pas een Franssprekend Portugees dienstmeisje aan.

     

    Te Biberbrugg  overnachtte ik in een reusachtig Zwitsers chalet waar naast de hotelgasten ook een grote familie verblijft. Aan de voorkant, met zicht op het spoorwegstation en op de steenweg naar Einsiedeln, is deze woning duidelijk een café-restaurant-hotel. Aan de achterkant, met zicht op bos, veld, Alpenweide, heuvels en bergen, is het een grote boerderij. Mijn fiets had ik achter het hotel vastgeketend aan stalen wasdraad palen. Hij werd de hele tijd bewaakt door enkele honden, vele katten, twee paarden en door divers pluimvee. Met wat planken had ik een tijdelijk afdak gebouwd om mijn schone tweewieler te beschermen tegen regen en tegen duivenstront.

     

    De bazin brengt me nog wat koffie. Ik merk dat zij mijn rekening met 5 Fse heeft verminderd, want ik moet voor haar in een kerk of een kapel een kaars branden en wat in de offerblok steken. Er hangen zwarte wolken in de lucht.  Bergop fietsen in de regen op een zondagochtend zie ik echt niet zitten. Ik vraag of ik nog een tijd aan de ontbijttafel mag blijven om enkele brieven en kaarten te schrijven naar mijn familie. De bazin wil weten of die groot is.  Ik begin te vertellen en wanneer ik het heb over mijn hond Luca kom ik bij haar aan een gevoelige snaar. Nu heb ik recht op een absoluut trieste story over haar eigen hondje, een wreed verhaal bestemd voor hondenliefhebbers.

     

    Once upon a time in Biberbrugg …  waren twee onbekende personen aan het eten in het restaurant Am Bahnhof. Zij hadden aandacht gehad voor het kleine lieve hondje van de bazin dat onder de tafels ging snuffelen aan de schoenen van de bezoekers. Zo’n huisdier kun je altijd niet in het oog blijven houden. Bijna nooit stoort zo’n lieverdje de klanten niet, in tegendeel het vermeerdert de familiale sfeer van het huis waar mensen en dieren samen gelukkig zijn. Wanneer de onbekenden vertrokken ging de man aan de kassa betalen en de vrouw was toen plots al weg, naar het toilet zou men denken. Maar, neen, … en gelukkig had een trouwe tooghanger het gezien … die dame had stilletjes het hondje meegepakt. De beide vreemdelingen waren al op de parking toen alarm werd geslagen en de bazin met medewerking van enkele cafébezoekers de achtervolging inzette, in dit geval niet op de kidnappers maar op de dognappers, de bandieten, de deugnieten. De wegvluchtende auto werd geblokkeerd toen hij al op de steenweg was. Er werd gevloekt, gestampt, gebonkt, geschreeuwd. Om het volk te kalmeren gooiden de dieven het hondje door het raam uit hun auto. In het tumult konden zij dan toch wegrijden. Maar het beestje was in paniek en liep plots de steenweg over waar het werd geraakt door een andere auto die nietsvermoedend voorbij snelde. Enkele uren later heeft de veearts het hondje moeten doodspuiten omdat het te zwaar gewond werd. Onderzoek toonde dat de schuldigen van dit dwaze drama in Italië woonden, volgens de identiteit die zij opgaven toen hun wagen werd gehuurd. Het gebeurde op een zondag, vier weken voor mijn aanwezigheid op de plaats van dit droeve gebeuren. De bazin heeft tranen in haar ogen. Haar verdriet is nog altijd groot. Ik probeer haar te troosten.  Hélas, Madame, dans ce monde il y a …   zovele slechte mensen, die ongestraft blijven doorgaan met hun onhebbelijkheden.

     

    Gedurende een uur valt er veel regen.  Tot 11u 00 blijf ik schrijven. Daarna wens ik met een glimlach aan iedereen die daar in dat droog café zit veel geluk en ik vertrek. Dit was een goed adres. Ik vat mijn stuur bij de horens en ben klaar voor nieuw klimwerk, maar met genoegen stel ik vast dat de bergop voorbij is omdat ik vorige dag toch al goed omhoog was geraakt. Met enige emotie van lichaam en ziel draai ik weldra naar het befaamde pelgrimsoord dat bestaat sedert het jaar 828. Met alle respect voor Lourdes en voor Scherpenheuvel, maar nu rijd ik toch op betere katholieke grond. EINSIEDELN hier kommen wir.

     

    MEINRAD, een wijs en gelovig man uit de Hohenzollern-familie, had zich in een bos teruggetrokken voor een sober en eenvoudig leven van gebed. Reeds tijdens zijn leven telde deze kluizenaar, priester en leraar, vele volgelingen die in gemeenschap woonden. De abdis Hildegard van Zürich vertrouwde aan de heilige eremijt een wonderdadig Mariabeeld toe. Vele pelgrims kwamen dit beeldje eren. Zij offerden en zo kreeg de kluizenaar veel munten. Twee rovers  vermoordden echter de eremijt op 21 januari 861. Maar twee zwarte raven bleven die misdadigers achtervolgen en opjagen tot wanneer zij de moord bekenden, om berouw smeekten en op de brandstapel werden gestraft.  Waar de einsiedler = de eenzaat verbleef kwam een klooster ter herinnering, een abdij die groeide,  waar vooral  zonen uit rijke families abt, pater, of broeder werden. Doorheen  de eeuwen was Einsiedeln een unieke plaats van ontmoetingen, studie, werk, geloof, kunst en gebed.

     

    Einsieln mit seinem Benediktinerkloster ist als Wallfahrtort das wichtigste Zentrum des Glaubens und des religiösen Lebens in der Schweisz .

     

    Bussen. Wagens. Parkings. Bedevaarders van nu. Ik ben eerder een pelgrim van vroeger en plaats mijn velo tegen de granieten gevel van de indrukwekkende kerk van Einsiedeln. Omdat het nog altijd wat regent en druppelt bescherm ik mijn bagage met twee vuilniszakken van de Stad Landen. Bij noodweer is dit een goed idee. De grote abdij is een heilige plaats vol schoonheid. Als de hemel niet te ver is, dan zou hij wel hier dichtbij kunnen zijn.  Barok. Muziek. In de basiliek staan minstens drie kerkorgels van onschatbare waarde en kwaliteit. Het nieuwe orgel met naam Mauritius telt 5000 pijpen. Iedere dag  om 16u20  wordt te Einsiedeln het Salve Regina gezongen. Dat is een hoogtepunt voor de bezoekers. Op 14 september zijn er grote feesten. Ik ben hier dus twee weken te vroeg aangekomen, en zeggen dat ik soms meen dat ik niet vooruit geraak op mijn verdomde Brooks.  In deze kerk is alles zo rijk, maar moet dat eigenlijk ?  Het is hoogmis en er zijn minstens duizend gelovigen. De Zwarte Madonna met de gouden mantel heeft een prachtig altaar. Zoals de minder vrome Brusselaar  Manneke P. heeft de Madonna von Einsiedeln  eveneens een uitgebreide garderobe. Sedert de Spaanse Tijd wisselt zij regelmatig van kledij.  Aanschuiven om te offeren. Veel gelovige mensen. Damen und Herren. Regenjassen. Wierookgeur. Paternosters. Natte vloer. Les parapluies de Einsiedeln.  Aan een loket zit een benedictijn met een brilletje op zijn neus. Hij int vlot goed geld, stevige Zwitserse deviezen. Ik schuif mee in de rij van oude dame met handtas . Niet uit mijn ‘saccoche’ doch uit de achterste zak van mijn koerstrui haal ik een bankbiljet.  “… Für eine Heilige Messe für meine Familie …”

    De pater stopt mijn Zwitsers briefje in een portefeuille die reeds barst door de inhoud. Ik krijg een gewijde medaille van de Zwarte Madonna.  Aflaten voor het vagevuur en de entreebonnen voor de hemel, zijn tegen een spotprijs te koop. De oudere vrouw die mij volgt geeft aan dezelfde pater 100 Fse.  Wat moet zij veel gezondigd hebben ! Na  haar volgen nog achtenzeventig andere gelovigen die graag willen afdokken.

     

    Terug buiten. De regen valt als een zegen over Einsiedeln. Sint Benedictus  schreef de regel voor die bepaalt dat de monniken ook veel handenarbeid moeten verrichten. Zij produceren zelf alle levensmiddelen. De rijkdommen en eigendommen van de abdij zijn vandaag nog onmetelijk. Opmerkelijk is zeker dat de paters van Einsiedeln reeds sedert 500 jaren prachtige paarden kweken.Pijlen brengen mij naar de winkel van de abdij. Deze is gelegen in een tuin met oude bomen en er is ook een molen om te bezoeken. Een grote dikkerd in monnikspij ziet toe of er niets gepikt wordt.Hij laat ook de kassa rinkelen. Ik koop een handvol zichtkaarten. Op mijn vraag ‘ … Gibt es hier das  Buch  AUF DER SPUREN DER JAKOBSPILGER  , “ knikt de pater bevestigend. De slimme man met dikke kop loopt even met me mee en toont me direct waar het staat. Er zijn twee exemplaren van dat boek voor de echte Compostelafreaks.  Het boek kost 68 Fse en is veel te mooi en te zwaar om mee te sleuren in de regen van vandaag en gedurende de volgende weken tot in Rome.  Na wat vingerfijn bladeren dank ik de gewijde winkelier. Ik vertel hem dat ik volgende week met mijn wagen zal terug komen om het te kopen. Een leugentje dat de goede Heilige Jacob mij wel zal vergeven.


    Ik wandel door de winkelstraat en koop nogmaals kaarten, nu ook met de nodige zegels. In de wachtzaal van een bushalte kan ik droog gaan zitten om meerdere kaarten te voorzien van adres en enige woorden. Tijdens mijn bezigheid word ik gestoord door twee stapelzot verliefde teenagers die daar als tortelduiven zich komen gedragen. Zij spreken Italiaans. Romeo en Julia.  Autobuslui. Bedevaarders van één dag. Terwijl hun mama bidt tot de Zwarte Madonna en tot de Heilige Meinrad verstopt dochter zich ergens met haar ondeugend vriendje. Prille maar toch felle liefde. Nog één week en dan zie ik niets anders meer dan Italianen. Zal ik hun taal verstaan ?
    Ik laat het droge hoekje aan die twee gelukkigen. Even later ben ik weer gezeten op mijn fiets.  Auf wiedersehn Einsiedeln !


    In volle regen rijd ik nu weer  6 km terug . Ik storm bergaf tegen hoge snelheid en kom te Biberbrugg terug voorbij de plaats waar ik sliep en waar dat hondje stierf, Hotel-Restaurant Am Bahnhof.
    Daarna draai ik naar links waar ik een heuvelende weg blijf volgen naar het Zuid-Westen. Dit is nu het hart van Zwitserland, de streek van Willem Tell.  In de verte ontwaar ik een kerk met een groot dak, waarop de witgele pannen tussen de rode pannen volgende zin vormen: “ St Antonius bit für uns” . Na de Heilige Meinrad is het nu de beurt aan deze heilige. Omdat ik ook Padua zal bezoeken, moet ik toch ook hier even mijn bootje aanmeren.Het is een prachtige nieuwe kerk met een portaal, gescheiden van het centrale schip door stevige glazen deuren. Dit is de schone parochiekerk van Rotenthurm. Ik duw mijn natte fiets het portaal binnen, sluit de glazen voordeur en afgezonderd van de buitenwereld ben ik nu in een droge en warmere ruimte, zoals in een veranda. Ik wissel van kledij. Daarna wandel ik rustig de kerk binnen. Tegen de muren staan beelden van heiligen. De eerste waar ik langs kom is Jacobus Maior.  Raar maar waar. Wat een wonderlijk teken voor de pelgrim met schelp die ik ben !

    Ik salueer mijn grote beschermheer, en ook zijn kameraden de andere heilige mannen en vrouwen, apostelen en eremijten. Sint Antonius staat op een voetstuk, een ereplaats, en tot mijn verwondering is er geen offerblok. Ik word aangetrokken door een zijaltaar waar reeds vele kaarsen branden. Ik kom er voor de Witte Madonna met het Kind te staan. Ik betaal voor een kaars, speel even met het vuur, neem deel aan het geloof. Mooie en propere kerk. Na mijn rondje door de grote ruimte van het gebouw besluit ik van nog een tijdje te schuilen in het glazen portaal.  Ik dineer er op de grond met muësli, melk, banaan, leckerli koekjes. Alvorens te vertrekken uit dat glazen voorhuisje veeg ik keurig alle kruimels weg. Meer nog, omdat de voordeur open stond, zijn op deze zondag een dozijn kleine huisjesslakken het portaal binnengekomen.  Ik raap ze allemaal op en breng ze terug buiten in het natte gras.

     

    Ik besluit verder te rijden. In een bergaf krijg ik het koud. Ik bijt op mijn tanden en ik omklem mijn stuur zo goed als mogelijk met mijn vochtige handen. Zo vorder ik 13 km verder tot Schwyz waar ik in een koffiebar mijn ellende kan verzachten. Ik geniet er van warme koffie en lekker gebak.  Daarna bezoek ik er de luxueuze toiletten voor een grote verlossing. Wanneer ik terug op mijn fiets kruip, nog steeds in de regen, voel ik me zo sterk als de grote Faber was in 1909. Tussen Schwysz en Brunnen pedaleer ik zoals de kampioenen. Onderweg wil ik aan een echte Zwitser vragen van me te wijzen waar Willem Tell en zijn zoontje Walti met de appel op zijn kop eigenlijk hun historisch exploot hadden uitgevoerd. Maar ik ben de enige echte zot die het heerlijk vind te fietsen daar op de eerste september in die nattigheid.

     

    Verder fietsen. De cadans aanhouden. Niet verzwakken. Wie in deze toestand blijft stilstaan raapt misschien een longontsteking op. Groot verzet. Vuile benen. Langs de boorden van het Vierwoudstedenmeer neemt Olive Green me mee tot in Gersau.Tot mijn verwondering ligt te Gersau alles droog, omdat daar een microklimaat heerst en het plaatsje verscholen ligt in een inham tussen de rotsen. De wind brengt de regenwolken niet tot daar.Het is bijna 16u  en ik zal nog 80 minuten moeten wachten om met de boot het meer over te geraken. Mijn kleren zijn nat en ik begin weer af te koelen. Ik besluit van mijn rit af te vlaggen. In zo’n slecht weer zal varen een tegenvaller worden. Ik praat  in de wachtzaal van de bootafvaart nog wat met enkele mensen en vind van mezelf dat mijn Duits met Zwitserse klanken redelijk goed is geworden. Redelijk vlug daarna ontdek ik een smal en hoog gebouw waarin Hotel Sonne is gevestigd. Een one-man-night met breakfast kost er 63 Fse. Op enige afstand van daar mag ik mijn geliefde tweewieler in een garage wegbergen. Met de lift kom ik tot op de vierde verdieping. Alle warmte van de douche neem ik in mij op na deze natte zondag. Ik was mijn kleren onder de douche, wring met alle krachten die nog in mijn armen zijn het laatste vocht er uit, maar omdat dit niet volstaat gebruik ik daarna de haardroger om dit werk af te maken. De prijs voor de elektriciteit is toch in de prijs van de kamer begrepen. Rond 19u00 kleed ik mij in jeans, hemd, propere onderbroek, wandelschoenen en ik borstel mijn haar en mijn baard. Ik neem de lift niet, want de trap aflopen is beter om mijn benen terug soepel te krijgen. Tapijt. Vier verdiepingen. Smalle trap. Ik mag om 20u00 aanzitten voor warm eten. Dus heb ik nog één uur voor een avondwandeling .  Ik test de magneetkaart die me als sleutel dient om binnen en buiten te geraken. Moderne tijden, ook reeds in het oude Gersau. Nu , met frisse kop en ogen, ervaar ik dat het uitzicht op het prachtig meer adembenemend is,  en nog meer door het zware wolkendek dat overheersend is, bijna zoals in de tijd van het eerste hoofdstuk, de Genesis, toen God de wateren en de wolken op de planeet  Aarde pas had gescheiden. De overheid deed hier vele inspanningen om het voor wandelaars aangenaam te maken. Bloemen. Fonteinen. Alles in perfecte staat van onderhoud. Een eenvoudige constructie met buizen van verschillende kleur, met blauwe stenen en veel spuitend water, is gewoon geniaal. Het is gemakkelijk te realiseren. Ik maak er een schets van. Ik neem het idee mee naar huis, iets wat vele wijze reizigers en pelgrims zo dikwijls voor mij ook al hadden gedaan. In een restaurant was er een mooi feest. De genodigden in habijt en lange kleren, met goed gevulde buik door spijs en drank, worden met antieke rijtuigen, paarden en koetsiers, terug naar huis gebracht.

     

    Wieder in das Hotel. Ik ben mijn leesbril kwijt. Ik heb hem bij mijn fiets gelaten en zou met een grote stalen sleutel de poort moeten open maken van de garage waar hij ligt. Dat is ver en dat is moeilijk. Met veel moeite slechts kan ik dus de spijskaart lezen.Deze is viertalig. De bladzijden in het Frans staan vol taalfouten. Ik meld dit aan de blonde dienster, zeg haar dat mijn moedertaal onrecht wordt aangedaan op haar menu, en dat het voor mij kleine moeite zou zijn die fouten te verbeteren. Zij reageert eerder vreemd en zegt dat zo iets niet nodig is. In de herfst wordt alles immers opnieuw geschreven en veranderd.  Zij heeft dus mijn talenkennis niet nodig. Dat was eigenzinnigheid op zijn Zwitsers  en ik dacht nog wel dat ik op deze manier misschien goed bij haar zou scoren.

     

    Kippensoep met een ei, gemengde salade, cordon bleu, frieten.

    Ik probeer voor het eerst in mijn leven de witte wijn uit dit land, de befaamde fendant. Karafje van 30 cl.  In het gemoedelijke café waar ik ben, brengen enkele Helvetiërs in fel gekleurde hemden hun zondagavond door.  Zij drinken ½ literflessen bier van het merk Cardinal. De fendant smaakt me goed. Tussen de salade zijn enige schijfjes komkommer. Dat verteer ik altijd moeilijk. Meestal hevel ik de groene komkommer over naar het bord van mijn echtgenote . Nu laat ik het op mijn bord liggen. Te Gersau in Hotel Sonne knabbel ik op mijn eentje cordon bleu met frieten.

     

     

     







    30-01-2009 om 04:01 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    23-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Tussen de Zwitserse koeien.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op de hellingen van de Hörnli.

     

    Tijdens de heerlijke nacht in het portaal van de abdijkerk van Fisschingen rust mijn lichaam. In de warme slaapzak geraakt mijn kop echter niet in slaap. Deze plaats is te stimulerend voor al mijn zintuigen. In voel me één met de vele pelgrims die er vroeger ook hebben geslapen. De orgelspeler is vertrokken en op de steenweg die op 100 m ligt, rijden nu minder wagens voorbij. Het wordt stil. Doorheen de duisternis komen nog alleen maar geluiden van heel ver. Het zijn de koeien met een bel rond de nek die in de hoger gelegen grasvelden zich nog wat verplaatsen, wellicht om te gaan drinken. Ik lig te zweten. Ik nam vanavond geen douche. Na middernacht sta ik op, neem een handdoek en mijn pyjama, en stap naar de fontein in de tuin van de abdij.  Daar is veel fris water om mij te wassen. Poedelnaakt onder de sterrenhemel droog ik me goed af en weldra ben ik gekleed zoals het moet voor een verkwikkende nacht. Slapen in rennerskledij vol zweet kan en mag niet.

    Wanneer de zon weer licht brengt verlaat ik mijn hoekje om tussen de bloemen mijn ochtendplasje te maken, zonder met mijn waterfluit de heilige grond van de abdij te onteren. Ik ontdek nu de historische waterkraan en de stenen bakken waar de voeten van de pelgrims werden gewassen. Er staan nog zelfs kruiken om de rites en geloofsuiting te volbrengen van het wassen van voeten van vreemdelingen. Het zou daar zelfs kunnen gebeuren dat een vrouw met lange haren zoals Maria-Magdalena  je voeten afdroogt. Mijn geloof is te zwak en echte mirakels zijn zeldzaam. Met de kleine handdoek die rond mijn nek hangt moet ik daar persoonlijk mijn maatjes 46 afdrogen. Het is een prachtige ochtend, 6.00 u. De torenklokken luiden en even later komt er weer leven in deze abdij zonder brouwerij. Ik hoor het gebed van de kloosterlingen in de kerk.

     

    Het is nu tijd om weer te fietsen. Even later bereik ik het gehucht Au. Ik lees op mijn routeblad, vrucht van goed voorbereidend werk, dat er nu een klim komt van niet minder dan 20 %. Ik hoop dat dit een drukfout is. Zelfs de beste cracks kraken en jammeren van … oei,oei,oei, of van ... aie,aie,aie, … om zo een muur op te geraken. Moet ik dat nu proberen, nog voor enig ontbijt ?

     

    Ik stop te Au.  Ik heb nog altijd mijn pyjama aan, want in de vroege zon op de bagagedrager achteraan laat ik mijn kledij nog wat verluchten.  Aan een waterbak was ik mijn kop eens en wat verder, terwijl ik me vast klamp aan enige takken doe ik van op een muurtje mijn gevoeg direct in een bergrivier. Ik verbaas me fel over de grote ordinaire hoeveelheid die ik in mijn dikke darm aan het meeslepen was. Wat een verlossing !  Daarna zoek ik in mijn tassen een washandje en met veel fris nat zorg ik dat mijn reet weer goed proper aanvoelt. Leven in de pure natuur maar toch geen beest zijn, mag dit genoemd worden. Op deze zaterdag morgen doe ik weer de koersbroek met het beste zeemvel aan.

     

    En nu moet ik het dorp Au uitrijden, met veel goede moed voor de komende klim.  Het is de  Hörnli.  Na tweehonderd pedaalstoten heb ik het al begrepen. Dit wordt niets voor mij.  Het is echt nog te vroeg om ver in het rood te gaan, om mijn benen voor de rest van de dag te verzuren. Zonder schaamte stap ik daarom uit het zadel en probeer van te voet boven te geraken.  Ik verander van schoeisel en stap verder naar omhoog op mijn Mephisto’s met luchtzolen. Dit is toch het land om wat te wandelen. Mijn zwaar beladen fiets vindt het ook goed. Stappen en fietsduwen op een 20% helling is ook niet gemakkelijk. Regelmatig stoppen wij om wat te rusten en naar het landschap te kijken. Wat een groots panorama !

     

    Allewinden.  Neerwinden ?  Overwinden ?  Ik kom op een pleintje aan een gekleurde houten wegwijzer.  Met glimlach op mijn gezicht lees ik  :  Chemin de Saint Jacques – Schwabenweg – Jakobstrasse – Hoogte boven de zeespiegel =  922 m .

     

    Er zijn in het brede grasdecor zovele koeien. Blijkbaar zijn die beesten niet gek maar erg gelukkig en gezond. Ik sluit mijn ogen en hoor de symfonie van honderden koebellen, het gezoem van de vliegen en de insecten die smullen aan de rijke mestoverschotten, het gekwetter van overvliegende vogels. De zon straalt goed en in lauwe ochtend dampt mijn oververhit lijf reeds.

     

    Der gute Gott ist ein Bauer aus der Schweisz mit viele Kühe.

    Zoals de trommels in de tempels van Boedha klingelen hier de zware bellen. De muziek van de ongeschoolde beesten op de groene hellingen is hemels.

     

    Eindelijk boven. Stop. Ik ben blij dat het moeilijke voorbij is, en wat ongelukkig omdat het schone weer achter me ligt. Ik veeg mijn bovenlichaam droog en trek een verse T-shirt aan onder mijn  koerstrui. Goed droog aanvoelen alvorens de berg af te rijden. Hörnli , we hebben U met onze flinkste stappen overwonnen en we zullen U nooit meer vergeten.

     

    Ik fiets verder, kom in Sterneberg. Ik denk aan de fluitspeelster Berdien Stenberg, aan Josef von Sternberg die de film Der blaue Engel had gemaakt.  Maar dit is hier een boerendorp in het bergland waar boter, platte kaas, en Zwitserse kindjes worden gemaakt. We dalen tot Bauma. Mijn remmen doen het goed. Ik koel wel af in de wind en besluit van even te rusten aan een stationnetje waar een stoomtrein op toeristen wacht. Tegen een muur ontdek ik een automaat met Ovomaltine. In de fifties werden thuis de melkflesjes van mijn broers gevuld met Ovomaltine. Goed spul, want zij zijn sterke en slimme kerels geworden. Ik geniet van zo’n bekertje super.

     

    Nadat ik reeds in de Hörnli een oldtimer Bugatti zag voorbij snellen, zie ik op deze plaats nu enige Säntis. Dat zijn kleine sportwagens die worden voortbewogen met elektrische stroom uit een batterij. Met goed tempo vorder ik nu. Precies om 10.45 u bereik ik Gibswil.  Bravo. Er staat nu  km 1000 op mijn teller en ik ben ondertussen  12 ½ dag aan het fietsen. Om dit te vieren stop ik aan een baancafé met terras, maar ik mag er niet gaan zitten waar ik wil omdat alle tafels zijn gereserveerd. Ik vind toch een tafeltje en drink een pint.  Ik schrijf wat in mijn dagboek. Ik stink weer naar verdampt zweet, moet binnen zitten en mag niet op het terras, meen dat er te weinig lucht is en dat de tafelkleedjes er te wit zijn. Daarom betaal ik en verlaat het café. Een grote zwerm mountainbikers komt aan. Voor deze sportievelingen is er een pauze voorzien op het terras van dat baancafé.

     

    Mijmerend fiets ik verder. Daar komt Wetzikon, in Vlaanderen bekend door de cyclo-cross, en blijkbaar zitten vele Zwitserse fietsers  op deze zaterdag op hun tweewieler want de weg is er gevuld mee. Ik kruis zelfs een groep cyclisten op militaire fietsen, die met geweer, tent, camouflage, helm, zware schoenen, van het heerlijke soldatenleven genieten. Zoals ik noteerde op mijn wegkaart moet ik nu zwenken naar Jona en weldra bereik ik Rapperswill aan de Zuricher See. Dit is een gastvrij en lieftallig oord waar een sfeer heerst van braderie. Vandaag wordt er een groot nieuw betonnen gebouw ingehuldigd en dat blijkt een openbare parkeerruimte met drie verdiepingen te zijn. Tussen Rapperswill en mij is het liefde op het eerste zicht.

     

    In een fruitwinkeltje koop ik Chiquita bananen. Langs de promenade aan het meer staan er banken. Een er van wordt van mij tot 15.00 u. Fiets op slot, opgerolde slaapzak als hoofdkussen, buikje vol met bananenpuree, en daar slaapt de luie fietser alweer zijn dutje. Er is veel ambiance rond het meer, waarop bootjes en eendjes dobberen, waarin visjes zwemmen. Om mij te oefenen voor later in Italië smul ik bollen veelkleurige Italiaanse ijs. Op de ultieme  zaterdag van augustus loopt er veel schoon volk rond te Rapperswill.

     

    Tijd om te vertrekken.  Ik ben weldra te Pfaffikon. Dit is een  simpele gemeente en het heeft niets te maken met de ikoon Pfaff, de legendarische goalkeeper van de Rode Duivels, van Trabzon en van Bayern Munchen, onze Jean-Marie. Op de drukke weg heb ik veel moeite om de volgende helling te overwinnen. Ik versterk me nog wat door Yoghurt en melk te drinken, want ik wil vanavond nog een hoogtepunt bereiken op mijn pelgrimsroute, namelijk de benedictijnerabdij van Einsiedeln.  Om daar te geraken moet ik nog 6 km klimmen. Ik toon moed en volharding op het eind van deze dag maar ik ben niet fier op mijn prestatie omdat ik vandaag nog maar 58 km reed. Weinig, maar toch mooi. Schitterend af en toe.

     

    Biberbrugg. Spoorwegstation en een groot hotel-restaurant dat me past. Ik krijg een prachtig groot bed, neem een lekker bad, was mijn kledij en mijn handdoeken. Netjes gekleed eet ik daarna een grote steak-au-poivre in het restaurant en ik geniet van enkele pinten bier. Daarna volgt een goede nachtrust.

    23-01-2009 om 05:40 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De Jakobsweg diagonaal door Zwitserland.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Jakobsweg dwars door Zwitserland.

     

    Het is vrijdag en ik heb lekker geslapen. Ontbijt om 8.00 u in een eetzaal die de vorige avond gesloten was. Mijn naam staat op een papiertje dat op een van de tafels ligt. Er overnachtten meer gasten dan ik dacht in deze jeugdherberg . Twintig. Een oudere autoritaire man zorgt dat alles voor iedereen keurig verloopt tijdens dit uur. Mijn fietstassen zijn reeds klaar om te vertrekken maar ikzelf ga toch nog even op mijn bed liggen omdat de zon me nog niet uitnodigt om mijn tocht te vervolgen.Wat later vertrek ik dan toch maar, samen met drie dames en een heer die op gewone fietsen onderweg zijn. Zij combineren fiets en trein . Bergop liefst met de trein en bergaf op de fiets is mogelijk langs fietsroutes in Zwitserland. Ik volg de See Rad Route naar het Oosten, maar ik zie dat alle andere fietsers naar het Westen rijden. Het grote meer ligt breed en kalm op mijn linkerzijde. Water en land. Ik kan een prachtige foto maken van mijn stilstaande fiets en een hond. Arbon in de zon, Rorsschach am Boden See .

     

    Nu moet ik een bocht nemen van negentig graden volgens mijn diagonale planning , om de oude pelgrimsweg te volgen. Mijn ver doel is nu Lausanne aan dat andere grote meer. Maar eerst komt de klim naar Sankt Gallen.  Na enige aarzelingen ben ik weer zeker dat ik goed op weg ben. Een wel vreemde fietsenzaak doet mij echter stoppen. In de toonzaal staan enkele historische juweeltjes, collectiestukken, te koop of te huur. Ik zie een kader met een naar voren dalende bovenbuis uit 1913 van Oscar Egg, een stayersfiets uit 1923 , houten velgen van Leo Amberg, de oudste versnellingsapparaten uit 1932 en 1935, de Cilo tweewieler van de legendarische Hugo Koblet, een gele trui van Ferdi Kubler, de groene trui van Fritz Schaer. Mijn ogen kunnen het niet geloven want ik zou daar een Automoto van uit de tijd van Lucien Buysse en Bottecchia kunnen kopen. Er zijn ook foto’s van vroeger zoals een met Heiri Suter en Kastor Notter, een echte schilderij van Emilio Croci-Torti, en een crossfiets van Beat Breu, de regionaal, de vlo van Sankt Gallen. Ook oude burgerfietsen staan er, maar geen hoge wielen . In vele ladekasten, in houten bakken op de grond, zijn er oude fietsonderdelen. Het is een museum, maar ook een groothandel in oldtimers, een ijzerwinkel. Wie een schroefje, een buitenband of een lamp voor een fiets uit grootmoeders tijd zoekt, kan dat daar nog vinden en er Zwitserse franken voor geven. Dat was indrukwekkend.

     

    Het stijgt goed op weg naar Sankt Gallen. Volhoudend, langzaam en koppig, zwetend, geraak ik er toch met vermoeide benen. In deze stad is het mij mogelijk om de befaamde Olma worst te proeven ( niet de Boma worst …). Tussen de hoge gebouwen komt de zon niet. Ik koel vlug af en krijg het zelfs koud in de schaduw.  Ik wrijf me goed af met mijn handdoek en kleed me in een droge propere T-shirt. Tijdens het rondrijden kom ik langs enkele kerken en andere mooie gebouwen. In een park rust ik wat op een bank. Sankt Gallen bereidt zich voor op een daverend zomerfeest . Er worden tenten en kraampjes opgesteld. Dit weekeinde zal het er vollen bak worden. In het kleurrijke stadscentrum vallen voor mij enkele Zwitserse bankbiljetten uit de muur. Mijn bankkaart doet het nog steeds goed, ook hier, en dat geeft een veilig gevoel.

    Waar de Fassnacht zal plaatsvinden kan al gedronken worden. Een kartonnen bekertje met cola kost 3,00 Fs  en ik besef dat de volgende dagen daar veel geld zal worden verdiend en opgemaakt.

     

    Eens mijn dorst gelest, ga ik op zoek naar de Stiftbibliotheek van Sankt Gallen, een wereldberoemd oord. Ik moet enkele keren de weg vragen. Mijn zoektocht wordt mis begrepen door een negerin die ergens op een stoep blijkbaar het oudste beroep uitoefent en haar vleeswaren toont. Zij supportert me geweldig terwijl ik bergop fiets, sukkel en hijg. Even later aan een rood verkeerslicht staat zij naast mij. Zij hoopt op contact. Zij lust blijkbaar mijn verse biljetten uit de Bancontact maar is niet de gepaste persoon om de weg te vragen naar een abdij. Uiteindelijk vind ik dan toch die beroemde boeken. De bezoekers van de bibliotheek moeten over hun schoenen speciale sloffen trekken om het antieke parket niet te slijten, op deze eerbiedwaardige plaats waar de paters Benedictijnen manuscripten van onschatbare waarde opstapelden waartussen ondermeer het aloude Niebelungenlied. Reeds tussen de Xde en de XIIde eeuw was deze abdij een centrum van groot artistiek, litterair, godsdienstig leven. Ook op het einde van de XXste eeuw wordt bij de Benedictijnen van Sankt Gallen nog  steeds kwaliteitsonderwijs gegeven. Het klimmen, het slenteren door de stad, de benauwdheid en de droogte tussen de oude kasten, een vrouw die mij weg jaagt omdat ik niet bij de groep hoor waarvan zij de gids is, zijn genoeg redenen die me onrustig maken en me doen naar adem snakken.  Ik vlucht plots weg.  Buiten de strenge muren van het klooster wacht me weer de vrijheid, de zon, mijn fiets.

     

    Olive Green en  ik vorderen nu naar het Westen. Op twee wielen in de natuur voel ik me rap veel beter. Tussen Gossau en Wil koop ik nog wat eten. Een prachtige onverharde wandelweg verhoogt mijn geluk. Onderweg knabbel ik op de verse broodjes die ik kocht. Een groot blik beter bier smaakt lekker. Ik voel de nieuwe energie die me tot aan een milkbar brengt waar ik een brief schrijf en een banana split eet, ijs dat in werkelijkheid veel kleiner is dan op de kleurrijke foto die me in verleiding bracht.  

    Naar links volg ik nu de weg. Zo kom ik dan op den alten Schwabenweg, de onbetwiste en echte Chemin de St-Jacques door Zwitserland. Het donkert reeds flink wanneer ik het lange lint volg dat langzaam opstijgt naar het binnenland. Hier zijn de dorpjes louter op landbouw en bosteelt gericht. Ik kom aan een hotel. Omdat het van eigenaar is veranderd wordt het heropend op 1 september. Overmorgen. Dat is nog niet vandaag. Op laag tempo rijd ik verder en met de bedoeling om te stoppen bij de eerste slaapgelegenheid. Daar daagt de Abdij van Fisschingen reeds op, vermeld als een klassieke stopplaats van de pelgrims op de Jakobsweg. Miljoenen vermoeide voeten werden hier volgens de traditie gewassen en verzorgd. Verder rijden is echt doodzonde.

     

    Ik laat mijn fiets achter op het kerkhof en loop wat op verkenning rond. Een dozijn wagens zijn achtergelaten op een parking. De abdij lijkt op dat ogenblik wel op een gevangenis. Alle poorten zijn er hermetisch gesloten. In het hoofdgebouw is er een kerkdienst bezig. Het is 21.30 u.  Ik ontmoet niemand en durf aan geen enkele deur of venster kloppen. Hopend dat Sankt Jakob iemand naar me zal sturen, hopend op een teken, een uitgestoken hand , ga ik in het voorhuis van de kerk op de stenen banken zitten.

    Het zijn authentieke rustbanken voor pelgrims uit vroegere tijd, langs beide zijmuren van de ingang van de abdijkerk. Hier sliepen zij. Ja, vriend Santiago, hier onder dit afdak zullen dus ook ik en Olive slapen. Luisterend naar de hemelse orgelmuziek die zacht en ver van achter de loodzware ingangspoort komt, genietend en glijdend met kop en lichaam naar nacht die zal komen, lig ik even later in mijn slaapzak.   Wat een ervaring is dit   !

     

    17-01-2009 om 19:10 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het liedje uit het land van Pele.

    Aan de rechterkant de muziek van de blog stil leggen  en dan maar even clicken op een van het dozijn volgende regels om naar Brazilië te gaan :


    http://nl.youtube.com/watch?v=p5Z11obllEQ&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=VH33oF25PSg&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=2lnBYRjYbhA&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=6LrUHQky71Y&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=h__ldWPnpXc&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=wPvHRLPaDAQ&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=xuk9VZhFs0A&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=xxERHwlQIwQ&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=vSEX9bC5aIg&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=Jb_hffcI-eU&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=s8P8l9GikR8&feature=related

     

    http://nl.youtube.com/watch?v=DHXc4ax7mBs&feature=related

     

     

     

    17-01-2009 om 04:28 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    11-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Ping-Pong Diplomacy.
    Ping-Pong Diplomacy

     

    Vorige woensdag was er een kleine plechtigheid om een unieke gebeurtenis in herinnering te brengen die heeft bijgedragen tot de vrede op deze wereld.

     

    Alles was begonnen op een ochtend per toeval toen Glenn Cowan het busje miste dat hem moest brengen naar de sporthal waar hij op de 31-ste Wereldkampioenschappen  Tafeltennis te Nagoya in Japan  de Amerikaanse kleuren moest verdedigen. De speler moest alzo te voet naar zijn bestemming. Maar het geluk lachte hem toe want daar stopte plots het busje van het Chinese pingpongteam en bood hem vriendelijk een lift aan. De jonge yankee, een kerel met een altijd glimlachend gezicht, mocht zelfs gaan zitten naast superstar Zhang Zedong,  toen  genaamd Chang Tse-Tung. Deze Eddy Merckx van de Chinese sport schonk een zijden doek aan Cowan. In die tijd toen China en de USA nog vijandig tegenover mekaar stonden  werd dit gebaar wijd uitgesmeerd in de Aziatische sportpers. Het voorval werd op 6 april 1971 gevolgd door iets wat bijna alleen in sprookjes kan gebeuren. De nationale tafeltennisploeg van de Volksrepubliek China  nodigde plots de Amerikaanse tafeltennisploeg uit om een reeks vriendschappelijke matchen te spelen  in China. Dit werd frontpagina nieuws in de USA . Gewone burgers hadden meer bereikt dan politiekers en diplomaten.  Time stelde dat dit het begin zou zijn van een nieuw tijdperk met een grote open poort naar China en  begon te schrijven  over  THE PING-PONG DIPLOMACY.  Op 10 april 1971  trokken 9 spelers, 4 officials, en 2 dames echtgenoten, over de brug die Hong-Kong  van het onmetelijke en onbereikbare, vijandelijke,  Rode China scheidde.   Sedert 1949  was het de eerste groep vertegenwoordigers van de USA  die het China terug binnen mocht. De groep sporters werd overal gevolgd door  10 journalisten , 5 uit China en 5 uit Amerika. Meerdere bekende plaatsen werden bezocht, met arbeiders en met studenten werd er gesproken, en de historische tocht eindigde op een banket waar CHOU EN LAI. de delegaties toesprak. Deze verklaarde toen duidelijk dat de stap voorwaarts naar een periode van vriendschap tussen de twee wereldmachten werd geopend. Dezelfde dag  sloeg de Amerikaanse Regering het balletje terug, door een 20 jaar oud embargo op te heffen en door de Chinezen met sportlui en begeleiders uit te nodigen voor terugmatchen in de United  States.

     

    De ijsberg van de koude oorlog , de spanningen op het wereldwijde schaakbord van de politiek , het Gele Gevaar,  verminderden alzo aanzienlijk.  Deze metamorfose ging verder , de diplomatieke betrekkingen verbeterden, en in 1972 bezocht  president Richard Nixon  de Volksrepubliek China.

     

    In de film Forest Gump wordt dit getoond.  Reeds meerder malen op mijn blog  werd de muziek van deze film als achtergrond gebruikt.

      

    Glenn Gowan, de pingponger die de bus miste en zelfs ook meestal zijn matchen verloor , verdient een monument als belangrijk ambassadeur van zijn land.  Hij zorgde voor sportgeschiedenis, voor een uniek feit dat wellicht nooit meer kan mogelijk zijn. Op 6 april 2004 had  Glenn pech. Tijdens het plaatsen van een bypass, een heelkundige ingreep die mislukte, is hij overleden.

     

    Op woensdag 7 januari 2009 te Peking werden de gebeurtenissen uit 1971/1972 terug in de belangstelling gebracht. Want de generatie van nu mag  het niet vergeten .

    Er werd terug een vriendschappelijke match  CHINA- USA gespeeld , 38 jaren later. Na drie volle decades van  goede betrekkingen tussen China en de USA .  De legendarische pingponger Liang Geliang vertegenwoordigde China.  De staatssecretaris Negroponte  was de belangrijkste vertegenwoordiger van de andere kant. Judy Hoarfrost , de jongste speelster in 1971 en nu 51 j. oud,  was er terug bij.  Zij  wisselde balletjes met  Qi Baoxiang ,  een internationale speelster uit de seventies, maar beide oudere dames wilden niet meer voor punten spelen. omdat zij al lang niet meer trainden en geen eigen palet meer hadden.. De jeugd speelde er wel op het scherpste van de snee, maar dan een match volgens een speciale formule, een match over precies 15 minuten.  Twee jonge meisjes die nu al worden voorbereid op de Olympische Spelen  van Londen 2012 hebben deze Memorial gespeeld, namelijk ARIEL  HSING ( USA)  en   CHEN MENG  ( China). 

     

    Amper een week eerder tussen 27 en 29 december 2008 waren de Chinezen aanwezig op de SPINVATIONAL OF CHICAGO  waar  90.000 bezoekers  kwamen kijken naar  The Queen of Table Tennis,  the Golden Girl of Peking,  en dat is dan de beste tafeltennis speelster ter  wereld  ZHANG YINING .  Zij won er alles, ook  ‘ the battle of the sexes ‘  en dat was dan een pingpongmatch tegen een man.

     

    Tafeltennis is bij de Aziatische gemeenschappen van de USA , in de grote CHINATOWNS,  zeer belangrijk .  De nationale tafeltennisploegen van de USA zijn nu zelfs bijna helemaal samengesteld door  Amerikanen met Chinese roots.  Oordeel maar zelf  .

     

    USA  Heren =  Cheng Yinghua   en  Zhuang David

    USA Dames=  Gao Jun, Wang Chen,  en Zheng Jiaqi

    USA Jongens =  Jeff Huang   en  Justen Yao

    USA Meisjes=  Ariel Hsing  en Lily Zhang


    Foto’s van de Memorial Ping-Pong Diplomacy,  Ariel Hsing,  Zhuang David, Wang Chen.

     









    11-01-2009 om 04:13 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Concilie van Konstanz.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Concilie van Konstanz

    De fietsende pelgrim op weg naar Rome bereikte ondertussen Konstanz. Dus is dit een gelegenheid om even stil te staan op een belangrijke gebeurtenis uit de Europese Geschiedenis.

    Het Concilie van Konstanz vond plaats in Konstanz  van 1414 tot 1418, precies een half millenium voor de Eerste Wereldoorlog, die we beter kennen.  Het initiatief voor dit concilie werd genomen door Sigismund ,de keizer van het Heilige Roomse Rijk. In die tijd was het door de politieke  twisten zo erg geworden dat er  in de Kerk drie pausen waren :Gregorius 12 te Rome, Benedictus 13 te Avignon, en Johannes 23 te Bologna.

    Na drie jaren perikelen rond een nieuwe pausbenoeming kon men weer tot één enkele paus komen : Martinus 5.  Deze beloofde aanvankelijk van de macht te delen met een concilie van bisschoppen, maar eigenlijk kwam niet veel terecht van deze en andere beloofde hervormingen.

    Een bijzonder feit op het Concilie van Konstanz was ook de veroordeling van Jan Hus tot de brandstapel. Jan Hus was een belangrijk Boheems theoloog, die in het centrum van Praag vandaag een monument heeft. Deze Jan Hus was een leerling van John Wyclif en preekte al tien jaren lang tegen wantoestanden in de Kerk. Hij was vrijwillig naar Konstanz gekomen om zijn theorie openbaar te verdedigen , had de bescherming van de keizer gekregen, maar toch vloog hij dadelijk in ’t cachot wegens ketterij. Ondanks dat 250 prominenten uit Bohemen, Moravië, en Polen, hem steunden werd Jan Hus toch gedood en zijn asse werd in het water van het meer gegooid.

    Voor de onderhandelingen over de machtsoverdracht van de drie  pausen zwol het slaperige stadje Konstanz (waar 6.000 mensen woonden) gedurende de vier jaar van het concilie tot een bruisende metropool van 40.000 man. Konstanz werd toen bevolkt door marktkooplui, bedelaars, muzikanten, bakkers, goudsmeden, scribenten, geldwisselaars, straatmuzikanten, acrobaten, en prostituees. Deze menigte bediende 33 kardinalen, 5 patriarchen, 47 aartsbisschoppen, 238 bisschoppen, 749 professoren uit 37 universiteiten, 83 afgezanten van koningen en prinsen, 38 hertogen, 173 graven, 71 baronnen en meer dan 1.500 ridders.

     Foto : Dom van Konstanz.

     

     

    02-01-2009 om 18:27 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)



    EINDE
    VAN DEZE BLOG
    26 08 2012

    Foto

    Foto

    Hoe sterk is de eenzame fietser
    Die krom gebogen over z'n stuur tegen de wind
    Zichzelf een weg baant


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Zoeken in blog


    Foto

    Foto

    Foto

    Een bescheiden blik in de geschiedenis van de wielersport is vaak al voldoende om de fascinatie te proeven.
    OLYMPIA 1981 YVES MONTANT   A BICYCLETTE
    http://www.youtube.com/watch?v=lOZPWpiNUWQ&feature=related



    La bicyclette

    Quand on partait de bon matin
    Quand on partait sur les chemins
    A bicyclette
    Nous étions quelques bons copains
    Y avait Fernand y avait Firmin
    Y avait Francis et Sébastien
    Et puis Paulette

    On était tous amoureux d'elle
    On se sentait pousser des ailes
    A bicyclette
    Sur les petits chemins de terre
    On a souvent vécu l'enfer
    Pour ne pas mettre pied à terre
    Devant Paulette
    Faut dire qu'elle y mettait du cœur
    C'était la fille du facteur
    A bicyclette
    Et depuis qu'elle avait huit ans
    Elle avait fait en le suivant
    Tous les chemins environnants
    A bicyclette


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    NATHALIE.

    La place Rouge était vide
    Devant moi marchait Nathalie
    Il avait un joli nom, mon guide
    Nathalie...
    La place Rouge était blanche
    La neige faisait un tapis
    Et je suivais par ce froid dimanche
    Nathalie...
    Elle parlait en phrases sobres
    De la révolution d'octobre
    Je pensais déjà
    Qu'après le tombeau de Lénine
    On irait au café Pouchkine
    Boire un chocolat...
    La place Rouge était vide
    Je lui pris son bras, elle a souri
    Il avait des cheveux blonds, mon guide
    Nathalie... Nathalie
    Dans sa chambre à l'université
    Une bande d'étudiants
    L'attendait impatiemment
    On a ri, on a beaucoup parlé
    Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait
    Moscou, les plaines d'Ukraine
    Et les Champs-Élysées
    On a tout mélangé et on a chanté
    Et puis ils ont débouché
    En riant à l'avance
    Du champagne de France
    Et on a dansé...
    La, la la...
    Et quand la chambre fut vide
    Tous les amis étaient partis
    Je suis resté seul avec mon guide
    Nathalie...
    Plus question de phrases sobres
    Ni de révolution d'octobre
    On n'en était plus là
    Fini le tombeau de Lénine
    Le chocolat de chez Pouchkine
    C'était loin déjà...
    Que ma vie me semble vide
    Mais je sais qu'un jour à Paris
    C'est moi qui lui servirai de guide
    Nathalie... Nathalie


    Foto

    Foto

    Foto

    Marianne de ma jeunesse
    Ton manoir se dressait
    Sur la pauvre richesses
    De mon rêve enchanté

    Les sapins sous le vent
    Sifflent un air étrange
    Où les voix se mélangent
    De nains et de géants

    Marianne de ma jeunesse
    Tu as ressuscité
    Des démons des princesses
    Qui dans moi sommeillaient

    Car ton nom fait partie
    Marianne de ma jeunesse
    Du dérisoire livre
    Où tout enfant voudrait vivre

    Marianne de ma jeunesse
    Nos deux ombres enfuies
    Se donnèrent promesse
    Par-delà leurs joies et leur vie

    Marianne de ma jeunesse
    J'ai serré sur mon cœur
    Presque avec maladresse
    Ton mouchoir de pluie et de pleurs

    Foto

    http://nl.youtube.com/watch?v=lgUrlO6hku8
    Les Baladins
    http://nl.youtube.com/watch?v=75lFwcGucOA&feature=related
    Marie Marie
    http://nl.youtube.com/watch?v=AaXY59mg9QE
    Nathalie   - Spaanse versie

    http://fr.youtube.com/watch?v=27eWewocQm4&feature=related
    Nathalie mon guide avait des cheveux blonds

    Foto

    MON ARBRE
    Louis Amade 1964

    Il avait poussé par hasard
    Dans notre cour sans le savoir
    Comme un aveugle dans le noir
    Mon arbre
    Il était si petit
    Que c'était mon ami
    Car j'étais tout petit
    Comme lui
    J'attendais de lui le printemps
    Avec deux ou trois fleurs d'argent
    Un peu de vert, un peu de blanc
    Mon arbre
    Et ma vie s'accrochait
    A cet arbre léger
    Qui grandissait
    Comme je grandissais


    Foto

    Chanson de
    GILBERT BECAUD

    Quand tu n'es pas là
    Tous les oiseaux du monde
    Quand tu n'es pas là
    S'arrètent de chanter
    Et se mettent à pleurer
    Larmes de pluie au ciel d'été
    Quand tu n'es pas là
    Le silence qui gronde
    Me donne si froid
    Qu'un jour ensolleillé
    Me fait presque pleurer
    Larmes d'ennui malgré l'été
    La ville fait de grâces 
    La lune des grimaces
    Qui me laissent sans joie
    Les cantiques d'églises
    Malgré tout ce qu'ils disent
    Me font perdre la foi
    Quand tu n'es pas là
    Tous les oiseaux du monde
    La nuit sur mon toit
    Viennent se rassembler
    Et pour me consoler
    Chantent tout bas
    ' Elle reviendra ' 
    Quand tu reviendras
    De l'autre bout du monde
    Quand tu reviendras
    Les oiseaux dans le ciel
    Pourront battre des ailes
    Chanter de joie
    Lorsque tu reviendras !


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Le Pianiste de Varsovie
    Gilbert Bécaud

    Je ne sais pas pourquoi
    Cette mélodie me fait penser à Chopin
    Je l`aime bien, Chopin
    Je jouais bien Chopin
    Chez moi à Varsovie
    Où j`ai grandi à l`ombre
    A l`ombre de la gloire de Chopin
    Je ne sais pas pourquoi
    Cette mélodie me fait penser à Varsovie
    Une place peuplée de pigeons
    Une vieille demeure avec pignon
    Un escalier en colimaçon
    Et tout en haut mon professeur
    Plus de sentiment
    Plus de mouvement
    Plus d`envolée
    Bien bien plus léger
    Joue mon garçon avec ton coeur
    Me disait-il pendant des heures
    Premier concert devant le noir
    Je suis seul avec mon piano
    Et ça finit par des bravos
    Des bravos, j`en cueille par millions
    A tous les coins de l`horizon
    Des pas qui claquent
    Des murs qui craquent
    Des pas qui foulent
    Des murs qui croulent
    Pourquoi?
    Des yeux qui pleurent
    Des mains qui meurent
    Des pas qui chassent
    Des pas qui glacent
    Pourquoi
    Le ciel est-il si loin de nous?
    Je ne sais pas pourquoi
    Mais tout cela me fait penser à Varsovie
    Une place peuplée de pigeons
    Une vieille demeure avec pignon
    Un escalier en colimaçon
    Et tout en haut mon professeur
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    What does not destroy us makes us stronger.
    Foto

    Foto

    Rondvraag / Poll
    Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
    Philippe Gilbert
    Greg Van Avermaet
    Ryder Hesjedal
    Johan Vansummeren
    Giovanni Visconti
    Alejandro Valverde
    Samuel Sanchez
    Joaquin Rodriguez
    Maxime Monfort
    Roman Kreuziger
    Vincenzo Nibali
    Peter Sagan
    Damiano Cunego
    Diego Ulissi
    Bradley Wiggins
    Rigoberto Uran
    Edvald Boasson Hagen
    Chris Froome
    Thomas Voeckler
    een andere renner ....
    Bekijk resultaat


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    À la claire fontaine

    M'en allant promener,
    J'ai trouvé l'eau si belle,
    Que je m'y suis baignée.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    Sous les feuilles d'un chêne
    Je me suis fait sécher,
    Sur la plus haute branche,
    Un rossignol chantait.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    Chante, rossignol, chante,
    Toi qui as le coeur gai,
    Tu as le coeur a rire,
    Moi, je l'ai à pleurer.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    J'ai perdu mon ami
    Sans l'avoir mérité,
    Pour un bouquet de roses,
    Que je lui refusai.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    Je voudrais que la rose
    Fût encore au rosier,
    Et que mon doux ami
    Fût encore à m'aimer


    Foto

    Archief per jaar
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008

    Foto

    Foto

    Engelbert Humperdinck
    Les Bicyclettes De Belsize

    Turning and turning, the world goes on
    We can't change it, my friend
    Let us go riding now through the days
    Together to the end
    Till the end

    Les bicyclettes de Belsize
    Carry us side by side
    And hand in hand, we will ride
    Over Belsize
    Turn your magical eyes
    Round and around
    Looking at all we found
    Carry us through the skies
    Les bicyclettes de Belsize

    Spinning and spinning, the dreams I know
    Rolling on through my head
    Let us enjoy them before they go
    Come the dawn, they all are dead
    Yes, they're dead

    Les bicyclettes de Belsize
    Carry us side by side
    And hand in hand, we will ride
    Over Belsize
    Turn your magical eyes
    Round and around
    Looking at all we found
    Carry us through the skies
    Les bicyclettes de Belsize


    Foto

    Foto

    Julia Tulkens .

    Hebben wij elkaar
    gevonden in dit land
    van klei en mist
    waar tussen hemel
    en aarde ons leven
    wordt uitgewist  ?

    Ben ik nog schaduw,
    ben ik al licht,
    of is d'oneindigheid
    mijn aangezicht ?

    Treed ik in wolken of
    in hemelgrond ?
    Er ruist een hooglied aan
    mijn lichte mond.
    In uw omarming hoe
    ik rijzend ril ...
    Mijn haren wuiven en
    de tijd valt stil .
     
                                Julia Tulkens.

    Foto

    Foto

    SONNET POUR HELENE

    Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle,
    Assise auprès du feu, dévidant et filant,
    Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant :
    Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.

    Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle,
    Déjà sous le labeur à demi sommeillant,
    Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant,
    Bénissant votre nom de louange immortelle.

    Je serai sous la terre et fantôme sans os :
    Par les ombres myrteux je prendrai mon repos :
    Vous serez au foyer une vieille accroupie,

    Regrettant mon amour et votre fier dédain.
    Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain :
    Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.

    Regretting my love, and regretting your disdain.
    Heed me, and live for now: this time won’t come again.
    Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • Coach Factory Outlet (Holder)
        op De teloorgang van de kleine waterhoek.
  • Nike Air Force 1 (Barbara)
        op De teloorgang van de kleine waterhoek.
  • Na een drukkende en zwoele nacht kom ik u een fijne nieuwe week wensen (Jeske )
        op De Flandriens uit Limburg.
  • Wens je een fijne zaterdag (Nikki)
        op De Wielersport in Denemarken.
  • Lieve midweekgroetjes . (bompa harry)
        op Charles Aznavour.
  • SPORTIEF HOOR MIJN TANDARTS RACED OOK (Ton)
        op Een eeuw geleden werd de Primavera 1911 gereden.
  • Maar dat is leuk (Ton)
        op Fietstocht naar Itzehoe - ( Week 1 ) .
  • Norbert Vande Walle (JP VANSTEENKISTE)
        op Une page d'histoire - Le tennis de table d'il y a 40 ans.
  • Lieve zaterdaggroetjes (Nikki )
        op Een stukje Zwembad Olympia nostalgie .
  • De beste wensen voor 2011 (Nikki )
        op Exode des forces russes de Sebastopol -  Bizerte 1920.
  • Foto

    Archief per maand
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Gastenboek
  • Wandelgroetjes uit Borgloon
  • Genieten!!!!!
  • Genieten!!!!!
  • Verder dan Rome
  • Hier ben ik weer gr. van Koos mengelmoes

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Foto

    Foto

    Will Tura:
    Eenzaam Zonder Jou songtekst

    Ik ben zo eenzaam zonder jou
    Niets kan mij binden bij mijn vrienden
    Bij hen kan ik het niet meer vinden
    Het liefste ben ik dicht bij jou

    Ik ben zo eenzaam zonder jou
    Ook als het dansorkest gaat spelen
    Want dansen gaat mij gauw vervelen
    Als ik jou niet in m'n armen hou

    Ik ben zo eenzaam zonder jou
    Jij weet dat ik op jou zou wachten
    Maar leef ik ook nog in jouw gedachten
    En ben je mij nog altijd trouw

    Ik kan niet verder zonder jou
    Mijn leven zou ik voor jou geven
    In al mijn brieven staat geschreven
    Ik ben zo eenzaam zonder jou

    Ik ben zo eenzaam zonder jou



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!