Op de hellingen van de Hörnli.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Tijdens de heerlijke nacht in het portaal van de abdijkerk van Fisschingen rust mijn lichaam. In de warme slaapzak geraakt mijn kop echter niet in slaap. Deze plaats is te stimulerend voor al mijn zintuigen. In voel me één met de vele pelgrims die er vroeger ook hebben geslapen. De orgelspeler is vertrokken en op de steenweg die op xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />100 m ligt, rijden nu minder wagens voorbij. Het wordt stil. Doorheen de duisternis komen nog alleen maar geluiden van heel ver. Het zijn de koeien met een bel rond de nek die in de hoger gelegen grasvelden zich nog wat verplaatsen, wellicht om te gaan drinken. Ik lig te zweten. Ik nam vanavond geen douche. Na middernacht sta ik op, neem een handdoek en mijn pyjama, en stap naar de fontein in de tuin van de abdij. Daar is veel fris water om mij te wassen. Poedelnaakt onder de sterrenhemel droog ik me goed af en weldra ben ik gekleed zoals het moet voor een verkwikkende nacht. Slapen in rennerskledij vol zweet kan en mag niet.
Wanneer de zon weer licht brengt verlaat ik mijn hoekje om tussen de bloemen mijn ochtendplasje te maken, zonder met mijn waterfluit de heilige grond van de abdij te onteren. Ik ontdek nu de historische waterkraan en de stenen bakken waar de voeten van de pelgrims werden gewassen. Er staan nog zelfs kruiken om de rites en geloofsuiting te volbrengen van het wassen van voeten van vreemdelingen. Het zou daar zelfs kunnen gebeuren dat een vrouw met lange haren zoals Maria-Magdalena je voeten afdroogt. Mijn geloof is te zwak en echte mirakels zijn zeldzaam. Met de kleine handdoek die rond mijn nek hangt moet ik daar persoonlijk mijn maatjes 46 afdrogen. Het is een prachtige ochtend, 6.00 u. De torenklokken luiden en even later komt er weer leven in deze abdij zonder brouwerij. Ik hoor het gebed van de kloosterlingen in de kerk.
Het is nu tijd om weer te fietsen. Even later bereik ik het gehucht Au. Ik lees op mijn routeblad, vrucht van goed voorbereidend werk, dat er nu een klim komt van niet minder dan 20 %. Ik hoop dat dit een drukfout is. Zelfs de beste cracks kraken en jammeren van
oei,oei,oei, of van ... aie,aie,aie,
om zo een muur op te geraken. Moet ik dat nu proberen, nog voor enig ontbijt ?
Ik stop te Au. Ik heb nog altijd mijn pyjama aan, want in de vroege zon op de bagagedrager achteraan laat ik mijn kledij nog wat verluchten. Aan een waterbak was ik mijn kop eens en wat verder, terwijl ik me vast klamp aan enige takken doe ik van op een muurtje mijn gevoeg direct in een bergrivier. Ik verbaas me fel over de grote ordinaire hoeveelheid die ik in mijn dikke darm aan het meeslepen was. Wat een verlossing ! Daarna zoek ik in mijn tassen een washandje en met veel fris nat zorg ik dat mijn reet weer goed proper aanvoelt. Leven in de pure natuur maar toch geen beest zijn, mag dit genoemd worden. Op deze zaterdag morgen doe ik weer de koersbroek met het beste zeemvel aan.
En nu moet ik het dorp Au uitrijden, met veel goede moed voor de komende klim. Het is de Hörnli. Na tweehonderd pedaalstoten heb ik het al begrepen. Dit wordt niets voor mij. Het is echt nog te vroeg om ver in het rood te gaan, om mijn benen voor de rest van de dag te verzuren. Zonder schaamte stap ik daarom uit het zadel en probeer van te voet boven te geraken. Ik verander van schoeisel en stap verder naar omhoog op mijn Mephistos met luchtzolen. Dit is toch het land om wat te wandelen. Mijn zwaar beladen fiets vindt het ook goed. Stappen en fietsduwen op een 20% helling is ook niet gemakkelijk. Regelmatig stoppen wij om wat te rusten en naar het landschap te kijken. Wat een groots panorama !
Allewinden. Neerwinden ? Overwinden ? Ik kom op een pleintje aan een gekleurde houten wegwijzer. Met glimlach op mijn gezicht lees ik : Chemin de Saint Jacques Schwabenweg Jakobstrasse Hoogte boven de zeespiegel = 922 m .
Er zijn in het brede grasdecor zovele koeien. Blijkbaar zijn die beesten niet gek maar erg gelukkig en gezond. Ik sluit mijn ogen en hoor de symfonie van honderden koebellen, het gezoem van de vliegen en de insecten die smullen aan de rijke mestoverschotten, het gekwetter van overvliegende vogels. De zon straalt goed en in lauwe ochtend dampt mijn oververhit lijf reeds.
Der gute Gott ist ein Bauer aus der Schweisz mit viele Kühe.
Zoals de trommels in de tempels van Boedha klingelen hier de zware bellen. De muziek van de ongeschoolde beesten op de groene hellingen is hemels.
Eindelijk boven. Stop. Ik ben blij dat het moeilijke voorbij is, en wat ongelukkig omdat het schone weer achter me ligt. Ik veeg mijn bovenlichaam droog en trek een verse T-shirt aan onder mijn koerstrui. Goed droog aanvoelen alvorens de berg af te rijden. Hörnli , we hebben U met onze flinkste stappen overwonnen en we zullen U nooit meer vergeten.
Ik fiets verder, kom in Sterneberg. Ik denk aan de fluitspeelster Berdien Stenberg, aan Josef von Sternberg die de film Der blaue Engel had gemaakt. Maar dit is hier een boerendorp in het bergland waar boter, platte kaas, en Zwitserse kindjes worden gemaakt. We dalen tot Bauma. Mijn remmen doen het goed. Ik koel wel af in de wind en besluit van even te rusten aan een stationnetje waar een stoomtrein op toeristen wacht. Tegen een muur ontdek ik een automaat met Ovomaltine. In de fifties werden thuis de melkflesjes van mijn broers gevuld met Ovomaltine. Goed spul, want zij zijn sterke en slimme kerels geworden. Ik geniet van zon bekertje super.
Nadat ik reeds in de Hörnli een oldtimer Bugatti zag voorbij snellen, zie ik op deze plaats nu enige Säntis. Dat zijn kleine sportwagens die worden voortbewogen met elektrische stroom uit een batterij. Met goed tempo vorder ik nu. Precies om 10.45 u bereik ik Gibswil. Bravo. Er staat nu km 1000 op mijn teller en ik ben ondertussen 12 ½ dag aan het fietsen. Om dit te vieren stop ik aan een baancafé met terras, maar ik mag er niet gaan zitten waar ik wil omdat alle tafels zijn gereserveerd. Ik vind toch een tafeltje en drink een pint. Ik schrijf wat in mijn dagboek. Ik stink weer naar verdampt zweet, moet binnen zitten en mag niet op het terras, meen dat er te weinig lucht is en dat de tafelkleedjes er te wit zijn. Daarom betaal ik en verlaat het café. Een grote zwerm mountainbikers komt aan. Voor deze sportievelingen is er een pauze voorzien op het terras van dat baancafé.
Mijmerend fiets ik verder. Daar komt Wetzikon, in Vlaanderen bekend door de cyclo-cross, en blijkbaar zitten vele Zwitserse fietsers op deze zaterdag op hun tweewieler want de weg is er gevuld mee. Ik kruis zelfs een groep cyclisten op militaire fietsen, die met geweer, tent, camouflage, helm, zware schoenen, van het heerlijke soldatenleven genieten. Zoals ik noteerde op mijn wegkaart moet ik nu zwenken naar Jona en weldra bereik ik Rapperswill aan de Zuricher See. Dit is een gastvrij en lieftallig oord waar een sfeer heerst van braderie. Vandaag wordt er een groot nieuw betonnen gebouw ingehuldigd en dat blijkt een openbare parkeerruimte met drie verdiepingen te zijn. Tussen Rapperswill en mij is het liefde op het eerste zicht.
In een fruitwinkeltje koop ik Chiquita bananen. Langs de promenade aan het meer staan er banken. Een er van wordt van mij tot 15.00 u. Fiets op slot, opgerolde slaapzak als hoofdkussen, buikje vol met bananenpuree, en daar slaapt de luie fietser alweer zijn dutje. Er is veel ambiance rond het meer, waarop bootjes en eendjes dobberen, waarin visjes zwemmen. Om mij te oefenen voor later in Italië smul ik bollen veelkleurige Italiaanse ijs. Op de ultieme zaterdag van augustus loopt er veel schoon volk rond te Rapperswill.
Tijd om te vertrekken. Ik ben weldra te Pfaffikon. Dit is een simpele gemeente en het heeft niets te maken met de ikoon Pfaff, de legendarische goalkeeper van de Rode Duivels, van Trabzon en van Bayern Munchen, onze Jean-Marie. Op de drukke weg heb ik veel moeite om de volgende helling te overwinnen. Ik versterk me nog wat door Yoghurt en melk te drinken, want ik wil vanavond nog een hoogtepunt bereiken op mijn pelgrimsroute, namelijk de benedictijnerabdij van Einsiedeln. Om daar te geraken moet ik nog 6 km klimmen. Ik toon moed en volharding op het eind van deze dag maar ik ben niet fier op mijn prestatie omdat ik vandaag nog maar 58 km reed. Weinig, maar toch mooi. Schitterend af en toe.
Biberbrugg. Spoorwegstation en een groot hotel-restaurant dat me past. Ik krijg een prachtig groot bed, neem een lekker bad, was mijn kledij en mijn handdoeken. Netjes gekleed eet ik daarna een grote steak-au-poivre in het restaurant en ik geniet van enkele pinten bier. Daarna volgt een goede nachtrust.
|