Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
31-03-2009
Waar eens Tullia had gewoond, de op aarde levende Venus.
Lago d'Iseo. Het geklots van het water tegen de boordstenen is als de regelmatige hartslag van een groot onzichtbaar wezen, een geest die over de wateren zweeft. Hoe hevig dat geklots ook is, het maakt me niet wakker, en het zijn in de vroege ochtend de kwetterende eendjes die dat wel doen, terwijl ook het geklater van het doorspoelen van de plee in de nabije sanitaire blok me de ritssluiting van mijn tentje doen openen. Ik krijg direct de schittering in mijn ogen van de gouden zonnestralen die weerkaatsen op de waterspiegel. Dit wordt de eerste dag van mijn vierde week op weg naar de stad van Romulus en Remus. Ik loop poedelnaakt naar de douche. Die staat buiten met zicht op het meer. Brrr, brrr, brrr, natuurlijk niet verwarmd. Ter plaatse huppelen. Zo verdragen wij toch die frisheid. Een formatie van negen eendjes vaart voorbij en zij giechelen bij het zien van mijn kostuum. Hebben zij oog gehad voor dat wormkleine piemeltje van mij ?
Ik breek mijn kamp op. Wanneer ik bijna klaar ben, komt een kort dik vrouwtje in mijn richting gestapt. Zij draagt een plastieken kom, loopt mij voorbij zonder iets te zeggen, stopt vier fietslengtes verder aan een boom, en met een stok begint zij daar te krabben op de grond. Ik had reeds opgemerkt dat daar in het vochtige gras een bruin goedje lag. Voor mij was het een hondendrol en toch niet, want het kon eerder gedroogd braaksel zijn, een pasticchio die niet in een maag was gebleven. Zij blijft maar keutelen en wrijven met haar stok, bewerkingen die op ongeveer één vierkante meter plaatsvinden. Daarna plooit zij zich om het verzamelde hoopje in haar kom te deponeren. Zij draait zich om, komt nu met brede lach naar me toe en zij zegt ' Funghi porcini ... !' . Zij heeft zopas een portie eekhoorntjesbrood geoogst. Terwijl ik in de armen van Morpheus lag, glimlachend en bedwelmd door de Chianti, en Lago d'Iseo me in slaap had gewiegd , groeiden onder de grote boom naast mij de kostbare funghi. Haar dag was al goed. De mijne moest nog beginnen.
Wanneer ik ga afrekenen en mijn identiteitskaart terug krijg, bevestigt de campingbaas me dat hij heeft getelefoneerd naar Hotel Avogadro en dat ik verontschuldigd ben. De nacht kost me 10.000 lires, zonder enig papierke, dus helemaal in 't zwart. Voor de telefoon moet ik niet betalen. Even later fiets ik al door het vriendelijke stadje Iseo. Sierlijke zwanen leven er op het water, vooral grijze exemplaren zien er koninklijk uit. Bancontact bezorgt me 300.000 lires, en ik ga chocolade en Brescialat kopen, alsook mineraal water waarmee ik mijn drinbussen vul. Ik koop ook de roze sportkrant La Gazetta dello Sport. Aan de waterkant zorg ik voor mijn buikje. In de sportkrant zie ik dat Schumacher de autorace te Monza won, dat de calcio bijna alle bladzijden opeist, dat Ferrigato een semi-klassieker in Romagna won en ook dat Johan Museeuw te Meulebeke met twee ploegmaats in zijn wiel de koers had gewonnen. Ik gooi mijn oude handschoenen weg in een vuilbak en gebruik de nieuwe die ik bij heb. Ik zoek naar het postkantoor, maar het verkeer zuigt me mee en weldra ben ik buiten Iseo. Ik bezoek een kerkje uit de XIde eeuw, een ontspannende wandeling in de deugddoende zon.
Met Olive die al veel heeft gezien tijdens deze reis kom ik nu op de nationale steenweg, tussen vele vrachtwagens. Stop aan een grote parking van Esso. In het winkeltje kan ik daar eindelijk een goede kaart van Noord- Italië kopen. In dit bruisende industriegebied is de weg fietsonvriendelijk. Ik kan dan toch een betere kleine weg volgen, waar ik enkele keren afstap om te proeven aan de vijgen, de maïs, de druiven en de appeltjes. Daarna waag ik me opnieuw tussen beton en staal tot wanneer ik het oude centrum van Brescia bereik en klim naar de imposante citadel, de Castello, die alles overheerst. Er is een prachtig panorama, maar 's maandags is het fort gesloten voor bezoekers. Het aloude export product dat van Brescia een rijke stad maakte, waren de wapens. Terwijl ik naar de omgeving kijk, komt een Italiaanse fietser met me praten, maar ik kan weinig vertellen door mijn slechte kennis van zijn taal. Ik vervloek mezelf omdat ik toch wat meer tijd had kunnen nemen om Italiaans te leren, en ik ben ook kwaad op mezelf omdat ik mijn boekje nog niet heb gebruikt - het steekt nog diep in mijn fietstassen - waarmee een buitenlands toerist een beetje zijn plan zou kunnen trekken.
Zondagavond. De duizenden weekendtoeristen op weg naar huis geraken nu vast in een slang gevormd door Fiat's, Alfa Romeo's, Lancia's, Autobianchi's, van alle kleuren, maten, bouwjaren, prijsklassen. Zij blokkeren zichzelf en ondanks de paardenkracht die in hun motoren zit benadert hun snelheid het nulpunt. Hoe sterk is echter de tweewieler zonder stinkende uitlaatpijp. Met vrolijke pedaalslag rijdt hij alle chauffeurs voorbij als een zefierwind. Om mijn vaart nog feestelijker te maken, blaas is ik drie rode luchtballonnetjes op en bevestig die achter aan mijn zadel. Ik ben toch de zoon van Fille en ik vlieg die file voorbij. Wat doet dit deugd op weg naar Brescia. Nabij Iseo zijn de kampeermogelijkheden talrijk. Een prachtige pizzeria verspreidt geweldige geuren die mijn neus prikkelen. Ik rem en duik de camping binnen die naast dat restaurant ligt. Dat wordt mijn basis voor komende nacht. De jonge uitbater is vriendelijk en spreekt Engels. Er zijn vooral caravans op het terrein en onder een afdak wordt er pingpong gespeeld. Mijn tentje staat er vlug, nabij een instapplaats voor roeiboten, op enkele stappen van het water van het prachtige meer. Plots overvalt een raar gevoel me. In de rechterzak van mijn trainingsjas voel ik een hard voorwerp ! Jandorie, ik heb nog altijd de sleutel van kamer 35 van het Hotel Avogadro. Afgeleid door die prachtige glimlach van de meisjes aan de balie, heb ik mijn plicht van keurige hotelgast niet gedaan. Ik ga terug bij de uitbater en ik vraag hem of hij op mijn kosten en in 't Italiaans wil bellen naar 0345 21251 te San Pellegrino Terme om te verwittigen dat ik de sleutel met de post zal terugsturen, alsook om me duizend maal te excuseren. De man belooft me van te bellen, maar hij moet net even weg. Trouwens op dit uur naar een Hotel-Restaurant bellen heeft weinig zin legt hij me uit, want het is net het piekuur van de bediening . Met mijn ontladen fiets maak ik nog een toerke, maar dat is dwaas want de duisternis valt en nu rijden de bolides die door de file werden opgehouden met verhoogde razernij en met felle lichten langs het meer. In rijd daarom naar de pizzeria, waar ik achteraan in de tuin, achter windschermen, ver van het geluid van de aanstormende wagens nog een schone plaats vind. Ik heb zicht op het laatste daglicht dat wegzinkt in Lago d'Iseo. Voor 54.000 lires permitteer ik me op deze schone avond een versterkend maal. Groepjes Italianen komen ook pizza eten. Tot middernacht is het terras helemaal bevolkt. Dan verlaat ik mijn plaats. Terug in de camping zie ik nog even hoe Duitsers er Tischtennis spelen, maar met volle buik is het me niet mogelijk om ook mee te spelen. Mijn igloo roept me en de rode wijn heeft me te pakken. De klotsende golfjes van de Lago wiegen me weldra in een diepe slaap.
21ste dag San Pellegrino Terme- San Andrea d'Iseo (rit van 96 km )
Waar ben ik nu eigenlijk ? O, ja, in het hotelletje Avogadro te San Pellegrino. Ontbijt. Koffie met beschuitjes. Niet erg, want ik heb helemaal geen eetlust. Ik lees in de zondagskrant dat Chris Boardman te Manchester méér dan 56 km in één uur heeft gefietst. Wat een prestatie ! Ongelooflijk. Wereldrecord. Olive Green en ik liggen uiteraard minder aerodynamisch op mekaar wanneer wij fietsen. Wij leggen met moeite 56 km op een dagje af. Ik zie hoe vrolijk en gelukkig de twee meisjes zijn die de dienst verzekeren. Zij zijn jong, slank, zwart van haren, wit van vel. Zulke modellen gebruikten de Italiaanse meesters om Madonna's te schilderen. Mijn rekening is lichter dan verwacht. Ik voel me op deze zondagmorgen als een apostel waarover de Heilige Geest is nedergedaald en met mijn tenger Italiaans begin ik een babbeltje ... proberen mag toch ... ' Sono multo contento... Euh... tu et tua sorella sei ragazza gentile et bella ... ! Zij bekijkt mij met haar grote zwarte ogen, de bergamasca, die zo blank, zo lief en goed is. Haar tafelkleedjes zijn van het kraaknetste wit en zij plaatste verse bloemetjes op alle tafels van het restaurant. De zon schijnt door de open vensters en deuren. Door dit alles voel ik me echt in grote vorm. Ik betaal met mijn kaart, maar ik voeg er twee biljetten van 10000 lires bij als drinkgeld, één voor ieder meisje, om te bewijzen dat iemand die per fiets te San Pellegrino aankomt ook een heer kan zijn. Ik daal terug gemakkelijk de vallei af tot Bergamo. Het krioelt er van wielertoeristen. ' Fare bella figura' op de fiets is hier veel belangrijker dan in Vlaanderen. Het is vandaag zondag en daarom deed ik mijn koersbroek van topkwaliteit aan met op de buitenkant van mijn dijen de naam van Eddy Merckx. Deze magische letters laten zien dat ik een Belg ben en geen Nederlander. De Italianen moedigen me aan, groeten me vriendelijk. Rond zondagmiddag gebeurt het dan. Pssstt ... een platte achterband. Ik vind het gaatje en ook het bobbeltje in de velg dat de schade heeft veroorzaakt. Ik bewerk het wat met een vijl, verstevig met een stukje binnenband, en plak zwarte tape helemaal rond de velg. Dat duurt wel een tijdje, maar ik ben fier over mijn werk. De Dag des Heeren is prachtig en ik nader Lovere. Aan een groot bedrijf GEWISS kom ik voorbij, een sponsor van een felle wielerploeg. Even rekenen laat me weten dat ik al 1450 km heb gefietst en dat drie bandbreuken mijn lot zijn geweest. Dat is nog zo niet slecht. Maar ... pats.....grrrrrrrrr... terug plat en we zijn nog maar 16 km verder na vorige panne. Toevallig gebeurt dit onheil vlak voor een gelateria. Een reden meer om te stoppen en wat troost om me moed te geven alvorens terug herstelwerk te beginnen. Eerst een grote cola en een dikke ijskreem, en dan kan het trieste werk van reparatie volgen. Ik steek mijn rechterhand in een handschoen van dunne doorschijnende plastiek om mijn vingers niet vuil te maken. Vakkundig geef ik goede indruk aan de talrijke autochtonen die van op enige afstand, gezeten in de schaduw op een rij stoelen, al mijn bewegingen volgen. Gebarsten binnenband. Ik pompte mijn achterband waarschijnlijk te hard op. Het maximum mag maar 6,5 Bar zijn. Vermits het aan deze kant van de Alpen veel warmer is dan in Zwitserland was de spanning in mijn binnenband overdreven. Ik plaats een nieuwe. Door de tape is er nu minder plaats. Ik wring en ik duw, en het komt toch goed. Vijftig keren stoempen op mijn handpomp en de band staat weer hard. Maar is hij nu hard genoeg of veel te hard ? Een aanhouder wint altijd, en daarom fiets ik verder op zoek naar de waterspiegels van de Italiaanse meren. Een eerst meertje is nog van geen tel, doch brengt me wel al in de stemming en laat me weten dat ik op de goede weg ben. Terwijl ik dromerig van het landschap geniet halen twee mountainbikers me in. Een jongen en een meisje, die me willen gezeldschap houden. Zij beginnen een babbeltje in de Engelse taal, de best manier om mekaar te verstaan. De jonge kerel draagt een voetbalshirt met op de rug het cijfer zeven en de naam Eric Cantona .Zij is erg nieuwgierig en wil werkelijk alles van mij weten. Vele zondagsrijders delen de steenweg met ons. Naast mekaar fietsen is gevaarlijk, niet voor mij want ik blijf mooi aan de rechterkant, maar wel voor hen . Dit tijdelijk gezelschap wordt me opgedrongen, is sympathiek, maar moet worden beperkt. Bergaf rijden zij nu graag 50km/u en dat is gemakkelijk maar niet wijs met al die wagens. We bereiken Lovere, een aardig stadje. De twee fietsen als gekken verder. In het verkeer ben ik ze weldra kwijt. Dit is dan Lago d'Iseo. Bootje varen. Pedalos. Zonnebaden. Picknick. Verliefde koppels van alle leeftijden. Kindjes groot en klein. Mekaar bekijken van op een terras. Martini on the rocks slurpen. Gelati. Honden. Vijftienjarigen die sigaretten roken en een liefje zoeken. Zondagse kleren. Kleuren. Niets moet en alles kan op een zomerse dag aan Lago d'Iseo. De grote massa is neergestreken rond het meer, allemaal mooie bruine mensen die zich een paar maanden lang hebben laten bakken door de lachende Italiaanse zon. Langs de oevers zie ik veel campings, speeltuinen, parken, wandelwegen, natuurschoon. Alles draait goed, maar na 73 km, te pisogne, besluit ik toch van te stoppen. Een slimme wielertoerist moet immers rusten alvorens de batterij leeg is, eten en drinken alvorens honger en dorst te hebben. Aan de kade nabij het water neem ik plaats aan een tafel. Vermits ik overal flesjes Corona zie staan bestel ik ook maar zo een geel bier uit Mexico. Het wordt me ijkoud gebracht zoals het hoort en met een stukje ciroen in het schuim. Ik geniet van mijn biertje en neem alle tijd want ik wil wachten tot wanneer de Ora, de zuidenwind van de namiddag , plaats maakt voor de Vet, de noorderwind van de vooravond. Ik voel nog niet veel van die wind wanneer ik me terug in beweging breng. Volgens mijn informatie volgen nu tunnels, en dat blijkt ook zo te zijn.Op de weg langs de boord van het meer vordert nu een lange file auto's. In de eerste tunnel gaat het niet goed met mij, want het koude bier ligt nog op mijn maag en mijn benen zijn stijf. Het is bergop en donker in die tunnel. Ik geraak in ademnood en moet mijn mond gesloten houden want al die stil vorderende wagens spuwen stinkende gassen uit. Ik rijd op klein verzet verder en telkens wanneer er wat luchtstroom komt door openingen met zicht op het meer vul ik terug zo veel mogelijk mijn longen. Zowel de lamp op mijn fiets als de lamp die ik op mijn hoofd kan zetten zijn buiten werking. Wat een fout ! Zonder lichten vooraan, maar wel met gele kledij, met reflecterende strips rond armen en benen, met op mijn fietszakken zichtbare driehoeken, en met een goed achterlicht ben ik nog wettelijk niet in orde in de tunnels, is het vooral gevaarlijk door die vele automobilisten en door de gaten langs de wegkant. Ik vertienvoudig mijn concentratie, stop waar het kan, en als het moet. Maar zoals voor de slechte jaren waarmee ik mijn loopbaan op het werk eindigde, komt hier ook het einde van deze tunnelzone voor de eenzame sterke fietser die ik ben. Tussen Pisogne en Marone was het ongezond en eng. Na de tunnels begin ik terug snel te rijden. Opeens zie ik terug de twee jongeren van een paar uren geleden. Zij lopen te voet achter de vangrails in gras en stenen. Blijkbaar zijn zij in moeilijkheden. De goede ziel in mij vraagt me om te stoppen, maar vermits ik met snelheid tussen de auto's aan het volgen ben , kan ik zo maar niet stoppen. Dat zou een kettingbotsing veroorzaken. Ik wuif met mijn hand en roep eens ' Hello' . De jongen roept iets, maar ik versta hem niet. Wat verder wil ik terug draaien om eens te gaan zien wat er gaande is , maar dan meen ik dat zij toch maar zelf moeten opdraaien voor hun roekeloosheid, voor hun fouten, want anders leren zij het nooit. Die jonge mountainbikers reden rond in zwembroek en T-shirt, zonder drinkbus, zonder pomp, zonder herstelmateriaal, zonder valhelm, zonder lichten, zonder landkaart, zonder te weten hoe lang zo'n rondrit omheen Lago d'Iseo wel was.
Daar waar de bergen overgaan in de Povlakte ligt een parel van een stad die in lang vervlogen tijden werd gesticht door de Kelten. Vele volkeren en vele edele families kwamen, verbleven en gingen te Bergamo. Zij hebben deze stad uniek gemaakt. Galliërs, Franken, Hunnen, Westgoten, Lombarden, Ghibbelijnen, Welfen, Visconti, Malatesta , Oostenrijkers, Fransen, Italianen, Duitsers, Amerikanen, hebben Bergamo gebouwd, verwoest, gebrandschat, geplunderd, heropgebouwd. De vele kerken, paleizen, piazzaszijn er prachtig, om nooit te vergeten. Het is een plaats van markten, een omgeving waar mensen wonen, werken, liefhebben, eten, drinken en zich met mooie dingen omringen. Tijdens de zestigerjaren van de XXste eeuw werd de boerenjongenAngelo Roncalli de beroemdste universeel bekende figuur uitBergamo. Hij was Johannes XXIII, de paus van het Vaticaanse Concilie en van de encycliek Pacem in terris.
In de drukke voorstad speel ik eigenlijk met mijn eigen kostbaar leven tussen de autos, brommers, vrachtwagens, en op een slecht verzorgd wegdek. Alles wijst naar industrie en naar comsumptie. Ik stop even aan het station en ga op zoek naar een stadsplan en naar een kaart van Noord Italië. Mijn voeten zijn aan het slapen. Rondlopen verbetert mijn bloedcirculatie. De Tourist Info bestaat er alleen uit elektronische apparaten en uit informatie op een bord. Het apparaat om hotelkamers te reserveren is in panne. Dan maar verder tot Piazza Vittorio Veneto waar een kraantje staat met drinkbaar water. Dat functioneert heel goed want het spuit heerlijk direct een geutje in mijn mond. Ik eet brood met salami en vul mijn drinkbussen met water. Te Konstanz kocht ik een flesje met dille extract. Dat is goed en gezond voor mijn bloed, tegen slechte cholesterol, en daarom voeg ik drie druppels in iedere bidon. Het is vroeg in de namiddag. Ik toer wat rond op zoek naar info over Bergamo. Blijkbaar zijn in Lombardije binnenpleintjes gespecialiseerd in of gereserveerd voor bepaalde activiteiten. Terwijl ik snuffel met eerbare bedoelingen bots ik daar onder de arcades plots op een vogelschrik, een mannelijk exemplaar van wat ik vorige avond al had ontmoet in Milano Centrale. Hij loopt rond in volle zon met een muts en in een vuile lange witte regenjas. Mijn kennis van de Italiaanse taal laat me begrijpen dat hij diensten verkoopt voor 50.000 lires. Ik spurt zo snel mogelijk weg. Zou dit dan één van die pifferi, van die publieke fluitspelers geweest zijn, traditionele muzikanten uit Bergamo?
Mijn tempo zakt vlug, want het gaat van beneden naar boven. Aan de start van de funicolare, een soort tram die op smalle rails naar de bovenstad klimt, bestudeer ik even het stadsplan.Met mijn fiets mag ik niet op die lift. Mijn benen zullen dus worden gemarteld om te klauteren langs waar de finale van de Giro di Lombardia zich afspeelt wanneer de klassieker van de vallende blaren te Bergamo eindigt. Het schrikt me toch wel af. Ik besluit nog wat te pauzeren en mijn eerste ijsje te eten in het land van de gelati. Op een bank nabij het vertrek van de bergtram lek ik van de koude slemperij. Het slechte van mijn nachtleven doorheen Milaan achtervolgt me nu. Ik val in slaap op die bank. Om wakker te worden met nog steeds een fiets naast mijstak ik evenwel een been door mijn kader en legde ik een ander op mijn bagagetassen. Weldra snurk ik. Gedurende niet lang want plots hoor en voel ik . tok, tok, tok , tok, tok, . . Ik doe één oog open en zie voor mij een oude vrouw met een witte stok. Zij kent dezelfde bank zeer goed. Maar nu ligt iets enorms op de plaats waar de blinde vrouw dikwijls in de schaduw komt zitten ! Zij en haar stok zijn toch zeer verwonderd. Een gentleman ben ik gebleven, ook al ben ik al sedert enige tijd zwerver op Gods wegen. In orde, de rustplaats is voor haar en zij legt haar kontje op die bank. Toch wat fitter na mijn dutje schuif ik omhoog naar het oude hart van Bergamo langsheen de Mura di San Giacomo. Hoe hoger ik kom, hoe mooier alles wordt. Wat een panorama!
Op de oude keien bereik ik Citta Alta voor een bezoek aan Santa Maria Maggiore waar oude Vlaamse en Florentijnse tapisserie hangt. Op mijn klein verzet rijd ik langs de muren van de bovenstad. Talrijke wandelaars, bezoekers uit vele landen, slenteren er rond. Spel van zonnelicht en schaduw. Piazza Vecchia. Dit is bijzonder mooi. Dit is uniek. Raggione, het oudste gemeentehuis van Italië wordt dagelijks honderd maal gefotografeerd. Spelende kindjes en een hond op het plein in de zon. Fontein met symfonie van water. Verliefde jongen en meisje. Terras toeristen met pijnlijke voeten. Een zwerm fietsers. Hongerige duiven. Bloemen. Reeds op de kleurrijke balcons van Bergamo staat de fiere leeuw van Venetië. Ondanks het vele volk heerst er toch nog een gezellige stilte, alsof de stoere oude muren de storende geluiden opsnuiven. Heerlijk. Schattig. Stad van de glimlach. Liefde op het eerste zicht. Bergamo ik hou van jou !Waar ben je Lucia de Lammermoor ?
Ik slurp aan een blikje cola en laat al die indrukken tot me binnendringen. Olalala !Wat ziet mijn lodderig oog daar ! Een gelateria ! Ondanks veel cultuur, godsdienst, geschiedenis, vrouwelijk schoon, is op de piazza het meest bezochte punt evenwel toch een goudmijn waar aan een toonbank van 12 m lang meerdere winkelmeisjes ijs verkopen. Niet met een tang die de bollen nijpt worden er de smaken en kleuren in de horentjes, tussen de wafels, in de potjes, kommen en bekers gebracht. Voor de grote en voor de kleine snoepers, met elegante zwier, gebeurt dat op de Piazza Vecchia met de metalen spatel, zoals de traditie vraagt, zoals het steeds ook gebeurde bij Vica te St-Truidenof in het dorp van mijn jeugd wanneer paard en kar van Henri ke den Haebe met zijn vanille in onze straat stopte en wij in onze hand een paar franken hadden. Die Henri uit de Sint Lambertus straat had een mooi braaf paard en naar dat paardje keken wij. De jonge dames achter de toog van de gelateria op de piazza zijn mooi. Terwijl zij met de spatel de ijsjes serveren, met hun jong bovenlijf wringen om de smaken uit de bakken te krijgen, beweegt het vlees in hun décolleté, enja, beste biechtvader, ik keek met een zondige blik, maar nadien koelde ik af door het eten van een dubbele portie ijs uit mijn bakje.
In de smalle straten zijn vele winkels met fijne kost. Vooral diverse paddestoelen zijn er te koop, goedkope zwammen maar ook zeer dure. Vele mooie voorwerpen lokken de voorbijgangers.
Gewone bierflessen waarvan de hals op hoge temperatuur terug gesmolten werd, waarna langer gemaakt na uitrekking, trekken mijn aandacht. Ik mag niets kopen want ik moet alles toch nog zo lang meeslepen. Op weg naar Vigilio, het hoogste punt van oud Bergamo, wordt het moeilijk per fiets. Aan de kapel op de stadswallen stop ik. Na wat verkenning in de Via Donizettien in de Via Gombito, voel ik me gelukkig en voldaan. Daarombesluit ik van verder door het land van Bergamasca te fietsen langsheen de pittoreske S470.
Val Brembana. Het is een warme vooravond. Nog 25 km scheiden me van San Pellegrino, gelegen in de richting van het Noorden. Ik ben nu in de geboortestreek van Arlequino de bekende figuur van de Commedia dellarte, de harlekijn. Hij was maar een knecht uit deze Val Brembana, een Boerke Naes zonder leeuwenmoed maar toch niet dwaas, die vanaf de XVIde eeuw in vele rollen op de theaterplanken verscheen. Zoals in de Vlaamse Ardennen - anderen zouden schrijven zoals op de Limburgse fietspaden of in Nederland - is dit ook het land van de fiets. Ik ontmoet of word ingehaald en voorbijgereden door vele sportievelingen die mij amper een blik gunnen omdat zij rijden op fonkelende tweewielers van de beste soort. In hun gekleurde truien, met bruine benen en op Colnago, Pinarello, Bianchi, Willier, Campagnolo, Cinelli, Benotto, gedragen zij zich als Felice Gimondi, de halfgod van Bergamo. Ik ben immers maar een slak, zwaar beladen en traag, kruipend over de warme asfaltweg. De vallei is vruchtbaar en mooi. Het is een brede scheur in de kalkrotsen. Enkele moderne bruggen bewijzen de hedendaagse economische bloei. De steenweg langs de rivier is in goede staat. In een dorpje aan een brug verlaat ik de hoofdweg om nogmaals een frisse liter melk te drinken, reeds de tweede liter melk die ik vandaag door mijn keelgat giet.
Langzaam nadert het stadje San Pellegrino, waar sulfaatrijk water van op een diepte van 400 m uit de dolomietrotsen komt. Op het ogenblik dat ik stapels van duizenden plastieken bakken zie, soms helemaal leeg, dan vol met lege flessen en natuurlijk ook wel vol met flessen gevuld met mineraal water, ben ik er zeker van dat ik San Pellegrino Terme heb bereikt.
San Pellegrino is een schone naam die voor mij blinkt en klinkt als een nieuw muntstuk. Ten eerste omdat ik een fietsende pelgrim ben die naast wijn, melk, bier, koffie, cola, ook veel water drinkt en zeker graag ook dat bruiswater San Pellegrino, het sprankelend genot met de bubbeltjes die je aangenaam tegemoet knisperen. Ten tweede, omdat ik Coppi en Bartali bewonderde, de grote klimmers, die altijd boven op de cols een spurtje plaatsten voor de Trofeo San Pellegrino, het klassement van de bergprijs. Deze strijd der campionissimi werd zo prachtig beschreven door Dino Buzzatti iemand die werd geboren te San Pellegrino in 1906. Aan het eerste hotel rijd ik voorbij want drie sterren is eentje teveel voor mij. In het centraal gelegen Hotel Papa probeer ik het, doch alles is bezet. Zij wijzen me een ander hotel aan en schrijven op een papiertje de naam Avogadro. Ik moet echter verder fietsen. Weldra bereik ik dat hotel waar een kamer 40.000 lires kost. Douche in een grote badkamer met licht hellende vloer waar het water snel wegloopt. Zweet, vuiligheid, slechte geuren, worden van mijn vuile armen en benen afgespoeld.
Een uurtje later zit ik als een heel nette heer aan tafel. Mijn maag, lever en darmen hebben er een afspraak met het avondeten dat zo belangrijk is voor iemand zoals ik die een Giro rijdt. Het wordt na deze lange dag minestrone, coteletta Milanese, insalata mista, frieten, kaas, brood, rode wijn en vanzelfsprekend ook een fles San Pellegrino, het beroemde water dat zelfs Leonardo da Vinci ook zo graag dronk. Dit alles verloopt uitstekend. Olive Green heb ik mogen binnen parkeren, in een tweede zaalen zij staat er netjes veilig en naakt nabij een grote kast gevuld met tafellakens en reserveborden. Nadien neem ik nog wat rode wijn mee naar mijn kamer. Daar strooi ik over de hele vloer de inhoud van mijn fietstassen uit. Zo is een overzicht gemakkelijker en wordt allesweer eens aan de lucht blootgesteld.Ik kijk naar de televisie maar val vlug in slaap. In het midden van de nacht word ik al wakker. Ik herschik alles zoals het moet in de compartimenten van mijn fietstassen en ik ontdek dat een beter verdeling me uiteindelijk meer ruimte over laat. Zo is het goed dat ik mijn schoenen in de tassen aan mijn voorwiel opberg. Daarna neem ik nog een warme douche. Dat laat me weldra diep slapen in de nette lakens van Hotel Avogadro te San Pellegrino.
Rome 1996 - In de schemerzone tussen vrijdag en zaterdag.
OP WEG NAARBERGAMO.
Met een knars valt de ijzeren slang stil. Wanneer ik de deur open duw komt lawaai en drukte me begroeten. Wat ben ik zenuwachtig, en Olive Green is dat ook . Ik tuimel met fiets en al letterlijk op het perron van Milano Centrale. Mijn fietspomp klettert tegen de stenen en een plastieken zak met mijn papieren glijdt zelfs tot op de rails. Dat noemen zemet de slag in huis vallen . Geen pols gebroken, geen sleutelbeenbreuk, geen pijn aan mijn staartbeentje. Mijn averij is toch niet te groot. Duizend Milanezen en den dezen, de ik die zo alléén arriveert en zijn plan zal moeten trekken in de grote en vreemde stad, vol vieze wolven en diepe afgronden. Ik sta er met mijn mond vol tanden gelukkig niet verloren tijdens de valpartij, en niet op de trein vergeten. Centrale trekt een weinig op Antwerpen Centraalmaar is toch minstens driemaal zo groot. Staal, glas, trappen, mensen, veel mensen. Samen met mijn fiets loop ik er wat rond. Observeren. Wennen. Hé, wat komen hier vele schone vrouwen binnen, met bruin vel na de Italiaanse zomer, maar ook helemaal zwarte prachtige negerinnen. Een roltrap brengt ons scherp naar omlaag en ik moet alle kilos van mijn lijf gebruiken als tegengewicht om Olive Green bij me te houden.
20.30 u.Milaan. Zwoele vrijdagavond in september.24°C.
De nacht valt hier vroeger dan aan de bovenkant van de Alpen, dat kan ik duidelijk vaststellen. Ik bevind mij op een zeer groot plein voor het station en zie de lichten van de grootstad fonkelen.Nergens is er een fietsvriendelijk hotel. Overal duwt drempelvrees me weg. Allemaal dure kamers. Mijn tong durft nog niets zeggen in dit vreemde land. De avond is heerlijk. Ik voel me vol energie. Dan merk ik een restaurant op : Giglio Rosso. De tafeltjes staan buiten en binnen. Een haag van één meter breed en één meter zestig hoog scheidt de straat van het terras. Ik denk aan Charles Decoster die zijn boek begon met iets over een haag, want zijn eerste regel was Wanneer te Damme de meidoorn bloeide werd Tyl geboren, de zoon van Claes en Soetkin . Eten in de Giglio Rosso lijkt me een goede start voor mijn Italiaanse roman. De ober laat me zitten op het plaatsje dat ik vraag, bijna op straat aan een rond tafeltje voor één persoon. Mijn fiets en mijn bagage duwde ik in het groen van de haag op amper één meter van me. Het is er zoals in de Rue des Bouchers te Brussel : druk, duur en lekker. De ober begrijpt de Italiaanse woorden die ik zeg. Terwijl ik eet of drink blijf ik mijn fiets beloeren en ik ben van plan zonder genade iedereen die hem zal betasten met mijn vork in het oog te treffen. Ik zit daar niet op mijn gemak in trainingspak, tussen al de schone koppels mannen en vrouwen die daar op restaurant komen. Wat een drukte ! Daarom vraag ik snel de rekening. Op een bordje komt naar mij het volgende :Pan e Coperto (4000) + Aqua Minerale (4000) + Ravioli (12000)+ Vitello a la Venziana (18000) + Semifreddo (7000)+ Servicio (5500)= 50.500 Lires.Zon grote som doet het speeksel in de mond verstijven. Op een nulletje wordt hier niet gekeken. Dit was toch een goede start.
22.00 u. Ik begeef me langzaam terug naar het station na deze eerste ronde door Milaan. Ik besluit wat te rusten tot mijn eten is verteerd. Het is nog altijd druk. De vele exemplaren individus van diverse rassen die hier komen en gaan of staan, vormen een leuke attractie : de mens onder alle vormen. De clochards die in het onmetelijke station zich nestelen worden rond dit uur meer en meer opgemerkt. Politie, soldaten, en veiligheidsmannen van de Spoorwegen, patrouilleren er voortdurend, soms zelfs gewapend. Voor een kuis met waterslurpende stofzuigers moet iedereeneen gedeelte van het gebouw verlaten. Ook ik word verjaagd door de vertegenwoordigers van wet, orde, properheid, en reglement. Dit verplicht me tot verhuis naar het buffet, een grote ruimte met tafels en stoelen. Het is bijna sluitingstijd, maar een blik bier is er nog te koop tegen hoge prijs. Ik mag zelf het vocht inschenken in een mooie pint. Ik betaal met een groot biljet en krijg papiertjes met nullen terug. De beroepsbedelaars, de rondlopers, de hoeren, die op dat uur daar iemand een halve liter fris Heineken zien drinken, weten uiteraard dat die persoon nog geld in zijn zakken heeft. Dat legt uit hoe het komt dat daar twee minuten later een soort stationheks naast me komt zitten. Eerst bedelt zij om wat centen. In een tweede poging volgt een voorstel tot seksuele dienst. Verschrikkelijk. Wat een lelijk wijf ! Ik spoel al het bier door mijn keel, sta op, geef de schone pint terug aan de ober, en vertrek naar het lager gelegen gedeelte van het station waar het frisser en kalmer is. Ik ga in de lokettenzaal zitten.
De spoorwegpolitie jaagt nu iedereen buiten die geen ticket op zak heeft. Mijn dure kaartjes uit Lausanne zijn het bewijs dat ik wel degelijk een reiziger ben, en geen dakloze. Ik mag blijven en rust er nog wat uit terwijl de tijd loopt. Het is voorbij middernacht.Ik zie van op mijn plaats door de ingang van het station wat er buiten op het plein gebeurt. Het is alsof ik naar een film aan het kijken ben. Ik zit rustig in de halve duisternis en de anderen staan of bewegen in het licht. De politie is nooit ver. Maar stilaan verdwijnen jong en oud,vermindert de verlichting, worden her en der deuren en vensters gesloten. Ik zie dat de bewakers van de ingang van het station naar huis gaan. De laatste trein is dus uit Milano vertrokken of is voor de nachtrust tot stilstand gekomen.Geleidelijk komt een gevoel van onveiligheid op me af.Zit ik hier niet als een rat in de val ? Ik word zenuwachtig en moet plassen.Geen toiletten in de nabijheid. Ik kan mijn zwaar beladen fiets niet achterlaten met op korte afstand vijftien potentiële dieven. Maar ik heb een oplossing. Ik urineer in een plastieken zakje met sluitstrip, dat eigenlijk dient om een boterham in te stoppen. Deze liquide afval deponeer ik stiekem in een vuilbak aan de ingang van het station. Ik spring op mijn tweewieler, verlaat Centrale, het plein, de rondhangende jongeren, de duiven en de zwerfkatten .
Verdorie ! Mijn voorlicht is kapot na de valpartij op het perron.
Milaan by night biedt echter zoveel lichten nog dat ik nog bijna alles kan zien. Wat een drukte op zon nachtelijk uur !Overal rijden zij als zotten met hun wagens en motors. Ik wil niet van mijn fiets worden gebokst of in prak gereden door die uitgelaten chauffeurs. Ik blijf daarom van de straat af en fiets verder op de stoep. Tussen vuilbakken, geparkeerde autos, bloembakken, lantaarns, rustbanken, autobushaltes, slalom ik verder in de hoop dat ik de richting van het Noord Oosten aan het volgen ben.Af en toe staat er op een straathoek een straatmadelief die niet lacht op een fietsende landverhuizer zoals ik, maar die wel wacht in de nacht op signores met een Alfa Romeo of schone Fiat. Ergens in het nergens van de voorstad waar het kermis is, met bierkramen en pizzatenten moet ik van mijn fiets af om niet tegen de mensen te botsen.Stop. Tijd voor een biertje. Weer zoveel lawaaimakers, rokende uitlaatpijpen en sigaretten, jonge wijven, muziek, Italianen met wilde haren. Even verder aan het volgend kruispunt staat er een hoer. Ik vraag haar beleefd Signorinaper favoremi indichi la strada per andare a Monza ?Zij heeft het hart van Irma La Douceen wijst me hoe ik moet rijden. Met mijn oersterke velgen wip ik me op en af de lage stoepen die volgen, en ik glimlach bij het zien van pijlen die naar Monza wijzen.
Voorzichtig verder. Pelgrim van de nacht langs vele wegen mag ik genieten van Gods zegen. Om 2u 45 bereik ik Monza. Heelhuidsstop ik aan een school waar op de speelplaats nog voetbal wordt gespeeld door twee elftallen. Geen gesjot maar echte Calcio. Dag en nacht oefenen en misschien ooit eens in de droomtrui van Juventus, A.C. of Inter geraken. Die jongens voetballen zeer goed. Er is een arbiter, een tafel met officials, een afdak waar supporters van drank en hapjes genieten. Dan moet ik even mijn ogen uitvegen, want het volgende kan ik moeilijk geloven. De stand van de match is opgelopen tot335- 277, want zij spelen hier geen match van 90 minuten maar wel een match van 90 uren. Er zijn ook reservespelers, maar ik zie dat die niet op een harde bank zitten naast het veld doch wel rusten of wachten in hun autos, waar zij het malse gezelschap hebben van hun lief. Het ene spel is het andere niet.
Met mijn wandelschoenen, jeans, regenjas, neemt niemand me voor de felle wielrijder die ik ben. Dit is Monza de verblijfplaats van Fiorenzo Magni, de campionissimo, die eeuwige sportroem vergaarde door als Italiaan driemaal (49/50/51) de Ronde van Vlaanderen te winnen. Maar verschrikkelijk divers motorengeweld is te Monza de religie. Door de nacht vlammen zij hier rond als op de Grand Prix. Alle dolende kippen en honden zijn te Monza al lang platgereden. Felle vaak begint mij nu te overvallen. Voor een fabriekje waar waterpompen worden gemaakt staan banken die mooi achter struiken zijn verstopt. In die plantentuin rijd ik binnen. Ik kruip in mijn slaapzak, probeer te slapen, maar dat lukt me niet door de vele autos die er voorbijrazen. Mijn kopje blijft wakker, maar mijn benen nemen rust.
Bij de eerste klaarte kruip ik terug recht. Terwijl reeds arbeiders naar de fabrieken komen die zich in de nabije omgeving bevinden, en vaders die als vuilnisman de kost moeten verdienen reeds druk bezig zijn, komen zonen en dochters nog thuis van hun nachtelijke fuiven. Ook de politie is al aan de arbeid : lang voor het ontbijt verbaliseren zij aan het station van Monza reeds een man die op een brommertje reed. Ik heb nog geen wegenkaart van Italië. Wanneer ik de wegwijzers naar Bergamo niet meer zie, wordt het moeilijk. Er is veel verkeer al zo vroeg in de ochtend.
Een flauwe zon is opgekomen in het Oosten en daar moet ik naar toe. Maar ik kom terecht in een kom spaghetti van straatjes, bedrijven, parkings, snelwegen, bruggen, omleidingen, verboden doorgangen, wegeniswerken, stortplaatsen, doodlopende straat, een echte hel.In de verte zie ik de spitse toren van een kerk, het geloof van onze grootmoeders dat de enkeling in nood helpt, en zo kom ik uit de industriezone en bereik ik een woonkern. In een winkel is er wat eten. Mijn poging om een wegenkaart te kopen mislukt. Een frisse liter melk doet mij goed. Ik kleed me terug in rennerskledij na mezelf te hebben gewassen met water uit mijn drinkbus. Ik voel me beter, maar in die winkel verstond men mijn Italiaans helemaal niet, mijn tong was er loodzwaar, zodat ik dan alles maar heb geregeld met mijn wijsvinger.
Door landelijk gebied brengt Olive me nu op weg naar Bergamo. Gedurende een half uur vorderen we goed en dan komen wij in een schoon groot dorp met verschillende winkels.Ik vul er mijn stuurtas met panini, water, melk, en worst. Rechts ontwaar ik wat later een educatief pretpark voor massatoerisme, heel Italië, Tutta Italia in een notendop. Er is een zeer grote parking. Winkels met souvenirs en specialiteiten uit Umbria, Piëmont, Sardinië, Sicilië, Puglia, Toscane, enz uit alle streken van het schiereiland bieden er hun waren aan. De speeltuin kan betreden worden mits betaling van fors entreegeld.In dit Italia in miniatuur staat er natuurlijk een scheve toren van Pisa, in verkleind model, en zijn er plattegronden van de vele beroemde oude steden. Ik twijfel of dit openlucht museum wel iets voor mij is. In ontdek er propere toiletten, waar op dit uur nog niemand is. Ik gebruik daar water en zeep om mezelf te wassen en me gezond te ontlasten. Daarna krijg ik eetlust. Ik knabbel de lekkere panini op met de Milanese worst. Zo gingen een paar uren voorbij, die ik in het zonnetje doorbracht met ontbloot bovenlijf. Ik voer mijn fiets terug naar de uitgang. Maar dan zie ik een vijver en een mooi grasveld. Ik ga daar wat liggen om te bruinen. Een beetje later ben ik vertrokken in een slaapje.Maar een schreeuwend bazig vrouwmens komt me wegjagen. Zij is precies de Musolini manager van het ganse TuttaItalia.Ik mag de prachtige gazon niet platliggen. Weg dan maar!
Het duidelijke doel wordt Bergamo, de stad van Felice Gimondi, vriend en vijand van onze Eddy Merckx.Aan de rand van deze stad zie ik dat er een velodroom is. Ik verlaat mijn weg en maak een toertje rond dat sportstadion, maar op de piste zelf geraak ik niet op. Een oude affiche, bewaard achter glas, toont dat vroeger Antonio Maspes en Santé Gaiardoni er hadden gereden. Alles is er ondertussen oud, verbleekt door de zon, verroest, en onkruid siert de vele hoeken en kanten. Dit is een oord dat naar vergane glorie smaakt. Ik fiets rustig verder maar open goed mijn ogen omdat er veel gaten in het wegdek zijn.
Ik ben een gelukkig mens. Hoelang zal dit geluk nog duren ? Hoever geraak ik met mijn spaghettiItaliaans ? Si , sono pensionato belgio. Vado a Bergamo con mia bicicletta .
---De tot armoede vervallen inwoners van deze stad vergaten nooit de vroegere glorie. De Heuvel bleef een heilige plaats , bezocht door geesten uit een tijdperk van vergane glorie . ---- (Goethe)----
Aan de ontbijttafel ontmoet ik weer de motorrijder. Mijn tafelgenoot vertelt me hoe hij op zoek ging naar de oude Keltische cultuur in Bretagne. Hij raadt me aan om de abdij van St-Maurice te bezoeken waar een kerkschat wordt bewaard met goud en edelstenen uit de tijd der Merovingers. Deze belangrijke abdij bestaat sedert 515.Spijtigwijkt dit te ver af van mijn reisroute. Ik schenk hem mijn folders over de oude pelgrimsweg doorheen Zwitserland. Dit apprecieert hij en zo geef ik voor de zoveelste maal de Santiago virus door. De eeuwenoude kettingwordt zo wellicht nog een link langer met die leraar op motorfiets voor wie de tocht Lausanne - Compostelaeen afstand van 1660 km betekent.
Tijdens de voorbije nacht had ik Olive Green in de damestoiletten opgesloten. Het is tijd om haar te bevrijden. Na overleg met mezelf zal ik vandaag naar Italië sporen, want ik heb nog zoveel weg af te leggen en de belangrijkste stukken van mijn reis moeten nog komen. Zij liggen aan de andere kant van de Alpen. Daarom fiets ik dus naar het station van Lausanne. Ook de toekomstige Zwitserse Jacobspelgrim verlaat de jeugdherberg. Hij puft me op zijn Puch voorbij en hij steekt lachend zijn duim omhoog. Dwars door Lausanne, ja, en dat gaat goed bergop want vroeger was hier op het einde van het wielerseizoen een klassieke klimkoers voor profrenners. Ik ben rap aan het hijgen en zweten, omdat ik teveel kledij draag. Te voet gaat gemakkelijker en zo kan ik ook af en toe de weg vragen aan andere voetgangers. In de lokettenzaal van het station is er een machine die nummers geeft zodat iedereen eerlijk zijn beurt krijgt, maar er zijn toch mensen die voorkruipen. Niet op alle treinen mag mijn fiets. Daar is wat discussie over tussen de vrouwelijke bedienden. Het zalde trein van 16u13 worden voor mij. Ik koop het ticket 38774 naar Milaan via Brig. Dat kost 58,00 FS plus 16,00 FS voor mijn Olive Green.Met de glimlach betaal ik met mijn golden Eurocard. Twee maanden later zal ik om mijn uittreksel kunnen zien dat mijn overtocht naar Italië1893 BEF had gekost.
Italia, land van zon, kunst, vrouwen en wijn, maffia en paus, Coppi en Bartali,osso bucco en spaghetti, we zijn in aantocht, op weg naar U . Maar ik denk plots dat mijn JH-lidkaart nog in de Rue du Muguet ligt terwijl ik in het station sta. Ik blaas even uit in de wachtzaal en probeer mijn dag te plannen. Ik zie weer de twee meisjes uit Californië die de vorige avond naast mij zaten toen ik briefkaarten schreef. Hello en brede smile natuurlijk . Als rugzaktoeristen willen zij naar Wenen, de stad van Sissi en van de blauwe Donau.Zij zijn zo knap en jong. Ik ben zo oud en lelijk. Maar met mijn schone zwarte Wheeler pet, mijn grijzende baard, mijn bruine armen en benen, mijn indrukwekkende fiets, maak ik toch sterke indruk op hen. Zij beseffen dat ik geen kleine cowboy ben. Voor een schoon geldstuk van 5,00 FS mag mijn fiets met bagage in de consigne blijven tot aan het vertrek van onze trein. In het nabije postkantoor verstuur ik een brief van 320gr naar huis en dat kost me nog 5,00 FS. Om te komen aan het station langs een omweg had ik wel 4km nodig maar het is me nu duidelijk geworden dat via binnenwegen de jeugdherberg dichterbij ligt. Ik wil toch mijn lidkaart gaan terughalen, die zal nog nuttig zijn in Italië . Ik vrees echter dat de jeugdherberg ondertussen gesloten is. Daarom neem ik pen, papier, envelop, zegel, en kan zo indien nodig, schriftelijk vragen die kaart naar de jeugdherberg van Ravenna te zenden op mijn naam, zodat ik de kaart daar terug zou vinden. Ik stap in de zon verder en wanneer ik op 500 m van Rue des Muguets ben kom ik op straat toch wel zeker de baas van de jeugdherberg tegen. Ik leg hem het probleem uit, maar hij stelt me gerust : de receptie is open op dit uur want op vrijdag is dat nodig voor de gasten van het weekend.
12.00 u. Youth Hostel International de Lausanne. Inderdaad, gisteren waren de deuren gesloten en vandaag zijn zij open. Ik krijg onmiddellijk mijn kaart terug. Een groepje studenten is er aan het supporterenvoor twee blijkbaar slimme en ernstige kerels die een duel uitvechten in het backgammonspel, doch ik begrijp niets van dat spel en verlaat dan maar stilletjes de jeugdherberg. Ik por mezelf aan om wat beter op mijn zaken te letten en om niet meer domweg over struikelstenen te vallen. Verlies, diefstal, achterlaten,van een document betekent in het buitenland altijd kopzorgen en verlies van tijd.
Belangrijk wordt nu mijn telefonisch contact met thuis. In een glazen telefooncel bel ik tot wanneer mijn telefoonkaart dood gaat. Goed nieuws. Na jaren twijfel heeft mijn echtgenote zich een droogkast gekocht. Zij heeft ook de garage beter ingericht met diverse bakken om huisafval te sorteren en om brandhout te stockeren. Wanneer mijn fiets uit de garage is palmt zij natuurlijk de plaats van mijn tweewieler in. Geen ruzie tussen ons. Scheiding , of liever afstand, brengt vrede in het huishouden. Daarna zoek ik een restaurant. Het is overal schoon en te duur. Ik stap dan maar een zaak van delicatessen binnen waar ik een fles fendant, een quiche Lorraine en een sandwich met hesp koop. Met deze voorraad in een plastieken zak, slenter ik nog wat door de haven tot wanneer ik een zitbank zie. Ik eet er met veel genot en geniet van de fles fendant. Een zwerm mussen beweegt zich rond mij. Die vogeltjes hopen op wat kruimeltjes en ik maak ze gelukkig door wat stukjes van mijn brood met hen te delen.Terwijl de inhoud van de gekoelde fles fendant rap vermindert, zwerft mijn blik over de adembenemende schoonheid van Lac Leman en in de verte, aan andere oevers van het grote meer, liggen Genève, Nyon, Montreux, Vevey, Evian, Thon-les-Bains.Wat is het leven mooi hier op die bank in de zon, met mijn buikje lekker vol en met nog een restje wijn in mijn fles.
Maar ik mag mijn overblijvende tijd zo toch niet blijven vullen. Ik ga op zoek naar het Elysée van Lausanne, een museum waar kopergravures van Rembrandt en van Durer te bewonderen zijn.
In de tuin van Grand Hotel zie ik een moeder met een jongetje . Hij wil op en af een kleine glijbaan en kan daar niet genoeg van krijgen. Ik blijf even staan want dit tafereel herinnert mij aan een vakantie te Menton, reeds twintig jaren geleden toen ik ook mijn kind mocht op een glijbaantje plaatsen. Ik was toen evenwel een kleine bankbediende met een hypotheeklening op de schouders, iemand die voor vrouw en kind een kamertje huurde, terwijl de mama van dit jongetje wel op een prinses gelijkt. Zij is van een buitengewone elegantie, groot en slank, donkerbruin van huid, zwart haar en draagt een lichtblauwe lange cape, een lang kleed. Wat ik nog nooit zag : zij verstopt haar gelaat achter een gouden masker. Is zij te schoon en mogen andere mannen haar niet zien, of is haar gezicht lelijk geworden door wonden of huidziekte ? Dit moet de mooie echtgenote, misschien de concubine van een schatrijke sjeik zijn, of van een belangrijk man uit India. Moest ik een zware jongen zoals Dutroux of Hamers zijn, dan zou ik nu direct toeslaan en dat jongetje meepakken. Van zijn papa zou ik 2.000.000,00 $ eisen om hem terug te brengen. Die dollars zou ik dan op een Zwitserse bankrekening plaatsen, niet op mijn naam, maar op een geheim nummer, of misschien zou ik een luis huren op naam van Mlle Olive Green. Het jongetje amuseert zich goed. De langzame bewegingen van de vrouw geven me de indruk dat die schone lady ziek of ongelukkig is. Misschien is dat ook wel zo, en is die rijke man van haar niet de ideale echtgenoot en tedere minnaar waarvan zij droomde. Zij verblijft ondertussen wel in dit dure hotel waar de groten der aarde logeren en waar geen enkele werkende mens ooit zal komen.
Ik kan het Elysée maar niet vinden, maar ja, ik ben in de war door die prinsesen ook door de fendant die me nu te pakken heeft, me laat afzien en doet stinken van het zweet na beklimming van vele trappen. Ik merk dan dat ik boven het Musée Olympique ben gekomen. Terwijl ik zit en rust op een muurtje, kijk ik naar het meer en naar de tuin van het grote museum van de sport waar ik de vorige dag was. Daarna wandel ik weer naar beneden en smokkel ik mezelf via de open deuren en vensters van het restaurant het museum gratis binnen. Na mijn handige slalom aan de achterkant van dat gebouw stap ik de lege bibliotheek binnen. Aan de dame die daar vandaag zit vraag ik met ernstig gezicht waar informatie kan ingezien worden over de Spelen van Barcelona 1992. Zij legt me uit welke de mogelijkheden zijn. Even later bevind ik me voor kasten waar de vele verslagen van jarenlange voorbereidende vergaderingen de ruimte vullen. Van alle sporten die te Barcelona op het programma stonden, zijn alle namen van deelnemers, coaches, bestuursleden, scheidrechters, en atleten te vinden. Eens deze referentie gevonden dan komt men vlug terecht op de uitslagen die er geboekt werden zelfs door de minst goede deelnemer. Daar waren nog veel boeken en fardes die ik zelfs niet heb aangeraakt zodat ik niet kan vertellen wat er in stond. Mijn bedoeling iswielrenner Nima Ebrahimnejad terug te vinden, die bij ons thuis logeerde en waarmee ik een zomer lang naar de wielerkoersen trok. Door te vermageren en te trainen kon Nima begin 92 de minima behalen voor de ploeg van Iran die hem heeft opgesteld voor de 100 km tijdrit op de weg en voor de ploegenachtervolging op de piste. Zonder veel zoeken vind mijn oog zijn rugnummers terug en wat precies er te Barcelona door zijn ploeg werd gepresteerd. Een fotocopie van de bladzijden waarop de naam Ebrahimnejad staat zal ik posten naar Virginia in de USA voor deze olympiër die ik een tijdje als mijn zoon had beschouwd. Op andere boekenplanken doorblader ik nog vele boeken. Vooral de Aziatische boeken over tafeltennis boeien me omwille van de fotos want Chinees of Japans begrijp ik natuurlijk niet. Ik vind ook enige boekjes van voor de islamitische revolutie in Iran en daaruit maak ik ook wat afschriften van bladzijden in de Persische taal. Zo ben ik goed bezig, maar plots denk ik aan het uur. Het is 5.30u . Met olympische spoed spurt ik daarom weg uit dat museum.
Om in de warmte niet te voet naar het hoger gelegen station te moeten klimmen neem ik de metrolift, een soort tram, voor een kort ritje van 2,20 FS, steil naar omhoog. De trein wacht op ons.Olive Green staat in de gang en stoort een beetje de andere mensen. Ik zink neer in een oud leeg compartiment. Even later vertrekken we al. Een tijd lang zie ik nog het prachtige meer en daarna is het schouwspel voorbij want er volgen rotsen, andere treinsporen, oude gebouwen. We rammelen langzaam bergop doorheen de vallei van de Rhône. In de hellingen zie ik hoe dorpen en villas zich hebben genesteld en zich schuil houden. Nadien verschijnen er in de verte hoge bergen met nog wat sneeuw en nog hoger hangen grijze wolken.
Sion.Brig. De meeste treinreizigers stappen af, stappen weg langs het perron. Nog wat enkelingen blijven met ons op de sporen. Opnieuw sleurt de locomotief aan haar zware last. De Simplon Tunnel geeft een beklemmend gevoel, maar dat duurt niet lang en weldra rijden we weer in open lucht. Dat ik te Dommodosola moet verhuizen naar het voorste gedeelte van de trein komen drie verschillende treinwachten met tussenpauze me melden. Zij vrezen alle drie dat ik de Franse taal niet begrijp.
We arriveren in Dommodosolla, maar ik ben niet dom, hoor !
Zon zwaar beladen fiets op en af een oude trein krijgen is moeilijk werk. Het lukt me deze keer redelijk goed. Met weinig snelheid rijdt de trein nu verder door vele stations. Ik besef niet dat wij al bergaf aan het rijden zijn. Opeens daagt er een meer op en wat later nog een ander meer. Ik zie daken met roodbruine pannen en dan besef ik dat wij voorbijLago Maggiore komen. Ik spring recht en ga in de gang staan aan het raam. Zo kan ik een blik werpen op Isola Bellaen een glimp opvangen van de wonderschone omgeving rond de Borromee eilanden. Ik ben blij en begin te glimlachen. Dit is een gans andere land waar ik nu kom.Italia, waar de citroenen bloeien en waar zovele andere dingen zijn die ik wil ontdekken en leren beter kennen. Een kwartier later boemelt de zware trein door de lelijke industriële suburbia van Milano en is mijn treinticket volledig opgesoupeerd.
Siske, je bent aangekomen in Cisalpijns Gallië. Hier moet je tonen dat de fietsende en tafelende Belgen de dappersten zijn. Van nu af krijgt gij geen müesli meer om te eten maar wel veel pasta, wijn en gelati !
Vandaag wordt het maar een kort ritje. Van boven in de heuvels laat ik me downhill naar beneden rollen in de richting van Centre- ville Ouchy. Ik daal niet langs de drukke hoofdweg, maar zigzaggend door de randgemeenten ben ik er weldra. Ik heb vandaag niet eens mijn fietsschoenen aangetrokken. Stop aan de kathedraal van Lausanne, waar ik me begeef naar een van de vele publieke toiletten die deze propere stad telt. Ik was mijn handen niet in de onschuld maar in de wasbak, en breng mijn kledij wat in orde. Wanneer ik terug in de zon kom, word ik aangeklampt door een oudere dame en ik krijg terstond de gedachte Wat verlangt die van iemand die uit het herentoilet komt? .
Zij is gekleed in een tweedelig beige ensemble, draagt een dure handtas, een hoed, en haar vingers zijn vol ringen. Zij trekt me tot bij twee andere dames die wat verder staan.Ik begrijp nu dat zij de stadsgids is die op dit uur wil starten met een rondleiding. Ik volg de kleine groep en luister naar haar uitleg. Fijn. Divers.Keurig.Goed. We verkennen een uitzonderlijk monument van duizend jaren oud dat vele malen werd herbouwd tijdens de loop der eeuwen. De bouwwerken en de verbouwingen vielen dikwijls stil door geldgebrek. De kathedraal werd oorspronkelijk gevestigd op een rots, een sokkel van maar 100m breed en daar zo een gebouw op vastleggen was enorm moeilijk.Boven op de toren is er een fantastisch panorama te zien. De kathedraal van Lausanne is in deze tijd een hoofdkerk van de protestanten. Zij is echter het belangrijke symbool van de hedendaagse godsdienstvrede in Europa en van het oecumenisch denken. In het jaar 1924 kwamen hier 500 vooraanstaanden van verschillende godsdiensten samen om te praten en te bidden. Madame de vrijwillige stadgids toont ons wat gotiek is en vooral de glasramen, recent werk van artiesten uit verschillende streken van Zwitserland. Een groter rozetraam springt in het oog. Het is geweldig, mysterieus en veel ouder dan het andere glas. Ik ontmoet er het liggend beeld van de huurling. Hij was een ridder die het leven van de Engelse koningszoon had gered. Als beloning kreeg hij een fortuin, en de goede huurling gebruikte al dat geld om deze kathedraal verder te bouwen. In een protestantse kerk zijn de stoelen geplaatst in een cirkel rond de preekstoel. Maar in Notre Dame van Lausanne is dat niet zo, want de stoelen staan er op rijen zoals in een kerk van de rooms-katholieken. Vooraan staat er een meubel waarachter zowel een priester, een rabbijn, een pope, een dominee als een predikant kan plaatsnemen omgelovigen van zijn godsdienst toe te spreken of om een godsdienstige oefening te leiden. In deze oecumenische kathedraal is dat mogelijk. Een katholiek nonnetje zorgt in deze reusachtige kerk voor onderhoud, bloemen en kaarsen, alsook voor de papiertjes die met fijne naaldjes op eenprikbord worden gespijkerd. Gelovigen die iets willen vragen of die hun dank betuigen, schrijven iets op deze papiertjes, en alle gebeden en gezangen die in deze kathedraal plaatsvinden brengen deze intenties tot waar zij moeten komen, namelijk in de hemel bij de Goede God. Een levensgroot beeld van Sint Jacob de Meerdere is aanwezig links van de ingang.Ik blijf de gids volgen en ergens toont zij ons een zeer oud stuk muur dat onbewerkt wordt gehouden omdat er duidelijk schelpen op staan uit vroeg Middeleeuwse tijden. In de ruimte waar wij ons daar bevinden sliepen eens de pelgrims uit de Romaanse tijd. Dit en andere kenmerken tonen dat de kathedraal eerst veel kleiner moet geweest zijn en dat een straat met galerijen er dwars door heen liep.
Hoog in de toren is er nog iets bijzonders. Er woont daar sedert altijd permanent een klokkenluider, een Quasimodo, die nooit meer naar beneden komt voor hij sterft. Altijd is de hoge toren van Notre Dame een fantastische uitkijkpost geweest. Het verkeer in de stad, het naderen van vijanden, de brand die woningen, bossen of velden bedreigde, werden door de wakende wachter gezien. In september 1996 werd pas het mannetje uit de toren geplaatst in een home voor ouderen waar zijn verblijf door het stadsbestuur wordt betaald.Nu woont er een nieuwe eenzaat op de toren, een architect die voor deze levenswijze koos. Het klokkenspel wordt door een computer geregeld gedurende de dag. Maar om de slaap van de inwoners niet te storen en om de traditie te bewaren is het nog altijd die levende man van vlees en bloed die s nachts met zijn stem het uur schreeuwt. Er is ook alleen maar een wissen mand die net zoals vroeger aan een koord hangt en geen lift noch trap. Langs de mand worden regelmatig eten, drinken, boeken, bloemen, fruit, briefwisseling, papier en potloden, naar boven getrokken. De nieuwe man in de toren van Lausanne beschikt natuurlijk ook over een computer, telefoons met draad en zonder draad, radioverbinding. Hij is geëquipeerd om het daarboven uit te houden tot ver in de éénentwintigste eeuw. Die mens is er trouwens niet alleen want een aantal katten houden hem gezelschap en deze poesjes zijn zeer nuttig om de duiven en de muizen uit de toren te houden. De klokkenluider is opgetogen met zijn situatie. Hij kan er rustig plannen tekenen, nadenken, ademen, spioneren, schilderen, of gewoon als een eremijt mediteren en bidden. De man op de toren heeft geen bult en geen Esmeralda vertroebelt zijn gedachten, zijn geweten. Dat mannetje dat bijna op de maan woont is een gehandicapte die in een rolstoel zit. We verlaten de kathedraal. Aan de uitgang waar mijn fiets is vastgehaakt bedank ik beleefd de edele dame van het stadsbestuur voor de rondleiding die langer dan een uur had geduurd. Zij weigert een fooi want zij is erg fier van deze gratis rondleiding te mogen geven. Wanneer ik haar vertel dat ik een pelgrim met een schelp ben op weg naar Rome, is zij gelukkig want vandaag werden haar woorden, haar kennisen haar enthousiasme niet verspild.
Zelden bracht ik zon plezant uur door in een kerkelijk gebouw.
In de autodrukte slalom ik ondertussen tot aan de boorden van het Meer van Genève, Le Lac Leman. De grote dichter en reiziger, de onsterfelijk Goethe noemde deze schone reusachtige waterplasDE MEESTER VAN ALLE MEREN.
Hier mogen aankomen, ongeschonden en blij, in de zon aan het water op een vreedzame middag , na een route vol emoties, is werkelijk groots.Ik adem heerlijk en diep. Ouf in ben in Ouchy !
Een groot infobord achter glas laat mij vlug het plan van Lausanne in mijn hoofd steken. Ik weet hoe ik moet rijden en kom waar het Kampioenschap van Zwitserland Triathlon binnen twee dagen zal plaatsvinden. Ik zie een aantal mensen timmeren, plakken, verven, brainstormen, om alles klaar te maken voor dat sportevenement. Ik bewonder organisators zoals zij, want ik was zelf een tijd lang zo vol stress bezig, maar gaf het vlug op.
13.00 u -Ik bereik le Chemin du Muguet waar de Jeugdherberg ligt. Er is daar blijkbaar niemand.In een soort konijnenkot, achter tralies, kan ik al mijn fietstassen veilig opbergen en ook mijn fiets keten ik daar dubbel goed vast. Ik verander van kledij en weldra loop ik als een wandelaar in rode korte broek op mijn Mephistos terug naar de boorden van het meer. Een mooi park,een klein zandstrand met vrouwen in monokini, zeilboten, grote motorboten, drijvende zwanen, duikende eendjes, zwemmende visjes, strelen mijn ogen. Dit is de Riviera van Zwitserland. Lac Leman is een zee met rustige golven. Van de oppervlakte van dit meer zijn 348 km² Zwitsers en 234 km³ Frans. De lengte van het meer is 72 km en de maximum diepte 310 m. De zo machtige Rhône komt van Oost naar West, van links en loopt naar rechts, op de plaats waar ik aan het wandelen ben. Adembenemend.Schitterend.Zonnig.
Op deze plaatsen wandelen mannen en vrouwen rond, van alle leeftijden, alleen, per twee of in kleine groepjes, met kinderen en met huisdieren. Soms zijn die mensen wereldberoemd of zeer rijk. Maar hier zijn het wandelaars, stille genieters van lucht, water en zon. Ook ik loop hier incognito rond, net zoals eerder Samaranch, Simenon, Kissinger, Béjart, Chaplin, Baron de Coubertin, Moboetoe, Calvijn, Goethe, hebben gedaan, om alleen maar van beroemde heren te praten want ook de allerschoonste vrouwen wandelden hier langs de boorden van het meer.
Ik bereik dan roltrappen, en kom in de tuinen van het OLYMPISCH MUSEUM.Mooie fonteinen spuiten er water. Spel van licht, opborrelend schuim, water in bewegingen als ik het geheel bekijk is het helemaal niet zo moeilijk om zo het water te laten vloeien, maar er moet natuurlijk veel water zijn en ook een schone helling met onderaan een beekje waar alles wegloopt wat via pompen werd omhoog gebracht. Ik rust wat uit, eet stokbrood met tonijn en met een koffie. Ik geniet van de mooie tuin, van het prachtige weer. Een kwartier later voel ik me terug sterk genoeg en ik stap de arena binnen, het grote gebouw van het Olympisch Museum, aldaar gevestigd sedert 23 juni 1993.Deze topattractie voor toeristen in Europa bezoeken kost14,00 FS . Een magneetkaart geeft toegang tot toonzalen, ruimten, databases en videoschermen. Voor wie een brede interesse heeft voor de Sport en voor de geschiedenis van het Olympisme is dit museum een waar aards paradijs of reeds de zevende hemel, naar gelang men omhoog of omlaag kijkt. Het valt op, maar het is te begrijpen, dat de Winterspelen in Zwitserland veel belangrijker zijn dan in Vlaanderen. Wij hebben geen bergen, geen sneeuw en geen ijs, geen overdekte sporttempels om te schaatsen of ijshockey te ontwikkelen. Kunstwerken. Medailles. Souvenirs. Projecties. De uren vliegen voorbij voor de bezoeker die ik ben, één van de 210.668 betalende bezoekers van dat jaar. Teveel is teveel, wanneer dit alles zo maar plots op je af komt. Op de laagste verdieping of zou men het al een kelder noemen, is er een bibliotheek met boeken in alle talen, boeken over sport. Ik open een Chinees boek over tafeltennis en een zeer mooi boek over de wielersport dat ik me moeilijk zou durven kopen omdat het nogal duur is, zeker voor een jong gepensioneerde met een verkleind inkomen. Ik kom er de prachtige foto tegen, in sepiakleur uit 1924, tonend de campionissimo Ottavio Bottechia die zijn eigen gezicht proper spuit met een fles sodawater. Maar het uur vordert, en omdat ik eigenlijk nog niet ben ingeschreven in de jeugdherberg waar ik twee nachten wil slapen, moet ik terug te voet naar Rue du Muguet.Ik vrees ondertussen dat door die triathlon er geen plaats meer zou kunnen zijn. Maar er is nog geen probleem. Bed 3 op Kamer 5 is voor mij in die jeugdherberg die één uur later is volgeboekt met reizigers uit heel de wereld.
Na een warme douche steek ik me opnieuw in andere kledij, en begeef me voor het avondeten naar de eetzaal.Ik val samen met een Duitstalige leraar die graag Frans spreekt. Hij rijdt graag op motorfietsen van het oudere type, van die ronkende tweewielers waaraan hij regelmatig kan sleutelen. Zo was eens ook mijn vader, in de fifties, met zijn Bella scooters. Hij is een dertiger die naar de jeugdherberg kwam om er het verblijf van zijn klas te regelen. Wij spreken over de pelgrimsweg naar Compostela.Hij zou graag die eens doen met zijnPuch motorfiets. Het werd een lang en goed gesprek. Omdat ik uit het buitenland kom, vindt hij dat het zijn plicht is de koffie en de koekjes te betalen.
Nadien vertrek ik per fiets voor een ontspannen ritje doorheen Lausanne by Night. Niet de lichtjes van de Schelde maar wel de lichtjes van Lacus Lemannus zie ik in de heerlijke late avond. Opstraat zijn nog weinig autos doch tientallen rollerskaters storende voetgangers en de zeldzame fietsers. Ik moet niet meer eten en ik vind nergens een sympathieke brasserie om iets te drinken. Aan het terras van de Möwenpick stop ik dan toch,en ik besluit van me een dure ijscoupé te laten serveren. Voor zover ik het begrijp is Möwenpick een bedrijf dat enerzijds ijs verkoopt en anderzijds hotelkamers verhuurt. Mijn zatte compagnon van vorige avond zegde dat Swissair en Möwenpick gemeenschappelijke belangen vertegenwoordigen.Als stewart was het in die hotels dat hij van Swissair gratis mocht slapen in verre wereldsteden. Hij gaf zich daar uit voor lijnpiloot. Maar de drankjes en de dames in de bars van die hotels waren voor zijn pree van stewart te duur. Zo was hij verplicht van wat te smokkelen om zijn inkomsten te verhogen om de tred bij te houden van zijn kameraden piloten, niets illegaals uiteraard want hij wou zijn toffe job niet riskeren. In de Bolero van het Haspengouwse Halle-Booienhoven is het ijs beter en vooral veel goedkoper is weldra mijn conclusie.
Het is warm en niemand gaat graag naar bed op deze avond. Zelfs na middernacht zitten vele jongeren nog naar televisie te kijken in de jeugdherberg. Er is ook een familie Pakistani die blijkbaar van plan is in de zetels van de speelzaal te overnachten omdat alle bedden bezet zijn. Ik schrijf een paar briefkaarten om thuis te melden dat ik Zwitserland zal verlaten. Ik heb een plastieken tas waarin ik papiertjes, folders, blaadjes, tickets, rekeningen,e.a.bewaar. Ik breng daar wat orde in door drie hoopjes te maken. Het eerste voor de vuilbak, het tweede om in een enveloppe naar huis te sturen, een derde die ik in mijn nabije toekomst in Italië nog zal nodig hebben.
Waar slaap ik ?O, ja, in bed 3 op kamer 5, of is op het bed 5 in kamer 3 ?Maar, kom toch ouwe jongen, er zijn gewoonlijk toch maar 4 bedden op een kamer in een jeugdherberg zoals deze.
Te Mamishaus slaap ik op een zolder onder een dak van prachtig nieuw hout, mooie balken, geen stof, veel ruimte. Er ligt een hoop heerlijk stro van een halve meter dik over een oppervlakte van twintig vierkante meters. Een stapel propere paardendekens laat mij toe de heerlijkste slaapplaats te maken en waskoorden maken het mij mogelijk veel kledij na wasbeurt te drogen. Omdat ik er veilig en alleen ben maak ik mijn tassen eens leeg om ze te verluchten en om eens terug te bekijken wat ik allemaal bij heb en zovele dagen meesleur. Zowel het avondeten als het ontbijt vindt plaats in de huiskamer van boer en boerin. Aardappelen met kaas in de oven gebraden en mooie stukken varkensvlees maakte mevrouw voor ons. Ik kan heel lang praten met die mensen. Zij hebben folders over de Jacobswegen over de landelijke organisatie van Schlaf im Stroh. Ik zie dat er in Zwitserland 288 adressen zijn waar gastvrijheid en kwaliteit wordt aangeboden tegen lage prijs aan wandelaars, trekkers, pelgrims, families met kinderen enhond of kat, natuurliefhebbers, en ruiters met paarden. In de tuin is er een klein zwembaden een afdak waar barbecue mogelijk is.
Ik eet goed en vroeg.De gastvrouw telt me maar 34,40 FS en zij vergeet de warme douche te tellen, doch ik betaal haar graag de voorziene 2,00 FS voor dat supplement. Het is een goede moeder, een flinke boerin, maar rekenen als een winkelierster kan zij niet.
Met een goed gevoel verlaat ik Mamishaus. Even kom ik op een origineel stuk pure Jacobsweg uit de Middeleeuwen, voorzien voor voetgangers maar niet voor fietsers. Mijn volgend doel is zeer belangrijk. Ik moet absoluut de Kapel van Tafers gaan bezoeken. Voor pelgrims met schelp op de hoed, is dat een hoogtepunt want zij kennen allemaal het verhaal van Le pendu dépendu op de Camino Francese dat volgens grote traditie wordt in ere gehouden met een haan en twee kippen in de kerk van Santo Domingo de la Calzada. Hier volgt dit verhaal voor wie het nog niet kent :
Een vader was met zijn vrouw en zijn zoon vertrokken op pelgrimstocht naarhet in finibus terraevan Galicië. Zij overnachtten in een herberg waar tijdens de nacht een wulpse meid de schone jongeling wou verleiden. Maar de vrome knaap wees haar aanbod af.De slechte vrouw wilde zich daarom wreken en stak stiekem een zilveren schaal in de reistas van de voetganger. Die werd toen hij die herberg verliet beschuldigd van diefstal en kon geen uitleg geven alhoewel hij andermans goed zeker niet had ontvreemd. Het gerecht ging snel in die tijd . De rechter veroordeelde de jonge dief tot de galg en verbande zijn ouders uit de stad. Zonder medelijden werd dit vonnis door de beulen uitgevoerd. De vader en zijn vrouw vervolgden hun pelgrimstocht. Ondanks het vreselijk verlies van hun zoon vervolgden zij hun weg en hun geloof was niet minder doch werd zelfs groter van dag tot dag vermits zij onderweg zich als de besten gedroegen. Toen zij op het eind van de lange weg Compostela bereikten, hebben zij gebeden om vergeving van de misstap van hun zoon. Op hun terugweg naar huis, toen de ongelukkige feiten in die herberg reeds veertig dagen waren gebeurd, kwamen zij aan het huis van de rechter die hun zoon ter dood had veroordeeld. Zij klopten er aan om te vragen op zij het stoffelijk overschot van de gehangene mochten oprapen en meenemen om thuis te begraven. De rechter was afwezig en de ouders gingen dan maar zonder toelating naar de galgenheuvel . Indien vogels, nachtdieren en insecten het lijk van hun zoon nog niet helemaal hadden opgepeuzeld konden zij wellicht nog resten van hem vinden. Toen zij op de lugubere plaats kwamen werden zij met verstomming geslagen. Een onzichtbare man, wellicht een engel of een heilige pelgrim, had hun zoon gedurende bijna zes weken op zijn schouders laten zitten en de vogels hadden brood en kaas gebracht, en de hemelse dauw had hun tongen vochtig gehouden. De gehangene was nog altijd springlevend alhoewel hij al zolang met zijn nek aan de koord hing.
Dit was een mirakel!
Vol blijdschap liepen de vader en de moeder terug naar het huis van de rechter. Deze was na een zware werkdag terug thuis en genoot van een goed avondmaal.Omdat hij zag hoe stralend hun gezichten waren , wilde de rechter hen toch ontvangen. Maar hij kon niet geloven wat zij vertelden. Lachend dronk hij aan zijn roemer wijn en toen hij de voor hem net gebakken kip wilde oppeuzelen sprak hij alzo :Zoals U eerbiedig ik de wil van God en eer ik de Apostel van Compostela, maar ik geloof niet dat uw zoon die wel degelijk zijn straf kreeger nog altijd ongeschonden aan dat touw bengelt. Ik geloofook niet dat deze kip die hier op mijn teloor ligt nog een ei kan leggen. Toen gebeurde er een van de grootste mirakels uit de eeuwen der eeuwen.Plots trokken de stukken gebraden kip weer samen, veranderden in een kip met witte pluimen en deze door de mens zo geliefde vogel, kakelde eens, legde een mooi ei, en vloog van de tafel weg door het open venster, op zoek naar de haan die zij al een tijdje miste. Toen moest de rechter het wel geloven. Hij liet die ouders hun levende zoon mee nemen. Hij gaf hen geld voor de terugreis,voor kaarsen, offergaven en aalmoezen.Want de man die rechter was had zich onvergeeflijk vergist. Om toch nog een kans te maken om in de eeuwigheid die na zijn eigen dood voor hem zou volgen niet bij de verdoemden te zijn, besloot hij van kluizenaar te worden en van de voeten te verzorgen van zij die stap voor stap de moeilijke pelgrimsweg volgden. Dit verhaal, dit scenario, bestaat in ontelbare talen en versies. Als mirakelspel werd het duizend maal door toneelspelers opgevoerd onder de torens van al de grote kathedralen van Europa, overal van Lubeck tot Burgos, van Antwerpen tot Firenze, van Canterbury tot Praag.
En ik, wie ben ik , op mijn fiets kom ik aangereden aan de kerk van Tafers enzonder moeite ontdek ik, hedendaagse pelgrim metminder geloof dan die rechter, de kapel met het aloude verhaal van het wonder, geschilderd op een buitenmuur. Een tuinman komt me onmiddellijk groeten, maar wellicht is hij ook de pastoor en de koster van deze kerk, of zelfs Sint Jacob vermomd als een gewone sterveling.Hij vraagt me of ik een stempel wil voor mijn boekje waarmee ik te Compstela mijn diploma zal krijgen.
Ik bedank hem voor zijn goede wil en ik vertel hem hoezeer ik stempels haat na een gevangenistijd van één en dertig jaren in het administratief milieu van de Algemene Spaar en Lijfrente Kas van het Koninkrijk België te Brussel. Gelukkig mocht ik afvloeien naar vroegtijdig pensioen alvorens de koord van de galg mijn nek volledig had dichtgesnoerd. Nu kan ik als een vrij man niet naar Spanje pelgrimeren, maar wel naar Rome. De man glimlacht nog eens en daarna neemt hij terug zijn gieter om voor de bloemen te zorgen die de omgeving sieren.
Ik stop al mijn muntstukken in de offerblok, zeker 6,55 FS , maar als ik aan de bibliotheek achter in de kerk kom heb ik al spijt dat ik dat heb gedaan. Voor 6,00 FS mag ik daar een veelkleurige folder over den Alten Pilgerweg oprapen, heel duur maar zeer mooi. Omdat ik mijn centen dus in de verkeerde kas heb gestort moet ik zonder zondige bedoeling die toffe folder wel pikken. Terwijl ik dit doe pink ik een oogje op Jacobus Maior die daar onder de vorm van een beeld let op dat winkeltje zonder bediende aan de kassa. Vaarwel Tafers,ik ken en hou van jullie schoon verhaal.
Naeen ontspannende fietstocht bereik ik weldra de stadswallen van Altstadt Freiburg waar ik prompt op de blauwe Europese kentekens van Le Chemin de Saint Jacques bots die ik zeventien dagen geleden ook al ontmoette te Dinant. Ik volg deze door de hele stad. In een wijk met meerdere antiekwinkels stijgt de straat scherp op lelijke oude kasseien. Ik spendeer enige tijd in de Sint Nicolaas kerk waar de Middeleeuwen nog echt aanwezig zijn en ook de Apostel, geschilderd op het plafond van deze kathedraal.Ondertussen deed ik mijn wandelschoenen aan en , vermits ik met mijn voeten op de grond sta , voel ik weldra dat ik nu ben te Fribourg en Suisse Romande. Aan La Maison du Peuple begint mijn maag signalen van honger te geven,maar hun Menu du Jourinspireert me niet om socialistisch te gaan eten. Ik wandel verder hopend van een betere eethuis te ontmoeten. Ik loop door Fribourg tot wanneer ik gastronomisch nulgedrag vertoon en op straat ga zitten aan een tafeltje van de McDonalds voor een Big Mac Menu. Knabbelend aan dat fastfood kijk ik naar de vele vrouwen die er door de winkelstraat lopen. Maar tussen al die Suissesjes is er géén die zo schoon is als de Zwarte Madonna en zeker ook niet als de Garota de Ipanema. Vrouwelijke exemplaren van het menselijk ras bekijken is geen zonde,maar een vette hamburger eten te Fribourg is wel een zonde. Want deze stad staat in alle reisgidsen vermeld als een plaats met talrijke goede gastronomische specialiteiten.
Tot aan het station volg ik de tekens van le Chemin de St-Jacques, maar plots ben ik dat hulpmiddel kwijt. Erger nog, ik heb geen enkel gevoel meer voor de goede richting. Even na het middaguur staat de zon nog in het zuiden en zo vind ik dan weldra de weg naar Romont. Het is nu veel beter weer dan tijdens de voorbije vijf dagen. In volle zon rijd ik totNotre Dame de la Route. Ik kom in een mooie tuin, waar ik aan een priester met een witte boord mezelf voorstel en vraag of ik eerbiedig wat mag rondkijken.In een modern gebedshuis ontmoet ik Notre Dame de la Route. De woorden die ik al vele jaren niet meer gebruikte en die ik dacht vergeten te zijn- wat op 19 augustus te Beauraing trouwens het geval was - kan ik plots weer gebruiken om een gebed te zeggen, een weesgegroetje uit mijn jeugd te prevelen. Ik bid er voor de veiligheid op de weg, de veiligheid van mezelf en van alle andere fietsende weggebruikers, kinderen op hun fietsjes zowel als renners en sportievelingen op de schone racetuigen.
Quand le Diable devient vieux, il se fait ermitewordtwel eensgezegd zowel in de Vaud als te Vaux-et-Borset. Vermits ik daar nu toch sta voor Notre Dame de la Route denk ik nog eens terug naar de tijd(1986) toen ik plannen smeedde, wegkaarten bestudeerde, om te geraken tot een heiligdom op de Hebriden, nog verder dan Lands Endin Schotland om aan het einde van de wereld in finibus terraeeen bezoek te brengen aan Notre Dame de la Route, daar in het verre vochtige en koude Noord Westen. Maar ik was nooit in staat om die plannen ook te realiseren. Tevens vraag ik aan de Heilige Maagd nog een schoon en lang leven voor Joseph Massie, de pastoor van Créon dArmagnac, die zijn leven wijdde aan Notre Dame de la Route, en haar zelfs herdoopte tot Notre Dame du Cyclisme.
Zo loopt de tijd voorbij.Fietsen is voor mij geworden zoals ademen. Zonder veel besef van wat ik doe, zit ik alweer op mijn zadel. Mijn goesting om de pedalen te bewerken is behoorlijk goed en ik vorder verder diagonaal door Zwitserland van rechtsboven naar linksonder. Soms stop ik om te plassen, om te drinken, of om het zweet van mijn lijf te wrijven met een handdoek omdat het in Romandië zoveel warmer is geworden. Gekomen aan een kruispunt vind ik een leuke plaats om wat op een bank te rusten. Er staan enkele bomen, bloemen en wat gras, maar ook een winkel waar kaas en melk worden verkocht. Ik koop er yoghurt.Terwijl ik op die bank zit, mijn buikje vul, en op nieuwe krachten hoop te komen, zie ik naar de vruchteloze pogingen van een autostopper die door niemand wordt meegenomen. Hij staat daar nog altijd wanneer ik vertrek en hem voorbij rijd. Waarom ik dat doe weet ik niet, maar tijdens het voorbijrijden schreeuw ik hem toe Tu nas pas la gueule de lemploi .! Als antwoord op deze woorden steekt die autostopper zijn tong naar mij uit, en hij toont mij ook zijn opgestoken middenvinger. Hedendaagse agressie. Communicatie van lage kwaliteit. Me dunkt dat er in het schone Zwitserland moeilijk een meer vulgaire type zou kunnen zijn dan die kerel op dat kruispunt.
Daarna volgt voor Olive en mij redelijk veel klimwerk. Mijn trui wordt nat van het zweet. Op de top van de berg trek ik mijn regenjasje aan. Dat was een goed initiatief want in de lange bergaf is er veel wind. Vele kilometers schuiven onder mijn voorwiel. Enkele plaatsen waar ik voorbij snor waaronder Moudon, hebben een rijk verleden. Tussen Bern en Vaud was er een lange strijd met wisselende overwinningen, maar zelfs vele deskundigen in geschiedenis hebben het moeilijk om uit te leggen hoe en waarom alles was gebeurd. Met mijn ogen van voorbij trekkende reiziger zie ik dat op het einde van de twintigste eeuw in de Vaud er vele arbeiders zijn van buiten Europa die graag aanvaarden om aan de laagste lonen te werken in de fabrieken. Want industrie is hier aanwezig, en opvallend veel mensen van het zwarte ras.
Op de weg naar Lausanne wordt het nu veel te druk om veilig te fietsen. Ik bereik weldra mijn doelstelling van de dag, namelijk minimum tachtig kilometers afleggen. Wanneer ik te Chalet à Gobet aankom, begin ik al uit te kijken naar logement. Het wordt voor de volgende nacht een camping in de Café-Camping van Pra-Collet te Vers-chez-les-Blancs, waar vele mensen permanent wonen in caravans nadat zij hun huis verkochten of verhuurden aan buitenlanders die te Lausanne of Genève hoge lonen optrekken in de internationale instellingen, organisaties, en bedrijven. In spoedtempo bouw ik mijn tentje op. Ik kan het Leman Meer nog niet zien, maar ik voel en ruik die enorme massa zoetwater reeds en in de lucht zie ikvogels vliegen die ik tijdens de voorbije week niet zag.
De keuken sluit in het restaurant om 21u00. Ik moet dus zorgen dat ik niet te laat aan tafel ga zitten.Meestal zijn Philipijnse vrouwen ten hoogste 1m 60 en heel licht van postuur, maar de bazin van het restaurant die ook uit de buurt van Manila komt is toch wel 1m 70 en 80 kgr, een vrouw van mijn maat dus. Zij bakt in haar open keuken op deze avond paardenbiefstuk. Ik neem er rijst bij en een fles fendant. Aan een tafel naast mij zitten Zwitsers van Swissair die met hun groep veel rumoer maken. Zij zijn al goed zat. Wanneer ik mijn steak heb opgegeten nodigen zij me uit aan hun tafel. Zo verneem ik dat zij samen vroeger een orkestje vormden en dat de oude kameraden muzikanten op die avond mekaar terugvonden bij een van hen die nu deze camping uitbaadt met zijn Philipijnse schone. Die man gaat wat later trouwens zijn Azzola harmonica halen. Er komt geregeld nieuw bier op tafel, ook een rondje van mij om mijn nationaliteit te onderstrepen. Ik luister en babbel heel lang en veel met een van hen, de jongste.Hij is stewart op de lijnvliegtuigen van Swissair. De anderen zijn reeds allemaal gepensioneerden van diezelfde maatschappij. Even na 23u 00 smijt de Philipijnse ons buiten omdat het sluitingsuur is. De jonge Zwitser wil nog verder praten, zelfs elders nog meer pinten gaan drinken, maar ik ben zijn gezever beu. Zijn verhalen hoe hij in mooi uniform van Swissair in alle werelddelen vrouwen kon versieren boeien mij niet langer.
Wanneer ik terug in mijn tent ben realiseerik me dat ik stink naar bier, rook en zweet, en dat ik mezelf die avond nog niet had gewassen alhoewel ik toch een penning van 10,00 FS kocht die me toegang kan verschaffen tot een privé cabine met warm water. Maar plots, paniek, ik ben mijn portemonnee kwijt waarin ik die penning had gestopt. Ik ga dus even liggen in de toestand waarin ik me bevind. Het duurt niet lang tot ik zeker word dat het niet kan en niet mag met ongewassen lijf liggen te slapen en dan ook nog in de kledij waarmee ik die dag fietste. Ik kruip terug uit mijn iglo. In de maneschijn zet ik me in mijn blootje, zodat ik van alle lucht geniet en ik wrijf met mijn hand over mijn dikke buik gevuld met drank, rijst en paardenbiefstuk. Ik heb geluk, want ik vind mijn portemonnee terug. Aan de ingang van mijn tent was hij uit mijn trainingsvest gevallen omdat ik de ritsluiting van mijn rechterzak niet had dichtgetrokken. Ik trek mijn pyjama aan over mijn bloot lijf. Het zandmannetje strooit wat in mijn ogen en weldra ben ik aan het slapen. Maar ik word nog tweemaal wakker om te plassen en een andere maal voor groter werk op de WC. Dat is altijd vervelend en storend voor een kampeerder met kleine tent. Wanneer ik hoor dat het leven ontwaakt is op de camping, omstreeks sept heures du matin, kruip ik een laatste maal naar buiten. Met de penning in de hand, proper linnen, zeep en een grote handdoek begeef ik me naar de warme douches waar ik nog alleen ben op dat uur. Rechtstaand profiteer ik zoveel mogelijk van het heerlijke warme water dat mijn ingezeepte body, benen en billen mooi afspoelt. Maar plots ongewild gebeurt er wat. In de algemene ontspanning lost mijn dikke darm plots een lichte bruine brei, nogmaals die ochtend, maar het vele water van de douche zal weldra alle vuil probleemloos meevoeren via de dalende buizen naar de wateren van de Rhone.
Met in mij een absoluut gelukzalig gevoel ben ik klaar voor deze jonge dag die me nieuwe ervaringen zal laten beleven.
( Savigny 5 september 1996 - De pelgrim op weg naar Rome ) .
De jaren die vergeten werden- Tussen Louis XIV en Louis XV.
OPZOEKNAAR DEHISTORISCHEPHILIPPE II DORLEANS.
Louis XIVzag vele van zijn familieleden sterven. Toen ook hijzelf overleed op 1/ 9/ 1715 was zijnwettelijke opvolger een marmot van slechts 5 jaar. Zoals voorzien in hettestament van de Zonnekoningwerd een regent benoemd om Frankrijk te besturen eneen voogd om de toekomstige koning op te voeden. Philippe II werd alzo staatshoofd. Spoedig keurde het Parlementook goed dat hij en niemand anders zou zorgen voor de kleine Louis XV.
De Regent was goed gekend als liederlijke losbol na zijn werkuren,maar tijdens zijn dagtaak evenaarde hij zijn nonkel en schoonvader Louis XIV op gebied van geheugen, werkkracht, scherpzinnigheid en intelligentie. Het was niet gemakkelijk de positie over te nemen van de 77 jarigeabsolute vorstwant de laatste jaren van de beroemde koning waren globaal genomen een ramp geweest. Tot op 24 oktober 1722hebben de regentPhilippe IIdOrléansen KardinaalGuillaume Duboisveel gepresteerd (14) en geprobeerd om in Frankrijk een totaal nieuwe ambiance te brengen na de grandeur en de militaire glorie die zo lang hadden geduurd, maar die op loodzware staatsschulden, hongersnoden en ellende eindigden .
Le Régent is een grote witte diamant, thans van onschatbare waarde, bewaard in het Louvre. Deze edelsteen van 140,5karaatwerd door Philippe II dOrleansgekocht in 1717.Hij behoorde tot de Koninklijke Schat van Frankrijk, werd gedragen in 1722bij zijn kroning door Louis XV,doorMarie-Antoinette die graag met juwelen pronkte, en doorNapoleonin 1804 tijdens zijn aanstelling als Keizer.In 1887werden de juwelen van de Koninklijke Schat verkochtaanTiffanys& Co, doch nietLe Régentwant die ging naar het grote museum te Parijs.
DeRegent was een edelman met veel talenten.Hij kende van buiten alle voorname familiestambomen van Europa. (dossierkennis op dat gebied kon oorlog vermijden, want heel de Europese noblessebezat onduidelijke rechten op rangorde, macht en eigendomzodat een topdiplomaat toen nauwkeurig moest weten wie met wie sliep en had geslapen .). Hij studeerde geschiedenis, filosofie, wetenschappen(vooral scheikunde), aardrijkskunde,schaakspel, muziek, opera, binnenhuisarchitectuur, kunst (gravuresen schilderijen) .
Naar hem is trouwens genoemd de stijlRégence(ofpre-rococo),te herkennen aan het diamant- en schubmotief.Hij brachteind 1715 de Schotse economistJohn Law naar Parijsom de Franse Schatkist terug in evenwicht te brengen.Lawbracht oplossingen en was een viertal jaren populair door het invoeren van het papieren geld.Hij ruïneerde echter nadien vele speculanten die zijn raad volgden en slechte beleggingen deden.Die Schot moest toennaar Venetië vluchten waar hij in de nattigheid dra stierf aan longontsteking .
De Regent moest een rebelse jonge man aanpakken die satirische stukjes had geschreven over wat s nachts op het Palais Royal gebeurde. Omwille van belediging aan het Staatshoofd vloogFrançois-Marie Arouetvoor tien maanden de cel in op La Bastille.Die gevangeneschreefdaarOedipe (1717) en gebruikte voor de eerste maal de pseudoniemVoltaire .
De Regentvergat zijn vroegere kameradenuit 1693 niet.Er was reedsDubois, doch ook de voormalige musketierLouis de Rouvroy,Hertog van Saint Simon , die zijn persoonlijke raadgever werd . Saint Simon (15 ) wordt beschouwd als een van s werelds beste schrijvers van essays en mémoires. De Regent was beschermheer van Stuck en Gervais(muziek), vanMolière (toneel), en van de jonge Emilie du Chatelet (wetenschappen) .
De Regent kreeg in mei 1715 het bezoek van Peter de Grote, de tsaar van Rusland, een zeer belangrijk man uit die tijd.Dit was toen een belangrijke uitwisseling van ideeën.
In 1718 bezorgt de Regent grote middelen aan Jean-Baptiste Le Moyne, Seigneur de Bienville, om in de kolonie een stad te stichten : La Nouvelle-Orléans , genaamd naar zijn familienaam. Inderdaad New Orleans,in de delta van de Mississippi die op 29 augustus 2005door de orkaanKatrina werd verwoest. Gebouwd op basis van een dambordplan in het midden, groeide er op korte tijd een grote stad in de Nieuwe Wereld.Het werd een levendige stad die weinigsliep zoals Philippe II zelf. Zij was multiraciaal, kosmopolitisch, libertijns en losbandig. Er werd daar erg getafeld, gedronken, gefeest, inLe Vieux Carré Français. Maar reeds in 1722 werd de nederzetting verwoest door een orkaan.
Op 27/11/1721 werdDe Bende van Cartouche ter dood veroordeeld. Louis-Dominique Cartouche(1693-1721)was de bendeleider van bandieten enstruikrovers. Zijn faam liep tot op heden door via volksverhalen , boeken en films.Armoede, bankroet, desertie uit het leger, had van velen zwervende misdadigers gemaakt . Banditismewas in die tijdeenplaag geworden. Dat zelfs Cartouche gepakt kon worden , deed velen begrijpen dat misdaad niet loont en wordtbestraft..Tijdens de korte periode die de zijne was realiseerdede Regentals staatshoofd zeer veel.Hijdroeg de macht van de absolute koning over aan Raden.Na een periode van strengheid onder Louis XIV werd alles losjes: politiek, religie, zeden.Ook alwordt hij even door Spanje uitgedaagd toch zal de buitenlandse politiek van Frankrijk voorlopig niet terug tot oorlogenleiden.Philippe IIbreektmet de Stuarts die nog steeds begerig zijn naar de Engelse troonen daarvoor willen vechten, maar vermits de Regenteen vredelievend man was, past hij ook al blijft hij overtuigd van de grootheid van Frankrijk .
Op gebied van godsdienst kan Philippe II via zijn Kardinaal Duboiskalmte brengen, zodatzowel de hevige Jansenisten als de opkomende vrijmetselaars en de diverseprotestanten nietteveelbrokkenmaken zoals in de tijd van de godsdienstoorlogen.
(14) In het museum Carnavalet(Parijs)staan Philippe II en zijn minister Dubois samen op een schilderij.
(15)Louis de Rouvroy, duc (=hertog) de Saint-Simon(1675-1755)en zijn achterneefClaude-Henri de Rouvroy, comte (graaf) de Saint-Simon (1760-1825)zijn twee verschillende beroemde mannen .De jongere Saint-Simon , als revolutionnair enutopisch socialist , deed afstand van zijn adellijke titel.Hij was een hervormingsdenker, filosoof en economist ,ten tijde van de Franse revolutie. Zijngedachten over de klassenstrijd inspireerdenlater Marx en Engels. Volgens hem zou de wetenschap de toekomst van de mensheidsterk veranderen endat is ook zo geweest.Hij vocht mee metLa Fayette in de USA, maar was waarschijnlijk niet te Neerwinden in 1793.
Le joli temps de la Régence où lon fit tout excepté pénitence .. (volkslied XVIIIe eeuw)
Philippe II,Duc de Chartres,Prince de sang par naissance,Petit Fils de France,Duc dOrléans, Duc de Valois, de Nemours et de Montpensier,Régent du Royaume de France pendant la minorité de Louis XV,Ridder vanHet Gulden Vlies, Chevalier du Saint-Esprit, Pair de France, Prince de Joinville et de La Roche-sur-Yon, Comte de Beaujolais, libertijn en liberaal,had velepijlen op zijnboog.Zijn huisstaat er nog steeds : Palais Royal.
Thans zijn in dit historisch gebouw gevestigd : La Comédie Française,Le Ministère de la CultureenLe Conseil dEtat. InPalais Royal hield deRegentnachtelijkefeesten, bacchanalen waarop hijderoués inviteerde. Dat waren ter dode veroordeelden die op het uur van de opkomende zon door paarden in vier stukken zouden getrokken worden, een vreselijkeinde.Meer nog dan van een laatste sigaret mochten deze mensen nog eens goed van alle genoegens des levens genietenalvorens naar de hel te worden afgevoerd. Tijdens een zodanige lange nacht bewees de Regentsteeds hoe goed, hoe machtig, hoe intelligent en wijs, hoe veel hij kon eten en drinken, en ook hoe pervers enwreed hij wel kon zijn.
Weinig werd er geschrevenover de miserie van onze voorouders(16) op het einde van en na de glorierijke tijden vande Zonnekoning van Versailles.
De interim tussen Louis XIV en XVwerd vergeten door zij die voor de schoolboeken de geschiedenis van Europa schreven. We mogen ons afvragen of er een gat in de memorie van onze historie was, en keerpunt, een nulpunt, een blanco pagina, of wat? .
Dit is een felle vraag waarmeevijftien onderzoekers vanLe Centre dEtude du XVIII-ième Sièclezich gedurende drie jaren hebben bezig gehouden.
Zij stelden zonder twijfel vast datde benaming Le Régenten Régence veelwordt gebruiktals naam voor bars, hotels, restaurants, salons . Dit duidt dan op de antieke stijl van het interieur van deze gelegenheden :comfort, geen overdreven luxemaar toch welleuk en chic.Dezestijlwerd geboren in een tijd van grote veranderingen,een tijdook toen deFranse taaldoor alle belangrijke engeschooldepersonenwereldwijd werd gebruikt.
Zoals Philippe II dOrléanszijn weinig historische figuren behandeld geworden. Niemand heeft dezelfde mening over deze grote man.Met beeld en met woord onderlijnen de enen zijn frivoliteit, corruptie, onbekwaamheid, terwijl anderen zijn intelligentie, scherpzinnigheid, hervormingen in de kunst en in de financiën roemen. De verdorven prins komtechter nu wel weer uit de vergetelheidwaarin historici uit vorige eeuwen hem hadden gedumpt.
De Regent is een fascinerende kerel, en dan komt daar voor ons Landenaren nog bij dat deze Philippe IIte Neerwinden kwam meevechten en dus een oudstrijder van formaat was.
Saint-Simontoont zijn immense bewonderingmaar verwijtzijn goede vriend ook grove zwakheden.Michelet , de grote geschiedschrijver,steltde Regent voor als een leider, een voorloper,met de ideeënvan 1789 .Alexandre DumasbrengtPhilippe meermaals in zijn romans.Naast deze ernstige schrijverswaren er echter toen ookal de volksverhalen, de roddel, de vertelsels, de pastoors, de liedjeszangers en de dichters, die graag in de belangstelling kwamen door het zondige gedrag vande belangrijksteedelman van Frankrijkin overdrevenwoorden tebeschrijven.Pest ,hongersnood, sneeuwval, te koude winters, te warme zomers,bevroren druivenstruiken , sterfte vandieren of branden, te hoge prijzen in de winkels, schimmel, bankroet, rattenplaag, overstromingen, het was altijd de fout vanPhilippe II,wantGod was verplicht om la douce Francezuur te straffen omwille van het duivelse gedrag vanhaar ongelovige en lichtzinnige Regent.
De onderzoekerszochten in vele landennaar dagbladen uit het begin van die eeuw en in het bijzonder inLa Gazette dAmsterdam.De Regentkomt op bladzijdenvan deze vroegste krantenregelmatig voor.Zijn globaal imago is in die gazetten zeker veel beter dan elders. Zij die bepaaldenwat er in de schoolboeken moest staan, hebbenPhilippe IIten onrechte afgeschilderd als eentijdelijke regeerderdie de grootse centrale machtvan Frankrijkheeft verminderd .Hij was onbelangrijkvoor s lands glorie .Hij mocht wordenvergeten door de komende generaties. Maar als we moeten kiezen tussen een leider, een topdiplomaat, die domweg de buitenlandse machtshebbers en cultuur verplettert, en het stuurt naar honderdduizenden doden , of iemand die de vijandelijke machtshebbersinviteert op partysdie ze nooit meer vergetenomdat zij daareten, drank en seks à gogo kregen, en zagen dat het leven te schoon is om het te vernielen,dan zullen we toch wel voor het laatste kiezen zeker ondanks de bedreven zonden.
Maar door de film Que la Fête commence ! stapte de Regent uit de vergetelheid. (1974). Hij kwam ook nog meer terugin het daglichtvanaf1996doorde roman Nous serons comme des Dieuxvan Eve de Castro, alsook door Le Régententre fables et Histoire, een boek uit 2003 geschreven door Denis Raymonden ChantalThomas. Zonder dat hij ookeen Zonnekonig was , zoals zijnnonkelLouis XIV,drijft de figuurvan de Regentweer aan de oppervlakte. Wantnadrie eeuwenblijft hij velen boeien.
De twee boezemvrienden, leraar en leerling, strijdmakkers, levensgenieters, trawanten, meesters van Frankrijk,die God spaarde op het slagveld van Neerwinden, omdat zij toen nog ruim een kwart eeuwmoesten presterenvoor henzelf en voor de rest van de mensheid, tradenaf op 25 /10/1722toenLouis XV oud genoeg was geworden om de post van koning tebekleden.De nieuwe koning bleef hen waarderen,maar beide mannen stierven kort nadat zij alle hoogten en laagtenvan het menselijke bestaan hadden verkend en gekend.Dubois, die van nederige afkomst was, stierf op 10 augustus 1723enPhilippe II , die zijn moeder Charlotte-Elisabeth verloor in 1722, stierf op 2 december1723 (17).
InFrankrijk liepen de zaken zeker niet beter na het heengaan van beide grote heren. In1725was het zo ergdatwegens voedseltekortde mensen gras aten in Normandië.
Ik bespaar U het lief en leed dat de Regenthad met zijn kinderen, en het zou nog vele bladzijden kosten om uit te leggen wie al die prachtige hofdames van Versailles waren die toch ook een grote rol hebben gespeeld. De geheime macht van de vele felle vrouwendie achter de polygame mannen stonden die de geschiedenis maakten, is een schoon onderwerp dat hier niet wordt besproken, maar dat uitermate groot is geweest. Zij waren echtgenotes, geliefden, dochters, moeders, schoonmoeders, grootmoeders, nichten, tantes, kamermeisjes, kokkinnen, vriendinnen, .en behalve misschien uit de vele mantel- en degenfilms (18) weten we veel te weinig over deze schonedoch vaak ookbloeddorstige dames.
DE SLAG VAN NEERWINDEN 1693 - (Ons Landens Erfdeel Nr74)
De overblijvende cavalerie van de Verbondenenstak het gehuchtWivelcoven(een gedeelte van Neerlanden)in brand. De vochtigheid van toen (12), het natte stro, zorgde voor een dik rookgordijn, waarachter mannen en paarden zich verstopten om ongeziende verschrikkingen van het front te ontvluchten in de richting van Orsmaal .
Korte tijd nadien- zij vochten al sedert 4u in de ochtenden het was diep in de namiddag - was Luxembourg , door de verwarring die bij de tegenstand duidelijk werd , zeker van een Franse overwinning .Hij schreef enkele krabbels op een papiertje en stuurde niemand minder dan de oude generaaldArtagnanin galop naar Louis XIVteMarly(Kasteel van Versailles) om de Franse zege te melden.
GEDURENDEMINSTENSEEN EEUWWERD DE SLAG VAN NEERWINDEN1693 BESCHOUWD ALSEEN HOOGTEPUNT IN DE MILITAIRE OORLOGSVOERING.
Er was ook grote discussie over wie deze Slageigenlijk had gewonnen.De Hollanders die zich goed hadden gekeerd met 5 tegen 8en die slim met beperkte verliezen het strijdperk verlieten, of de Fransen die te vroeg victorie hadden gekraaid maar nadien alles moesten opruimen terwijl zij ook begrepen dat zij de schone kans hadden gemist om Oranje definitief uit te schakelen . Indien de horror nog één uur langer had geduurd was de hele oorlog gewonnen, nu was het maar de winst in een veldslag met een oneindig grote factuur.
Later zijn de diplomaten er dan in geslaagd om de vijandelijkheden stop te zetten.
Twee dagen na de slaghad de Prins van Oranjezijn tenten opgeslagen te Eppegem nabij Vilvoorde.Slechte verliezer als hij was , zocht hij naar schuldigen voor het verlies van de Slag. Hij vond dat drie Engelse cavalerieregimentenlafheid hadden getoond te Neerwinden. Per lottrekking werden bij elk van deze regimenten drie soldaten aangeduid om daarvoor te boeten. Negen eigen soldaten die heelhuids uit de Slag van Neerwinden waren gekomenwerden toen zonder recht op verdedigingin aanwezigheid van alle troepen doodgeschoten. Maar deze negen mensenlevens te Eppegem betekenden helemaal niets op het ogenblik dat inde Haspengouwse velden ronddeKapel van tKruiskeover een oppervlakte van dertig vierkante kilometersminstens27.000doden lagen , aantal dat nog iedere minuut vermeerderde na de langzame dood van vele gewonden die op hopen in het bloed en de modder lagen, tussen de duizenden kadavers van paarden en de vele stilaan dovende vuurhaarden. Er was vlug geen eten, geen drinken, geen hygiëne meer voor de overwinnaars in heel de streek. De Fransenhadden veel werkmet de recuperatie en de herstellingen van militair materiaal, munitie en kanonnen, dat werd samengebracht te Avernas,met het gejammer van de burgers, met het bewaken van1500gevangenen,met het evacueren van 4000 gewonden naar Namen en Hoei, met vullenvan massagravenvoor mensenen voor paarden, met het repatriëren naar hun edele familie van de stoffelijke overschotten van officieren uit belangrijke families.
De lijken werden ontkleed.Kostbare kledij, schoeisels, riemen, helmen, persoonlijke bezittingenvan de gesneuveldenwerden gerecupereerd, opgestapeld, vervoerd. Gewonde paarden probeerde men te redden of schoot men dood.Dokters en chirurgijnen,priesters en aalmoezeniersprobeerden dag en nacht nog lichamen en zielen te redden.
Voor de doden was de Slag dan reeds gedaan.Voor de plaatselijke bewonerswas er nog jarenlang schade. Er was geen huis meer om te wonen,geengezonde druppel meer om te drinken, geen bed meer om te slapen. Door infectieen epidemiestierven vele mensen. De natuur herstelde zich sneller dan de mensen. In de zomer van 1694 bezocht een Engelse reizigerNeerwinden. Die man schreef dat hij verwacht had van nog schedels en geraamten te zien liggen, maar dat in de velden waar zoveel wreedheid zich had afgespeeldallesterug mooi groen was en dat een scharlaken tapijt van veldbloemen er tot aan de horizon lag.
(11)Negentig vaandels vanoverwonnen legereenheden van de verbondenen werdenin augustus 1693 gebruikt om de muren te bekleden in Notre Dame, de grote kathedraal van Parijs.
(12)De vorige dagwas er onweer en regen, maar29 juli 1693was een snikhete laffezomerdag.
Watgebeurde er met de mensen die het verschrikkelijke bloedbad, de hel van Neerwindenoverleefden . Zij vertrokken terug naar de vier windstreken van waar zij gekomen waren. Wellicht sneuvelden zij in een volgende veldslag, gingen zijlater op een andere plaats dan te Neerwinden of op een andere trieste manier dood,misschien wel in een steekpartij tussen dragonders of musketiers,een dergelijk schermpartijuit mantel- en degenfilms.
Tijdens de jaren1693 en1694, door zwakte na hongersnood,stierfongeveer 10 %van de bevolking van Frankrijk door ziekte. Datwaren twee miljoenmensen.Op 11/1/1693was er te Val di Noto op Sicilië een aarbeving geweest die ook nog eens60.000 doden had gekost.
Carl Pansaerts bracht de situatie in beeld van bij ons.ZieOns Landens Erfdeel 69 van 1 juni 2006, overDE DOOD IN WALSHOUTEM .
Wat er in de jaren volgend opNeerwinden 1693metChartresenabbéDubois rol gespeeld door Jean Rochefort (13) - zou gebeurd zijn , vult het scenario van de speelfilmQUE LA FETE COMMENCEen van een bijzondere periode :LAREGENCE .
Het meemaken van gruwel en miserie in oorlogstijd zindert sinds altijd nog levenslang mee in het geheugenvan de oud-strijders,weerstanders,geblesseerden,krijgsgevangenen, helden,ooggetuigenen anderen die het echt meemaakten.Zij overleefden het, maar kunnen nooit meer die herinneringen uitwissen van de onmenselijkheid, die zij zagen, voelden, uitvoerden, bevolen, organiseerden, duldden, goedkeurden, en nog meer .
De jonge edelman, Duc de Chartres, werd ondergedompeld in de slachtpartij van 1693.Dubois , een man van God,zorgde daar dat hij niet alleen heelhuids maar ook met militaire glorie terug in Parijs geraakte. Als tegenprestatie beloofde hij levenslangpartnership en zekerheid aan deze Dubois. Dat moest verderook wanneerhijlater als regent de machtigste man werd,en ook toen hij al besefte welke duivels er zich in diegeestelijkeverscholen.
Op het einde van de film zien we hoePhilippe II dOrléans, zwaar vermoeid en ziek door zijn eigen losbandigheid, door het gebruik van braakmiddelenen door aderlatingen, zon dertig jaar na Neerwinden een nachtmerrie krijgt. Zijn geweten aanvaardt plots niet meer al het slechte die zijn machtige rechterhand heeft laten gebeuren. Hij ijlt en ziet weer de kermende stervenden van het slagveld van Neerwinden. Daar zag hij hoe door het afzagen van een gewonde hand,gangreen,infectie endoodkonden worden vermeden.In volle verdwazingwil hij daarom zijn eigen voorarm laten amputeren.Met paard en koets op weg naar de chirurgijn die dat zou kunnenrealiseren, veroorzaakt hij een ongeval dat het boerenvolk woedend maakt. Deze woede zal het zaadworden voor de latere Franse Revolutie die de wereld zal veranderen.
(13)topacteurvan de Franse cinema en televisie- zie http://fr.wikipedia.org/wiki/Jean_Rochefort
AFAME ,PESTE ETBELLO ,LIBERANOSDOMINE .
Duizend gebeden waren onvoldoende om onze voorouders vanonheil te sparen .
* * *
Op het begin van 2008 kon ik in de nieuwe Standaard Boekhandel (waar vroeger de superette van René Petré was) te Landen me het boek Vermakelijkheden van Brabant van De Cantillonaanschaffen. Oorspronkelijk werd dit werk geschreven in 1770, maarwerd nuherdrukt. In hoofdstuk Vartikel VIvan dit groot boek staat :
LANDEN.
Deze Stad, in het Latyn LANDINUM genaamt, is gelegen aan de Rivier de Beeck, tusschen Leeuwen en Hannuye, twee mylen boven Tyllemont, en vyf van Leuven. Men houd dezelve
voor een der oudste Steden van de Provincie, alhoewel de Oudheid ons daar geen gedenkteken heeft nagelaten. Sommigen zyn van gedagten, dat dezelve gesticht is onder de Regeering van Chilperic, door Pepin de Landen, Hertog van Tongeren en Brabant. Anderen in tegendeel beweeren, dat deze Prins, in plaatse van de Stigter daar van geweest te zyn, dien Naam ontvangen heeft, om dat hy in de Stad gebooren is, alwaar hy opgevoed en begraven werd, in t Jaar 647. Het zy zo het zy, men kan echter geloven, dat die Stad, alhoewel tegenwoordig verwoest, in dien tyd een aanzienlyke Plaats is geweest. Dezelve is ten minsten vermaard, in de Historiën , door den bloedigen Veldslag, aldaar voorgevaalen op den 29 July, in Jaar 1693, tusschen het Leger der Geallieerden, dat gecommandeerd werd door den Koning, Willem den III., en den Keurvorst van Beyeren, en het Leger der Franschen, onder bevel van de Veld-Maarschalk van Luxemburg. De Koning van Engeland stelde een groote menigte volks, van den een en anderen kant, in slagorde.De Fransche zeer begeerig, om met de zwakheid van s Vyands Leger voordeel te willen doen, het welk toen niet meer dan in veertig duizend man der Vereenigden bestond, naderden om slag te leveren, met zulk een stoutmoedigheid, als of zy nog eens zo sterk en talryk geweest waren. Doch niettegenstaande hunne grote overmagt werden zy, tot driemaal toe te rug gedreven met verlies van een groot getal Officieren en Soldaaten ; maar eindelyck hun post hervattende, en telkens van versch volk ondersteunde wordende , verbraken zy een gedeelte van het Geallieerde Leger, en dwongen het zelve het Slagveld te ruimen, en naar Leuven en Namen de vlugt te neemen.
De overwinning kwam denVyand duur te staan. Volgens de berigten van dien tyd, werden er meer dan vyftienduizend man gedood, en wel negen of tien duizend man gekwetst. Men kan, zonder partydigheid, het verlies der Geallieerden naar evenredigheid van dat der Franschen begrooten. De slag werd anderszins genaamd, de Veldslag van Neerwinde, welk de naam is van een Dorp, naby Landen gelegen.
In de maand julivan 1693vorderdente voet en te paard vele manschappenin de richting van ons dierbaarHaspengouw.De negentienjarig Chartres,neef van Louis XIV, abbé Dubois, Rouvroy , en ook graaf dArtagnan, (5) van de musketiers, behoren tot deze oorlogzuchtige lieden. Wij citeren deze vier nog even, alsof zij de Vier Ruiters van de Apocalyps waren. Met tienduizenden kwamen zij toen. Waarom tochoverspoelden zovele soldaten, huurlingen, dragonders (6), musketiers, spionnen en edellieden onze streken?Waarom willen zij komen vechten en sterven in het land van mist en klei, tussen de hagen en holle wegen, tijdens die slechte zomer van 1693 ?
We moeten weten dat er te land en ter zee van 1688tot 1697 een oorlog was. Deze zoveelste oorlog bracht toen volgende kampen tegen elkaar :
Enerzijds was er de KoningLouis XIV en zijn vrienden plus familieleden uit de Franse gebieden ( waaronder ook Noord Amerika). Anderzijds was er Willem III, Prins van Oranje-Nassau. Hij was de Stadhouder van de rijke Republiek der Zeven Nederlanden en door zijn recent huwelijk ook Koning van Engeland.
Toen waren er in een nog verbrokkeld Duitsland,alsook in Zweden, Savoie , Piëmont, Portugal en Spanje, vele edelen die de economische en territoriale expansiedrang van de Fransen niet meer aanvaarden. Zij stonden achter de Prins van Oranje (= de Liga van Augsburg ) en leverden hem maar al tegraag troepen tegen betaling. OokJohn Churchill de Marlborough , voorvader van Winston Churchill stond aan de kant van Oranje.
Deze Negenjarige Oorlog wordt ook Successieoorlog van de Palts genoemden mag niet worden verward met de Hollands Oorlog(1672-1678) (7), en ook niet met de Spaanse Successieoorlog (1700-1713)(8).
De Vrede van Rijswijck betekende het einde van deze reeks gevechten (9) toen de beide oorlogvoerders fysiek en financieel totaal waren uitgeput. Er was geen eten meer voor manschappen en paarden. Eigen en vijandelijke troepen hadden alles geroofd en platgebrand. Boer, molenaar en bakker waren dood ofwerden vluchtelingen . De oorlog duurde negen jaren, maar er werd slechts bij goed weer gevochten. Wanneer het herfstweerbegon,keerdenWillem van Oranje en zijn mannen terug naar huis voorrust en warmte, terwijl de Fransen voltijdse beroepssoldaten waren die de winter doorbrachten in hun garnizoensteden.
De toen uitgevochten strijd werd een gelijkspel. Geen beslissing dus in dat jaar 1697, zou men zeggen, of toch niet, want zeker is datWillem III van Oranjedoor Frankrijk als Koning van Engeland werd erkend en dat na de zeeslagenuit deze oorlogde Royale Navyvoor een lange periode,tot in 1940,degrote baaswerdop zee.
Voor Vlaanderen, Wallonië en Luxemburg (Groot Hertogdom) volgden grote lasten omdat te Nieuwpoort, Oostende, Kortrijk, Mons, Aat, Charleroi, Namur, Luxemburg,Hollandse forten werden gebouwd om een vooruitgeschoven linie van Oranje tegen Frankrijk vast te leggen. Deze achtvoudige militaire aanwezigheid moest voor 60 % worden betaald door debevolking.Dit was het Eerste Barrièretraktaat .
(5)dArtagnanwerd veel later beroemd door Eén voor allen, allen voor één in De Drie Musketiers van Alexander Dumas, en doortalrijke mantel- en degenfilms. Te Neerwinden vochten Pierre en Joseph de Montesqiueu dArtagnan . Nog de één noch de anderekan de beroemde Charles de Batz de Castelmore Comte dArtagnan zijn geweest. Deze held is historisch te situerentussen 1611/15 en 1673.Comte dArtagnanwas een eretitelvoorbehouden aan de hoogste gegradeerde van de eerste compagnie der musketiers.
(6)Een dragonder is een infanterist die zich per paard verplaatste en te voet vocht. De vorm van zijn musket (geweer) deed denken aaneen draak, vandaar de naam.1/3 van zij die te Neerwinden vochten waren dragonders.De soldaten van toen droegen nog geen uniformen :te Neerwinden droegen de Fransen een witte kleur en de verbondenen een groene kleur om herkend te geraken.
(7)Louis XIV won de Hollandse Oorlog . Hij stelde Willem III van Oranje aan, hopende dat deze als marionet naar zijn wil zou regeren, maar hij verkeek zich flink op die man. Na de Glorieuze Revolutie werd deze patriot zijn sterkste vijand en zo kon er niet lang gewacht worden op een volgende oorlog.
(8)De Slag van Ramilliesvan23/5/1706is eenepisode uit de Spaanse successieoorlog.Vanafhet spoorwegstationvan Racour loopt erthans een fietspadvia de spoorlijnLanden-Ramilliesnaar Ramillies. Zie ook Ons Landens Erfdeel 70/blz 67. Wie ooit het Kasteel van Edingburgh bezoekt, mag daar het altaar ter ere van de winnaars van deze slag niet missen.
(9)De Negenjarige Oorlogwerdbetwistover 18partijen : vier belegeringen,zes zeeslagen, en achtveldslagen.Het front strekte zich uit van Ierland,de Noordzee, Vlaanderen, Rijnland, Savooien, de Middellandse Zee, tot inCatatonië , alsookoverzee te Boston,in Canadaen op de weg naar India.
Aanbevolen :Over Neerwinden1693waren er al meerdere belangrijke bijdrageninOns Landens Erfdeel :zie Nr. 19 van 1/12/1983, Nr. 26 van1/3/1986 , Nr. 70 van 1/12/2006 , Nr 71 van 2007.
In de Eerste Slag bij Neerwinden speelde de Kleine Gete tussen de dorpen Eliksem en Neerhespen een belangrijke rol. (29 juli 1693) (10). Koning en stadhouder Willem III had zijn hoofdkwartier opgeslagen nabij de brug te Overhespen. Zijn troepenmacht van 50.000 man lag op de hoogten tussen Neerwinden, de Neerhespense Berg en Neerlanden,uitkijkend naar de Fransen, ca.75.000 man sterk, die oprukten vanuit Landen dat toen nog bestond uit twee delen : het oude Sint Gitter eneen ommuurde benedenstad. De aanwezigheid van paardenen muilezels wordtgeschatop40.000 . Daarbij dan nog zovele kanonnenen honderden wagens om munitie, drank, voedsel, enmateriaal te vervoeren. Het is onvoorstelbaar!
De legerstaf van de Liga achtte zijn opstelling, met eenblik op de vallei van Landen, en de rivier in de rug, als uitermate veilig, in zoverre zelfs dat de vooravond van de slag werd voorgesteld alle zeven bruggen over de Gete te vernielen, om de manschappen duidelijk te maken hoe zeker ze van de situatie waren. Dit werd afgewezen door de stadhouder, die zelf naast een brug gelegerd was, en niet zo zeker was van zijn eigen gunstige positie in een landschap met veel holle wegen,hagendoorn overal,natte weiden en zware leemgrond. Pas om drie uur in de namiddag, voor een vierde aanval, wierpen de Fransen 28.000 verse manschappen in de strijd te Neerwinden ter hoogte van de Kruiskapel. Zij geraakten door de versperringen en op de hoogvlakte van Wange en Hespen speelden zich de afgrijselijkste tonelen af : het grootste cavaleriegevecht van die eeuw. De Fransen kwamen als overwinnaars uit de strijd. Willem IIIkon vluchten en reeds kort daarna zijnlegers terug herorganiseren.
Messieurs, souvenez-vous de lhonneur de la France :met deze strijdkreetluiddeLuxembourgde startin voor de beslissende stormloop aan het hoofdvan Maison du Roy, de beste soldaten van toen,die voor het eerst de bajonet van Vauban gebruikten( een origineel exemplaar opgegravente Neerwinden wordt bewaard in het Museum van Rufferdinge) . Nadat zij eerst met hun musket alle kogels wegschoten, konden zij op de loop van dat primitief geweer hun bajonet vestigen en in de hand werd dit een vreselijk steekwapen.
(10) 1693,is MDCXCIIIvoor het Gregoriaans kalender, maar ligt voor de Chinezen (gebaseerd op zon en maanin 4389-4390, is voor de Romeinen2446 zijnde Ad Urbe Condita (sedert de stichting van Rome), en is voor de joden die beginnen te tellenvanaf de Schepping van de wereld5453 -5454 .
DE NACHT VOOR DE SLAG .
Zonder trompetten noch tamboers( en silence et en sourdine)waren de Franse troepen , (90 bataljons infanterie en 200 escadrons ruiterij ) gevorderdvan Vinalmont tot Landen .
Op nauwelijks iets verder dan éénkanonschot verder wachtten de Verbondenen (60 bataljons infanterie en 120 escadrons cavalerie) .
DeHollandse, Duitse, Engelse, troepenwarentijdens de voorbije weken vaak van plaats veranderd. TeNeerhespen waren hun generaals samengekomen en zij meenden dat het terrein geschikt was om met minder cavalerie toch te kunnen winnen.
Het stond dus in de late namiddag van 28 juli 1693vastdat er op de volgende dag een belangrijke veldslag zou volgen. Met de voor velen aangekondigde dood in het hoofdbegonnen de manschappen van Oranje toen werkzaamhedenom hun frontlijn te versterken.
Wat toen in ongeveer 10 uren werd gepresteerd met spade, schop, houweel en bijl,klopte allerecords van vroeger en van nu.Lees even wat een getuige schreef.
« La nuit entière, nous entendîmes dans le camp des ennemis un bruit et un mouvement extraordinaire dont nous cherchions à deviner la cause. C'étaient les cinquante mille soldats Alliés, qui, transformés en travailleurs, faisaient des abatis, élevaient des fortifications et construisaient des barricades avec l'ardeur fiévreuse d'un peuple d'abeilles dans sa ruche. Lorsque le jour parut, Luxembourg, debout avant laube, eut sous les yeux un spectacle imprévu. L'aspect général du terrain s'était, depuis la veille au soir, modifié comme par enchantement.
Une vaste forteresse avait surgi du sol et se hérissait dans la plaine. Devant le front du camp ennemi, de Neerwinden à Rumsdorp, s'élevait un immense parapet, haut de quatre pieds et percé de meurtrières et bordé d'un fossé profond . Tout du long, de petites redoutes flanquaient cette crête de distance en distance . Une centaine de canons, hissés sur ces ouvrages, luisaient dans la brume du matin.
Trois des villagesétaient changés en citadelles. Neerwinden avec ses murs crénelés, les palissades qui le couvraient et les barricades qui encombraient ses rues, paraissait un fort imprenable.
Het is niet de bedoeling een reportagete brengen over het gebeuren op deze vreselijke dag of brede militaire uitleg te geven over opstelling, krijgsverrichtingen, troepenbewegingen.
Ik houd het bij enkele sprokkels die me troffen.
Willem III(1650-1702) , Prins van Oranje-Nassau, Stadhouder der Nederlanden, Koning van Engeland, OppersteLegeraanvoerder van de Verbondenen, was een astmalijder die klein en tenger was. Hij kon over zijn schouders en zijn ribben zelfs geen harnas verdragen . Hij vond het zeer belangrijk dat zijn ereteken van de Orde van de Kousenbandsteeds goed zichtbaar bleef voor officieren en manschappen.
Henri de Montmorency (1628-1695), Maarschalk van Luxemburg en Frankrijk, later bekend alsLuxembourg, le Tapissier de Notre Dame(11) had een bult . Hij kende een loopbaan met hoogtenen laagten (omstreeks 1680 viel hij in ongenade waardoor hij 14 maandenopgesloten werd in La Bastille). Hij overleefde bij wonder vele vreselijke veldslagen. De overwinning te Neerwinden 1693 maakte van hem een nationale held en een militair genie. Deze glorie was kortstondig want in het verre India sloegen de Hollanders reeds op 8 september van datzelfde jaar hard terug door de katoenstad Pondichéry van Frankrijk af te pakken. Weldra viel Luxembourg zwaar zieken overleed op 4/1/1695aan longontsteking. Zowel de winnaar als de verliezer hadden noch delooknochhet postuur van de grote beroemde krijgsheren. Het waren geen mannen om standbeelden naar te maken, geen beroemde figuren om straten of pleinen naar te noemen.
Tot in onze eeuw nogbehoort de familie dOrleans tot de hoogstenoblesse . Veel mannen dragende voornaamPhilippe in deze belangrijke stamboom. Philippe IIdOrléans - de rol gespeeld door Philippe Noiret inQue la Fête commence- was de zoon van de enige broer van Louis XIV,de groteRoi Soleil.
Deze Philippe II (geboren in 1674) was intelligent, maar onhandig in de jacht en in de gevoelens tegenover vrouwen. Hij danste bovendien slecht tijdens de bals van Versailles. Hij droeg als kleuter reeds de titel van Hertog van Chartres, kreeg een opleiding van militair en van diplomaat,en genoot van het leven eigen aan de edele lui van toen. Aan de zijde van de jonge Chartreswerd steeds gezien labbé Dubois, leraar en geestelijke leider. Deze Dubois was een goddeloze, aalgladde en hebzuchtige priester.
De zonnekoning Louis XIV,geeft aan zijn neefje een post in het leger, maarhoopt ook dat hij spoedig door een kanonbal van zijn paard zal worden geschoten. Het verloopt door godswil anders, zeker ook in de hel van Neerwinden. Te Versailles wordt hij door de courtisanes en mouwvegers al vergeleken met de militaire genie Le Grand Condé, hetgeen jaloersheid opwekt. Daarom neemt Louis XIV zijn neef uit de oorlogsvoering weg, trouwt hem met la Demoiselle de Blois, de dochter die hij heeft met Madame de Montespan. Gedurende enkele jarenstudeertPhilppe IIflink verder. Later in1706krijgthij dan toch eindelijk een topfunctie in het leger. Zijn houding is er gewoonweg schitterend, zodat de entourage van de ouder geworden Louis XIV beseft dat hij een grote leider kan zijn.
Il m'est arrivé, dans le passé, de ne point apprécier les agissemens de mon neveu. Mais celuy-cy a su changer ses manières, pour le mieux et je l'espère, pour de bon.
(Opinie van de oude Louis XIV over zijn neef Philippe II dOrléans )
Wie waren de ouders van Philippe II van Orléans?
Het waren toenrare tijden. De koningin van Frankrijk , echtgenote van Louis XIII, was reeds 22 jaren getrouwd en nog steeds was zij kinderloos. Toen werd zij plots tweemaal zwanger en baarde twee zonen : Louis (1638) en Philippe (1640). Terwijl Louis een koninklijke opleiding kreeg, werd dit aan de tweede prins onthouden. De traditie woudat de tweede zoon van de Franse koningde titelHertog van Orléans mocht dragen. De koningin maakte van dit zoontje het meisje dat zij nooit kreeg. Haar biechtvader Mazarin vertrouwde de jonge hertog toe aan zijn neef, met de bedoeling dat die zoon nooit te veel ambitie zou hebben.
Deze tweede zoon, Philippe I is gekend als Monsieur , Duc dOrléans, Frère Unique du Roy. Hij woonde op Le Chateau de Saint-Cloud, ook genaamdLaMaisonde Gondi.
Vandaag - nu homoseksualiteit beter aanvaard is - wordenLouis XIII, Mazarin, en ook Monsieur, geciteerd als groten die toen reeds hun geaardheid niet geheim hielden.
Monsieur was gelukkig getrouwd met Madame (3). Zij had een stevig Germaans uiterlijk. Omwille van haar politiek huwelijk veranderde zij moeiteloos van het protestantse naar het katholieke geloof, zodat zij als enige schoonzuster van Louis XIV de tweede belangrijkste vrouw werd inEuropa, op het einde van de XVIIde eeuw. Deze Duitse was zeer intelligent. In die tijden toen dames van adel salons animeerden waar het schrijven van brieven een belangrijke bezigheid was,kon Madame Elisabeth-Charlotte von Wittelsbach-Simmernzich goed bezighouden. Voltaire schreef 10.000brieven. Elisabeth-Charlotte ondertekende er 60.000. Tussen haar eminent gezelschap vertoefde de wiskundige Gottfried Wilhelm von Leibnitz. Haar geschriften zijn vooral voor de Duitse historici een rijke verzameling.
Nadat haar eerste kind stierf , kreeg de schoonzuster van de zonnekoning een nieuwe zoon : Philippe II, de hertog die later zal deelnemenaanDe Slag van Neerwinden. Op zijn beurt zou deze zoon goed zorgen voor die prachtige stamboom van zijn familie . Hijhad officieel elf kinderen (bij zijn echtgenote en bij vier andere dames).
Naastzijn moeder leverde ook een vriend van Philippe IIdOrléanseen flinke bijdrage tot de geschiedenis :Louis de Rouvroy, Duc de Saint-Simon.
Als jonge musketier streed deze edelman mee te Neerwinden. Nadien ontgoochelde de krijgskunst hem. Zijnmilitaire loopbaan liet hij varen om proza te schrijven. Volgensgeleerden isSaint-Simon perhaps the world greatest writer on the prestige, the ambitions, the uncertainlessandthe irony of public life) (4) .
(3) Er zijn veel namen voor Elisabeth-Charlotte. Soms door haar tijdsgenoten, Princesse Electorale Palatine du Rhin, genoemd, is zij ookElisabeth-Charlotte van Beieren(Bavière/Bavaria),Elisabeth-Charlotte von Wittelsbach-Simmern, Charlotte Elisabethvon der Pfalz,Lieselotte von der Paltz , ofla Princesse Palatine.
Dit laatste is een bijnaam want de wettelijke Princesse Palatine was iemand anders volgens het Heilig Roomse Rijk, een verschil in zienswijze die leidde tot de successieoorlog waarvanNeerwinden 1693een hoofdstukis .
(4) Les Mémoires de Saint-Simon. Tien jaren(1739-1749) om deze 8000 blz(43 volumes)te schrijven. Zeer belangrijke bronover de periode1691 / 1723 . Dit is een meesterwerk overgeschiedenis en kan nu via internet gelezen worden.
De langste van de Duitsers meet 2m02 en heeft, zoals een Chinees, een fijne zwarte haarvlecht van een halve meter lang. Hij toert door Zwitserland op een zeer grote veelkleurige fiets van goede kwaliteit, zittend op een Brooks met speciale vering. De hoogte van dat fietszadel moet dicht bij het wereldrecord zijn want die jonge kerel heeft ongelooflijk lange benen. Na ontbijt tussen de zwermen schoolkinderen vertrek ik samen met de wiskundigen, terwijl mijn buikje goed gevuld is met platte kaas en met muësli. Maar die mannen stoppen al vlug om te gaan telefoneren zodat ik weer alleen moet verder rijden. Twee uren later zal ik ingehaald worden door de andere compagnon van de vorige avond, die belastingsadviseur uit het zonnige dorp. Hij rijdt snel op een peperdure sportfiets met plat stuur van het merk Trek.
Ballenberg. Ik ben zo lekker aan het fietsen dat ik er niet meer aan denk van dat Bokrijk uit Zwitserland te bezichtigen. Dit zou een dag moeten worden van heel veel kilometers. Het panorama van Berner Oberland is wondermooi. Ik bereik weldra Brienz, de plaats waar de diligences stopten. De Grote Goethe arriveerde hier op een dag met zon vervoermiddel.In de sterk inspirerende omgeving schreef hijhet gedicht dat hem onsterfelijk maakte :
GESANG DER GEISTEN UBER DER WASSERN
Op het einde van de humaniora in 1933 moesten de studenten in het College van Tienen dit gedicht leren. Mijn vader gebruikte er in 1940 een strofe van om te bewijzen aan een Duitse officier dat hij een Vlaming was, ondanks zijn Franstalige familienaam en zijn Franstalige legereenheid. Zo moest hij als jonge luitenant geen krijgsgevangene worden en kreeg hij van die Duitse officier een kostbare verlofbrief om naar huis te gaan.
Het weer is fris. Het water van het meer dampt. Terwijl ik op een onverhard pad de waterkant volg, voel ik echt het verschil tussen de wat lauwe watermassa links van mij en de koudere rotsen rechts van mij.
Eblingen. Oberried.Ich bin am blauwe Brienzersee wo die Welt noch in Ordnung ist. Ringgenberg. Interlaken. Nu arriveer ik in een rijke stad waar het toerisme reeds vroeg in bloei kwam, reeds in de negentiende eeuw. In de verte staan geweldige bergen, de Eiger (3940m) en de Jungfrau ( 4158 m). Wat een panorama ! Een Japanse tuin nodigt mij uit om te rusten en om in de Vijver van de Vriendschap de vissen waar te nemen. Er zwemmen mooie goudvissen rond en ik vermoed dat er zelfs echte koïs bij zijn. Die beestjes krijgen van mij de overschotten van brood uit mijn linnen musette alsook muësli die door een scheur in de verpakking mijn stuurtas vuil maakt. Interlaken is prachtig. Ik had aanvankelijk het plan om in deze stad een rustdag te houden die ik wilde besteden aan een flinke wandeltocht te voet in het hooggebergte waarheen een tandradlift en een kabelspoor mij kon brengen. Ik ben achter op mijn schema. Rome bereiken op het einde van september is mijn hoofddoel. In het schone en dure Interlaken tijd, geld en krachten spenderen is niet zo wijs. Bovendien zie ik dat er grijze wolken hangen boven de grootste bergen en dat toont dat het weder daar slecht is.Ik stel me dus tevreden met een rondje langs de promenade van Interlaken.Daarna volg ik de route langs de Thunersee, het volgende meer, want zoals de naam het zegt zijn we hier tussen twee meren, between the lakes , Interlaken.Romaanse kerkjes. Veel campings. Zwevende parapentes boven mijn hoofd brengen mooie beelden. Maar de zuurstofrijke omgeving spoort mij aan tot hardfietsen en ik tracht zo fel te rijden als die belastingsadviseur die me even voor de noen als een wervelwind was voorbij geflitst.
Het is zo dat ik door al dat schone en heerlijke van Interlaken reeds de hele dag ben vergeten dat ik een pelgrim ben. O, Zonde ! Aan de St-Beatushöhle stop ik amper. Ik had daar moeten in een vochtige grot kruipen, een heilig oord waar vroeger een kluizenaar had geleefd, om een kaarsje te branden en een munt te offeren. Ik krijg daarom een straf, een penitentie. Een steenworp verder dan de stopplaats van die Sint Beatus krijg ik een bandbreuk. Terwijl ik gemakkelijk herstel en daarmee bezig ben, rijden twee wielertoeristen in rode Goretex regenjas mij voorbij. Zij groeten vriendelijk. Zij rijden in dezelfde richting als ik.Wat later haal ik een van die twee in. Zij is een vrouw op een rode koersfiets, met een pothelm, met korte beentjes, die beter vordert dan ik op iedere helling. Maar de fietsende Eva heeft plots een inzinking.Ik bied me daarom aan om voor haar gangmaker te zijn. Dat loopt goed en wat later komt zij terug op mijn hoogte en wil wat praten, terwijl er toch veel autos op de weg zijn. Gezellig fietsen wij samen verder. Zij werd geboren te Brussel, zowat veertig jaren eerder, als vrucht van de vreugde der Bevrijding. Als kind nog emigreerde zij naar Canada. Met haar echtgenoot is zij nu voor één week op fietsvakantie in Zwitserland. Wij praten in een mengeling van Engels en Frans. Maar waar is ondertussen haar man ? Wij weten niet of hij voor of achter ons ligt. Die kerel stopt regelmatig om te fotograferen. Maar, te Thun staat hij langs de weg op ons te wachten. Van daar fietst het koppel verder naar het Noorden, terwijl ik naar het Zuiden moet. Ondertussen ben ik helemaal rond dat meer getoerd, terwijl ik logisch toch een overzetboot had moeten nemen. Maar het fietsen ging zo vlot en het was zo tof om samen met die dame te zijn.
15.00 u. Hoog tijd om weer iets te eten. Ik vind ergens een sandwich met hesp en een brik met een liter ice tea.Ik moet nu een omweg maken, maar wat later ben ik dan toch weer in de klim van de Riggisberg. Ik zweet omdat ik teveel kleding heb aangehouden. Daarom stop ik aan een autobushalte waar ik onder een afdak me helemaal uitkleed. Ik wrijf me met een handdoek goed droog en doe propere kledij aan. In deze rustige schuilplaats blijf ik nog even zitten en een dutje op een zitbank geeft me een beter gevoel.
Daarna moet ik verder, de sporen volgend van de Jacobspelgrims van weleer, en weldra bereik ik Abbegg Stiftung, een klooster waar een prachtig museum is met textiel en kledij. Maar voor een bezoek is het ondertussen al te laat. De nonnen sloten hun poort. Enkele mooie beklimmingen vermeerderen nog de kwaliteit van deze heerlijke dag op de fiets. In een verlaten bosgebied ontmoet ik plots langs de wegkant een winkeltje. Daar koop ik een tablet chocolade Lindt met nootjes en dit genereert nieuwe krachten zodat onze vaart verbetert. Aangekomen te Schwarzenburg hoop ik een zimmer frei te vinden , maar nog net voor de ingang van dat dorp ontdek ik een gele pijl waarop staat klaar geschreven Schlaf im Stroh . Ik meen te verstaan dat dit wijst naar verblijf op een boerderij. Ik volg verschillende van die pijlen en nu geraak ik ver weg van de hoofdweg en van Schwarzenburg.Op een veld zijn zes vrouwen en één man bezig met de patattenoogst. De aardappelen liggen er overal en in een vuur brandt het kruid op. Een boerin met gespierde armen, dikke billen en borsten, roept naar mij Stop, kom we hebben nog een sterke man nodig ! Ik wuif breed armzwaaiend met mijn petje en op dat veld wordt er goed gelachen.Even later kom ik aan te Innersdorf, een gehucht met vier huizen en negen schuren, behorend tot de gemeente met de schone naam MAMISHAUS.Ik stop aan een recent gebouwde chalet waarmensen wonen die een groot erf bezitten. Het is erproper.Ik werd geboren op een Haspengouwse vierkantshoeve waar een enorme mesthoop was.Ik bel aan de deur. Een vrouw doet open, glimlacht en zegt dat ik zeer welkom ben.
Precies zoals afgesproken tokkelt zij om 7u30 op mijn deur. Dat is dus de wekdienst in dit Hotel Sonne, in het land van de goede uurwerken. Ik was al lang wakker. Door mijn prostaat, door mijn blaas, of door het slechte weer moest ik meermaals plassen. Tot diep in de nacht had ik op mijn kamer naar de televisie gekeken en nadien had ik nog een schrijfsel gemaakt in briefvorm voor mijn tante Josée. Mijn was is nog niet goed droog en dat is pech want zo kan ik mijn fietszakken nog niet opvullen. Het ontbijt is goed. Gekookte hesp, jambon de York, brood en veel koffie, suiker en melk. De tafel is stijlvol gedekt. Terwijl ik rustig geniet volg ik stiekem het gesprek en de tafelmanieren van twee Engelse dames, ladies uit Kent, Sussex of elders. Tot 9u10. Dan spring ik recht om mijn dagtaak van fietsende zwerver weer aan te vangen.
Waar is de sleutel van mijn fietsslot ?Stress.Ik moet er door zweten omwille van de warme koffie die mijn maag vult. Ik stap naar de garage, waar ik niet alleen de sleutel terugvind maar ook mijn leesbril. Niet goed. Ik zal moeten minder verstrooid zijn, niet alleen op weg naar Rome maar zelfs tijdens de rest van mijn leven. Ik kom net op tijd voor de boot van 9u24. We schepen in tot Buosch aan de andere kant van het water, twee haltes verder. Deze ochtend is het fris en helder weer. Vaarwel Gersau.
Wilfried vaart mee op de Winkelried. Zo heet die boot, naar een vroegere Zwitserse held die sterk was als een beer en die met zijn behaarde borstkas de speren van de Habsburgers trotseerde.
Zon boot op het meer van de vier woudsteden is een platte schuit van 58 m lang die slechts 1,60 m in het water zakt. Het duurt niet lang. Weldra ben ik met Olive al op de andere oever. Daar besluit ik van mijn fiets wat te verzorgen omdat hij door de regens van vorige dag erg vuil is. Ik gebruik als vod een paar sokken die ik voor mijn voeten afdank. Vooral de ketting krijgt mijn aandacht. Ik doe er nieuwe olie op. Daarna volg ik dromend de boorden van het meer tot wanneer ik te Küssnacht kom waar Koningin Astrid, de moeder van Koning Albert II van België, was verongelukt. Ik ben geen ramptoerist, noch een grote fan van ons koningshuis, en wil niet weten waar dat precies gebeurde. Ik had zelf ook familieleden die de dood vonden in een verkeersongeval.
Lüzern is nu nog maar op 8 km. Ik maak rechtsomkeer want ik ben wat te ver gereden en ik wil mijn route correct blijven volgen.Het is te koud om te zweten en het is niet warm genoeg om kledij uit te doen. Voor een fietser is dat een moeilijke situatie. Hij heeft geen dorst maar moet toch regelmatig drinken om geen inzinking te krijgen. De kilometerteller doet het weer. Gisteren was hij door de nattigheid stilgevallen. Ik wreef de onderdelen van het tellertje goed droog en draaide er een plastieken zakje rond. Omdat ik te veel belang hechtte aan dit, vergat ik echter een zijweg te nemen en te klimmen tot aan de Kapel van Flüeli, een plaats van grote volksdevotie. Aan het station van Giswil stop ik om even beraad te houden. Er stoppen daar treinen met regelmaat. Dat brengt me op het idee van zelf ook zon Zwitserse trein te nemen, zon trein die je over de bergen brengt, zelfs Garin en Aucouturier deden dit in de Tour de France van 1904 en dat waren toch wielercracks.Ik moet echter wel nog bijna een uur wachten op de volgende trein in de goede richting .We zullen dus maar doorgaan, zoals de dappersten, want zo zijn Olive Green en ik. Wij rijden bergop, volgen de kronkelende weg naar de Brünig Pass. Onze moed krimpt ineen. Als een brandend papiertje in de open haard kwijnt de gloed van onze wilskracht langzaam weg. Op het ogenblik dat druppels uit de wolken beginnen te vallen valt dan de beslissing.De dag is nog lang. We gaan hier niet te stoer doen. Snel terug naar dat station ! Om dit nieuwe plan vast te houden koop ik zonder talmen tickets tot Meiringen. Het is niet duur. Waarom zwoegen als een beest op de Brünig als het via de rails toch zo gemakkelijk gaat !De tijd die me zal brengen tot aan het vertrek van de trein wil ik vullen met het eten van apenootjes uit een automaat. Dit snoep steekt in een plastieken zak waaraan ik zo fel moet trekken om die open te krijgen dat wanneer dit uiteindelijk gebeurt plots¼ van de inhoud wegvliegt op het perron. Wat een pech. Na nietsdoen en zitten op een houten stationsbank, komt er een boemeltreintje aangereden. Mijn zwaar bepakte fiets moet ik zelf eerst oplichten om hem in de speciale treinwagon voor tweewielers te krijgen. Eens in die wagon moet ik hem hoog aan een haak ophangen. Deze inspanning is wat te zwaar en het lukt me niet, maar een jonge kerel helpt me. Het is de eerste keer in mijn leven dat iemand mij als een sukkelaar beschouwt die even moet geholpen worden. De trein hotst en krabbelt over de bergkam tussen rotsen en bomen. Plots een rood signaal en een hele tijd blijven wij op dezelfde plaats. Na een uurtje ben ik te Meiringen. Nabij het station vind ik een cafetaria in een supermarkt die Mi Gros is genoemd. Daar is een mooi uitgebreid salade buffet. De hongerige consumenten scheppen er zelf hun borden vol. Aan de kassa wordt het volle bord gewogen, alles aan dezelfde prijs, tegen2,00 Fse de 100 gr. Wanneer mijn bord leeg is en dat duurde niet lang, heb ik ondertussen reeds gezien hoe populair de vermicelli ijs daar wel is. Dat wordt dan uiteraard mijn dessert.
Het stadje Meiringen heeft geen heilige om de commercie te verbeteren. SHERLOCK HOLMES is er de grotevedette. Het is wel een ontdekking te vernemen dat diep in Zwitserland deze wereldberoemde Engelsman zo aanwezig is. Er is daar een eenvoudige reden voor. Sir Conan Doyle de grote schrijver van misdaadverhalen en geschiedenisboeken kwam te Meiringen op vakantie waar hij tijdens zomerse wandelingen in de bergen of winterse sportactiviteiten bedacht wat in zijn boeken zou komen.Het is dus een must te Meiringen het museum van Sherlock Holmes te bezoeken, hetgeen ik dan ook doe. Daarna fiets ik tot aan de Aareschluss. Met mijn lichte fietsschoenen is een lange wandeling daar nogal pijnlijk voor mijn voeten. De rivier Aare wringt zich hier sedert een miljoen jaren tussen de rotsen door. Wat een natuurwonder ! Daarna rijd ik verder tot Reichenach om de waterval te bewonderen. Als laatste bezoeker van de dag kom ik aan, een kwartiertje voor sluitingstijd. De entreeprijs is te hoog om maar eventjes te kijken en in een oude lift te stappen die misschien nog onderweg blokkeert. Ik neem nu de richtingJeugdherberg van Meiringen. Overnachting met ontbijt kost daar 21,60 Fse. Voor avondeten moet op voorhand ingeschreven worden en dat deed ik niet. Maar als er wat over blijft van wat anderen bestelden, kan ik misschien toch nog mijn buikje vullen wordt mij in het oor gefluisterd. Terwijl een flinke groep jongeren eet, trek ik me terug op de bovenverdieping waar douches en toiletten op dat ogenblik voor mij alleen zijn. Wat later bezoek ik weer de eetzaal maar mijn tweede poging om eten te krijgen mislukt want de jongeren hebben werkelijk alles opgegeten, een teken dat wandelen in de bergen de eetlust sterk bevordert.
Ik wandel door Meiringen, verneem nog meer over Sherlock Holmes, vind een bank die me uit haar muur biljetten geeft, en dan stap ik binnen in het Cristal American Café. Formidabele bediening. Snel. Goed.Mooie dienster. Ik drink twee grote pinten en eet een mooi stuk vlees. Het lijkt daar niet moeilijk te zijn om na de laatste hap stiekem te vertrekken, zonder de rekening te vereffenen. De manager van deze brasserie is echter een heel knappe vrouw en daaromlaat ik er graag27,60 Fse achter.
Wanneer ik terug op het adres van mijn logement kom is daar nog een volle autobus kinderen bijgekomen. Veel lawaai. Gelukkig gaan zij allemaal vroeg naar bed en blijven er slechts nog enkele mannen over aan een grote tafel, allemaal fietstoeristen, die hun plannen voor de volgende dag besprekenzich buigend over een landkaart van midden Zwitserland. Ik voeg me bij hen. Het zijn twee Duitsers, hoogstudenten Mathematik uit Wurzburg. Zij rijden met hun duo korte afstanden. Een derde kleine gespierde man rijdt solo en heeft een ongelooflijk lange sportieve tocht op zijn komend dagmenu. Hij is belastingsadviseur en komt uit de streek van Freiburg in het Zwarte Woud. Hij beweert te wonen in het dorp in Duitsland met gemiddeld jaarlijks de meeste urenzonneschijn. Wij slapen allemaal samen op een soort zolder in een grote beddenbak met acht individuele matrassen terwijl onze lichamen steken in een linnen slaapzak die de jeugdherberg ons verplicht te gebruiken. De geur van het onfris ondergoed van de anderen stoort mijn nachtrust.Ik open het venster. Een mooie sterrenhemel overkoepelt Meiringen waar iedereen vreedzaam slaapt tijdens de rusttijd der gelukkigen. Stille nacht.
Misschien is de grote slechterik professor Moriarty op dat moment toch nog bezig met een nieuwe deugnieterij. De Napoléon van de misdaaddreef Sherlock Holmes en zijn assistent Dr Watson zo vaak tot het uiterste. Hier te Meiringen hebben zij finaal met mekaar afgerekend, de geniale speurder die door zijn minutieuze observaties de ongewone zaken oploste en de baron van het duistere en het kwade waren aartsvijanden. In een verhaal dat het laatste zou moeten geweest vochten zij het definitief met mekaar uit. In hun sterke koppen wilde het verstand het niet opgeven, noch bij de een noch bij de andere, en zij vochten het uit als straathonden met hun lichaam. Worstelend kwamen zij in het kolkend water van de kloof van de waterval van Reichenbach terecht. Zij verdronken in het wilde water. De lijken van beide opponenten werden door de stroming meegesleurd en verdwenen spoorloos. Met dit scenario eindigde de schrijver zijn reeks waarin zijn grote detective de hoofdrol speelt. Arthur Conan Doyle schreef eigenlijk liever ernstiger werk , zoals zijn monumentale versie van de Geschiedenis van de Grote Oorlog 14/18 en verder nog 32 andere boeken. De kritiek van de hogere kringen kon hij nog moeilijk slikken. Het succes van zijn excentrieke held groeide hem tot boven de kop. Zijn boekjes verkochten als broodjes, hadden hem rijk gemaakt, maar hij kreeg als intellectueel en vrijmetselaar niet de erkenning die hij verlangde. Hij liet Holmes en Moriarty dus maar verdrinken te Meiringen. Zo hoopte hij van hen af te geraken. Maar de ontelbare lezers reageerden en pruttelden geweldig tegen. Sherlock Holmes was hun onsterfelijke held geworden, even groot als Willem Tell, Robin Hood, Don Quichotte, en anderen. Het huis van 221b Baker Street te Londen waar de fictieve intelligente speurneus zijn kantoor had, werd door velen belegerd. De druk werd zo groot dat zoals Lazarus en Jezus Christus ook Sherlock Holmes uit de dood terugkwam om voor altijd iedere boekenkast te bevolken en te blijven in boeken, kortverhalen, films, feuilletons, tot zelfs in een animatiereeks waar hij al in de 22ste eeuw misdaden van een nog vandaag niet gekende aard kan oplossen. De lezers wonnen dit pleit tegen de schrijver die tegen zijn goesting nog nieuwe verhalen moest brengen. Sir Conan Doyle was een dokter. Hij was ook een sportman die cricket speelde, ook de nobele art van het boksen lief had, in tennis en pingpong vrij behoorlijk de concurrentie kon bekampen. Hij reisde vele malen naar Noorwegen en naar Zwitserland voor de goede lucht en de ski. (Papoum) .
Als Landenaar heb ik een bijzondere interesse voor deze twee jaren omdat de Eerste Slag van Neerwinden van 29 juli 1693 in deze periode valt. Door mijn interesse voor genealogie ben ik ook altijd nog op zoek naar informatie in de hoop van eens te ontdekken hoe en waarom mijn voorouders , met de familienaam Journée, in Haspengouw zijn aangekomen in die tijden. Ik kwam tot het schrijven van dit stukje na het lezen van Les grandes crises démographiques de lAncien Régime door Thierry Sabot van 29/01/2009.
Crisis. De koude en de hongersnood zijn vreselijk geweest in 1693-1694.In het uitgestrekt Koninkrijk van Louis XIVwaren er door deze plagen 1,6 tot 2 miljoenen slachtoffers. Het was al in 30 jaren niet meer gebeurd dat de bakkers brood maakten van varenskruid, eikels, gekooktgras en van nog groene ongeoogste graangewassen.In het Parlement werd beslist dat iedereen die nog middelen had om de armen te helpen dit dringend moest doen en in alle parochies werden processies gehouden in de hoop datGod zou helpen. Vandaag nog zijn de gevolgen te cijferen. Vele mensenzijn verhuist in 1694met de bedoeling betere levenskansen te vinden in andere oorden. Minder kinderen werden geboren en gedoopt in dat jaar, omdat jonge volwassenen hun huwelijk of samenwonen uitstelden.Terwijl dan wat later , na onthouding, er vanaf 1696 tot 1707 een babyboum volgt om het evenwicht in de families te herstellen. Er was veel kindersterfte, vele kleuters en peuters werden achtergelaten door hun ouders of als vondeling aan de kerkdeur gelegd. In meer dan een dorp verdween 25 % van de bevolking.
Enige rekenkunde geeft ditvoor Frankrijk :+ 1325000 kwamen op de wereld en- 2836000 verlieten dit leven.Dat betekendeeen verminderingvan 6,8 %van de totale bevolking op slechts twee jaren.Toen er veel meer Fransen waren op het begin van de XXste eeuw zou de eerste wereldoorlog ongeveer op 4 jaren evenveel mensen doen sterven.
De misdaad vermeerderde in 1693-1694.Er werden 401 bandietennaar de galeien gestuurd terwijl dit normaal voor éénzelfde periode gemiddeld 254 was.Een vaststelling uit 1698toont aan dat in dat vreselijkkoppel jaren er dan toch nog zijn geweest, en niet de minsten, die rijk werdendoor het verkopen van eetwarentegen de hoogste prijs en door het kopen vanland en boerderij tegen lage prijs.
In een brief aan de Zonnekoning die toen in zijn paleis een schoon leven had, schreef de grote Fénélon in 1694 het volgende : Uw onderdanen sterven van honger. De landbouw is bijna verlaten. De steden en dorpen ontvolken zich. Alle ambachten kwijnen weg en zij voeden de arbeiders niet meer. De handel is teniet gegaan. Heel Frankrijk is niets anders meer dan een groot droevig hospitaal met lege voorraadkasten. In vele streken volgt de epidemie de hongersnood.Typhus, nu meer bekend als de kwaadaardige rotkoorts, rafelt de hongerlijdende bevolking uit .
De regels van eneMr Lachever uit Orléans 1693bevestigen dit : Overal kwam men de nare geluiden tegen van kindjes die door hun ouders waren verlaten. Zij weenden dag en nacht in de hoop van een stukje brood te krijgen.Men zag alleen nog maar bleke en verwrongen gezichten. Hier en daar vielen soms mensen flauw in de straten en op de pleinen. Het gebeurde immers dat mensen gewoon op de grond gingen liggen om te sterven.
Mijn simpele mening over dit alles: Het is me duidelijk dat de jaren 1693-1694 uit de geschiedenisboeken werden geweerd ,uitgeveegd omdat er werkelijks niets goeds was gebeurd. Deze jaren zijn een schandvlek in onze Westerse Geschiedenis, voor onze blanke beschaving.De Stad Landen en haar inwoners van toen moeten veel hebben geleden.Hun leed en hun hongerhebben nooit meegeteld. De 27000 mensen en de 10000 paarden die op die dag van 29 juli 1693in het bloedbad van Neerwinden de dood vonden , verdienen toch wat meer eerbied en respect.Zij mogen nooit vergeten worden.Wanneer we eens als toeristen het Kasteel van Versailles bezoekentijdens een vakantiereisje, kunnen wij ons toch niet goed voelen als we van Versailles de keerzijde van de medailles kennen , van de prijs die dat eens heeft gekost voor de gewone mensen zoals wij er ook maar zijn.
Rome 1996 - Natte zondag in Zwitserland. Einsiedeln.
Tussen Biberbrugg en Gersau.
Dwars door de kamer heb ik een koord gespannen waarop mijn was droogt.Ik ben niet gehaast. Het is toch rustdag volgens de regels van de Kerk.Tijdens het ontbijt komt de bazin terug met me praten. Zij spreekt vloeiend Frans en wil meer over mij weten omdat zij dat dan allemaal zou kunnen vertellen aan de klanten van haar café. Niet alle dagen stopt hier een grote Belg met een baard die per fiets op weg is naar Rome. Vroeger was zij lerares in huishoudkunde in Romandië.Maar zij volgde haar man en werd huismoeder en bazin van dit hotel.Graag blijft zij echter haar moedertaal spreken. Om de Franse taal te blijven spreken in haar familie met kinderen en kleinkinderen, alsook in de keuken, nam zij pas een Franssprekend Portugees dienstmeisje aan.
Te Biberbruggovernachtte ik in een reusachtig Zwitsers chalet waar naast de hotelgasten ook een grote familie verblijft. Aan de voorkant, met zicht op het spoorwegstation en op de steenweg naar Einsiedeln, is deze woning duidelijk een café-restaurant-hotel. Aan de achterkant, met zicht op bos, veld, Alpenweide, heuvels en bergen, is het een grote boerderij. Mijn fiets had ik achter het hotel vastgeketend aan stalen wasdraad palen. Hij werd de hele tijd bewaakt door enkele honden, vele katten, twee paarden en door divers pluimvee. Met wat planken had ik een tijdelijk afdak gebouwd om mijn schone tweewieler te beschermen tegen regen en tegen duivenstront.
De bazin brengt me nog wat koffie. Ik merk dat zij mijn rekening met 5 Fse heeft verminderd, want ik moet voor haar in een kerk of een kapel een kaars branden en wat in de offerblok steken. Er hangen zwarte wolken in de lucht.Bergop fietsen in de regen op een zondagochtend zie ik echt niet zitten. Ik vraag of ik nog een tijd aan de ontbijttafel mag blijven om enkele brieven en kaarten te schrijven naar mijn familie. De bazin wil weten of die groot is.Ik begin te vertellen en wanneer ik het heb over mijn hond Luca kom ik bij haar aan een gevoelige snaar. Nu heb ik recht op een absoluut trieste story over haar eigen hondje, een wreed verhaal bestemd voor hondenliefhebbers.
Once upon a time in Biberbrugg waren twee onbekende personen aan het eten in het restaurant Am Bahnhof. Zij hadden aandacht gehad voor het kleine lieve hondje van de bazin dat onder de tafels ging snuffelen aan de schoenen van de bezoekers. Zon huisdier kun je altijd niet in het oog blijven houden. Bijna nooit stoort zon lieverdje de klanten niet, in tegendeel het vermeerdert de familiale sfeer van het huis waar mensen en dieren samen gelukkig zijn. Wanneer de onbekenden vertrokken ging de man aan de kassa betalen en de vrouw was toen plots al weg, naar het toilet zou men denken. Maar, neen, en gelukkig had een trouwe tooghanger het gezien die dame had stilletjes het hondje meegepakt. De beide vreemdelingen waren al op de parking toen alarm werd geslagen en de bazin met medewerking van enkele cafébezoekers de achtervolging inzette, in dit geval niet op de kidnappers maar op de dognappers, de bandieten, de deugnieten. De wegvluchtende auto werd geblokkeerd toen hij al op de steenweg was. Er werd gevloekt, gestampt, gebonkt, geschreeuwd. Om het volk te kalmeren gooiden de dieven het hondje door het raam uit hun auto. In het tumult konden zij dan toch wegrijden. Maar het beestje was in paniek en liep plots de steenweg over waar het werd geraakt door een andere auto die nietsvermoedend voorbij snelde. Enkele uren later heeft de veearts het hondje moeten doodspuiten omdat het te zwaar gewond werd. Onderzoek toonde dat de schuldigen van dit dwaze drama in Italië woonden, volgens de identiteit die zij opgaven toen hun wagen werd gehuurd. Het gebeurde op een zondag, vier weken voor mijn aanwezigheid op de plaats van dit droeve gebeuren. De bazin heeft tranen in haar ogen. Haar verdriet is nog altijd groot. Ik probeer haar te troosten.Hélas, Madame, dans ce monde il y a zovele slechte mensen, die ongestraft blijven doorgaan met hun onhebbelijkheden.
Gedurende een uur valt er veel regen.Tot 11u 00 blijf ik schrijven. Daarna wens ik met een glimlach aan iedereen die daar in dat droog café zit veel geluk en ik vertrek. Dit was een goed adres. Ik vat mijn stuur bij de horens en ben klaar voor nieuw klimwerk, maar met genoegen stel ik vast dat de bergop voorbij is omdat ik vorige dag toch al goed omhoog was geraakt. Met enige emotie van lichaam en ziel draai ik weldra naar het befaamde pelgrimsoord dat bestaat sedert het jaar 828. Met alle respect voor Lourdes en voor Scherpenheuvel, maar nu rijd ik toch op betere katholieke grond. EINSIEDELN hier kommen wir.
MEINRAD, een wijs en gelovig man uit de Hohenzollern-familie, had zich in een bos teruggetrokken voor een sober en eenvoudig leven van gebed. Reeds tijdens zijn leven telde deze kluizenaar, priester en leraar, vele volgelingen die in gemeenschap woonden. De abdis Hildegard van Zürich vertrouwde aan de heilige eremijt een wonderdadig Mariabeeld toe. Vele pelgrims kwamen dit beeldje eren. Zij offerden en zo kreeg de kluizenaar veel munten. Twee roversvermoordden echter de eremijt op 21 januari 861. Maar twee zwarte raven bleven die misdadigers achtervolgen en opjagen tot wanneer zij de moord bekenden, om berouw smeekten en op de brandstapel werden gestraft. Waar de einsiedler = de eenzaat verbleef kwam een klooster ter herinnering, een abdij die groeide,waar vooral zonen uit rijke families abt, pater, of broeder werden. Doorheen de eeuwen was Einsiedeln een unieke plaats van ontmoetingen, studie, werk, geloof, kunst en gebed.
Einsieln mit seinem Benediktinerkloster ist als Wallfahrtort das wichtigste Zentrum des Glaubens und des religiösen Lebens in der Schweisz .
Bussen. Wagens. Parkings. Bedevaarders van nu. Ik ben eerder een pelgrim van vroeger en plaats mijn velo tegen de granieten gevel van de indrukwekkende kerk van Einsiedeln. Omdat het nog altijd wat regent en druppelt bescherm ik mijn bagage met twee vuilniszakken van de Stad Landen. Bij noodweer is dit een goed idee. De grote abdij is een heilige plaats vol schoonheid. Als de hemel niet te ver is, dan zou hij wel hier dichtbij kunnen zijn.Barok. Muziek. In de basiliek staan minstens drie kerkorgels van onschatbare waarde en kwaliteit. Het nieuwe orgel met naam Mauritius telt 5000 pijpen. Iedere dagom 16u20wordt te Einsiedeln het Salve Regina gezongen. Dat is een hoogtepunt voor de bezoekers. Op 14 september zijn er grote feesten. Ik ben hier dus twee weken te vroeg aangekomen, en zeggen dat ik soms meen dat ik niet vooruit geraak op mijn verdomde Brooks.In deze kerk is alles zo rijk, maar moet dat eigenlijk ?Het is hoogmis en er zijn minstens duizend gelovigen. De Zwarte Madonna met de gouden mantel heeft een prachtig altaar. Zoals de minder vrome BrusselaarManneke P. heeft de Madonna von Einsiedelneveneens een uitgebreide garderobe. Sedert de Spaanse Tijd wisselt zij regelmatig van kledij.Aanschuiven om te offeren. Veel gelovige mensen. Damen und Herren. Regenjassen. Wierookgeur. Paternosters. Natte vloer. Les parapluies de Einsiedeln. Aan een loket zit een benedictijn met een brilletje op zijn neus. Hij int vlot goed geld, stevige Zwitserse deviezen. Ik schuif mee in de rij van oude dame met handtas . Niet uit mijn saccoche doch uit de achterste zak van mijn koerstrui haal ik een bankbiljet. Für eine Heilige Messe für meine Familie
De pater stopt mijn Zwitsers briefje in een portefeuille die reeds barst door de inhoud. Ik krijg een gewijde medaille van de Zwarte Madonna.Aflaten voor het vagevuur en de entreebonnen voor de hemel, zijn tegen een spotprijs te koop. De oudere vrouw die mij volgt geeft aan dezelfde pater 100 Fse.Wat moet zij veel gezondigd hebben ! Na haar volgen nog achtenzeventig andere gelovigen die graag willen afdokken.
Terug buiten. De regen valt als een zegen over Einsiedeln. Sint Benedictusschreef de regel voor die bepaalt dat de monniken ook veel handenarbeid moeten verrichten. Zij produceren zelf alle levensmiddelen. De rijkdommen en eigendommen van de abdij zijn vandaag nog onmetelijk. Opmerkelijk is zeker dat de paters van Einsiedeln reeds sedert 500 jaren prachtige paarden kweken.Pijlen brengen mij naar de winkel van de abdij. Deze is gelegen in een tuin met oude bomen en er is ook een molen om te bezoeken. Een grote dikkerd in monnikspij ziet toe of er niets gepikt wordt.Hij laat ook de kassa rinkelen. Ik koop een handvol zichtkaarten. Op mijn vraag Gibt es hier dasBuchAUF DER SPUREN DER JAKOBSPILGER, knikt de pater bevestigend. De slimme man met dikke kop loopt even met me mee en toont me direct waar het staat. Er zijn twee exemplaren van dat boek voor de echte Compostelafreaks.Het boek kost 68 Fse en is veel te mooi en te zwaar om mee te sleuren in de regen van vandaag en gedurende de volgende weken tot in Rome.Na wat vingerfijn bladeren dank ik de gewijde winkelier. Ik vertel hem dat ik volgende week met mijn wagen zal terug komen om het te kopen. Een leugentje dat de goede Heilige Jacob mij wel zal vergeven.
Ik wandel door de winkelstraat en koop nogmaals kaarten, nu ook met de nodige zegels. In de wachtzaal van een bushalte kan ik droog gaan zitten om meerdere kaarten te voorzien van adres en enige woorden. Tijdens mijn bezigheid word ik gestoord door twee stapelzot verliefde teenagers die daar als tortelduiven zich komen gedragen. Zij spreken Italiaans. Romeo en Julia.Autobuslui. Bedevaarders van één dag. Terwijl hun mama bidt tot de Zwarte Madonna en tot de Heilige Meinrad verstopt dochter zich ergens met haar ondeugend vriendje. Prille maar toch felle liefde. Nog één week en dan zie ik niets anders meer dan Italianen. Zal ik hun taal verstaan ? Ik laat het droge hoekje aan die twee gelukkigen. Even later ben ik weer gezeten op mijn fiets.Auf wiedersehn Einsiedeln !
In volle regen rijd ik nu weer6 km terug . Ik storm bergaf tegen hoge snelheid en kom te Biberbrugg terug voorbij de plaats waar ik sliep en waar dat hondje stierf, Hotel-Restaurant Am Bahnhof. Daarna draai ik naar links waar ik een heuvelende weg blijf volgen naar het Zuid-Westen. Dit is nu het hart van Zwitserland, de streek van Willem Tell. In de verte ontwaar ik een kerk met een groot dak, waarop de witgele pannen tussen de rode pannen volgende zin vormen: St Antonius bit für uns . Na de Heilige Meinrad is het nu de beurt aan deze heilige. Omdat ik ook Padua zal bezoeken, moet ik toch ook hier even mijn bootje aanmeren.Het is een prachtige nieuwe kerk met een portaal, gescheiden van het centrale schip door stevige glazen deuren. Dit is de schone parochiekerk van Rotenthurm. Ik duw mijn natte fiets het portaal binnen, sluit de glazen voordeur en afgezonderd van de buitenwereld ben ik nu in een droge en warmere ruimte, zoals in een veranda. Ik wissel van kledij. Daarna wandel ik rustig de kerk binnen. Tegen de muren staan beelden van heiligen. De eerste waar ik langs kom is Jacobus Maior. Raar maar waar. Wat een wonderlijk teken voor de pelgrim met schelp die ik ben !
Ik salueer mijn grote beschermheer, en ook zijn kameraden de andere heilige mannen en vrouwen, apostelen en eremijten. Sint Antonius staat op een voetstuk, een ereplaats, en tot mijn verwondering is er geen offerblok. Ik word aangetrokken door een zijaltaar waar reeds vele kaarsen branden. Ik kom er voor de Witte Madonna met het Kind te staan. Ik betaal voor een kaars, speel even met het vuur, neem deel aan het geloof. Mooie en propere kerk. Na mijn rondje door de grote ruimte van het gebouw besluit ik van nog een tijdje te schuilen in het glazen portaal. Ik dineer er op de grond met muësli, melk, banaan, leckerli koekjes. Alvorens te vertrekken uit dat glazen voorhuisje veeg ik keurig alle kruimels weg. Meer nog, omdat de voordeur open stond, zijn op deze zondag een dozijn kleine huisjesslakken het portaal binnengekomen.Ik raap ze allemaal op en breng ze terug buiten in het natte gras.
Ik besluit verder te rijden. In een bergaf krijg ik het koud. Ik bijt op mijn tanden en ik omklem mijn stuur zo goed als mogelijk met mijn vochtige handen. Zo vorder ik 13 km verder tot Schwyz waar ik in een koffiebar mijn ellende kan verzachten. Ik geniet er van warme koffie en lekker gebak.Daarna bezoek ik er de luxueuze toiletten voor een grote verlossing. Wanneer ik terug op mijn fiets kruip, nog steeds in de regen, voel ik me zo sterk als de grote Faber was in 1909. Tussen Schwysz en Brunnen pedaleer ik zoals de kampioenen. Onderweg wil ik aan een echte Zwitser vragen van me te wijzen waar Willem Tell en zijn zoontje Walti met de appel op zijn kop eigenlijk hun historisch exploot hadden uitgevoerd. Maar ik ben de enige echte zot die het heerlijk vind te fietsen daar op de eerste september in die nattigheid.
Verder fietsen. De cadans aanhouden. Niet verzwakken. Wie in deze toestand blijft stilstaan raapt misschien een longontsteking op. Groot verzet. Vuile benen. Langs de boorden van het Vierwoudstedenmeer neemt Olive Green me mee tot in Gersau.Tot mijn verwondering ligt te Gersau alles droog, omdat daar een microklimaat heerst en het plaatsje verscholen ligt in een inham tussen de rotsen. De wind brengt de regenwolken niet tot daar.Het is bijna 16uen ik zal nog 80 minuten moeten wachten om met de boot het meer over te geraken. Mijn kleren zijn nat en ik begin weer af te koelen. Ik besluit van mijn rit af te vlaggen. In zon slecht weer zal varen een tegenvaller worden. Ik praatin de wachtzaal van de bootafvaart nog wat met enkele mensen en vind van mezelf dat mijn Duits met Zwitserse klanken redelijk goed is geworden. Redelijk vlug daarna ontdek ik een smal en hoog gebouw waarin Hotel Sonne is gevestigd. Een one-man-night met breakfast kost er 63 Fse.Op enige afstand van daar mag ik mijn geliefde tweewieler in een garage wegbergen. Met de lift kom ik tot op de vierde verdieping. Alle warmte van de douche neem ik in mij op na deze natte zondag. Ik was mijn kleren onder de douche, wring met alle krachten die nog in mijn armen zijn het laatste vocht er uit, maar omdat dit niet volstaat gebruik ik daarna de haardroger om dit werk af te maken. De prijs voor de elektriciteit is toch in de prijs van de kamer begrepen. Rond 19u00 kleed ik mij in jeans, hemd, propere onderbroek, wandelschoenen en ik borstel mijn haar en mijn baard. Ik neem de lift niet, want de trap aflopen is beter om mijn benen terug soepel te krijgen. Tapijt. Vier verdiepingen. Smalle trap. Ik mag om 20u00 aanzitten voor warm eten. Dus heb ik nog één uur voor een avondwandeling .Ik test de magneetkaart die me als sleutel dient om binnen en buiten te geraken. Moderne tijden, ook reeds in het oude Gersau. Nu , met frisse kop en ogen, ervaar ik dat het uitzicht op het prachtig meer adembenemend is,en nog meer door het zware wolkendek dat overheersend is, bijna zoals in de tijd van het eerste hoofdstuk, de Genesis, toen God de wateren en de wolken op de planeet Aarde pas had gescheiden. De overheid deed hier vele inspanningen om het voor wandelaars aangenaam te maken. Bloemen. Fonteinen. Alles in perfecte staat van onderhoud. Een eenvoudige constructie met buizen van verschillende kleur, met blauwe stenen en veel spuitend water, is gewoon geniaal. Het is gemakkelijk te realiseren. Ik maak er een schets van. Ik neem het idee mee naar huis, iets wat vele wijze reizigers en pelgrims zo dikwijls voor mij ook al hadden gedaan. In een restaurant was er een mooi feest. De genodigden in habijt en lange kleren, met goed gevulde buik door spijs en drank, worden met antieke rijtuigen, paarden en koetsiers, terug naar huis gebracht.
Wieder in das Hotel. Ik ben mijn leesbril kwijt. Ik heb hem bij mijn fiets gelaten en zou met een grote stalen sleutel de poort moeten open maken van de garage waar hij ligt. Dat is ver en dat is moeilijk. Met veel moeite slechts kan ik dus de spijskaart lezen.Deze is viertalig. De bladzijden in het Frans staan vol taalfouten. Ik meld dit aan de blonde dienster, zeg haar dat mijn moedertaal onrecht wordt aangedaan op haar menu, en dat het voor mij kleine moeite zou zijn die fouten te verbeteren. Zij reageert eerder vreemd en zegt dat zo iets niet nodig is. In de herfst wordt alles immers opnieuw geschreven en veranderd. Zij heeft dus mijn talenkennis niet nodig. Dat was eigenzinnigheid op zijn Zwitsersen ik dacht nog wel dat ik op deze manier misschien goed bij haar zou scoren.
Kippensoep met een ei, gemengde salade, cordon bleu, frieten.
Ik probeer voor het eerst in mijn leven de witte wijn uit dit land, de befaamde fendant. Karafje van 30 cl.In het gemoedelijke café waar ik ben, brengen enkele Helvetiërs in fel gekleurde hemden hun zondagavond door.Zij drinken ½ literflessen bier van het merk Cardinal. De fendant smaakt me goed. Tussen de salade zijn enige schijfjes komkommer. Dat verteer ik altijd moeilijk. Meestal hevel ik de groene komkommer over naar het bord van mijn echtgenote . Nu laat ik het op mijn bord liggen. Te Gersau in Hotel Sonne knabbel ik op mijn eentje cordon bleu met frieten.
Tijdens de heerlijke nacht in het portaal van de abdijkerk van Fisschingen rust mijn lichaam. In de warme slaapzak geraakt mijn kop echter niet in slaap. Deze plaats is te stimulerend voor al mijn zintuigen. In voel me één met de vele pelgrims die er vroeger ook hebben geslapen. De orgelspeler is vertrokken en op de steenweg die op 100 m ligt, rijden nu minder wagens voorbij. Het wordt stil. Doorheen de duisternis komen nog alleen maar geluiden van heel ver. Het zijn de koeien met een bel rond de nek die in de hoger gelegen grasvelden zich nog wat verplaatsen, wellicht om te gaan drinken. Ik lig te zweten. Ik nam vanavond geen douche. Na middernacht sta ik op, neem een handdoek en mijn pyjama, en stap naar de fontein in de tuin van de abdij.Daar is veel fris water om mij te wassen. Poedelnaakt onder de sterrenhemel droog ik me goed af en weldra ben ik gekleed zoals het moet voor een verkwikkende nacht. Slapen in rennerskledij vol zweet kan en mag niet.
Wanneer de zon weer licht brengt verlaat ik mijn hoekje om tussen de bloemen mijn ochtendplasje te maken, zonder met mijn waterfluit de heilige grond van de abdij te onteren. Ik ontdek nu de historische waterkraan en de stenen bakken waar de voeten van de pelgrims werden gewassen.Er staan nog zelfs kruiken om de rites en geloofsuiting te volbrengenvan het wassen van voeten van vreemdelingen. Het zou daar zelfs kunnen gebeuren dat een vrouw met lange haren zoals Maria-Magdalena je voeten afdroogt. Mijn geloof is te zwak en echte mirakels zijn zeldzaam. Met de kleine handdoek die rond mijn nek hangt moet ik daar persoonlijk mijn maatjes 46 afdrogen. Het is een prachtige ochtend, 6.00 u. De torenklokken luiden en even later komt er weer leven in deze abdij zonder brouwerij. Ik hoor het gebed van de kloosterlingen in de kerk.
Het is nu tijd om weer te fietsen. Even later bereik ik het gehucht Au. Ik lees op mijn routeblad, vrucht van goed voorbereidend werk, dat er nu een klim komt van niet minder dan 20 %. Ik hoop dat dit een drukfout is. Zelfs de beste cracks kraken en jammeren van oei,oei,oei, of van ... aie,aie,aie, om zo een muur op te geraken.Moet ik dat nu proberen, nog voor enig ontbijt ?
Ik stop te Au.Ik heb nog altijd mijn pyjama aan, want in de vroege zon op de bagagedrager achteraan laat ik mijn kledij nog wat verluchten. Aan een waterbak was ik mijn kop eens en wat verder, terwijl ik me vast klamp aan enige takken doe ik van op een muurtje mijn gevoeg direct in een bergrivier. Ik verbaas me fel over de grote ordinaire hoeveelheid die ik in mijn dikke darm aan het meeslepen was. Wat een verlossing !Daarna zoek ik in mijn tassen een washandje en met veel fris nat zorg ik dat mijn reet weer goed proper aanvoelt. Leven in de pure natuur maar toch geen beest zijn, mag dit genoemd worden. Op deze zaterdag morgen doe ik weer de koersbroek met het beste zeemvel aan.
En nu moet ik het dorp Au uitrijden, met veel goede moed voor de komende klim.Het is deHörnli.Na tweehonderd pedaalstoten heb ik het al begrepen. Dit wordt niets voor mij.Het is echt nog te vroeg om ver in het rood te gaan, om mijn benen voor de rest van de dag te verzuren. Zonder schaamte stap ik daarom uit het zadel en probeer van te voet boven te geraken.Ik verander van schoeisel en stap verder naar omhoog op mijn Mephistos met luchtzolen. Dit is toch het land om wat te wandelen. Mijn zwaar beladen fiets vindt het ook goed. Stappen en fietsduwen op een 20% helling is ook niet gemakkelijk. Regelmatig stoppen wij om wat te rusten en naar het landschap te kijken. Wat een groots panorama !
Allewinden. Neerwinden ?Overwinden ?Ik kom op een pleintje aan een gekleurde houten wegwijzer.Met glimlach op mijn gezicht lees ik: Chemin de Saint Jacques Schwabenweg Jakobstrasse Hoogte boven de zeespiegel = 922 m .
Er zijn in het brede grasdecor zovele koeien. Blijkbaar zijn die beesten niet gek maar erg gelukkig en gezond. Ik sluit mijn ogen en hoor de symfonie van honderden koebellen, het gezoem van de vliegen en de insecten die smullen aan de rijke mestoverschotten, het gekwetter van overvliegende vogels. De zon straalt goed en in lauwe ochtend dampt mijn oververhit lijf reeds.
Der gute Gott ist ein Bauer aus der Schweisz mit viele Kühe.
Zoals de trommels in de tempels van Boedha klingelen hier de zware bellen. De muziek van de ongeschoolde beesten op de groene hellingen is hemels.
Eindelijk boven. Stop. Ik ben blij dat het moeilijke voorbij is, en wat ongelukkig omdat het schone weer achter me ligt. Ik veeg mijn bovenlichaam droog en trek een verse T-shirt aan onder mijnkoerstrui. Goed droog aanvoelen alvorens de berg af te rijden. Hörnli , we hebben U met onze flinkste stappen overwonnen en we zullen U nooit meer vergeten.
Ik fiets verder, kom in Sterneberg. Ik denk aan de fluitspeelster Berdien Stenberg, aan Josef von Sternberg die de film Der blaue Engel had gemaakt.Maar dit is hier een boerendorp in het bergland waar boter, platte kaas, en Zwitserse kindjes worden gemaakt. We dalen tot Bauma. Mijn remmen doen het goed. Ik koel wel af in de wind en besluit van even te rusten aan een stationnetje waar een stoomtrein op toeristen wacht. Tegen een muur ontdek ik een automaat met Ovomaltine.In de fifties werden thuis de melkflesjes van mijn broers gevuld met Ovomaltine. Goed spul, want zij zijn sterke en slimme kerels geworden. Ik geniet van zon bekertje super.
Nadat ik reeds in de Hörnli een oldtimer Bugatti zag voorbij snellen, zie ik op deze plaats nu enige Säntis. Dat zijn kleine sportwagens die worden voortbewogen met elektrische stroom uit een batterij. Met goed tempo vorder ik nu. Precies om 10.45 u bereik ik Gibswil.Bravo.Er staat nukm 1000 op mijn teller en ik ben ondertussen12 ½ dag aan het fietsen. Om dit te vieren stop ik aan een baancafé met terras, maar ik mag er niet gaan zitten waar ik wil omdat alle tafels zijn gereserveerd. Ik vind toch een tafeltje en drink een pint.Ik schrijf wat in mijn dagboek.Ik stink weer naar verdampt zweet, moet binnen zitten en mag niet op het terras, meen dat er te weinig lucht is en dat de tafelkleedjes er te wit zijn. Daarom betaal ik en verlaat het café. Een grote zwerm mountainbikers komt aan. Voor deze sportievelingen is er een pauze voorzien op het terras van dat baancafé.
Mijmerend fiets ik verder. Daar komt Wetzikon, in Vlaanderen bekend door de cyclo-cross, en blijkbaar zitten vele Zwitserse fietsersop deze zaterdag op hun tweewieler want de weg is er gevuld mee. Ik kruis zelfs een groep cyclisten op militaire fietsen, die met geweer, tent, camouflage, helm, zware schoenen, van het heerlijke soldatenleven genieten. Zoals ik noteerde op mijn wegkaart moet ik nu zwenken naar Jona en weldra bereik ik Rapperswill aan de Zuricher See. Dit is een gastvrij en lieftallig oord waar een sfeer heerst van braderie. Vandaag wordt er een groot nieuw betonnen gebouw ingehuldigd en dat blijkt een openbare parkeerruimte met drie verdiepingen te zijn. Tussen Rapperswill en mij is het liefde op het eerste zicht.
In een fruitwinkeltje koop ik Chiquita bananen. Langs de promenade aan het meer staan er banken. Een er van wordt van mij tot 15.00 u. Fiets op slot, opgerolde slaapzak als hoofdkussen, buikje vol met bananenpuree, en daar slaapt de luie fietser alweer zijn dutje. Er is veel ambiance rond het meer, waarop bootjes en eendjes dobberen, waarin visjes zwemmen. Om mij te oefenen voor later in Italië smul ik bollen veelkleurige Italiaanse ijs. Op de ultiemezaterdag van augustus loopt er veel schoon volk rond te Rapperswill.
Tijd om te vertrekken.Ik ben weldra te Pfaffikon. Dit is eensimpele gemeente en het heeft niets te maken met de ikoon Pfaff, de legendarische goalkeeper van de Rode Duivels, van Trabzon en van Bayern Munchen, onze Jean-Marie. Op de drukke weg heb ik veel moeite om de volgende helling te overwinnen. Ik versterk me nog wat door Yoghurt en melk te drinken, want ik wil vanavond nog een hoogtepunt bereiken op mijn pelgrimsroute, namelijk de benedictijnerabdij van Einsiedeln.Om daar te geraken moet ik nog 6 km klimmen. Ik toon moed en volharding op het eind van deze dag maar ik ben niet fier op mijn prestatie omdat ik vandaag nog maar 58 km reed. Weinig, maar toch mooi. Schitterend af en toe.
Biberbrugg. Spoorwegstation en een groot hotel-restaurant dat me past. Ik krijg een prachtig groot bed, neem een lekker bad,was mijn kledij en mijn handdoeken. Netjes gekleed eet ik daarna een grote steak-au-poivre in het restaurant en ikgeniet van enkele pinten bier. Daarna volgt een goede nachtrust.
Rome 1996 - De Jakobsweg diagonaal door Zwitserland.
De Jakobsweg dwars door Zwitserland.
Het is vrijdag en ik heb lekker geslapen. Ontbijt om 8.00 u in een eetzaal die de vorige avond gesloten was. Mijn naam staat op een papiertje dat op een van de tafels ligt. Er overnachtten meer gasten dan ik dacht in deze jeugdherberg . Twintig. Een oudere autoritaire man zorgt dat alles voor iedereen keurig verloopt tijdens dit uur. Mijn fietstassen zijn reeds klaar om te vertrekken maar ikzelf ga toch nog even op mijn bed liggen omdat de zon me nog niet uitnodigt om mijn tocht te vervolgen.Wat later vertrek ik dan toch maar, samen met drie dames en een heer die op gewone fietsen onderweg zijn. Zij combineren fiets en trein . Bergop liefst met de trein en bergaf op de fiets is mogelijk langs fietsroutes in Zwitserland. Ik volg de See Rad Route naar het Oosten, maar ik zie dat alle andere fietsers naar het Westen rijden. Het grote meer ligt breed en kalm op mijn linkerzijde. Water en land. Ik kan een prachtige foto maken van mijn stilstaande fiets en een hond. Arbon in de zon, Rorsschach am Boden See .
Nu moet ik een bocht nemen van negentig graden volgens mijn diagonale planning , om de oude pelgrimsweg te volgen. Mijn ver doel is nu Lausanne aan dat andere grote meer. Maar eerst komt de klim naar Sankt Gallen.Na enige aarzelingen ben ik weer zeker dat ik goed op weg ben. Een wel vreemde fietsenzaak doet mij echter stoppen. In de toonzaal staan enkele historische juweeltjes, collectiestukken, te koop of te huur. Ik zie een kader met een naar voren dalende bovenbuis uit 1913 van Oscar Egg, een stayersfiets uit 1923 , houten velgen van Leo Amberg, de oudste versnellingsapparaten uit 1932 en 1935, de Cilo tweewieler van de legendarische Hugo Koblet, een gele trui van Ferdi Kubler, de groene trui van Fritz Schaer. Mijn ogen kunnen het niet geloven want ik zou daar een Automoto van uit de tijd van Lucien Buysse en Bottecchia kunnen kopen. Er zijn ook fotos van vroeger zoals een met Heiri Suter en Kastor Notter, een echte schilderij van Emilio Croci-Torti, en een crossfiets van Beat Breu, de regionaal, de vlo van Sankt Gallen. Ook oude burgerfietsen staan er, maar geen hoge wielen . In vele ladekasten, in houten bakken op de grond, zijn er oude fietsonderdelen. Het is een museum, maar ook een groothandel in oldtimers, een ijzerwinkel. Wie een schroefje, een buitenband of een lamp voor een fiets uit grootmoeders tijd zoekt, kan dat daar nog vinden en er Zwitserse franken voor geven. Dat was indrukwekkend.
Het stijgt goed op weg naar Sankt Gallen. Volhoudend, langzaam en koppig, zwetend, geraak ik er toch met vermoeide benen. In deze stad is het mij mogelijk om de befaamde Olma worst te proeven ( niet de Boma worst ). Tussen de hoge gebouwen komt de zon niet. Ik koel vlug af en krijg het zelfs koud in de schaduw.Ik wrijf me goed af met mijn handdoek en kleed me in een droge propere T-shirt. Tijdens het rondrijden kom ik langs enkele kerken en andere mooie gebouwen. In een park rust ik wat op een bank. Sankt Gallen bereidt zich voor op een daverend zomerfeest . Er worden tenten en kraampjes opgesteld. Dit weekeinde zal het er vollen bak worden. In het kleurrijke stadscentrum vallen voor mij enkele Zwitserse bankbiljetten uit de muur. Mijn bankkaart doet het nog steeds goed, ook hier, en dat geeft een veilig gevoel.
Waar de Fassnacht zal plaatsvinden kan al gedronken worden. Een kartonnen bekertje met cola kost 3,00 Fsen ik besef dat de volgende dagen daar veel geld zal worden verdiend en opgemaakt.
Eens mijn dorst gelest, ga ik op zoek naar de Stiftbibliotheek van Sankt Gallen, een wereldberoemd oord. Ik moet enkele keren de weg vragen. Mijn zoektocht wordt mis begrepen door een negerin die ergens op een stoep blijkbaar het oudste beroep uitoefent en haar vleeswaren toont. Zij supportert me geweldig terwijl ik bergop fiets, sukkel en hijg. Even later aan een rood verkeerslicht staat zij naast mij. Zij hoopt op contact. Zij lust blijkbaar mijn verse biljetten uit de Bancontact maar is niet de gepaste persoon om de weg te vragen naar een abdij. Uiteindelijk vind ik dan toch die beroemde boeken. De bezoekers van de bibliotheek moeten over hun schoenen speciale sloffen trekken om het antieke parket niet te slijten, op deze eerbiedwaardige plaats waar de paters Benedictijnen manuscripten van onschatbare waarde opstapelden waartussen ondermeer het aloude Niebelungenlied. Reeds tussen de Xde en de XIIde eeuw was deze abdij een centrum van groot artistiek, litterair, godsdienstig leven. Ook op het einde van de XXste eeuw wordt bij de Benedictijnen van Sankt Gallen nog steeds kwaliteitsonderwijs gegeven. Het klimmen, het slenteren door de stad, de benauwdheid en de droogte tussen de oude kasten, een vrouw die mij weg jaagt omdat ik niet bij de groep hoor waarvan zij de gids is, zijn genoeg redenen die me onrustig maken en me doen naar adem snakken.Ik vlucht plots weg.Buiten de strenge muren van het klooster wacht me weer de vrijheid, de zon, mijn fiets.
Olive Green enik vorderen nu naar het Westen. Op twee wielen in de natuur voel ik me rap veel beter. Tussen Gossau en Wil koop ik nog wat eten. Een prachtige onverharde wandelweg verhoogt mijn geluk. Onderweg knabbel ik op de verse broodjes die ik kocht. Een groot blik beter bier smaakt lekker. Ik voel de nieuwe energie die me tot aan een milkbar brengt waar ik een brief schrijf en een banana split eet, ijs dat in werkelijkheid veel kleiner is dan op de kleurrijke foto die me in verleiding bracht.
Naar links volg ik nu de weg. Zo kom ik dan op den alten Schwabenweg, de onbetwiste en echte Chemin de St-Jacques door Zwitserland. Het donkert reeds flink wanneer ik het lange lint volg dat langzaam opstijgt naar het binnenland. Hier zijn de dorpjes louter op landbouw en bosteelt gericht. Ik kom aan een hotel. Omdat het van eigenaar is veranderd wordt het heropend op 1 september. Overmorgen. Dat is nog niet vandaag. Op laag tempo rijd ik verder en met de bedoeling om te stoppen bij de eerste slaapgelegenheid. Daar daagt de Abdij van Fisschingen reeds op, vermeld als een klassieke stopplaats van de pelgrims op de Jakobsweg. Miljoenen vermoeide voeten werden hier volgens de traditie gewassen en verzorgd. Verder rijden is echt doodzonde.
Ik laat mijn fiets achter op het kerkhof en loop wat op verkenning rond. Een dozijn wagens zijn achtergelaten op een parking. De abdij lijkt op dat ogenblik wel op een gevangenis. Alle poorten zijn er hermetisch gesloten. In het hoofdgebouw is er een kerkdienst bezig. Het is 21.30 u.Ik ontmoet niemand en durf aan geen enkele deur of venster kloppen. Hopend dat Sankt Jakob iemand naar me zal sturen, hopend op een teken, een uitgestoken hand , ga ik in het voorhuis van de kerk op de stenen banken zitten.
Het zijn authentieke rustbanken voor pelgrims uit vroegere tijd, langs beide zijmuren van de ingang van de abdijkerk. Hier sliepen zij. Ja, vriend Santiago, hier onder dit afdak zullen dus ook ik en Olive slapen. Luisterend naar de hemelse orgelmuziek die zacht en ver van achter de loodzware ingangspoort komt, genietend en glijdend met kop en lichaam naar nacht die zal komen, lig ik even later in mijn slaapzak.Wat een ervaring is dit!
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.