Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
08-02-2009
Het gebeurde op de 29 ste dag van juli.
DE SLAG VAN NEERWINDEN 1693 - (Ons Landens Erfdeel Nr74)
De overblijvende cavalerie van de Verbondenenstak het gehuchtWivelcoven(een gedeelte van Neerlanden)in brand. De vochtigheid van toen (12), het natte stro, zorgde voor een dik rookgordijn, waarachter mannen en paarden zich verstopten om ongeziende verschrikkingen van het front te ontvluchten in de richting van Orsmaal .
Korte tijd nadien- zij vochten al sedert 4u in de ochtenden het was diep in de namiddag - was Luxembourg , door de verwarring die bij de tegenstand duidelijk werd , zeker van een Franse overwinning .Hij schreef enkele krabbels op een papiertje en stuurde niemand minder dan de oude generaaldArtagnanin galop naar Louis XIVteMarly(Kasteel van Versailles) om de Franse zege te melden.
GEDURENDEMINSTENSEEN EEUWWERD DE SLAG VAN NEERWINDEN1693 BESCHOUWD ALSEEN HOOGTEPUNT IN DE MILITAIRE OORLOGSVOERING.
Er was ook grote discussie over wie deze Slageigenlijk had gewonnen.De Hollanders die zich goed hadden gekeerd met 5 tegen 8en die slim met beperkte verliezen het strijdperk verlieten, of de Fransen die te vroeg victorie hadden gekraaid maar nadien alles moesten opruimen terwijl zij ook begrepen dat zij de schone kans hadden gemist om Oranje definitief uit te schakelen . Indien de horror nog één uur langer had geduurd was de hele oorlog gewonnen, nu was het maar de winst in een veldslag met een oneindig grote factuur.
Later zijn de diplomaten er dan in geslaagd om de vijandelijkheden stop te zetten.
Twee dagen na de slaghad de Prins van Oranjezijn tenten opgeslagen te Eppegem nabij Vilvoorde.Slechte verliezer als hij was , zocht hij naar schuldigen voor het verlies van de Slag. Hij vond dat drie Engelse cavalerieregimentenlafheid hadden getoond te Neerwinden. Per lottrekking werden bij elk van deze regimenten drie soldaten aangeduid om daarvoor te boeten. Negen eigen soldaten die heelhuids uit de Slag van Neerwinden waren gekomenwerden toen zonder recht op verdedigingin aanwezigheid van alle troepen doodgeschoten. Maar deze negen mensenlevens te Eppegem betekenden helemaal niets op het ogenblik dat inde Haspengouwse velden ronddeKapel van tKruiskeover een oppervlakte van dertig vierkante kilometersminstens27.000doden lagen , aantal dat nog iedere minuut vermeerderde na de langzame dood van vele gewonden die op hopen in het bloed en de modder lagen, tussen de duizenden kadavers van paarden en de vele stilaan dovende vuurhaarden. Er was vlug geen eten, geen drinken, geen hygiëne meer voor de overwinnaars in heel de streek. De Fransenhadden veel werkmet de recuperatie en de herstellingen van militair materiaal, munitie en kanonnen, dat werd samengebracht te Avernas,met het gejammer van de burgers, met het bewaken van1500gevangenen,met het evacueren van 4000 gewonden naar Namen en Hoei, met vullenvan massagravenvoor mensenen voor paarden, met het repatriëren naar hun edele familie van de stoffelijke overschotten van officieren uit belangrijke families.
De lijken werden ontkleed.Kostbare kledij, schoeisels, riemen, helmen, persoonlijke bezittingenvan de gesneuveldenwerden gerecupereerd, opgestapeld, vervoerd. Gewonde paarden probeerde men te redden of schoot men dood.Dokters en chirurgijnen,priesters en aalmoezeniersprobeerden dag en nacht nog lichamen en zielen te redden.
Voor de doden was de Slag dan reeds gedaan.Voor de plaatselijke bewonerswas er nog jarenlang schade. Er was geen huis meer om te wonen,geengezonde druppel meer om te drinken, geen bed meer om te slapen. Door infectieen epidemiestierven vele mensen. De natuur herstelde zich sneller dan de mensen. In de zomer van 1694 bezocht een Engelse reizigerNeerwinden. Die man schreef dat hij verwacht had van nog schedels en geraamten te zien liggen, maar dat in de velden waar zoveel wreedheid zich had afgespeeldallesterug mooi groen was en dat een scharlaken tapijt van veldbloemen er tot aan de horizon lag.
(11)Negentig vaandels vanoverwonnen legereenheden van de verbondenen werdenin augustus 1693 gebruikt om de muren te bekleden in Notre Dame, de grote kathedraal van Parijs.
(12)De vorige dagwas er onweer en regen, maar29 juli 1693was een snikhete laffezomerdag.
Watgebeurde er met de mensen die het verschrikkelijke bloedbad, de hel van Neerwindenoverleefden . Zij vertrokken terug naar de vier windstreken van waar zij gekomen waren. Wellicht sneuvelden zij in een volgende veldslag, gingen zijlater op een andere plaats dan te Neerwinden of op een andere trieste manier dood,misschien wel in een steekpartij tussen dragonders of musketiers,een dergelijk schermpartijuit mantel- en degenfilms.
Tijdens de jaren1693 en1694, door zwakte na hongersnood,stierfongeveer 10 %van de bevolking van Frankrijk door ziekte. Datwaren twee miljoenmensen.Op 11/1/1693was er te Val di Noto op Sicilië een aarbeving geweest die ook nog eens60.000 doden had gekost.
Carl Pansaerts bracht de situatie in beeld van bij ons.ZieOns Landens Erfdeel 69 van 1 juni 2006, overDE DOOD IN WALSHOUTEM .
Wat er in de jaren volgend opNeerwinden 1693metChartresenabbéDubois rol gespeeld door Jean Rochefort (13) - zou gebeurd zijn , vult het scenario van de speelfilmQUE LA FETE COMMENCEen van een bijzondere periode :LAREGENCE .
Het meemaken van gruwel en miserie in oorlogstijd zindert sinds altijd nog levenslang mee in het geheugenvan de oud-strijders,weerstanders,geblesseerden,krijgsgevangenen, helden,ooggetuigenen anderen die het echt meemaakten.Zij overleefden het, maar kunnen nooit meer die herinneringen uitwissen van de onmenselijkheid, die zij zagen, voelden, uitvoerden, bevolen, organiseerden, duldden, goedkeurden, en nog meer .
De jonge edelman, Duc de Chartres, werd ondergedompeld in de slachtpartij van 1693.Dubois , een man van God,zorgde daar dat hij niet alleen heelhuids maar ook met militaire glorie terug in Parijs geraakte. Als tegenprestatie beloofde hij levenslangpartnership en zekerheid aan deze Dubois. Dat moest verderook wanneerhijlater als regent de machtigste man werd,en ook toen hij al besefte welke duivels er zich in diegeestelijkeverscholen.
Op het einde van de film zien we hoePhilippe II dOrléans, zwaar vermoeid en ziek door zijn eigen losbandigheid, door het gebruik van braakmiddelenen door aderlatingen, zon dertig jaar na Neerwinden een nachtmerrie krijgt. Zijn geweten aanvaardt plots niet meer al het slechte die zijn machtige rechterhand heeft laten gebeuren. Hij ijlt en ziet weer de kermende stervenden van het slagveld van Neerwinden. Daar zag hij hoe door het afzagen van een gewonde hand,gangreen,infectie endoodkonden worden vermeden.In volle verdwazingwil hij daarom zijn eigen voorarm laten amputeren.Met paard en koets op weg naar de chirurgijn die dat zou kunnenrealiseren, veroorzaakt hij een ongeval dat het boerenvolk woedend maakt. Deze woede zal het zaadworden voor de latere Franse Revolutie die de wereld zal veranderen.
(13)topacteurvan de Franse cinema en televisie- zie http://fr.wikipedia.org/wiki/Jean_Rochefort
AFAME ,PESTE ETBELLO ,LIBERANOSDOMINE .
Duizend gebeden waren onvoldoende om onze voorouders vanonheil te sparen .
* * *
Op het begin van 2008 kon ik in de nieuwe Standaard Boekhandel (waar vroeger de superette van René Petré was) te Landen me het boek Vermakelijkheden van Brabant van De Cantillonaanschaffen. Oorspronkelijk werd dit werk geschreven in 1770, maarwerd nuherdrukt. In hoofdstuk Vartikel VIvan dit groot boek staat :
LANDEN.
Deze Stad, in het Latyn LANDINUM genaamt, is gelegen aan de Rivier de Beeck, tusschen Leeuwen en Hannuye, twee mylen boven Tyllemont, en vyf van Leuven. Men houd dezelve
voor een der oudste Steden van de Provincie, alhoewel de Oudheid ons daar geen gedenkteken heeft nagelaten. Sommigen zyn van gedagten, dat dezelve gesticht is onder de Regeering van Chilperic, door Pepin de Landen, Hertog van Tongeren en Brabant. Anderen in tegendeel beweeren, dat deze Prins, in plaatse van de Stigter daar van geweest te zyn, dien Naam ontvangen heeft, om dat hy in de Stad gebooren is, alwaar hy opgevoed en begraven werd, in t Jaar 647. Het zy zo het zy, men kan echter geloven, dat die Stad, alhoewel tegenwoordig verwoest, in dien tyd een aanzienlyke Plaats is geweest. Dezelve is ten minsten vermaard, in de Historiën , door den bloedigen Veldslag, aldaar voorgevaalen op den 29 July, in Jaar 1693, tusschen het Leger der Geallieerden, dat gecommandeerd werd door den Koning, Willem den III., en den Keurvorst van Beyeren, en het Leger der Franschen, onder bevel van de Veld-Maarschalk van Luxemburg. De Koning van Engeland stelde een groote menigte volks, van den een en anderen kant, in slagorde.De Fransche zeer begeerig, om met de zwakheid van s Vyands Leger voordeel te willen doen, het welk toen niet meer dan in veertig duizend man der Vereenigden bestond, naderden om slag te leveren, met zulk een stoutmoedigheid, als of zy nog eens zo sterk en talryk geweest waren. Doch niettegenstaande hunne grote overmagt werden zy, tot driemaal toe te rug gedreven met verlies van een groot getal Officieren en Soldaaten ; maar eindelyck hun post hervattende, en telkens van versch volk ondersteunde wordende , verbraken zy een gedeelte van het Geallieerde Leger, en dwongen het zelve het Slagveld te ruimen, en naar Leuven en Namen de vlugt te neemen.
De overwinning kwam denVyand duur te staan. Volgens de berigten van dien tyd, werden er meer dan vyftienduizend man gedood, en wel negen of tien duizend man gekwetst. Men kan, zonder partydigheid, het verlies der Geallieerden naar evenredigheid van dat der Franschen begrooten. De slag werd anderszins genaamd, de Veldslag van Neerwinde, welk de naam is van een Dorp, naby Landen gelegen.
In de maand julivan 1693vorderdente voet en te paard vele manschappenin de richting van ons dierbaarHaspengouw.De negentienjarig Chartres,neef van Louis XIV, abbé Dubois, Rouvroy , en ook graaf dArtagnan, (5) van de musketiers, behoren tot deze oorlogzuchtige lieden. Wij citeren deze vier nog even, alsof zij de Vier Ruiters van de Apocalyps waren. Met tienduizenden kwamen zij toen. Waarom tochoverspoelden zovele soldaten, huurlingen, dragonders (6), musketiers, spionnen en edellieden onze streken?Waarom willen zij komen vechten en sterven in het land van mist en klei, tussen de hagen en holle wegen, tijdens die slechte zomer van 1693 ?
We moeten weten dat er te land en ter zee van 1688tot 1697 een oorlog was. Deze zoveelste oorlog bracht toen volgende kampen tegen elkaar :
Enerzijds was er de KoningLouis XIV en zijn vrienden plus familieleden uit de Franse gebieden ( waaronder ook Noord Amerika). Anderzijds was er Willem III, Prins van Oranje-Nassau. Hij was de Stadhouder van de rijke Republiek der Zeven Nederlanden en door zijn recent huwelijk ook Koning van Engeland.
Toen waren er in een nog verbrokkeld Duitsland,alsook in Zweden, Savoie , Piëmont, Portugal en Spanje, vele edelen die de economische en territoriale expansiedrang van de Fransen niet meer aanvaarden. Zij stonden achter de Prins van Oranje (= de Liga van Augsburg ) en leverden hem maar al tegraag troepen tegen betaling. OokJohn Churchill de Marlborough , voorvader van Winston Churchill stond aan de kant van Oranje.
Deze Negenjarige Oorlog wordt ook Successieoorlog van de Palts genoemden mag niet worden verward met de Hollands Oorlog(1672-1678) (7), en ook niet met de Spaanse Successieoorlog (1700-1713)(8).
De Vrede van Rijswijck betekende het einde van deze reeks gevechten (9) toen de beide oorlogvoerders fysiek en financieel totaal waren uitgeput. Er was geen eten meer voor manschappen en paarden. Eigen en vijandelijke troepen hadden alles geroofd en platgebrand. Boer, molenaar en bakker waren dood ofwerden vluchtelingen . De oorlog duurde negen jaren, maar er werd slechts bij goed weer gevochten. Wanneer het herfstweerbegon,keerdenWillem van Oranje en zijn mannen terug naar huis voorrust en warmte, terwijl de Fransen voltijdse beroepssoldaten waren die de winter doorbrachten in hun garnizoensteden.
De toen uitgevochten strijd werd een gelijkspel. Geen beslissing dus in dat jaar 1697, zou men zeggen, of toch niet, want zeker is datWillem III van Oranjedoor Frankrijk als Koning van Engeland werd erkend en dat na de zeeslagenuit deze oorlogde Royale Navyvoor een lange periode,tot in 1940,degrote baaswerdop zee.
Voor Vlaanderen, Wallonië en Luxemburg (Groot Hertogdom) volgden grote lasten omdat te Nieuwpoort, Oostende, Kortrijk, Mons, Aat, Charleroi, Namur, Luxemburg,Hollandse forten werden gebouwd om een vooruitgeschoven linie van Oranje tegen Frankrijk vast te leggen. Deze achtvoudige militaire aanwezigheid moest voor 60 % worden betaald door debevolking.Dit was het Eerste Barrièretraktaat .
(5)dArtagnanwerd veel later beroemd door Eén voor allen, allen voor één in De Drie Musketiers van Alexander Dumas, en doortalrijke mantel- en degenfilms. Te Neerwinden vochten Pierre en Joseph de Montesqiueu dArtagnan . Nog de één noch de anderekan de beroemde Charles de Batz de Castelmore Comte dArtagnan zijn geweest. Deze held is historisch te situerentussen 1611/15 en 1673.Comte dArtagnanwas een eretitelvoorbehouden aan de hoogste gegradeerde van de eerste compagnie der musketiers.
(6)Een dragonder is een infanterist die zich per paard verplaatste en te voet vocht. De vorm van zijn musket (geweer) deed denken aaneen draak, vandaar de naam.1/3 van zij die te Neerwinden vochten waren dragonders.De soldaten van toen droegen nog geen uniformen :te Neerwinden droegen de Fransen een witte kleur en de verbondenen een groene kleur om herkend te geraken.
(7)Louis XIV won de Hollandse Oorlog . Hij stelde Willem III van Oranje aan, hopende dat deze als marionet naar zijn wil zou regeren, maar hij verkeek zich flink op die man. Na de Glorieuze Revolutie werd deze patriot zijn sterkste vijand en zo kon er niet lang gewacht worden op een volgende oorlog.
(8)De Slag van Ramilliesvan23/5/1706is eenepisode uit de Spaanse successieoorlog.Vanafhet spoorwegstationvan Racour loopt erthans een fietspadvia de spoorlijnLanden-Ramilliesnaar Ramillies. Zie ook Ons Landens Erfdeel 70/blz 67. Wie ooit het Kasteel van Edingburgh bezoekt, mag daar het altaar ter ere van de winnaars van deze slag niet missen.
(9)De Negenjarige Oorlogwerdbetwistover 18partijen : vier belegeringen,zes zeeslagen, en achtveldslagen.Het front strekte zich uit van Ierland,de Noordzee, Vlaanderen, Rijnland, Savooien, de Middellandse Zee, tot inCatatonië , alsookoverzee te Boston,in Canadaen op de weg naar India.
Aanbevolen :Over Neerwinden1693waren er al meerdere belangrijke bijdrageninOns Landens Erfdeel :zie Nr. 19 van 1/12/1983, Nr. 26 van1/3/1986 , Nr. 70 van 1/12/2006 , Nr 71 van 2007.
In de Eerste Slag bij Neerwinden speelde de Kleine Gete tussen de dorpen Eliksem en Neerhespen een belangrijke rol. (29 juli 1693) (10). Koning en stadhouder Willem III had zijn hoofdkwartier opgeslagen nabij de brug te Overhespen. Zijn troepenmacht van 50.000 man lag op de hoogten tussen Neerwinden, de Neerhespense Berg en Neerlanden,uitkijkend naar de Fransen, ca.75.000 man sterk, die oprukten vanuit Landen dat toen nog bestond uit twee delen : het oude Sint Gitter eneen ommuurde benedenstad. De aanwezigheid van paardenen muilezels wordtgeschatop40.000 . Daarbij dan nog zovele kanonnenen honderden wagens om munitie, drank, voedsel, enmateriaal te vervoeren. Het is onvoorstelbaar!
De legerstaf van de Liga achtte zijn opstelling, met eenblik op de vallei van Landen, en de rivier in de rug, als uitermate veilig, in zoverre zelfs dat de vooravond van de slag werd voorgesteld alle zeven bruggen over de Gete te vernielen, om de manschappen duidelijk te maken hoe zeker ze van de situatie waren. Dit werd afgewezen door de stadhouder, die zelf naast een brug gelegerd was, en niet zo zeker was van zijn eigen gunstige positie in een landschap met veel holle wegen,hagendoorn overal,natte weiden en zware leemgrond. Pas om drie uur in de namiddag, voor een vierde aanval, wierpen de Fransen 28.000 verse manschappen in de strijd te Neerwinden ter hoogte van de Kruiskapel. Zij geraakten door de versperringen en op de hoogvlakte van Wange en Hespen speelden zich de afgrijselijkste tonelen af : het grootste cavaleriegevecht van die eeuw. De Fransen kwamen als overwinnaars uit de strijd. Willem IIIkon vluchten en reeds kort daarna zijnlegers terug herorganiseren.
Messieurs, souvenez-vous de lhonneur de la France :met deze strijdkreetluiddeLuxembourgde startin voor de beslissende stormloop aan het hoofdvan Maison du Roy, de beste soldaten van toen,die voor het eerst de bajonet van Vauban gebruikten( een origineel exemplaar opgegravente Neerwinden wordt bewaard in het Museum van Rufferdinge) . Nadat zij eerst met hun musket alle kogels wegschoten, konden zij op de loop van dat primitief geweer hun bajonet vestigen en in de hand werd dit een vreselijk steekwapen.
(10) 1693,is MDCXCIIIvoor het Gregoriaans kalender, maar ligt voor de Chinezen (gebaseerd op zon en maanin 4389-4390, is voor de Romeinen2446 zijnde Ad Urbe Condita (sedert de stichting van Rome), en is voor de joden die beginnen te tellenvanaf de Schepping van de wereld5453 -5454 .
DE NACHT VOOR DE SLAG .
Zonder trompetten noch tamboers( en silence et en sourdine)waren de Franse troepen , (90 bataljons infanterie en 200 escadrons ruiterij ) gevorderdvan Vinalmont tot Landen .
Op nauwelijks iets verder dan éénkanonschot verder wachtten de Verbondenen (60 bataljons infanterie en 120 escadrons cavalerie) .
DeHollandse, Duitse, Engelse, troepenwarentijdens de voorbije weken vaak van plaats veranderd. TeNeerhespen waren hun generaals samengekomen en zij meenden dat het terrein geschikt was om met minder cavalerie toch te kunnen winnen.
Het stond dus in de late namiddag van 28 juli 1693vastdat er op de volgende dag een belangrijke veldslag zou volgen. Met de voor velen aangekondigde dood in het hoofdbegonnen de manschappen van Oranje toen werkzaamhedenom hun frontlijn te versterken.
Wat toen in ongeveer 10 uren werd gepresteerd met spade, schop, houweel en bijl,klopte allerecords van vroeger en van nu.Lees even wat een getuige schreef.
« La nuit entière, nous entendîmes dans le camp des ennemis un bruit et un mouvement extraordinaire dont nous cherchions à deviner la cause. C'étaient les cinquante mille soldats Alliés, qui, transformés en travailleurs, faisaient des abatis, élevaient des fortifications et construisaient des barricades avec l'ardeur fiévreuse d'un peuple d'abeilles dans sa ruche. Lorsque le jour parut, Luxembourg, debout avant laube, eut sous les yeux un spectacle imprévu. L'aspect général du terrain s'était, depuis la veille au soir, modifié comme par enchantement.
Une vaste forteresse avait surgi du sol et se hérissait dans la plaine. Devant le front du camp ennemi, de Neerwinden à Rumsdorp, s'élevait un immense parapet, haut de quatre pieds et percé de meurtrières et bordé d'un fossé profond . Tout du long, de petites redoutes flanquaient cette crête de distance en distance . Une centaine de canons, hissés sur ces ouvrages, luisaient dans la brume du matin.
Trois des villagesétaient changés en citadelles. Neerwinden avec ses murs crénelés, les palissades qui le couvraient et les barricades qui encombraient ses rues, paraissait un fort imprenable.
Het is niet de bedoeling een reportagete brengen over het gebeuren op deze vreselijke dag of brede militaire uitleg te geven over opstelling, krijgsverrichtingen, troepenbewegingen.
Ik houd het bij enkele sprokkels die me troffen.
Willem III(1650-1702) , Prins van Oranje-Nassau, Stadhouder der Nederlanden, Koning van Engeland, OppersteLegeraanvoerder van de Verbondenen, was een astmalijder die klein en tenger was. Hij kon over zijn schouders en zijn ribben zelfs geen harnas verdragen . Hij vond het zeer belangrijk dat zijn ereteken van de Orde van de Kousenbandsteeds goed zichtbaar bleef voor officieren en manschappen.
Henri de Montmorency (1628-1695), Maarschalk van Luxemburg en Frankrijk, later bekend alsLuxembourg, le Tapissier de Notre Dame(11) had een bult . Hij kende een loopbaan met hoogtenen laagten (omstreeks 1680 viel hij in ongenade waardoor hij 14 maandenopgesloten werd in La Bastille). Hij overleefde bij wonder vele vreselijke veldslagen. De overwinning te Neerwinden 1693 maakte van hem een nationale held en een militair genie. Deze glorie was kortstondig want in het verre India sloegen de Hollanders reeds op 8 september van datzelfde jaar hard terug door de katoenstad Pondichéry van Frankrijk af te pakken. Weldra viel Luxembourg zwaar zieken overleed op 4/1/1695aan longontsteking. Zowel de winnaar als de verliezer hadden noch delooknochhet postuur van de grote beroemde krijgsheren. Het waren geen mannen om standbeelden naar te maken, geen beroemde figuren om straten of pleinen naar te noemen.
Tot in onze eeuw nogbehoort de familie dOrleans tot de hoogstenoblesse . Veel mannen dragende voornaamPhilippe in deze belangrijke stamboom. Philippe IIdOrléans - de rol gespeeld door Philippe Noiret inQue la Fête commence- was de zoon van de enige broer van Louis XIV,de groteRoi Soleil.
Deze Philippe II (geboren in 1674) was intelligent, maar onhandig in de jacht en in de gevoelens tegenover vrouwen. Hij danste bovendien slecht tijdens de bals van Versailles. Hij droeg als kleuter reeds de titel van Hertog van Chartres, kreeg een opleiding van militair en van diplomaat,en genoot van het leven eigen aan de edele lui van toen. Aan de zijde van de jonge Chartreswerd steeds gezien labbé Dubois, leraar en geestelijke leider. Deze Dubois was een goddeloze, aalgladde en hebzuchtige priester.
De zonnekoning Louis XIV,geeft aan zijn neefje een post in het leger, maarhoopt ook dat hij spoedig door een kanonbal van zijn paard zal worden geschoten. Het verloopt door godswil anders, zeker ook in de hel van Neerwinden. Te Versailles wordt hij door de courtisanes en mouwvegers al vergeleken met de militaire genie Le Grand Condé, hetgeen jaloersheid opwekt. Daarom neemt Louis XIV zijn neef uit de oorlogsvoering weg, trouwt hem met la Demoiselle de Blois, de dochter die hij heeft met Madame de Montespan. Gedurende enkele jarenstudeertPhilppe IIflink verder. Later in1706krijgthij dan toch eindelijk een topfunctie in het leger. Zijn houding is er gewoonweg schitterend, zodat de entourage van de ouder geworden Louis XIV beseft dat hij een grote leider kan zijn.
Il m'est arrivé, dans le passé, de ne point apprécier les agissemens de mon neveu. Mais celuy-cy a su changer ses manières, pour le mieux et je l'espère, pour de bon.
(Opinie van de oude Louis XIV over zijn neef Philippe II dOrléans )
Wie waren de ouders van Philippe II van Orléans?
Het waren toenrare tijden. De koningin van Frankrijk , echtgenote van Louis XIII, was reeds 22 jaren getrouwd en nog steeds was zij kinderloos. Toen werd zij plots tweemaal zwanger en baarde twee zonen : Louis (1638) en Philippe (1640). Terwijl Louis een koninklijke opleiding kreeg, werd dit aan de tweede prins onthouden. De traditie woudat de tweede zoon van de Franse koningde titelHertog van Orléans mocht dragen. De koningin maakte van dit zoontje het meisje dat zij nooit kreeg. Haar biechtvader Mazarin vertrouwde de jonge hertog toe aan zijn neef, met de bedoeling dat die zoon nooit te veel ambitie zou hebben.
Deze tweede zoon, Philippe I is gekend als Monsieur , Duc dOrléans, Frère Unique du Roy. Hij woonde op Le Chateau de Saint-Cloud, ook genaamdLaMaisonde Gondi.
Vandaag - nu homoseksualiteit beter aanvaard is - wordenLouis XIII, Mazarin, en ook Monsieur, geciteerd als groten die toen reeds hun geaardheid niet geheim hielden.
Monsieur was gelukkig getrouwd met Madame (3). Zij had een stevig Germaans uiterlijk. Omwille van haar politiek huwelijk veranderde zij moeiteloos van het protestantse naar het katholieke geloof, zodat zij als enige schoonzuster van Louis XIV de tweede belangrijkste vrouw werd inEuropa, op het einde van de XVIIde eeuw. Deze Duitse was zeer intelligent. In die tijden toen dames van adel salons animeerden waar het schrijven van brieven een belangrijke bezigheid was,kon Madame Elisabeth-Charlotte von Wittelsbach-Simmernzich goed bezighouden. Voltaire schreef 10.000brieven. Elisabeth-Charlotte ondertekende er 60.000. Tussen haar eminent gezelschap vertoefde de wiskundige Gottfried Wilhelm von Leibnitz. Haar geschriften zijn vooral voor de Duitse historici een rijke verzameling.
Nadat haar eerste kind stierf , kreeg de schoonzuster van de zonnekoning een nieuwe zoon : Philippe II, de hertog die later zal deelnemenaanDe Slag van Neerwinden. Op zijn beurt zou deze zoon goed zorgen voor die prachtige stamboom van zijn familie . Hijhad officieel elf kinderen (bij zijn echtgenote en bij vier andere dames).
Naastzijn moeder leverde ook een vriend van Philippe IIdOrléanseen flinke bijdrage tot de geschiedenis :Louis de Rouvroy, Duc de Saint-Simon.
Als jonge musketier streed deze edelman mee te Neerwinden. Nadien ontgoochelde de krijgskunst hem. Zijnmilitaire loopbaan liet hij varen om proza te schrijven. Volgensgeleerden isSaint-Simon perhaps the world greatest writer on the prestige, the ambitions, the uncertainlessandthe irony of public life) (4) .
(3) Er zijn veel namen voor Elisabeth-Charlotte. Soms door haar tijdsgenoten, Princesse Electorale Palatine du Rhin, genoemd, is zij ookElisabeth-Charlotte van Beieren(Bavière/Bavaria),Elisabeth-Charlotte von Wittelsbach-Simmern, Charlotte Elisabethvon der Pfalz,Lieselotte von der Paltz , ofla Princesse Palatine.
Dit laatste is een bijnaam want de wettelijke Princesse Palatine was iemand anders volgens het Heilig Roomse Rijk, een verschil in zienswijze die leidde tot de successieoorlog waarvanNeerwinden 1693een hoofdstukis .
(4) Les Mémoires de Saint-Simon. Tien jaren(1739-1749) om deze 8000 blz(43 volumes)te schrijven. Zeer belangrijke bronover de periode1691 / 1723 . Dit is een meesterwerk overgeschiedenis en kan nu via internet gelezen worden.
De langste van de Duitsers meet 2m02 en heeft, zoals een Chinees, een fijne zwarte haarvlecht van een halve meter lang. Hij toert door Zwitserland op een zeer grote veelkleurige fiets van goede kwaliteit, zittend op een Brooks met speciale vering. De hoogte van dat fietszadel moet dicht bij het wereldrecord zijn want die jonge kerel heeft ongelooflijk lange benen. Na ontbijt tussen de zwermen schoolkinderen vertrek ik samen met de wiskundigen, terwijl mijn buikje goed gevuld is met platte kaas en met muësli. Maar die mannen stoppen al vlug om te gaan telefoneren zodat ik weer alleen moet verder rijden. Twee uren later zal ik ingehaald worden door de andere compagnon van de vorige avond, die belastingsadviseur uit het zonnige dorp. Hij rijdt snel op een peperdure sportfiets met plat stuur van het merk Trek.
Ballenberg. Ik ben zo lekker aan het fietsen dat ik er niet meer aan denk van dat Bokrijk uit Zwitserland te bezichtigen. Dit zou een dag moeten worden van heel veel kilometers. Het panorama van Berner Oberland is wondermooi. Ik bereik weldra Brienz, de plaats waar de diligences stopten. De Grote Goethe arriveerde hier op een dag met zon vervoermiddel.In de sterk inspirerende omgeving schreef hijhet gedicht dat hem onsterfelijk maakte :
GESANG DER GEISTEN UBER DER WASSERN
Op het einde van de humaniora in 1933 moesten de studenten in het College van Tienen dit gedicht leren. Mijn vader gebruikte er in 1940 een strofe van om te bewijzen aan een Duitse officier dat hij een Vlaming was, ondanks zijn Franstalige familienaam en zijn Franstalige legereenheid. Zo moest hij als jonge luitenant geen krijgsgevangene worden en kreeg hij van die Duitse officier een kostbare verlofbrief om naar huis te gaan.
Het weer is fris. Het water van het meer dampt. Terwijl ik op een onverhard pad de waterkant volg, voel ik echt het verschil tussen de wat lauwe watermassa links van mij en de koudere rotsen rechts van mij.
Eblingen. Oberried.Ich bin am blauwe Brienzersee wo die Welt noch in Ordnung ist. Ringgenberg. Interlaken. Nu arriveer ik in een rijke stad waar het toerisme reeds vroeg in bloei kwam, reeds in de negentiende eeuw. In de verte staan geweldige bergen, de Eiger (3940m) en de Jungfrau ( 4158 m). Wat een panorama ! Een Japanse tuin nodigt mij uit om te rusten en om in de Vijver van de Vriendschap de vissen waar te nemen. Er zwemmen mooie goudvissen rond en ik vermoed dat er zelfs echte koïs bij zijn. Die beestjes krijgen van mij de overschotten van brood uit mijn linnen musette alsook muësli die door een scheur in de verpakking mijn stuurtas vuil maakt. Interlaken is prachtig. Ik had aanvankelijk het plan om in deze stad een rustdag te houden die ik wilde besteden aan een flinke wandeltocht te voet in het hooggebergte waarheen een tandradlift en een kabelspoor mij kon brengen. Ik ben achter op mijn schema. Rome bereiken op het einde van september is mijn hoofddoel. In het schone en dure Interlaken tijd, geld en krachten spenderen is niet zo wijs. Bovendien zie ik dat er grijze wolken hangen boven de grootste bergen en dat toont dat het weder daar slecht is.Ik stel me dus tevreden met een rondje langs de promenade van Interlaken.Daarna volg ik de route langs de Thunersee, het volgende meer, want zoals de naam het zegt zijn we hier tussen twee meren, between the lakes , Interlaken.Romaanse kerkjes. Veel campings. Zwevende parapentes boven mijn hoofd brengen mooie beelden. Maar de zuurstofrijke omgeving spoort mij aan tot hardfietsen en ik tracht zo fel te rijden als die belastingsadviseur die me even voor de noen als een wervelwind was voorbij geflitst.
Het is zo dat ik door al dat schone en heerlijke van Interlaken reeds de hele dag ben vergeten dat ik een pelgrim ben. O, Zonde ! Aan de St-Beatushöhle stop ik amper. Ik had daar moeten in een vochtige grot kruipen, een heilig oord waar vroeger een kluizenaar had geleefd, om een kaarsje te branden en een munt te offeren. Ik krijg daarom een straf, een penitentie. Een steenworp verder dan de stopplaats van die Sint Beatus krijg ik een bandbreuk. Terwijl ik gemakkelijk herstel en daarmee bezig ben, rijden twee wielertoeristen in rode Goretex regenjas mij voorbij. Zij groeten vriendelijk. Zij rijden in dezelfde richting als ik.Wat later haal ik een van die twee in. Zij is een vrouw op een rode koersfiets, met een pothelm, met korte beentjes, die beter vordert dan ik op iedere helling. Maar de fietsende Eva heeft plots een inzinking.Ik bied me daarom aan om voor haar gangmaker te zijn. Dat loopt goed en wat later komt zij terug op mijn hoogte en wil wat praten, terwijl er toch veel autos op de weg zijn. Gezellig fietsen wij samen verder. Zij werd geboren te Brussel, zowat veertig jaren eerder, als vrucht van de vreugde der Bevrijding. Als kind nog emigreerde zij naar Canada. Met haar echtgenoot is zij nu voor één week op fietsvakantie in Zwitserland. Wij praten in een mengeling van Engels en Frans. Maar waar is ondertussen haar man ? Wij weten niet of hij voor of achter ons ligt. Die kerel stopt regelmatig om te fotograferen. Maar, te Thun staat hij langs de weg op ons te wachten. Van daar fietst het koppel verder naar het Noorden, terwijl ik naar het Zuiden moet. Ondertussen ben ik helemaal rond dat meer getoerd, terwijl ik logisch toch een overzetboot had moeten nemen. Maar het fietsen ging zo vlot en het was zo tof om samen met die dame te zijn.
15.00 u. Hoog tijd om weer iets te eten. Ik vind ergens een sandwich met hesp en een brik met een liter ice tea.Ik moet nu een omweg maken, maar wat later ben ik dan toch weer in de klim van de Riggisberg. Ik zweet omdat ik teveel kleding heb aangehouden. Daarom stop ik aan een autobushalte waar ik onder een afdak me helemaal uitkleed. Ik wrijf me met een handdoek goed droog en doe propere kledij aan. In deze rustige schuilplaats blijf ik nog even zitten en een dutje op een zitbank geeft me een beter gevoel.
Daarna moet ik verder, de sporen volgend van de Jacobspelgrims van weleer, en weldra bereik ik Abbegg Stiftung, een klooster waar een prachtig museum is met textiel en kledij. Maar voor een bezoek is het ondertussen al te laat. De nonnen sloten hun poort. Enkele mooie beklimmingen vermeerderen nog de kwaliteit van deze heerlijke dag op de fiets. In een verlaten bosgebied ontmoet ik plots langs de wegkant een winkeltje. Daar koop ik een tablet chocolade Lindt met nootjes en dit genereert nieuwe krachten zodat onze vaart verbetert. Aangekomen te Schwarzenburg hoop ik een zimmer frei te vinden , maar nog net voor de ingang van dat dorp ontdek ik een gele pijl waarop staat klaar geschreven Schlaf im Stroh . Ik meen te verstaan dat dit wijst naar verblijf op een boerderij. Ik volg verschillende van die pijlen en nu geraak ik ver weg van de hoofdweg en van Schwarzenburg.Op een veld zijn zes vrouwen en één man bezig met de patattenoogst. De aardappelen liggen er overal en in een vuur brandt het kruid op. Een boerin met gespierde armen, dikke billen en borsten, roept naar mij Stop, kom we hebben nog een sterke man nodig ! Ik wuif breed armzwaaiend met mijn petje en op dat veld wordt er goed gelachen.Even later kom ik aan te Innersdorf, een gehucht met vier huizen en negen schuren, behorend tot de gemeente met de schone naam MAMISHAUS.Ik stop aan een recent gebouwde chalet waarmensen wonen die een groot erf bezitten. Het is erproper.Ik werd geboren op een Haspengouwse vierkantshoeve waar een enorme mesthoop was.Ik bel aan de deur. Een vrouw doet open, glimlacht en zegt dat ik zeer welkom ben.
Precies zoals afgesproken tokkelt zij om 7u30 op mijn deur. Dat is dus de wekdienst in dit Hotel Sonne, in het land van de goede uurwerken. Ik was al lang wakker. Door mijn prostaat, door mijn blaas, of door het slechte weer moest ik meermaals plassen. Tot diep in de nacht had ik op mijn kamer naar de televisie gekeken en nadien had ik nog een schrijfsel gemaakt in briefvorm voor mijn tante Josée. Mijn was is nog niet goed droog en dat is pech want zo kan ik mijn fietszakken nog niet opvullen. Het ontbijt is goed. Gekookte hesp, jambon de York, brood en veel koffie, suiker en melk. De tafel is stijlvol gedekt. Terwijl ik rustig geniet volg ik stiekem het gesprek en de tafelmanieren van twee Engelse dames, ladies uit Kent, Sussex of elders. Tot 9u10. Dan spring ik recht om mijn dagtaak van fietsende zwerver weer aan te vangen.
Waar is de sleutel van mijn fietsslot ?Stress.Ik moet er door zweten omwille van de warme koffie die mijn maag vult. Ik stap naar de garage, waar ik niet alleen de sleutel terugvind maar ook mijn leesbril. Niet goed. Ik zal moeten minder verstrooid zijn, niet alleen op weg naar Rome maar zelfs tijdens de rest van mijn leven. Ik kom net op tijd voor de boot van 9u24. We schepen in tot Buosch aan de andere kant van het water, twee haltes verder. Deze ochtend is het fris en helder weer. Vaarwel Gersau.
Wilfried vaart mee op de Winkelried. Zo heet die boot, naar een vroegere Zwitserse held die sterk was als een beer en die met zijn behaarde borstkas de speren van de Habsburgers trotseerde.
Zon boot op het meer van de vier woudsteden is een platte schuit van 58 m lang die slechts 1,60 m in het water zakt. Het duurt niet lang. Weldra ben ik met Olive al op de andere oever. Daar besluit ik van mijn fiets wat te verzorgen omdat hij door de regens van vorige dag erg vuil is. Ik gebruik als vod een paar sokken die ik voor mijn voeten afdank. Vooral de ketting krijgt mijn aandacht. Ik doe er nieuwe olie op. Daarna volg ik dromend de boorden van het meer tot wanneer ik te Küssnacht kom waar Koningin Astrid, de moeder van Koning Albert II van België, was verongelukt. Ik ben geen ramptoerist, noch een grote fan van ons koningshuis, en wil niet weten waar dat precies gebeurde. Ik had zelf ook familieleden die de dood vonden in een verkeersongeval.
Lüzern is nu nog maar op 8 km. Ik maak rechtsomkeer want ik ben wat te ver gereden en ik wil mijn route correct blijven volgen.Het is te koud om te zweten en het is niet warm genoeg om kledij uit te doen. Voor een fietser is dat een moeilijke situatie. Hij heeft geen dorst maar moet toch regelmatig drinken om geen inzinking te krijgen. De kilometerteller doet het weer. Gisteren was hij door de nattigheid stilgevallen. Ik wreef de onderdelen van het tellertje goed droog en draaide er een plastieken zakje rond. Omdat ik te veel belang hechtte aan dit, vergat ik echter een zijweg te nemen en te klimmen tot aan de Kapel van Flüeli, een plaats van grote volksdevotie. Aan het station van Giswil stop ik om even beraad te houden. Er stoppen daar treinen met regelmaat. Dat brengt me op het idee van zelf ook zon Zwitserse trein te nemen, zon trein die je over de bergen brengt, zelfs Garin en Aucouturier deden dit in de Tour de France van 1904 en dat waren toch wielercracks.Ik moet echter wel nog bijna een uur wachten op de volgende trein in de goede richting .We zullen dus maar doorgaan, zoals de dappersten, want zo zijn Olive Green en ik. Wij rijden bergop, volgen de kronkelende weg naar de Brünig Pass. Onze moed krimpt ineen. Als een brandend papiertje in de open haard kwijnt de gloed van onze wilskracht langzaam weg. Op het ogenblik dat druppels uit de wolken beginnen te vallen valt dan de beslissing.De dag is nog lang. We gaan hier niet te stoer doen. Snel terug naar dat station ! Om dit nieuwe plan vast te houden koop ik zonder talmen tickets tot Meiringen. Het is niet duur. Waarom zwoegen als een beest op de Brünig als het via de rails toch zo gemakkelijk gaat !De tijd die me zal brengen tot aan het vertrek van de trein wil ik vullen met het eten van apenootjes uit een automaat. Dit snoep steekt in een plastieken zak waaraan ik zo fel moet trekken om die open te krijgen dat wanneer dit uiteindelijk gebeurt plots¼ van de inhoud wegvliegt op het perron. Wat een pech. Na nietsdoen en zitten op een houten stationsbank, komt er een boemeltreintje aangereden. Mijn zwaar bepakte fiets moet ik zelf eerst oplichten om hem in de speciale treinwagon voor tweewielers te krijgen. Eens in die wagon moet ik hem hoog aan een haak ophangen. Deze inspanning is wat te zwaar en het lukt me niet, maar een jonge kerel helpt me. Het is de eerste keer in mijn leven dat iemand mij als een sukkelaar beschouwt die even moet geholpen worden. De trein hotst en krabbelt over de bergkam tussen rotsen en bomen. Plots een rood signaal en een hele tijd blijven wij op dezelfde plaats. Na een uurtje ben ik te Meiringen. Nabij het station vind ik een cafetaria in een supermarkt die Mi Gros is genoemd. Daar is een mooi uitgebreid salade buffet. De hongerige consumenten scheppen er zelf hun borden vol. Aan de kassa wordt het volle bord gewogen, alles aan dezelfde prijs, tegen2,00 Fse de 100 gr. Wanneer mijn bord leeg is en dat duurde niet lang, heb ik ondertussen reeds gezien hoe populair de vermicelli ijs daar wel is. Dat wordt dan uiteraard mijn dessert.
Het stadje Meiringen heeft geen heilige om de commercie te verbeteren. SHERLOCK HOLMES is er de grotevedette. Het is wel een ontdekking te vernemen dat diep in Zwitserland deze wereldberoemde Engelsman zo aanwezig is. Er is daar een eenvoudige reden voor. Sir Conan Doyle de grote schrijver van misdaadverhalen en geschiedenisboeken kwam te Meiringen op vakantie waar hij tijdens zomerse wandelingen in de bergen of winterse sportactiviteiten bedacht wat in zijn boeken zou komen.Het is dus een must te Meiringen het museum van Sherlock Holmes te bezoeken, hetgeen ik dan ook doe. Daarna fiets ik tot aan de Aareschluss. Met mijn lichte fietsschoenen is een lange wandeling daar nogal pijnlijk voor mijn voeten. De rivier Aare wringt zich hier sedert een miljoen jaren tussen de rotsen door. Wat een natuurwonder ! Daarna rijd ik verder tot Reichenach om de waterval te bewonderen. Als laatste bezoeker van de dag kom ik aan, een kwartiertje voor sluitingstijd. De entreeprijs is te hoog om maar eventjes te kijken en in een oude lift te stappen die misschien nog onderweg blokkeert. Ik neem nu de richtingJeugdherberg van Meiringen. Overnachting met ontbijt kost daar 21,60 Fse. Voor avondeten moet op voorhand ingeschreven worden en dat deed ik niet. Maar als er wat over blijft van wat anderen bestelden, kan ik misschien toch nog mijn buikje vullen wordt mij in het oor gefluisterd. Terwijl een flinke groep jongeren eet, trek ik me terug op de bovenverdieping waar douches en toiletten op dat ogenblik voor mij alleen zijn. Wat later bezoek ik weer de eetzaal maar mijn tweede poging om eten te krijgen mislukt want de jongeren hebben werkelijk alles opgegeten, een teken dat wandelen in de bergen de eetlust sterk bevordert.
Ik wandel door Meiringen, verneem nog meer over Sherlock Holmes, vind een bank die me uit haar muur biljetten geeft, en dan stap ik binnen in het Cristal American Café. Formidabele bediening. Snel. Goed.Mooie dienster. Ik drink twee grote pinten en eet een mooi stuk vlees. Het lijkt daar niet moeilijk te zijn om na de laatste hap stiekem te vertrekken, zonder de rekening te vereffenen. De manager van deze brasserie is echter een heel knappe vrouw en daaromlaat ik er graag27,60 Fse achter.
Wanneer ik terug op het adres van mijn logement kom is daar nog een volle autobus kinderen bijgekomen. Veel lawaai. Gelukkig gaan zij allemaal vroeg naar bed en blijven er slechts nog enkele mannen over aan een grote tafel, allemaal fietstoeristen, die hun plannen voor de volgende dag besprekenzich buigend over een landkaart van midden Zwitserland. Ik voeg me bij hen. Het zijn twee Duitsers, hoogstudenten Mathematik uit Wurzburg. Zij rijden met hun duo korte afstanden. Een derde kleine gespierde man rijdt solo en heeft een ongelooflijk lange sportieve tocht op zijn komend dagmenu. Hij is belastingsadviseur en komt uit de streek van Freiburg in het Zwarte Woud. Hij beweert te wonen in het dorp in Duitsland met gemiddeld jaarlijks de meeste urenzonneschijn. Wij slapen allemaal samen op een soort zolder in een grote beddenbak met acht individuele matrassen terwijl onze lichamen steken in een linnen slaapzak die de jeugdherberg ons verplicht te gebruiken. De geur van het onfris ondergoed van de anderen stoort mijn nachtrust.Ik open het venster. Een mooie sterrenhemel overkoepelt Meiringen waar iedereen vreedzaam slaapt tijdens de rusttijd der gelukkigen. Stille nacht.
Misschien is de grote slechterik professor Moriarty op dat moment toch nog bezig met een nieuwe deugnieterij. De Napoléon van de misdaaddreef Sherlock Holmes en zijn assistent Dr Watson zo vaak tot het uiterste. Hier te Meiringen hebben zij finaal met mekaar afgerekend, de geniale speurder die door zijn minutieuze observaties de ongewone zaken oploste en de baron van het duistere en het kwade waren aartsvijanden. In een verhaal dat het laatste zou moeten geweest vochten zij het definitief met mekaar uit. In hun sterke koppen wilde het verstand het niet opgeven, noch bij de een noch bij de andere, en zij vochten het uit als straathonden met hun lichaam. Worstelend kwamen zij in het kolkend water van de kloof van de waterval van Reichenbach terecht. Zij verdronken in het wilde water. De lijken van beide opponenten werden door de stroming meegesleurd en verdwenen spoorloos. Met dit scenario eindigde de schrijver zijn reeks waarin zijn grote detective de hoofdrol speelt. Arthur Conan Doyle schreef eigenlijk liever ernstiger werk , zoals zijn monumentale versie van de Geschiedenis van de Grote Oorlog 14/18 en verder nog 32 andere boeken. De kritiek van de hogere kringen kon hij nog moeilijk slikken. Het succes van zijn excentrieke held groeide hem tot boven de kop. Zijn boekjes verkochten als broodjes, hadden hem rijk gemaakt, maar hij kreeg als intellectueel en vrijmetselaar niet de erkenning die hij verlangde. Hij liet Holmes en Moriarty dus maar verdrinken te Meiringen. Zo hoopte hij van hen af te geraken. Maar de ontelbare lezers reageerden en pruttelden geweldig tegen. Sherlock Holmes was hun onsterfelijke held geworden, even groot als Willem Tell, Robin Hood, Don Quichotte, en anderen. Het huis van 221b Baker Street te Londen waar de fictieve intelligente speurneus zijn kantoor had, werd door velen belegerd. De druk werd zo groot dat zoals Lazarus en Jezus Christus ook Sherlock Holmes uit de dood terugkwam om voor altijd iedere boekenkast te bevolken en te blijven in boeken, kortverhalen, films, feuilletons, tot zelfs in een animatiereeks waar hij al in de 22ste eeuw misdaden van een nog vandaag niet gekende aard kan oplossen. De lezers wonnen dit pleit tegen de schrijver die tegen zijn goesting nog nieuwe verhalen moest brengen. Sir Conan Doyle was een dokter. Hij was ook een sportman die cricket speelde, ook de nobele art van het boksen lief had, in tennis en pingpong vrij behoorlijk de concurrentie kon bekampen. Hij reisde vele malen naar Noorwegen en naar Zwitserland voor de goede lucht en de ski. (Papoum) .
Als Landenaar heb ik een bijzondere interesse voor deze twee jaren omdat de Eerste Slag van Neerwinden van 29 juli 1693 in deze periode valt. Door mijn interesse voor genealogie ben ik ook altijd nog op zoek naar informatie in de hoop van eens te ontdekken hoe en waarom mijn voorouders , met de familienaam Journée, in Haspengouw zijn aangekomen in die tijden. Ik kwam tot het schrijven van dit stukje na het lezen van Les grandes crises démographiques de lAncien Régime door Thierry Sabot van 29/01/2009.
Crisis. De koude en de hongersnood zijn vreselijk geweest in 1693-1694.In het uitgestrekt Koninkrijk van Louis XIVwaren er door deze plagen 1,6 tot 2 miljoenen slachtoffers. Het was al in 30 jaren niet meer gebeurd dat de bakkers brood maakten van varenskruid, eikels, gekooktgras en van nog groene ongeoogste graangewassen.In het Parlement werd beslist dat iedereen die nog middelen had om de armen te helpen dit dringend moest doen en in alle parochies werden processies gehouden in de hoop datGod zou helpen. Vandaag nog zijn de gevolgen te cijferen. Vele mensenzijn verhuist in 1694met de bedoeling betere levenskansen te vinden in andere oorden. Minder kinderen werden geboren en gedoopt in dat jaar, omdat jonge volwassenen hun huwelijk of samenwonen uitstelden.Terwijl dan wat later , na onthouding, er vanaf 1696 tot 1707 een babyboum volgt om het evenwicht in de families te herstellen. Er was veel kindersterfte, vele kleuters en peuters werden achtergelaten door hun ouders of als vondeling aan de kerkdeur gelegd. In meer dan een dorp verdween 25 % van de bevolking.
Enige rekenkunde geeft ditvoor Frankrijk :+ 1325000 kwamen op de wereld en- 2836000 verlieten dit leven.Dat betekendeeen verminderingvan 6,8 %van de totale bevolking op slechts twee jaren.Toen er veel meer Fransen waren op het begin van de XXste eeuw zou de eerste wereldoorlog ongeveer op 4 jaren evenveel mensen doen sterven.
De misdaad vermeerderde in 1693-1694.Er werden 401 bandietennaar de galeien gestuurd terwijl dit normaal voor éénzelfde periode gemiddeld 254 was.Een vaststelling uit 1698toont aan dat in dat vreselijkkoppel jaren er dan toch nog zijn geweest, en niet de minsten, die rijk werdendoor het verkopen van eetwarentegen de hoogste prijs en door het kopen vanland en boerderij tegen lage prijs.
In een brief aan de Zonnekoning die toen in zijn paleis een schoon leven had, schreef de grote Fénélon in 1694 het volgende : Uw onderdanen sterven van honger. De landbouw is bijna verlaten. De steden en dorpen ontvolken zich. Alle ambachten kwijnen weg en zij voeden de arbeiders niet meer. De handel is teniet gegaan. Heel Frankrijk is niets anders meer dan een groot droevig hospitaal met lege voorraadkasten. In vele streken volgt de epidemie de hongersnood.Typhus, nu meer bekend als de kwaadaardige rotkoorts, rafelt de hongerlijdende bevolking uit .
De regels van eneMr Lachever uit Orléans 1693bevestigen dit : Overal kwam men de nare geluiden tegen van kindjes die door hun ouders waren verlaten. Zij weenden dag en nacht in de hoop van een stukje brood te krijgen.Men zag alleen nog maar bleke en verwrongen gezichten. Hier en daar vielen soms mensen flauw in de straten en op de pleinen. Het gebeurde immers dat mensen gewoon op de grond gingen liggen om te sterven.
Mijn simpele mening over dit alles: Het is me duidelijk dat de jaren 1693-1694 uit de geschiedenisboeken werden geweerd ,uitgeveegd omdat er werkelijks niets goeds was gebeurd. Deze jaren zijn een schandvlek in onze Westerse Geschiedenis, voor onze blanke beschaving.De Stad Landen en haar inwoners van toen moeten veel hebben geleden.Hun leed en hun hongerhebben nooit meegeteld. De 27000 mensen en de 10000 paarden die op die dag van 29 juli 1693in het bloedbad van Neerwinden de dood vonden , verdienen toch wat meer eerbied en respect.Zij mogen nooit vergeten worden.Wanneer we eens als toeristen het Kasteel van Versailles bezoekentijdens een vakantiereisje, kunnen wij ons toch niet goed voelen als we van Versailles de keerzijde van de medailles kennen , van de prijs die dat eens heeft gekost voor de gewone mensen zoals wij er ook maar zijn.
Rome 1996 - Natte zondag in Zwitserland. Einsiedeln.
Tussen Biberbrugg en Gersau.
Dwars door de kamer heb ik een koord gespannen waarop mijn was droogt.Ik ben niet gehaast. Het is toch rustdag volgens de regels van de Kerk.Tijdens het ontbijt komt de bazin terug met me praten. Zij spreekt vloeiend Frans en wil meer over mij weten omdat zij dat dan allemaal zou kunnen vertellen aan de klanten van haar café. Niet alle dagen stopt hier een grote Belg met een baard die per fiets op weg is naar Rome. Vroeger was zij lerares in huishoudkunde in Romandië.Maar zij volgde haar man en werd huismoeder en bazin van dit hotel.Graag blijft zij echter haar moedertaal spreken. Om de Franse taal te blijven spreken in haar familie met kinderen en kleinkinderen, alsook in de keuken, nam zij pas een Franssprekend Portugees dienstmeisje aan.
Te Biberbruggovernachtte ik in een reusachtig Zwitsers chalet waar naast de hotelgasten ook een grote familie verblijft. Aan de voorkant, met zicht op het spoorwegstation en op de steenweg naar Einsiedeln, is deze woning duidelijk een café-restaurant-hotel. Aan de achterkant, met zicht op bos, veld, Alpenweide, heuvels en bergen, is het een grote boerderij. Mijn fiets had ik achter het hotel vastgeketend aan stalen wasdraad palen. Hij werd de hele tijd bewaakt door enkele honden, vele katten, twee paarden en door divers pluimvee. Met wat planken had ik een tijdelijk afdak gebouwd om mijn schone tweewieler te beschermen tegen regen en tegen duivenstront.
De bazin brengt me nog wat koffie. Ik merk dat zij mijn rekening met 5 Fse heeft verminderd, want ik moet voor haar in een kerk of een kapel een kaars branden en wat in de offerblok steken. Er hangen zwarte wolken in de lucht.Bergop fietsen in de regen op een zondagochtend zie ik echt niet zitten. Ik vraag of ik nog een tijd aan de ontbijttafel mag blijven om enkele brieven en kaarten te schrijven naar mijn familie. De bazin wil weten of die groot is.Ik begin te vertellen en wanneer ik het heb over mijn hond Luca kom ik bij haar aan een gevoelige snaar. Nu heb ik recht op een absoluut trieste story over haar eigen hondje, een wreed verhaal bestemd voor hondenliefhebbers.
Once upon a time in Biberbrugg waren twee onbekende personen aan het eten in het restaurant Am Bahnhof. Zij hadden aandacht gehad voor het kleine lieve hondje van de bazin dat onder de tafels ging snuffelen aan de schoenen van de bezoekers. Zon huisdier kun je altijd niet in het oog blijven houden. Bijna nooit stoort zon lieverdje de klanten niet, in tegendeel het vermeerdert de familiale sfeer van het huis waar mensen en dieren samen gelukkig zijn. Wanneer de onbekenden vertrokken ging de man aan de kassa betalen en de vrouw was toen plots al weg, naar het toilet zou men denken. Maar, neen, en gelukkig had een trouwe tooghanger het gezien die dame had stilletjes het hondje meegepakt. De beide vreemdelingen waren al op de parking toen alarm werd geslagen en de bazin met medewerking van enkele cafébezoekers de achtervolging inzette, in dit geval niet op de kidnappers maar op de dognappers, de bandieten, de deugnieten. De wegvluchtende auto werd geblokkeerd toen hij al op de steenweg was. Er werd gevloekt, gestampt, gebonkt, geschreeuwd. Om het volk te kalmeren gooiden de dieven het hondje door het raam uit hun auto. In het tumult konden zij dan toch wegrijden. Maar het beestje was in paniek en liep plots de steenweg over waar het werd geraakt door een andere auto die nietsvermoedend voorbij snelde. Enkele uren later heeft de veearts het hondje moeten doodspuiten omdat het te zwaar gewond werd. Onderzoek toonde dat de schuldigen van dit dwaze drama in Italië woonden, volgens de identiteit die zij opgaven toen hun wagen werd gehuurd. Het gebeurde op een zondag, vier weken voor mijn aanwezigheid op de plaats van dit droeve gebeuren. De bazin heeft tranen in haar ogen. Haar verdriet is nog altijd groot. Ik probeer haar te troosten.Hélas, Madame, dans ce monde il y a zovele slechte mensen, die ongestraft blijven doorgaan met hun onhebbelijkheden.
Gedurende een uur valt er veel regen.Tot 11u 00 blijf ik schrijven. Daarna wens ik met een glimlach aan iedereen die daar in dat droog café zit veel geluk en ik vertrek. Dit was een goed adres. Ik vat mijn stuur bij de horens en ben klaar voor nieuw klimwerk, maar met genoegen stel ik vast dat de bergop voorbij is omdat ik vorige dag toch al goed omhoog was geraakt. Met enige emotie van lichaam en ziel draai ik weldra naar het befaamde pelgrimsoord dat bestaat sedert het jaar 828. Met alle respect voor Lourdes en voor Scherpenheuvel, maar nu rijd ik toch op betere katholieke grond. EINSIEDELN hier kommen wir.
MEINRAD, een wijs en gelovig man uit de Hohenzollern-familie, had zich in een bos teruggetrokken voor een sober en eenvoudig leven van gebed. Reeds tijdens zijn leven telde deze kluizenaar, priester en leraar, vele volgelingen die in gemeenschap woonden. De abdis Hildegard van Zürich vertrouwde aan de heilige eremijt een wonderdadig Mariabeeld toe. Vele pelgrims kwamen dit beeldje eren. Zij offerden en zo kreeg de kluizenaar veel munten. Twee roversvermoordden echter de eremijt op 21 januari 861. Maar twee zwarte raven bleven die misdadigers achtervolgen en opjagen tot wanneer zij de moord bekenden, om berouw smeekten en op de brandstapel werden gestraft. Waar de einsiedler = de eenzaat verbleef kwam een klooster ter herinnering, een abdij die groeide,waar vooral zonen uit rijke families abt, pater, of broeder werden. Doorheen de eeuwen was Einsiedeln een unieke plaats van ontmoetingen, studie, werk, geloof, kunst en gebed.
Einsieln mit seinem Benediktinerkloster ist als Wallfahrtort das wichtigste Zentrum des Glaubens und des religiösen Lebens in der Schweisz .
Bussen. Wagens. Parkings. Bedevaarders van nu. Ik ben eerder een pelgrim van vroeger en plaats mijn velo tegen de granieten gevel van de indrukwekkende kerk van Einsiedeln. Omdat het nog altijd wat regent en druppelt bescherm ik mijn bagage met twee vuilniszakken van de Stad Landen. Bij noodweer is dit een goed idee. De grote abdij is een heilige plaats vol schoonheid. Als de hemel niet te ver is, dan zou hij wel hier dichtbij kunnen zijn.Barok. Muziek. In de basiliek staan minstens drie kerkorgels van onschatbare waarde en kwaliteit. Het nieuwe orgel met naam Mauritius telt 5000 pijpen. Iedere dagom 16u20wordt te Einsiedeln het Salve Regina gezongen. Dat is een hoogtepunt voor de bezoekers. Op 14 september zijn er grote feesten. Ik ben hier dus twee weken te vroeg aangekomen, en zeggen dat ik soms meen dat ik niet vooruit geraak op mijn verdomde Brooks.In deze kerk is alles zo rijk, maar moet dat eigenlijk ?Het is hoogmis en er zijn minstens duizend gelovigen. De Zwarte Madonna met de gouden mantel heeft een prachtig altaar. Zoals de minder vrome BrusselaarManneke P. heeft de Madonna von Einsiedelneveneens een uitgebreide garderobe. Sedert de Spaanse Tijd wisselt zij regelmatig van kledij.Aanschuiven om te offeren. Veel gelovige mensen. Damen und Herren. Regenjassen. Wierookgeur. Paternosters. Natte vloer. Les parapluies de Einsiedeln. Aan een loket zit een benedictijn met een brilletje op zijn neus. Hij int vlot goed geld, stevige Zwitserse deviezen. Ik schuif mee in de rij van oude dame met handtas . Niet uit mijn saccoche doch uit de achterste zak van mijn koerstrui haal ik een bankbiljet. Für eine Heilige Messe für meine Familie
De pater stopt mijn Zwitsers briefje in een portefeuille die reeds barst door de inhoud. Ik krijg een gewijde medaille van de Zwarte Madonna.Aflaten voor het vagevuur en de entreebonnen voor de hemel, zijn tegen een spotprijs te koop. De oudere vrouw die mij volgt geeft aan dezelfde pater 100 Fse.Wat moet zij veel gezondigd hebben ! Na haar volgen nog achtenzeventig andere gelovigen die graag willen afdokken.
Terug buiten. De regen valt als een zegen over Einsiedeln. Sint Benedictusschreef de regel voor die bepaalt dat de monniken ook veel handenarbeid moeten verrichten. Zij produceren zelf alle levensmiddelen. De rijkdommen en eigendommen van de abdij zijn vandaag nog onmetelijk. Opmerkelijk is zeker dat de paters van Einsiedeln reeds sedert 500 jaren prachtige paarden kweken.Pijlen brengen mij naar de winkel van de abdij. Deze is gelegen in een tuin met oude bomen en er is ook een molen om te bezoeken. Een grote dikkerd in monnikspij ziet toe of er niets gepikt wordt.Hij laat ook de kassa rinkelen. Ik koop een handvol zichtkaarten. Op mijn vraag Gibt es hier dasBuchAUF DER SPUREN DER JAKOBSPILGER, knikt de pater bevestigend. De slimme man met dikke kop loopt even met me mee en toont me direct waar het staat. Er zijn twee exemplaren van dat boek voor de echte Compostelafreaks.Het boek kost 68 Fse en is veel te mooi en te zwaar om mee te sleuren in de regen van vandaag en gedurende de volgende weken tot in Rome.Na wat vingerfijn bladeren dank ik de gewijde winkelier. Ik vertel hem dat ik volgende week met mijn wagen zal terug komen om het te kopen. Een leugentje dat de goede Heilige Jacob mij wel zal vergeven.
Ik wandel door de winkelstraat en koop nogmaals kaarten, nu ook met de nodige zegels. In de wachtzaal van een bushalte kan ik droog gaan zitten om meerdere kaarten te voorzien van adres en enige woorden. Tijdens mijn bezigheid word ik gestoord door twee stapelzot verliefde teenagers die daar als tortelduiven zich komen gedragen. Zij spreken Italiaans. Romeo en Julia.Autobuslui. Bedevaarders van één dag. Terwijl hun mama bidt tot de Zwarte Madonna en tot de Heilige Meinrad verstopt dochter zich ergens met haar ondeugend vriendje. Prille maar toch felle liefde. Nog één week en dan zie ik niets anders meer dan Italianen. Zal ik hun taal verstaan ? Ik laat het droge hoekje aan die twee gelukkigen. Even later ben ik weer gezeten op mijn fiets.Auf wiedersehn Einsiedeln !
In volle regen rijd ik nu weer6 km terug . Ik storm bergaf tegen hoge snelheid en kom te Biberbrugg terug voorbij de plaats waar ik sliep en waar dat hondje stierf, Hotel-Restaurant Am Bahnhof. Daarna draai ik naar links waar ik een heuvelende weg blijf volgen naar het Zuid-Westen. Dit is nu het hart van Zwitserland, de streek van Willem Tell. In de verte ontwaar ik een kerk met een groot dak, waarop de witgele pannen tussen de rode pannen volgende zin vormen: St Antonius bit für uns . Na de Heilige Meinrad is het nu de beurt aan deze heilige. Omdat ik ook Padua zal bezoeken, moet ik toch ook hier even mijn bootje aanmeren.Het is een prachtige nieuwe kerk met een portaal, gescheiden van het centrale schip door stevige glazen deuren. Dit is de schone parochiekerk van Rotenthurm. Ik duw mijn natte fiets het portaal binnen, sluit de glazen voordeur en afgezonderd van de buitenwereld ben ik nu in een droge en warmere ruimte, zoals in een veranda. Ik wissel van kledij. Daarna wandel ik rustig de kerk binnen. Tegen de muren staan beelden van heiligen. De eerste waar ik langs kom is Jacobus Maior. Raar maar waar. Wat een wonderlijk teken voor de pelgrim met schelp die ik ben !
Ik salueer mijn grote beschermheer, en ook zijn kameraden de andere heilige mannen en vrouwen, apostelen en eremijten. Sint Antonius staat op een voetstuk, een ereplaats, en tot mijn verwondering is er geen offerblok. Ik word aangetrokken door een zijaltaar waar reeds vele kaarsen branden. Ik kom er voor de Witte Madonna met het Kind te staan. Ik betaal voor een kaars, speel even met het vuur, neem deel aan het geloof. Mooie en propere kerk. Na mijn rondje door de grote ruimte van het gebouw besluit ik van nog een tijdje te schuilen in het glazen portaal. Ik dineer er op de grond met muësli, melk, banaan, leckerli koekjes. Alvorens te vertrekken uit dat glazen voorhuisje veeg ik keurig alle kruimels weg. Meer nog, omdat de voordeur open stond, zijn op deze zondag een dozijn kleine huisjesslakken het portaal binnengekomen.Ik raap ze allemaal op en breng ze terug buiten in het natte gras.
Ik besluit verder te rijden. In een bergaf krijg ik het koud. Ik bijt op mijn tanden en ik omklem mijn stuur zo goed als mogelijk met mijn vochtige handen. Zo vorder ik 13 km verder tot Schwyz waar ik in een koffiebar mijn ellende kan verzachten. Ik geniet er van warme koffie en lekker gebak.Daarna bezoek ik er de luxueuze toiletten voor een grote verlossing. Wanneer ik terug op mijn fiets kruip, nog steeds in de regen, voel ik me zo sterk als de grote Faber was in 1909. Tussen Schwysz en Brunnen pedaleer ik zoals de kampioenen. Onderweg wil ik aan een echte Zwitser vragen van me te wijzen waar Willem Tell en zijn zoontje Walti met de appel op zijn kop eigenlijk hun historisch exploot hadden uitgevoerd. Maar ik ben de enige echte zot die het heerlijk vind te fietsen daar op de eerste september in die nattigheid.
Verder fietsen. De cadans aanhouden. Niet verzwakken. Wie in deze toestand blijft stilstaan raapt misschien een longontsteking op. Groot verzet. Vuile benen. Langs de boorden van het Vierwoudstedenmeer neemt Olive Green me mee tot in Gersau.Tot mijn verwondering ligt te Gersau alles droog, omdat daar een microklimaat heerst en het plaatsje verscholen ligt in een inham tussen de rotsen. De wind brengt de regenwolken niet tot daar.Het is bijna 16uen ik zal nog 80 minuten moeten wachten om met de boot het meer over te geraken. Mijn kleren zijn nat en ik begin weer af te koelen. Ik besluit van mijn rit af te vlaggen. In zon slecht weer zal varen een tegenvaller worden. Ik praatin de wachtzaal van de bootafvaart nog wat met enkele mensen en vind van mezelf dat mijn Duits met Zwitserse klanken redelijk goed is geworden. Redelijk vlug daarna ontdek ik een smal en hoog gebouw waarin Hotel Sonne is gevestigd. Een one-man-night met breakfast kost er 63 Fse.Op enige afstand van daar mag ik mijn geliefde tweewieler in een garage wegbergen. Met de lift kom ik tot op de vierde verdieping. Alle warmte van de douche neem ik in mij op na deze natte zondag. Ik was mijn kleren onder de douche, wring met alle krachten die nog in mijn armen zijn het laatste vocht er uit, maar omdat dit niet volstaat gebruik ik daarna de haardroger om dit werk af te maken. De prijs voor de elektriciteit is toch in de prijs van de kamer begrepen. Rond 19u00 kleed ik mij in jeans, hemd, propere onderbroek, wandelschoenen en ik borstel mijn haar en mijn baard. Ik neem de lift niet, want de trap aflopen is beter om mijn benen terug soepel te krijgen. Tapijt. Vier verdiepingen. Smalle trap. Ik mag om 20u00 aanzitten voor warm eten. Dus heb ik nog één uur voor een avondwandeling .Ik test de magneetkaart die me als sleutel dient om binnen en buiten te geraken. Moderne tijden, ook reeds in het oude Gersau. Nu , met frisse kop en ogen, ervaar ik dat het uitzicht op het prachtig meer adembenemend is,en nog meer door het zware wolkendek dat overheersend is, bijna zoals in de tijd van het eerste hoofdstuk, de Genesis, toen God de wateren en de wolken op de planeet Aarde pas had gescheiden. De overheid deed hier vele inspanningen om het voor wandelaars aangenaam te maken. Bloemen. Fonteinen. Alles in perfecte staat van onderhoud. Een eenvoudige constructie met buizen van verschillende kleur, met blauwe stenen en veel spuitend water, is gewoon geniaal. Het is gemakkelijk te realiseren. Ik maak er een schets van. Ik neem het idee mee naar huis, iets wat vele wijze reizigers en pelgrims zo dikwijls voor mij ook al hadden gedaan. In een restaurant was er een mooi feest. De genodigden in habijt en lange kleren, met goed gevulde buik door spijs en drank, worden met antieke rijtuigen, paarden en koetsiers, terug naar huis gebracht.
Wieder in das Hotel. Ik ben mijn leesbril kwijt. Ik heb hem bij mijn fiets gelaten en zou met een grote stalen sleutel de poort moeten open maken van de garage waar hij ligt. Dat is ver en dat is moeilijk. Met veel moeite slechts kan ik dus de spijskaart lezen.Deze is viertalig. De bladzijden in het Frans staan vol taalfouten. Ik meld dit aan de blonde dienster, zeg haar dat mijn moedertaal onrecht wordt aangedaan op haar menu, en dat het voor mij kleine moeite zou zijn die fouten te verbeteren. Zij reageert eerder vreemd en zegt dat zo iets niet nodig is. In de herfst wordt alles immers opnieuw geschreven en veranderd. Zij heeft dus mijn talenkennis niet nodig. Dat was eigenzinnigheid op zijn Zwitsersen ik dacht nog wel dat ik op deze manier misschien goed bij haar zou scoren.
Kippensoep met een ei, gemengde salade, cordon bleu, frieten.
Ik probeer voor het eerst in mijn leven de witte wijn uit dit land, de befaamde fendant. Karafje van 30 cl.In het gemoedelijke café waar ik ben, brengen enkele Helvetiërs in fel gekleurde hemden hun zondagavond door.Zij drinken ½ literflessen bier van het merk Cardinal. De fendant smaakt me goed. Tussen de salade zijn enige schijfjes komkommer. Dat verteer ik altijd moeilijk. Meestal hevel ik de groene komkommer over naar het bord van mijn echtgenote . Nu laat ik het op mijn bord liggen. Te Gersau in Hotel Sonne knabbel ik op mijn eentje cordon bleu met frieten.
Tijdens de heerlijke nacht in het portaal van de abdijkerk van Fisschingen rust mijn lichaam. In de warme slaapzak geraakt mijn kop echter niet in slaap. Deze plaats is te stimulerend voor al mijn zintuigen. In voel me één met de vele pelgrims die er vroeger ook hebben geslapen. De orgelspeler is vertrokken en op de steenweg die op 100 m ligt, rijden nu minder wagens voorbij. Het wordt stil. Doorheen de duisternis komen nog alleen maar geluiden van heel ver. Het zijn de koeien met een bel rond de nek die in de hoger gelegen grasvelden zich nog wat verplaatsen, wellicht om te gaan drinken. Ik lig te zweten. Ik nam vanavond geen douche. Na middernacht sta ik op, neem een handdoek en mijn pyjama, en stap naar de fontein in de tuin van de abdij.Daar is veel fris water om mij te wassen. Poedelnaakt onder de sterrenhemel droog ik me goed af en weldra ben ik gekleed zoals het moet voor een verkwikkende nacht. Slapen in rennerskledij vol zweet kan en mag niet.
Wanneer de zon weer licht brengt verlaat ik mijn hoekje om tussen de bloemen mijn ochtendplasje te maken, zonder met mijn waterfluit de heilige grond van de abdij te onteren. Ik ontdek nu de historische waterkraan en de stenen bakken waar de voeten van de pelgrims werden gewassen.Er staan nog zelfs kruiken om de rites en geloofsuiting te volbrengenvan het wassen van voeten van vreemdelingen. Het zou daar zelfs kunnen gebeuren dat een vrouw met lange haren zoals Maria-Magdalena je voeten afdroogt. Mijn geloof is te zwak en echte mirakels zijn zeldzaam. Met de kleine handdoek die rond mijn nek hangt moet ik daar persoonlijk mijn maatjes 46 afdrogen. Het is een prachtige ochtend, 6.00 u. De torenklokken luiden en even later komt er weer leven in deze abdij zonder brouwerij. Ik hoor het gebed van de kloosterlingen in de kerk.
Het is nu tijd om weer te fietsen. Even later bereik ik het gehucht Au. Ik lees op mijn routeblad, vrucht van goed voorbereidend werk, dat er nu een klim komt van niet minder dan 20 %. Ik hoop dat dit een drukfout is. Zelfs de beste cracks kraken en jammeren van oei,oei,oei, of van ... aie,aie,aie, om zo een muur op te geraken.Moet ik dat nu proberen, nog voor enig ontbijt ?
Ik stop te Au.Ik heb nog altijd mijn pyjama aan, want in de vroege zon op de bagagedrager achteraan laat ik mijn kledij nog wat verluchten. Aan een waterbak was ik mijn kop eens en wat verder, terwijl ik me vast klamp aan enige takken doe ik van op een muurtje mijn gevoeg direct in een bergrivier. Ik verbaas me fel over de grote ordinaire hoeveelheid die ik in mijn dikke darm aan het meeslepen was. Wat een verlossing !Daarna zoek ik in mijn tassen een washandje en met veel fris nat zorg ik dat mijn reet weer goed proper aanvoelt. Leven in de pure natuur maar toch geen beest zijn, mag dit genoemd worden. Op deze zaterdag morgen doe ik weer de koersbroek met het beste zeemvel aan.
En nu moet ik het dorp Au uitrijden, met veel goede moed voor de komende klim.Het is deHörnli.Na tweehonderd pedaalstoten heb ik het al begrepen. Dit wordt niets voor mij.Het is echt nog te vroeg om ver in het rood te gaan, om mijn benen voor de rest van de dag te verzuren. Zonder schaamte stap ik daarom uit het zadel en probeer van te voet boven te geraken.Ik verander van schoeisel en stap verder naar omhoog op mijn Mephistos met luchtzolen. Dit is toch het land om wat te wandelen. Mijn zwaar beladen fiets vindt het ook goed. Stappen en fietsduwen op een 20% helling is ook niet gemakkelijk. Regelmatig stoppen wij om wat te rusten en naar het landschap te kijken. Wat een groots panorama !
Allewinden. Neerwinden ?Overwinden ?Ik kom op een pleintje aan een gekleurde houten wegwijzer.Met glimlach op mijn gezicht lees ik: Chemin de Saint Jacques Schwabenweg Jakobstrasse Hoogte boven de zeespiegel = 922 m .
Er zijn in het brede grasdecor zovele koeien. Blijkbaar zijn die beesten niet gek maar erg gelukkig en gezond. Ik sluit mijn ogen en hoor de symfonie van honderden koebellen, het gezoem van de vliegen en de insecten die smullen aan de rijke mestoverschotten, het gekwetter van overvliegende vogels. De zon straalt goed en in lauwe ochtend dampt mijn oververhit lijf reeds.
Der gute Gott ist ein Bauer aus der Schweisz mit viele Kühe.
Zoals de trommels in de tempels van Boedha klingelen hier de zware bellen. De muziek van de ongeschoolde beesten op de groene hellingen is hemels.
Eindelijk boven. Stop. Ik ben blij dat het moeilijke voorbij is, en wat ongelukkig omdat het schone weer achter me ligt. Ik veeg mijn bovenlichaam droog en trek een verse T-shirt aan onder mijnkoerstrui. Goed droog aanvoelen alvorens de berg af te rijden. Hörnli , we hebben U met onze flinkste stappen overwonnen en we zullen U nooit meer vergeten.
Ik fiets verder, kom in Sterneberg. Ik denk aan de fluitspeelster Berdien Stenberg, aan Josef von Sternberg die de film Der blaue Engel had gemaakt.Maar dit is hier een boerendorp in het bergland waar boter, platte kaas, en Zwitserse kindjes worden gemaakt. We dalen tot Bauma. Mijn remmen doen het goed. Ik koel wel af in de wind en besluit van even te rusten aan een stationnetje waar een stoomtrein op toeristen wacht. Tegen een muur ontdek ik een automaat met Ovomaltine.In de fifties werden thuis de melkflesjes van mijn broers gevuld met Ovomaltine. Goed spul, want zij zijn sterke en slimme kerels geworden. Ik geniet van zon bekertje super.
Nadat ik reeds in de Hörnli een oldtimer Bugatti zag voorbij snellen, zie ik op deze plaats nu enige Säntis. Dat zijn kleine sportwagens die worden voortbewogen met elektrische stroom uit een batterij. Met goed tempo vorder ik nu. Precies om 10.45 u bereik ik Gibswil.Bravo.Er staat nukm 1000 op mijn teller en ik ben ondertussen12 ½ dag aan het fietsen. Om dit te vieren stop ik aan een baancafé met terras, maar ik mag er niet gaan zitten waar ik wil omdat alle tafels zijn gereserveerd. Ik vind toch een tafeltje en drink een pint.Ik schrijf wat in mijn dagboek.Ik stink weer naar verdampt zweet, moet binnen zitten en mag niet op het terras, meen dat er te weinig lucht is en dat de tafelkleedjes er te wit zijn. Daarom betaal ik en verlaat het café. Een grote zwerm mountainbikers komt aan. Voor deze sportievelingen is er een pauze voorzien op het terras van dat baancafé.
Mijmerend fiets ik verder. Daar komt Wetzikon, in Vlaanderen bekend door de cyclo-cross, en blijkbaar zitten vele Zwitserse fietsersop deze zaterdag op hun tweewieler want de weg is er gevuld mee. Ik kruis zelfs een groep cyclisten op militaire fietsen, die met geweer, tent, camouflage, helm, zware schoenen, van het heerlijke soldatenleven genieten. Zoals ik noteerde op mijn wegkaart moet ik nu zwenken naar Jona en weldra bereik ik Rapperswill aan de Zuricher See. Dit is een gastvrij en lieftallig oord waar een sfeer heerst van braderie. Vandaag wordt er een groot nieuw betonnen gebouw ingehuldigd en dat blijkt een openbare parkeerruimte met drie verdiepingen te zijn. Tussen Rapperswill en mij is het liefde op het eerste zicht.
In een fruitwinkeltje koop ik Chiquita bananen. Langs de promenade aan het meer staan er banken. Een er van wordt van mij tot 15.00 u. Fiets op slot, opgerolde slaapzak als hoofdkussen, buikje vol met bananenpuree, en daar slaapt de luie fietser alweer zijn dutje. Er is veel ambiance rond het meer, waarop bootjes en eendjes dobberen, waarin visjes zwemmen. Om mij te oefenen voor later in Italië smul ik bollen veelkleurige Italiaanse ijs. Op de ultiemezaterdag van augustus loopt er veel schoon volk rond te Rapperswill.
Tijd om te vertrekken.Ik ben weldra te Pfaffikon. Dit is eensimpele gemeente en het heeft niets te maken met de ikoon Pfaff, de legendarische goalkeeper van de Rode Duivels, van Trabzon en van Bayern Munchen, onze Jean-Marie. Op de drukke weg heb ik veel moeite om de volgende helling te overwinnen. Ik versterk me nog wat door Yoghurt en melk te drinken, want ik wil vanavond nog een hoogtepunt bereiken op mijn pelgrimsroute, namelijk de benedictijnerabdij van Einsiedeln.Om daar te geraken moet ik nog 6 km klimmen. Ik toon moed en volharding op het eind van deze dag maar ik ben niet fier op mijn prestatie omdat ik vandaag nog maar 58 km reed. Weinig, maar toch mooi. Schitterend af en toe.
Biberbrugg. Spoorwegstation en een groot hotel-restaurant dat me past. Ik krijg een prachtig groot bed, neem een lekker bad,was mijn kledij en mijn handdoeken. Netjes gekleed eet ik daarna een grote steak-au-poivre in het restaurant en ikgeniet van enkele pinten bier. Daarna volgt een goede nachtrust.
Rome 1996 - De Jakobsweg diagonaal door Zwitserland.
De Jakobsweg dwars door Zwitserland.
Het is vrijdag en ik heb lekker geslapen. Ontbijt om 8.00 u in een eetzaal die de vorige avond gesloten was. Mijn naam staat op een papiertje dat op een van de tafels ligt. Er overnachtten meer gasten dan ik dacht in deze jeugdherberg . Twintig. Een oudere autoritaire man zorgt dat alles voor iedereen keurig verloopt tijdens dit uur. Mijn fietstassen zijn reeds klaar om te vertrekken maar ikzelf ga toch nog even op mijn bed liggen omdat de zon me nog niet uitnodigt om mijn tocht te vervolgen.Wat later vertrek ik dan toch maar, samen met drie dames en een heer die op gewone fietsen onderweg zijn. Zij combineren fiets en trein . Bergop liefst met de trein en bergaf op de fiets is mogelijk langs fietsroutes in Zwitserland. Ik volg de See Rad Route naar het Oosten, maar ik zie dat alle andere fietsers naar het Westen rijden. Het grote meer ligt breed en kalm op mijn linkerzijde. Water en land. Ik kan een prachtige foto maken van mijn stilstaande fiets en een hond. Arbon in de zon, Rorsschach am Boden See .
Nu moet ik een bocht nemen van negentig graden volgens mijn diagonale planning , om de oude pelgrimsweg te volgen. Mijn ver doel is nu Lausanne aan dat andere grote meer. Maar eerst komt de klim naar Sankt Gallen.Na enige aarzelingen ben ik weer zeker dat ik goed op weg ben. Een wel vreemde fietsenzaak doet mij echter stoppen. In de toonzaal staan enkele historische juweeltjes, collectiestukken, te koop of te huur. Ik zie een kader met een naar voren dalende bovenbuis uit 1913 van Oscar Egg, een stayersfiets uit 1923 , houten velgen van Leo Amberg, de oudste versnellingsapparaten uit 1932 en 1935, de Cilo tweewieler van de legendarische Hugo Koblet, een gele trui van Ferdi Kubler, de groene trui van Fritz Schaer. Mijn ogen kunnen het niet geloven want ik zou daar een Automoto van uit de tijd van Lucien Buysse en Bottecchia kunnen kopen. Er zijn ook fotos van vroeger zoals een met Heiri Suter en Kastor Notter, een echte schilderij van Emilio Croci-Torti, en een crossfiets van Beat Breu, de regionaal, de vlo van Sankt Gallen. Ook oude burgerfietsen staan er, maar geen hoge wielen . In vele ladekasten, in houten bakken op de grond, zijn er oude fietsonderdelen. Het is een museum, maar ook een groothandel in oldtimers, een ijzerwinkel. Wie een schroefje, een buitenband of een lamp voor een fiets uit grootmoeders tijd zoekt, kan dat daar nog vinden en er Zwitserse franken voor geven. Dat was indrukwekkend.
Het stijgt goed op weg naar Sankt Gallen. Volhoudend, langzaam en koppig, zwetend, geraak ik er toch met vermoeide benen. In deze stad is het mij mogelijk om de befaamde Olma worst te proeven ( niet de Boma worst ). Tussen de hoge gebouwen komt de zon niet. Ik koel vlug af en krijg het zelfs koud in de schaduw.Ik wrijf me goed af met mijn handdoek en kleed me in een droge propere T-shirt. Tijdens het rondrijden kom ik langs enkele kerken en andere mooie gebouwen. In een park rust ik wat op een bank. Sankt Gallen bereidt zich voor op een daverend zomerfeest . Er worden tenten en kraampjes opgesteld. Dit weekeinde zal het er vollen bak worden. In het kleurrijke stadscentrum vallen voor mij enkele Zwitserse bankbiljetten uit de muur. Mijn bankkaart doet het nog steeds goed, ook hier, en dat geeft een veilig gevoel.
Waar de Fassnacht zal plaatsvinden kan al gedronken worden. Een kartonnen bekertje met cola kost 3,00 Fsen ik besef dat de volgende dagen daar veel geld zal worden verdiend en opgemaakt.
Eens mijn dorst gelest, ga ik op zoek naar de Stiftbibliotheek van Sankt Gallen, een wereldberoemd oord. Ik moet enkele keren de weg vragen. Mijn zoektocht wordt mis begrepen door een negerin die ergens op een stoep blijkbaar het oudste beroep uitoefent en haar vleeswaren toont. Zij supportert me geweldig terwijl ik bergop fiets, sukkel en hijg. Even later aan een rood verkeerslicht staat zij naast mij. Zij hoopt op contact. Zij lust blijkbaar mijn verse biljetten uit de Bancontact maar is niet de gepaste persoon om de weg te vragen naar een abdij. Uiteindelijk vind ik dan toch die beroemde boeken. De bezoekers van de bibliotheek moeten over hun schoenen speciale sloffen trekken om het antieke parket niet te slijten, op deze eerbiedwaardige plaats waar de paters Benedictijnen manuscripten van onschatbare waarde opstapelden waartussen ondermeer het aloude Niebelungenlied. Reeds tussen de Xde en de XIIde eeuw was deze abdij een centrum van groot artistiek, litterair, godsdienstig leven. Ook op het einde van de XXste eeuw wordt bij de Benedictijnen van Sankt Gallen nog steeds kwaliteitsonderwijs gegeven. Het klimmen, het slenteren door de stad, de benauwdheid en de droogte tussen de oude kasten, een vrouw die mij weg jaagt omdat ik niet bij de groep hoor waarvan zij de gids is, zijn genoeg redenen die me onrustig maken en me doen naar adem snakken.Ik vlucht plots weg.Buiten de strenge muren van het klooster wacht me weer de vrijheid, de zon, mijn fiets.
Olive Green enik vorderen nu naar het Westen. Op twee wielen in de natuur voel ik me rap veel beter. Tussen Gossau en Wil koop ik nog wat eten. Een prachtige onverharde wandelweg verhoogt mijn geluk. Onderweg knabbel ik op de verse broodjes die ik kocht. Een groot blik beter bier smaakt lekker. Ik voel de nieuwe energie die me tot aan een milkbar brengt waar ik een brief schrijf en een banana split eet, ijs dat in werkelijkheid veel kleiner is dan op de kleurrijke foto die me in verleiding bracht.
Naar links volg ik nu de weg. Zo kom ik dan op den alten Schwabenweg, de onbetwiste en echte Chemin de St-Jacques door Zwitserland. Het donkert reeds flink wanneer ik het lange lint volg dat langzaam opstijgt naar het binnenland. Hier zijn de dorpjes louter op landbouw en bosteelt gericht. Ik kom aan een hotel. Omdat het van eigenaar is veranderd wordt het heropend op 1 september. Overmorgen. Dat is nog niet vandaag. Op laag tempo rijd ik verder en met de bedoeling om te stoppen bij de eerste slaapgelegenheid. Daar daagt de Abdij van Fisschingen reeds op, vermeld als een klassieke stopplaats van de pelgrims op de Jakobsweg. Miljoenen vermoeide voeten werden hier volgens de traditie gewassen en verzorgd. Verder rijden is echt doodzonde.
Ik laat mijn fiets achter op het kerkhof en loop wat op verkenning rond. Een dozijn wagens zijn achtergelaten op een parking. De abdij lijkt op dat ogenblik wel op een gevangenis. Alle poorten zijn er hermetisch gesloten. In het hoofdgebouw is er een kerkdienst bezig. Het is 21.30 u.Ik ontmoet niemand en durf aan geen enkele deur of venster kloppen. Hopend dat Sankt Jakob iemand naar me zal sturen, hopend op een teken, een uitgestoken hand , ga ik in het voorhuis van de kerk op de stenen banken zitten.
Het zijn authentieke rustbanken voor pelgrims uit vroegere tijd, langs beide zijmuren van de ingang van de abdijkerk. Hier sliepen zij. Ja, vriend Santiago, hier onder dit afdak zullen dus ook ik en Olive slapen. Luisterend naar de hemelse orgelmuziek die zacht en ver van achter de loodzware ingangspoort komt, genietend en glijdend met kop en lichaam naar nacht die zal komen, lig ik even later in mijn slaapzak.Wat een ervaring is dit!
Vorige woensdag was er een kleine plechtigheid om een unieke gebeurtenis in herinnering te brengen die heeft bijgedragen tot de vrede op deze wereld.
Alles was begonnen op een ochtend per toeval toen Glenn Cowan het busje miste dat hem moest brengen naar de sporthal waar hij op de 31-ste WereldkampioenschappenTafeltennis te Nagoya in Japan de Amerikaanse kleuren moest verdedigen. De speler moest alzo te voet naar zijn bestemming. Maar het geluk lachte hem toe want daar stopte plots het busje van het Chinese pingpongteam en bood hem vriendelijk een lift aan. De jonge yankee, een kerel met een altijd glimlachend gezicht, mocht zelfs gaan zitten naast superstar Zhang Zedong,toengenaamd Chang Tse-Tung. Deze Eddy Merckx van de Chinese sport schonk een zijden doek aan Cowan. In die tijd toen China en de USA nog vijandig tegenover mekaar stondenwerd dit gebaar wijd uitgesmeerd in de Aziatische sportpers. Het voorval werd op 6 april 1971 gevolgd door iets wat bijna alleen in sprookjes kan gebeuren. De nationale tafeltennisploeg van de Volksrepubliek Chinanodigde plots de Amerikaanse tafeltennisploeg uit om een reeks vriendschappelijke matchen te spelenin China. Dit werd frontpagina nieuws in de USA . Gewone burgers hadden meer bereikt dan politiekers en diplomaten. Time stelde dat dit het begin zou zijn van een nieuw tijdperk met een grote open poort naar China en begon te schrijvenover THE PING-PONG DIPLOMACY.Op 10 april 1971trokken 9 spelers, 4 officials, en 2 dames echtgenoten, over de brug die Hong-Kongvan het onmetelijke en onbereikbare, vijandelijke, Rode China scheidde. Sedert 1949was het de eerste groep vertegenwoordigers van de USAdie het China terug binnen mocht. De groep sporters werd overal gevolgd door10 journalisten , 5 uit China en 5 uit Amerika. Meerdere bekende plaatsen werden bezocht, met arbeiders en met studenten werd er gesproken, en de historische tocht eindigde op een banket waar CHOU EN LAI. de delegaties toesprak. Deze verklaarde toen duidelijk dat de stap voorwaarts naar een periode van vriendschap tussen de twee wereldmachten werd geopend. Dezelfde dag sloeg de Amerikaanse Regering het balletje terug, door een 20 jaar oud embargo op te heffen en door de Chinezen met sportlui en begeleiders uit te nodigen voor terugmatchen in de United States.
De ijsberg van de koude oorlog , de spanningen op het wereldwijde schaakbord van de politiek , het Gele Gevaar,verminderden alzo aanzienlijk. Deze metamorfose ging verder , de diplomatieke betrekkingen verbeterden, en in 1972 bezocht president Richard Nixon de Volksrepubliek China.
In de film Forest Gump wordt dit getoond.Reeds meerder malen op mijn blogwerd de muziek van deze film als achtergrond gebruikt.
Glenn Gowan, de pingponger die de bus miste en zelfs ook meestal zijn matchen verloor , verdient een monument als belangrijk ambassadeur van zijn land. Hij zorgde voor sportgeschiedenis, voor een uniek feit dat wellicht nooit meer kan mogelijk zijn. Op 6 april 2004 hadGlenn pech. Tijdens het plaatsen van een bypass, een heelkundige ingreep die mislukte, is hij overleden.
Op woensdag 7 januari 2009 te Peking werden de gebeurtenissen uit 1971/1972 terug in de belangstelling gebracht. Want de generatie van nu mag het niet vergeten .
Er werd terug een vriendschappelijke matchCHINA- USA gespeeld , 38 jaren later. Na drie volle decades vangoede betrekkingen tussen China en de USA .De legendarische pingponger Liang Geliang vertegenwoordigde China.De staatssecretaris Negroponte was de belangrijkste vertegenwoordiger van de andere kant. Judy Hoarfrost , de jongste speelster in 1971 en nu 51 j. oud,was er terug bij.Zijwisselde balletjes met Qi Baoxiang ,een internationale speelster uit de seventies, maar beide oudere dames wilden niet meer voor punten spelen. omdat zij al lang niet meer trainden en geen eigen palet meer hadden.. De jeugd speelde er wel op het scherpste van de snee, maar dan een match volgens een speciale formule, een match over precies 15 minuten.Twee jonge meisjes die nu al worden voorbereid op de Olympische Spelenvan Londen 2012 hebben deze Memorial gespeeld, namelijk ARIEL HSING ( USA)enCHEN MENG( China).
Amper een week eerder tussen 27 en 29 december 2008 waren de Chinezen aanwezig op de SPINVATIONAL OF CHICAGOwaar90.000 bezoekerskwamen kijken naarThe Queen of Table Tennis,the Golden Girl of Peking,en dat is dan de beste tafeltennis speelster terwereld ZHANG YINING .Zij won er alles, ook the battle of the sexes en dat was dan een pingpongmatch tegen een man.
Tafeltennis is bij de Aziatische gemeenschappen van de USA , in de grote CHINATOWNS,zeer belangrijk .De nationale tafeltennisploegen van de USA zijn nu zelfs bijna helemaal samengesteld doorAmerikanen met Chinese roots.Oordeel maar zelf.
USAHeren =Cheng YinghuaenZhuang David
USA Dames=Gao Jun, Wang Chen,en Zheng Jiaqi
USA Jongens =Jeff HuangenJusten Yao
USA Meisjes=Ariel Hsingen Lily Zhang
Fotos van de Memorial Ping-Pong Diplomacy,Ariel Hsing,Zhuang David, Wang Chen.
De fietsende pelgrim op weg naar Rome bereikte ondertussen Konstanz. Dus is dit een gelegenheid om even stil te staan op een belangrijke gebeurtenis uit de Europese Geschiedenis.
Het Concilie van Konstanz vond plaats in Konstanzvan 1414 tot 1418, precies een half millenium voor de Eerste Wereldoorlog, die we beter kennen.Het initiatief voor dit concilie werd genomen door Sigismund ,de keizer van het Heilige Roomse Rijk. In die tijd was het door de politieke twisten zo erg geworden dat er in de Kerk drie pausen waren :Gregorius 12 te Rome, Benedictus 13 te Avignon, en Johannes 23 te Bologna.
Na drie jaren perikelen rond een nieuwe pausbenoeming kon men weer tot één enkele paus komen : Martinus 5. Deze beloofde aanvankelijk van de macht te delen met een concilie van bisschoppen, maar eigenlijk kwam niet veel terecht van deze en andere beloofde hervormingen.
Een bijzonder feit op het Concilie van Konstanz was ook de veroordeling van Jan Hus tot de brandstapel. Jan Hus was een belangrijk Boheems theoloog, die in het centrum van Praag vandaag een monument heeft. Deze Jan Hus was een leerling van John Wyclif en preekte al tien jaren lang tegen wantoestanden in de Kerk. Hij was vrijwillig naar Konstanz gekomen om zijn theorie openbaar te verdedigen , had de bescherming van de keizer gekregen, maar toch vloog hij dadelijk in t cachot wegens ketterij. Ondanks dat 250 prominenten uit Bohemen, Moravië, en Polen, hem steunden werd Jan Hus toch gedood en zijn asse werd in het water van het meer gegooid.
Voor de onderhandelingen over de machtsoverdracht van de drie pausen zwol het slaperige stadje Konstanz (waar 6.000 mensen woonden) gedurende de vier jaar van het concilie tot een bruisende metropool van 40.000 man. Konstanz werd toen bevolkt door marktkooplui, bedelaars, muzikanten, bakkers, goudsmeden, scribenten, geldwisselaars, straatmuzikanten, acrobaten, en prostituees. Deze menigte bediende 33 kardinalen, 5 patriarchen, 47 aartsbisschoppen, 238 bisschoppen, 749 professoren uit 37 universiteiten, 83 afgezanten van koningen en prinsen, 38 hertogen, 173 graven, 71 baronnen en meer dan 1.500 ridders.
Door het vele doorspoelen van de latrines op de damesafdeling ben ik al vroeg wakker. De meisjes met hun spleetoogjes zijn reeds actief en hun reistassen staan al op de gang. Ik verdwijn uit het bijgebouw. Om 7.05 u staat mijn fiets klaar om te vertrekken, met verse olie op de ketting.Ik kan nog net meeglippen met de groep van de Ostrovski Reizen om deel te nemen aan de eerste dienst van het ontbijt. Ik schuif aan in een rij tussen mensen die een absoluut onbegrijpelijke taal babbelen. Ik meen dat het Fins is. Tussen hen zie ik een aantal van die blondjes, die in ons land geverfd zijn, maar die daar in het Noorden nog natuurlijk zijn. Er zijn er bij in een geel trainingspak en op witte sportpantoffels. Zij bewegen sierlijk, lepelen als hongerige kippen fel in de grote kom cornflakes. Wanneer ik vast stel dat die meiden bijna niets meer aan mij overlaten, glimlach ik toch niet meer. Het karige buffet is van weinig kwaliteit. Met nog wat korstjes en wat boterhamworst op mijn bord, wring ik me ergens op een plaatsje tussen het vijftig koppig gezelschap. Ondertussen ben ik er zeker van dat er ook Zweden bij zijn. Plots komt de leider van de groep binnen, zegt iets, en drie minuten later zit ik er nog alleen want met grote haast is de bende vertrokken. Ik scharrel nog wat kaas en brood op dat op de tafels is blijven liggen, en vul één van mijn bidons met koffie en suiker, voor straks als ik tijdens mijn fietstocht zal stoppen. Er is nu veel volk in de gangen van de jeugdherberg. Ik loop tot bij de herbergvader en neem afscheid met een handdruk.
Via kleine wegen langs de Rijn vorder ik in de richting van Stein am Rhein. Zoals de vorige voormiddag,24 uren eerder, kom ik terug in een bos, in een Wald zoals hier genoemd. De bosweg is onverhard, mals en vochtig. Overal liggen hoopjes hout. Er zijn vele kruispunten zonder wegwijzer. Zelfs slim klein Duimke zou er de weg kwijt geraken. Het bos is onmetelijk.Bomen, vogels,schaduwen, zwammen en onkruid, en misschien ook wel wolven, kabouters, nimfen, boze heksen. Op een stil moment, tussen dunne beplanting, zie ik een grote ree. Het dier rent vlug weg met enkele sprongen. Hoe kunnen jagers zon een prachtig levend wezen doodschieten ?
Stilaan begin ik te denken dat dit bos identiek is aan dat van gisteren. Ben ik nu in een ander bos of ben ik terug in dat bos ? Ben ik door mis te rijden weer gekomen waar ik al eens was ?
Er moeten daar hallucinerende paddestoelen groeien, bosbloemen met gevaarlijke parfums, want tussen schaduw en licht stap ik van mijn fiets, wandel te voet verder terwijl ik diep de heerlijke frisse lucht inadem van dit bomenland. Dit bos is evenwaardig aan dat van gisteren. De bosgeesten brengen mijn brein in de war.Weldra kom ik nog Roodkapje tegen en word ik de Boze Wolf, ofvind ik het slapend Sneeuwwitje en word ik de Schone Prins.Of misschien, krijg ik weldra een plaatsje te Rheinau zoals die gekke Zwitser met de vele polshorloges. Ik blijf rechtdoor lopen, begin weer te fietsen na een felle slok nog lauwe koffie. Na een tijdje kom ik weer in de volle zon aan de bosrand en ik besluit van met bloot bovenlijf verder te rijden om wat te genieten van lucht en van zonnestralen. Wanneer ik mijn kledij onder de rekker op het bagagevlak boven mijn achterwiel wil plaatsen, zie ik dat er op mijn achterste band een gevaarlijke bobbel is. Binnen de kortste tijd gaat die openbarsten. Rap pfttt . wat wind uit die achterband verlossen alvorens de boel open ploft !
Stop.Ik leg de vier vierkante meters van het grondzeil van mijn tent open op het gras, neem alle fietstassen van mijn fiets, neem mijn achterwiel uit en dan begin ik rustig aan de reparatie. Ik verwissel de buitenband ; de Vredestein wordt een Schwalbe. Maar in volle zon heb ik eerst mezelf goed met olie ingesmeerd.Ik vertoon immers op deze elfde dag van mijn zwerftocht grote verschillen van huidskleur. Mijn gezicht, mijn armen, mijn benen zien er gezond bruin uit, maar de rest van mijn naaktheid is veel te blank geworden. Als een sater loop ik nabij dat Zwitserse bos een kwartier poedelnaakt rond om wat schoner bruin te worden.
Met het plaatsen van een nieuwe binnenband heb ik wat moeite. Ik stel vast dat ik niet minder dan 4 binnenbanden bij heb die ik moeilijk zal kunnen gebruiken bij een volgende bandbreuk. Daarom moet ik dus weer naar een fietsenwinkel voor verse binnenbanden. Wanneer ik na veel gesukkel weer een parate fiets heb, zie ik twee mountain bikers aangereden komen. Ik wip snel terug in mijn koersbroek. Zij lachen wat met mij. Zij menen dat zij nooit een probleem kunnen krijgen met hun sterke tweewielers van duur merk. Maar eens komt ook voor hen de pech en dan zullen zij ook wel moeten stilstaan en repareren. Ik geef mijn fiets nog een poetsbeurt en wel een tafeldoekje uit Tien Ping, niet gestolen maar uit verstrooidheid meegenomen. Met mijn slechte banden, het vuile doekje, boven op mijn stuurtas toer ik weldra weer. Bij het bereiken van het eerste dorp gooi ik dat weg in een vuilbak. Twee dorpen verder kan ik in een fietsenhandel een andere Schwalbe Marathon kopen, een nieuwe binnenband , alsook een binnenband Michelin 650 die ik mag ruilen voor een iets grotere binnenband, mits 2,50 FS bij te leggen.
Ik trek nu door het land van de boeren uit Zwitserland.
Gewoon langs de straat, zonder bewaking, voor een erf staanproducten uitgestald. Op een bordje staat er evenwel geschreven : Een dief loopt niet ver . Wie eieren, appels, peren, of aardappelen wil kopen, kan zich gewoon bedienen en zijn franken in een houten bak gooien. Dit is artisanale degelijkheid die werkt op basis van echte eerlijkheid .
Steckborn. Ik ga wat zitten op een bank aan de kade van de kleine haven. Heerlijk waait de wind over de Rijn. Dit is nu echt genieten van mijn vervroegd pensioen, een vakantie die nooit meer op houdt. Ik volg het fietspad dat me naar de Boden See brengt. Het wordt druk. Dit is een grote streek voor de toeristen en vooral voor zij die willen fietsen. Met allerlei moderne tweewielers, gewone, sportieve, hybride, fietsen duizenden rond dit meer. Jaarlijks is er een grote klassieke ritvoor de sportieve wielertoeristen gekend alsRund Um Boden See , maar eigenlijk toeren de wielen altijd in deze streek. Voor een kleine picknick moet ik 15,00FS neertellen. Ik fiets nog even tot wanneer ik een stil plekje vind waar vele bootjes liggen gemeerd. Windstilte. Niemand. Veel zon. Ontelbare meeuwen. Visjes in het water. Enkele eendjes. Prachtig.Schilderachtig. Ik maak enkele fotos van Olive Green am Boden See. Ik eet lekker roggebrood met een lookworst, spuitwater, gevolgd door yoghurt met bananensmaak. Nadien kuier ik rond op de boorden van het meer tussen de palen die zo typisch zijn langs deze grote wateroppervlakte. Wat later voel ik mij goed, vervolg mijn tocht, maar mijn geluk wordt bedorven door de vele autos, die storend en gevaarlijk de weg voor zich opeisen. Gelukkig komt er weer een onverharde wandelweg, die ik graag volg. Een bank lokt me, een Zwitserse bank. Het is een gewone houten bank op een grasveld met panoramisch zicht op het water, niet zon Zwitserse Instelling met zichtrekeningen, verzekeringen, beleggingen, aandelen, en zelfs buitenlands geld van dubieuze oorsprong. Een slaapje op die houten bank geeft me het gevoel een rijk man te zijn.
Gottlieben. Absoluut een punt waar de fietstoeristen en de fotografen samenkomen om kiekjes te nemen, zeker van het oude Hotel Drachenburg. Indien de goede God zou leven en liefhebben zou hij dit zeker graag doen te Gottlieben. Dit is een hogere heilige plaats verscholen tussen het riet op de oevers van een groot meer.De plaats Gottlieben stelt mooie boottochten voor. In de hemel is er de lekkere rijstpap met bruine suiker die wordt gegeten met gouden lepels. Te Gottlieben is er een heerlijke tas koffie, maar met daarbij ook Apfelstrudel en slagroom, een tussendoortje om nooit meer te vergeten. Ik twijfel niet meer, ook Gott liebt Apfelstrudel .
Ik vertrek weer. Wanneer ik een bezoekje breng aan een staketsel aan het water, ervaar ik dat de wind komt opzetten, golfjes vormt op de Boden See, en speelt met de lichte zeilboten die in de haven liggen. Een windstoot blaast plots mijn petje van mijn kop . Komt er hier storm of onweer?
Verder in de richting van Konstantz-Kreuzlingen. De grens tussen Duitsland en Zwitserland kronkelt hier wel op een eigenaardige manier. Ik ben plots weer in Duitsland en kan met DM betalen. In deze stad wil ik een Iraanse tapijthandelaar zoeken die ik vier jaren geleden ontmoette op een bruiloftsfeest in Virginia (USA). Ik zoek achter de naam Mashkouri in het grote telefoonboek, maarvind die naam niet terug. Ik zou deze mensen graag terugzien, maar ik had geen contact meer sedert vier jaren. Op het kerkhof zou ik ook het familiegraf van deze mensen willen bezoeken.Tijdens mijn rondrit in deze grensstad ontdek ik een winkel met specialiteiten uit Iran. Ik ga er wat kopen, een pot mixed pickels en een flesje extract van dille, een remedie tegen cholesterol. Ik probeer langs deze weg de Mashkouris te vinden, maar zonder resultaat. Slecht contact. Iraniërs zijn in de tijd van de ayatollahs voor mekaar op de vlucht, en wetenniets, en willen niets zeggen over andere landgenoten. Al wat zij blijkbaar kunnen en willen is geld verdienen in hun winkeltje. Ik rijd terug Zwitserland binnen waar ik postkaarten kan kopen met postzegel al opgedrukt. Ik verstuur deze kaarten naar vrienden en kennissen, en na wat optelwerk weet ik dat ik al bijna mijn plicht heb afgehandeld op dit gebied.Ik zie een boekenwinkel waar christelijke boeken kunnen gekocht worden. Maar het is me weldra duidelijk dat er een verschil is tussen christelijk en katholiek. De boekenwinkel is voor de protestanten, voor calvinisten en niet voor vrije denkers zoals ik. Het boek dat ik wens Auf die Spuren des Jakobpilger is er niet in deze Bijbelboetiek waar ik me bevind, want de oude pelgrimstochten naar Compostela beleefden hun gouden tijd lang voor de Reformatie.
Thurgau.Appenzellergebiet. Mooie boomgaarden waar de rode appeltjes reeds zichtbaar zijn. Maar ook op dat keurfruit wordt er veel giftgespoten. We roven dus nergens appeltjes.
Romanshorn. We vinden er de Jeugdherberg, naast de Kazerne van de Pompiers.Zij is groot.Het lijkt wel een kliniek. Maar er zijn slechts weinig gasten. Er is niets te eten, behalve dan wat koekjes en chips uit een automaat. Ik eet de mixed pickles van de Iraniër met restjes brood. Aan tafel maak ik kennis met een magere vrouw van zowat veertig jaren die beweert dokter te zijn van beroep.Zij komt net van onder de douche uit. Wat later komt ook haar teenager dochter opdagen, nog magerder dan haar mama. Zij maken een rit van drie dagen rond het meer, met gewone damesfietsen en bijna zonder bagage.Zij zijn zeer vermoeid, uren achter op hun programma.Zij hebben niets om te eten en wat meer is, zelfs geen muntstukken om iets uit de automaat te halen. Ik heb plots medelijden met hen,klink al mijn munten op de tafel uit, en nodig de jongste van de twee uit om zich naar believen te bedienen uit de machine. Wij hadden vanmiddag al goed gegeten beweert de mama. Ik knijp in haar arm en zeg aan die Fraulein dat ik vind dat zij wel nooit veel zal eten en dat zij daarom zo mager is. Als einde van dit gesprek maak ik hen nog duidelijk dat zij meer moeten eten om sterker te kunnen fietsen en omdat mannen en jongens toch wel liever vrouwen met wat meer vlees zien. Met een flauwe glimlach vertrekken zij dan naar hun slaapkamer.
Ik lig alléén op een slaapzaal met 18 bedden. Ik slaap in een nette propere slaapzak van de jeugdherberg. Ik heb mijn zware fietstassen wel langs een trap naar boven moeten brengen. Mijn naakte fiets staat alleen onder een afdak , in een kooi achter tralies, goed afgesloten.
Hotel Zur Waag en Restaurant Tien Ping horen samen. Na het ontbijt moet ik mijn technisch probleem oplossen : mijn voorband is nog altijd even plat als gisteren avond in de regen. De Schwalbe band is op één plaats doorgesleten door verkeerd contact met het remblokje, en zo ontplofte de binnenband die door de scheur kwam. Met een stukje rubber van een Vittoria Corsa tube (op zijn lange tochten heeft een echte toerfietser zoiets altijd bij) en wat tape verleng ik verder de levensduur van mijn buitenband. Het stoute remblokje wordt weer op de correcte plaats gedraaid. Een chirurg of een fietsenmaker zou het niet beter doen. Ik ben fier op mijn kunde en berg al mijn reparatiemateriaal terug weg in de voorziene doos. Ik betaal 132,50 FS en verlaat het hotel. In de ochtend, zonder schmink en gekleed in wollen trui en jeans, ziet de gastvrouw er veel minder uit als een Chinese maar zij blijft lief en wenst me een goede reis. Ik rijd maar 100 meter en dan stop ik al aan een fietsenhandel. Ik koop een Schwalbe buitenband en een propere bidon. Ik vraag ook of de Minoura pikkel waardoor ik mijn fiets kan laten rechtstaan niet kan worden vervangen. De Zwitser schroeft de pikkel af, probeert enkele andere pikkels die niet op mijn fiets passen. Hij wringt dan maar op zijn werkbank het aluminium van mijn Minoura terug recht. Het is wat beter maar toch niet goed, en mijn fiets zal blijven omvallen tijdens het parkeren. Adieu, Bad Zurzach, het was fijn hier te zijn.
Ik voel me goed, een beetje prettig gestoord, en fiets verder naar het Oosten. De Rijn ligt links van mij. Fietspad. Kiezelweg voor wandelaars. Asfaltweg. De nattigheid is reeds overal opgedroogd. Heerlijk rustige landschappen. Ongerepte natuur. Rond de middag fiets ik even Baden Wurtemberg binnen, in Duitsland. Na een antieken houten brug met dak bereik ik nadien Rheinau, zonder grenspost te zien, en daar ben ik in Zwitserland. Ik bezoek de prachtige barok kerk van de benedictijnen, brand een kaars en offer een cent, zoals mijn plicht van pelgrim dat vraagt. In die bekende abdij van Rheinau is er een centrum voor psychiatrie. Sedert lange tijd wonen daar in de stad, zoals te Geel in onze Kempen, gehandicapten tussen de plaatselijke normale mensen. In een superette bij een jonge Turk koop ik muesli en melk. Dit laatste in een lichte verpakking, zoals een pakje chips. Er zijn daar ook andere klanten. Terwijl ik buiten aan de deur de koele melk opslurp komen twee gekke mannetjes met een begeleidster snoep kopen. Een van die twee draagt op iedere voorarm vier mooie uurwerken. Dat is ongetwijfeld een gekke Zwitser.
We zijn nu niet ver meer van een belangrijk punt op onze weg naar Rome. We volgden de Maas, de Moezel, de Rijn, en komen nu aan te Schaffhausen om naar een wonder van de natuur te kijken : de watervallen van RHEINFALL, een fantastisch schouwspel. Onze landkaart is niet duidelijk. Het reliëf is nogal verward. Weldra kunnen we wegwijzers volgen. Wat later staan we tussen honderden ordinaire toeristen, dagjesmensen uit autobussen, oude madammen met handtassen, kinderen die ijsjes lekken. Dit is zoveel groter dan de Watervallen van Coo op de Amblève. Alhoewel mijn mond zich gedraagt als de muil van een hongerige jachthond, zal ik hier geen worst met brood, zuurkool, mosterd, kopen zoals de dikste Duitsers en Zwitsers hier wel doen. Met mijn blikje, mijn papier, kartonnen schoteltje, zullen de vuilbakken hier niet worden gevuld. Soms moet een pelgrim versterving doen, opzettelijk zich onthouden van aardse genoegens.
Ik durf mijn fiets niet achterlaten omdat daar een paar kerels nietsnuttend loslopen, die bekwaam zijn me te bestelen. Via een hangbrug kom ik in de burcht, en dan na het betalen van één enkele Zwitserse frank mag ik gaan kijken naar de watervallen.Ongewoon, schuimend, prachtig, om nooit te vergeten. Op dat ogenblik, na de regens van de vorige dag, kletsen 347 kubieke meters water per seconde naar beneden, 18 m lager. Het kostbare belangrijke water is vol energie, bruisend, krachtig. Dit is niet niks, maar wel Vadertje Rijn, de patriarch van de stromen in Europa. Dit is één van de meest gefotografeerde plaatsen in Europa. Ik koop daarom een weggooicamera en schiet enkele panoramische beelden. Ik koop ook twintig ansichtkaarten en zend er vijf naar familie.
Omdat de jeugdherberg nog gesloten is, en ik amper 51 km heb afgelegd, probeer ik niet van naast de watervallen te slapen, en na rustpauze en wandeling klim ik terug op mijn tweewieler. Maar dat gaat moeilijk. Mijn kuiten zijn stijf. Mijn hartslag vliegt fel omhoog na een korte klim. Ik loop dan maar wat naast mijn fiets en moet ervaren dat ik word uitgelachen door mensen die me observeren van uit een autobus. Ik ontdek een bord met het plan van Schaffhausen, oord met 33.000 inwoners, zie dat daar nog een andere jeugdherberg is, en volg de pijlen en de plaatjes met het huisje hopende van de voorzieningen te vinden die de lidkaart van trekker me beloven. Uit het Rijndal, weer omhoog, tot aan eenvilla, die wat aan verwaarlozing lijdt, en er wat spookachting uit ziet. Op een plaats waar dozijnen fietsen liggen en staan, stop ik Olive Green onder het grondzeil van mijn tent weg nadat ik haarheb vastgeketend met de stalen kabel die ik daarvoor meedraag. Ik gooi er zelfs nog wat kartonnen boven op. De herbergvader vindt het een eer voor hem dat er zo iemand als ik ook bij hem komt overnachten. Ik krijg een plaats in een bijgebouw. Ik neem een douche. Ik wil mijn groen Lacoste hemdje aantrekken. Het is onvindbaar. Ik ben het kwijt . Verlies of diefstal ?Laten we er niet over piekeren. Ik moet de kamer delen met twee andere personen. Zij zijn voorlopig afwezig.
Tijdens mijn verkenningsronde van de jeugdherberg ontdek ik dat onder het bijgebouw een grote en vooral diepe kelder ligt. Er wordt daar op vier tafels gepingpongd. De trap daalt steil naar beneden. Zal ik eens tegen die spelers gaan tonen dat ik een pingponger ben uit het land van de Grote Jean-Mi ?
Ach, ouwe man, met je stijve benen, wil je dan toch altijd nog maar doorgaan met dat pingpongspel, ook hier nog ?
Na deze bekoring vertrek ik uit de jeugdherberg, voor een flinke wandeling naar het centrum van de stad. Met mijn nieuwe telefoonkaart kan ik na enkele pogingen in lijn komen met mijn oudste dochter. Wat is de hedendaagse techniek toch praktisch !
Ik wil dat zij thuis altijd goed opschrijven, waar en wanneer ik me ergens bevind. Moest ik op een dag verdwijnen, kan ik misschien toch nog worden terug gevonden .
Door de verkeersvrije voetgangerszone loop ik tussen stijlvolle winkels, reeds gesloten op dit uur. De rijk versierde voorgevels met erkersen de prachtige fonteinen fleuren het stadsbeeld van de binnenstad van Schaffhausen op. Iedere fontein is eigenlijk een monument, een aandenken aan een weldoener, een artiest, een historische figuur van de stad. Water. De Rijn, waarop riviertochten die de moeite waard zijn, is niet ver. Indien de man die mijn vader was hier had gewoond in plaats van in dat dorp aan de Molenbeek van ons, dan had ook hij voorzeker zijn fontein gekregen, omwille van verdiensten, liefde, trouw, inzet voor water. Terwijl de spuwers spuiten en de druppels vallen, op een kunstwerk zou hier dan ook staan :
Herr Theo Tag von Lenkes (1916- 1973) -Hij zocht en vond het koude water waarin hij zijn volk leerde schoolslag schwimmen
Mijn interesse voor eethuisjes en restaurants verhoogt met de minuut tijdens dit zwerftochtje. Even betrap ik mezelf een stap voorwaarts te maken in de richting van de McDonalds. Zon hamburgerzaak duikt in iedere moderne stad wel ergens op.
Stap terug. Een wielrijder moet beter eten, beste man !
Tien minuten later stap ik in een eetgelegenheid binnen. Daar moet het goed zijn vermits er veel volk zit. De ober die me een plaats aanduidt, is een merkwaardig lange en fijne man, een halfbloed. Hij beweegt zich snel tussen de tafels. Hij draagt een brede lederen gordel, met geldtas en tas met bestelbons. Het lijkt wel een cowboy met aan iedere heup schietijzers. Zijn collega is ook van eenkoffiekleurig ras. Deze brasserie is modern ingericht, in de stijl van de XXIste eeuw. De bestellingen naar de keuken en de afrekeningen gebeuren met aangepaste computer. Alhoewel publiciteit op de spiegels duidelijk halve liters witbier van het vat aanbeveelt, is dat vat Heute Abendleeg en zal ik dus maar pils moeten drinken, in een grote pint met een oor. Het wordt toch een stijlvol avondeten, want op mijn zeer groot bord komen diverse hamsoorten, tomaat en salade. Dit is dan de vermaardeSchaffhausens Teller .Bitte noch ein Pils Herr Ober !
Het is al wat later op de avond en ik wandel langs de schilderachtige binnenpleinen van Schaffhausen by Night. In een tankstation dat op een supermarkt gelijkt en steeds open blijft bei Tag und bei Nachtkoop ik een magnum, omdat ik vergeten had een dessert te bestellen in de brasserie. Ik lek die langzaam op terwijl ik aan de vitrine van een fietsenwinkel naar de fonkelende mountainbikes blijf kijken. Ik zie voor het eerst in mijn leven een volautomatische winkel. Grote lichten lokken de consument. De 85 meest verkochte producten uit de kleine detailhandel kunnen hier elektronisch vlug uit de grote machine worden gehaald, na inworp van de gepaste muntstukken. In mijn jeugd was de veelkleurige kauwgompot en de jukebox, voor één of voor vijf frank, nog het toppunt van de vlugge distributie. Later zag ik hoe het automatische bankieren mijn job van bediende kwam veranderen en bedreigen. Weldra kunnen dus ook een aantal winkeljuffers met vervroegd pensioen. Zullen zij op de dop staan en blijven, worden zij afgevoerd en gerecycleerd, worden zij omgeschoold tot werksters in de erotische industrie misschien ?
Een groep jongeren slentert me voorbij. Zij zijn met zeven van een bruine soort uit India, Tamils of Sikhs, die nu ook te Sint-Truidenrondlopen, werken en kindjes maken. In bende voelen zij zich sterk. Spoorwegstation. Tunnel. Overdekte winkelstraat. In een hoek, nabij publieke toiletten, brandt een kaars op de vloer. Er liggen ook bloemen en een kruisbeeld . Op de muur zijn enkele papieren geplakt.Ik lees :
Hier stierf mijn zoon aan drugs, 28 jaar was hij.
Prohybidol heeft hij geslikt. Gedurende negen uren liet men hemliggen in het WC van de dames en niemand stak een hand uit !
Er lopen daar nog jongeren rond, in kliekjes, blijkbaar ook handelend en gebruikend, en voor wat SF zich verkopend aan anderen, aan ouderen, die daar ook rondslenteren. Een jonge kerel,gelijkend op Bob Dylan, die wat gitaar speelt, ligt daar aan de ingang van een gesloten winkel. Hij is volledig in zwart leder gekleed, en draagt op deze zomeravond wollen handschoenen waarvan de vingers en duimen werden afgesneden.
Dat is wel een speciale.Is hij een dealer ?Is hij een voorbeeld ?
Ik voel me plots niet meer op mijn gemak in zon omgeving.
Dan maar met vlugge stap terug naar het International Youth Hostel of Schaffhausen. Mijn kamergenoten zijn al goed aan het slapen. Er is nu veel volk bijgekomen. Er staan meerdere wagens en een grote autobus van de Ostrovski Reizen en nog een Bus Zonder Naam. De naburige kamers zijn overbevolkt . Ik ben verwonderd dat er veel Aziatische jonge vrouwen in pyjama rondlopen. Mijn bed heeft een verdieping, maar niemand slaapt boven me. Zo mag ik het kussen en het deken gebruiken van dat andere bed.
Een man met een gerust geweten zoals ik slaapt dan ook in deze omstandigheden vlug in, met alle bagage achter slot en grendel in de volgepropte kast naast hem.Goede nacht.
Dames en Heren, De Koningin, ikzelf en gans onze familie wensen u allen aangename kerst- en nieuwjaarsfeesten. Het zijn geschikte momenten om op het afgelopen jaar terug te blikken, en goede wensen te bieden voor 2009. Ons land is door een nieuwe politieke crisis getroffen die haar oorsprong neemt in de internationale financiële crisis, en haar gerechtelijke gevolgen in België. Ik hoop echt dat het verantwoordelijkheidsgevoel van iedereen ertoe zal leiden snel een nieuwe regering samen te stellen, die efficiënt de economische, sociale en financiële uitdagingen die ons land dringend moet bestrijden, verder kan aanpakken, en de nodige hervorming van onze Staat zal vooruithelpen.
Met U wou ik nu enkele gedachten delen over die internationale financiële crisis, en over onze institutionele moeilijkheden.
België is, net als de hele wereld, getroffen door de zwaarste financiële crisis sinds de jaren 30. Deze nam haar aanvang ingevolge de ontwikkeling van ongecontroleerde financiële producten, verbonden aan risicovolle hypothecaire leningen in de Verenigde Staten. Ze waren zo ingewikkeld en gesofistikeerd dat een meerderheid van financiële verantwoordelijken ze niet meer op hun juiste waarde konden inschatten. Die zogenaamde giftige producten werden toch op de markt gebracht. Ze werden door financiële instellingen, overal ter wereld aangekocht met het oog op steeds grotere winstmarges.
Met de financiële ineenstorting voor ogen, en na een eerste reflex van ieder voor zich, hebben de Europese overheden en de internationale verantwoordelijken spoedig stelling ingenomen door drastische maatregelen af te kondigen om het vertrouwen terug te brengen. De gevolgen van deze crisis voor de economie zijn ernstig en zorgwekkend. Onze overheden stellen alles in het werk om haar negatieve impact te beperken, in het bijzonder op de werkgelegenheid. Op dat vlak zijn onderwijs en technische opleiding uiterst belangrijk. Vanzelfsprekend zullen ook de sociale partners een essentiële rol vervullen. Uit die financiële crisis moeten we ook lessen trekken om ervoor te zorgen dat ze nooit meer opnieuw voorkomt. Op dat vlak lijkt het me noodzakelijk dat alle financiële producten aan een efficiënte controle worden onderworpen, en dat een onafhankelijk Europees regulerend organisme wordt opgericht. We mogen niet hervallen in het ieder voor zich. Laat ons ook deze crisis benutten om nieuwe vormen van gezamenlijk optreden tot stand te brengen, zowel op Europees als op wereldvlak, zoals dat trouwens gebeurde op de Conferentie van Bretton Woodsin 1944. Het is toch zo dat het financiewezen ten dienste van de economie moet staan, en de economie ten nutte van de mens. Ten slotte heeft deze crisis, reusachtige financiële middelen gemobiliseerd in de ontwikkelde landen, maar we kunnen ook niet nalaten de zwakstenonder ons en in de derde wereld, de nodige bescherming te bieden. Inderdaad, hoewel zij geen verantwoordelijkheid dragen voor deze crisis, toch lopen ze het risico bij de eerste slachtoffers te zijn.
Nu zou ik het willen hebben over die andere crisis die we dit jaar beleefden. U weet allen dat het om de hervorming van onze Staat gaat. De politieke spanningen waren groot, maar ik verheug er mij oprecht over dat een interinstitutionele dialoog werd ingezet. Zoals de bemiddelaars beklemtoonden gaat het om de aanvang van 'ernstige en geloofwaardige onderhandelingen die moeten resulteren in een grondige en evenwichtige staatshervorming. De bemiddelaars voegden daaraan toe dat die hervorming moet leiden, en ik citeer: 'tot een verder uitbalanceren van het institutioneel zwaartepunt, namelijk door meer autonomie, bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan de gefedereerde entiteiten toe te kennen, zonder de interpersonele solidariteit ter discussie te stellen.' Einde citaat.
Ik hoop echt dat, ondanks de moeilijkheden, die werkzaamheden zullen worden voortgezet in een constructieve geest en met de onontbeerlijke discretie. Het gaat om een essentiële aangelegenheid zowel voor ons land als voor het welzijn van iedereen. Maar het is ook een zaak van belang voor anderen in de wereld. Zo ben ik getroffen geweest door een verklaring van Mevrouw Ingrid Betancourttijdens haar verblijf in België. Ze verklaarde aan Belgische journalisten, en ik citeer: 'Ik ben overtuigd dat uw edelmoedigheid stoelt op het feit dat in België altijd twee culturen hebben samengeleefd die het, ondanks verschillen, met elkaar konden vinden. Dat is het wat de wereld nodig heeft. Er is te veel onverdraagzaamheid, de weg van de minste weerstand wordt te dikwijls gevolgd. Men vindt maar al te vaak dat ieder op zichzelf zou kunnen leven. Dat is te gemakkelijk'. Einde citaat.
Om te besluiten zou ik in de naam van u allen, onze militairen willen groeten die nu Kerstmis en Nieuwjaar vieren ver van huis. Ze bevinden zich in Kosovo, Libanon, Afghanistan en in Afrika. Zij werken daar voor vrede en wij bewonderen ze. Ik groet ook zeer hartelijk hun families die hier te lande blijven.
Ten slotte dank ik alle personen die edelmoedig samenwerken met kwetsbare groepen bij ons, of met de bevolkingen in de derde wereld. Ook zij ijveren voor een betere samenleving. Tijdens ons Staatsbezoek aan India waren we blij er enkele te kunnen ontmoeten, namelijk Zuster Jeanne Devos en Mevrouw Claire Vellut.
In de hoop dat de financiële, economische en institutionele crisissen, elk ten beste, en zo snel mogelijk zullen worden opgelost, wensen de Koningin, ikzelf en gans onze familie u allen een gelukkig 2009 !
Na het ontwaken maak ik kennis met mijn buurvrouwtje op de natte camping. Haar minuscuul tentje was me opgevallen, maar enig geluid of beweging had ik van haar nog niet gemerkt. Terwijl van haar kant zij beweert dat ik wel een felle snurker ben. Zij is een Hollandse. Op iedere camping tussen Trondheim en Patagonië kan men tijdens de zomermaanden onze taalgenoten terugvinden. Kort grijzend haar, 61 jaar jong, verpleegster op pensioen, nooit getrouwd geweest, woonplaats Lobith waar de Rijn nabij Kleve van uit Duitsland in Nederland binnen komt. Zij vertelt het me allemaal, want zij vindt het leuk me te ontmoeten.
Wanneer ik vertel dat ik een pelgrim ben en al Kevelaer en Xanten heb bezocht, dan voel ik dat ik bij haar goed scoor .
Ben je echt een pelgrim ? vraagt zij ontroerd.
Zeker ! antwoord ik wijzend naar de tinnen schelp die mijn stuurtas siert. Ik wil 40 dagen onderweg zijn, naar Rome fietsen waar alle wegen heen lopen.
Ik ben ook een pelgrim.zegt zij.
Van onder haar trui , waar normaal vrouwenborsten zouden moeten zijn, haalt zij een houten kruis te voorschijn .
Hier hangt mijn levensverhaal aan vast begint zij te vertellen.
Maar weldra onderbreek ik haar brutaal omdat ik niet zo gelovig ben. Ik ben nog steeds op zoek naar de waarheid. Zij vindt mijn positie aanvaardbaar en stopt daarom met haar preek. Ondertussen stelde ik vast dat zij een mooie glimlach heeft. Ik begin te denken dat het een non is die op haar Hollandse fiets uit een klooster is gevlucht en die nu toch wel een man zou willen. Op zon camping komen soms rare mensen mekaar tegen.
Ik hoop dat de waarheid je onderweg tegen komt vervolgt zijmet een zilveren stem.Ik kom nu te weten dat zij in de lente te voet op weg was naar Florence, maar moest opgeven door pijnen in de Achilles pees, en na verplichte rust is zij weer opnieuw van thuis vertrokken, maar dan wel met haar fiets om toch maar haar reis van dat jaar af te maken. Zij wil ook te Rome geraken, maar wellicht per trein, om meer te weten te komen over Saint Benoît-Joseph Labre, een pelgrim uit voorbije tijd, een heilige van wie het voorbeeld haar inspireert. Ik noteer die naam, want ik hoorde nog nooit van die merkwaardige man. Een uur gaat zo voorbij. Wij praten terwijl de zonnestralen onze tentzeilen drogen. Opeens plaatst zij al wat zij bij heeft, en dat is veel minder dan ik, op haar fietsen als een ekster vliegt zij weg , maar toch zegt zij nog lief tegen mij Tot ziens in Schaffhausen als ons lot het zo beslist ! .
Ik voel me toch niet zo fit. Daarom laat ik mijn was verder drogen in de zon. Ik loop wat rond en koop een fles tafelbier van een halve liter, maar als ontbijt smaakt dat helemaal niet. Ik ga eens naar het zwembad zien, gelegen nabij de Rijn. Als oudste zoon van Fille van Lenkes, de grote zwemmer uit Walshoutem, zou ik toch enkele badlengten schoolslag moeten laten zien. Maar na de regenval van vorige avond heeft het koude water een bizar reukje. Er is daar geen levende ziel en ik waag het niet van alleen te gaan zwemmen, want met dat bier in mijn buik voel ik me niet goed.
Het is elf uur wanneer ik vertrek uit Möhlin. Ik volg de fietsroute die werd uitgetekend op een groot bord door de Regionale Dienst voor Toerisme, maar weldra rijd ik ongewild anders en ik kom in een bos. Ik zie vele vogels, een hertje, nadien een groter hert, en overal zijn er mooie hopen hout opgestapeld. Langzaam en zonder enig geluid te maken vorder in de richting van het Oosten. De bosweg is onverhard. Er zijn vele zijwegen en kruispunten die me twijfel brengen, maar tussen de dennen is er geen wind en ruikt het heerlijk en gezond. Eindelijk kom ik uit dat grote bos en dan zie ik een dame en een grote hond. Ik vraag de weg naar het volgende dorp. Grote propere Zwitserse huizen zien mij naderen. Ik ben moe en heb grote honger. Daarom glimlach ik uiteraard bij het zien van een Gasthaus. Ik bestel voor 18,80 SF het menu van de dag. Het eten staat snel voor me. Tomatensoep, vleesbrood, spinazie,gebraden aardappelen, Sprüdelwasser. Ik blijf er niet te lang, omdat ik nog maar weinig weg heb afgelegd. Mijn vol buikje verlangt echter dat ik nog wat ga zitten in de zon op een bank op het plein met bloemen nabij het postkantoor. Kleine hagedissen ritselen er overal rond. Hun spel krijgt mijn aandacht.
14.00 u.De dorpsklok luidt. Einde van de middagrust.Wagens, grasmaaiers, winkels, pompen, kantoren, boeren, nemen een nieuwe start. Dit kan zo alléén maar Zwitserland zijn, omdat alles daar zo goed op tijd en foutloos gaat, met precisie. Wel, ik voel me even beschaamd omdat ik zit te niksen, te bruinen, te luieren, terwijl iedereen in dit dorp schoon terug aan de arbeid begint. Daarom wil ik terug kilometers malen. Soms kom ik vlak tegen de grens met Duitsland en merk ik de Douanepost op. Vermits mijn pedaalslag slecht gaat, neem ik de klim naar Brugg niet, doch ik verkies van in de vallei van Vadertje Rijn te blijven. Een mooi fietspad bewijst dat dit de goede keuze was. Dit is het Land van Aargau. De naam Gippingen is me bekend uit de wielersport. Ik kom voorbij een internationaal bedrijf voor sporttrofeeën, pins, medailles, hebbedingetjes en curiosa. Na deze stad zie ik vele vogels wanneer ik aan een stuwmeer kom.
Er loert evenwel gevaar op me. De jeugd schijnt hier dol te zijn op rollerskating. Ik kan meermaals nauwelijks ontsnappen aan een botsing op het fietspad dat ik moet delen met deze nogal wilde andere sportievelingen. Aan een Manege met Restaurant stop ik om te kijken naar de paarden. Ik bewonder de fotogenieke Hafligers met hun prachtige blonde manen. Regen wordt nu mijn zegen. Op de brug over de Aau haal ik mijn regenjas en petje uit mijn fietstassen. Aan een winkel schuil ik wat, vooral omdat ik moet rijden tussen autos en vrachtwagens en dat vraagt in de regen te veel concentratie en stuurmanschap. Ik voorzie me terug van proviand. Zal ik verder rijden in de regen of zoek ik reeds op dit uur en in deze stad een hotel ?In een eerste hotel vind ik het te duur, en in een tweede staat nog wel Hotel op de voorkant maar er wordt alleen nog bier en schnaps geschonken aan kerels die op dit uur al goed zat zijn. Ondertussen ben ik helemaal nat, door eigen zweet nog meer dan van de vallende regen. Ik zal me toch eens een betere regenjas van Goretex of van Agu moeten kopen met verluchting. In mijn Adidas windjak fiets ik nu keihard door in de heuvels buiten de stad, onder een hemel zwaar en zwart gevuld met regenwolken. Het water druipt van me af. Ik steek mijn tong uit en ik kan zo zelfs drinken. Ik de regen groei ik altijd als wielrijder en word ik flandrien. Nach Bad Zurzach müss ich pedaleren, nog 4 km, waarvan de helft hard omhoog tussen wijngaarden. Met mijn klein verzet toon ik dat ik uit het goede hout( uit Walshoutem ) ben gesneden waaruit grote klimmers komen. Bijna boven. Op de tanden bijten, in de regen.
Plots valt mijn blik op een monument voor een slachtoffer van het verkeer : een altijd brandend lichtje, bloemen, een kruis. Zon dode was altijd iemands zoon of iemands dochter, iemands echtgenoot, verloofde, vader, broer, . Ik kijk even eerbiedig maar verminder mijn inspanning niet. God hebbe zijn of haar ziel murmel ik toch even tussen mijn lippen, en ik voeg er voor mezelf bij Pelgrim, pas maar op ! .
Ja, er is dikwijls gevaar op de weg. Ik bereik uiteindelijk de top en berg mijn 28 X 24 verzetje terug op. Wat uitblazen kan nu, benen terug relax gedurende enkele seconden, hartslag langzamer. Mijn vaart neemt vlug weer toe op het natte wegdek. Mijn zware Olive Green rolt zich bergaf en de teller wijst al 50 km/u. Ik begin voorzichtig wat te remmen. Opeens Psst Patch !
Mijn voorwiel zwalpt, slingert, en ik heb met mijn velg contact met het glibberige asfalt. Ik blijf echter meester over de situatie. De chauffeurs van twee voorbijstekende wagens zien wat er aan het gebeuren is. Zij remmen, zwenken naar het midden van de steenweg.Mijn rechtervoet schuurt over het wegdek om de remblokjes te helpen. Mijn fiets was evenwichtig geladen. Ik was niet in paniek. Weldra sta ik daar stil naast de weg, in de motregen, en het is er donker door de hoge dennen en de grijze wolken die het zonlicht weghouden. Er is geen lucht meer in mijn voorste band. Aan een erge valpartij ben ik gelukkig ontsnapt.
Mijn natte schoenen brengen me verder tot aan de eerste muren van Bad Zurzach, een onbewoonde schuur, een verlaten zagerij. Ik krijg het koud door de nattigheid en na die plotse felle emotie.
In zulke omstandigheden is het onmogelijk een binnenband te wisselen. Er is ook een scheur in mijn buitenband. Dan maar verder te voet op zoek naar een droge plaats. Beweging zal me warm houden. Ik voel me gelukkig omdat ik niet gewond ben.
Zo stap ik verder. Na ongeveer 1 km krijg ik te zien dat ik niet arriveer in een boerendorp, maar dat Bad Zurzach een plaats is met toerisme. In een eerste Gasthof zijn geen bedden, maar zij verwijzen me verder naar Tien Ping, een Chinees Restaurant waar ook kamers zijn.Het is nog maar 300 m. Ik krijg echter de klop van de man met de hamer en strompel verder tot aan een zwart bord waarop staat in witte letters: Hotel heute geöffnet .
Ik kom terecht in een schoon Chinees interieur met draken, papieren lampions en grote vazen. Zullen zij zon natte fietser met vuile armen en benen, zon barbaarse reus met regen die nog uit zijn baard druipt, wel willen aanvaarden?
Ik ben welkom voor een kamer, avondeten, ontbijt. Maar ik moet wel terug naar buiten en dan langs een poortje aan de achterkant van het hotel terug binnen, met mijn fiets en met mijn natte bagage. Weldra sta ik op een binnenkoer met een prachtige houten trap die naar de kamers leidt. Droom ik ? Dit is echt The Inn of the Seventh Happinessuit die schone film met Ingrid Bergmann.
Ben ik ook dood zoals die van het lichtje, de bloemen, het kruis, en hebben zij mij en mijn fiets doodgereden ? Is dit de mooie dood van een fietser die ik voor mezelf heb gevonden?Ben ik nu in de Hemel , het Vagevuur, of de Hel ?
Onder het dampende water van de douche komt mijn brein terug in normale toestand. Ik daal af naar het restaurant. De gastvrouw heeft spleetogen die blij lachen omdat ik proper gekleed ben in jeans en zwart-wit zomerhemdje, en omdat ik niet op een SF kijk om goed te tafelen.
Ik heb het toch wel verdiend vandaag! .
Foto van pelgrim Benoît-Joseph Labre (1748- 1783). Niet te verwarren met wielerkampioen François Faber(1887- 1915).
De vroege autos maken mij wakker. Ik ruim mijn kampplaats op en verdwijn snel uit het vochtige gras. Nu zie ik nog veel meer slakken en dat is een teken dat de grond er niet giftig is. Ik blijf in de kledij waarin ik heb geslapen. Bij het uitrijden van het nog slapend dorp ontdek ik de naam van deze plaats waar ik overnacht heb : Berentzwiller. Het is nog geen zeven uur wanneer ik al Folgensbourg bereik waar Remy Stempflin burgemeester is. Dit is een juweel van een dorp, met grote chalets, veel kleurrijke bloembakken, propere straten. Ik stop er omte kijken naar bossen en wolken, een prachtig panorama in de opkomende zon. Dit heet Balcon de Sundgau. In zie ook reeds Bazel en ik ben blij want ik ben nu dicht bij Zwitserland. Na een scherpe duik kom ik in het laatste dorp van de Elzas en van Frankrijk. Op een pleintje spuwt een bron water in een grote wasbak. Royaal en fris stroomt deze rijkdom. Ik trek al mijn kleren uit, behalve dan mijn onderbroek, en ik zeep me goed in: kop, nek, armen, borst, buik, benen en voeten. Het koude water pept mij geweldig op. Ik heb nog maar twintig seconden mijn verse koersbroek met bretels aan en ben met een tweede propere handdoek mijn kop aan het droogwrijven als daar een dame voorbij stapt. Zij loopt zo vroeg al op hoge hakken. Het is zeker geen vers grietje meer, doch haar houding en blonde haren laten vermoeden dat zij tijdens de voorbije veertigjaren vele mannen bijbels heeft gekend.Enkele minuten komt zij terug in omgekeerde richting met vers brood in een papieren zak. Zij stapt kordaat in mijn richting en blijft staan bij de waterbak. Zij begint een praatje. Maar haar dialect klinkt vreemd in mijn oren, zij bazelt in de streektaal van Bazel en dat is voor mij niks compris. Gelukkig schakelt zij over naar Frans met een Duits accent. Zij stottert dat het toch geweldig moet zijn een man van zon warme natuur te wezen die zich moet afkoelen met fris water. Terwijl zij als vrouw op een vochtige ochtend als vandaag koude rillingen doorstaat. Compris ? Moet ik nu inpikken, zeggen dat ik graag in haar keuken een warme koffie zou willen drinken met een vers sneetje brood. De nomade, de pelgrim met de baard, op het pleintje is niet alert genoeg en wat doof, blind om te weten wat zij probeert. Zij loopt dus door en draagt haar papieren zak, en ik en mijn fiets blijven aan de waterbak staan. Ik ontweek deze vroege valkuil.
In het laatste winkeltje voor de grens spendeer ik nog vlug al mijn Franse geldstukken. Ik koop brood, paté, water en fruitsap. Aan de douane moet ik wat wachten en honger doet mij in het brood bijten. Ik mag Zwitserland binnen.Een boogscheut verder stop ik en ga op mijn kont zitten op de grond van Helvetia, het rijkste, het properste, het mooiste land, het land van Ferdi Kubler. Na zeven dagen heb ik 671 km afgelegd. Bravo. Ik fiets Bazel binnen. Deze grote stad is voorzien op Komen en Gaan . Bazel is sedert eeuwen het kruispunt waar Frankrijk, Zwitserland, Duitsland, samenkomen. De Rijn is er belangrijk, vormt er een rechte hoek. Op een terrasje gebruik ik nu Zwitserse franken voor twee tassen koffie. Bazel is zeer fietsvriendelijk. Zelfs een vreemdeling vindt er gemakkelijk zijn plaats in het verkeer. Alhoewel s maandags hetsluitingsdag is, bezoek ik omgeving van het museum. Ik vind er een overdekte rustplaats waar ik mijn fiets veilig kan stallen. Stilaan geraak ik gewend aan de Zwitserse kleuren, de geluiden, de verschillen van dit andere land. Uit een automaat kan ik postzegels halen, en ik besluit van een brief te schrijven naar de Symoens uit Gistel, André en Simonne die mij inspireerden. Vanaf Bazel zal ik niet langer met mijn fiets de paden volgen die zij te voet hadden bewandeld met hun Peace mobiel.
Te Bazel wil ik het graf van Erasmus zoeken, de monnik, filosoof, humanist, schrijver van Lof der Zotheid en andere belangrijke bladzijden zoals de bestseller Adagia. Die beroemde man werd geboren als onwettelijk kind van een priester en zijn meid, maar bracht het tot raadgever van Keizer Karel. Desiderius Erasmus die Latijn sprak en schreef,is in Europa bekend als één van de grote denkers van zijn tijd. Hij verbleef o.m. te Antwerpen, Brugge, Leuven, Mechelen,Anderlecht, maar stierf waar zijn boeken werden gedrukt, te Bazel op 12 juli 1536 en ligt er nog altijd in de munsterkerk. Het drukke verkeer en de witte lijnen waartussen de fietsers moeten blijven brengen mij echter aan de wateren van de Rijn, de heilige stroom van de Germanen. Verblind door zijn macht en zijn schoonheid, vergeet ik alles. Wat later, wanneer ik in een groene omgeving kom, vind ik in een park een gebouw met publieke toiletten die 100 % hygiënisch zijn. Zwitserland is dus wel degelijk een proper land. Ik geniet er de nodige tijd van een gratis zitplaats.Wat verder gebruik ik het water van een fontein om er een T-shirt te wassen. Ik waste met zeep en twee minuten later stel ik vast dat er schuim komt uit de spuwer die het water brengt. Maar, neen, het is noch bronwater noch leidingwater maar gewoon altijd hetzelfde water dat door een pomp circuleert. Het is schoon voor het oog, maar eigenlijk vals, en na mijn wasje is dat water gedeeltelijk zeepwater met bubbels geworden. Ik fiets stroomopwaarts, langs de haven van Bazel. Er heerst daar een enorme bedrijvigheid. Rond het middaguur kwelt honger me.
Zoals in het lied In het kleine café aan de Haven ligt er een plaats om te zijn en wat te blijven. Daarom moet mijn fiets tegen de kant. Een vrouw met Indisch uiterlijk zorgt er dat de bezoekers hun natje en ook hun droogje kunnen bekomen. Drie minuten nadat ik plaats nam in open lucht aan een tafeltje heb ik een pint met één liter bier voor mij staan. Opgediend in een leuk korfje is het kip cordon bleu met brood dat bijna iedereen daar aan het opknabbelen is. Dus, dat is het wat natuurlijk ook ik bestel. Ik kijk wat rond en stel vast dat het caféwordt bezocht door stoere kerels.Snorren. Motorfietsen. Tatoeages. De dienster is de zachte moeder van twee kleine meisjes die in een hoek bezig zijn met papier en kleurpotloden. Een kerel in lederen jekker zit aan de toog. Hij praat Engels en probeert altijd maar weer een gesprek op gangbrengen met de Indische dienster. Deze loopt van tafel tot tafel, van de keuken naar achter de toog, en soms ook nog naar de kelder,naar de toiletten, naar ergens achter een deur waarop Privat staat. Die kerel is een echte lastpost. Maar toch lijkt het of die mooie jonge vrouw hem graag ziet of heeft gezien. Ondanks dat zij hard werkt, blijft zij af en toe toch nog bij hem staan en verspilt zij haar tijd. Ik ben er zeker van dat in de keuken een vrouw of een zwakkeling staat, want moest daar een sterke vent of een baas aanwezig zijn dan zou die zeker de kerel aan de toog verjagen. Ik volg onopgemerkt alles wat daar gebeurt, blijf doorgaan met stukken kip knabbelen en bier slikken, en het al of niet koppel beseft niet dat ik spioneer. De dienster wijst finaal het voorstel van de kerel af. Zij legt hem uit dat voor haar de kinderen die zij heeft het belangrijkste is en dat in het kleine café aan de haven het voor hen goed genoeg is. Ik denk dat zij gelijk heeft. Opeens staat de kerel op, aanvaardt zijn nederlaag, en verdwijnt met zijn auto, wellicht met een gebroken hart.
Ik zal nu de grote GR volgen, het trekkerspad langs de Rijn, tot aan de Boden See. Het pad voor voetgangers is erg smal, soms met trappen, en ook gevaarlijk door de wortels, de gaten, de stenen. Dit is een echt avontuur. Maar de afgelegde weg blijft aan de kleine kant. Na een uur heb ik er genoeg van.Daarom stuur ik Olive weer naar de hoofdweg, beter om snelheid te maken, maar gevaarlijker door druk verkeer. Wanneer ik de weg oversteekom Leckerlis te gaan kopen, moet ik teveel risico nemen. Zich om enkele koekjes laten doodrijden zou toch dom zijn, en ik kocht dan zelfs niet van die lekkernij uit Bazel. Te duur en te groot pak. Ik kwam de winkel buiten met twee doodgewone wafels.
Rheinfelden. Eens een Romeinse stad. Autovrij. Prachtig !
In een papierwinkel koop ik ansichtkaarten, maak ik een dubbel op de kopieermachine. Daarna rust ik, geniet van de schoonheid van de Rijn, en ik supporter een lijnvisser. Deze man is een Italiaan, maar hij spreekt graag een woordje Frans. Hij kwam uit de streek van het GardaMeer, en dit brengt mij op de gedachte dat ik nog een week moet rijden om ook daar te komen. Mijn route verloopt vervolgens in zigzags , soms langs de Rijn en dan weer het binnenland in. Wanneer ik een wegwijzer naar Möhlin zie, waar een camping met zwembad is, besluit ik van het in die richting te wagen. Omdat niemand op het bureel aan de ingang zit, rijd ik maar zelf op zoek naar een plaats voor mijn tent. Opeen groot middenplein is het voorzien voor kleine tenten. Daar parkeer ik Olive Green. Mijn iglo staat vlug recht, want nu ben ik al wat handiger in het monteren van mijn tijdelijke woning. Opeens staat daar een vrouw voor me. Zij stelt zich voor als de uitbaatster, had me al een tijdje gezien maar zij was in een spannend boek aan het lezen. Zij liet me mijn tent opstellen en wil nu dat ik mijn administratieve en financiële plicht volbreng. Op haar bureel moet ik een papier tekenen met veel kleine letters en ik heb mijn bril niet op. Maar de dame boezemt me vertrouwen in en ik zet dus maar een krabbel waar zij het vraagt.Ja, het zijn al de ogen van mijn oude dag die in mijn kop staan.
Tijd voor een douche die ik neem met mijn T-shirt aan. Zo was ik samen zowel mijn haren, als mijn vel, als mijn kleedje. Het is een vrij goede manier van doen. Het rommelt in mijn darmen. De chicken-in-a-basket uit het cafeetje aan de haven is er de oorzaak van. Diarree. Immodium zal oplossing brengen. Nog voor het uur om doogjes dicht te houden en de snaveltjes toe, begint het flink te regenen. Mijn avondwandeling wordt daarom afgelast. Ik ontdek dat ik mijn tent wat heb beschadigd tijdens het schuiven van Olive Green onder het tentzeil. Dit moet voortaan met zachtere hand gebeuren.
Lang geleden, toen ik nog een schooljongen was, had ik gedroomd van zeevaarder te worden, en ook conquistador, topvoetballer, wielerkampioen, circusclown, ontdekkingsreiziger. Maar de tijd ging voorbij en ik werd niets, en ik vloeide af op een ogenblik dat anderen op de top van hun carrière komen. Nu rijd ik naar Rome met mijn fiets, een interessante bezigheid, en op Chambre 1 van Relais du Benelux laat ik emmers warm water over mijn lijf lopen. Met een grote malse witte handdoek rond mijn lenden droog ik langzaam op. De beeldbuis verlicht de kamer, maar brengt weinig, en ook zappen helpt niet. Maar ik blijf toch heerlijk lang in dat grote bed liggen en pas om 10 una nog een douche, kruip in terug in mijn outfit van wielrenner. Ik heb pas mijn koersbroek aangetrokken wanneer het kamermeisje al de kamer wil kuisen en de lakens wisselen. Mijn fietstassen- hoeveel sleep ik toch mee ! - stapel ik op in een hoek van de bar. Dan wacht wat brood, boter en confituur op mij, zeker te weinig voor een routier die aan de voet van een col staat. Om 11 u reken ik af met mijn Golden Mastercard, 355 FF. Zij zijn een beetje verwonderd dat iemand die niet met Mercedes rijdt toch ook zon kaart op zak heeft. Voor het vertrek drink ik nog een groot glas bruisende water. Dat kost 14,20 FF. Wanneer ik tegensputter en zeg dat in België de Perrier goedkoper is, verlaagt de bazin haar prijs tot 12 FF en krijg ik ook nog een ijsblokje en een stukje citroen.Een babbeltje met twee sympathieke aperitiefdrinkers laat me weten dat de priester die ik gisteren niet zocht te Epinal en de grote blonde kerel die me te Remiremont weg borstelde van die kerkdeur, één en dezelfde man waren. De volksmond te Rupt vertelt dat deze persoon zich veel bezig houdt met de zielen van de homoseksuelen.
Au revoirzeg ik dan maar. Nadat verschillende mensen mij observeren en ik Olive Green weer heb beladen met vijf fietstassen, drie drinkbussen, plus nog wat op de dragers vooraan en achteraan, rijd ik naar Saint-Amarin. Vele zondagse cyclos sprinten mij voorbij. Ik nader nu de bron van de Moselle, bezoek even een forelkwekerij, en maak werk van de beklimming van COL DE BUSSANG, top op 731 m boven de zeespiegel. Als ik boven ben draai ik mijn trui binnenste buiten. Zo ben ik van kleverig zweet bevrijd en kan de wind me bergaf droog blazen. Mijn lichaamsgewicht van 110 kg, mijn fiets van 14kg, en mijn bagage van 24 kg, waren een hele week een handicap, vermits ik stroomopwaarts Maas en stroomopwaarts Moezel heb gereden, steeds op vals plat. Nu volgt een schuine vlakte die me bergafnaar de Rijn brengt. Voorbij deze Col de Bussang lopen alle beekjes, alle riolen, alle nattigheid, naar Vadertje Rijn.
Een hele tijd houd ik 28 km/u aan en weldra ben ik te Thann. In het oude centrum, op een bank voor het gemeentehuis, schrijf ik een briefje voor Monsieur Habib, de schepen die de Symoens goed had geholpen. Dit is een stad vol bloemen. Ik bezoek de kerk en geef aan de bedelaar in het portaal 10 FF. Ik praat wat met een echte wandelaar, met sportkousen en wandelstok. Ik kan op zondagnamiddag geen bezoek brengen aan de krant Dernières Nouvelles dAlsace. Gesloten.Ik had er graag het boek laten zien van zij drie miljoen voetstappen aflegden op weg naar Rome, en Thann hebben beschreven als een prachtige stad. Terwijl ik al besloten heb van verder te rijden, na het eten van een ijsje, houdt een rood verkeerslicht me tegen. Op de weg ligt een vlijmscherp mes zoals wordt bijgevoegd in een restaurant wanneer men een grote steak wil eten. Ik raap het mes op en voer het mee in mijn stuurtas. Veel zondagsrijders. Druk verkeer. Ik heb geen wegkaartvan dit gebied en richt me op de zon om mijn tocht verder te zetten.Op een parking zie ik een man en een vrouw die net een grote wandeling eindigden. Zij tonen mij op hun kaart hoe ik de drukke wegen kan vermijden en langs kleine wegen Bazel kan bereiken. Het is goed om af en toe wat met mensen te praten.
Aspach. Burnhaupt. De plaatsnamen worden nu Germaans. Aan een kruispunt zit een knappe blonde mama op een muurtje voor haar huis, terwijl zij haar twee kindjes bewaakt. Ik stop en vraag toch nog eens de weg, die ik al ken, om toch maar even te praten met deze mooie vrouw. Il me semble, Madame, que vous êtes capable de m indiquer le bon chemin qui mène en Suisse ?
De blonde lacht en wijst met haar lange dunne vinger.
Ik fiets verder, maar ik blijf aan haar denken. In mijn verbeelding zie ik deze blonde dame terug als politievrouw die het verkeer op dat kruispunt regelt. Zij heeft een minirokje aan, witte botjes, roze uniform, blonde vlechten met blauwe strikjes, een fluitje in haar rode mond en dan nog, maar dat kan niet kloppen een bustehouder en een kuisheidsgordel in roestvrij staal.Zij loopt achter mij met haar lange blote benen, haar jarretelletjes, haar Engelse helm, ... en zwaait met haar zwarte matrak, en ik - zoals die goede Benny Hill - moet mij reppen om niet door haar te worden geklopt.
Na een grote slok uit mijn bidon verdwijnen deze waanbeelden.
Bernwiller. Spechbach. Daar staat plots die merkwaardige kerk die ik herken. Want, twintig jaren geleden, op weg naar vakantie te Menton aan de Azurenkust had ik hier met mijn familie een picknick gehouden. Mijn oudste en toen enige dochter vierde op die dag haar derde verjaardag. Ik zet me in bloot bovenlijf en zo droogt mijn zweet op, en bruint mijn vel.
Altkirch. Doolhof van straten. Kermis.Blikje koele cola. Ik kom aan Hotel La Couronne, waar het voor de Symoens goed was, maar voel geen behoefte om reeds mijn remmen te trekken en de dag af te sluiten. Aan verschillende zondagtoeristen vraag ik de weg. Niemand kan mij helpen tot wanneer een Elzasser me dat in het Duits wel kan. Hij raadt me een goed restaurant aan in de richting die ik moet nemen. Op de D6 kom ik weldra aan dit goede adres, waar ik tussenrib, frieten, salade, twee regionale biertjes tot mij neem. Daarna weer in het zadel.Ultreïa ! .
Wat op zon zondagavond een rustige weg zou moeten wezen, blijkt echter een circuit te zijn voor gekke motorduivels. Zij bezigen tweewielers en vierwielers. Voor 8 FF telefoneer ik naar huis op een pleintje in een publieke cabine. Voor weinig munten mag men maar weinig zeggen. Maar alles is O.K., met mij en met thuis. Ik besluit van me een telefoonkaart te kopen zodra ik in Zwitserland zal zijn.
Dorpjes van niemendal op een lauwe zondagavond op het einde van augustus, terwijl alles langzaam afkoelt. Schwoben, Hausgauen, Franken, Jettlingen, in het verste Zuiden van de Elzas. Het doek valt over deze dag. Mijn dynamo moet zijn werk doen. Waarom weer door de nacht rijden ?
Het hoofdstuk Frankrijk is bijna gedaan. Stop.
Ik draai van de steenweg af, volg een doodlopende veldweg die me brengt in een weide met pruimenbomen. Overal in de omgeving zijn maïsvelden. Het gras is hoog opgeschoten, er zou hooi van moeten worden gemaakt. Er zijn distels en er zijn vele slakken. Ik monteer mijn tentje. Dit wordt dus camping sauvage .
Pech. Mijn koplamp wil geen licht meer geven. Het vlijmscherpe mes dat ik te Thann heb gevonden valt ergens tussen kledij en slaapzak.Ik heb maar een kleine kaars als licht. Gelukkig vind ik dat mes en ik steek het met de punt in de grond zodat ik me niet blesseer. Slaap zacht , lieve Wilfried, en lieve Olive Green, onder de pruimenbomen ! Tijdens deze nacht moet ik nog tweemaal uit mijn iglo kruipen om op korte afstand in het vochtige gras de wil van mijn blaas te volgen.
Omdat ik recht kruip verdwijnen de gluurders snel. Ik rek mij even, kijkrond met knipperende oogjes, en weet dat in het grote Frankrijk ik leefzoals een god, alhoewel de Grote God eerder zal zijn in de pijlhoge kerk die het plein te Nomexy overheerst. Aan de andere kant van de straat, op dertig meters, is een druk bezochte boulangerie. Ik vermoed dat mijnaanwezigheiddaar reeds sedert een uur werd gesignaleerd en dat ik op deze zaterdagochtend er een attractie ben . In augustus gebeurt immers zo weinig, zelfs in le Paris du mois daoût waarover Aznavour zingt, omdat bijna alle Fransen op vakantie zijn. Zij liggen in de zon , eten stokbrood, drinkenkoel anijswater, of spelen petanque te Antibes, Cap dAgde,Biarritz, La Rochelle , Honfleur en elders.
Ik doe mijn schoenen aan. Met een petit déjeuner aux croissants gaan we hier starten. Ik haal een hondertje uit mijn portefeuille, die mals is en warm omdat ik hem tijdens het slapen bewaar op mijn buik, net boven mijn schaamharen. Ik stap de bakkerij binnen. Zij kijken nu niet meer naar mij, want nu sta ik naast hen en wat ben ik reusachtig. Drie beurten later is het aan mij.
Comment ? Il ny a pas de croissants !
Pas le samedi, monsieur,
Ik neem dan maar een cola en twee éclairs au chocolat. Dit moet voldoende zijn voor mijn eerste calorieverbruik op deze dag. De verkoopster plaatst koek en blikje naast mekaar, juist buiten mijn armbereik. Zij wil eerst toch geld zien- zo zijn de vrouwen in Frankrijk op de trottoirs en in de boulangeries alvorens ik mijn ontbijt bekom. Ik geef haar de cent francs die nog maar pas de omgeving van mijn mannelijkheid verlieten.Zij lacht heel sexy. Wat een groot biljet heeft deze man !Hij heeft geen lege beurs .
Op een bank in de zon geniet ik van deze zoetigheden, terwijl ik enige lijnen in mijn dagboek schrijf. Dit laat veronderstellen in de broodwinkel dat ik een fietsende dichter ben, en geen clochard, want die drinken rode wijn op het plein. Een dozijn mensen, parochianen, verlaten de kerk . Daarna komt er ook een mannaar buiten, en die sluit de kerkdeur. Hij komt naar me toe, en vraagt me of ik gedurende de nacht geen koude heb geleden . Ik leg hem uit hoe heerlijk en gelukkig ik lag daar tussen de rozen en de namen van de helden die voor zijn vaderland stierven. Vervolgen vertel ik hem over mijn ervaringen en observaties hier te Nomexy. Mon Dieuzegt hij , Voilà un vrai pèlerin à la coquille et ils vous ont pris pour un clochard . .De man loopt naar de winkel. Weldra zalhet dorp weten over de Vlaamse pelgrim, over zijn fiets,zijn baarden zijn slaapzak.
In mijn zwart T-shirt kleed ik me voor deze dag die belooft van warm te worden. Ik wring me tussen de verkeersdrukte, in het stof van de weg, tussen vrachtwagens toeristen. Ik vertraag en rijd op een parking vol bulldozers, die ook vakantie hebben en wachten tot de grondwerken herbeginnen. De zon is al fel en dus smeer ik me rijkelijk in met olie. Ik spuit ook wat op mijn ketting na deze te hebben gepoetst.
Epinal. Een stad vol met bloemen. De stad van de imagerie . Ik bezoek het prentenmuseum en slenter door de beroemde historische drukkerij, koop wat postkaarten, waaronder uiteraard De Gelaarsde Kat. Wat later op Place des Vosges drink ik een koffie. Ik schrijf verschillende kaarten naar familie en vrienden op het thuisfront en stop deze in de postbus. Op mijn planning staat dat ik moet zoeken naar La Maison des Prêtres om een bepaalde priester te zien die in het boek van de Symoens negatief wordt beschreven. Misschien kan ik die man goed beïnvloeden en helpen een beter mens te worden. Een confrontatie met deze herder zou een ervaring zijn. Ik kijk naar de bloemen, naar de benen van licht geklede dames, naar de mooie stad aan de rivier.Zut, ik blaas eens, priesters vind ik trouwens al lang niet meer zo boeiend en dus fiets ik verder. Een mooi landschap volgt. Even praat ik met een fietser die weldra een andere richting neemt dan de mijne.De weg klimt wat, tot boven de vallei. In een grote tuin met vijver zie ik twee vrouwen als verliefden wandelen, een oudere en een jongere. Waaromgeeft dit me de indruk van een lesbische situatie te zijn ?Zijzouden ook moeder en dochter kunnen zijn. Het was in ieder geval een mooi zicht , een schilderij.
Nog wat later, maar dan wel al veel verder, want ik maak goede vaart, ontmoet ik een visser. Aan hem vraag ik of er ergens in de buurt een goedkoop restaurant ligt. De manis in gezelschap van een patrijshond en is daar ook per fiets toegekomen. Een verschrikkelijk oud gedrocht uit de tijd van Vietto staat er geparkeerd. De visser beweert87 jaren oud te zijn en Graillet te heten. Zijn oude ogen fonkelen bij het zien van mijn Olive Green. Hij begint te vertellen dat hij lang geleden koers heeft gereden. Hij zou een van de beste jonge renners uit de Vogezen zijn geweest. Hij trainde tot 300 km per dag. Omdat hij een telg uit een arme familie was kon hij zich geen duur materiaal aanschaffen en moest hij regionaal blijven optreden. Zo kon hij nooit hoger op geraken. Op een dag vond hij toch iemand die hem steunde en naar Parijs bracht om de Premier Pas Dunlop 1930 voor juniors te betwisten.Dat was toen zowat de Ontdek de Ster Wedstrijd voor beloften. Grailletreed zeer goed en eindigde tweede, amper één metertje na de winnaar. Hij won daar een degelijke koersmachine. Zijn geluk was van korte duur. Amper één maand later te Belfort zou hij zwaar ten val komen tijdens een klassiekerdie werd vervalst door de aanwezigheid van autos in de koers. Een onbekende chauffeur reed zijn nieuwe fiets kapot en verdween . Deze tegenslag betekende het einde. De ontgoocheling was te groot geweest. De oude visser bleef maar doorpraten, en toen ook ik iets wilde vertellen moest ik vaststellen dat Graillet eigenlijk voor 90% doof was. Daarom schreeuwde ik hard in zijn oor dat ik zou gaan eten in het buffet van het station, zoals hij me had aangeraden.Ik legde hem uit dat ik uit een familie van bourgeois kwam waar de jongens wel pastoor, leraar, ambtenaar of apotheker, mochten worden doch zeker niet wielrenner.
Maar nu ben ik op pensioen en brengt mijn bicyclette me naar Rome, maak ik hem duidelijk.
Ik ben zeer gelukkig dat ik nog elke dag kan fietsen, zegt de oude Graillet.Ik geraak samen met mijn hond nog altijd tot hier, ook al is mijn snelheid nu gedaald tot ongeveer 5km per uur. Als ik een vis pak, wordt die met kop en staartdoor mijn hond opgegeten, maar ik heb deze week nog niets gevangen. Adieu, mon vieil ami zeg ik, terwijl ik nogmaals de hond wegduw die al een hele tijd aan mijn benen wil lekken.
Het is me vrij duidelijk dat in het station , aan het buffet, al in geen jaren meer iets gebeurt en op zaterdag stopt er zelfs geen enkele trein meer.
Dan maar verder tot Pouxeux, waar ik in een café twee Stellas drink en brood eet met paté maisonen rillettes du chef . Met een gevulde maag op een warme steenweg zwalp ik verder tot St-Nabord. Daar ligtlangs de autosnelweg in de schittering van het zonnelicht een Hotel F1 , overnachting aan 149 FF. Ik bijt op mijn tanden, toon mijn sterk karakter en ik blijf in het zadel. Al mijn bidons zijn leeg. Ik heb dorst.
Remiremont.Chaotisch. Warm. Winkels. Toeristen. Mijn wielen brengen me achter de Abbatiale op een modern plein met fonteinen. Het water spuit er naar alle kanten.Ik zak in mekaar op een veilige plaats in de schaduw aan de achterdeur van de kloosterkerk. Ik lig op een koele steen en weldra vallen mijn ogen dicht. Een uurtje later wordt mijn rust evenwel gebroken door hevig klokkenspel. Alle deuren van de veelhoekige kerk worden opengegooid want er vond zopas een sacrament van huwelijk plaats van een rijke familie die het Roomse geloof sedert generaties hoog in het vaandel draagt.Alléén voor ceremonies van de hoogste graad gaan alle deuren van de Abbatiale open. Zo gebeurt ook met de achterdeur waar mijn fiets en ik kamperen. Een grote man met blonde haren gekleed in wit kleed afgeboord met kant jaagt mij weg . Ik ben maar een peregrinus, een vreemdeling, en onteer de heilige grond voor de kerkelijke deur. Onder het luide klokkenspel komen via alle openingen vele fiere glimlachende mensen naar buiten, allemaal in keurige nieuwe kostuums en kleedjes. Zo gedwongen, moet ik Remiremont verlaten. Mijn onweerstaanbare drang om verder te trekken is niet voldoende om te beletten dat ik in een supermarkt vanille-ijs met bosbessen eeten ook een grote fles mineraal water koop. Dat maakt mij sterker en na een drukke steenweg, langs een spoorweg, langs de Moezel, over parkings, door industrieterreinen, kom ik eindelijk terug op een kleine rustige weg.
Te Vecoux stop ik aan een winkeltje om er quiche, melk en water te kopen. In dit kleine dorp ga ik op zoek naar het afdak op de speelplaats van de school. De Symoens uit Gistel, zij die te voet naar Rome stapten en mij tot inspiratie dienen, waren in dit dorp in grote moeilijkheden. Schuilend voor de neergutsende regen werden zij daar urenlang gevangen gehouden. Zij begonnen aan alles de twijfelen,aan de zin van het leven, aan het idee van tot Rome te gaan, aan zichzelfen zelfs aan God die hen scheen verlaten te hebben. Ik sta nu voor dat afdak en tracht te voelen hoe diep de nood van mijn voorgangers moet geweest zijn op die natte, trieste dag. Het was hun dieptepunt. Er is daar anders niets bijzonders, alleen een stuk plank ligt er op de grond.
Ik fiets verder tot Rupt.Bij Alain Frech stap ik binnen. Dat is in een zaak waar dieren worden opgezet, vogels en viervoeters. Zuster en moeder zijn er, maar geen Alain. Hij is naar een voetbalmatch. Er volgt een kort gesprek met beide dames die me beloven de groeten over te brengen. Zij wijzen me ook de weg naar Patrick, een ander personage uit het boekVoetstappenin de schemerzone tussen engel en beest van André Symoen.Patrick,ambtenaar van Waters en Bossen, is op dit uur hoog in de heuvels. Ik moet nu mijn 28 X 24 gebruiken en klauter omhoog tot waar de myrtilles groeien.. Wanneer het zweet van mij afdruipt en mijn hartslag davert, loop ik te voet verder.Ik ontmoet een jonge kerel op een motorfiets en kom te weten dat ik niet op de goede weg ben. Na nog een hele tijd kom ik dan toch aan het huis dat ik zoek. Een auto en een bestelwagen staan er geparkeerd. Ik bel aan, heb de indruk dat er mensen in dat huis zijn. Maar niemand komt aan de deur. Ik trek mijn natte kleren uit en kleed me met een vers truitje en een trainingsbloes.
Ik neem de tijd om te recupereren en ik schrijf een briefje voor de man die er niet is. Ik wacht nog wat en hoop dat die Patrick plots zal verschijnen, misschien wel met een geweer in de hand omdat ik toch iemand ben die daar rondsnuffel en niets te zoeken heeft. Op een terrasje merk ik een luie zetel met een grote badhanddoek. Ik ruik even aan de roze handdoek en besef dat er even te voren een vrouw heeft opgelegen. O, dus en terwijl ik voel dat iemand zijn ogen op mij richt van achter de gordijnen van een venster weet ik dat ik hier op een slecht moment ben gekomen. De kweker van blauwe bessen heeft een huis in de stad en een huis in de heuvels, hij is ambtenaar van bossen en van waters, hetgeen me laat vermoeden dat hij ook eenliefdesleven in twee delen heeft, één hier in de namiddag en één ander thuis s avonds. Dus vertrek ik maar gauw. Ik speel de held niet en laat me langzaam de heuvels afrollen terwijl mijn fiets en bagage stabiel blijven. Zo bevind ik me wat later terug in Rupt-sur-Moselle . Op de N66 bereik ik weldra Le Relais du Benelux , een Logis de France met twee sterren.. Op een zaterdag mag ik wel in witte lakens slapen. Van de lieve vrouw van de receptie krijg ik Chambre 1.Als ik me spoed mag ik ook nog eten . Ik kies dus een tafel,bestel een menu , ga dan naar de kamer, was me vlug, kleed me in fantasiehemdje en jeans , enzit dra terug rustig te wachten op mijn voorgerecht.Wat een keurige man , denken even de andere gasten, alhoewelzij toch onverschillig verder eten. en drinken .
Goede maaltijd, maar het kan beter in zon Logis de France.
Op de muur van die eetzaal hangt een mooi plaatje met een wijsheid :
Omdat ik mijn was nog moet laten drogen wandel ik wat rond op het grondgebied van Moulin de Varvinay.Er zijn vele soorten eenden en er is leven overal, maar ik zie geen enkele mens. Ook niet in de keukenom9 uur. Druppels lopen door het koffiezetapparaat. Ik neem zelf een bord, een mes, een tas, en melk uit de rijkelijk gevulde ijskast. De rest wacht al op mij op tafel. Terwijl ik brood knabbel zie ik tussen de gordijntjes Madame Oudinot uit een schuurtje kruipen. Wanneer zij binnen komt is zij helemaal niet gestoord dat er een vreemde man in haar keuken zit. Bonjour, Madame. Ik betaal de rekening, en ik vul mijn bidons met gesuikerde koffie enmet gewoon kraantjeswater.
Op weg naar Lac de Madine rolt mijn fiets heerlijk in de vroege zon.
Langzaam ontplooit zich in mijn kopje een gedachte. Een meer heeft een naam, een hond, een kat , een boot, een voetbalclub, een dancing, hebben een naam en waarom zou mijn fiets geen naam mogen dragen? Ik vaar doorheen boomgaarden met pruimen. Opeens wordt ergens onder mijn petje, tussen mijn oren , dé naam voor mijn lieve tweewieler geboren.Olive Green,groen zoals de mirabellen nog zijn, olijfgroen zoals de verf die de fietsenmaker Vlerick uit De Pinte op mijn kader spoot, Olive zoals de naam van het liefje van Popeye,zal het worden. Stop.Fiets, ik doop U- en volgens de Mechelse Catechismus moet dit niet altijd met wijwater in de naam van de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest, en gij zult de naam van Olive Green dragen , tot in de eeuwen der eeuwen. Amen. Met mijn bidon besprenkel ik mijn tweewielermet wat druppels kraantjesvocht uit de molen.
Ik ben zeer sterk in mijn benen, door de goede kost van de vorige avond en door het trappen met klein verzet sedert de start van deze tocht. Ik rijd enkele vakantiegangers voorbij. Het zijn Hollandse dames. Ik schreeuw met zware stem: Vooruit, meisjes, borstjes naar voren, neusjes in de wind, knietjes bloot en omhoog hup, hup, hup, ! Tijdens de beklimming van La Butte de Montsec stappen die vrouwen allemaal van hun fiets . Ik kom heel gemakkelijk boven en storm tegen 54km/u terug bergaf. Oppassen, goed rijden vandaag wil nog niet zeggendat je tot Rome geraakt. Pech of valpartij kan ook gebeuren. Lahayeville. Dit is maar een gehucht met zesentwintig inwoners. Een kerkje en een haag, hier moet ik zijn omdat de mensen voor mijn peace mobiel ervaring van vandaag er wonen.
Ondertussen zal de lezer van dit reisverhaal zich wel al hebben afgevraagd, Maar wat komt die peace mobiel toch altijd doen op zijn weg ?Wel,nu volgt de uitleg :
ROMACAPUTTERRAEwas en is nog een enorme magneet die alle soorten mensen aantrekt . Eens in zijn leven moet een echte man de eeuwige stad bezoeken. In vele talen bestaat de uitdrukking Alle wegen leiden naar Romeen ik moest dus ook eens naar Rome, al vanaf het ogenblikdat ik wat Latijn leerde op de middelbare school.Maar het zou toch lang duren,tot na mijn twéé en vijftigste verjaardag, alvorens ik ditzou gebeuren. Natuurlijk boden in 1996 luchtvaartmaatschappijen en reisagenten betaalbare tickets aan , en kan Rome ook per trein of per auto worden bereikt. Maar op zon manier op weg naar Rome gaan is van weinig betekenis, en gaat veel te vlug.
Het onderweg zijn naar Rome is iets helemaal anders. Langzaam stap voor stap, minuut na minuut, op de nog nauwelijks herkenbare heirbanen de richting zoeken, afscheid nemen en voor lange tijd in het niets verdwijnen, alléén zijn met jezelfom wat orde in je hoofd en in je hart te krijgen. Dat is wat een pelgrim gelukkig maakt. Doorheen de landschappen en steden het tijdloze, het immateriële ervaren daarvoor is minstens een periode van veertig dagen nodig, een Bijbelse duur. Toch zal het nog te kort zijn, want zelfs een maand is in de eeuwigheid van de miljoenen lichtjaren amper een flits.
Op een dag heb ik ontdekt dat twee mensen uit Gistel te voet naar Rome waren geweest en er een boek over hadden geschreven. Voetstappen in de schemerzone tussen engel en beest . Nadat ik tweemaal dit boek had gelezen, viel mijn beslissing. Rome zou mijn streefdoel worden voor een grootse fietstocht waarmee ik mijn bezigheden van derde leeftijd zou aanvangen. Ik besloot van identiek dezelfde wegte volgen als de echtgenoten Symoen, de voetgangers uit Gistel, althans tijdens de eerste week tot in Zwitserland. Ik wilde niet alleen de landschappen, de steden en dorpen, de gebouwen zien, doch ook de mensen die in het boek stonden beschreven. De voetgangers Symoen droegen een boodschap van Vrede met zich mee. Onderweg verspreiden zij hun christelijke overtuiging, en zochten zij ook naar de gastvrijheid die vroeger langs de pelgrimsroutes bestond. Die pelgrims uit West Vlaanderen reisden met een stootkarretje, speciaal gemaakt voor de tocht, met remmen, elektronische kilometerteller, lichte koerswielen. Dit hulpmiddel om hun bagage te vervoeren, terwijl zij stapten, werd de peace mobiel genoemd. Met als leiddraad de stappen van de voorgangers uit het inspirerende boek en ook van nog ontelbaar vele andere vroegere voetgangers , beweeg ik meverder en ik wil ook iedere dag mensen uit het boek in de werkelijkheid even ontmoeten.
Terwijl ik wat uitblaaskomt er een postbode aangereden in een autootje.Betere informant om Antoine en Pierrette te vinden is er uiteraard niet.De mensen die ik wil ontmoeten wonen achter de mooie haag aan de overkant van de straat. Ik babbel nog wat met de postman over de verhouding in mijn land tussen de Post en de Spaarkas, over de privatisering die mij als 52-plusser liet afvloeien zodat ik nu kan rondfietsen terwijl andere venten moeten werken.Ik klingel aan de bel. Pierrette staat voor mij en weldra ook Antoine. Nadat ik mezelf heb voorgesteld en het boek van Symoen toonde, barst hun vriendelijkheid open. Weldra zit ik aan tafel met een aperitiefje voor me en ik moet ook genieten van het middagmaal samen met hen .Op het menu staan tomaten uit eigen tuin, scharrelkiek met snijbonen, brood, wijntje, water, koffie en taart. Urenlang duurt dit tafelen, want stukken uit ieders levensverhaal worden verteld. Mijn gastheren zijn zeer gelovige mensen, die vaak naar Paray-le-Monial gaan, om daar Het Heilig Hart van Jezus te vereren. Ik vertel natuurlijk dat ik als kwajongen elke maand in opdracht van mijn vader de kaarten van de Bond van het Heilig Hart heb moeten ronddelen in een deel van mijn parochie, kaarten waarop die ijveraars een stempeltje kregen wanneer zij op de eerste vrijdag van de maand naar de vroegmis gingen.Het is al voorbij vier uren, wanneer ik me uit hun greep kan bevrijden. Hun ogen volgen mij tot wanneer ik achter een bocht in het landschap verdwijn terwijl ik nog eens naar hen wuif. Het is koeler geworden en ik besef dat ik nog maar amper 22 kmheb afgelegd.Te Lucey, waar een microklimaat bestaat zodat er wijn ranken bloeien, wil ik nog André Bouchot ontmoeten, een voormalig gevangenisbewaker die zich op pensioenleeftijd nog omschoolde tot wijnboer. Het is een bekend man te Lucey. Hij staat trouwens op straat te babbelen met een groep mensen wanneer ik zijn adres bereik. Kort is de ontmoeting, stevig de handdruk, groot zijn emotie wanneer ik vertrek nadat ik hem had uitgelegd dat hij , in een Vlaams boek wordt beschreven als eenjoviaal en gastvrij man.
Verder naar Toul. We komen aan op de Place des Trois Evêchés, aan Hotel-Café des Sports. Schitterend is daar de fontein en mooi zijn de dichtbevolkte terrassen. Hier bloedde in het verleden al eens mijn hart.
Tijdens een driedaagse tussen Waremme en GérardmermetEly Deprez overnachtten wij in dit Hotel. Mijn voorwiel werd toen gestolen en vermits onze rekening al betaald was kon ik toen niet rekenen op hulp van de uitbaters om enige informatie over de dief te bekomen. Vier duizend en twee honderd dagen later , met het litteken van die diefstalnog altijd gebeiteld in mijn brein, sta ik weer op dat plein te Toul. Want mijn voorwiel was niet zo maar een goedkoop ding. Ik had er duizenden kilometers mee gereden, legendarische cols beklommen, en ik was er zelfs mee tot boven op de Teide van Tenerife geraakt. Op datzelfde moment, wanneer ik daar sta op dat kruispunt, stoppen er twee fietsers met bagage en ook zij dragen een schelp op de voorkant van hun stuurtas !Zijn dat echt mannen die naar Santiago de Compostela fietsen, of is dit een fata morgana of een droom ? Ik stap naar hen toe, reik hen de hand. Zij zijn van vlees en bloed, zweten, drinken aan hun bidon, fietsen met Sachsen zij komen uit Keulen, waar het op deze zomeravond misschien wel zou kunnen donderen. Zij reden 4 X 100 kmen ik reed5 X 80 km , en dat is gelijk en 400 km. Het is normaal dat wij aan dit kruispunt samenkomen. Bitte, wollen Sie eine Kerze für mich brennen in Santo Domingo de la Calzada .? vraag ik. Een van beide wil graag met me praten, maar de andere, in blauwe windjak, is vol stress en snuffelt in zijn documentatie. Ik geef hen de raad van niet te logeren in Hotel-Café des Sports en vertel mijn slecht wedervaren. Ik verzeker hen dat de Heilige Jakobiwat beters heeft voorzien een weinig verder , voorbij Toul. Ultreïa . Immer weitergeht der Pilger ..! Ja, zij waren echt, zij sprongen weer op hun fiets en reden verder, die pelgrims uit Keulen.Wat een zoete wraak voor mij. Dit was een teken van de Matamoros.Opgewekt draai ik de bladzijde Toul om.
Het fietspad langs de Moezel biedt mij opperste fietsgeluk. De avond valt weldra over het water en over het groen.De pedaalridder die ik ben komt langs vele dorpen, bruggen, kruispunten. De wegen zijn zeer goed. Maar het landschap wordt onzichtbaar, wantstilaan bedekt door de mantel der duisternis. Langs een berm aan het water duw ik mijn fiets van de weg af. Ik vind er een plaats om wat in mijn slaapzak te rusten. Zo blijf ik liggen op een grasveld, mijn benen recupereren, maar mijn kop blijft wakker. Ik observeer de sterren en luister naar de nachtelijke geluiden. Spartelende vissen, zoemende insecten, nachtvogels en vleermuizen, beestjes die copuleren of mekaar opeten. Wezens in de nacht, otters misschien, waterratten zeker, eenden, kikkers, egels, en ik de pelgrim , die zalig ligt in het gras, vochtig door de fijne dauw. Maar het zandmannetje komt niet langs. Ik sta terug recht en pak mijn spullen weer samen. Ik voel me nog fit en met goede snelheid vorder ik door de nacht. In een dorp prikkelt de geur van vers gebakken brood mijn neusgaten. Aan een overdekte bushalte stop ik en ga er op de bank zitten. Ik ontkurk er een fles rode wijn .Enkele slokken moeten me sterk maken. Even later is de fles nog half vol , of halfleeg volgens zienswijze,en wanneer ik mijn de drinkbus op mijn fiets met wijn vul is zij leeg.
Mijn eenzame ziel rijdt voorbij een bar-cabaret, een oord van verderf, een lamp voormannelijke nachtvlinders.Er staan nog enkele wagens op de parking, het feest is er nog niet voorbij. Zou ik het aandurven om daar een glaasje te gaan drinken ?In korte broek en met blote benen ?Wie weet wat er me te wachten staat !Door andere drank op die rode wijn zal ik toch maar moeten kotsen. Braaf fiets ik verder en er komt een bergaf die me weldra ver van deze verleiding brengt.
Te Nomexyzie ik het uur op de kerktoren, en ik vind dat ik toch nog recht heb op een slaapje.Op het kerkplein is er een vaderlands monument voor de gesneuvelden. Het is omgeven door een ijzeren afsluiting, bloemen en struiken.Het is er proper en droog.Op de grote platte steen leg ik mijn plastiek en mijn slaapzak. Mijn schoenen en mijn sokken plaats ik tussen de rozen. Olive Green keten ik goed vast. Ik geeuw eens en verdwijn in het dons van mijn slaapzak. Drie minuten later weet ik niet meer of ik te Nomexy ben, thuis, te Rome of in Las Vegas. Zo slaap ik lekker tot 07.30 u. Geroezemoes maakt mij wakker. Ik hoor stemmen. Ik kom terug op deze wereld, mijn mond smaakt naar rode wijn, mijn ogen gaan open . Ik zie op vijf meter dat een oudere man en twee vrouwen naar me gluren. Zij schudden het hoofd en zeggen .Tiens, voilà un clochard qui dort non, ..eeeek il se réveille !
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.