LANGS DE MOSELLE.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Omdat ik mijn was nog moet laten drogen wandel ik wat rond op het grondgebied van Moulin de Varvinay. Er zijn vele soorten eenden en er is leven overal, maar ik zie geen enkele mens. Ook niet in de keuken om 9 uur. Druppels lopen door het koffiezetapparaat. Ik neem zelf een bord, een mes, een tas, en melk uit de rijkelijk gevulde ijskast. De rest wacht al op mij op tafel. Terwijl ik brood knabbel zie ik tussen de gordijntjes Madame Oudinot uit een schuurtje kruipen. Wanneer zij binnen komt is zij helemaal niet gestoord dat er een vreemde man in haar keuken zit. Bonjour, Madame. Ik betaal de rekening, en ik vul mijn bidons met gesuikerde koffie en met gewoon kraantjeswater.
Op weg naar Lac de Madine rolt mijn fiets heerlijk in de vroege zon.
Langzaam ontplooit zich in mijn kopje een gedachte. Een meer heeft een naam, een hond, een kat , een boot, een voetbalclub, een dancing, hebben een naam
en waarom zou mijn fiets geen naam mogen dragen ? Ik vaar doorheen boomgaarden met pruimen. Opeens wordt ergens onder mijn petje, tussen mijn oren , dé naam voor mijn lieve tweewieler geboren. Olive Green, groen zoals de mirabellen nog zijn, olijfgroen zoals de verf die de fietsenmaker Vlerick uit De Pinte op mijn kader spoot, Olive zoals de naam van het liefje van Popeye, zal het worden. Stop. Fiets,
ik doop U - en volgens de Mechelse Catechismus moet dit niet altijd met wijwater in de naam van de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest, en gij zult de naam van Olive Green dragen , tot in de eeuwen der eeuwen. Amen. Met mijn bidon besprenkel ik mijn tweewieler met wat druppels kraantjesvocht uit de molen.
Ik ben zeer sterk in mijn benen, door de goede kost van de vorige avond en door het trappen met klein verzet sedert de start van deze tocht. Ik rijd enkele vakantiegangers voorbij. Het zijn Hollandse dames. Ik schreeuw met zware stem : Vooruit, meisjes, borstjes naar voren, neusjes in de wind, knietjes bloot en omhoog
hup, hup, hup,
! Tijdens de beklimming van xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />La Butte de Montsec stappen die vrouwen allemaal van hun fiets . Ik kom heel gemakkelijk boven en storm tegen 54km/u terug bergaf. Oppassen, goed rijden vandaag wil nog niet zeggen dat je tot Rome geraakt. Pech of valpartij kan ook gebeuren. Lahayeville. Dit is maar een gehucht met zesentwintig inwoners. Een kerkje en een haag, hier moet ik zijn omdat de mensen voor mijn peace mobiel ervaring van vandaag er wonen.
Ondertussen zal de lezer van dit reisverhaal zich wel al hebben afgevraagd, Maar wat komt die peace mobiel toch altijd doen op zijn weg ? Wel, nu volgt de uitleg :
ROMA CAPUT TERRAE was en is nog een enorme magneet die alle soorten mensen aantrekt . Eens in zijn leven moet een echte man de eeuwige stad bezoeken. In vele talen bestaat de uitdrukking Alle wegen leiden naar Rome en ik moest dus ook eens naar Rome, al vanaf het ogenblik dat ik wat Latijn leerde op de middelbare school. Maar het zou toch lang duren, tot na mijn twéé en vijftigste verjaardag, alvorens ik dit zou gebeuren. Natuurlijk boden in 1996 luchtvaartmaatschappijen en reisagenten betaalbare tickets aan , en kan Rome ook per trein of per auto worden bereikt. Maar op zon manier op weg naar Rome gaan is van weinig betekenis, en gaat veel te vlug.
Het onderweg zijn naar Rome is iets helemaal anders. Langzaam stap voor stap, minuut na minuut, op de nog nauwelijks herkenbare heirbanen de richting zoeken, afscheid nemen en voor lange tijd in het niets verdwijnen, alléén zijn met jezelf om wat orde in je hoofd en in je hart te krijgen. Dat is wat een pelgrim gelukkig maakt. Doorheen de landschappen en steden het tijdloze, het immateriële ervaren daarvoor is minstens een periode van veertig dagen nodig, een Bijbelse duur. Toch zal het nog te kort zijn, want zelfs een maand is in de eeuwigheid van de miljoenen lichtjaren amper een flits.
Op een dag heb ik ontdekt dat twee mensen uit Gistel te voet naar Rome waren geweest en er een boek over hadden geschreven. Voetstappen in de schemerzone tussen engel en beest . Nadat ik tweemaal dit boek had gelezen, viel mijn beslissing. Rome zou mijn streefdoel worden voor een grootse fietstocht waarmee ik mijn bezigheden van derde leeftijd zou aanvangen. Ik besloot van identiek dezelfde weg te volgen als de echtgenoten Symoen, de voetgangers uit Gistel, althans tijdens de eerste week tot in Zwitserland. Ik wilde niet alleen de landschappen, de steden en dorpen, de gebouwen zien, doch ook de mensen die in het boek stonden beschreven. De voetgangers Symoen droegen een boodschap van Vrede met zich mee. Onderweg verspreiden zij hun christelijke overtuiging, en zochten zij ook naar de gastvrijheid die vroeger langs de pelgrimsroutes bestond. Die pelgrims uit West Vlaanderen reisden met een stootkarretje, speciaal gemaakt voor de tocht, met remmen, elektronische kilometerteller, lichte koerswielen. Dit hulpmiddel om hun bagage te vervoeren, terwijl zij stapten, werd de peace mobiel genoemd. Met als leiddraad de stappen van de voorgangers uit het inspirerende boek en ook van nog ontelbaar vele andere vroegere voetgangers , beweeg ik me verder en ik wil ook iedere dag mensen uit het boek in de werkelijkheid even ontmoeten.
Terwijl ik wat uitblaas komt er een postbode aangereden in een autootje.Betere informant om Antoine en Pierrette te vinden is er uiteraard niet.De mensen die ik wil ontmoeten wonen achter de mooie haag aan de overkant van de straat. Ik babbel nog wat met de postman over de verhouding in mijn land tussen de Post en de Spaarkas, over de privatisering die mij als 52-plusser liet afvloeien zodat ik nu kan rondfietsen terwijl andere venten moeten werken.Ik klingel aan de bel. Pierrette staat voor mij en weldra ook Antoine. Nadat ik mezelf heb voorgesteld en het boek van Symoen toonde, barst hun vriendelijkheid open. Weldra zit ik aan tafel met een aperitiefje voor me en ik moet ook genieten van het middagmaal samen met hen .Op het menu staan tomaten uit eigen tuin, scharrelkiek met snijbonen, brood, wijntje, water, koffie en taart. Urenlang duurt dit tafelen, want stukken uit ieders levensverhaal worden verteld. Mijn gastheren zijn zeer gelovige mensen, die vaak naar Paray-le-Monial gaan, om daar Het Heilig Hart van Jezus te vereren. Ik vertel natuurlijk dat ik als kwajongen elke maand in opdracht van mijn vader de kaarten van de Bond van het Heilig Hart heb moeten ronddelen in een deel van mijn parochie, kaarten waarop die ijveraars een stempeltje kregen wanneer zij op de eerste vrijdag van de maand naar de vroegmis gingen.Het is al voorbij vier uren, wanneer ik me uit hun greep kan bevrijden. Hun ogen volgen mij tot wanneer ik achter een bocht in het landschap verdwijn terwijl ik nog eens naar hen wuif. Het is koeler geworden en ik besef dat ik nog maar amper 22 km heb afgelegd. Te Lucey, waar een microklimaat bestaat zodat er wijn ranken bloeien, wil ik nog André Bouchot ontmoeten, een voormalig gevangenisbewaker die zich op pensioenleeftijd nog omschoolde tot wijnboer. Het is een bekend man te Lucey. Hij staat trouwens op straat te babbelen met een groep mensen wanneer ik zijn adres bereik. Kort is de ontmoeting, stevig de handdruk, groot zijn emotie wanneer ik vertrek nadat ik hem had uitgelegd dat hij , in een Vlaams boek wordt beschreven als een joviaal en gastvrij man.
Verder naar Toul. We komen aan op de Place des Trois Evêchés, aan Hotel-Café des Sports. Schitterend is daar de fontein en mooi zijn de dichtbevolkte terrassen. Hier bloedde in het verleden al eens mijn hart.
Tijdens een driedaagse tussen Waremme en Gérardmer met Ely Deprez overnachtten wij in dit Hotel. Mijn voorwiel werd toen gestolen en vermits onze rekening al betaald was kon ik toen niet rekenen op hulp van de uitbaters om enige informatie over de dief te bekomen. Vier duizend en twee honderd dagen later , met het litteken van die diefstal nog altijd gebeiteld in mijn brein, sta ik weer op dat plein te Toul. Want mijn voorwiel was niet zo maar een goedkoop ding. Ik had er duizenden kilometers mee gereden, legendarische cols beklommen, en ik was er zelfs mee tot boven op de Teide van Tenerife geraakt. Op datzelfde moment, wanneer ik daar sta op dat kruispunt, stoppen er twee fietsers met bagage en ook zij dragen een schelp op de voorkant van hun stuurtas ! Zijn dat echt mannen die naar Santiago de Compostela fietsen, of is dit een fata morgana of een droom ? Ik stap naar hen toe, reik hen de hand. Zij zijn van vlees en bloed, zweten, drinken aan hun bidon, fietsen met Sachs en zij komen uit Keulen, waar het op deze zomeravond misschien wel zou kunnen donderen. Zij reden 4 X 100 km en ik reed 5 X 80 km , en dat is gelijk en 400 km. Het is normaal dat wij aan dit kruispunt samenkomen. Bitte, wollen Sie eine Kerze für mich brennen in Santo Domingo de la Calzada
.? vraag ik. Een van beide wil graag met me praten, maar de andere, in blauwe windjak, is vol stress en snuffelt in zijn documentatie. Ik geef hen de raad van niet te logeren in Hotel-Café des Sports en vertel mijn slecht wedervaren. Ik verzeker hen dat de Heilige Jakobi wat beters heeft voorzien een weinig verder , voorbij Toul. Ultreïa
. Immer weiter geht der Pilger ..! Ja, zij waren echt, zij sprongen weer op hun fiets en reden verder, die pelgrims uit Keulen.Wat een zoete wraak voor mij. Dit was een teken van de Matamoros.Opgewekt draai ik de bladzijde Toul om.
Het fietspad langs de Moezel biedt mij opperste fietsgeluk. De avond valt weldra over het water en over het groen. De pedaalridder die ik ben komt langs vele dorpen, bruggen, kruispunten. De wegen zijn zeer goed. Maar het landschap wordt onzichtbaar, want stilaan bedekt door de mantel der duisternis. Langs een berm aan het water duw ik mijn fiets van de weg af. Ik vind er een plaats om wat in mijn slaapzak te rusten. Zo blijf ik liggen op een grasveld, mijn benen recupereren, maar mijn kop blijft wakker. Ik observeer de sterren en luister naar de nachtelijke geluiden. Spartelende vissen, zoemende insecten, nachtvogels en vleermuizen, beestjes die copuleren of mekaar opeten. Wezens in de nacht, otters misschien, waterratten zeker, eenden, kikkers, egels, en ik de pelgrim , die zalig ligt in het gras, vochtig door de fijne dauw. Maar het zandmannetje komt niet langs. Ik sta terug recht en pak mijn spullen weer samen. Ik voel me nog fit en met goede snelheid vorder ik door de nacht. In een dorp prikkelt de geur van vers gebakken brood mijn neusgaten. Aan een overdekte bushalte stop ik en ga er op de bank zitten. Ik ontkurk er een fles rode wijn .Enkele slokken moeten me sterk maken. Even later is de fles nog half vol , of half leeg volgens zienswijze, en wanneer ik mijn de drinkbus op mijn fiets met wijn vul is zij leeg.
Mijn eenzame ziel rijdt voorbij een bar-cabaret, een oord van verderf, een lamp voor mannelijke nachtvlinders. Er staan nog enkele wagens op de parking, het feest is er nog niet voorbij. Zou ik het aandurven om daar een glaasje te gaan drinken ? In korte broek en met blote benen ? Wie weet wat er me te wachten staat ! Door andere drank op die rode wijn zal ik toch maar moeten kotsen. Braaf fiets ik verder en er komt een bergaf die me weldra ver van deze verleiding brengt.
Te Nomexy zie ik het uur op de kerktoren, en ik vind dat ik toch nog recht heb op een slaapje. Op het kerkplein is er een vaderlands monument voor de gesneuvelden. Het is omgeven door een ijzeren afsluiting, bloemen en struiken. Het is er proper en droog. Op de grote platte steen leg ik mijn plastiek en mijn slaapzak. Mijn schoenen en mijn sokken plaats ik tussen de rozen. Olive Green keten ik goed vast. Ik geeuw eens en verdwijn in het dons van mijn slaapzak. Drie minuten later weet ik niet meer of ik te Nomexy ben, thuis, te Rome of in Las Vegas. Zo slaap ik lekker tot 07.30 u. Geroezemoes maakt mij wakker. Ik hoor stemmen. Ik kom terug op deze wereld, mijn mond smaakt naar rode wijn, mijn ogen gaan open . Ik zie op vijf meter dat een oudere man en twee vrouwen naar me gluren. Zij schudden het hoofd en zeggen
. Tiens,
voilà un clochard
qui dort
non, ..eeeek
il se réveille
!
|