Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
31-12-2008
ROME 1996 - Apfelstrudel met Slagroom.
APFELSTRUDELTAART MET SLAGROOM.
Door het vele doorspoelen van de latrines op de damesafdeling ben ik al vroeg wakker. De meisjes met hun spleetoogjes zijn reeds actief en hun reistassen staan al op de gang. Ik verdwijn uit het bijgebouw. Om 7.05 u staat mijn fiets klaar om te vertrekken, met verse olie op de ketting.Ik kan nog net meeglippen met de groep van de Ostrovski Reizen om deel te nemen aan de eerste dienst van het ontbijt. Ik schuif aan in een rij tussen mensen die een absoluut onbegrijpelijke taal babbelen. Ik meen dat het Fins is. Tussen hen zie ik een aantal van die blondjes, die in ons land geverfd zijn, maar die daar in het Noorden nog natuurlijk zijn. Er zijn er bij in een geel trainingspak en op witte sportpantoffels. Zij bewegen sierlijk, lepelen als hongerige kippen fel in de grote kom cornflakes. Wanneer ik vast stel dat die meiden bijna niets meer aan mij overlaten, glimlach ik toch niet meer. Het karige buffet is van weinig kwaliteit. Met nog wat korstjes en wat boterhamworst op mijn bord, wring ik me ergens op een plaatsje tussen het vijftig koppig gezelschap. Ondertussen ben ik er zeker van dat er ook Zweden bij zijn. Plots komt de leider van de groep binnen, zegt iets, en drie minuten later zit ik er nog alleen want met grote haast is de bende vertrokken. Ik scharrel nog wat kaas en brood op dat op de tafels is blijven liggen, en vul één van mijn bidons met koffie en suiker, voor straks als ik tijdens mijn fietstocht zal stoppen. Er is nu veel volk in de gangen van de jeugdherberg. Ik loop tot bij de herbergvader en neem afscheid met een handdruk.
Via kleine wegen langs de Rijn vorder ik in de richting van Stein am Rhein. Zoals de vorige voormiddag,24 uren eerder, kom ik terug in een bos, in een Wald zoals hier genoemd. De bosweg is onverhard, mals en vochtig. Overal liggen hoopjes hout. Er zijn vele kruispunten zonder wegwijzer. Zelfs slim klein Duimke zou er de weg kwijt geraken. Het bos is onmetelijk.Bomen, vogels,schaduwen, zwammen en onkruid, en misschien ook wel wolven, kabouters, nimfen, boze heksen. Op een stil moment, tussen dunne beplanting, zie ik een grote ree. Het dier rent vlug weg met enkele sprongen. Hoe kunnen jagers zon een prachtig levend wezen doodschieten ?
Stilaan begin ik te denken dat dit bos identiek is aan dat van gisteren. Ben ik nu in een ander bos of ben ik terug in dat bos ? Ben ik door mis te rijden weer gekomen waar ik al eens was ?
Er moeten daar hallucinerende paddestoelen groeien, bosbloemen met gevaarlijke parfums, want tussen schaduw en licht stap ik van mijn fiets, wandel te voet verder terwijl ik diep de heerlijke frisse lucht inadem van dit bomenland. Dit bos is evenwaardig aan dat van gisteren. De bosgeesten brengen mijn brein in de war.Weldra kom ik nog Roodkapje tegen en word ik de Boze Wolf, ofvind ik het slapend Sneeuwwitje en word ik de Schone Prins.Of misschien, krijg ik weldra een plaatsje te Rheinau zoals die gekke Zwitser met de vele polshorloges. Ik blijf rechtdoor lopen, begin weer te fietsen na een felle slok nog lauwe koffie. Na een tijdje kom ik weer in de volle zon aan de bosrand en ik besluit van met bloot bovenlijf verder te rijden om wat te genieten van lucht en van zonnestralen. Wanneer ik mijn kledij onder de rekker op het bagagevlak boven mijn achterwiel wil plaatsen, zie ik dat er op mijn achterste band een gevaarlijke bobbel is. Binnen de kortste tijd gaat die openbarsten. Rap pfttt . wat wind uit die achterband verlossen alvorens de boel open ploft !
Stop.Ik leg de vier vierkante meters van het grondzeil van mijn tent open op het gras, neem alle fietstassen van mijn fiets, neem mijn achterwiel uit en dan begin ik rustig aan de reparatie. Ik verwissel de buitenband ; de Vredestein wordt een Schwalbe. Maar in volle zon heb ik eerst mezelf goed met olie ingesmeerd.Ik vertoon immers op deze elfde dag van mijn zwerftocht grote verschillen van huidskleur. Mijn gezicht, mijn armen, mijn benen zien er gezond bruin uit, maar de rest van mijn naaktheid is veel te blank geworden. Als een sater loop ik nabij dat Zwitserse bos een kwartier poedelnaakt rond om wat schoner bruin te worden.
Met het plaatsen van een nieuwe binnenband heb ik wat moeite. Ik stel vast dat ik niet minder dan 4 binnenbanden bij heb die ik moeilijk zal kunnen gebruiken bij een volgende bandbreuk. Daarom moet ik dus weer naar een fietsenwinkel voor verse binnenbanden. Wanneer ik na veel gesukkel weer een parate fiets heb, zie ik twee mountain bikers aangereden komen. Ik wip snel terug in mijn koersbroek. Zij lachen wat met mij. Zij menen dat zij nooit een probleem kunnen krijgen met hun sterke tweewielers van duur merk. Maar eens komt ook voor hen de pech en dan zullen zij ook wel moeten stilstaan en repareren. Ik geef mijn fiets nog een poetsbeurt en wel een tafeldoekje uit Tien Ping, niet gestolen maar uit verstrooidheid meegenomen. Met mijn slechte banden, het vuile doekje, boven op mijn stuurtas toer ik weldra weer. Bij het bereiken van het eerste dorp gooi ik dat weg in een vuilbak. Twee dorpen verder kan ik in een fietsenhandel een andere Schwalbe Marathon kopen, een nieuwe binnenband , alsook een binnenband Michelin 650 die ik mag ruilen voor een iets grotere binnenband, mits 2,50 FS bij te leggen.
Ik trek nu door het land van de boeren uit Zwitserland.
Gewoon langs de straat, zonder bewaking, voor een erf staanproducten uitgestald. Op een bordje staat er evenwel geschreven : Een dief loopt niet ver . Wie eieren, appels, peren, of aardappelen wil kopen, kan zich gewoon bedienen en zijn franken in een houten bak gooien. Dit is artisanale degelijkheid die werkt op basis van echte eerlijkheid .
Steckborn. Ik ga wat zitten op een bank aan de kade van de kleine haven. Heerlijk waait de wind over de Rijn. Dit is nu echt genieten van mijn vervroegd pensioen, een vakantie die nooit meer op houdt. Ik volg het fietspad dat me naar de Boden See brengt. Het wordt druk. Dit is een grote streek voor de toeristen en vooral voor zij die willen fietsen. Met allerlei moderne tweewielers, gewone, sportieve, hybride, fietsen duizenden rond dit meer. Jaarlijks is er een grote klassieke ritvoor de sportieve wielertoeristen gekend alsRund Um Boden See , maar eigenlijk toeren de wielen altijd in deze streek. Voor een kleine picknick moet ik 15,00FS neertellen. Ik fiets nog even tot wanneer ik een stil plekje vind waar vele bootjes liggen gemeerd. Windstilte. Niemand. Veel zon. Ontelbare meeuwen. Visjes in het water. Enkele eendjes. Prachtig.Schilderachtig. Ik maak enkele fotos van Olive Green am Boden See. Ik eet lekker roggebrood met een lookworst, spuitwater, gevolgd door yoghurt met bananensmaak. Nadien kuier ik rond op de boorden van het meer tussen de palen die zo typisch zijn langs deze grote wateroppervlakte. Wat later voel ik mij goed, vervolg mijn tocht, maar mijn geluk wordt bedorven door de vele autos, die storend en gevaarlijk de weg voor zich opeisen. Gelukkig komt er weer een onverharde wandelweg, die ik graag volg. Een bank lokt me, een Zwitserse bank. Het is een gewone houten bank op een grasveld met panoramisch zicht op het water, niet zon Zwitserse Instelling met zichtrekeningen, verzekeringen, beleggingen, aandelen, en zelfs buitenlands geld van dubieuze oorsprong. Een slaapje op die houten bank geeft me het gevoel een rijk man te zijn.
Gottlieben. Absoluut een punt waar de fietstoeristen en de fotografen samenkomen om kiekjes te nemen, zeker van het oude Hotel Drachenburg. Indien de goede God zou leven en liefhebben zou hij dit zeker graag doen te Gottlieben. Dit is een hogere heilige plaats verscholen tussen het riet op de oevers van een groot meer.De plaats Gottlieben stelt mooie boottochten voor. In de hemel is er de lekkere rijstpap met bruine suiker die wordt gegeten met gouden lepels. Te Gottlieben is er een heerlijke tas koffie, maar met daarbij ook Apfelstrudel en slagroom, een tussendoortje om nooit meer te vergeten. Ik twijfel niet meer, ook Gott liebt Apfelstrudel .
Ik vertrek weer. Wanneer ik een bezoekje breng aan een staketsel aan het water, ervaar ik dat de wind komt opzetten, golfjes vormt op de Boden See, en speelt met de lichte zeilboten die in de haven liggen. Een windstoot blaast plots mijn petje van mijn kop . Komt er hier storm of onweer?
Verder in de richting van Konstantz-Kreuzlingen. De grens tussen Duitsland en Zwitserland kronkelt hier wel op een eigenaardige manier. Ik ben plots weer in Duitsland en kan met DM betalen. In deze stad wil ik een Iraanse tapijthandelaar zoeken die ik vier jaren geleden ontmoette op een bruiloftsfeest in Virginia (USA). Ik zoek achter de naam Mashkouri in het grote telefoonboek, maarvind die naam niet terug. Ik zou deze mensen graag terugzien, maar ik had geen contact meer sedert vier jaren. Op het kerkhof zou ik ook het familiegraf van deze mensen willen bezoeken.Tijdens mijn rondrit in deze grensstad ontdek ik een winkel met specialiteiten uit Iran. Ik ga er wat kopen, een pot mixed pickels en een flesje extract van dille, een remedie tegen cholesterol. Ik probeer langs deze weg de Mashkouris te vinden, maar zonder resultaat. Slecht contact. Iraniërs zijn in de tijd van de ayatollahs voor mekaar op de vlucht, en wetenniets, en willen niets zeggen over andere landgenoten. Al wat zij blijkbaar kunnen en willen is geld verdienen in hun winkeltje. Ik rijd terug Zwitserland binnen waar ik postkaarten kan kopen met postzegel al opgedrukt. Ik verstuur deze kaarten naar vrienden en kennissen, en na wat optelwerk weet ik dat ik al bijna mijn plicht heb afgehandeld op dit gebied.Ik zie een boekenwinkel waar christelijke boeken kunnen gekocht worden. Maar het is me weldra duidelijk dat er een verschil is tussen christelijk en katholiek. De boekenwinkel is voor de protestanten, voor calvinisten en niet voor vrije denkers zoals ik. Het boek dat ik wens Auf die Spuren des Jakobpilger is er niet in deze Bijbelboetiek waar ik me bevind, want de oude pelgrimstochten naar Compostela beleefden hun gouden tijd lang voor de Reformatie.
Thurgau.Appenzellergebiet. Mooie boomgaarden waar de rode appeltjes reeds zichtbaar zijn. Maar ook op dat keurfruit wordt er veel giftgespoten. We roven dus nergens appeltjes.
Romanshorn. We vinden er de Jeugdherberg, naast de Kazerne van de Pompiers.Zij is groot.Het lijkt wel een kliniek. Maar er zijn slechts weinig gasten. Er is niets te eten, behalve dan wat koekjes en chips uit een automaat. Ik eet de mixed pickles van de Iraniër met restjes brood. Aan tafel maak ik kennis met een magere vrouw van zowat veertig jaren die beweert dokter te zijn van beroep.Zij komt net van onder de douche uit. Wat later komt ook haar teenager dochter opdagen, nog magerder dan haar mama. Zij maken een rit van drie dagen rond het meer, met gewone damesfietsen en bijna zonder bagage.Zij zijn zeer vermoeid, uren achter op hun programma.Zij hebben niets om te eten en wat meer is, zelfs geen muntstukken om iets uit de automaat te halen. Ik heb plots medelijden met hen,klink al mijn munten op de tafel uit, en nodig de jongste van de twee uit om zich naar believen te bedienen uit de machine. Wij hadden vanmiddag al goed gegeten beweert de mama. Ik knijp in haar arm en zeg aan die Fraulein dat ik vind dat zij wel nooit veel zal eten en dat zij daarom zo mager is. Als einde van dit gesprek maak ik hen nog duidelijk dat zij meer moeten eten om sterker te kunnen fietsen en omdat mannen en jongens toch wel liever vrouwen met wat meer vlees zien. Met een flauwe glimlach vertrekken zij dan naar hun slaapkamer.
Ik lig alléén op een slaapzaal met 18 bedden. Ik slaap in een nette propere slaapzak van de jeugdherberg. Ik heb mijn zware fietstassen wel langs een trap naar boven moeten brengen. Mijn naakte fiets staat alleen onder een afdak , in een kooi achter tralies, goed afgesloten.
Hotel Zur Waag en Restaurant Tien Ping horen samen. Na het ontbijt moet ik mijn technisch probleem oplossen : mijn voorband is nog altijd even plat als gisteren avond in de regen. De Schwalbe band is op één plaats doorgesleten door verkeerd contact met het remblokje, en zo ontplofte de binnenband die door de scheur kwam. Met een stukje rubber van een Vittoria Corsa tube (op zijn lange tochten heeft een echte toerfietser zoiets altijd bij) en wat tape verleng ik verder de levensduur van mijn buitenband. Het stoute remblokje wordt weer op de correcte plaats gedraaid. Een chirurg of een fietsenmaker zou het niet beter doen. Ik ben fier op mijn kunde en berg al mijn reparatiemateriaal terug weg in de voorziene doos. Ik betaal 132,50 FS en verlaat het hotel. In de ochtend, zonder schmink en gekleed in wollen trui en jeans, ziet de gastvrouw er veel minder uit als een Chinese maar zij blijft lief en wenst me een goede reis. Ik rijd maar 100 meter en dan stop ik al aan een fietsenhandel. Ik koop een Schwalbe buitenband en een propere bidon. Ik vraag ook of de Minoura pikkel waardoor ik mijn fiets kan laten rechtstaan niet kan worden vervangen. De Zwitser schroeft de pikkel af, probeert enkele andere pikkels die niet op mijn fiets passen. Hij wringt dan maar op zijn werkbank het aluminium van mijn Minoura terug recht. Het is wat beter maar toch niet goed, en mijn fiets zal blijven omvallen tijdens het parkeren. Adieu, Bad Zurzach, het was fijn hier te zijn.
Ik voel me goed, een beetje prettig gestoord, en fiets verder naar het Oosten. De Rijn ligt links van mij. Fietspad. Kiezelweg voor wandelaars. Asfaltweg. De nattigheid is reeds overal opgedroogd. Heerlijk rustige landschappen. Ongerepte natuur. Rond de middag fiets ik even Baden Wurtemberg binnen, in Duitsland. Na een antieken houten brug met dak bereik ik nadien Rheinau, zonder grenspost te zien, en daar ben ik in Zwitserland. Ik bezoek de prachtige barok kerk van de benedictijnen, brand een kaars en offer een cent, zoals mijn plicht van pelgrim dat vraagt. In die bekende abdij van Rheinau is er een centrum voor psychiatrie. Sedert lange tijd wonen daar in de stad, zoals te Geel in onze Kempen, gehandicapten tussen de plaatselijke normale mensen. In een superette bij een jonge Turk koop ik muesli en melk. Dit laatste in een lichte verpakking, zoals een pakje chips. Er zijn daar ook andere klanten. Terwijl ik buiten aan de deur de koele melk opslurp komen twee gekke mannetjes met een begeleidster snoep kopen. Een van die twee draagt op iedere voorarm vier mooie uurwerken. Dat is ongetwijfeld een gekke Zwitser.
We zijn nu niet ver meer van een belangrijk punt op onze weg naar Rome. We volgden de Maas, de Moezel, de Rijn, en komen nu aan te Schaffhausen om naar een wonder van de natuur te kijken : de watervallen van RHEINFALL, een fantastisch schouwspel. Onze landkaart is niet duidelijk. Het reliëf is nogal verward. Weldra kunnen we wegwijzers volgen. Wat later staan we tussen honderden ordinaire toeristen, dagjesmensen uit autobussen, oude madammen met handtassen, kinderen die ijsjes lekken. Dit is zoveel groter dan de Watervallen van Coo op de Amblève. Alhoewel mijn mond zich gedraagt als de muil van een hongerige jachthond, zal ik hier geen worst met brood, zuurkool, mosterd, kopen zoals de dikste Duitsers en Zwitsers hier wel doen. Met mijn blikje, mijn papier, kartonnen schoteltje, zullen de vuilbakken hier niet worden gevuld. Soms moet een pelgrim versterving doen, opzettelijk zich onthouden van aardse genoegens.
Ik durf mijn fiets niet achterlaten omdat daar een paar kerels nietsnuttend loslopen, die bekwaam zijn me te bestelen. Via een hangbrug kom ik in de burcht, en dan na het betalen van één enkele Zwitserse frank mag ik gaan kijken naar de watervallen.Ongewoon, schuimend, prachtig, om nooit te vergeten. Op dat ogenblik, na de regens van de vorige dag, kletsen 347 kubieke meters water per seconde naar beneden, 18 m lager. Het kostbare belangrijke water is vol energie, bruisend, krachtig. Dit is niet niks, maar wel Vadertje Rijn, de patriarch van de stromen in Europa. Dit is één van de meest gefotografeerde plaatsen in Europa. Ik koop daarom een weggooicamera en schiet enkele panoramische beelden. Ik koop ook twintig ansichtkaarten en zend er vijf naar familie.
Omdat de jeugdherberg nog gesloten is, en ik amper 51 km heb afgelegd, probeer ik niet van naast de watervallen te slapen, en na rustpauze en wandeling klim ik terug op mijn tweewieler. Maar dat gaat moeilijk. Mijn kuiten zijn stijf. Mijn hartslag vliegt fel omhoog na een korte klim. Ik loop dan maar wat naast mijn fiets en moet ervaren dat ik word uitgelachen door mensen die me observeren van uit een autobus. Ik ontdek een bord met het plan van Schaffhausen, oord met 33.000 inwoners, zie dat daar nog een andere jeugdherberg is, en volg de pijlen en de plaatjes met het huisje hopende van de voorzieningen te vinden die de lidkaart van trekker me beloven. Uit het Rijndal, weer omhoog, tot aan eenvilla, die wat aan verwaarlozing lijdt, en er wat spookachting uit ziet. Op een plaats waar dozijnen fietsen liggen en staan, stop ik Olive Green onder het grondzeil van mijn tent weg nadat ik haarheb vastgeketend met de stalen kabel die ik daarvoor meedraag. Ik gooi er zelfs nog wat kartonnen boven op. De herbergvader vindt het een eer voor hem dat er zo iemand als ik ook bij hem komt overnachten. Ik krijg een plaats in een bijgebouw. Ik neem een douche. Ik wil mijn groen Lacoste hemdje aantrekken. Het is onvindbaar. Ik ben het kwijt . Verlies of diefstal ?Laten we er niet over piekeren. Ik moet de kamer delen met twee andere personen. Zij zijn voorlopig afwezig.
Tijdens mijn verkenningsronde van de jeugdherberg ontdek ik dat onder het bijgebouw een grote en vooral diepe kelder ligt. Er wordt daar op vier tafels gepingpongd. De trap daalt steil naar beneden. Zal ik eens tegen die spelers gaan tonen dat ik een pingponger ben uit het land van de Grote Jean-Mi ?
Ach, ouwe man, met je stijve benen, wil je dan toch altijd nog maar doorgaan met dat pingpongspel, ook hier nog ?
Na deze bekoring vertrek ik uit de jeugdherberg, voor een flinke wandeling naar het centrum van de stad. Met mijn nieuwe telefoonkaart kan ik na enkele pogingen in lijn komen met mijn oudste dochter. Wat is de hedendaagse techniek toch praktisch !
Ik wil dat zij thuis altijd goed opschrijven, waar en wanneer ik me ergens bevind. Moest ik op een dag verdwijnen, kan ik misschien toch nog worden terug gevonden .
Door de verkeersvrije voetgangerszone loop ik tussen stijlvolle winkels, reeds gesloten op dit uur. De rijk versierde voorgevels met erkersen de prachtige fonteinen fleuren het stadsbeeld van de binnenstad van Schaffhausen op. Iedere fontein is eigenlijk een monument, een aandenken aan een weldoener, een artiest, een historische figuur van de stad. Water. De Rijn, waarop riviertochten die de moeite waard zijn, is niet ver. Indien de man die mijn vader was hier had gewoond in plaats van in dat dorp aan de Molenbeek van ons, dan had ook hij voorzeker zijn fontein gekregen, omwille van verdiensten, liefde, trouw, inzet voor water. Terwijl de spuwers spuiten en de druppels vallen, op een kunstwerk zou hier dan ook staan :
Herr Theo Tag von Lenkes (1916- 1973) -Hij zocht en vond het koude water waarin hij zijn volk leerde schoolslag schwimmen
Mijn interesse voor eethuisjes en restaurants verhoogt met de minuut tijdens dit zwerftochtje. Even betrap ik mezelf een stap voorwaarts te maken in de richting van de McDonalds. Zon hamburgerzaak duikt in iedere moderne stad wel ergens op.
Stap terug. Een wielrijder moet beter eten, beste man !
Tien minuten later stap ik in een eetgelegenheid binnen. Daar moet het goed zijn vermits er veel volk zit. De ober die me een plaats aanduidt, is een merkwaardig lange en fijne man, een halfbloed. Hij beweegt zich snel tussen de tafels. Hij draagt een brede lederen gordel, met geldtas en tas met bestelbons. Het lijkt wel een cowboy met aan iedere heup schietijzers. Zijn collega is ook van eenkoffiekleurig ras. Deze brasserie is modern ingericht, in de stijl van de XXIste eeuw. De bestellingen naar de keuken en de afrekeningen gebeuren met aangepaste computer. Alhoewel publiciteit op de spiegels duidelijk halve liters witbier van het vat aanbeveelt, is dat vat Heute Abendleeg en zal ik dus maar pils moeten drinken, in een grote pint met een oor. Het wordt toch een stijlvol avondeten, want op mijn zeer groot bord komen diverse hamsoorten, tomaat en salade. Dit is dan de vermaardeSchaffhausens Teller .Bitte noch ein Pils Herr Ober !
Het is al wat later op de avond en ik wandel langs de schilderachtige binnenpleinen van Schaffhausen by Night. In een tankstation dat op een supermarkt gelijkt en steeds open blijft bei Tag und bei Nachtkoop ik een magnum, omdat ik vergeten had een dessert te bestellen in de brasserie. Ik lek die langzaam op terwijl ik aan de vitrine van een fietsenwinkel naar de fonkelende mountainbikes blijf kijken. Ik zie voor het eerst in mijn leven een volautomatische winkel. Grote lichten lokken de consument. De 85 meest verkochte producten uit de kleine detailhandel kunnen hier elektronisch vlug uit de grote machine worden gehaald, na inworp van de gepaste muntstukken. In mijn jeugd was de veelkleurige kauwgompot en de jukebox, voor één of voor vijf frank, nog het toppunt van de vlugge distributie. Later zag ik hoe het automatische bankieren mijn job van bediende kwam veranderen en bedreigen. Weldra kunnen dus ook een aantal winkeljuffers met vervroegd pensioen. Zullen zij op de dop staan en blijven, worden zij afgevoerd en gerecycleerd, worden zij omgeschoold tot werksters in de erotische industrie misschien ?
Een groep jongeren slentert me voorbij. Zij zijn met zeven van een bruine soort uit India, Tamils of Sikhs, die nu ook te Sint-Truidenrondlopen, werken en kindjes maken. In bende voelen zij zich sterk. Spoorwegstation. Tunnel. Overdekte winkelstraat. In een hoek, nabij publieke toiletten, brandt een kaars op de vloer. Er liggen ook bloemen en een kruisbeeld . Op de muur zijn enkele papieren geplakt.Ik lees :
Hier stierf mijn zoon aan drugs, 28 jaar was hij.
Prohybidol heeft hij geslikt. Gedurende negen uren liet men hemliggen in het WC van de dames en niemand stak een hand uit !
Er lopen daar nog jongeren rond, in kliekjes, blijkbaar ook handelend en gebruikend, en voor wat SF zich verkopend aan anderen, aan ouderen, die daar ook rondslenteren. Een jonge kerel,gelijkend op Bob Dylan, die wat gitaar speelt, ligt daar aan de ingang van een gesloten winkel. Hij is volledig in zwart leder gekleed, en draagt op deze zomeravond wollen handschoenen waarvan de vingers en duimen werden afgesneden.
Dat is wel een speciale.Is hij een dealer ?Is hij een voorbeeld ?
Ik voel me plots niet meer op mijn gemak in zon omgeving.
Dan maar met vlugge stap terug naar het International Youth Hostel of Schaffhausen. Mijn kamergenoten zijn al goed aan het slapen. Er is nu veel volk bijgekomen. Er staan meerdere wagens en een grote autobus van de Ostrovski Reizen en nog een Bus Zonder Naam. De naburige kamers zijn overbevolkt . Ik ben verwonderd dat er veel Aziatische jonge vrouwen in pyjama rondlopen. Mijn bed heeft een verdieping, maar niemand slaapt boven me. Zo mag ik het kussen en het deken gebruiken van dat andere bed.
Een man met een gerust geweten zoals ik slaapt dan ook in deze omstandigheden vlug in, met alle bagage achter slot en grendel in de volgepropte kast naast hem.Goede nacht.
Dames en Heren, De Koningin, ikzelf en gans onze familie wensen u allen aangename kerst- en nieuwjaarsfeesten. Het zijn geschikte momenten om op het afgelopen jaar terug te blikken, en goede wensen te bieden voor 2009. Ons land is door een nieuwe politieke crisis getroffen die haar oorsprong neemt in de internationale financiële crisis, en haar gerechtelijke gevolgen in België. Ik hoop echt dat het verantwoordelijkheidsgevoel van iedereen ertoe zal leiden snel een nieuwe regering samen te stellen, die efficiënt de economische, sociale en financiële uitdagingen die ons land dringend moet bestrijden, verder kan aanpakken, en de nodige hervorming van onze Staat zal vooruithelpen.
Met U wou ik nu enkele gedachten delen over die internationale financiële crisis, en over onze institutionele moeilijkheden.
België is, net als de hele wereld, getroffen door de zwaarste financiële crisis sinds de jaren 30. Deze nam haar aanvang ingevolge de ontwikkeling van ongecontroleerde financiële producten, verbonden aan risicovolle hypothecaire leningen in de Verenigde Staten. Ze waren zo ingewikkeld en gesofistikeerd dat een meerderheid van financiële verantwoordelijken ze niet meer op hun juiste waarde konden inschatten. Die zogenaamde giftige producten werden toch op de markt gebracht. Ze werden door financiële instellingen, overal ter wereld aangekocht met het oog op steeds grotere winstmarges.
Met de financiële ineenstorting voor ogen, en na een eerste reflex van ieder voor zich, hebben de Europese overheden en de internationale verantwoordelijken spoedig stelling ingenomen door drastische maatregelen af te kondigen om het vertrouwen terug te brengen. De gevolgen van deze crisis voor de economie zijn ernstig en zorgwekkend. Onze overheden stellen alles in het werk om haar negatieve impact te beperken, in het bijzonder op de werkgelegenheid. Op dat vlak zijn onderwijs en technische opleiding uiterst belangrijk. Vanzelfsprekend zullen ook de sociale partners een essentiële rol vervullen. Uit die financiële crisis moeten we ook lessen trekken om ervoor te zorgen dat ze nooit meer opnieuw voorkomt. Op dat vlak lijkt het me noodzakelijk dat alle financiële producten aan een efficiënte controle worden onderworpen, en dat een onafhankelijk Europees regulerend organisme wordt opgericht. We mogen niet hervallen in het ieder voor zich. Laat ons ook deze crisis benutten om nieuwe vormen van gezamenlijk optreden tot stand te brengen, zowel op Europees als op wereldvlak, zoals dat trouwens gebeurde op de Conferentie van Bretton Woodsin 1944. Het is toch zo dat het financiewezen ten dienste van de economie moet staan, en de economie ten nutte van de mens. Ten slotte heeft deze crisis, reusachtige financiële middelen gemobiliseerd in de ontwikkelde landen, maar we kunnen ook niet nalaten de zwakstenonder ons en in de derde wereld, de nodige bescherming te bieden. Inderdaad, hoewel zij geen verantwoordelijkheid dragen voor deze crisis, toch lopen ze het risico bij de eerste slachtoffers te zijn.
Nu zou ik het willen hebben over die andere crisis die we dit jaar beleefden. U weet allen dat het om de hervorming van onze Staat gaat. De politieke spanningen waren groot, maar ik verheug er mij oprecht over dat een interinstitutionele dialoog werd ingezet. Zoals de bemiddelaars beklemtoonden gaat het om de aanvang van 'ernstige en geloofwaardige onderhandelingen die moeten resulteren in een grondige en evenwichtige staatshervorming. De bemiddelaars voegden daaraan toe dat die hervorming moet leiden, en ik citeer: 'tot een verder uitbalanceren van het institutioneel zwaartepunt, namelijk door meer autonomie, bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan de gefedereerde entiteiten toe te kennen, zonder de interpersonele solidariteit ter discussie te stellen.' Einde citaat.
Ik hoop echt dat, ondanks de moeilijkheden, die werkzaamheden zullen worden voortgezet in een constructieve geest en met de onontbeerlijke discretie. Het gaat om een essentiële aangelegenheid zowel voor ons land als voor het welzijn van iedereen. Maar het is ook een zaak van belang voor anderen in de wereld. Zo ben ik getroffen geweest door een verklaring van Mevrouw Ingrid Betancourttijdens haar verblijf in België. Ze verklaarde aan Belgische journalisten, en ik citeer: 'Ik ben overtuigd dat uw edelmoedigheid stoelt op het feit dat in België altijd twee culturen hebben samengeleefd die het, ondanks verschillen, met elkaar konden vinden. Dat is het wat de wereld nodig heeft. Er is te veel onverdraagzaamheid, de weg van de minste weerstand wordt te dikwijls gevolgd. Men vindt maar al te vaak dat ieder op zichzelf zou kunnen leven. Dat is te gemakkelijk'. Einde citaat.
Om te besluiten zou ik in de naam van u allen, onze militairen willen groeten die nu Kerstmis en Nieuwjaar vieren ver van huis. Ze bevinden zich in Kosovo, Libanon, Afghanistan en in Afrika. Zij werken daar voor vrede en wij bewonderen ze. Ik groet ook zeer hartelijk hun families die hier te lande blijven.
Ten slotte dank ik alle personen die edelmoedig samenwerken met kwetsbare groepen bij ons, of met de bevolkingen in de derde wereld. Ook zij ijveren voor een betere samenleving. Tijdens ons Staatsbezoek aan India waren we blij er enkele te kunnen ontmoeten, namelijk Zuster Jeanne Devos en Mevrouw Claire Vellut.
In de hoop dat de financiële, economische en institutionele crisissen, elk ten beste, en zo snel mogelijk zullen worden opgelost, wensen de Koningin, ikzelf en gans onze familie u allen een gelukkig 2009 !
Na het ontwaken maak ik kennis met mijn buurvrouwtje op de natte camping. Haar minuscuul tentje was me opgevallen, maar enig geluid of beweging had ik van haar nog niet gemerkt. Terwijl van haar kant zij beweert dat ik wel een felle snurker ben. Zij is een Hollandse. Op iedere camping tussen Trondheim en Patagonië kan men tijdens de zomermaanden onze taalgenoten terugvinden. Kort grijzend haar, 61 jaar jong, verpleegster op pensioen, nooit getrouwd geweest, woonplaats Lobith waar de Rijn nabij Kleve van uit Duitsland in Nederland binnen komt. Zij vertelt het me allemaal, want zij vindt het leuk me te ontmoeten.
Wanneer ik vertel dat ik een pelgrim ben en al Kevelaer en Xanten heb bezocht, dan voel ik dat ik bij haar goed scoor .
Ben je echt een pelgrim ? vraagt zij ontroerd.
Zeker ! antwoord ik wijzend naar de tinnen schelp die mijn stuurtas siert. Ik wil 40 dagen onderweg zijn, naar Rome fietsen waar alle wegen heen lopen.
Ik ben ook een pelgrim.zegt zij.
Van onder haar trui , waar normaal vrouwenborsten zouden moeten zijn, haalt zij een houten kruis te voorschijn .
Hier hangt mijn levensverhaal aan vast begint zij te vertellen.
Maar weldra onderbreek ik haar brutaal omdat ik niet zo gelovig ben. Ik ben nog steeds op zoek naar de waarheid. Zij vindt mijn positie aanvaardbaar en stopt daarom met haar preek. Ondertussen stelde ik vast dat zij een mooie glimlach heeft. Ik begin te denken dat het een non is die op haar Hollandse fiets uit een klooster is gevlucht en die nu toch wel een man zou willen. Op zon camping komen soms rare mensen mekaar tegen.
Ik hoop dat de waarheid je onderweg tegen komt vervolgt zijmet een zilveren stem.Ik kom nu te weten dat zij in de lente te voet op weg was naar Florence, maar moest opgeven door pijnen in de Achilles pees, en na verplichte rust is zij weer opnieuw van thuis vertrokken, maar dan wel met haar fiets om toch maar haar reis van dat jaar af te maken. Zij wil ook te Rome geraken, maar wellicht per trein, om meer te weten te komen over Saint Benoît-Joseph Labre, een pelgrim uit voorbije tijd, een heilige van wie het voorbeeld haar inspireert. Ik noteer die naam, want ik hoorde nog nooit van die merkwaardige man. Een uur gaat zo voorbij. Wij praten terwijl de zonnestralen onze tentzeilen drogen. Opeens plaatst zij al wat zij bij heeft, en dat is veel minder dan ik, op haar fietsen als een ekster vliegt zij weg , maar toch zegt zij nog lief tegen mij Tot ziens in Schaffhausen als ons lot het zo beslist ! .
Ik voel me toch niet zo fit. Daarom laat ik mijn was verder drogen in de zon. Ik loop wat rond en koop een fles tafelbier van een halve liter, maar als ontbijt smaakt dat helemaal niet. Ik ga eens naar het zwembad zien, gelegen nabij de Rijn. Als oudste zoon van Fille van Lenkes, de grote zwemmer uit Walshoutem, zou ik toch enkele badlengten schoolslag moeten laten zien. Maar na de regenval van vorige avond heeft het koude water een bizar reukje. Er is daar geen levende ziel en ik waag het niet van alleen te gaan zwemmen, want met dat bier in mijn buik voel ik me niet goed.
Het is elf uur wanneer ik vertrek uit Möhlin. Ik volg de fietsroute die werd uitgetekend op een groot bord door de Regionale Dienst voor Toerisme, maar weldra rijd ik ongewild anders en ik kom in een bos. Ik zie vele vogels, een hertje, nadien een groter hert, en overal zijn er mooie hopen hout opgestapeld. Langzaam en zonder enig geluid te maken vorder in de richting van het Oosten. De bosweg is onverhard. Er zijn vele zijwegen en kruispunten die me twijfel brengen, maar tussen de dennen is er geen wind en ruikt het heerlijk en gezond. Eindelijk kom ik uit dat grote bos en dan zie ik een dame en een grote hond. Ik vraag de weg naar het volgende dorp. Grote propere Zwitserse huizen zien mij naderen. Ik ben moe en heb grote honger. Daarom glimlach ik uiteraard bij het zien van een Gasthaus. Ik bestel voor 18,80 SF het menu van de dag. Het eten staat snel voor me. Tomatensoep, vleesbrood, spinazie,gebraden aardappelen, Sprüdelwasser. Ik blijf er niet te lang, omdat ik nog maar weinig weg heb afgelegd. Mijn vol buikje verlangt echter dat ik nog wat ga zitten in de zon op een bank op het plein met bloemen nabij het postkantoor. Kleine hagedissen ritselen er overal rond. Hun spel krijgt mijn aandacht.
14.00 u.De dorpsklok luidt. Einde van de middagrust.Wagens, grasmaaiers, winkels, pompen, kantoren, boeren, nemen een nieuwe start. Dit kan zo alléén maar Zwitserland zijn, omdat alles daar zo goed op tijd en foutloos gaat, met precisie. Wel, ik voel me even beschaamd omdat ik zit te niksen, te bruinen, te luieren, terwijl iedereen in dit dorp schoon terug aan de arbeid begint. Daarom wil ik terug kilometers malen. Soms kom ik vlak tegen de grens met Duitsland en merk ik de Douanepost op. Vermits mijn pedaalslag slecht gaat, neem ik de klim naar Brugg niet, doch ik verkies van in de vallei van Vadertje Rijn te blijven. Een mooi fietspad bewijst dat dit de goede keuze was. Dit is het Land van Aargau. De naam Gippingen is me bekend uit de wielersport. Ik kom voorbij een internationaal bedrijf voor sporttrofeeën, pins, medailles, hebbedingetjes en curiosa. Na deze stad zie ik vele vogels wanneer ik aan een stuwmeer kom.
Er loert evenwel gevaar op me. De jeugd schijnt hier dol te zijn op rollerskating. Ik kan meermaals nauwelijks ontsnappen aan een botsing op het fietspad dat ik moet delen met deze nogal wilde andere sportievelingen. Aan een Manege met Restaurant stop ik om te kijken naar de paarden. Ik bewonder de fotogenieke Hafligers met hun prachtige blonde manen. Regen wordt nu mijn zegen. Op de brug over de Aau haal ik mijn regenjas en petje uit mijn fietstassen. Aan een winkel schuil ik wat, vooral omdat ik moet rijden tussen autos en vrachtwagens en dat vraagt in de regen te veel concentratie en stuurmanschap. Ik voorzie me terug van proviand. Zal ik verder rijden in de regen of zoek ik reeds op dit uur en in deze stad een hotel ?In een eerste hotel vind ik het te duur, en in een tweede staat nog wel Hotel op de voorkant maar er wordt alleen nog bier en schnaps geschonken aan kerels die op dit uur al goed zat zijn. Ondertussen ben ik helemaal nat, door eigen zweet nog meer dan van de vallende regen. Ik zal me toch eens een betere regenjas van Goretex of van Agu moeten kopen met verluchting. In mijn Adidas windjak fiets ik nu keihard door in de heuvels buiten de stad, onder een hemel zwaar en zwart gevuld met regenwolken. Het water druipt van me af. Ik steek mijn tong uit en ik kan zo zelfs drinken. Ik de regen groei ik altijd als wielrijder en word ik flandrien. Nach Bad Zurzach müss ich pedaleren, nog 4 km, waarvan de helft hard omhoog tussen wijngaarden. Met mijn klein verzet toon ik dat ik uit het goede hout( uit Walshoutem ) ben gesneden waaruit grote klimmers komen. Bijna boven. Op de tanden bijten, in de regen.
Plots valt mijn blik op een monument voor een slachtoffer van het verkeer : een altijd brandend lichtje, bloemen, een kruis. Zon dode was altijd iemands zoon of iemands dochter, iemands echtgenoot, verloofde, vader, broer, . Ik kijk even eerbiedig maar verminder mijn inspanning niet. God hebbe zijn of haar ziel murmel ik toch even tussen mijn lippen, en ik voeg er voor mezelf bij Pelgrim, pas maar op ! .
Ja, er is dikwijls gevaar op de weg. Ik bereik uiteindelijk de top en berg mijn 28 X 24 verzetje terug op. Wat uitblazen kan nu, benen terug relax gedurende enkele seconden, hartslag langzamer. Mijn vaart neemt vlug weer toe op het natte wegdek. Mijn zware Olive Green rolt zich bergaf en de teller wijst al 50 km/u. Ik begin voorzichtig wat te remmen. Opeens Psst Patch !
Mijn voorwiel zwalpt, slingert, en ik heb met mijn velg contact met het glibberige asfalt. Ik blijf echter meester over de situatie. De chauffeurs van twee voorbijstekende wagens zien wat er aan het gebeuren is. Zij remmen, zwenken naar het midden van de steenweg.Mijn rechtervoet schuurt over het wegdek om de remblokjes te helpen. Mijn fiets was evenwichtig geladen. Ik was niet in paniek. Weldra sta ik daar stil naast de weg, in de motregen, en het is er donker door de hoge dennen en de grijze wolken die het zonlicht weghouden. Er is geen lucht meer in mijn voorste band. Aan een erge valpartij ben ik gelukkig ontsnapt.
Mijn natte schoenen brengen me verder tot aan de eerste muren van Bad Zurzach, een onbewoonde schuur, een verlaten zagerij. Ik krijg het koud door de nattigheid en na die plotse felle emotie.
In zulke omstandigheden is het onmogelijk een binnenband te wisselen. Er is ook een scheur in mijn buitenband. Dan maar verder te voet op zoek naar een droge plaats. Beweging zal me warm houden. Ik voel me gelukkig omdat ik niet gewond ben.
Zo stap ik verder. Na ongeveer 1 km krijg ik te zien dat ik niet arriveer in een boerendorp, maar dat Bad Zurzach een plaats is met toerisme. In een eerste Gasthof zijn geen bedden, maar zij verwijzen me verder naar Tien Ping, een Chinees Restaurant waar ook kamers zijn.Het is nog maar 300 m. Ik krijg echter de klop van de man met de hamer en strompel verder tot aan een zwart bord waarop staat in witte letters: Hotel heute geöffnet .
Ik kom terecht in een schoon Chinees interieur met draken, papieren lampions en grote vazen. Zullen zij zon natte fietser met vuile armen en benen, zon barbaarse reus met regen die nog uit zijn baard druipt, wel willen aanvaarden?
Ik ben welkom voor een kamer, avondeten, ontbijt. Maar ik moet wel terug naar buiten en dan langs een poortje aan de achterkant van het hotel terug binnen, met mijn fiets en met mijn natte bagage. Weldra sta ik op een binnenkoer met een prachtige houten trap die naar de kamers leidt. Droom ik ? Dit is echt The Inn of the Seventh Happinessuit die schone film met Ingrid Bergmann.
Ben ik ook dood zoals die van het lichtje, de bloemen, het kruis, en hebben zij mij en mijn fiets doodgereden ? Is dit de mooie dood van een fietser die ik voor mezelf heb gevonden?Ben ik nu in de Hemel , het Vagevuur, of de Hel ?
Onder het dampende water van de douche komt mijn brein terug in normale toestand. Ik daal af naar het restaurant. De gastvrouw heeft spleetogen die blij lachen omdat ik proper gekleed ben in jeans en zwart-wit zomerhemdje, en omdat ik niet op een SF kijk om goed te tafelen.
Ik heb het toch wel verdiend vandaag! .
Foto van pelgrim Benoît-Joseph Labre (1748- 1783). Niet te verwarren met wielerkampioen François Faber(1887- 1915).
De vroege autos maken mij wakker. Ik ruim mijn kampplaats op en verdwijn snel uit het vochtige gras. Nu zie ik nog veel meer slakken en dat is een teken dat de grond er niet giftig is. Ik blijf in de kledij waarin ik heb geslapen. Bij het uitrijden van het nog slapend dorp ontdek ik de naam van deze plaats waar ik overnacht heb : Berentzwiller. Het is nog geen zeven uur wanneer ik al Folgensbourg bereik waar Remy Stempflin burgemeester is. Dit is een juweel van een dorp, met grote chalets, veel kleurrijke bloembakken, propere straten. Ik stop er omte kijken naar bossen en wolken, een prachtig panorama in de opkomende zon. Dit heet Balcon de Sundgau. In zie ook reeds Bazel en ik ben blij want ik ben nu dicht bij Zwitserland. Na een scherpe duik kom ik in het laatste dorp van de Elzas en van Frankrijk. Op een pleintje spuwt een bron water in een grote wasbak. Royaal en fris stroomt deze rijkdom. Ik trek al mijn kleren uit, behalve dan mijn onderbroek, en ik zeep me goed in: kop, nek, armen, borst, buik, benen en voeten. Het koude water pept mij geweldig op. Ik heb nog maar twintig seconden mijn verse koersbroek met bretels aan en ben met een tweede propere handdoek mijn kop aan het droogwrijven als daar een dame voorbij stapt. Zij loopt zo vroeg al op hoge hakken. Het is zeker geen vers grietje meer, doch haar houding en blonde haren laten vermoeden dat zij tijdens de voorbije veertigjaren vele mannen bijbels heeft gekend.Enkele minuten komt zij terug in omgekeerde richting met vers brood in een papieren zak. Zij stapt kordaat in mijn richting en blijft staan bij de waterbak. Zij begint een praatje. Maar haar dialect klinkt vreemd in mijn oren, zij bazelt in de streektaal van Bazel en dat is voor mij niks compris. Gelukkig schakelt zij over naar Frans met een Duits accent. Zij stottert dat het toch geweldig moet zijn een man van zon warme natuur te wezen die zich moet afkoelen met fris water. Terwijl zij als vrouw op een vochtige ochtend als vandaag koude rillingen doorstaat. Compris ? Moet ik nu inpikken, zeggen dat ik graag in haar keuken een warme koffie zou willen drinken met een vers sneetje brood. De nomade, de pelgrim met de baard, op het pleintje is niet alert genoeg en wat doof, blind om te weten wat zij probeert. Zij loopt dus door en draagt haar papieren zak, en ik en mijn fiets blijven aan de waterbak staan. Ik ontweek deze vroege valkuil.
In het laatste winkeltje voor de grens spendeer ik nog vlug al mijn Franse geldstukken. Ik koop brood, paté, water en fruitsap. Aan de douane moet ik wat wachten en honger doet mij in het brood bijten. Ik mag Zwitserland binnen.Een boogscheut verder stop ik en ga op mijn kont zitten op de grond van Helvetia, het rijkste, het properste, het mooiste land, het land van Ferdi Kubler. Na zeven dagen heb ik 671 km afgelegd. Bravo. Ik fiets Bazel binnen. Deze grote stad is voorzien op Komen en Gaan . Bazel is sedert eeuwen het kruispunt waar Frankrijk, Zwitserland, Duitsland, samenkomen. De Rijn is er belangrijk, vormt er een rechte hoek. Op een terrasje gebruik ik nu Zwitserse franken voor twee tassen koffie. Bazel is zeer fietsvriendelijk. Zelfs een vreemdeling vindt er gemakkelijk zijn plaats in het verkeer. Alhoewel s maandags hetsluitingsdag is, bezoek ik omgeving van het museum. Ik vind er een overdekte rustplaats waar ik mijn fiets veilig kan stallen. Stilaan geraak ik gewend aan de Zwitserse kleuren, de geluiden, de verschillen van dit andere land. Uit een automaat kan ik postzegels halen, en ik besluit van een brief te schrijven naar de Symoens uit Gistel, André en Simonne die mij inspireerden. Vanaf Bazel zal ik niet langer met mijn fiets de paden volgen die zij te voet hadden bewandeld met hun Peace mobiel.
Te Bazel wil ik het graf van Erasmus zoeken, de monnik, filosoof, humanist, schrijver van Lof der Zotheid en andere belangrijke bladzijden zoals de bestseller Adagia. Die beroemde man werd geboren als onwettelijk kind van een priester en zijn meid, maar bracht het tot raadgever van Keizer Karel. Desiderius Erasmus die Latijn sprak en schreef,is in Europa bekend als één van de grote denkers van zijn tijd. Hij verbleef o.m. te Antwerpen, Brugge, Leuven, Mechelen,Anderlecht, maar stierf waar zijn boeken werden gedrukt, te Bazel op 12 juli 1536 en ligt er nog altijd in de munsterkerk. Het drukke verkeer en de witte lijnen waartussen de fietsers moeten blijven brengen mij echter aan de wateren van de Rijn, de heilige stroom van de Germanen. Verblind door zijn macht en zijn schoonheid, vergeet ik alles. Wat later, wanneer ik in een groene omgeving kom, vind ik in een park een gebouw met publieke toiletten die 100 % hygiënisch zijn. Zwitserland is dus wel degelijk een proper land. Ik geniet er de nodige tijd van een gratis zitplaats.Wat verder gebruik ik het water van een fontein om er een T-shirt te wassen. Ik waste met zeep en twee minuten later stel ik vast dat er schuim komt uit de spuwer die het water brengt. Maar, neen, het is noch bronwater noch leidingwater maar gewoon altijd hetzelfde water dat door een pomp circuleert. Het is schoon voor het oog, maar eigenlijk vals, en na mijn wasje is dat water gedeeltelijk zeepwater met bubbels geworden. Ik fiets stroomopwaarts, langs de haven van Bazel. Er heerst daar een enorme bedrijvigheid. Rond het middaguur kwelt honger me.
Zoals in het lied In het kleine café aan de Haven ligt er een plaats om te zijn en wat te blijven. Daarom moet mijn fiets tegen de kant. Een vrouw met Indisch uiterlijk zorgt er dat de bezoekers hun natje en ook hun droogje kunnen bekomen. Drie minuten nadat ik plaats nam in open lucht aan een tafeltje heb ik een pint met één liter bier voor mij staan. Opgediend in een leuk korfje is het kip cordon bleu met brood dat bijna iedereen daar aan het opknabbelen is. Dus, dat is het wat natuurlijk ook ik bestel. Ik kijk wat rond en stel vast dat het caféwordt bezocht door stoere kerels.Snorren. Motorfietsen. Tatoeages. De dienster is de zachte moeder van twee kleine meisjes die in een hoek bezig zijn met papier en kleurpotloden. Een kerel in lederen jekker zit aan de toog. Hij praat Engels en probeert altijd maar weer een gesprek op gangbrengen met de Indische dienster. Deze loopt van tafel tot tafel, van de keuken naar achter de toog, en soms ook nog naar de kelder,naar de toiletten, naar ergens achter een deur waarop Privat staat. Die kerel is een echte lastpost. Maar toch lijkt het of die mooie jonge vrouw hem graag ziet of heeft gezien. Ondanks dat zij hard werkt, blijft zij af en toe toch nog bij hem staan en verspilt zij haar tijd. Ik ben er zeker van dat in de keuken een vrouw of een zwakkeling staat, want moest daar een sterke vent of een baas aanwezig zijn dan zou die zeker de kerel aan de toog verjagen. Ik volg onopgemerkt alles wat daar gebeurt, blijf doorgaan met stukken kip knabbelen en bier slikken, en het al of niet koppel beseft niet dat ik spioneer. De dienster wijst finaal het voorstel van de kerel af. Zij legt hem uit dat voor haar de kinderen die zij heeft het belangrijkste is en dat in het kleine café aan de haven het voor hen goed genoeg is. Ik denk dat zij gelijk heeft. Opeens staat de kerel op, aanvaardt zijn nederlaag, en verdwijnt met zijn auto, wellicht met een gebroken hart.
Ik zal nu de grote GR volgen, het trekkerspad langs de Rijn, tot aan de Boden See. Het pad voor voetgangers is erg smal, soms met trappen, en ook gevaarlijk door de wortels, de gaten, de stenen. Dit is een echt avontuur. Maar de afgelegde weg blijft aan de kleine kant. Na een uur heb ik er genoeg van.Daarom stuur ik Olive weer naar de hoofdweg, beter om snelheid te maken, maar gevaarlijker door druk verkeer. Wanneer ik de weg oversteekom Leckerlis te gaan kopen, moet ik teveel risico nemen. Zich om enkele koekjes laten doodrijden zou toch dom zijn, en ik kocht dan zelfs niet van die lekkernij uit Bazel. Te duur en te groot pak. Ik kwam de winkel buiten met twee doodgewone wafels.
Rheinfelden. Eens een Romeinse stad. Autovrij. Prachtig !
In een papierwinkel koop ik ansichtkaarten, maak ik een dubbel op de kopieermachine. Daarna rust ik, geniet van de schoonheid van de Rijn, en ik supporter een lijnvisser. Deze man is een Italiaan, maar hij spreekt graag een woordje Frans. Hij kwam uit de streek van het GardaMeer, en dit brengt mij op de gedachte dat ik nog een week moet rijden om ook daar te komen. Mijn route verloopt vervolgens in zigzags , soms langs de Rijn en dan weer het binnenland in. Wanneer ik een wegwijzer naar Möhlin zie, waar een camping met zwembad is, besluit ik van het in die richting te wagen. Omdat niemand op het bureel aan de ingang zit, rijd ik maar zelf op zoek naar een plaats voor mijn tent. Opeen groot middenplein is het voorzien voor kleine tenten. Daar parkeer ik Olive Green. Mijn iglo staat vlug recht, want nu ben ik al wat handiger in het monteren van mijn tijdelijke woning. Opeens staat daar een vrouw voor me. Zij stelt zich voor als de uitbaatster, had me al een tijdje gezien maar zij was in een spannend boek aan het lezen. Zij liet me mijn tent opstellen en wil nu dat ik mijn administratieve en financiële plicht volbreng. Op haar bureel moet ik een papier tekenen met veel kleine letters en ik heb mijn bril niet op. Maar de dame boezemt me vertrouwen in en ik zet dus maar een krabbel waar zij het vraagt.Ja, het zijn al de ogen van mijn oude dag die in mijn kop staan.
Tijd voor een douche die ik neem met mijn T-shirt aan. Zo was ik samen zowel mijn haren, als mijn vel, als mijn kleedje. Het is een vrij goede manier van doen. Het rommelt in mijn darmen. De chicken-in-a-basket uit het cafeetje aan de haven is er de oorzaak van. Diarree. Immodium zal oplossing brengen. Nog voor het uur om doogjes dicht te houden en de snaveltjes toe, begint het flink te regenen. Mijn avondwandeling wordt daarom afgelast. Ik ontdek dat ik mijn tent wat heb beschadigd tijdens het schuiven van Olive Green onder het tentzeil. Dit moet voortaan met zachtere hand gebeuren.
Lang geleden, toen ik nog een schooljongen was, had ik gedroomd van zeevaarder te worden, en ook conquistador, topvoetballer, wielerkampioen, circusclown, ontdekkingsreiziger. Maar de tijd ging voorbij en ik werd niets, en ik vloeide af op een ogenblik dat anderen op de top van hun carrière komen. Nu rijd ik naar Rome met mijn fiets, een interessante bezigheid, en op Chambre 1 van Relais du Benelux laat ik emmers warm water over mijn lijf lopen. Met een grote malse witte handdoek rond mijn lenden droog ik langzaam op. De beeldbuis verlicht de kamer, maar brengt weinig, en ook zappen helpt niet. Maar ik blijf toch heerlijk lang in dat grote bed liggen en pas om 10 una nog een douche, kruip in terug in mijn outfit van wielrenner. Ik heb pas mijn koersbroek aangetrokken wanneer het kamermeisje al de kamer wil kuisen en de lakens wisselen. Mijn fietstassen- hoeveel sleep ik toch mee ! - stapel ik op in een hoek van de bar. Dan wacht wat brood, boter en confituur op mij, zeker te weinig voor een routier die aan de voet van een col staat. Om 11 u reken ik af met mijn Golden Mastercard, 355 FF. Zij zijn een beetje verwonderd dat iemand die niet met Mercedes rijdt toch ook zon kaart op zak heeft. Voor het vertrek drink ik nog een groot glas bruisende water. Dat kost 14,20 FF. Wanneer ik tegensputter en zeg dat in België de Perrier goedkoper is, verlaagt de bazin haar prijs tot 12 FF en krijg ik ook nog een ijsblokje en een stukje citroen.Een babbeltje met twee sympathieke aperitiefdrinkers laat me weten dat de priester die ik gisteren niet zocht te Epinal en de grote blonde kerel die me te Remiremont weg borstelde van die kerkdeur, één en dezelfde man waren. De volksmond te Rupt vertelt dat deze persoon zich veel bezig houdt met de zielen van de homoseksuelen.
Au revoirzeg ik dan maar. Nadat verschillende mensen mij observeren en ik Olive Green weer heb beladen met vijf fietstassen, drie drinkbussen, plus nog wat op de dragers vooraan en achteraan, rijd ik naar Saint-Amarin. Vele zondagse cyclos sprinten mij voorbij. Ik nader nu de bron van de Moselle, bezoek even een forelkwekerij, en maak werk van de beklimming van COL DE BUSSANG, top op 731 m boven de zeespiegel. Als ik boven ben draai ik mijn trui binnenste buiten. Zo ben ik van kleverig zweet bevrijd en kan de wind me bergaf droog blazen. Mijn lichaamsgewicht van 110 kg, mijn fiets van 14kg, en mijn bagage van 24 kg, waren een hele week een handicap, vermits ik stroomopwaarts Maas en stroomopwaarts Moezel heb gereden, steeds op vals plat. Nu volgt een schuine vlakte die me bergafnaar de Rijn brengt. Voorbij deze Col de Bussang lopen alle beekjes, alle riolen, alle nattigheid, naar Vadertje Rijn.
Een hele tijd houd ik 28 km/u aan en weldra ben ik te Thann. In het oude centrum, op een bank voor het gemeentehuis, schrijf ik een briefje voor Monsieur Habib, de schepen die de Symoens goed had geholpen. Dit is een stad vol bloemen. Ik bezoek de kerk en geef aan de bedelaar in het portaal 10 FF. Ik praat wat met een echte wandelaar, met sportkousen en wandelstok. Ik kan op zondagnamiddag geen bezoek brengen aan de krant Dernières Nouvelles dAlsace. Gesloten.Ik had er graag het boek laten zien van zij drie miljoen voetstappen aflegden op weg naar Rome, en Thann hebben beschreven als een prachtige stad. Terwijl ik al besloten heb van verder te rijden, na het eten van een ijsje, houdt een rood verkeerslicht me tegen. Op de weg ligt een vlijmscherp mes zoals wordt bijgevoegd in een restaurant wanneer men een grote steak wil eten. Ik raap het mes op en voer het mee in mijn stuurtas. Veel zondagsrijders. Druk verkeer. Ik heb geen wegkaartvan dit gebied en richt me op de zon om mijn tocht verder te zetten.Op een parking zie ik een man en een vrouw die net een grote wandeling eindigden. Zij tonen mij op hun kaart hoe ik de drukke wegen kan vermijden en langs kleine wegen Bazel kan bereiken. Het is goed om af en toe wat met mensen te praten.
Aspach. Burnhaupt. De plaatsnamen worden nu Germaans. Aan een kruispunt zit een knappe blonde mama op een muurtje voor haar huis, terwijl zij haar twee kindjes bewaakt. Ik stop en vraag toch nog eens de weg, die ik al ken, om toch maar even te praten met deze mooie vrouw. Il me semble, Madame, que vous êtes capable de m indiquer le bon chemin qui mène en Suisse ?
De blonde lacht en wijst met haar lange dunne vinger.
Ik fiets verder, maar ik blijf aan haar denken. In mijn verbeelding zie ik deze blonde dame terug als politievrouw die het verkeer op dat kruispunt regelt. Zij heeft een minirokje aan, witte botjes, roze uniform, blonde vlechten met blauwe strikjes, een fluitje in haar rode mond en dan nog, maar dat kan niet kloppen een bustehouder en een kuisheidsgordel in roestvrij staal.Zij loopt achter mij met haar lange blote benen, haar jarretelletjes, haar Engelse helm, ... en zwaait met haar zwarte matrak, en ik - zoals die goede Benny Hill - moet mij reppen om niet door haar te worden geklopt.
Na een grote slok uit mijn bidon verdwijnen deze waanbeelden.
Bernwiller. Spechbach. Daar staat plots die merkwaardige kerk die ik herken. Want, twintig jaren geleden, op weg naar vakantie te Menton aan de Azurenkust had ik hier met mijn familie een picknick gehouden. Mijn oudste en toen enige dochter vierde op die dag haar derde verjaardag. Ik zet me in bloot bovenlijf en zo droogt mijn zweet op, en bruint mijn vel.
Altkirch. Doolhof van straten. Kermis.Blikje koele cola. Ik kom aan Hotel La Couronne, waar het voor de Symoens goed was, maar voel geen behoefte om reeds mijn remmen te trekken en de dag af te sluiten. Aan verschillende zondagtoeristen vraag ik de weg. Niemand kan mij helpen tot wanneer een Elzasser me dat in het Duits wel kan. Hij raadt me een goed restaurant aan in de richting die ik moet nemen. Op de D6 kom ik weldra aan dit goede adres, waar ik tussenrib, frieten, salade, twee regionale biertjes tot mij neem. Daarna weer in het zadel.Ultreïa ! .
Wat op zon zondagavond een rustige weg zou moeten wezen, blijkt echter een circuit te zijn voor gekke motorduivels. Zij bezigen tweewielers en vierwielers. Voor 8 FF telefoneer ik naar huis op een pleintje in een publieke cabine. Voor weinig munten mag men maar weinig zeggen. Maar alles is O.K., met mij en met thuis. Ik besluit van me een telefoonkaart te kopen zodra ik in Zwitserland zal zijn.
Dorpjes van niemendal op een lauwe zondagavond op het einde van augustus, terwijl alles langzaam afkoelt. Schwoben, Hausgauen, Franken, Jettlingen, in het verste Zuiden van de Elzas. Het doek valt over deze dag. Mijn dynamo moet zijn werk doen. Waarom weer door de nacht rijden ?
Het hoofdstuk Frankrijk is bijna gedaan. Stop.
Ik draai van de steenweg af, volg een doodlopende veldweg die me brengt in een weide met pruimenbomen. Overal in de omgeving zijn maïsvelden. Het gras is hoog opgeschoten, er zou hooi van moeten worden gemaakt. Er zijn distels en er zijn vele slakken. Ik monteer mijn tentje. Dit wordt dus camping sauvage .
Pech. Mijn koplamp wil geen licht meer geven. Het vlijmscherpe mes dat ik te Thann heb gevonden valt ergens tussen kledij en slaapzak.Ik heb maar een kleine kaars als licht. Gelukkig vind ik dat mes en ik steek het met de punt in de grond zodat ik me niet blesseer. Slaap zacht , lieve Wilfried, en lieve Olive Green, onder de pruimenbomen ! Tijdens deze nacht moet ik nog tweemaal uit mijn iglo kruipen om op korte afstand in het vochtige gras de wil van mijn blaas te volgen.
Omdat ik recht kruip verdwijnen de gluurders snel. Ik rek mij even, kijkrond met knipperende oogjes, en weet dat in het grote Frankrijk ik leefzoals een god, alhoewel de Grote God eerder zal zijn in de pijlhoge kerk die het plein te Nomexy overheerst. Aan de andere kant van de straat, op dertig meters, is een druk bezochte boulangerie. Ik vermoed dat mijnaanwezigheiddaar reeds sedert een uur werd gesignaleerd en dat ik op deze zaterdagochtend er een attractie ben . In augustus gebeurt immers zo weinig, zelfs in le Paris du mois daoût waarover Aznavour zingt, omdat bijna alle Fransen op vakantie zijn. Zij liggen in de zon , eten stokbrood, drinkenkoel anijswater, of spelen petanque te Antibes, Cap dAgde,Biarritz, La Rochelle , Honfleur en elders.
Ik doe mijn schoenen aan. Met een petit déjeuner aux croissants gaan we hier starten. Ik haal een hondertje uit mijn portefeuille, die mals is en warm omdat ik hem tijdens het slapen bewaar op mijn buik, net boven mijn schaamharen. Ik stap de bakkerij binnen. Zij kijken nu niet meer naar mij, want nu sta ik naast hen en wat ben ik reusachtig. Drie beurten later is het aan mij.
Comment ? Il ny a pas de croissants !
Pas le samedi, monsieur,
Ik neem dan maar een cola en twee éclairs au chocolat. Dit moet voldoende zijn voor mijn eerste calorieverbruik op deze dag. De verkoopster plaatst koek en blikje naast mekaar, juist buiten mijn armbereik. Zij wil eerst toch geld zien- zo zijn de vrouwen in Frankrijk op de trottoirs en in de boulangeries alvorens ik mijn ontbijt bekom. Ik geef haar de cent francs die nog maar pas de omgeving van mijn mannelijkheid verlieten.Zij lacht heel sexy. Wat een groot biljet heeft deze man !Hij heeft geen lege beurs .
Op een bank in de zon geniet ik van deze zoetigheden, terwijl ik enige lijnen in mijn dagboek schrijf. Dit laat veronderstellen in de broodwinkel dat ik een fietsende dichter ben, en geen clochard, want die drinken rode wijn op het plein. Een dozijn mensen, parochianen, verlaten de kerk . Daarna komt er ook een mannaar buiten, en die sluit de kerkdeur. Hij komt naar me toe, en vraagt me of ik gedurende de nacht geen koude heb geleden . Ik leg hem uit hoe heerlijk en gelukkig ik lag daar tussen de rozen en de namen van de helden die voor zijn vaderland stierven. Vervolgen vertel ik hem over mijn ervaringen en observaties hier te Nomexy. Mon Dieuzegt hij , Voilà un vrai pèlerin à la coquille et ils vous ont pris pour un clochard . .De man loopt naar de winkel. Weldra zalhet dorp weten over de Vlaamse pelgrim, over zijn fiets,zijn baarden zijn slaapzak.
In mijn zwart T-shirt kleed ik me voor deze dag die belooft van warm te worden. Ik wring me tussen de verkeersdrukte, in het stof van de weg, tussen vrachtwagens toeristen. Ik vertraag en rijd op een parking vol bulldozers, die ook vakantie hebben en wachten tot de grondwerken herbeginnen. De zon is al fel en dus smeer ik me rijkelijk in met olie. Ik spuit ook wat op mijn ketting na deze te hebben gepoetst.
Epinal. Een stad vol met bloemen. De stad van de imagerie . Ik bezoek het prentenmuseum en slenter door de beroemde historische drukkerij, koop wat postkaarten, waaronder uiteraard De Gelaarsde Kat. Wat later op Place des Vosges drink ik een koffie. Ik schrijf verschillende kaarten naar familie en vrienden op het thuisfront en stop deze in de postbus. Op mijn planning staat dat ik moet zoeken naar La Maison des Prêtres om een bepaalde priester te zien die in het boek van de Symoens negatief wordt beschreven. Misschien kan ik die man goed beïnvloeden en helpen een beter mens te worden. Een confrontatie met deze herder zou een ervaring zijn. Ik kijk naar de bloemen, naar de benen van licht geklede dames, naar de mooie stad aan de rivier.Zut, ik blaas eens, priesters vind ik trouwens al lang niet meer zo boeiend en dus fiets ik verder. Een mooi landschap volgt. Even praat ik met een fietser die weldra een andere richting neemt dan de mijne.De weg klimt wat, tot boven de vallei. In een grote tuin met vijver zie ik twee vrouwen als verliefden wandelen, een oudere en een jongere. Waaromgeeft dit me de indruk van een lesbische situatie te zijn ?Zijzouden ook moeder en dochter kunnen zijn. Het was in ieder geval een mooi zicht , een schilderij.
Nog wat later, maar dan wel al veel verder, want ik maak goede vaart, ontmoet ik een visser. Aan hem vraag ik of er ergens in de buurt een goedkoop restaurant ligt. De manis in gezelschap van een patrijshond en is daar ook per fiets toegekomen. Een verschrikkelijk oud gedrocht uit de tijd van Vietto staat er geparkeerd. De visser beweert87 jaren oud te zijn en Graillet te heten. Zijn oude ogen fonkelen bij het zien van mijn Olive Green. Hij begint te vertellen dat hij lang geleden koers heeft gereden. Hij zou een van de beste jonge renners uit de Vogezen zijn geweest. Hij trainde tot 300 km per dag. Omdat hij een telg uit een arme familie was kon hij zich geen duur materiaal aanschaffen en moest hij regionaal blijven optreden. Zo kon hij nooit hoger op geraken. Op een dag vond hij toch iemand die hem steunde en naar Parijs bracht om de Premier Pas Dunlop 1930 voor juniors te betwisten.Dat was toen zowat de Ontdek de Ster Wedstrijd voor beloften. Grailletreed zeer goed en eindigde tweede, amper één metertje na de winnaar. Hij won daar een degelijke koersmachine. Zijn geluk was van korte duur. Amper één maand later te Belfort zou hij zwaar ten val komen tijdens een klassiekerdie werd vervalst door de aanwezigheid van autos in de koers. Een onbekende chauffeur reed zijn nieuwe fiets kapot en verdween . Deze tegenslag betekende het einde. De ontgoocheling was te groot geweest. De oude visser bleef maar doorpraten, en toen ook ik iets wilde vertellen moest ik vaststellen dat Graillet eigenlijk voor 90% doof was. Daarom schreeuwde ik hard in zijn oor dat ik zou gaan eten in het buffet van het station, zoals hij me had aangeraden.Ik legde hem uit dat ik uit een familie van bourgeois kwam waar de jongens wel pastoor, leraar, ambtenaar of apotheker, mochten worden doch zeker niet wielrenner.
Maar nu ben ik op pensioen en brengt mijn bicyclette me naar Rome, maak ik hem duidelijk.
Ik ben zeer gelukkig dat ik nog elke dag kan fietsen, zegt de oude Graillet.Ik geraak samen met mijn hond nog altijd tot hier, ook al is mijn snelheid nu gedaald tot ongeveer 5km per uur. Als ik een vis pak, wordt die met kop en staartdoor mijn hond opgegeten, maar ik heb deze week nog niets gevangen. Adieu, mon vieil ami zeg ik, terwijl ik nogmaals de hond wegduw die al een hele tijd aan mijn benen wil lekken.
Het is me vrij duidelijk dat in het station , aan het buffet, al in geen jaren meer iets gebeurt en op zaterdag stopt er zelfs geen enkele trein meer.
Dan maar verder tot Pouxeux, waar ik in een café twee Stellas drink en brood eet met paté maisonen rillettes du chef . Met een gevulde maag op een warme steenweg zwalp ik verder tot St-Nabord. Daar ligtlangs de autosnelweg in de schittering van het zonnelicht een Hotel F1 , overnachting aan 149 FF. Ik bijt op mijn tanden, toon mijn sterk karakter en ik blijf in het zadel. Al mijn bidons zijn leeg. Ik heb dorst.
Remiremont.Chaotisch. Warm. Winkels. Toeristen. Mijn wielen brengen me achter de Abbatiale op een modern plein met fonteinen. Het water spuit er naar alle kanten.Ik zak in mekaar op een veilige plaats in de schaduw aan de achterdeur van de kloosterkerk. Ik lig op een koele steen en weldra vallen mijn ogen dicht. Een uurtje later wordt mijn rust evenwel gebroken door hevig klokkenspel. Alle deuren van de veelhoekige kerk worden opengegooid want er vond zopas een sacrament van huwelijk plaats van een rijke familie die het Roomse geloof sedert generaties hoog in het vaandel draagt.Alléén voor ceremonies van de hoogste graad gaan alle deuren van de Abbatiale open. Zo gebeurt ook met de achterdeur waar mijn fiets en ik kamperen. Een grote man met blonde haren gekleed in wit kleed afgeboord met kant jaagt mij weg . Ik ben maar een peregrinus, een vreemdeling, en onteer de heilige grond voor de kerkelijke deur. Onder het luide klokkenspel komen via alle openingen vele fiere glimlachende mensen naar buiten, allemaal in keurige nieuwe kostuums en kleedjes. Zo gedwongen, moet ik Remiremont verlaten. Mijn onweerstaanbare drang om verder te trekken is niet voldoende om te beletten dat ik in een supermarkt vanille-ijs met bosbessen eeten ook een grote fles mineraal water koop. Dat maakt mij sterker en na een drukke steenweg, langs een spoorweg, langs de Moezel, over parkings, door industrieterreinen, kom ik eindelijk terug op een kleine rustige weg.
Te Vecoux stop ik aan een winkeltje om er quiche, melk en water te kopen. In dit kleine dorp ga ik op zoek naar het afdak op de speelplaats van de school. De Symoens uit Gistel, zij die te voet naar Rome stapten en mij tot inspiratie dienen, waren in dit dorp in grote moeilijkheden. Schuilend voor de neergutsende regen werden zij daar urenlang gevangen gehouden. Zij begonnen aan alles de twijfelen,aan de zin van het leven, aan het idee van tot Rome te gaan, aan zichzelfen zelfs aan God die hen scheen verlaten te hebben. Ik sta nu voor dat afdak en tracht te voelen hoe diep de nood van mijn voorgangers moet geweest zijn op die natte, trieste dag. Het was hun dieptepunt. Er is daar anders niets bijzonders, alleen een stuk plank ligt er op de grond.
Ik fiets verder tot Rupt.Bij Alain Frech stap ik binnen. Dat is in een zaak waar dieren worden opgezet, vogels en viervoeters. Zuster en moeder zijn er, maar geen Alain. Hij is naar een voetbalmatch. Er volgt een kort gesprek met beide dames die me beloven de groeten over te brengen. Zij wijzen me ook de weg naar Patrick, een ander personage uit het boekVoetstappenin de schemerzone tussen engel en beest van André Symoen.Patrick,ambtenaar van Waters en Bossen, is op dit uur hoog in de heuvels. Ik moet nu mijn 28 X 24 gebruiken en klauter omhoog tot waar de myrtilles groeien.. Wanneer het zweet van mij afdruipt en mijn hartslag davert, loop ik te voet verder.Ik ontmoet een jonge kerel op een motorfiets en kom te weten dat ik niet op de goede weg ben. Na nog een hele tijd kom ik dan toch aan het huis dat ik zoek. Een auto en een bestelwagen staan er geparkeerd. Ik bel aan, heb de indruk dat er mensen in dat huis zijn. Maar niemand komt aan de deur. Ik trek mijn natte kleren uit en kleed me met een vers truitje en een trainingsbloes.
Ik neem de tijd om te recupereren en ik schrijf een briefje voor de man die er niet is. Ik wacht nog wat en hoop dat die Patrick plots zal verschijnen, misschien wel met een geweer in de hand omdat ik toch iemand ben die daar rondsnuffel en niets te zoeken heeft. Op een terrasje merk ik een luie zetel met een grote badhanddoek. Ik ruik even aan de roze handdoek en besef dat er even te voren een vrouw heeft opgelegen. O, dus en terwijl ik voel dat iemand zijn ogen op mij richt van achter de gordijnen van een venster weet ik dat ik hier op een slecht moment ben gekomen. De kweker van blauwe bessen heeft een huis in de stad en een huis in de heuvels, hij is ambtenaar van bossen en van waters, hetgeen me laat vermoeden dat hij ook eenliefdesleven in twee delen heeft, één hier in de namiddag en één ander thuis s avonds. Dus vertrek ik maar gauw. Ik speel de held niet en laat me langzaam de heuvels afrollen terwijl mijn fiets en bagage stabiel blijven. Zo bevind ik me wat later terug in Rupt-sur-Moselle . Op de N66 bereik ik weldra Le Relais du Benelux , een Logis de France met twee sterren.. Op een zaterdag mag ik wel in witte lakens slapen. Van de lieve vrouw van de receptie krijg ik Chambre 1.Als ik me spoed mag ik ook nog eten . Ik kies dus een tafel,bestel een menu , ga dan naar de kamer, was me vlug, kleed me in fantasiehemdje en jeans , enzit dra terug rustig te wachten op mijn voorgerecht.Wat een keurige man , denken even de andere gasten, alhoewelzij toch onverschillig verder eten. en drinken .
Goede maaltijd, maar het kan beter in zon Logis de France.
Op de muur van die eetzaal hangt een mooi plaatje met een wijsheid :
Omdat ik mijn was nog moet laten drogen wandel ik wat rond op het grondgebied van Moulin de Varvinay.Er zijn vele soorten eenden en er is leven overal, maar ik zie geen enkele mens. Ook niet in de keukenom9 uur. Druppels lopen door het koffiezetapparaat. Ik neem zelf een bord, een mes, een tas, en melk uit de rijkelijk gevulde ijskast. De rest wacht al op mij op tafel. Terwijl ik brood knabbel zie ik tussen de gordijntjes Madame Oudinot uit een schuurtje kruipen. Wanneer zij binnen komt is zij helemaal niet gestoord dat er een vreemde man in haar keuken zit. Bonjour, Madame. Ik betaal de rekening, en ik vul mijn bidons met gesuikerde koffie enmet gewoon kraantjeswater.
Op weg naar Lac de Madine rolt mijn fiets heerlijk in de vroege zon.
Langzaam ontplooit zich in mijn kopje een gedachte. Een meer heeft een naam, een hond, een kat , een boot, een voetbalclub, een dancing, hebben een naam en waarom zou mijn fiets geen naam mogen dragen? Ik vaar doorheen boomgaarden met pruimen. Opeens wordt ergens onder mijn petje, tussen mijn oren , dé naam voor mijn lieve tweewieler geboren.Olive Green,groen zoals de mirabellen nog zijn, olijfgroen zoals de verf die de fietsenmaker Vlerick uit De Pinte op mijn kader spoot, Olive zoals de naam van het liefje van Popeye,zal het worden. Stop.Fiets, ik doop U- en volgens de Mechelse Catechismus moet dit niet altijd met wijwater in de naam van de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest, en gij zult de naam van Olive Green dragen , tot in de eeuwen der eeuwen. Amen. Met mijn bidon besprenkel ik mijn tweewielermet wat druppels kraantjesvocht uit de molen.
Ik ben zeer sterk in mijn benen, door de goede kost van de vorige avond en door het trappen met klein verzet sedert de start van deze tocht. Ik rijd enkele vakantiegangers voorbij. Het zijn Hollandse dames. Ik schreeuw met zware stem: Vooruit, meisjes, borstjes naar voren, neusjes in de wind, knietjes bloot en omhoog hup, hup, hup, ! Tijdens de beklimming van La Butte de Montsec stappen die vrouwen allemaal van hun fiets . Ik kom heel gemakkelijk boven en storm tegen 54km/u terug bergaf. Oppassen, goed rijden vandaag wil nog niet zeggendat je tot Rome geraakt. Pech of valpartij kan ook gebeuren. Lahayeville. Dit is maar een gehucht met zesentwintig inwoners. Een kerkje en een haag, hier moet ik zijn omdat de mensen voor mijn peace mobiel ervaring van vandaag er wonen.
Ondertussen zal de lezer van dit reisverhaal zich wel al hebben afgevraagd, Maar wat komt die peace mobiel toch altijd doen op zijn weg ?Wel,nu volgt de uitleg :
ROMACAPUTTERRAEwas en is nog een enorme magneet die alle soorten mensen aantrekt . Eens in zijn leven moet een echte man de eeuwige stad bezoeken. In vele talen bestaat de uitdrukking Alle wegen leiden naar Romeen ik moest dus ook eens naar Rome, al vanaf het ogenblikdat ik wat Latijn leerde op de middelbare school.Maar het zou toch lang duren,tot na mijn twéé en vijftigste verjaardag, alvorens ik ditzou gebeuren. Natuurlijk boden in 1996 luchtvaartmaatschappijen en reisagenten betaalbare tickets aan , en kan Rome ook per trein of per auto worden bereikt. Maar op zon manier op weg naar Rome gaan is van weinig betekenis, en gaat veel te vlug.
Het onderweg zijn naar Rome is iets helemaal anders. Langzaam stap voor stap, minuut na minuut, op de nog nauwelijks herkenbare heirbanen de richting zoeken, afscheid nemen en voor lange tijd in het niets verdwijnen, alléén zijn met jezelfom wat orde in je hoofd en in je hart te krijgen. Dat is wat een pelgrim gelukkig maakt. Doorheen de landschappen en steden het tijdloze, het immateriële ervaren daarvoor is minstens een periode van veertig dagen nodig, een Bijbelse duur. Toch zal het nog te kort zijn, want zelfs een maand is in de eeuwigheid van de miljoenen lichtjaren amper een flits.
Op een dag heb ik ontdekt dat twee mensen uit Gistel te voet naar Rome waren geweest en er een boek over hadden geschreven. Voetstappen in de schemerzone tussen engel en beest . Nadat ik tweemaal dit boek had gelezen, viel mijn beslissing. Rome zou mijn streefdoel worden voor een grootse fietstocht waarmee ik mijn bezigheden van derde leeftijd zou aanvangen. Ik besloot van identiek dezelfde wegte volgen als de echtgenoten Symoen, de voetgangers uit Gistel, althans tijdens de eerste week tot in Zwitserland. Ik wilde niet alleen de landschappen, de steden en dorpen, de gebouwen zien, doch ook de mensen die in het boek stonden beschreven. De voetgangers Symoen droegen een boodschap van Vrede met zich mee. Onderweg verspreiden zij hun christelijke overtuiging, en zochten zij ook naar de gastvrijheid die vroeger langs de pelgrimsroutes bestond. Die pelgrims uit West Vlaanderen reisden met een stootkarretje, speciaal gemaakt voor de tocht, met remmen, elektronische kilometerteller, lichte koerswielen. Dit hulpmiddel om hun bagage te vervoeren, terwijl zij stapten, werd de peace mobiel genoemd. Met als leiddraad de stappen van de voorgangers uit het inspirerende boek en ook van nog ontelbaar vele andere vroegere voetgangers , beweeg ik meverder en ik wil ook iedere dag mensen uit het boek in de werkelijkheid even ontmoeten.
Terwijl ik wat uitblaaskomt er een postbode aangereden in een autootje.Betere informant om Antoine en Pierrette te vinden is er uiteraard niet.De mensen die ik wil ontmoeten wonen achter de mooie haag aan de overkant van de straat. Ik babbel nog wat met de postman over de verhouding in mijn land tussen de Post en de Spaarkas, over de privatisering die mij als 52-plusser liet afvloeien zodat ik nu kan rondfietsen terwijl andere venten moeten werken.Ik klingel aan de bel. Pierrette staat voor mij en weldra ook Antoine. Nadat ik mezelf heb voorgesteld en het boek van Symoen toonde, barst hun vriendelijkheid open. Weldra zit ik aan tafel met een aperitiefje voor me en ik moet ook genieten van het middagmaal samen met hen .Op het menu staan tomaten uit eigen tuin, scharrelkiek met snijbonen, brood, wijntje, water, koffie en taart. Urenlang duurt dit tafelen, want stukken uit ieders levensverhaal worden verteld. Mijn gastheren zijn zeer gelovige mensen, die vaak naar Paray-le-Monial gaan, om daar Het Heilig Hart van Jezus te vereren. Ik vertel natuurlijk dat ik als kwajongen elke maand in opdracht van mijn vader de kaarten van de Bond van het Heilig Hart heb moeten ronddelen in een deel van mijn parochie, kaarten waarop die ijveraars een stempeltje kregen wanneer zij op de eerste vrijdag van de maand naar de vroegmis gingen.Het is al voorbij vier uren, wanneer ik me uit hun greep kan bevrijden. Hun ogen volgen mij tot wanneer ik achter een bocht in het landschap verdwijn terwijl ik nog eens naar hen wuif. Het is koeler geworden en ik besef dat ik nog maar amper 22 kmheb afgelegd.Te Lucey, waar een microklimaat bestaat zodat er wijn ranken bloeien, wil ik nog André Bouchot ontmoeten, een voormalig gevangenisbewaker die zich op pensioenleeftijd nog omschoolde tot wijnboer. Het is een bekend man te Lucey. Hij staat trouwens op straat te babbelen met een groep mensen wanneer ik zijn adres bereik. Kort is de ontmoeting, stevig de handdruk, groot zijn emotie wanneer ik vertrek nadat ik hem had uitgelegd dat hij , in een Vlaams boek wordt beschreven als eenjoviaal en gastvrij man.
Verder naar Toul. We komen aan op de Place des Trois Evêchés, aan Hotel-Café des Sports. Schitterend is daar de fontein en mooi zijn de dichtbevolkte terrassen. Hier bloedde in het verleden al eens mijn hart.
Tijdens een driedaagse tussen Waremme en GérardmermetEly Deprez overnachtten wij in dit Hotel. Mijn voorwiel werd toen gestolen en vermits onze rekening al betaald was kon ik toen niet rekenen op hulp van de uitbaters om enige informatie over de dief te bekomen. Vier duizend en twee honderd dagen later , met het litteken van die diefstalnog altijd gebeiteld in mijn brein, sta ik weer op dat plein te Toul. Want mijn voorwiel was niet zo maar een goedkoop ding. Ik had er duizenden kilometers mee gereden, legendarische cols beklommen, en ik was er zelfs mee tot boven op de Teide van Tenerife geraakt. Op datzelfde moment, wanneer ik daar sta op dat kruispunt, stoppen er twee fietsers met bagage en ook zij dragen een schelp op de voorkant van hun stuurtas !Zijn dat echt mannen die naar Santiago de Compostela fietsen, of is dit een fata morgana of een droom ? Ik stap naar hen toe, reik hen de hand. Zij zijn van vlees en bloed, zweten, drinken aan hun bidon, fietsen met Sachsen zij komen uit Keulen, waar het op deze zomeravond misschien wel zou kunnen donderen. Zij reden 4 X 100 kmen ik reed5 X 80 km , en dat is gelijk en 400 km. Het is normaal dat wij aan dit kruispunt samenkomen. Bitte, wollen Sie eine Kerze für mich brennen in Santo Domingo de la Calzada .? vraag ik. Een van beide wil graag met me praten, maar de andere, in blauwe windjak, is vol stress en snuffelt in zijn documentatie. Ik geef hen de raad van niet te logeren in Hotel-Café des Sports en vertel mijn slecht wedervaren. Ik verzeker hen dat de Heilige Jakobiwat beters heeft voorzien een weinig verder , voorbij Toul. Ultreïa . Immer weitergeht der Pilger ..! Ja, zij waren echt, zij sprongen weer op hun fiets en reden verder, die pelgrims uit Keulen.Wat een zoete wraak voor mij. Dit was een teken van de Matamoros.Opgewekt draai ik de bladzijde Toul om.
Het fietspad langs de Moezel biedt mij opperste fietsgeluk. De avond valt weldra over het water en over het groen.De pedaalridder die ik ben komt langs vele dorpen, bruggen, kruispunten. De wegen zijn zeer goed. Maar het landschap wordt onzichtbaar, wantstilaan bedekt door de mantel der duisternis. Langs een berm aan het water duw ik mijn fiets van de weg af. Ik vind er een plaats om wat in mijn slaapzak te rusten. Zo blijf ik liggen op een grasveld, mijn benen recupereren, maar mijn kop blijft wakker. Ik observeer de sterren en luister naar de nachtelijke geluiden. Spartelende vissen, zoemende insecten, nachtvogels en vleermuizen, beestjes die copuleren of mekaar opeten. Wezens in de nacht, otters misschien, waterratten zeker, eenden, kikkers, egels, en ik de pelgrim , die zalig ligt in het gras, vochtig door de fijne dauw. Maar het zandmannetje komt niet langs. Ik sta terug recht en pak mijn spullen weer samen. Ik voel me nog fit en met goede snelheid vorder ik door de nacht. In een dorp prikkelt de geur van vers gebakken brood mijn neusgaten. Aan een overdekte bushalte stop ik en ga er op de bank zitten. Ik ontkurk er een fles rode wijn .Enkele slokken moeten me sterk maken. Even later is de fles nog half vol , of halfleeg volgens zienswijze,en wanneer ik mijn de drinkbus op mijn fiets met wijn vul is zij leeg.
Mijn eenzame ziel rijdt voorbij een bar-cabaret, een oord van verderf, een lamp voormannelijke nachtvlinders.Er staan nog enkele wagens op de parking, het feest is er nog niet voorbij. Zou ik het aandurven om daar een glaasje te gaan drinken ?In korte broek en met blote benen ?Wie weet wat er me te wachten staat !Door andere drank op die rode wijn zal ik toch maar moeten kotsen. Braaf fiets ik verder en er komt een bergaf die me weldra ver van deze verleiding brengt.
Te Nomexyzie ik het uur op de kerktoren, en ik vind dat ik toch nog recht heb op een slaapje.Op het kerkplein is er een vaderlands monument voor de gesneuvelden. Het is omgeven door een ijzeren afsluiting, bloemen en struiken.Het is er proper en droog.Op de grote platte steen leg ik mijn plastiek en mijn slaapzak. Mijn schoenen en mijn sokken plaats ik tussen de rozen. Olive Green keten ik goed vast. Ik geeuw eens en verdwijn in het dons van mijn slaapzak. Drie minuten later weet ik niet meer of ik te Nomexy ben, thuis, te Rome of in Las Vegas. Zo slaap ik lekker tot 07.30 u. Geroezemoes maakt mij wakker. Ik hoor stemmen. Ik kom terug op deze wereld, mijn mond smaakt naar rode wijn, mijn ogen gaan open . Ik zie op vijf meter dat een oudere man en twee vrouwen naar me gluren. Zij schudden het hoofd en zeggen .Tiens, voilà un clochard qui dort non, ..eeeek il se réveille !
Met mijn fiets slapen was liefdevol geweest tijdens deze regenachtige nacht. Ik ben vroeg wakker. Le Lac Vert is prachtig, gezwollen door regenwater. De vissen zijn er gelukkig. Ik geef mijn fiets een flinke poetsbeurt met mijn onderlijfje van gisteren dat ik tot vod bevorderde. Ik toer nog even door de camping en ik zie vlees van mollige dames die pas wakker werden. Mijn lieve Olive en ikzelf kreunen en kraken bij het begin van deze dag. Met een beetje olie op de ketting, na het rechttrekken van de spatborden, het bijpompen van lucht in de banden en het aanspannen van de riempjes, verdwijnen de schurende geluidjes en is het weer een gelukkig man die door het landschap vordert.
Brieulle in de ochtend, het postkantoor wordt geopend en ik koop er wat zegels.Elders bij een oude kruidenierster vind ik mineraalwater en een quiche met spek.Ik informeer naar Michel Lesanne, voor een peace mobiel opdracht, maar die burgemeester is op vakantie. Toch rijd ik naar zijn villa waar ik een briefje voor hem achter laat, na kort gesprek in de tuin met zijn schoonouders.
Ontelbare dorpen, soms met welluidende namen, volgen nu op mijn route. Verdun nadert rond het middaguur. Ik zie een restaurant met reeds veel wagens op de parking. Ik fris me op alvorens naar binnen te gaan, om niet meer naar zweet te ruiken. Ik vraag een plaats, doch de juffrouw verklaart me dat alle tafels zijn gereserveerden dat het niet gaat.Word ik geweigerd als kleurling door mijn bruine armen en benen van fietser, of als Jood door mijn felle neus en scherpe gelaatstrekken , of als Hollander door mijn zwaar bepakte fiets ?
De heren in hemd met das en creditkaarten eten er verder. Ik moet ophoepelen met mijn fiets, enigszins ontevreden, maar dan besef ik dat langdurig en duur tafelen in het midden van zon schone dag toch geen goede keuze zou geweest zijn. Nabij het Memorial van Douaimont stap ik echter toch binnen in een wegrestaurantje waar ik crudités, escalope de dinde, Badoit en vin rouge bestel.
Na deze rustpauze volg ik de pijlen van Memorial de la Paix. In de zwoele warmte is een klimmetje in volle stadsverkeer zeer moeilijk, en de wijn en het eten in mijn buik doen me hijgen en zweten. Op de trappen van het Museum van de Vrede is het lekker en ik ga er vredig zitten voor een korte siësta. Daarna loop ik het gebouw binnen. Een goed geklede deftige Madame zit er achter de balie. De entreeprijs is hoog. Studenten, militairen, groepen, gepensioneerden, jongeren, krijgen er een flinke korting. Doch niet ik. Want ik, de pelgrim, behoor niet toch enige bevoordeelde klasse. Langs de gebouwen van het bisschoppelijk paleis fiets ik tot op een balkon waar ik een mooi uitzicht heb over de befaamde stad Verdun en ik ook de ingangsdeur van de Jeugdherberg ontdek. Nadien probeer ik het klooster van de Karmelietessen te vinden. Dit zijn twee goedkope mogelijkheden om te overnachten in volle stad. Het is nog te vroeg om dit te regelen. Gekomen aan het Fort van Verdun wil ik wel bezichtigen, maar er is blijkbaar geen veilige plaats om mijn fiets met bagageop te bergen. Er lummelen daar trouwens rare kerels rond die ik niet vertrouw.Aan een geldautomaat van een grootbank test ik een van mijn kaarten waar een scheurtje in is. Het geld wordt me geleverd.Merci beaucoup .
Te Verdun werden hoofdstukken van de Europese geschiedenis geschreven. Tijdens het vreselijke oorlogsjaar 1916 woedde de Slag van Verdun en sneuvelden 360.000 Fransen en 335.000 Duitsers. Verdun was lange tijd een vrije stad bestuurd door kerkelijke machtshebbers. Pas in 1648 werd de stad deel van het koninkrijk Frankrijk. Uit die tijd van Louis XIV en van Vauban dateren de stevige muren die overal in de stad opduiken. Maar nog vroeger, in 843, was erHet Verdrag van Verdun. Toen werd het erfgoed van Karel De Grote, hier uiteraard Charlemagne, verdeeld in drie stukken en dit had eeuwenlang grote politieke gevolgen. Clovis heerste ook over de stad vanaf 502, en Verdun was een Oppidum in de tijd van de Romeinen en de Galliërs. Reeds in het begin van onze beschaving waren de oevers van de Maas door mensen bewoond.
Na een halve dag in deze stad moet ik verder rijden. Ik volg weer het Canal de lEst . Er rijden veel wagens. Mijn bloedcirculatie is niet goed. Ik heb slapende gevoelloze tenen. Daarom stop ik, doe mijn schoenen uit , masseer wat mijn voeten, doe verse kousen aan, knoop mijn sportschoenen wat losser. Het euvel is weldra verdwenen en ik voel me terug beter.Vissers zitten rustig aan de waterkant. Zodra ik een brug zie, beslis ik van op de onverharde weg te rijden langs de kant waar zij zich ophouden, want op de drukke steenweg waarop ik vorder, was het onaangenaam gevaarlijk. Langs de idyllische kant van het kanaal, tussen het groen, hobbelt het wel erg en soms zijn er ook putten, stenen, takjes, vuil . Ik stop en verdwijn achter de struiken om mijn grote behoefte te doen. Ik deponeer evenwel alles netjes in een vuilbak en was me met mineraalwater uit mijn bidon. Tijdens deze bezigheid verlies ik mijn handschoen, maar nog erger was dat ik mijn portemonnee zie bloot liggen op mijn tas aan mijn rechterwiel. Deze was uit mijn stuurtas gegleden tijdens het nemen van toiletpapier. Ik vind de handschoen terug. Ik krijg het opeens warm . Ik dank de heiligen Christoffel, Antonius, Jacobus en ook mijn engelbewaarder dat mijn 300 Franse franken niet in het gras vielen. Zonder hen geraak ik echt nooit tot in Rome als ik me blijf als een verstrooide dommerik gedragen.Ik kom in het dorp Lacroix. InRue du Portzouden daarRemy en Martine wonen die ik wil groeten. Doch ik vind geen straat met die naam. Op een pleintje staat een telefooncel. Enkele geldstukken laten mij toe een babbeltje te slaan met een andere Martine, mijn dochter tot wanneer de toon ons scheidt.
Te Lacroix verlaat ik de Maasvallei en sla af naar links. Het landschap begint duidelijk te veranderen. Ik ben in het Parc National de la Lorraine gekomen.Het jubelende geel van de zonnebloemen, de onmetelijke velden, de verre horizon, landbouw, bomen, klaprozen en grote rollen stro, want op het einde van de augustusmaand werden de granen reeds geoogst. Met verdienste wring ik nog vele kilometers uit mijn tweewieler. Na 80 km op deze dag kom ik aan een vijfsprong zonder wegwijzers.Stop.Heel landelijk. Ik snuif de zoete lucht van het mooie Lorreinen. In het Oosten daalt de zon. Een verdwaalde pelgrim moet zich steeds op de zon richten. Af en toe ligt ergens een eenzaam erf. Ik hoop nu van een gelegenheid tot overnachting te ontmoeten, een camping, een hotel.Daar staat eindelijk een bordje met een pijl en Gîte Rural .Ik twijfel niet en rijd kordaat naar de hoeve in de verte. Een kat en een langharige hond zijn getuigen van mijn aankomst. Een vrouw staat weldra voor me en ik ben welkom voor avondeten, overnachting en ontbijt.Er zijn daar zestig bedden verdeeld over vele zolders en er is geen nood aan wasgelegenheden.
Een half uur later en het is dan al 21u s avonds betreed ik de rustieke keuken waar de gastvrouw me verwacht om te eten. Het is er onvervalst, rommelig, gezellig. Twee mannen zitten reeds aan tafel. Zij zijn van den huize en ik ben de wildvreemde. Uit een grote kasserol krijgen we alle driegrote porties. We eten tomaten met olie en azijn, grof stokbrood, rode wijn, stoofpot met aardappelen, witte kool, diverse worsten, artisanale yoghurten dan volgt nog een straffe druppel illegaal gestookt van mirabellen en suikerriet. De mannen zijn de broers Bertrand, en de vrouw komt uit de familie Oudinot.
Vijftien jaren eerder kwamen ook zij hier voorbij, niet per fiets zoals ik, maar tijdens een lange wandeltocht met zware schoenen en rugzak. Zij woonden toen aan de andere kant van het land. Zij zagen dat deze vervallen molen te koop was.Het was toen liefde op eerste zicht voor dit geheel van land, struiken, water, moeras, gebouwen, waterrad. Zij konden dit kopen en begonnen met de restauratie die nog steeds bezig is. De echtgenoot Bertrand-Oudinot, die zowat een dubbelganger van André Van Duin schijnt te zijn, geeft de indruk van onhandig en dom te zijn , maar hij is eigenaardig genoeg een man van vele stielen en die ook reeds in vele landen verbleef. Hij was nog nooit is België, maar wel al in Vietnam, Noorwegen, Ecuador, Canada.Als zelfstandige aannemer van kleine werken, loodgieterij, centrale verwarming, elektriciteit, werkt hij hard en veel. Maar plots dan valt hij stil, krijgt hij een eigenaardige drang in zich, moet hij stoppen, en dan vertrekt hij voor een maand met zijn rugzak.De andere man is zijn ongehuwde broer. Hij is een weinig mentaal gehandicapt. Hij is wel een goede knecht en helper, verzorger van dieren,maar kan helemaal niet met mensen omgaan. Het gesprek aan tafeltelde vele hoofdstukken, en was boeiend.
Met een stevige handdruk nam ik afstand van deze broers. In zekere euforie door de gezellige avond en door de alcohol strompel ik naar mijn zolder. Grote mensenbotsen daar met hun kop tegen een balk. Maar ik kon nog net te grote schade vermijden en zonder buil op mijn kop laat ik me op de witte lakens vallen. Ik zou al willen slapen, maar ik moet toch nog even mijn kledij van fietser uitwassen. Ikledig ook op dit late uur een karton AA melk van één liter. Ik lig alleen op de zolder van Moulin de Varvinay, maar ik slaap niet, of dan maar een beetje want ik kruip meerdere malen terug uit het bed om te gaan plassen, en tik, tik, tik, op de metalen bodem van de douche vallen één na een druppels uit mijn vochtige koersbroek die op een koordje hangt dat ik had gespannen .Ik laat te Varvinay het licht op de zolder branden. Voor de gasten van de Gîte Rural ligt er een groot boek waarin zij wat mogen schrijven of tekenen indien zij dit wensen.
Is deze plaats echt of ben ik reeds aan het dromen ?
Het grote boek glijdt weldra toch uit mijn handen en ik ruil deze wereld voor de diepten van de nacht.
Mijn engelbewaarder leest wat ik heb geschreven :
Sur les mille chemins qui mènent à Rome, je men allais sur ma bicyclette olive verte, lorsquà la veillée du quatrième jour, le hasard qui fait bien les choses, ma fait découvrir au bord dun ruisseau large Le Gîte du Moulin des Bertrand-Oudinot. Merci pour la bonne nuit et les nouvelles forces.Wilfried Journée - pèlerin à la coquille- Landen (Belgique) .
Niet de derde man, niet de langste dag, wel de derde dag op weg naar Rome.
De werknemers rijden reeds met hun wagen naar Charleville-Mezières en in de ochtend ben ik al aan het fietsentot wanneer ik stop voor ontbijt.Ik haal mijn Franse franken boven voor eenzwarte koffie,een croissant, een broodje met kaasen een blikje cola.De dame uit de snackbar is een vlijtige bij. Zij oogt leuk , zelfs zo vroeg nog op de dag,allochtone van de tweede generatie,Afrique du Nord.Ik maak een babbeltje, doch een klant komt binnen voor koekenen onze kennismaking wordt afgebroken.Ik vertrek dan maar.Ik merk dat de diverse sensatiebladenfrontpagina nieuws over België brengen , maar ik wil er niets van weten .Ik volg de éénrichtings naar Verdun en ik hoop van weldra terug de Maas te zien die ik stroomopwaarts wil volgen. Mijn banden schuren over de D764. Nu fiets ik op verschillende toeristische circuits, aangeduid door verkeersborden : Itinéraire des Fortifications, Itinéraire Ardennes-Eifel , Itinéraire Rimbaud-Verlaine .
Lieflijk groen is het landschap, golvend, zuurstofrijk.
Leve het vervroegd pensioen ! Wat een heerlijke dag !
Tussen de twee wereldoorlogen gebeurden er rare dingenin de Tour de France, wanneer de rit langs Charleville passeerde.Eerst waren er die acht edities van de gigantische tochttussen Metz en Duinkerken in de heroïsche twenties toen was de stad aan de Maas maar een tussenpunt.Later werd deze zware etappe, vaak met tegenwind enlangsheen plaatsen waar oorlogsleed nog goed zichtbaar was, gesplitst in twee aparte ritten, met Charleville als scharnier.Dat gebeurde elfmaal op een rij tussen1927 en 1937.
De aanval van Firmin Lambot in 1919 was geweldig .Hij speelde dood of levend en won.De Antwerpse Waal was reeds de avond te voren vertrokken voor deze Metz-Duinkerken over 468 km die hij zou rijden in 21 uur, 4 minuten, en zevenendertig seconden. Hij reed als een krankzinnige, op gevaar van zich armen of benen te breken.Eugène Christophe, de beroemde pechvogel , nam risico omLambot te counteren,maar hij viel en brak zijn fourchezodat hijin dat geweld ook de Tour van 1919 verloor en de gele trui moest afstaan.
In 1929 was er te Charleville grote ruzie tussen de inrichters , met aan het hoofd Henri Desgrange, en de sportbestuurders van de deelnemende ploegen vande fietsconstructeurs.Deze woordenwisseling was bitsig en nijdig dat zij zou leiden naar een grote verandering.Een jaar later werd de Tour betwist met landenploegen, een totale verandering die nodig was om te beletten dat combines de sportieve uitslagenzouden blijven vervalsen. Het idee voor een heel andere Tour werd geboren te Charleville.In 1936, op 8 juli te Charleville, verlietde zieke Desgrange de Tour de France. Jacques Goddet nam zijn plaats.De legendarische grote baas van de Ronde zou nooit meer terugkeren.
In 1931 te Charleville.Gele trui Antonin Magne kan niet slapen . Hij leest een aantal telegrammen van zijn supporters.Zo komt in zijn hand het alarm van een Fransman die te Menen in het sportcafé van Rebry een pint had gedronken. De Franse spion waarschuwt Antonin dat de Belgen tegen hem een groot offensief plannen tussen Charleville en Duinkerken.En, inderdaad, Demuysere en Rebry trekken vroeg ten aanval langs de moeilijke wegen van het Noorden.Maar een alerte gele trui drager kande twee flandriens volgen . Magne stak een groter verzet op en nam meer eten en drinken mee dan normaal.
Charleville 1935.Dit is een Tour die werd gereden rond Frankrijk zoals de wijzers van het uurwerk en met enkele bijzonderheden .Zo kunnen opgevers uit de nationale ploegen vervangen worden door landgenoten die vertrokken als individueel.Zo wordt te Charleville de Landenaar Antoon Dignef overgeheveld naar de nationale ploeg waar hij knecht speelt voorRomain Maes.
Mijmerend blader ik zo in de encyclopedie van de wielersportdie in mijn kop steekt, tot een plotse stortbui me doet schuilen.Van onder een boom bewonder ik het prachtige panorama van de vallei van de Maas. Sedan nadert.Mijn reisroute wijst me nu naar de D6. Wadelincourt .Pont - Mauquis.In deze gemeente stop ik omDuranton te groeten, de socialistische burgervader, een joviale man die goed is voor pelgrims.Ik maak er een praatje op het gemeentehuis met zijn secretaresse, want de burgemeester is op dat uur afwezig. Mijn bezoek kwam sympathiek over. Ik koop druivensap en een fles water van St-Amand.Mijn tempo is goed en weldra ben ik te Mouzon, een oude nederzetting van de Romeinen, op de Romeinse Weg naar Trier.Op de muur van een schuur zie ik een kader met een landkaart .Ik rem, stop, drink, eet, en zet mijn leesbril op om goed die landkaart te bekijken. Terwijl ik dat doe komt er een kleuter aangehuppeld. Hij bewondert mijn fiets, mijn trui, en mijn pet.Ik geef hem enkele rode ballonnetjes en vraag hem of hij later zal wielrenner worden.
Maar een oude man komt kwaad aangelopen . Met een rare toon vraagt hij: Vous cherchez quelque chose ? Oui ! antwoord ik . Ik zoek de Romeinse weg. Vous y êtes zegt hij . Cela ne métonne pas, car cette grange est déjà très vieille. Est-elle du temps des romains ?Dit om te wijzen naar de belabberde staat van het erf waarover de oude man wellicht een leven lang de plak heeft gezwaaid als een haan op een mesthoop. De Mouzonse grootpa grijnslacht, en tegen het kuikentje kleinzoon dat zich ondertussen aan zijn been heeft vastgeklampt fluistert hij terwijl zij terug het huis binnengaan : Viens, cest ainsi que lon fait des mauvaises rencontres Wellicht las hij net in de krant over Dutroux, Julie enMelissa pedofielen en is zon rare Belg met baard en wielen toch wat verdacht .
We volgen de D 964.Terwijl de Maas nooit ver is. We schuiven over de hellingen.Ergens moeten we toch even stoppen en uitpuffen, drinken en plassen.Ik sta op een parking en bestudeer een bord met informatie.Ik waan me even terug te Landen, aan Sinte Gitter, aan de bakermat der Karolingers.Een pijl wijst naar eenplaats waar opgravingen gebeurden uit de Gallo -Romeinse tijden.Onder een plastieken dak zijn er overblijfselen te zien van muren van een oude tempel.Heidense erediensten aan de goden werden er gehouden.Maar mijn studie in de Gewijde Geschiedenis wordt onderbroken omdat een grote behoefte zich meldt in mijn onderbuik. Ik spurt even weg langs het voetpad, duik in het welige groen op voldoende afstand van de heilige plaats. Er zijn daar zeker dikke vliegen die alles zullen opeten. Maar ik aarzel, houd me in.Ik blokkeer .Gallische en Romeinse Goden heb ik zeker nodig om veilig tot Rome te geraken.Hier kakken zou heiligschennis zijn.Ik kom terug aan mijn fiets, die ik los keten. Plots hoor ik mijn naam roepen Wilfried .Ik kijk op en zie niemand van kennis in de buurt. Droom ik?Hoor ik stemmen door het felle zonlicht in mijn nek?
Is het een heidense God die mij roept, of komt dit geluid uit mijn overvolle dikke darm ?Ik frons mijn voorhoofden vind dan toch dra de uitleg. Achter een haag zijn er enkele schommels voor kinderen.Een jonge man roept op een kwajongen.De kleine heet toch wel Wilfried zeker, een zeldzame voornaam in Frankrijk.Ik ga tot bij de twee aan de schommels, laat mijn voornaam zien op mijn identiteitskaart.We lachen. Is diteen teken van de Romeins-Gallische Goden? Hoe is het mogelijk dat precies nu en hiereen oude en een jonge Wilfried zich ontmoeten in het grote Frankrijk ? Om dit te vieren geef ik drie rode opblaas balonnetjes aan Wilfriedje. Cela te fera des poumons, et cest bon pour faire du sport quand tu seras grand ! Nu komt er ook een meisje bij met twee kleine meisjes. Allen samenzijn het twee studenten die als vakantie jobmoeten letten naar drie kinderen.
Even later fiets ik terug op de hoofdweg, maar een tijd lang volg ik ook een pad tussen bloemen, fruit en tomaten, met veel geuren en kleuren. Ik weet niet meer waar ik ben. Le chemin pour Inor, sil vous plaît , Zut, het was wel mooi , doch ik reed zes kilometers te ver en moet terug.De Maas kronkelt eren vroegere overstromingen zorgden er voor goede grond.Ik kan niet nalatenom te eten van appeltjes, pruimen, en vooral braambeien.Inor, eindelijk.Drie uren s namiddags. Zal ik hier een peace mobile opdrachtproberen in het gemeentehuis ? Neen, één per dag is genoeg, meer moet echt niet.Inor ligt aanLe Canal de lEst .De Belgische grens is nu al ver achter ons, en omdat hetgoed warm isvoelen we al iets van de charme van la France profonde . Op een plein achter de kerk vloeit water rijkelijk door een stenen wasbak. Er zijn banken, bomen, gras, schaduw, vuilbakken.Dit is een plaats die uitnodigt voor een dutje.Eerst loop ik nog wat rond. Ik kom aan Le Faisant Doré een Logis de France en ikheb veel goesting omer te logeren.Niet doen, man, je bent een zwerver, een pelgrim, en dat is je grote geluk!Ik beslis van twee uren te rusten omdat mijn dag al goed gevuld was.
Met het vele water doe ik een wasje.Ik kruip ook in een verlaten huis . Na het eten van pruimen en ander fruit maak ik daar een hoopje hoger dan dat van een grizzly.Ik was mijn lijf, maar mijn naaktheid is niet naar de zin van een dame die met haar hond rond het plein wandelt. Ik smeer zeep over mijn kop, mijn bovenlijf, mijn intieme delen, benen en voeten.Met grote scheppen water uit mijn handpalmen spoel ik alles af met het frisse water van de dorpsfontein. Ik wrijf me droogen ik doe nieuwe kledij aan. Ik leg me op de bank, en enkele tellen later snurk ik als de reus uit het sprookje. Mijn was droogt in de zon en hangt aan een koord die ik gespannen heb tussen mijn fiets en een boom.Pas om half zeven zal ik terug vertrekken.
Te Stenay aangekomen in de haven, schijnt de zon mooi over het kanaal en in het avondlicht zie ik beelden die zijn weggelopen uit een schilderij van Monet. Op het Office du Tourisme krijg ik een heerlijke glimlach, maar ook info over Meuse-Ardennesen eenregionale wegkaart. Ik fiets een rondje in Stenay en koop er proviand voor mijn avondmaal. Ik wil eten aan de haven omdat het daar zo heerlijk is, enbanken en tafels komfort bieden langs de waterkant. Op mijn menu staan :Vin du patron, Camembert, bier, baguette, melk, patat,schuifjes worst, augurkjes.De glimlachende dame uit lOffice komt me nog even groeten en feliciteert mij omdat ik promotie maakt voor haar haventje, door me te gedragen als een levensgenieter.
Ik moet even over enkele bruggen en daarna vervolg ik mijn route langs verschillende boerendorpen.Veel bloemen aan de muur, maar ook zeer veel koeienvlaaien op het wegdek ; kilometers die zich opstapelen, en trappen maar tijdens deze zomeravond. Aan het kruispunt te Doulconbekijk ik mijn wegkaart.Ik kom weldra aanLe Camping du Lac VertteDun sur Meusewaar ik mijn tentje mag opstellen voor22 Franse franken.Nu besef ik dat ik zeer moe ben na deze Ardennen tocht.Tijdens het monteren van mijn binnentent kom ik op het goede idee van deze scheef aan te hechten zodat er meer plaats vrijkomt buiten mijn slaapkamer, zodat ik mijn fiets kan neerleggen onder het tentzeil. Vanaf deze camping zullen rijwiel en berijder samen in dezelfde groeneiglooslapen.
Als men alleen is, dan is men geheel zichzelf
Is men met een ander samen, dan is men slechts voor de helft zichzelf.( Leonardo da Vinci )
La route, longue jusquà linfini, montait lentement. Le soleil du Kalahari frappait fort et tous les bidons des cyclistes étaient vides.Les deux premiers arrivèrent à hauteur dun hangar dans lequel il y avait une buvette où lon pouvait obtenir du thé, du pepsi colaet de la tchibuku. Mais une telle transaction pourtant simple se réalisa mal. Comme conséquence de cela on trouve quatre minutes plus tarddun côté deux belges assoiffés et de lautre côté neuf zimbabwéens frustrés , et au milieu une femme noire belle comme une gazelle. Mais voilà que cinq autres cyclistes sur leurs véloslourds et chargés comme des Sherman tanks arrivent.Le dernier de ces pédaleurs est un grand barbu souriant. Sur son porte bagage au bout dune perche en plastique il y a un fanion rouge triangulaire. Il crietournée générale de pepsi cola et de tchibuku et comme par miracle il ny a plus de froid dans ce hangar mais il y fait à nouveau quarante degrés partout.
Prés de là,il y a une école secondaire dagriculture , et cest juste lheure de la sortie. Bientôt deux, sept, quatorze, trente, élèves arriventdans lespoir davoir également une boisson gratuite,mais la gazelle prend une grande brosse et les chasse.Les autres jours ces jeunes peuvent y jouer aux dames et à quatre sur une rangée, en attendant le départ de leur autobus.
Ils nont pas un seul centime pour se payer une consommation vu que lon est dans un des pays les plus pauvres du monde, mais aussi dans un des pays les plus beaux à cause des animaux sauvages.
Un grand mur, une surface verticale soutientle bâtiment dans lequel nous sommes.A la surprise générale , le grand barbuhors des ses bagagesva chercher une collection de balles de pingpong.Dix balles de pingpong qui pèsent même pas ensemble trente grammes et qui naugmentaient donc nullement le poids de sa monture.Des petites balles blanches qui partout sur notre planète peuvent faire la joie des petits et des grands, et construire beaucoup damitié.Enplus , il sort dun de ses sacsune vieille palette .Contre le mur il commence la démonstration de son adresse en faisant voyagerdans lespace plus de vingt fois la balle entre le mur et sa palette sans toucher la terre.Puis à haute voixil crie Who can realise thislike me? Plenty ofPepsi cola onlyfor him! .
Dabord un peu timides, et ensuite trop enthousiastes les jeunes essaient, mais aucun ny parvient .Mais quelquun est allé chercher un autre petit noir, quifait penser à un chimpanzé vu son dos courbé et ses longs bras.Il porte un jeans trop grand etdes basquets énormes .On entend murmurer . he shall do it, he is the king of our soccer team . . Et en effet,ce nouveau-venuréalise ce qui était impossible pour tous les autres.
Après lexploitle barbu souriantemmène le lauréatà la buvette . Jusquà la fin du mois le garçon pourra y boire gratis tous les jours son pepsi cola. Un accord devant témoins est ainsi pris avec la gazelle .Les zimdollars nécessaires pour tout régler sont remis à cette dernière ainsi quunsupplément pour elle. Toutes les balles de pingpong et la palette resteront làafin que les jeunespuissent sy entraîner contre le mur. Depuis, sur la route de Bulawayo , on parle encore toujours du passage du père Noël pongiste à bicyclette tandis quela gazelle rêve quil reviendra un jour rien que pour elle. PAPOUM.
Op de terugweg van een weekje vakantie in Beieren ontdekte ik per toeval langs de A7 tussen Würsburg en Fulda het Deutsches Fahrrad Museum van Bad Brückenau. In een prachtige villa in Jugendstil uit 1908 werd daar een indrukwekkende verzameling tweewielers en bijhorighedenondergebrachtdie de historische ontwikkeling van de fiets illustreren.
Met de loopmachine van Karl Friedrich Draïs is eigenlijk alles begonnen in het jaar 1817. De individuele mens verkreeg door de draisienne plots veel meer mobiliteit. Rond 1860 verschenen de hoge fietsen , wat later gevolgd door driewielers, en tegen het einde van die eeuw na uitvinding van de kettingaandrijving en van de luchtband, kwamen reeds de veilige tweewielers op de weg, weldra ook gevolgd door tweewielers met hulpmotoren.
De fietsen van vandaag ondanks enige moderne verbeteringen, zijn nog steeds weinig verschillend van die klassieke fietsen die reeds rond 1900 werden gebruikt en waarmee niet alleen beroepsrenners maar ook vrijetijdsrijders hoge snelheden en lange afstanden aankunnen, ieder naar eigen vermogen en goesting.
In het Museum van Bad Brückenau is er veel te ontdekken, ook voor zij die menen dat zij reeds alles weten over de velo en zij die al andere dergelijke musea hebben bezocht.De echte liefhebber heeft in het Deutsche Fahrrad Museum niet genoeg met twee ogen en met twee uurtjes bezoektijd. Vele aspecten van de tweewielers komen aan bod. We citeren even de fiets als mechanisch wonder, de fiets als speeltijd voor jong en oud, de fiets gebruikt door de militairen, de fiets die zorgde voor de emancipatie van de vrouw en voor de vooruitgang van de arbeidersklasse, de fiets gebruikt voor toerisme, vrije tijd, en uiteraard voor de sport.Met vele fotos,affiches,borden met uitleg, wordt de groei van de fascinerend wielersport getoond.De bezoeker,alhoewel hij dat natuurlijk niet mag, kan zo maar zijn hand leggen op het zadel van een oude tandem, van een stayersfiets, of wrijven over de pens van een zwaar motortuig dat levensgevaarlijk rond de Duitse velodrooms heeft getoerd.
En dan plots voor een oudere wielerliefhebber zoals ik komt er ergens tussen glazen kasten, souvenirs, juwelen, hout, leder en metaal, uit de nevelen van de wielersport hangt er een fantastische foto uit de Zesdagen van Berlijn 1954 : het legendarische Antwerpse koppel , onze Stan Ockersen Rik Van Steenbergen , in de bloemen gezet na een prestatie.Wie zou dan geen traan van emotie moeten verwerken, daar zo ver in het midden van Duitsland ?
Misschien sta ik wel te laat op, maar camping betekent ook een lui en lekker leventje zonder stress. De jobstudent staat plots weer voor me. Hij spoort een kampeerder op die laat was aangekomen en niet had betaald. De jobstudent vraagt of ik mijn plaats netjes wil opruimen, ook de papiertjes die niet van mij zijn. Ik zal dat doen,want de manager had me gisteren toch getrakteerd op een witbier. De onderkant van mijn tent is fel door condensatie aangeslagen, doch lucht en zonnestralen drogen dit snel op . Ik vind nogmaals een geldstuk,een kleintje van één frank.Ik eet wat verfrommeld brood als ontbijt ,met water van Vittel. Bij het uitrijden van de camping wuif ik nog eens naar Gérard.Hij is de gevangene van zijn werk. Zijn vrouw en kinderen kamperen ergens in Spanje. Ik vertrek in de richting van het Hotel Mercure , maar dat is een verkeerde weg, in de richting van Walzin. Ik keer dus weer naar mijn startpunt en zie dan toch de weg die ik moet volgen, de weg die naar Rome loopt.
Die weg is moeilijk en steil, om uit de vallei te geraken. Ik twijfel niet en ik beslis van wat te voet te gaan.Deze tweede dag beginnen in het rood met hoge hartslag en met melkzuur in de kuiten zou mijn geluk bederven . Deze dag belooft nogmaals zeer warm te worden.Ik fiets tot Falmignoul.Daar was vroeger het museum van de heer Wauters.Deze merkwaardige man had daar een verzameling van tweewielers bijeengebracht.Omdat ik vertelde dat ik de zoon van Alina Wauters was, beschouwde die heer Wauters me zelfs als een familielid. Als wildvreemde kreeg ik daar de sleutel en de kassa, ontving er een groep Hollandse toeristen.Wauters zelf, die toen rondliep met verschillende breuken na een ongeval met één van zijn motorcycles, was pinten gaan drinken in zijn stamcafé.Gelukkig kwam zijn vrouw me vervangen en mocht ik verder rijden op mijn fiets.In dat museum waren talrijke belangrijke stukken.Antieke fietsen, oldtimers motorcycles, en andere toffe bezienswaardigheden. Buitenlanders hebben de hele collectie opgekocht.Er stond daar een fiets van Firmin Lambot, maar er was ook een circusfiets waarmee eens iemand op een kabel over de Niagara Watervallen is geraakt. Wauters stierf en zijn museum is na hem verdwenen.
Mijn fiets heeft het moeilijk te Falmagne. Met mij gaat het nog slechter.Goed en kwaad wonen naast mekaar op weg naar Beauraing.Ik kom voorbij een Kapel van de Heilige Maagd, en eenvogelpikgooi verder is er een Bar met wulpse Dames. Het is reeds 13.30 u wanneer ik het snikhete bedevaartsoord bereik. Ik neem plaats onder een grote parasol, en ik bestel een portie friet, tartaarsaus, en een blik cola met een sprietje. Aan het zoontje van de frietbakster die daar rondtoert op zijn eerste fietsje geef ik een rode luchtballon.Hij kan deze nog niet opblazen.Mama zal het dan maar voor hem doen.Neen, het manneke wordt beslist nooit coereur, in hem steekt niets van wat in Despontin, Linart, of Lambot stak.
Tijd voor mijn tweede peace-mobile-opdracht. Dicht bij de plaats waar eens onder een meidoornboom de mirakels zijn gebeurd, vraag ik aan een inboorlinge in nonnenkleed waar Abbé Gilon woont.Niet ver. Eén minuut later heb ik hem gevonden.De man heeft veel werk, want 22 augustus is dé jaarlijkse topdag te Beauraing.Ik overhandig hem de groeten van de pelgrims Symoen.Ik word binnengeleid in een lokaal waar een filmvertoning zal beginnen.Een hele autobus boerinnen uit het Pajottenlandzal er de gebeurtenissen uit 1932 kunnen zien. Een met Christus gehuwde vrouw komt mij ook vertellen dat ik in de crypte moet gaan kijken naar de Kruisweg van Max Vanderlinden, een kunstenaar die de vriend was van wijlen Koning Boudewijn.Er is een hoge graad van geloof zichtbaar en voelbaar in dit Mariaoord. Ik slenter nog wat rond in de Tuin der Verschijningen.Dat kan alleen maar goed wezen voor mijn arme pelgrimsziel. Ergens tussen dikke muren, waar het koel is, ligt er een gulden boek voor de bezoekers. Ik slaag er in van enkele mooie zinnen bij te schrijven, en ik signeer: W.J. pelgrim, met schelp. Alle geldstukkendie ik vond(57 frank) belanden in een offerblok van de kapel.Ik zou zoals de andere bezoekershier weesgegroetjes moeten opzeggen, maar er is toch zoveel stof op mijn geloof dat ik in geen enkele taal nog de gepaste woorden ken.Ik zeg dan maar in halfduistere omgeving, waar kaarsen branden en mensen knielen, dat mijn volgende duizend pedaalstoten op weg naar Rome moeten beschouwd worden als gebeden voor Haar.
Warmte van de hoogste graad diep in de maand augustus. De deuren van de vele winkeltjes zijn open en lokken mij ergens binnen. Alles is er vreselijk heilig en duur, deftig en gewijd.Ik koop enkele briefkaarten en gebedenprentjes .De non die ik al eerder ontmoette , komt nu voorbij op straat.Zij vraagt mij of ik ook op 22 augustus naar Beauraing kom, want dan is het belangrijk.Ik leg haar uit dat mijn lange zwerftocht me zal brengen op vele plaatsen, in vele kerken, langs vele kapelletjes.De non duwt plots even haar kin naar voren en vindt mij plots niet meer interessant. Zij heeft eigenlijk weinig gemeen met de Maagd met het Gouden Hart van Beauraing.Gezeten op een muurtje, naast een rode postbus, schrijf ik mijn eerste kaartjes naar familieleden , en in het bijzonder naar mijn suikertante Maria die mij graag ziet omdat ik de oudste zoon van haar enige broer ben, en die mij ook niét graag ziet omdat ik een afvallige Thomas en een slechte parochiaan ben .
Op weg nu naar het massief van La Croix- Scaille , met 505 m het vierde hoogste punt van België,en het dak van de provincie Namen. Schitterende omgeving om te fietsen. De streek van Gedinne houdt vele verrassingen in petto voor iedere bezoeker. Zij is ongerept en rijk bebost.Hier zou een deken wonen die onhebbelijk en niet gastvrij is voor de pelgrims op weg naar.Zal ik hem eens gaan testen, hem wijzen op het oudchristelijk gebruik van gastvrijheid ?Ik kan ook naar de gendarmerie gaan voor een peace-mobile-babbeltje met een mandie al zelf naar Santiago is gefietst. Maar het is al vijf voor zéven ! Wat slenterde ik toch vandaag! Vlug nog wat inkopen doen in een winkel, en bij een beenhouwer, net voor sluitingstijd.Ik moet immers iedere dag goed eten.
Eindelijk bergaf ; waarom duurt dat toch niet langer !Daar is de brug over de Semois te Bohan reeds. Dit is een droomplaats om te picknicken. Ik nestel mij op een bank met zicht op de bedding van de brede rivier die nu doorwaadbaar is na zovele droge dagen.De avond valt reeds. Heerlijk einde van een zomerse dag. Vissen, eenden, ratten, honden, insecten, vogels, wat een gestoei, wat een spektakel, terwijl ik uitrust en kaas, brood, vleessalade eet. Een golden retrievermaakt het nu toch wat te bont in de Semois.Door het lage water kan hij zo bij grote mooie vissen komen.De plaatselijke bewoners beschermen echter hun vissen, en geen enkel soort stroper mag zo maar een forel pakken, ook niet een prachtige hond. Er wordt geschreeuwd en gevloekt nabij de schone Kerk van Saint-Lèger . Dat lawaai brengt me bij mijn eigen werkelijkheid.Zal ik hier mijn rit afvlaggen of rijd ik nog verder ?
Het is een scherpe helling om Bohan te verlaten en het wordt al donker.Ik probeer mijn dynamo, maar die twijfelt, en ik zet op mijn voorhoofd een speleologenlampen achteraan op mijn bagage een rood licht van een pillamp. Doorheen een griezelig bos kom ik weldra aan de Franse grens.Het begint zachtjes te regenen. Ik bereik weldra een dorp dat Pussemange blijkt te zijn. Dikke druppels vallen nu en schitteren in de verlichting van het weldra slapende dorp. Ondanks het gevorderde uur voel ik mij nog kiplekker , na de regenbui. Ik zie niets van de prachtige bossen, doch de verse nattigheid laat de natuur al haar geuren verspreiden. In de stilte bewerk ik mijn pedalen, verder naar Charleville waarvan de lichtovervloed me aantrekt als ware ik een oude mot .
Met 80 km op mijn tellertje vind ik dat het genoeg is.Ik besluit van in de natuur een plaatsje te zoeken voor de nacht. Een eerst poging in een maïsveld wordt afgekeurd.Een tweede op een parking waar chauffeurs in hun zware trucks slapen is ook niet goed.Even later wacht met open armen een juweel van een voetbalplein op mij.Ditmoet het terrein zijn van FC De Kampioenen van Charleville.De sponsor is er niet Balthazar Boma, doch eneFabrice Waczecki,een coiffeur. De grasmat wordt er met een schaartje geknipt. In een kleine tribune vind ik een propere en droge plaats voor mezelf en voor mijn fiets. Beter zal ik moeilijk kunnen vinden.Ik sta er weldra poedelnaakt.Ik wrijf me goed droog met een handdoek die ruikt naar de goede zeep van thuis.Niets kan mij storen.Het is al middernacht. Ik trek mijn pyjama aan , mijn trainingsbloes, mijn wollen muts, en verdwijn in het dons van mijn slaapzak.Schitterende dag en een onvergetelijke nacht als toetje. Ik kijk naar de oneindigheid van de melkweg en luister naar de nachtelijke geluiden. Dit alles meemaken is te opwindend.Op het grastapijt, tussen doellijn en penaltypunt huppelen konijntjes rond. Ik tel er vijf. Te weinig om in slaap te vallen en het zijn geen schaapjes.
Pelgrim onder Gods hemel, wat een eer en wat een geluk !Het regent terug, zacht en heel lang. Eindelijk zwijmel ik weg, door de eentonigheid van de inslag op het dak van mijn slaaptribune.
Afzink naar Gelbressee.Links zie ik de plaat hangen vanCE CDO.
Tijdens het jaar 1965 had ik daar mijn dienstplicht vervuld bij het Belgische Leger.
In hetKasteel van Arenberg kreeg ik diverse taken. Eigenlijk waren het toen toch schone maanden, met goede en slechte momenten. Ik ben nog altijd fier dat ik daar champagne had mogen inschenken aan Lord Louis Mountbatten , admiraal van de Britse Zeemacht.Ik heb nog altijd spijt dat ik geen praatjes ben gaan maken met een oude man (Leon Despontin) die daar in de nabijheid woonde . Ik was toen nog geen wielerhistoricus.Despontinreed meermaals de Tour de France als onverzorgde. Hij eindigde telkens op de zevende plaats in 1921-1922-1923. Ik zag hem vaak in zijn tuin werken.
Mijn zware fietsmobiel geraakt op angstwekkende snelheid. Eerste test voor mijn remmen. Even aarzelend, niet te bruusk en nadien weer alles los. Mijn petje vliegt bijna weg door de weerstand van de lucht. Het snelheidsmetertje Cateye toont me dat ik maximaal62km/u heb gehaald.Mijn tempo zakt naar lagere cijfers op het gevarieerd reliëf dat volgt. Lood is lichter dan mijntweewieler. Na40 km malen komt de bergaf naar de Maasvallei.Nu wijst mijn stuurcomputertje 65km/u , en ikbesluit van nooit meer zo snel te dalen tijdens de komende zes weken, voor mijn veiligheid en die van de andere weggebruikers, mensen en dieren. LaatRompelberg maar snel rijden. Ikben een schildpad op weg naar Rome.Langzaam maar zeker, zo fietsen verhoogt mijn kansen om de verre finish te halen.
Rechtdoor langsheen hetInstitut Technique H. Maus en door een vuile wijk. Normaal dat muizen hier huizen.Zweet en zon. We toeren zachtjes en plots staat Institut Notre Dame er.Op het papier met mijn lange reisroute staat dat een pelgrim een bezoek moet brengen aan de Trésor dOigniesbij de Zusters van Onze Lieve Vrouw.Er is daar een Schatkamer met kostbare voorwerpen, die getuigen van de uitzonderlijke vaardigheden van kunstenaars uit vroegere tijden. Dit wordt soms één der zeven wonderen van België genoemd. Sinds zeven eeuwen worden hier goud en edelstenen bewaard. Het is een permanent mirakel dat de hebzucht van misdadigers en de strooptochten van vijandelijke legers nooit deze Schat liet verdwijnen uit Namen.Maar het is s maandags gesloten.
Door de straten van de binnenstad, langs oude gebouwen, fiets ik verder. Steeds is deze stad ,waar Samber en Maas bijeenkomen, een centrum geweest enerzijds voor handel en administratie, en anderzijds van militaire en politieke betekenis.
De stad Namen, strategisch gelegen en van nature een moeilijk te veroveren fort, was reeds een versterkt kampplaats van de Aduatieken. In 57 voor Christus gaf deze Belgische volkstam zich over aan Cesar.Maar amper één dag later begonnen zij heimelijk de Romeinen te vermoorden. Deze valsheid maakte Cesar woedend.Hij stuurde nieuwe troepen naar het oppidum van Namen en na een bloedbad waren de fiere Aduatieken dood of tot slavernij veroordeeld. De weinige Aduatieken die ontsnapten sloten aan bij de Eburonen. Zo verdween een volkstam van meer dan 50.000 zielen.
Alsof aangetrokken door een magneet sta ik weldra voor het belfort uit de XII-de eeuw, ook genoemd Tour Saint Jacques. Hier even verwijlen is een must voor ieder pelgrim met schelp die naar het graf van Saint Pierreen Saint Paul wil.Een eerste maal gebruik ik de kabels om mijn fiets even veilig achter te laten.Ik wandel wat rond in het Namen van de midzomer. Ik merk een lange rij wachtende dames.
Zuivere consumptiekoorts. Vandaag beginnen de solden in de textielhandel. In een smalle boetiek wordt kleding verkocht.Alleen een beperkt aantal(numurus clausus in de Romeinse taal) mag binnen om overrompeling te vermijden. De furie van de koopjesjacht woedt hard. Dametjes komen nog van overal aangetrippeld.
Mijn fiets wacht.Mijn fiets lacht op mij. Wij vertrekken.Rue Saint Jacques.Ik ben een pelgrim. Een fietspomp is mijn staf. Een bidon is mijn kalebas. Als vilten hoed draag ik de scheve pet van een renner. Heerlijke zon.Chaussée de Charleroi.
Zou ik niet stoppen om wat zonnebrandolie op me te smeren ?
Heerlijk fietsen. Wat een zomer. Wat een dag.
Plots zie ik iets op het wegdek schitteren.Het is een stuk van vijftig Belgische franken.Ik stop het in mijn geldbeugel. Terwijl ik daar stazie ik nog iets anders blinken in het gras langs de weg.Is dit het Waalse Eldorado ? Er ligt veel zwerfvuil langs de weg, maar dat is toch een echte bril, volledig en ongeschonden, met Lacoste montuur nog wel, heel duur spul. Ik raap op en neem mee.
Abdij van Floreffe.Stopplaats. Er schuimt hier bruin bier van opperbeste kwaliteit.
In de ruime gelagzaal smaakt het heilige brouwsel heerlijk. Verder op mijn menu zijn koekjes,worst, appel. Daarna Zwitsal faktor 10 wrijven op mijn gezicht, armen en benen. Ik moet met sterke pedaalstoot dit dorp kunnen verlaten. Op 26 mei 1889 werd immers in een van de huizen van Floreffe een sportheld geboren.Hij verliet zijn dorp om eerstAntwerpenaar te wordenen later Fransman.Victor Linart , bijgenaamd Le Sioux verdiende een fortuin als wereldkampioen van de stayers.Op de wielerbanen van Parijs, Berlijn, New-York, won hij vele levensgevaarlijke races achter zware motoren.Sportminnend België is de naam van deze gladiator en gentleman ondertussen vergeten.
Terwijl er toch een windje blaast over de hoogten van de Marlagne bereik ik Fosses-la-Villeen laterSaint-Gerard.Tussen Samber en Maas bestaat er nog altijd een cultus van Napoleon, volgens mij toch een misplaatste vorm van nostalgie en militarisme. Regelmatig bij feestelijke gelegenheden stappen fanfares in uniformen, met geweren en trommels uit de tijd van la Grande Armée .
Zie, verdorie, daar is toch dat bosje. In 1979 durfde ik het voor het eerst aan om eens op één dag 200 km te fietsen. Ik reed toen het brevet Overwinden-Givet-Overwinden. Tijdens deze voor mij memorabele tocht was ik gestopt in dat bosje voor mijn grote behoefte. Ik zorgde voor natuurlijke bemesting.Ik stop er 17 jaar later terug eens, voor mijn kleine behoefte. Ik merk dat het groen er ondertussen goed is gegroeid.
Ik schuif moeizaam verder in de richting van Maredsous. De klim naar de abdij werd geen probleem. Er is veel volk. Een flauwe plezante wandelaar probeert mij te pesten door met zijn mond luid het gevreesde sissend pssssst na te bootsen dat voor een wielrijder het onheil van een platte band betekent.
Basta, klootjesvolk te Maredsous kaas,bier,kaarsen,geloof,offerblok, .. luchtvervuilende autos met dagtoeristen en lompe touringcars.Weldra Maredret in haar prachtig groen.Ik geniet van de omgeving en van een koud blikje Lipton ergens uit een automaat.Ik kom aan Chateau-ferme de Falaën, hoofdkwartier van La Confrérie du Crochon, vaandeldragers van de plaatselijke gastronomie.
Ik loop er wat rond om op adem te komen. Twee lelijke meisjes willen mij brutaal een ingangsticket verkopen. Zij fluisterden dat ik wellicht een Hollander zou zijn, en dat staat mij echt niet aan. Wegwezen is weer mijn gedachte. In de vrije natuur voel ik mij lekkerder dan tussen kasteelmuren. De heuvels in dit land doen me erg pijn, maar langs de wegberm bloeien mooie bloemetjes. Ik vertrok op weg naar Rome met bijna geen training. Rondjes in eigen streek en maar één maal een rit van 100 km langs Scherpenheuvel. Vroeger kon ik veel beter. Nu moet ik het uitzweten.Dat was wel te verwachten.Ik weet dat mijn conditie met de dag zal beter worden. Ik ben maar een slak in les beaux paysages de la Wallonie . Mijn gemiddelde snelheid benadert het nulpunt. Voor mijn zondenmoet ik nu boeten. Het doet overal pijn.Maar het geluk, geloof en de hoop op redding hebben me niet verlaten, want daar volgt de flinke afzink naar Dinant.Aan de GrottenLa Merveilleuse stop ik.Mijn truitje vol nat zweet ontzegt me de mogelijkheid om ondergrondse frisse gebieden te bezoeken en stalactieten te bewonderen. Met wat frisse cola voel ik me tevreden.Een kwartier later fiets ik in de verkeersdrukte van Dinant.Opletten is er nodig om ongekreukt nog wat afstand af te leggen.Na enig slalomwerk ga ik in de schaduw zitten langs de Maas op een bank. Ik drink er één liter AA-melk en één van de drie liters Vittel die ik zopas kocht in de supermarkt Match.Mijn vleesspies voorzien als hoofdmaaltijd voor deze dag moet er ook aan geloven.
Ik heb al 100 km gereden en ik ben blij.
Met lichte triptrap toer ik onder de hemelshoge brug dooren daarna volg ik de Lesse tot aan Camping Villatoile. De kassa rinkelt tot405 franken en dat is dan voor man, fiets, tent,douche. Een jobstudent wijst me mijn plaatsje. Terwijl ik mijn positie inneem beginnen we een gesprek. Hij ziet een vijffrankstuk liggen in het gras en gooit dat naar mij. Weer een teken van geluk voor mij op deze weg. Hij vertelt me over zijn dorp Thynes waar nog Romaanse, maar niet Romeinse muren staan. In de XII-de eeuw was er daar zelfs een slaapplaats voor pelgrims te Thynes, beweert hij. Ik stel mijn tentje op. De eerste dag gaat dat nooit vlot omdat gewoonte en techniek nog ontbreken.Maar een waarheid is ook dat ik eigenlijk niet handig ben.Maar het gaat wel, en ik vind nog een geldstuk van één frank. De dag intrès riche Wallonie was verrijkend doch de geldstukken worden steeds kleiner.
In mijn ijver om er uit te zien als een echte kampeerder, stop ik mijn portemonnee onder de ietwat grotere droge pet die ik nu op mijn kopje heb. Wanneer een kwartier later mijn fiets bevrijd is van alle bagage en mijn nachtkwartier volledig is ingericht, wil ik naar de douche. De penning hiervoor steekt in mijn portemonnee. Ik zoek meerdere minuten om die te vinden eno, jee, verdorie onder mijn pet.
Op weg naar de douche verlies ik mijn propere onderbroek, maar ik merkte het wel. Op de WC is er geen toiletpapier, maar ik heb wel een hele rol bij, want eigenlijk ben ik op alles voorzien en ben ik toch niet te onderschatten, ondanks mijn chronische verstrooidheid.De douche is een besprenkeling met veel genot. Stof en zweet spoelen van mij weg. Mijn lijf is als nieuw na het verlaten van de douchecel. Ik loop rond op mijn blauwe Biguers, ontspannende sandalen van maat 47, die ik eens kocht in Andorra.Het is heerlijk op 50 m van de Lesse, die mooie Ardeense rivier , die we vroeger reeds vanaf Houyet met de kajak enkele keren hadden afgevaren. Er is op Villatoile een rustiek gebouw met een aangename bar, waar witbier van Hoegaerden uit het vat wordt getapt. Een poging om naar huis te bellen mislukt omdat een lange rij vakantiegangers staat te wachten aan de telefooncellen(*).
Ik stap dus maar terug naar mijn Alpinotentje,een iglo in kaki kleur, en ik overzie even mijn komend programma.
Nu is het tijd voor mijn eerste peace-mobile-opdracht, op zoek naar Gérard en Catherine dus. Daarvoor ga ik terug naar de bar, waar de baas van de camping op dit uur afrekent met de man van de drankautomaten. Hij zit aan een tafel bedekt met geldstukken. Onbeschaamd neem ik naast hem plaats aan die tafel en stel mezelf voor. Hopen geldstukken waren ook een deel van mijn leven, van zwembadzoontje van Olympia tot bankbediende van de Grote Kas van de kleine spaarder.Ons gesprek verloopt soepel en is van goed niveau. Hij trakteert me direct terug op een witbier. De geldman van de automaten schuift er bij ons bij, en nogmaals worden drie biertjes gebracht. Wat later zorg ik dat die mannen kunnen verder werken en ik verlaat dus de tafel, na een stevige handdruk.
Mijn tweede poging om te telefoneren lukt.Het thuisfront mag horen dat mijn eerste dag goed is verlopen. Witbier heeft mijn dorst nog niet klein gekregen.Ik begin een nieuwe fles Vittel , en ik vreet mijn tweede en laatste vleesspies op. Mijn kledij van de dag droogt al goed.Mijn fiets ligt prima vastgebonden. Mijn beenspieren zijn vermoeid. Voor de rest voel ik me nog heel fit. Ik rust maar ik kan nooit in een diepe slaap geraken tijdens de nacht op deze camping langs het kabbelende water op de rotsen en keien van de Lesse.Ik droom een beetje en ik meen van in de verte de saxofoon van Adolphe te horen.
In de geschiedenis van het mensdom zal 5 november 2008 beschouwd worden als een belangrijke datum.
Over de hele wereld is er uiteraard maar één thema van tel vandaag. Amerika heeft een president. Barack Obama is een fenomeen.
Hij wordt ' the black Kennedy' . Hij is de echte iron man uit Hawaï. Hij wordt niet gedeklasseerd wegens dopinggebruik. Hij mag door niemand worden doodgeschoten. Hij maakt de droom van Martin Luther King waar. Hij vertegenwoordigt alle kleuren van de USA.
Yes, we can en Change we need is wat hij vertelt.
Laten wij hopen dat hij niet zoals zijn voorgangers altijd en alleen beslissingen neemt waardoor de rijke Verenigde Staten van America beter worden, maar dat hij ook wil dat het leven overal op deze planeet goed is en blijft voor mens, dier en plant.
De wekradio staat op 05:01 ..Dring, dring, dring, dringbrrr.
Nog te moe. Pas100 minutenlater ontsnap ik dan toch uit ons echtelijk bed.
Fruitsap, omelet, brood, koffie, met weinig eetlust. Pas terwijl ik de linnen proviandzak vul met hapjes voor de eerste stopplaatsen, besef ik dat dit wel de grote dag is. Ik zou zeker zenuwachtig moeten zijn, maar ik voel me toch zo rustig want ik weet dat mijn weg tot Rome lang is en dat geen enkel voorval mij van mijn doel zal afhouden. In mij sluimert de stoïcijnse kalmte van de legioensoldaatdie invierkantsopstelling achter zijn schild wacht op een bende Belgen die komt afgestormdterwijl hij al weet dat na de schermutseling met die barbaren hij met verlofbrief op zak mag naar huis terugkeren, daar ergens in de omgeving van Rome , centrum van de beschaafde wereld.
De drie fotos bij dit vertrek zijn klassiek : man,fiets,voordeur + man,fiets,huis +man,fiets, echtgenote.Afscheid.Zoenen.Eerst aan mamaSonja, en dan ook aan de dochters Anne enMartine, nog innachtkleed en op blote voeten.Als drie Vestaalse maagden zullen deze vrouwpersonen waken op haard, meubels en spaarpot.
Zij zullen ook met Lucca, onze jonge welsh terriër, dagelijks mijn rondje wandelen.
De eerste stap is voor iedere pelgrim steeds een moeilijke stap. Loskomen vàn en op weg nàar, die eerste grote schrede waarmee alles wordt achtergelaten, zelfs zonder startschot, is het iets bijzonders.Maar de man met de zwarte pet en de blauwe trui heeft zich goed voorbereid en als een rijpe appel kan hij thans uit de boom vallen. Hart van steen, blik op oneindig, diep ademen,en nog evenpro forma wuiven naar de drie geliefde ladies .Start.Vooruit!
De fiets is loodzwaar. De benen zijn slap. Na amper 160 pedaalstoten komen Guido en Camilla me voorbijgereden. Zij brengen hun peuter Stephen naar de kinderkribbe. Even later, omstreeks de eerste kilometer, stop ik reeds om een korte inspectie te doen van mijn achterwiel, want daar is een verdachte trilling. Oplossing snel gevonden. Heb ik dan toch niet teveel bagage mee ?
Rustig aan.Klein verzet. Op gang komen.Van mijn groot geluk genieten. Broer Guido haalt me terug in.Hij stopt aan het kerkhof van Walsbets zijn Peugeot(merk van wijlen Stan Ockers ). Ik sta weer stil en ik heb nu twee mijlen afgelegd.Mijn familieleden zijn onder de indruk van mijn onderneming. Wat een fiets en wat een man !Hoe ver is het nog tot aan de catacomben van Rome ?Ik maak duidelijk dat er voor mij 6 weken en ongeveer 3000 km liggen tussen de heuvel van Bets waarop wij staan en de 7 heuvels van Rome. Ik wijs met mijn arm in de richting van de Sonvalwijk.Zie Guido,daar op de oeroude kleigrond van Haspengouwstond eens , lang geleden, een Romeinse villa in het wijde landschap.In het ochtendlicht ziet een nuchter kaderlid van een multinationaal farmaceutisch bedrijf uiteraard niets. Hij heeft geen verbeelding en vond geschiedenis steeds weinig belangrijk, terwijl de dichter -pelgrim het allemaal wel voelt.In het land der tumuli, het land (Landen)van Pepijn de Oude, woonden vroeger Romeinen, nadien de Betasiërs, en daarna de Karolingers. Vaarwel jonge broer, vaarwel lieve schoonzus.Naar uw job.Voor mij, zwerfvogel, ligt de ruimte ver en breed open. Ik vloeide af. Ik ben niet meer in het arbeidscircuit, maar wel op vervroegd pensioen. Ik ben geen wroeter, geen knecht, geen clown, geen dierentemmer, geen fluitspeler meer in het dagelijkse circus. Ik ben een mens geworden, met een ander soort bezigheden. Tijdens de bergop naarHet Hemelrijkmoet ik even schakelen, maar ik geraak goed boven en neem het valse plat met schone vaart.
Hé, daar staat Jean-Paul, nog een andere supporter, op mij te wachten. Hij is een voormalige werknemer bij IBM , nu is hij ook alle dagen thuis terwijl zijn echtgenote nog zorgt voor een vet loonbriefje bij de Nationale Bank. Van hem werd steeds gezegddat hij de braafste jongen van ons dorp was en nadien de bestetechnieker van zijn bedrijf.Dat waren titels waarvoor ikzelf nooit in aanmerking kon komen. Misschien, binnen zes weken,nadat ik van de Paus een volle aflaat zal hebben gekregenkan ik een beter mens en christen worden. De laatste maanden wisselden Jean-Paul en ik enkele keren van gedachten , over de aanpassingen nodig in een leven zonder arbeidsverplichting. Allebei beleven wij dit op onze eigen manier. Hij is een knutselaar met twee fijne handen. Hij piekert echter thuis hele dagen over intrest en beleggingen.Maar soms toch wordt hij strijdvaardig. Als Don Quichotte tegen machtige molens , wordt hij moeilijk en wil hij voor goede doelen als zuivere lucht en gezonde waters vechten .Hij betreurt de teloorgang van de natuur, en hij beweert dat de overheid en de bedrijven veel op hun geweten hebben.
Ik wil nooit meer wat horen over geld en kapitaal, na meer dan dertig jaren in een grootbank.Ik wil met mijn fiets op weg naar Rome. Ik verlaat Walshoutem, het dorp van mijn jeugd. Ik rijd onder de A3-E40 door en kom zo op het grondgebied van Hannut , aan de andere kant van de taalgrens, in Wallonië. Waar is hier die scheidingslijn van taal en cultuur, die tweeduizend jaren geleden zou zijn gelegd door in die tijd beter beschaafde mensen die kwamen uit Rome ?
Even later word ik ingelopen door een brommertje. Het is warempel nog een oude kennis uit ons dorp.Daisy !Zij tuft naar de markt. Het is maandag en ongeveer08:00 uur.Tijdens onze jonge jaren werd er verteld dat zij verschillende jongens zou hebben geïnitieerd in de zonde van onkuisheid. Ik ben niet op haar lijstje geraakt. Op de plaatsen en op het tijdstip waar dat toen zou gebeurd zijn, kwam ik steeds te vroeg of te laat.Een misstap met Daisy kon ik nooit aan mijn biechtvader vertellen.
Hannuit. Marktdag.Carrefour en Hesbaye. Vriendelijke stad waar Zénobe Gramme en de Heilige Kristoffel worden vereerd, zoals trouwens ook Gaston Roelandts en Marcel Van de Wattyne .Ik kwam hier naar school. Regen, wind, zon, jonge meisjes, niets heeft mij tegen gehouden om goede manieren te leren in het Collège Sainte Croix.
De paters Kruisherenrunden er goed onderwijs sedert 1919 en in 2009zal deze school nog steeds behoren tot de besten van het katholiek middelbaar onderwijs. Le Grand Flamand was mijn bijnaam. De pubers uit de lagere klassen keken naar mij op .Ik was goed in voetbal op de speelplaats, en ook met de grote bal op het basketbalpleintje en met het witte balletje op de pingpongtafel. Ook in de klas was ik een kanjer, vermits de beste scholieren in de Latijns-Wiskundigezaten.Ookal moest ik goochelen met algebra, toch waren Geschiedenisen Franse Schrijvers de vakken die ik graag had.Rosa, rosae, rosarum,zoals ene Jacques Brel toen zong, dat was lepel na lepel ajuinsoep slikken, maar later mocht ik tochde genitieven en de datieven van Cicero bewonderen. Maar . Heureux qui comme Ulysse a fait un beau voyage en even glimlach ik , terwijl ik losjes en soepel pedaleer.Ik kreeg hier Latijn, en nu ben ik op weg naar . Was het hier dus dat ik onbewust die drang meekreeg die me nu naar Rome doet landzeilen in de richting van Namendoorheen de zomerse velden van Haspengouw, sur la route des blés dor.
Weer verontrust me een geluidje.Niet van een auto, niet van krijsende vogels, niet van de wind,maar wel enig gerammel van mijn bagage . Ook mijn nieuw buitenbanden schuren vreemd over het wegdeken storen mijn frisse oren.
Met 24 kgr last storm ik verder op mijn tweewieler. Mijn strijdwagen is hevig, het is een pelgrimsmobiel. Het lichaam van de man, de materie van de fiets, kraken en schuren nog wat op het einde van dit eerste uur, maar een verbetering van hun onderlinge verhouding is ongetwijfeld te verwachten.
22,5 km afgelegd. Dit moet Bierwart zijn. Kruispunt en frituur. Stop. Ik ga evendagblad Le Soirkopen.De krant heeft een echte grote titel op deze maandag 19 augustus 1996 : Horreur pour Julie et Melissa
We zitten midden in de crisis Dutroux, we leren allen het woord pedofilie kennen.Zoals iedereen in België en elders, ontdek ik met verschrikking het verbijsterend nieuws.Ik neem het besluit van de volgende veertig dagen geen krant meer te kopen en niet meer naar televisie te kijken.Als pelgrim wil ik zoeken naar het mooie dat zowel buiten mij als wellicht wel binnen mij te vinden is.
Zeven jaren lang was de oude fietsfanaat Wilfried inactief gebleven, een lange tijd vol stress, depressie,ouder worden en midlifecrisis .Toen voor hem bij FORTIS de kans kwam om met disponibiliteit 52+te vertrekken, borrelde plots weer de levensenergie in deze man op .
Hij dook enkele weken in boeken en landkaarten om zich voor te bereiden, en dan nam hij zijn trekkersfiets en vertrok voor 40 dagen op een lange, kronkelende pelgrimsweg die hem tot Rome zou brengen. Avontuur, cultuur en natuur vormden zijn dagelijkse bezigheden. Hij genoot er met volle teugen van. Al fietsend mijmerde hij nog veel over zijn verleden, maar het besef dat zijn toekomst helder werd verbeterde vlug in hoge mate zijn persoonlijk geluk. Als een nieuwe mens kwam hij terug nadat hij over de vele heuvels van Toscane was gereden en de oude steden Venetië , Ravenna. Florence, Rome had bezocht. Vanaf nu volgt op deze blogregelmatig , in vele stukken,het verhaal op weg naar de Via Appia Antica.
Enkele notities gemaakt tijdens voorbereiding :
Nos gaillards pélerins
Par monts, par vaux et par chemins
Au gué dune rivière à la fin arrivèrent.
(Jean de La Fontaine)
Met haken werden de dode gevangenen weggesleept
En in de cloaca Maxima, de grote riool, gegooid.
Jugurtha, de Afrikaan, en Vercingetorix, de Galliër,
En SimonBar, de Jood, gingen hier smadelijk de dood tegemoet.
Beau pélerin de Flandre, dit-elle, pourquoi viens-tu ici ?
Pour parler au pape, répondit Uylenspiegel.( Charles Decoster)
Rome is niet op één dag gebouwd.
Hoe dichter bij Rome, hoe slechter christen.
Tussen Keulen en Parijs ligt de weg naar Rome.
Het is zo oud als de weg naar Rome.
Alle wegen leiden naar Rome.
Overzicht van de totale fietstocht.
1. Landen Pont sur Lesse101 km
2. Pont sur Lesse- St-Laurent Charleville 80 km
3. St-Laurent Charleville-Dun sur Meuse 87 km
4. Dun sur Meuse Varvinay en Lorraine 84 km
5. Varvinay en Lorraine Nomexy sur Moselle 134 km
6. Nomexy sur Moselle Rupt sur Moselle 70 km
7. Rupt sur Moselle Berentzwiller 97 km
8. Berentzwiller Moehlin am Rhein55 km
9. Moehlin am Rhein- Bad Zurzach 55 km
10. Bad Zurzach- Schaffhausen 59 km
11. Schaffhausen- Romanshorn 78 km
12. Romanshorn Fisschingen 80 km
13. Fisschingen Bibberbrugg 58 km
14. Biberbrugg- Gersau 64 km
15. Gersau/Buosch- Giswil/Meiringen 46 km
16. Meiringen Mamishaus 95 km
17. Mamishaus Savigny 84 km
18. Savigny Lausanne/Ouchy 20 km
19. Lausanne/Ouchy Milano/Monza 17 km
20. Monza San Pellegrino Terme 85 km
21. San Pellegrino Terme San Andrea dIseo 96 km
Vandaag begon de 22-ste TOUR DU BURKINA FASSO . Deze beroemste wielerkoers in Africa loopt over tien vlakke ritten tot 2 november ( Totaal = 1245 km). Drie ministers reden tijdens de eerste kilometers mee . Dan trok het peloton van 84 renners in volle vaart weer door het prachtige landschap, tussen rijen toeschouwers, over de stofferige wegen onder een loden zon. De deelnemers komen uit Kameroen, Ivoorkust, Gabon, Mali, Sierra Leone, Senegal, Libye, Marocco, Nederland, België, Frankrijk en Burkina Fasso. In dit zeer arme land worden 550.000 euros besteed om deze rittenkoers te organiseren. Nog steeds rijden er geen echte beroepsrenners mee, maar er mag toch niet meer worden beweerd dat de Tour du Burkina Fasso een koers voor cowboys en avonturiers is. De competitie is er zeer zwaar. Dit jaar zorgt de Union Cycliste Internationale ook voor een goed toezicht op eventueel dopinggebruik. De sfeer van deze koers is uniek, zowel aan de starts, als onderweg aan de knelpunten, en aan de aankomst. Op het podium worden daar vele truien uitgedeeld, steeds overhandigd door mooie zwarte vrouwen die vier kussen aan de winnaars geven. Vorig jaar won Adil Jelloul uit Marocco. Hij wil natuurlijk terug winnen tot eer en glorie van de Afrikaanse wielersport, maar hij klaagt er over dat hij dit jaar misschien geen sterke benen zal hebben omdat hij door de ramadam een tijd lang te weinig heeft gegeten. De Belgische ploeg is goed aangekomen ter plaatse, in het sportieve hart van Africa. De oud-winnaar van deze rittenkoers David Verdonck is ploegleider. Henrioulle, Didden, VanMechelen, zijn verzorgers-mekaniekers, en twee vroegere gregario's van Eddy Merckx gaan meer mee als raadgevers en voor de public-relations: Ludo Delcroix en Herman Beyssens. Dit is een zestal met veel ervaring in de plaatselijke toestanden, die werkelijk alle kanten kunnen uitgaan.Onze renners (Elites zonder contract) zijn Guy Smet, Christof Mariën, Stefan Roosen, Lionel Syne, Jeremy Burton, en Laurent Donnay.
Guy Smet, de Reus van Kruibeke, trok in de eerste rit reeds ten aanval. Hij nam een dikke minuut voorsprong en is nu de Gele Trui van de Ronde van Burkina Fasso. Guy Smets is een sterke kerel die reeds 297 koersen won en 200 maal tweede eindigde , meestal in het regionaal gebeuren in Vlaanderen. Bravo Guy !
De herfstregens hebben de witgekalkte letters nog niet afgewassen van de namen van de dwangarbeiders van de weg ( van de dikbetaalde sandwichmannen van de fiets) uit de Tour van 2008- en ook niet werden reeds alle potjes en flesjes opgeborgen van de voorbije dopingcontroles ofdaar komt reeds zoals de nieuwe Beaujolais weer een nieuwe Tour.
Het is geen ongewenstkind, geen te vroeg komend zwangerschap in de buik van Frankrijk , maar wel een kind van onze liefde, onze passie voor de wielersport, notre amour pour le vélo.
De Tour blijft immers moeders mooiste, al wordt hij een te grote baby om op te voeden.
Iedereen was onlangs verwonderd bij het vernemen dat er negen Luxemburgers mochten startenop het Wereldkampioenschap Wielrennen te Varese .Het Groot Hertogdom Luxemburg is maar klein maar heeft een grote wielertraditie . Er zijn daar zeer grote wielerkampioenen geweest. Wij denken dan aan de grote drie uit de Luxemburgse wielergeschiedenis François Faber, Nicolas Frantzen Charly Gaul.Verder waren er ookBim Diederich, Willy Kemp, Luc Gillen en Jeng Goldschmitt in de fifties toen wij als kleine mannensupporters werden van de helden van berg en dal.. Binnen korte tijd mogen we daar misschien de naam Kirchen of Schleck aan toevoegen, want vandaag telt Luxemburg weer mee in het peleton,alhoewel een recent doping bericht ons een traan in het oog brengt.Maar Faber de Reus van Colombes blijft Faber, en was een héél grote wielercrackdie we toch nooit zouden mogen vergeten.
François Faber werd op 26 januari 1887 in het Franse Aulnay geboren, maar omdat zijn vader van Luxemburgse afkomst was, kreeg ook François de Luxemburgse nationaliteit. Deze François Faber was een natuurmens. Licht en lucht moest hij hebben, koude of regen, hitte of droogte, zand of slijk, stenen en bergen, het maakte hem allemaal niets uit. Zijn onbegrensde kracht en uithoudingsvermogen trotseerden alles. Op 19-jarige leeftijd debuteerde Faber reeds in de Tour, maar hij haalde dat jaar nog Parijs niet. In 1907 keerde hij terug en met een zevende plaats onderstreepte hij zijn enorme kwaliteiten. In 1908 eindigde hij al op de tweede plaats en won hij vier lange ritten. Een jaar later domineerde hij het Tourpeloton en werd hij op 22-jarige leeftijd de eerste buitenlandse winnaar van de Tour de France. Faber heerste dat jaar op alle fronten in ' la Grande Boucle'. Hij sleurde zijn zwaar lichaam als eerste over de cols en won in 1909 als enige renner in de historie van de Tour vijf etappes op rij.
Le Grand Faber was een prachtige atleet. Hij was 1 meter88 centimeter lang en woog maar liefst 88 kilo. Hij was een zeer sterk treinloper en een geweldig sprinter. Zijn lichaamsbouw beperkte hem in zijn mogelijkheden als klimmer, maar dat belette hem niet om maar liefst 19 Touretappes te winnen. François Faber was een volksvriend met een innemend karakter en hij was ongelooflijk populair. Hij was de Tom Boonen van zijn generatie. Ook in de klassiekers beschikte Faber over grote mogelijkheden. Hij won een hele reeks topklassiekers, zoals Parijs-Brussel, Bordeaux-Parijs, Sedan-Brussel, Parijs-Tours en de Ronde van Lombardije.In 1914 meldde François zich bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog als vrijwilliger bij het Franse Vreemdelingenlegioen, ook al was hij toen niet verplicht van soldaat te worden. Hij lag in het oorlogsjaar 1915 te Carency bij Arras (Pas de Calais) in de eerste vuurlinie nabij de boerderij van Bonneval, toen hij op 9 mei een telegram ontving met het schone nieuws dat zijn eerste dochtertje was geboren en dat alles prima was gegaan. Uitzinnig van geluk sprong hij tot boven de loopgracht uit met zijn groot lijfterwijl hij zijn handen in de lucht stak. Op datogenblik doorboorde een vreselijke Duitse kogel zijn sterk hart. Eén van de grootste renners was niet meer. Hij viel dood neer in de armen van zijn strijdmakkers, de renners Louis Darragon en Charles Cruchon . Dit is het bijzonder tragisch einde geweest van het leven van een groot sportman.
François was vaak vergezeld door zijn trouwe helper, zijn halfbroer Ernest Paul .Deze mannen reden voor de fietsconstructeurs van toen : Labor, Peugeot, Alcyon, Automoto. De machtmens Faber stierftoen hij nog maar 28 jaar was. Er bestaat een herdenkingsplakket Faber in de Kapel van O.L. Vrouw van Lorette in Vimy tussen Arras en Douai. Monumenten gewijd aan beroemde wielrenners zijn een bezoek waard. .
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.