Zoeken in blog

Foto
Foto
Over mijzelf
Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
Inhoud blog
  • EINDE
  • Adieu l'Ami - Au Revoir.
  • De Flandriens uit Limburg.
  • Les soldats russes venus en France en 1916 .
  • HISTOIRE DU TENNIS DE TABLE - FP.
    Foto
      EINDE
     VAN DEZE BLOG

      26 08 2012
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    J. BREL

    C'est plein d'Uylenspiegel
    Et de ses cousins
    Et d'arrière-cousins
    De Breughel l'Ancien

    Le plat pays qui est le mien.

    Tous les chemins qui mènent à Rome
    Portent les amours des amants déçus
    et les mensonges des anges déchus.

    Foto
    Foto
    Foto
    Pelgrim

    Wat zich gaande voltrekt
    in de ziel van de pelgrim
    is niet een toenemend verlangen
    naar het bereiken van zijn reisdoel,
    niet het vinden van het heilige
    aan het einde van zijn bedevaart,
    maar zijn overgave aan de ruimte,
    aan de kiezels op zijn pad,
    zijn besef van niet-weten,
    zijn afdalen in de leegte.

    Zijn benen worden zijn vrienden,
    de regen zijn lijden,
    zijn angst wordt gericht
    naar de honden langs de weg,
    het vele legt hij af en hij rust in het Ene.
    Al trekkend komt hij nergens,
    voortgaande bereikt hij niets,
    maar zijn vreugde neemt toe
    om een bloem en een krekel,
    om een groet en een onderdak.

    Zijn reisdoel en zijn thuis
    vloeien samen aan de horizon,
    hemel en aarde vinden elkaar
    op het kruispunt van zijn hart.
    Het heilige verdicht zich
    in de dieren en de dingen.
    Zijn aankomst ligt verborgen
    in de wijsheid van het Zijn.

    Catharina Visser

    Foto
    De Weg.

    In de verte gaat een pelgrim,
    eenzaam over het pad.
    Met een blik voorwaarts,
    eindeloos turen naar het pad.
    Het pad dat hem leidt,
    de wind die hem begeleidt.
    Samen èèn met de natuur,
    de geur,het geluid en omgeving.
    Daar toont de schepping hem,
    nederig dat het pad van zand
    zo hard als steen is.
    Soms ook warm,koud en nat.
    De pelgrim stapt over
    het harde pad,
    met als enige vriend
    zijn schaduw.
    Samen op hun weg.
    When we got to the sea at the end of the world
    We sat down on the beach at sunset
    We knew why we had done it
    To know our lives less important than just one grain of sand.
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    En camino de Santiago
    Sur le chemin de St Jacques
    Iba una alma peregrina
    Allait une âme pérégrine
    Una noca tan obscura
    Une nuit si obscure
    Que ni una estrella lucia ;
    Que ne brillait aucune étoile ;

    Foto
    Foto

    Le patron de toutes les filles
    C'est le saint Jacques des Bourdons;
    Le patron de tous les garçons
    C'est le saint Jacques des Coquilles.
    Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet,
    Coquilles et bourdons exigent que l'on troque;
    Cet échange affermit l'amitié réciproque,
    Et cela vaut mieux qu'un œillet.

    Foto

    Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Betrouw geen pelgrim met een baard
    Die met een schooikroes geld vergaart
    Al beed'lend langs de wegen sjokt
    En met een deerne samenhokt.



    Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.

    Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
     
    Foto
    Foto
    Ik had het eerst
    niet in de gaten,
    en opeens
    zàg ik het spoor
    dat jij voor mij
    hebt nagelaten.
    Mon père .

    Assis dans un vieux fauteuil
    Recouvert d'un plaid usé,
    Il rêve de son passé,
    En attendant le sommeil.

    La fumée d'un cigare
    Flottant au-dessus de lui,
    D'une auréole, pare,
    Sa tête grise, de nuit.

    Vêtu d'un pantalon gris,
    Chemise de flanelle
    Sous le tablier bleu sali.
    Sa casquette est belle.

    Il sait déjà que demain,
    Sera le grand jour pour lui.
    Mais il ne regrette rien,
    Et partira seul sans bruit .

             
              ***
    Foto
    La mort .

    Le jour où tu viendras,
    A l'aube d'un matin,
    Me tendre les bras
    Me chercher par la main,
    Entre comme moi
    Par le fond du jardin.

    Tu essuyeras tes pieds
    Sur le grand paillasson,
    Pour ne pas marquer
    Tes pas dans le salon,
    Et n'oublie pas d'ôter
    Ton noir capuchon.

    La table sera mise
    Et le vin bien chambré,
    Quand tu sera assise
    Nous pourrons le goûter,
    Avant que je ne suive
    Ton ombre décharnée .

    Mais si tu préfères
    Par surprise me faucher,
    Au début de l'hiver
    Ou au soir d'un été,
    Pousse la barrière
    Elle n'est jamais fermée.

    Avant de m'emporter,
    De rendre ma valise,
    Laisse-moi griffonner
    Une dernière poésie
    Où je ferai chanter
    La beauté de la vie.

    Ce n'est pas ce matin
    Que je quitterai le port,
    Puisque de mes mains
    J'ai caressé si fort
    Ses lèvres de satin
    Que je t'oublie, la mort.


              +++
    Foto
    Foto
    Foto
    SEUL  SUR  LE  CHEMIN .

    J'ai traversé des villes,
    J'ai longé des cours d'eau
    J'ai rencontré des îles
    J'ai cotoyé le beau !

    Tout au long du voyage
    Rien ne m'a retenu
    Même pas un signe de croix
    Tracé d'une main tremblante.

    Le vent, la mer, la pluie
    M'ont façonné le coeur.
    Je suis leur propre image,
    Immuable douleur.

    Je fais signe aux oiseaux,
    Seuls amis de ce monde,
    Qui m'entraînent dans une ronde
    A m'en crever la peau.

    J'ai traversé des coeurs,
    J'ai rencontré des bras,
    J'ai caressé des fleurs,
    J'en ai ceuilli pour toi.
    Foto
    Foto
    Foto
    卓球
    Настольный теннис
    टेबल टेनिस
    Стони тенис
    เทนนิสโต๊ะ
    Bóng bàn
    탁구
    تنس الطاولة

    TENNIS DE TABLE
     MESATENISTA
    PING PANG QIU
     TISCHTENNIS
    TABLE  TENNIS


      photos courtesy  ITTF 


    乒乓球
    Stolni tenis
    Tenis Stolowy

    ITTF    TABLE   TENNIS 
        Classement mondial 
         26 - 08 - 2012  
    World  Ranking
    Weltrangliste
    Ranking Mundial
    Värlen Rangordning
    Classifica Mondiale 

    MESSIEURS :

    1. ZHANG Jike - CHN
    2. MA Long - CHN
    3. XU  Xin - CHN
    4. WANG  Hao -
    CHN
    5. MIZUTANI Jun - JPN
    6. MA  Lin  - CHN
    7.  BOLL Timo -  GER
    8. CHUANG Chih-Yuan - TPE
    9. OVTCHAROV Dim - GER
    10. WANG  Liqin - CHN
    11.  JOO Se Hyuk - KOR
    12. OH Sang Eun - KOR

    --    DAMES :
    1. DING Ning - CHN
    2. LI Xiaoxia - CHN
    3. LIU Shiwen - CHN
    4. GUO Yan - CHN
    5
    . ISHIKAWA Kasu - JPN
    6. FUKUHARA Ai - JPN
    7. FENG Tianwei - SIN
    8. KIM Kyung - KOR
    9. GUO Yue - CHN
    10. WANG Yuegu - SIN
    11. WU Yang  -  CHN
    12. TIE Yana - HKG

     

    Info  =  www.ittf.com 
    ( anglais,allemand,chinois).

    http://www.ittf.com/_front_page/itTV.asp?category=ittv_New

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    December 1990 - Pantoum.

    De noodklok belt slechts éénmaal
    Komt weldra de ultieme speeltijd
    Ademen voor de laatste maal
    Gelukkig geen haat noch nijd
    Toch af en toe een flater
    Een zorg is dit voor later
    Lopen van os naar ezel
    Toch af en toe een flater
    Niet knikkers tellen, wel het spel
    Lopen van os naar ezel
    Dagelijks goed aan de kost
    Niet knikkers tellen, wel het spel
    Verwachtingen zelden ingelost
    Dagelijks goed aan de kost
    De beste blijft mijn moeder
    Verwachtingen zelden ingelost
    Water is het kostelijkste voeder
    De beste blijft mijn moeder
    Om bestwil een toontje lager zingen
    Water is het kostelijkste voeder
    Op zoek naar de diepte der dingen
    Om bestwil een toontje lager zingen
    Komt het varksken met de lange snuit
    Op zoek naar de diepte der dingen
    Nu is dit pantoumeke bijna uit
    Komt het varksken met de lange snuit
    Ademen voor de laatste maal
    Nu is dit pantoumeke bijna uit
    De noodklok belt slechts éénmaal.

    Tibertyn.    ***
    Foto
    Kleine mensenhand
    strooit op winterse dag
    kruimels voor de mus.

    Schelpen op het strand
    die worden door de branding
    voor ons kind gebracht.

    Molens in de wind
    draaien, draaien, en draaien
    in het vlakke land.

    Kerstman in de straat
    borstelt met grote bezem
    sneeuw weg van de stoep.

    De dode takken
    breken af bij felle wind
    van de avondstorm.

    Kreten in de nacht
    van kikkers in de vijver
    lokken de reiger.

    Hulpeloos jong lam
    verloren tussen struiken
    waar de wolf vertoeft.

    De werkzame bij
    zoekt in de roze bloesems
    lekker naar honing.
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    De pelgrim.

    Hij is op de weg alleen 
    al weet hij nog niet waarheen
    maar ergens stond geschreven
    dat hij die richting moest gaan
    en aarzelt hij soms even
    langs de eindeloze baan
    terwijl hij in zijn hart voelt
    dat velen eerder gingen
    mijmerend over dingen
    terwijl een windje afkoelt .
    Verder dan Rome loopt de weg.
    Ervaringen van een pelgrim.
    31-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ROME 1996 - Apfelstrudel met Slagroom.

    APFELSTRUDELTAART MET SLAGROOM.

     

    Door het vele doorspoelen van de latrines op de damesafdeling ben ik al vroeg wakker. De meisjes met hun spleetoogjes zijn reeds actief en hun reistassen staan al op de gang. Ik verdwijn uit het bijgebouw. Om 7.05 u staat mijn fiets klaar om te vertrekken, met verse olie op de ketting.  Ik kan nog net meeglippen met de groep van de Ostrovski Reizen om deel te nemen aan de eerste dienst van het ontbijt. Ik schuif aan in een rij tussen mensen die een absoluut onbegrijpelijke taal babbelen. Ik meen dat het Fins is. Tussen hen zie ik een aantal van die blondjes, die in ons land geverfd zijn, maar die daar in het Noorden nog natuurlijk zijn. Er zijn er bij in een geel trainingspak en op witte sportpantoffels. Zij bewegen sierlijk, lepelen als hongerige kippen fel in de grote kom cornflakes. Wanneer ik vast stel dat die meiden bijna niets meer aan mij overlaten, glimlach ik toch niet meer. Het karige buffet is van weinig kwaliteit. Met nog wat korstjes en wat boterhamworst op mijn bord, wring ik me ergens op een plaatsje tussen het vijftig koppig gezelschap. Ondertussen ben ik er zeker van dat er ook Zweden bij zijn. Plots komt de leider van de groep binnen, zegt iets, en drie minuten later zit ik er nog alleen want met grote haast is de bende vertrokken. Ik scharrel nog wat kaas en brood op dat op de tafels is blijven liggen, en vul één van mijn bidons met koffie en suiker, voor straks als ik tijdens mijn fietstocht zal stoppen. Er is nu veel volk in de gangen van de jeugdherberg. Ik loop tot bij de herbergvader en neem afscheid met een handdruk.

     

    Via kleine wegen langs de Rijn vorder ik in de richting van Stein am Rhein. Zoals de vorige voormiddag,  24 uren eerder, kom ik terug in een bos, in een Wald zoals hier genoemd. De bosweg is onverhard, mals en vochtig. Overal liggen hoopjes hout. Er zijn vele kruispunten zonder wegwijzer. Zelfs slim klein Duimke zou er de weg kwijt geraken. Het bos is onmetelijk.  Bomen, vogels,  schaduwen, zwammen en onkruid, en … misschien ook wel wolven, kabouters, nimfen, boze heksen. Op een stil moment, tussen dunne beplanting, zie ik een grote ree. Het dier rent vlug weg met enkele sprongen. Hoe kunnen jagers zo’n een prachtig levend wezen doodschieten ?

    Stilaan begin ik te denken dat dit bos identiek is aan dat van gisteren. Ben ik nu in een ander bos of ben ik terug in dat bos ? Ben ik door mis te rijden weer gekomen waar ik al eens was ?

    Er moeten daar hallucinerende paddestoelen groeien, bosbloemen met gevaarlijke parfums, want tussen schaduw en licht stap ik van mijn fiets, wandel te voet verder terwijl ik diep de heerlijke frisse lucht inadem van dit bomenland. Dit bos is evenwaardig aan dat van gisteren. De bosgeesten brengen mijn brein in de war.  Weldra kom ik nog Roodkapje tegen en word ik de Boze Wolf, of  vind ik het slapend Sneeuwwitje en word ik de Schone Prins.  Of misschien, krijg ik weldra een plaatsje te Rheinau zoals die gekke Zwitser met de vele polshorloges. Ik blijf rechtdoor lopen, begin weer te fietsen na een felle slok nog lauwe koffie. Na een tijdje kom ik weer in de volle zon aan de bosrand en ik besluit van met bloot bovenlijf verder te rijden om wat te genieten van lucht en van zonnestralen. Wanneer ik mijn kledij onder de rekker op het bagagevlak boven mijn achterwiel wil plaatsen, zie ik dat er op mijn achterste band een gevaarlijke bobbel is. Binnen de kortste tijd gaat die openbarsten. Rap … pfttt…. wat wind uit die achterband verlossen alvorens de boel open ploft !

     

    Stop.  Ik leg de vier vierkante meters van het grondzeil van mijn tent open op het gras, neem alle fietstassen van mijn fiets, neem mijn achterwiel uit en dan begin ik rustig aan de reparatie. Ik verwissel de buitenband ; de Vredestein wordt een Schwalbe. Maar in volle zon heb ik eerst mezelf goed met olie ingesmeerd.  Ik vertoon immers op deze elfde dag van mijn zwerftocht grote verschillen van huidskleur. Mijn gezicht, mijn armen, mijn benen zien er gezond bruin uit, maar de rest van mijn naaktheid is veel te blank geworden. Als een sater loop ik nabij dat Zwitserse bos een kwartier poedelnaakt rond om wat schoner bruin te worden.

    Met het plaatsen van een nieuwe binnenband heb ik wat moeite. Ik stel vast dat ik niet minder dan 4 binnenbanden bij heb die ik moeilijk zal kunnen gebruiken bij een volgende bandbreuk. Daarom moet ik dus weer naar een fietsenwinkel voor verse binnenbanden. Wanneer ik na veel gesukkel weer een parate fiets heb, zie ik twee mountain bikers aangereden komen. Ik wip snel terug in mijn koersbroek. Zij lachen wat met mij. Zij menen dat zij nooit een probleem kunnen krijgen met hun sterke tweewielers van duur merk. Maar eens komt ook voor hen de pech en dan zullen zij ook wel moeten stilstaan en repareren. Ik geef mijn fiets nog een poetsbeurt en wel een tafeldoekje uit Tien Ping, niet gestolen maar uit verstrooidheid meegenomen. Met mijn slechte banden, het vuile doekje, boven op mijn stuurtas toer ik weldra weer. Bij het bereiken van het eerste dorp gooi ik dat weg in een vuilbak. Twee dorpen verder kan ik in een fietsenhandel een andere Schwalbe Marathon kopen, een nieuwe binnenband , alsook een binnenband Michelin 650 die ik mag ruilen voor een iets grotere binnenband, mits 2,50 FS bij te leggen.

     

    Ik trek nu door het land van de boeren uit Zwitserland.

    Gewoon langs de straat, zonder bewaking, voor een erf staan  producten uitgestald. Op een bordje staat er evenwel geschreven : ‘ Een dief loopt niet ver …’ . Wie eieren, appels, peren, of aardappelen wil kopen, kan zich gewoon bedienen en zijn franken in een houten bak gooien. Dit is artisanale degelijkheid die werkt op basis van echte eerlijkheid .

     

    Steckborn. Ik ga wat zitten op een bank aan de kade van de kleine haven. Heerlijk waait de wind over de Rijn. Dit is nu echt genieten van mijn vervroegd pensioen, een vakantie die nooit meer op houdt. Ik volg het fietspad dat me naar de Boden See brengt. Het wordt druk. Dit is een grote streek voor de toeristen en vooral voor zij die willen fietsen. Met allerlei moderne tweewielers, gewone, sportieve, hybride, fietsen duizenden rond dit meer. Jaarlijks is er een grote klassieke rit  voor de sportieve wielertoeristen  gekend als  Rund Um Boden See , maar eigenlijk toeren de wielen altijd in deze streek. Voor een kleine picknick moet ik 15,00FS neertellen. Ik fiets nog even tot wanneer ik een stil plekje vind waar vele bootjes liggen gemeerd. Windstilte. Niemand. Veel zon. Ontelbare meeuwen. Visjes in het water. Enkele eendjes. Prachtig.  Schilderachtig. Ik maak enkele foto’s van Olive Green am Boden See. Ik eet lekker roggebrood met een lookworst, spuitwater, gevolgd door yoghurt met bananensmaak. Nadien kuier ik rond op de boorden van het meer tussen de palen die zo typisch zijn langs deze grote wateroppervlakte. Wat later voel ik mij goed, vervolg mijn tocht, maar mijn geluk wordt bedorven door de vele auto’s, die storend en gevaarlijk de weg voor zich opeisen. Gelukkig komt er weer een onverharde wandelweg, die ik graag volg. Een bank lokt me, een Zwitserse bank. Het is een gewone houten bank op een grasveld met panoramisch zicht op het water, niet zo’n Zwitserse Instelling met zichtrekeningen, verzekeringen, beleggingen, aandelen, en zelfs buitenlands geld van dubieuze oorsprong. Een slaapje op die houten bank geeft me het gevoel een rijk man te zijn.

     

    Gottlieben. Absoluut een punt waar de fietstoeristen en de fotografen samenkomen om kiekjes te nemen, zeker van het oude Hotel Drachenburg. Indien de goede God zou leven en liefhebben zou hij dit zeker graag doen te Gottlieben. Dit is een hogere heilige plaats verscholen tussen het riet op de oevers van een groot meer.  De plaats Gottlieben stelt mooie boottochten voor. In de hemel is er de lekkere rijstpap met bruine suiker die wordt gegeten met gouden lepels. Te Gottlieben is er een heerlijke tas koffie, maar met daarbij ook Apfelstrudel en slagroom, een tussendoortje om nooit meer te vergeten. Ik twijfel niet meer, ook Gott liebt Apfelstrudel .

     

    Ik vertrek weer. Wanneer ik een bezoekje breng aan een staketsel aan het water, ervaar ik dat de wind komt opzetten, golfjes vormt op de Boden See, en speelt met de lichte zeilboten die in de haven liggen. Een windstoot blaast plots mijn petje van mijn kop . Komt er hier storm of onweer  ?

     

    Verder in de richting van Konstantz-Kreuzlingen. De grens tussen Duitsland en Zwitserland kronkelt hier wel op een eigenaardige manier. Ik ben plots weer in Duitsland en kan met DM betalen. In deze stad wil ik een Iraanse tapijthandelaar zoeken die ik vier jaren geleden ontmoette op een bruiloftsfeest in Virginia (USA). Ik zoek achter de naam Mashkouri in het grote telefoonboek, maar  vind die naam niet terug. Ik zou deze mensen graag terugzien, maar ik had geen contact meer sedert vier jaren. Op het kerkhof zou ik ook het familiegraf van deze mensen willen bezoeken.  Tijdens mijn rondrit in deze grensstad ontdek ik een winkel met specialiteiten uit Iran. Ik ga er wat kopen, een pot mixed pickels en een flesje extract van dille, een remedie tegen cholesterol. Ik probeer langs deze weg de Mashkouri’s te vinden, maar zonder resultaat. Slecht contact. Iraniërs zijn in de tijd van de ayatollah’s voor mekaar op de vlucht, en weten  niets, en willen niets zeggen over andere landgenoten. Al wat zij blijkbaar kunnen en willen is geld verdienen in hun winkeltje. Ik rijd terug Zwitserland binnen waar ik postkaarten kan kopen met postzegel al opgedrukt. Ik verstuur deze kaarten naar vrienden en kennissen, en na wat optelwerk weet ik dat ik al bijna mijn plicht heb afgehandeld op dit gebied.  Ik zie een boekenwinkel waar christelijke boeken  kunnen gekocht worden. Maar het is me weldra duidelijk dat er een verschil is tussen christelijk en katholiek. De boekenwinkel is voor de protestanten, voor calvinisten en niet voor vrije denkers zoals ik. Het boek dat ik wens ‘ Auf die Spuren des Jakobpilger’ is er niet in deze Bijbelboetiek waar ik me bevind, want de oude pelgrimstochten naar Compostela beleefden hun gouden tijd lang voor de Reformatie.

     

    Thurgau.  Appenzellergebiet. Mooie boomgaarden waar de rode appeltjes reeds zichtbaar zijn. Maar ook op dat keurfruit wordt er veel gift  gespoten. We roven dus nergens appeltjes.

     

    Romanshorn. We vinden er de Jeugdherberg, naast de Kazerne van de Pompiers.  Zij is groot.  Het lijkt wel een kliniek. Maar er zijn slechts weinig gasten. Er is niets te eten, behalve dan wat koekjes en chips uit een automaat. Ik eet de mixed pickles van de Iraniër met restjes brood. Aan tafel maak ik kennis met een magere vrouw van zowat veertig jaren die beweert dokter te zijn van beroep.  Zij komt net van onder de douche uit. Wat later komt ook haar teenager dochter opdagen, nog magerder dan haar mama. Zij maken een rit van drie dagen rond het meer, met gewone damesfietsen en bijna zonder bagage.  Zij zijn zeer vermoeid, uren achter op hun programma.  Zij hebben niets om te eten en wat meer is, zelfs geen muntstukken om iets uit de automaat te halen. Ik heb plots medelijden met hen,  klink al mijn munten op de tafel uit, en nodig de jongste van de twee uit om zich naar believen te bedienen uit de machine. Wij hadden vanmiddag al goed gegeten beweert de mama. Ik knijp in haar arm en zeg aan die Fraulein dat ik vind dat zij wel nooit veel zal eten en dat zij daarom zo mager is. Als einde van dit gesprek maak ik hen nog duidelijk dat zij meer moeten eten om sterker te kunnen fietsen en omdat mannen en jongens toch wel liever vrouwen met wat meer vlees zien. Met een flauwe glimlach vertrekken zij dan naar hun slaapkamer.

     

    Ik lig alléén op een slaapzaal met 18 bedden. Ik slaap in een nette propere slaapzak van de jeugdherberg. Ik heb mijn zware fietstassen wel langs een trap naar boven moeten brengen. Mijn naakte fiets staat alleen onder een afdak , in een kooi achter tralies, goed afgesloten.

    31-12-2008 om 22:09 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Watervallen op de Rijn.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De watervallen van de Rijn.

     

    Hotel Zur Waag en Restaurant Tien Ping horen samen. Na het ontbijt moet ik mijn technisch probleem oplossen : mijn voorband is nog altijd even plat als gisteren avond in de regen. De Schwalbe band is op één plaats doorgesleten door verkeerd contact met het remblokje, en zo ontplofte de binnenband die door de scheur kwam. Met een stukje rubber van een Vittoria Corsa tube (op zijn lange tochten heeft een echte toerfietser zoiets altijd bij) en wat tape verleng ik verder de levensduur van mijn buitenband. Het stoute remblokje wordt weer op de correcte plaats gedraaid. Een chirurg of een fietsenmaker zou het niet beter doen. Ik ben fier op mijn kunde en berg al mijn reparatiemateriaal terug weg in de voorziene doos. Ik betaal 132,50 FS en verlaat het hotel. In de ochtend, zonder schmink en gekleed in wollen trui en jeans, ziet de gastvrouw er veel minder uit als een Chinese maar zij blijft lief en wenst me een goede reis. Ik rijd maar 100 meter en dan stop ik al aan een fietsenhandel. Ik koop een Schwalbe buitenband en een propere bidon. Ik vraag ook of de Minoura pikkel waardoor ik mijn fiets kan laten rechtstaan niet kan worden vervangen. De Zwitser schroeft de pikkel af, probeert enkele andere pikkels die niet op mijn fiets passen. Hij wringt dan maar op zijn werkbank het aluminium van mijn Minoura terug recht. Het is wat beter maar toch niet goed, en mijn fiets zal blijven omvallen tijdens het parkeren. Adieu, Bad Zurzach, het was fijn hier te zijn.

     

    Ik voel me goed, een beetje prettig gestoord, en fiets verder naar het Oosten. De Rijn ligt links van mij. Fietspad. Kiezelweg voor wandelaars. Asfaltweg. De nattigheid is reeds overal opgedroogd. Heerlijk rustige landschappen. Ongerepte natuur. Rond de middag fiets ik even Baden Wurtemberg binnen, in Duitsland. Na een antieken houten brug met dak bereik ik nadien Rheinau, zonder grenspost te zien, en daar ben ik in Zwitserland. Ik bezoek de prachtige barok kerk van de benedictijnen, brand een kaars en offer een cent, zoals mijn plicht van pelgrim dat vraagt. In die bekende abdij van Rheinau is er een centrum voor psychiatrie. Sedert lange tijd wonen daar in de stad, zoals te Geel in onze Kempen, gehandicapten tussen de plaatselijke normale mensen. In een superette bij een jonge Turk koop ik muesli en melk. Dit laatste in een lichte verpakking, zoals een pakje chips. Er zijn daar ook andere klanten. Terwijl ik buiten aan de deur de koele melk opslurp komen twee gekke mannetjes met een begeleidster snoep kopen. Een van die twee draagt op iedere voorarm vier mooie uurwerken. Dat is ongetwijfeld een gekke Zwitser.

     

    We zijn nu niet ver meer van een belangrijk punt op onze weg naar Rome. We volgden de Maas, de Moezel, de Rijn, en komen nu aan te Schaffhausen om naar een wonder van de natuur te kijken : de watervallen van RHEINFALL, een fantastisch schouwspel. Onze landkaart is niet duidelijk. Het reliëf is nogal verward. Weldra kunnen we wegwijzers volgen. Wat later staan we tussen honderden ordinaire toeristen, dagjesmensen uit autobussen, oude madammen met handtassen, kinderen die ijsjes lekken. Dit is zoveel groter dan de Watervallen van Coo op de Amblève.  Alhoewel mijn mond zich gedraagt als de muil van een hongerige jachthond, zal ik hier geen worst met brood, zuurkool, mosterd, kopen zoals de dikste Duitsers en Zwitsers hier wel doen. Met mijn blikje, mijn papier, kartonnen schoteltje, zullen de vuilbakken hier niet worden gevuld. Soms moet een pelgrim versterving doen, opzettelijk zich onthouden van aardse genoegens.

     

     Ik durf mijn fiets niet achterlaten omdat daar een paar kerels nietsnuttend loslopen, die bekwaam zijn me te bestelen. Via een hangbrug kom ik in de burcht, en dan na het betalen van één enkele Zwitserse frank mag ik gaan kijken naar de watervallen.  Ongewoon, schuimend, prachtig, om nooit te vergeten. Op dat ogenblik, na de regens van de vorige dag, kletsen 347 kubieke meters water per seconde naar beneden, 18 m lager. Het kostbare belangrijke water is vol energie, bruisend, krachtig. Dit is niet niks, maar wel Vadertje Rijn, de patriarch van de stromen in Europa. Dit is één van de meest gefotografeerde plaatsen in Europa. Ik koop daarom een weggooicamera en schiet enkele panoramische beelden. Ik koop ook twintig ansichtkaarten en zend er vijf naar familie.

     

    Omdat de jeugdherberg nog gesloten is, en ik amper 51 km heb afgelegd, probeer ik niet van naast de watervallen te slapen, en na rustpauze en wandeling klim ik terug op mijn tweewieler. Maar dat gaat moeilijk. Mijn kuiten zijn stijf. Mijn hartslag vliegt fel omhoog na een korte klim. Ik loop dan maar wat naast mijn fiets en moet ervaren dat ik word uitgelachen door mensen die me observeren van uit een autobus. Ik ontdek een bord met het plan van Schaffhausen, oord met 33.000 inwoners, zie dat daar nog een andere jeugdherberg is, en volg de pijlen en de plaatjes met het huisje hopende van de voorzieningen te vinden die de lidkaart van trekker me beloven. Uit het Rijndal, weer omhoog, tot aan een  villa, die wat aan verwaarlozing lijdt, en er wat spookachting uit ziet. Op een plaats waar dozijnen fietsen liggen en staan, stop ik Olive Green onder het grondzeil van mijn tent weg nadat ik haar  heb vastgeketend met de stalen kabel die ik daarvoor meedraag. Ik gooi er zelfs nog wat kartonnen boven op. De herbergvader vindt het een eer voor hem dat er zo iemand als ik ook bij hem komt overnachten. Ik krijg een plaats in een bijgebouw. Ik neem een douche. Ik wil mijn groen Lacoste hemdje aantrekken. Het is onvindbaar. Ik ben het kwijt . Verlies of diefstal ?  Laten we er niet over piekeren. Ik moet de kamer delen met twee andere personen. Zij zijn voorlopig afwezig.

     

    Tijdens mijn verkenningsronde van de jeugdherberg ontdek ik dat onder het bijgebouw een grote en vooral diepe kelder ligt. Er wordt daar op vier tafels gepingpongd. De trap daalt steil naar beneden. Zal ik eens tegen die spelers gaan tonen dat ik een pingponger ben uit het land van de Grote Jean-Mi ?

    Ach, ouwe man, met je stijve benen, wil je dan toch altijd nog maar doorgaan met dat pingpongspel, ook hier nog … ?

    Na deze bekoring vertrek ik uit de jeugdherberg, voor een flinke wandeling naar het centrum van de stad. Met mijn nieuwe telefoonkaart kan ik na enkele pogingen in lijn komen met mijn oudste dochter. Wat is de hedendaagse techniek toch praktisch !

    Ik wil dat zij thuis altijd goed opschrijven, waar en wanneer ik me ergens bevind. Moest ik op een dag verdwijnen, kan ik misschien toch nog worden terug gevonden  … .

     

    Door de verkeersvrije voetgangerszone loop ik tussen stijlvolle winkels, reeds gesloten op dit uur. De rijk versierde voorgevels met erkers  en de prachtige fonteinen fleuren het stadsbeeld van de binnenstad van Schaffhausen op. Iedere fontein is eigenlijk een monument, een aandenken aan een weldoener, een artiest, een historische figuur van de stad. Water. De Rijn, waarop riviertochten die de moeite waard zijn, is niet ver. Indien de man die mijn vader was hier had gewoond in plaats van in dat dorp aan de Molenbeek van ons, dan had ook hij voorzeker zijn fontein gekregen, omwille van verdiensten, liefde, trouw, inzet voor water. Terwijl de spuwers spuiten en de druppels vallen, op een kunstwerk zou hier dan ook staan :

     

    ‘ Herr Theo Tag von Lenkes (1916- 1973) -  Hij zocht en vond het koude water waarin hij zijn volk leerde schoolslag schwimmen’

     

    Mijn interesse voor eethuisjes en restaurants verhoogt met de minuut tijdens dit zwerftochtje. Even betrap ik mezelf een stap voorwaarts te maken in de richting van de McDonald’s. Zo’n hamburgerzaak duikt in iedere moderne stad wel ergens op.

    Stap terug. Een wielrijder moet beter eten, beste man !

    Tien minuten later stap ik in een eetgelegenheid binnen. Daar moet het goed zijn vermits er veel volk zit. De ober die me een plaats aanduidt, is een merkwaardig lange en fijne man, een halfbloed. Hij beweegt zich snel tussen de tafels. Hij draagt een brede lederen gordel, met geldtas en tas met bestelbons. Het lijkt wel een cowboy met aan iedere heup schietijzers. Zijn collega is ook van een  koffiekleurig ras. Deze brasserie is modern ingericht, in de stijl van de XXIste eeuw. De bestellingen naar de keuken en de afrekeningen gebeuren met aangepaste computer. Alhoewel publiciteit op de spiegels duidelijk halve liters witbier van het vat aanbeveelt, is dat vat  ‘ Heute Abend’  leeg en zal ik dus maar pils moeten drinken, in een grote pint met een oor. Het wordt toch een stijlvol avondeten, want op mijn zeer groot bord komen diverse hamsoorten, tomaat en salade. Dit is dan de vermaarde  ‘Schaffhausens Teller’ .  Bitte noch ein Pils Herr Ober … !

     

    Het is al wat later op de avond en ik wandel langs de schilderachtige binnenpleinen van Schaffhausen by Night. In een tankstation dat op een supermarkt gelijkt en steeds open blijft  ‘ bei Tag und bei Nacht’  koop ik een magnum, omdat ik vergeten had een dessert te bestellen in de brasserie. Ik lek die langzaam op terwijl ik aan de vitrine van een fietsenwinkel naar de fonkelende mountainbikes blijf kijken. Ik zie voor het eerst in mijn leven een volautomatische winkel. Grote lichten lokken de consument. De 85 meest verkochte producten uit de kleine detailhandel kunnen hier elektronisch vlug uit de grote machine worden gehaald, na inworp van de gepaste muntstukken. In mijn jeugd was de veelkleurige kauwgompot en de jukebox, voor één of voor vijf frank, nog het toppunt van de vlugge distributie. Later zag ik hoe het automatische bankieren mijn job van bediende kwam veranderen en bedreigen. Weldra kunnen dus ook een aantal winkeljuffers met vervroegd pensioen. Zullen zij op de dop staan en blijven, worden zij afgevoerd en gerecycleerd, worden zij omgeschoold tot werksters in de erotische industrie misschien ?

     

    Een groep jongeren slentert me voorbij. Zij zijn met zeven van een bruine soort uit India, Tamils of Sikhs, die nu ook te Sint-Truiden   rondlopen, werken en kindjes maken. In bende voelen zij zich sterk. Spoorwegstation. Tunnel. Overdekte winkelstraat. In een hoek, nabij publieke toiletten, brandt een kaars op de vloer. Er liggen ook bloemen en een kruisbeeld . Op de muur zijn enkele papieren geplakt.   Ik lees :

     

    ‘ Hier stierf mijn zoon aan drugs, 28 jaar was hij.

    Prohybidol heeft hij geslikt. Gedurende negen uren liet men hem  liggen in het WC van de dames en niemand stak een hand uit … !’

     

    Er lopen daar nog jongeren rond, in kliekjes, blijkbaar ook handelend en gebruikend, en voor wat SF zich verkopend aan anderen, aan ouderen, die daar ook rondslenteren. Een jonge kerel,  gelijkend op Bob Dylan, die wat gitaar speelt, ligt daar aan de ingang van een gesloten winkel. Hij is volledig in zwart leder gekleed, en draagt op deze zomeravond wollen handschoenen waarvan de vingers en duimen werden afgesneden.

    Dat is wel een speciale.  Is hij een dealer ?  Is hij een voorbeeld ?

    Ik voel me plots niet meer op mijn gemak in zo’n omgeving.

     

    Dan maar met vlugge stap terug naar het International Youth Hostel of Schaffhausen. Mijn kamergenoten zijn al goed aan het slapen. Er is nu veel volk bijgekomen. Er staan meerdere wagens en een grote autobus van de Ostrovski Reizen en nog een Bus Zonder Naam. De naburige kamers zijn overbevolkt . Ik ben verwonderd dat er veel Aziatische jonge vrouwen in pyjama rondlopen. Mijn bed heeft een verdieping, maar niemand slaapt boven me. Zo mag ik het kussen en het deken gebruiken van dat andere bed.

     

    Een man met een gerust geweten zoals ik slaapt dan ook in deze omstandigheden vlug in, met alle bagage achter slot en grendel in de volgepropte kast naast hem.  Goede nacht.

     

     

    27-12-2008 om 23:35 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laten we naar onze Koning luisteren.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dames en Heren,
    De Koningin, ikzelf en gans onze familie wensen u allen aangename kerst- en nieuwjaarsfeesten. Het zijn geschikte momenten om op het afgelopen jaar terug te blikken, en goede wensen te bieden voor 2009.
    Ons land is door een nieuwe politieke crisis getroffen die haar oorsprong neemt in de internationale financiële crisis, en haar gerechtelijke gevolgen in België. Ik hoop echt dat het verantwoordelijkheidsgevoel van iedereen ertoe zal leiden snel een nieuwe regering samen te stellen, die efficiënt de economische, sociale en financiële uitdagingen die ons land dringend moet bestrijden, verder kan aanpakken, en de nodige hervorming van onze Staat zal vooruithelpen.

    Met U wou ik nu enkele gedachten delen over die internationale financiële crisis, en over onze institutionele moeilijkheden.

    België is, net als de hele wereld, getroffen door de zwaarste financiële crisis sinds de jaren 30. Deze nam haar aanvang ingevolge de ontwikkeling van ongecontroleerde financiële producten, verbonden aan risicovolle hypothecaire leningen in de Verenigde Staten. Ze waren zo ingewikkeld en gesofistikeerd dat een meerderheid van financiële verantwoordelijken ze niet meer op hun juiste waarde konden inschatten. Die zogenaamde giftige producten werden toch op de markt gebracht. Ze werden door financiële instellingen, overal ter wereld aangekocht met het oog op steeds grotere winstmarges.

    Met de financiële ineenstorting voor ogen, en na een eerste reflex van ieder voor zich, hebben de Europese overheden en de internationale verantwoordelijken spoedig stelling ingenomen door drastische maatregelen af te kondigen om het vertrouwen terug te brengen. De gevolgen van deze crisis voor de economie zijn ernstig en zorgwekkend. Onze overheden stellen alles in het werk om haar negatieve impact te beperken, in het bijzonder op de werkgelegenheid. Op dat vlak zijn onderwijs en technische opleiding uiterst belangrijk. Vanzelfsprekend zullen ook de sociale partners een essentiële rol vervullen. Uit die financiële crisis moeten we ook lessen trekken om ervoor te zorgen dat ze nooit meer opnieuw voorkomt. Op dat vlak lijkt het me noodzakelijk dat alle financiële producten aan een efficiënte controle worden onderworpen, en dat een onafhankelijk Europees regulerend organisme wordt opgericht. We mogen niet hervallen in het ieder voor zich. Laat ons ook deze crisis benutten om nieuwe vormen van gezamenlijk optreden tot stand te brengen, zowel op Europees als op wereldvlak, zoals dat trouwens gebeurde op de Conferentie van Bretton Woods  in 1944. Het is toch zo dat het financiewezen ten dienste van de economie moet staan, en de economie ten nutte van de mens. Ten slotte heeft deze crisis, reusachtige financiële middelen gemobiliseerd in de ontwikkelde landen, maar we kunnen ook niet nalaten de zwaksten  onder ons en in de derde wereld, de nodige bescherming te bieden. Inderdaad, hoewel zij geen verantwoordelijkheid dragen voor deze crisis, toch lopen ze het risico bij de eerste slachtoffers te zijn.

    Nu zou ik het willen hebben over die andere crisis die we dit jaar beleefden. U weet allen dat het om de hervorming van onze Staat gaat. De politieke spanningen waren groot, maar ik verheug er mij oprecht over dat een interinstitutionele dialoog werd ingezet. Zoals de bemiddelaars beklemtoonden gaat het om de aanvang van 'ernstige en geloofwaardige onderhandelingen die moeten resulteren in een grondige en evenwichtige staatshervorming. De bemiddelaars voegden daaraan toe dat die hervorming moet leiden, en ik citeer: 'tot een verder uitbalanceren van het institutioneel zwaartepunt, namelijk door meer autonomie, bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan de gefedereerde entiteiten toe te kennen, zonder de interpersonele solidariteit ter discussie te stellen.' Einde citaat.

    Ik hoop echt dat, ondanks de moeilijkheden, die werkzaamheden zullen worden voortgezet in een constructieve geest en met de onontbeerlijke discretie. Het gaat om een essentiële aangelegenheid zowel voor ons land als voor het welzijn van iedereen. Maar het is ook een zaak van belang voor anderen in de wereld. Zo ben ik getroffen geweest door een verklaring van Mevrouw Ingrid Betancourt  tijdens haar verblijf in België. Ze verklaarde aan Belgische journalisten, en ik citeer: 'Ik ben overtuigd dat uw edelmoedigheid stoelt op het feit dat in België altijd twee culturen hebben samengeleefd die het, ondanks verschillen, met elkaar konden vinden. Dat is het wat de wereld nodig heeft. Er is te veel onverdraagzaamheid, de weg van de minste weerstand wordt te dikwijls gevolgd. Men vindt maar al te vaak dat ieder op zichzelf zou kunnen leven. Dat is te gemakkelijk'. Einde citaat.

    Om te besluiten zou ik in de naam van u allen, onze militairen willen groeten die nu Kerstmis en Nieuwjaar vieren ver van huis. Ze bevinden zich in Kosovo, Libanon, Afghanistan en in Afrika. Zij werken daar voor vrede en wij bewonderen ze. Ik groet ook zeer hartelijk hun families die hier te lande blijven.

    Ten slotte dank ik alle personen die edelmoedig samenwerken met kwetsbare groepen bij ons, of met de bevolkingen in de derde wereld. Ook zij ijveren voor een betere samenleving. Tijdens ons Staatsbezoek aan India waren we blij er enkele te kunnen ontmoeten, namelijk Zuster Jeanne Devos en Mevrouw Claire Vellut.

    In de hoop dat de financiële, economische en institutionele crisissen, elk ten beste, en zo snel mogelijk zullen worden opgelost, wensen de Koningin, ikzelf en gans onze familie u allen een gelukkig 2009 !

     

    24-12-2008 om 15:24 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    17-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Op een Maandag in Zwitserland.

    Op een Maandag in Zwitserland.

     

    Na het ontwaken maak ik kennis met mijn buurvrouwtje op de natte camping. Haar minuscuul tentje was me opgevallen, maar enig geluid of beweging had ik van haar nog niet gemerkt. Terwijl van haar kant zij beweert dat ik wel een felle snurker ben. Zij is een Hollandse. Op iedere camping tussen Trondheim en Patagonië kan men tijdens de zomermaanden onze taalgenoten terugvinden. Kort grijzend haar, 61 jaar jong, verpleegster op pensioen, nooit getrouwd geweest, woonplaats Lobith waar de Rijn nabij Kleve van uit Duitsland in Nederland binnen komt. Zij vertelt het me allemaal, want zij vindt het leuk me te ontmoeten.

    Wanneer ik vertel dat ik een pelgrim ben en al Kevelaer en Xanten heb bezocht, dan voel ik dat ik bij haar goed scoor .

    ‘ Ben je echt een pelgrim ? ‘ vraagt zij ontroerd.

    ‘ Zeker…!’ antwoord ik wijzend naar de tinnen schelp die mijn stuurtas siert. Ik wil 40 dagen onderweg zijn, naar Rome fietsen waar alle wegen heen lopen.

    ‘ Ik ben ook een pelgrim.’  zegt zij.

    Van onder haar trui , waar normaal vrouwenborsten zouden moeten zijn, haalt zij een houten kruis te voorschijn .

    ‘ Hier hangt mijn levensverhaal aan vast …’ begint zij te vertellen.

    Maar weldra onderbreek ik haar brutaal omdat ik niet zo gelovig ben. Ik ben nog steeds op zoek naar de waarheid. Zij vindt mijn positie aanvaardbaar en stopt daarom met haar preek. Ondertussen stelde ik vast dat zij een mooie glimlach heeft. Ik begin te denken dat het een non is die op haar Hollandse fiets uit een klooster is gevlucht en die nu toch wel een man zou willen. Op zo’n camping komen soms rare mensen mekaar tegen.

    ‘ Ik hoop dat de waarheid je onderweg tegen komt ‘  vervolgt zij  met een zilveren stem.  Ik kom nu te weten dat zij in de lente te voet op weg was naar Florence, maar moest opgeven door pijnen in de Achilles pees, en na verplichte rust is zij weer opnieuw van thuis vertrokken, maar dan wel met haar fiets om toch maar haar reis van dat jaar af te maken. Zij wil ook te Rome geraken, maar wellicht per trein, om meer te weten te komen over Saint Benoît-Joseph Labre, een pelgrim uit voorbije tijd, een heilige van wie het voorbeeld haar inspireert. Ik noteer die naam, want ik hoorde nog nooit van die merkwaardige man. Een uur gaat zo voorbij. Wij praten terwijl de zonnestralen onze tentzeilen drogen. Opeens plaatst zij al wat zij bij heeft, en dat is veel minder dan ik, op haar fiets  en als een ekster vliegt zij weg , maar toch zegt zij nog lief tegen mij  ‘ Tot ziens in Schaffhausen als ons lot het zo beslist  … ! ‘ .

     

    Ik voel me toch niet zo fit. Daarom laat ik mijn was verder drogen in de zon. Ik loop wat rond en koop een fles tafelbier van een halve liter, maar als ontbijt smaakt dat helemaal niet. Ik ga eens naar het zwembad zien, gelegen nabij de Rijn. Als oudste zoon van Fille van Lenkes, de grote zwemmer uit Walshoutem, zou ik toch enkele badlengten schoolslag moeten laten zien. Maar na de regenval van vorige avond heeft het koude water een bizar reukje. Er is daar geen levende ziel en ik waag het niet van alleen te gaan zwemmen, want met dat bier in mijn buik voel ik me niet goed.

     

    Het is elf uur wanneer ik vertrek uit Möhlin. Ik volg de fietsroute die werd uitgetekend op een groot bord door de Regionale Dienst voor Toerisme, maar weldra rijd ik ongewild anders en ik kom in een bos. Ik zie vele vogels, een hertje, nadien een groter hert, en overal zijn er mooie hopen hout opgestapeld. Langzaam en zonder enig geluid te maken vorder in de richting van het Oosten. De bosweg is onverhard. Er zijn vele zijwegen en kruispunten die me twijfel brengen, maar tussen de dennen is er geen wind en ruikt het heerlijk en gezond. Eindelijk kom ik uit dat grote bos en dan zie ik een dame en een grote hond. Ik vraag de weg naar het volgende dorp. Grote propere Zwitserse huizen zien mij naderen. Ik ben moe en heb grote honger. Daarom glimlach ik uiteraard bij het zien van een Gasthaus. Ik bestel voor 18,80 SF het menu van de dag. Het eten staat snel voor me. Tomatensoep, vleesbrood, spinazie,gebraden aardappelen, Sprüdelwasser. Ik blijf er niet te lang, omdat ik nog maar weinig weg heb afgelegd. Mijn vol buikje verlangt echter dat ik nog wat ga zitten in de zon op een bank op het plein met bloemen nabij het postkantoor. Kleine hagedissen ritselen er overal rond. Hun spel krijgt mijn aandacht.

     

    14.00 u.  De dorpsklok luidt. Einde van de middagrust.  Wagens, grasmaaiers, winkels, pompen, kantoren, boeren, nemen een nieuwe start. Dit kan zo alléén maar Zwitserland zijn, omdat alles daar zo goed op tijd en foutloos gaat, met precisie. Wel, ik voel me even beschaamd omdat ik zit te niksen, te bruinen, te luieren, terwijl iedereen in dit dorp schoon terug aan de arbeid begint. Daarom wil ik terug kilometers malen. Soms kom ik vlak tegen de grens met Duitsland en merk ik de Douanepost op. Vermits mijn pedaalslag slecht gaat, neem ik de klim naar Brugg niet, doch ik verkies van in de vallei van Vadertje Rijn te blijven. Een mooi fietspad bewijst dat dit de goede keuze was. Dit is het Land van Aargau. De naam Gippingen is me bekend uit de wielersport. Ik kom voorbij een internationaal bedrijf voor sporttrofeeën, pins, medailles, hebbedingetjes en curiosa. Na deze stad zie ik vele vogels wanneer ik aan een stuwmeer kom.

     

    Er loert evenwel gevaar op me. De jeugd schijnt hier dol te zijn op rollerskating. Ik kan meermaals nauwelijks ontsnappen aan een botsing op het fietspad dat ik moet delen met deze nogal wilde andere sportievelingen. Aan een Manege met Restaurant stop ik om te kijken naar de paarden. Ik bewonder de fotogenieke Hafligers met hun prachtige blonde manen. Regen wordt nu mijn zegen. Op de brug over de Aau haal ik mijn regenjas en petje uit mijn fietstassen. Aan een winkel schuil ik wat, vooral omdat ik moet rijden tussen auto’s en vrachtwagens en dat vraagt in de regen te veel concentratie en stuurmanschap. Ik voorzie me terug van proviand. Zal ik verder rijden in de regen of zoek ik reeds op dit uur en in deze stad een hotel ?  In een eerste hotel vind ik het te duur, en in een tweede staat nog wel ‘Hotel’ op de voorkant maar er wordt alleen nog bier en schnaps geschonken aan kerels die op dit uur al goed zat zijn. Ondertussen ben ik helemaal nat, door eigen zweet nog meer dan van de vallende regen. Ik zal me toch eens een betere regenjas van Goretex of van Agu moeten kopen met verluchting. In mijn Adidas windjak fiets ik nu keihard door in de heuvels buiten de stad, onder een hemel zwaar en zwart gevuld met regenwolken. Het water druipt van me af. Ik steek mijn tong uit en ik kan zo zelfs drinken. Ik de regen groei ik altijd als wielrijder en word ik flandrien. Nach Bad Zurzach müss ich pedaleren, nog 4 km, waarvan de helft hard omhoog tussen wijngaarden. Met mijn klein verzet toon ik dat ik uit het goede hout  ( uit Walshoutem …) ben gesneden waaruit grote klimmers komen. Bijna boven. Op de tanden bijten, in de regen.

     

    Plots valt mijn blik op een monument voor een slachtoffer van het verkeer : een altijd brandend lichtje, bloemen, een kruis. Zo’n dode was altijd iemands zoon of iemands dochter, iemands echtgenoot, verloofde, vader, broer, … . Ik kijk even eerbiedig maar verminder mijn inspanning niet. ‘ God hebbe zijn of haar ziel …’  murmel ik toch even tussen mijn lippen, en ik voeg er voor mezelf bij  ‘ Pelgrim, pas maar op …! ‘.

     

    Ja, er is dikwijls gevaar op de weg. Ik bereik uiteindelijk de top en berg mijn 28 X 24 verzetje terug op. Wat uitblazen kan nu, benen terug relax gedurende enkele seconden, hartslag langzamer. Mijn vaart neemt vlug weer toe op het natte wegdek. Mijn zware Olive Green rolt zich bergaf en de teller wijst al 50 km/u. Ik begin voorzichtig wat te remmen. Opeens ……… Psst … Patch …!

    Mijn voorwiel zwalpt, slingert, en ik heb met mijn velg contact met het glibberige asfalt. Ik blijf echter meester over de situatie. De chauffeurs van twee voorbijstekende wagens zien wat er aan het gebeuren is. Zij remmen, zwenken naar het midden van de steenweg.  Mijn rechtervoet schuurt over het wegdek om de remblokjes te helpen. Mijn fiets was evenwichtig geladen. Ik was niet in paniek. Weldra sta ik daar stil naast de weg, in de motregen, en het is er donker door de hoge dennen en de grijze wolken die het zonlicht weghouden. Er is geen lucht meer in mijn voorste band. Aan een erge valpartij ben ik gelukkig ontsnapt.

     

    Mijn natte schoenen brengen me verder tot aan de eerste muren van Bad Zurzach, een onbewoonde schuur, een verlaten zagerij. Ik krijg het koud door de nattigheid en na die plotse felle emotie.

    In zulke omstandigheden is het onmogelijk een binnenband te wisselen. Er is ook een scheur in mijn buitenband. Dan maar verder te voet op zoek naar een droge plaats. Beweging zal me warm houden. Ik voel me gelukkig omdat ik niet gewond ben.

    Zo stap ik verder. Na ongeveer 1 km krijg ik te zien dat ik niet arriveer in een boerendorp, maar dat Bad Zurzach een plaats is met toerisme. In een eerste Gasthof zijn geen bedden, maar zij verwijzen me verder naar Tien Ping, een Chinees Restaurant waar ook kamers zijn.  Het is nog maar 300 m. Ik krijg echter ‘de klop van de man met de hamer’ en strompel verder tot aan een zwart bord waarop staat in witte letters: ‘ Hotel heute geöffnet ‘ .

     

    Ik kom terecht in een schoon Chinees interieur met draken, papieren lampions en grote vazen. Zullen zij zo’n natte fietser met vuile armen en benen, zo’n barbaarse reus met regen die nog uit zijn baard druipt, wel willen aanvaarden  ?

    Ik ben welkom voor een kamer, avondeten, ontbijt. Maar ik moet wel terug naar buiten en dan langs een poortje aan de achterkant van het hotel terug binnen, met mijn fiets en met mijn natte bagage. Weldra sta ik op een binnenkoer met een prachtige houten trap die naar de kamers leidt. Droom ik ? Dit is echt  ‘ The Inn of the Seventh Happiness’  uit die schone film met Ingrid Bergmann.

     

    Ben ik ook dood zoals die van het lichtje, de bloemen, het kruis, en hebben zij mij en mijn fiets doodgereden … ? Is dit de mooie dood van een fietser die ik voor mezelf heb gevonden?  Ben ik nu in de Hemel , het Vagevuur, of de Hel ?

     

    Onder het dampende water van de douche komt mijn brein terug in normale toestand. Ik daal af naar het restaurant. De gastvrouw heeft spleetogen die blij lachen omdat ik proper gekleed ben in jeans en zwart-wit zomerhemdje, en omdat ik niet op een SF kijk om goed te tafelen.

     

    Ik heb het toch wel verdiend vandaag   ! . 

     

    Foto van pelgrim Benoît-Joseph Labre (1748- 1783). Niet te verwarren met wielerkampioen François Faber  (1887- 1915).





    17-12-2008 om 19:08 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - LANGS DE RIJN .

    LANGS  DE  RIJN.

    De vroege auto’s maken mij wakker. Ik ruim mijn kampplaats op en verdwijn snel uit het vochtige gras. Nu zie ik nog veel meer slakken en dat is een teken dat de grond er niet giftig is. Ik blijf in de kledij waarin ik heb geslapen. Bij het uitrijden van het nog slapend dorp ontdek ik de naam van deze plaats waar ik overnacht heb : Berentzwiller. Het is nog geen zeven uur wanneer ik al Folgensbourg bereik waar Remy Stempflin burgemeester is. Dit is een juweel van een dorp, met grote chalets, veel kleurrijke bloembakken, propere straten. Ik stop er om  te kijken naar bossen en wolken, een prachtig panorama in de opkomende zon. Dit heet Balcon de Sundgau. In zie ook reeds Bazel en ik ben blij want ik ben nu dicht bij Zwitserland. Na een scherpe duik kom ik in het laatste dorp van de Elzas en van Frankrijk. Op een pleintje spuwt een bron water in een grote wasbak. Royaal en fris stroomt deze rijkdom. Ik trek al mijn kleren uit, behalve dan mijn onderbroek, en ik zeep me goed in: kop, nek, armen, borst, buik, benen en voeten. Het koude water pept mij geweldig op. Ik heb nog maar twintig seconden mijn verse koersbroek met bretels aan en ben met een tweede propere handdoek mijn kop aan het droogwrijven als daar een dame voorbij stapt. Zij loopt zo vroeg al op hoge hakken. Het is zeker geen vers grietje meer, doch haar houding en blonde haren laten vermoeden dat zij tijdens de voorbije veertig  jaren  vele mannen bijbels heeft gekend. Enkele minuten komt zij terug in omgekeerde richting met vers brood in een papieren zak. Zij stapt kordaat in mijn richting en blijft staan bij de waterbak. Zij begint een praatje. Maar haar dialect klinkt vreemd in mijn oren, zij bazelt in de streektaal van Bazel en dat is voor mij  ‘ niks compris’. Gelukkig schakelt zij over naar Frans met een Duits accent. Zij stottert dat het toch geweldig moet zijn een man van zo’n warme natuur te wezen die zich moet afkoelen met fris water. Terwijl zij als vrouw op een vochtige ochtend als vandaag koude rillingen doorstaat. Compris ? Moet ik nu inpikken, zeggen dat ik graag in haar keuken een warme koffie zou willen drinken met een vers sneetje brood. De nomade, de pelgrim met de baard, op het pleintje is niet alert genoeg en wat doof, blind om te weten wat zij probeert. Zij loopt dus door en draagt haar papieren zak, en ik en mijn fiets blijven aan de waterbak staan. Ik ontweek deze vroege valkuil.

     

    In het laatste winkeltje voor de grens spendeer ik nog vlug al mijn Franse geldstukken. Ik koop brood, paté, water en fruitsap. Aan de douane moet ik wat wachten en honger doet mij in het brood bijten. Ik mag Zwitserland binnen. Een boogscheut verder stop ik en ga op mijn kont zitten op de grond van Helvetia, het rijkste, het properste, het mooiste land, het land van Ferdi Kubler. Na zeven dagen heb ik 671 km afgelegd. Bravo. Ik fiets Bazel binnen. Deze grote stad is voorzien op  ‘ Komen en Gaan’ . Bazel is sedert eeuwen het kruispunt waar Frankrijk, Zwitserland, Duitsland, samenkomen. De Rijn is er belangrijk, vormt er een rechte hoek. Op een terrasje gebruik ik nu Zwitserse franken voor twee tassen koffie. Bazel is zeer fietsvriendelijk. Zelfs een vreemdeling vindt er gemakkelijk zijn plaats in het verkeer. Alhoewel ’s maandags het  sluitingsdag is, bezoek ik omgeving van het museum. Ik vind er een overdekte rustplaats waar ik mijn fiets veilig kan stallen. Stilaan geraak ik gewend aan de Zwitserse kleuren, de geluiden, de verschillen van dit andere land. Uit een automaat kan ik postzegels halen, en ik besluit van een brief te schrijven naar de Symoens uit Gistel, André en Simonne die mij inspireerden. Vanaf Bazel zal ik niet langer met mijn fiets de paden volgen die zij te voet hadden bewandeld met hun Peace mobiel.

    Te Bazel wil ik het graf van Erasmus zoeken, de monnik, filosoof, humanist, schrijver van Lof der Zotheid en andere belangrijke bladzijden zoals de bestseller Adagia. Die beroemde man werd geboren als onwettelijk kind van een priester en zijn meid, maar bracht het tot raadgever van Keizer Karel. Desiderius Erasmus die Latijn sprak en schreef,  is in Europa bekend als één van de grote denkers van zijn tijd. Hij verbleef o.m. te Antwerpen, Brugge, Leuven, Mechelen,  Anderlecht, maar stierf waar zijn boeken werden gedrukt, te Bazel op 12 juli 1536 en ligt er nog altijd in de munsterkerk. Het drukke verkeer en de witte lijnen waartussen de fietsers moeten blijven brengen mij echter aan de wateren van de Rijn, de heilige stroom van de Germanen. Verblind door zijn macht en zijn schoonheid, vergeet ik alles. Wat later, wanneer ik in een groene omgeving kom, vind ik in een park een gebouw met publieke toiletten die 100 % hygiënisch zijn. Zwitserland is dus wel degelijk een proper land. Ik geniet er de nodige tijd van een gratis zitplaats. Wat verder gebruik ik het water van een fontein om er een T-shirt te wassen. Ik waste met zeep en twee minuten later stel ik vast dat er schuim komt uit de spuwer die het water brengt. Maar, neen, het is noch bronwater noch leidingwater maar gewoon altijd hetzelfde water dat door een pomp circuleert. Het is schoon voor het oog, maar eigenlijk vals, en na mijn wasje is dat water gedeeltelijk zeepwater met bubbels geworden. Ik fiets stroomopwaarts, langs de haven van Bazel. Er heerst daar een enorme bedrijvigheid. Rond het middaguur kwelt honger me.


    Zoals in het lied  ‘ In het kleine café aan de Haven ‘ ligt er een plaats om te zijn en wat te blijven. Daarom moet mijn fiets tegen de kant. Een vrouw met Indisch uiterlijk zorgt er dat de bezoekers hun natje en ook hun droogje kunnen bekomen. Drie minuten nadat ik plaats nam in open lucht aan een tafeltje heb ik een pint met één liter bier voor mij staan. Opgediend in een leuk korfje is het ‘ kip cordon bleu met brood’ dat bijna iedereen daar aan het opknabbelen is. Dus, dat is het wat natuurlijk ook ik bestel. Ik kijk wat rond en stel vast dat het café  wordt bezocht door stoere kerels.  Snorren. Motorfietsen. Tatoeages. De dienster is de zachte moeder van twee kleine meisjes die in een hoek bezig zijn met papier en kleurpotloden. Een kerel in lederen jekker zit aan de toog. Hij praat Engels en probeert altijd maar weer een gesprek op gang  brengen met de Indische dienster. Deze loopt van tafel tot tafel, van de keuken naar achter de toog, en soms ook nog naar de kelder,  naar de toiletten, naar ergens achter een deur waarop Privat staat. Die kerel is een echte lastpost. Maar toch lijkt het of die mooie jonge vrouw hem graag ziet of heeft gezien. Ondanks dat zij hard werkt, blijft zij af en toe toch nog bij hem staan en verspilt zij haar tijd. Ik ben er zeker van dat in de keuken een vrouw of een zwakkeling staat, want moest daar een sterke vent of een baas aanwezig zijn dan zou die zeker de kerel aan de toog verjagen. Ik volg onopgemerkt alles wat daar gebeurt, blijf doorgaan met stukken kip knabbelen en bier slikken, en het al of niet koppel beseft niet dat ik spioneer. De dienster wijst finaal het voorstel van de kerel af. Zij legt hem uit dat voor haar de kinderen die zij heeft het belangrijkste is en dat in het kleine café aan de haven het voor hen goed genoeg is. Ik denk dat zij gelijk heeft. Opeens staat de kerel op, aanvaardt zijn nederlaag, en verdwijnt met zijn auto, wellicht met een gebroken hart.

     

    Ik zal nu de grote GR volgen, het trekkerspad langs de Rijn, tot aan de Boden See. Het pad voor voetgangers is erg smal, soms met trappen, en ook gevaarlijk door de wortels, de gaten, de stenen. Dit is een echt avontuur. Maar de afgelegde weg blijft aan de kleine kant. Na een uur heb ik er genoeg van.  Daarom stuur ik Olive weer naar de hoofdweg, beter om snelheid te maken, maar gevaarlijker door druk verkeer. Wanneer ik de weg oversteek  om Leckerli’s te gaan kopen, moet ik teveel risico nemen. Zich om enkele koekjes laten doodrijden zou toch dom zijn, en ik kocht dan zelfs niet van die lekkernij uit Bazel. Te duur en te groot pak. Ik kwam de winkel buiten met twee doodgewone wafels.

     

    Rheinfelden. Eens een Romeinse stad. Autovrij. Prachtig !

    In een papierwinkel koop ik ansichtkaarten, maak ik een dubbel op de kopieermachine. Daarna rust ik, geniet van de schoonheid van de Rijn, en ik supporter een lijnvisser. Deze man is een Italiaan, maar hij spreekt graag een woordje Frans. Hij kwam uit de streek van het Garda  Meer, en dit brengt mij op de gedachte dat ik nog een week moet rijden om ook daar te komen. Mijn route verloopt vervolgens in zigzags , soms langs de Rijn en dan weer het binnenland in. Wanneer ik een wegwijzer naar Möhlin zie, waar een camping met zwembad is, besluit ik van het in die richting te wagen. Omdat niemand op het bureel aan de ingang zit, rijd ik maar zelf op zoek naar een plaats voor mijn tent. Op  een groot middenplein is het voorzien voor kleine tenten. Daar parkeer ik Olive Green. Mijn iglo staat vlug recht, want nu ben ik al wat handiger in het monteren van mijn tijdelijke woning. Opeens staat daar een vrouw voor me. Zij stelt zich voor als de uitbaatster, had me al een tijdje gezien maar zij was in een spannend boek aan het lezen. Zij liet me mijn tent opstellen en wil nu dat ik mijn administratieve en financiële plicht volbreng. Op haar bureel moet ik een papier tekenen met veel kleine letters en ik heb mijn bril niet op. Maar de dame boezemt me vertrouwen in en ik zet dus maar een krabbel waar zij het vraagt.  Ja, het zijn al de ogen van mijn oude dag die in mijn kop staan.

     

    Tijd voor een douche die ik neem met mijn T-shirt aan. Zo was ik samen zowel mijn haren, als mijn vel, als mijn kleedje. Het is een vrij goede manier van doen. Het rommelt in mijn darmen. De chicken-in-a-basket  uit het cafeetje aan de haven is er de oorzaak van. Diarree. Immodium  zal oplossing brengen. Nog voor het uur om d’oogjes dicht te houden en de snaveltjes toe, begint het flink te regenen. Mijn avondwandeling wordt daarom afgelast. Ik ontdek dat ik mijn tent wat heb beschadigd tijdens het schuiven van Olive Green onder het tentzeil. Dit moet voortaan met zachtere hand gebeuren.

     

    W.J.  -  Hochrheinroute  26 augustus 1996.

      

     





    15-12-2008 om 16:53 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ROME 1996 - De Zevende Dag.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DE ZEVENDE DAG.

     

    Lang geleden, toen ik nog een schooljongen was, had ik gedroomd van zeevaarder te worden, en ook conquistador, topvoetballer, wielerkampioen, circusclown, ontdekkingsreiziger. Maar de tijd ging voorbij en ik werd niets, en ik vloeide af op een ogenblik dat anderen op de top van hun carrière komen. Nu rijd ik naar Rome met mijn fiets, een interessante bezigheid, en op Chambre 1 van Relais du Benelux laat ik emmers warm water over mijn lijf lopen. Met een grote malse witte handdoek rond mijn lenden droog ik langzaam op. De beeldbuis verlicht de kamer, maar brengt weinig, en ook zappen helpt niet. Maar ik blijf toch heerlijk lang in dat grote bed liggen en pas om 10 u  na nog een douche, kruip in terug in mijn outfit van wielrenner. Ik heb pas mijn koersbroek aangetrokken wanneer het kamermeisje al de kamer wil kuisen en de lakens wisselen. Mijn fietstassen  - hoeveel sleep ik toch mee ! - stapel ik op in een hoek van de bar. Dan wacht wat brood, boter en confituur op mij, zeker te weinig voor een routier die aan de voet van een col staat. Om 11 u reken ik af met mijn Golden Mastercard, 355 FF. Zij zijn een beetje verwonderd dat iemand die niet met Mercedes rijdt toch ook zo’n kaart op zak heeft. Voor het vertrek drink ik nog een groot glas bruisende water. Dat kost 14,20 FF. Wanneer ik tegensputter en zeg dat in België de Perrier goedkoper is, verlaagt de bazin haar prijs tot 12 FF en krijg ik ook nog een ijsblokje en een stukje citroen.  Een babbeltje met twee sympathieke aperitiefdrinkers laat me weten dat de priester die ik gisteren niet zocht te Epinal en de grote blonde kerel die me te Remiremont  weg borstelde van die kerkdeur, één en dezelfde man waren. De volksmond te Rupt vertelt dat deze persoon zich veel bezig houdt met de zielen van de homoseksuelen.

    ‘ Au revoir’  zeg ik dan maar. Nadat verschillende mensen mij observeren en ik Olive Green weer heb beladen met vijf fietstassen, drie drinkbussen, plus nog wat op de dragers vooraan en achteraan, rijd ik naar Saint-Amarin. Vele zondagse cyclos sprinten mij voorbij. Ik nader nu de bron van de Moselle, bezoek even een forelkwekerij, en maak werk van de beklimming van COL DE BUSSANG, top op 731 m boven de zeespiegel. Als ik boven ben draai ik mijn trui binnenste buiten. Zo ben ik van kleverig zweet bevrijd en kan de wind me bergaf droog blazen. Mijn lichaamsgewicht van 110 kg, mijn fiets van 14kg, en mijn bagage van 24 kg, waren een hele week een handicap, vermits ik stroomopwaarts Maas en stroomopwaarts Moezel heb gereden, steeds op vals plat. Nu volgt een schuine vlakte die me bergaf  naar de Rijn brengt. Voorbij deze Col de Bussang lopen alle beekjes, alle riolen, alle nattigheid, naar Vadertje Rijn.

     

    Een hele tijd houd ik 28 km/u aan en weldra ben ik te Thann. In het oude centrum, op een bank voor het gemeentehuis, schrijf ik een briefje voor Monsieur Habib, de schepen die de Symoens goed had geholpen. Dit is een stad vol bloemen. Ik bezoek de kerk en geef aan de bedelaar in het portaal 10 FF. Ik praat wat met een echte wandelaar, met sportkousen en wandelstok. Ik kan op zondagnamiddag geen bezoek brengen aan de krant Dernières Nouvelles d’Alsace. Gesloten.  Ik had er graag het boek laten zien van zij drie miljoen voetstappen aflegden op weg naar Rome, en Thann hebben beschreven als een prachtige stad. Terwijl ik al besloten heb van verder te rijden, na het eten van een ijsje, houdt een rood verkeerslicht me tegen. Op de weg ligt een vlijmscherp mes zoals wordt bijgevoegd in een restaurant wanneer men een grote steak wil eten. Ik raap het mes op en voer het mee in mijn stuurtas. Veel zondagsrijders. Druk verkeer. Ik heb geen wegkaart  van dit gebied en richt me op de zon om mijn tocht verder te zetten.  Op een parking zie ik een man en een vrouw die net een grote wandeling eindigden. Zij tonen mij op hun kaart hoe ik de drukke wegen kan vermijden en langs kleine wegen Bazel kan bereiken. Het is goed om af en toe wat met mensen te praten.

     

    Aspach. Burnhaupt. De plaatsnamen worden nu Germaans. Aan een kruispunt zit een knappe blonde mama op een muurtje voor haar huis, terwijl zij haar twee kindjes bewaakt. Ik stop en vraag toch nog eens de weg, die ik al ken, om toch maar even te praten met deze mooie vrouw.  ‘ Il me semble, Madame, que vous êtes capable de m’ indiquer le bon chemin qui mène en Suisse … ? ‘

    De blonde lacht en wijst met haar lange dunne vinger.

    Ik fiets verder, maar ik blijf aan haar denken. In mijn verbeelding zie ik deze blonde dame terug als politievrouw die het verkeer op dat kruispunt regelt. Zij heeft een minirokje aan, witte botjes, roze uniform, blonde vlechten met blauwe strikjes, een fluitje in haar rode mond en  dan nog, maar dat kan niet kloppen … een bustehouder en een kuisheidsgordel in roestvrij staal.  Zij loopt achter mij met haar lange blote benen, haar jarretelletjes, haar Engelse helm, ... en zwaait met haar zwarte matrak, en ik - zoals die goede Benny Hill - moet mij reppen om niet door haar te worden geklopt.

     

    Na een grote slok uit mijn bidon verdwijnen deze waanbeelden.

    Bernwiller. Spechbach. Daar staat plots die merkwaardige kerk die ik herken. Want, twintig jaren geleden, op weg naar vakantie te Menton aan de Azurenkust had ik hier met mijn familie een picknick gehouden. Mijn oudste en toen enige dochter vierde op die dag haar derde verjaardag. Ik zet me in bloot bovenlijf en zo droogt mijn zweet op, en bruint mijn vel.

    Altkirch. Doolhof van straten. Kermis.  Blikje koele cola. Ik kom aan Hotel La Couronne, waar het voor de Symoens goed was, maar voel geen behoefte om reeds mijn remmen te trekken en de dag af te sluiten. Aan verschillende zondagtoeristen vraag ik de weg. Niemand kan mij helpen tot wanneer een Elzasser me dat in het Duits wel kan. Hij raadt me een goed restaurant aan in de richting die ik moet nemen. Op de D6 kom ik weldra aan dit goede adres, waar ik tussenrib, frieten, salade, twee regionale biertjes tot mij neem. Daarna … weer in het zadel.  Ultreïa ! .

     

    Wat op zo’n zondagavond een rustige weg zou moeten wezen, blijkt echter een circuit te zijn voor gekke motorduivels. Zij bezigen tweewielers en vierwielers. Voor 8 FF telefoneer ik naar huis op een pleintje in een publieke cabine. Voor weinig munten mag men maar weinig zeggen. Maar alles is O.K., met mij en met thuis. Ik besluit van me een telefoonkaart te kopen zodra ik in Zwitserland zal zijn.

     

    Dorpjes van niemendal op een lauwe zondagavond op het einde van augustus, terwijl alles langzaam afkoelt. Schwoben, Hausgauen, Franken, Jettlingen, in het verste Zuiden van de Elzas. Het doek valt over deze dag. Mijn dynamo moet zijn werk doen. Waarom weer door de nacht rijden ?

    Het hoofdstuk Frankrijk is bijna gedaan. Stop.

    Ik draai van de steenweg af, volg een doodlopende veldweg die me brengt in een weide met pruimenbomen. Overal in de omgeving zijn maïsvelden. Het gras is hoog opgeschoten, er zou hooi van moeten worden gemaakt. Er zijn distels en er zijn vele slakken. Ik monteer mijn tentje. Dit wordt dus  ‘ camping sauvage ‘.

     

    Pech. Mijn koplamp wil geen licht meer geven. Het vlijmscherpe mes dat ik te Thann heb gevonden valt ergens tussen kledij en slaapzak.  Ik heb maar een kleine kaars als licht. Gelukkig vind ik dat mes en ik steek het met de punt in de grond zodat ik me niet blesseer. Slaap zacht , lieve Wilfried, en lieve Olive Green, onder de pruimenbomen ! Tijdens deze nacht moet ik nog tweemaal uit mijn iglo kruipen om op korte afstand in het vochtige gras de wil van mijn blaas te volgen. 

     

    Requiescat in pace.  

    14-12-2008 om 03:01 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    12-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Un Samedi en Lorraine.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Un samedi en Lorraine.

     

    Omdat ik recht kruip verdwijnen de gluurders snel. Ik rek mij even, kijk  rond met knipperende oogjes, en weet dat in het grote Frankrijk ik leef  zoals een god, alhoewel de Grote God eerder zal zijn in de pijlhoge kerk die het plein te Nomexy overheerst. Aan de andere kant van de straat, op dertig meters, is een druk bezochte boulangerie. Ik vermoed dat mijn  aanwezigheid  daar reeds sedert een uur werd gesignaleerd en dat ik op deze zaterdagochtend er een attractie ben . In augustus gebeurt immers zo weinig, zelfs in  ‘ le Paris du mois d’août ‘ waarover Aznavour zingt, omdat bijna alle Fransen op vakantie zijn. Zij liggen in de zon , eten stokbrood, drinken  koel anijswater,  of  spelen petanque te Antibes, Cap d’Agde,  Biarritz, La Rochelle , Honfleur en elders.

    Ik doe mijn schoenen aan. Met een  ‘petit déjeuner aux croissants’ gaan we hier starten. Ik haal een hondertje uit mijn portefeuille, die mals is en warm omdat ik hem tijdens het slapen bewaar op mijn buik, net boven mijn schaamharen. Ik stap de bakkerij binnen. Zij kijken nu niet meer naar mij, want nu sta ik naast hen en wat ben ik reusachtig. Drie beurten later is het aan mij.

    ‘ Comment ? … Il n’y a pas de croissants !

      ‘‘ Pas le samedi, monsieur, … ‘

    Ik neem dan maar een cola en twee ‘éclairs au chocolat’. Dit moet voldoende zijn voor mijn eerste calorieverbruik op deze dag. De verkoopster plaatst koek en blikje naast mekaar, juist buiten mijn armbereik. Zij wil eerst toch geld zien  - zo zijn de vrouwen in Frankrijk op de trottoirs en in de boulangeries – alvorens ik mijn ontbijt bekom. Ik geef haar de cent francs die nog maar pas de omgeving van mijn mannelijkheid verlieten.  Zij lacht heel sexy. Wat een groot biljet heeft deze man !   Hij heeft geen lege beurs .

    Op een bank in de zon geniet ik van deze zoetigheden, terwijl ik enige lijnen in mijn dagboek schrijf. Dit laat veronderstellen in de broodwinkel dat ik een fietsende dichter ben, en geen clochard, want die drinken rode wijn op het plein. Een dozijn mensen, parochianen, verlaten de kerk . Daarna komt er ook een man  naar buiten, en die sluit de kerkdeur. Hij komt naar me toe, en vraagt me of ik gedurende de nacht geen koude heb geleden . Ik leg hem uit hoe heerlijk en gelukkig ik lag daar tussen de rozen en de namen van de helden die voor zijn vaderland stierven. Vervolgen vertel ik hem over mijn ervaringen en observaties hier te Nomexy.  ‘ Mon Dieu’  zegt hij , ‘ Voilà un vrai pèlerin à la coquille et ils vous ont pris pour un clochard …. ‘ .  De man loopt naar de winkel. Weldra zal  het dorp weten over de Vlaamse pelgrim, over zijn fiets,  zijn baard  en zijn slaapzak.

     

    In mijn zwart T-shirt kleed ik me voor deze dag die belooft van warm te worden. Ik wring me tussen de verkeersdrukte, in het stof van de weg, tussen vrachtwagens toeristen. Ik vertraag en rijd op een parking vol bulldozers, die ook vakantie hebben en wachten tot de grondwerken herbeginnen. De zon is al fel en dus smeer ik me rijkelijk in met olie. Ik spuit ook wat op mijn ketting na deze te hebben gepoetst.

    Epinal. Een stad vol met bloemen. De stad van de  ‘ imagerie’ . Ik bezoek het prentenmuseum en slenter door de beroemde historische drukkerij, koop wat postkaarten, waaronder uiteraard De Gelaarsde Kat. Wat later op Place des Vosges drink ik een koffie. Ik schrijf verschillende kaarten naar familie en vrienden op het thuisfront en stop deze in de postbus. Op mijn planning staat dat ik moet zoeken naar La Maison des Prêtres om een bepaalde priester te zien die in het boek van de Symoens negatief wordt beschreven. Misschien kan ik die man goed beïnvloeden en helpen een beter mens te worden. Een confrontatie met deze herder zou een ervaring zijn. Ik kijk naar de bloemen, naar de benen van licht geklede dames, naar de mooie stad aan de rivier. Zut, …ik blaas eens, … priesters vind ik trouwens al lang niet meer zo boeiend en dus fiets ik verder.  Een mooi landschap volgt. Even praat ik met een fietser die weldra een andere richting neemt dan de mijne.  De weg klimt wat, tot boven de vallei. In een grote tuin met vijver zie ik twee vrouwen als verliefden wandelen, een oudere en een jongere. Waarom  geeft dit me de indruk van een lesbische situatie te zijn ?  Zij  zouden ook moeder en dochter kunnen zijn. Het was in ieder geval een  mooi zicht , een schilderij.

     

    Nog wat later, maar dan wel al veel verder, want ik maak goede vaart, ontmoet ik een visser. Aan hem vraag ik of er ergens in de buurt een goedkoop restaurant ligt. De man  is in gezelschap van een patrijshond en is daar ook per fiets toegekomen. Een verschrikkelijk oud gedrocht uit de tijd van Vietto staat er geparkeerd. De visser beweert  87 jaren oud te zijn en Graillet te heten. Zijn oude ogen fonkelen bij het zien van mijn Olive Green. Hij begint te vertellen dat hij lang geleden koers heeft gereden. Hij zou een van de beste jonge renners uit de Vogezen zijn geweest. Hij trainde tot 300 km per dag. Omdat hij een telg uit een arme familie was kon hij zich geen duur materiaal aanschaffen en moest hij regionaal blijven optreden. Zo kon hij nooit hoger op geraken. Op een dag vond hij toch iemand die hem steunde en naar Parijs bracht om de Premier Pas Dunlop 1930 voor juniors te betwisten.  Dat was toen zowat de   ‘ Ontdek de Ster Wedstrijd’ voor beloften. Graillet  reed zeer goed en eindigde tweede, amper één metertje na de winnaar. Hij won daar een degelijke koersmachine. Zijn geluk was van korte duur. Amper één maand later te Belfort zou hij zwaar ten val komen tijdens een klassieker  die werd vervalst door de aanwezigheid van auto’s in de koers. Een onbekende chauffeur reed zijn nieuwe fiets kapot en verdween . Deze tegenslag betekende het einde. De ontgoocheling was te groot geweest. De oude visser bleef maar doorpraten, en toen ook ik iets wilde vertellen moest ik vaststellen dat Graillet eigenlijk voor 90% doof was. Daarom schreeuwde ik hard in zijn oor dat ik zou gaan eten in het buffet van het station, zoals hij me had aangeraden.  Ik legde hem uit dat ik uit een familie van ‘bourgeois’ kwam waar de jongens wel pastoor, leraar, ambtenaar of apotheker, mochten worden doch zeker niet wielrenner.

    ‘ Maar nu ben ik op pensioen en brengt mijn bicyclette me naar Rome’, maak ik hem duidelijk.

     Ik ben zeer gelukkig dat ik nog elke dag kan fietsen, zegt de oude Graillet.  Ik geraak samen met mijn hond nog altijd tot hier, ook al is mijn snelheid nu gedaald tot ongeveer 5km per uur. Als ik een vis pak, wordt die met kop en staart  door mijn hond opgegeten, maar ik heb deze week nog niets gevangen. ‘ Adieu, mon vieil ami’ zeg ik, terwijl ik nogmaals de hond wegduw die al een hele tijd aan mijn benen wil lekken.

    Het is me vrij duidelijk dat in het station , aan het buffet, al in geen jaren meer iets gebeurt en op zaterdag stopt er zelfs geen enkele trein meer.

    Dan maar verder tot Pouxeux, waar ik in een café twee Stella’s drink en brood eet met ‘paté maison’  en ‘ rillettes du chef’ . Met een gevulde maag op een warme steenweg zwalp ik verder tot St-Nabord. Daar ligt  langs de autosnelweg in de schittering van het zonnelicht een Hotel F1 , overnachting aan 149 FF. Ik bijt op mijn tanden, toon mijn sterk karakter en ik blijf in het zadel. Al mijn bidons zijn leeg. Ik heb dorst.

     

    Remiremont.  Chaotisch. Warm. Winkels. Toeristen. Mijn wielen brengen me achter de Abbatiale op een modern plein met fonteinen. Het water spuit er naar alle kanten.  Ik zak in mekaar op een veilige plaats in de schaduw aan de achterdeur van de kloosterkerk. Ik lig op een koele steen en weldra vallen mijn ogen dicht. Een uurtje later wordt mijn rust evenwel gebroken door hevig klokkenspel. Alle deuren van de veelhoekige kerk worden opengegooid want er vond zopas een sacrament van huwelijk plaats van een rijke familie die het Roomse geloof sedert generaties hoog in het vaandel draagt.  Alléén voor ceremonies van de hoogste graad gaan alle deuren van de Abbatiale open. Zo gebeurt ook met de achterdeur waar mijn fiets en ik kamperen. Een grote man met blonde haren gekleed in wit kleed afgeboord met kant jaagt mij weg . Ik ben maar een peregrinus, een vreemdeling, en onteer de heilige grond voor de kerkelijke deur. Onder het luide klokkenspel komen via alle openingen vele fiere glimlachende mensen naar buiten, allemaal in keurige nieuwe kostuums en kleedjes. Zo gedwongen, moet ik Remiremont verlaten. Mijn onweerstaanbare drang om verder te trekken is niet voldoende om te beletten dat ik in een supermarkt vanille-ijs met bosbessen eet  en ook een grote fles mineraal water koop. Dat maakt mij sterker en na een drukke steenweg, langs een spoorweg, langs de Moezel, over parkings, door industrieterreinen, kom ik eindelijk terug op een kleine rustige weg.

     

    Te Vecoux stop ik aan een winkeltje om er quiche, melk en water te kopen. In dit kleine dorp ga ik op zoek naar het afdak op de speelplaats van de school. De Symoens uit Gistel, zij die te voet naar Rome stapten en mij tot inspiratie dienen, waren in dit dorp in grote moeilijkheden. Schuilend voor de neergutsende regen werden zij daar urenlang gevangen gehouden. Zij begonnen aan alles de twijfelen,  aan de zin van het leven, aan het idee van tot Rome te gaan, aan zichzelf  en zelfs aan God die hen scheen verlaten te hebben. Ik sta nu voor dat afdak en tracht te voelen hoe diep de nood van mijn voorgangers moet geweest zijn op die natte, trieste dag. Het was hun dieptepunt. Er is daar anders niets bijzonders, alleen een stuk plank ligt er op de grond.

    Ik fiets verder tot Rupt.  Bij Alain Frech stap ik binnen. Dat is in een zaak waar dieren worden opgezet, vogels en viervoeters. Zuster en moeder zijn er, maar geen Alain. Hij is naar een voetbalmatch. Er volgt een kort gesprek met beide dames die me beloven de groeten over te brengen. Zij wijzen me ook de weg naar Patrick, een ander personage uit het boek  ‘Voetstappen  in de schemerzone tussen engel en beest’ van André Symoen.  Patrick,  ambtenaar van Waters en Bossen, is op dit uur hoog in de heuvels. Ik moet nu mijn 28 X 24 gebruiken en klauter omhoog tot waar de myrtilles groeien.. Wanneer het zweet van mij afdruipt en mijn hartslag davert, loop ik te voet verder.  Ik ontmoet een jonge kerel op een motorfiets en kom te weten dat ik niet op de goede weg ben. Na nog een hele tijd kom ik dan toch aan het huis dat ik zoek. Een auto en een bestelwagen staan er geparkeerd. Ik bel aan, heb de indruk dat er mensen in dat huis zijn. Maar niemand komt aan de deur. Ik trek mijn natte kleren uit en kleed me met een vers truitje en een trainingsbloes.

    Ik neem de tijd om te recupereren en ik schrijf een briefje voor de man die er niet is. Ik wacht nog wat en hoop dat die Patrick plots zal verschijnen, misschien wel met een geweer in de hand omdat ik toch iemand ben die daar rondsnuffel en niets te zoeken heeft. Op een terrasje merk ik een luie zetel met een grote badhanddoek. Ik ruik even aan de roze handdoek en besef dat er even te voren een vrouw heeft opgelegen. O, dus… en terwijl ik voel dat iemand zijn ogen op mij richt van achter de gordijnen van een venster … weet ik dat ik hier op een slecht moment ben gekomen. De kweker van blauwe bessen heeft een huis in de stad en een huis in de heuvels, hij is ambtenaar van bossen en van waters, hetgeen me laat vermoeden dat hij ook een  liefdesleven in twee delen heeft, één hier in de namiddag en één ander thuis ‘s avonds. Dus vertrek ik maar gauw. Ik speel de held niet en laat me langzaam de heuvels afrollen terwijl mijn fiets en bagage stabiel blijven. Zo bevind ik me wat later terug in  Rupt-sur-Moselle .  Op de N66 bereik ik weldra Le Relais du Benelux , een Logis de France met twee sterren.. Op een zaterdag mag ik wel in witte lakens slapen. Van de lieve vrouw van de receptie krijg ik Chambre 1.  Als ik me spoed mag ik ook nog eten . Ik kies dus een tafel,  bestel een menu , ga dan naar de kamer, was me vlug, kleed me in fantasiehemdje en jeans , en  zit dra terug rustig te wachten op mijn voorgerecht.  ‘Wat een keurige man’ , denken even de andere gasten, alhoewel  zij toch onverschillig verder eten. en drinken .

    Goede maaltijd, maar het kan beter in zo’n Logis de France.

     

    Op de muur van die eetzaal hangt een mooi plaatje met een wijsheid :

    ‘ Savoir voyager, c’est s’arrêter au bon moment …’

    12-12-2008 om 00:50 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    03-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ROME 1996 - LANGS DE MOSELLE.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LANGS DE MOSELLE.

     

    Omdat ik mijn was nog moet laten drogen wandel  ik wat rond op het grondgebied van Moulin de Varvinay.  Er zijn vele soorten eenden en er is leven overal, maar ik zie geen enkele mens. Ook niet in de keuken om 9 uur. Druppels lopen door het koffiezetapparaat. Ik neem zelf een bord, een mes, een tas, en melk uit de rijkelijk gevulde ijskast. De rest wacht al op mij op tafel. Terwijl ik brood knabbel zie ik tussen de gordijntjes Madame Oudinot  uit een schuurtje kruipen. Wanneer zij binnen komt is zij helemaal niet gestoord dat er een vreemde man in haar keuken zit. Bonjour, Madame. Ik betaal de rekening, en ik vul mijn bidons met gesuikerde koffie en  met gewoon kraantjeswater.

    Op weg naar Lac de Madine rolt  mijn fiets heerlijk in de vroege zon.


    Langzaam ontplooit zich  in mijn kopje een gedachte. Een meer heeft een naam, een hond, een kat , een boot, een voetbalclub, een dancing, hebben een naam … en waarom zou mijn fiets geen naam mogen dragen ?
    Ik vaar doorheen boomgaarden met pruimen. Opeens wordt ergens onder mijn petje, tussen mijn oren , dé naam voor mijn lieve tweewieler geboren.  ‘Olive Green’, groen  zoals de mirabellen nog zijn, olijfgroen zoals de verf die de fietsenmaker Vlerick uit De Pinte op mijn kader spoot, Olive zoals de naam van het liefje van Popeye,  zal het worden. Stop.  Fiets, … ik doop U  - en volgens de Mechelse Catechismus moet dit niet altijd met wijwater –  in de naam van de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest, en gij zult de naam van Olive Green dragen , tot in de eeuwen der eeuwen. Amen. Met mijn bidon besprenkel ik mijn tweewieler  met wat druppels kraantjesvocht uit de molen.

     

    Ik ben zeer sterk in mijn benen, door de goede kost van de vorige avond en door het trappen met klein verzet sedert de start van deze tocht. Ik rijd enkele vakantiegangers voorbij. Het zijn Hollandse dames. Ik schreeuw met zware stem  :  ‘ Vooruit, meisjes, borstjes naar voren, neusjes in de wind, knietjes bloot en omhoog… hup, hup, hup, … ! ’ Tijdens de beklimming van La Butte de Montsec stappen die vrouwen allemaal van hun fiets . Ik kom heel gemakkelijk boven en storm tegen 54km/u terug bergaf. Oppassen, goed rijden vandaag wil nog niet zeggen  dat je tot Rome geraakt. Pech of valpartij kan ook gebeuren. Lahayeville. Dit is maar een gehucht met zesentwintig inwoners. Een kerkje en een haag, hier moet ik zijn omdat de mensen voor mijn peace mobiel ervaring van vandaag er wonen.

     

    Ondertussen zal de lezer van dit reisverhaal zich wel al hebben afgevraagd, ‘ Maar wat komt die peace mobiel toch altijd doen op zijn weg ?  ‘  Wel,  nu volgt de uitleg :

    ROMA  CAPUT  TERRAE  was en is nog een enorme magneet die alle soorten mensen aantrekt . Eens in zijn leven moet een echte man de eeuwige stad bezoeken. In vele talen bestaat de uitdrukking  ‘ Alle wegen leiden naar Rome’  en ik moest dus ook eens naar Rome, al vanaf het ogenblik  dat ik wat Latijn leerde op de middelbare school.  Maar het zou toch lang duren,  tot na mijn twéé en vijftigste verjaardag, alvorens ik dit  zou gebeuren. Natuurlijk boden in 1996 luchtvaartmaatschappijen en reisagenten betaalbare tickets aan , en kan Rome ook per trein of per auto worden bereikt. Maar op zo’n manier op weg naar Rome gaan is van weinig betekenis, en gaat veel te vlug.

     

    Het onderweg zijn naar Rome is iets helemaal anders. Langzaam stap voor stap, minuut na minuut, op de nog nauwelijks herkenbare heirbanen de richting zoeken, afscheid nemen en voor lange tijd in het niets verdwijnen, alléén zijn met jezelf  om wat orde in je hoofd en in je hart te krijgen. Dat is wat een pelgrim gelukkig maakt. Doorheen de landschappen en steden het tijdloze, het immateriële ervaren daarvoor is minstens een periode van veertig dagen nodig, een Bijbelse duur. Toch zal het nog te kort zijn, want zelfs een maand is in de eeuwigheid van de miljoenen lichtjaren amper een flits.

    Op een dag heb ik ontdekt dat twee mensen uit Gistel te voet naar Rome waren geweest en er een boek over hadden geschreven. ‘ Voetstappen in de schemerzone tussen engel en beest’ . Nadat ik tweemaal dit boek had gelezen, viel mijn beslissing. Rome zou mijn streefdoel worden voor een grootse fietstocht waarmee ik mijn bezigheden van derde leeftijd zou aanvangen. Ik besloot van identiek dezelfde weg  te volgen als de echtgenoten Symoen, de voetgangers uit Gistel, althans tijdens de eerste week tot in Zwitserland. Ik wilde niet alleen de landschappen, de steden en dorpen, de gebouwen zien, doch ook de mensen die in het boek stonden beschreven. De voetgangers Symoen droegen een boodschap van Vrede met zich mee. Onderweg verspreiden zij hun christelijke overtuiging, en zochten zij ook naar de gastvrijheid die vroeger langs de pelgrimsroutes bestond. Die pelgrims uit West Vlaanderen  reisden met een stootkarretje, speciaal gemaakt voor de tocht, met remmen, elektronische kilometerteller, lichte koerswielen. Dit hulpmiddel om hun bagage te vervoeren, terwijl zij stapten, werd de peace mobiel genoemd. Met als leiddraad de stappen van de voorgangers uit het inspirerende boek en  ook van nog ontelbaar vele andere vroegere voetgangers , beweeg ik me  verder en ik wil ook iedere dag mensen uit het boek in de werkelijkheid even ontmoeten.

     

    Terwijl ik wat uitblaas  komt er een postbode aangereden in een autootje.Betere informant om Antoine en Pierrette te vinden is er uiteraard niet.De mensen die ik wil ontmoeten wonen achter de mooie haag aan de overkant van de straat. Ik babbel nog wat met de postman over de verhouding in mijn land tussen de Post en de Spaarkas, over de privatisering die mij als 52-plusser liet afvloeien zodat ik nu kan rondfietsen terwijl andere venten moeten werken.Ik klingel aan de bel. Pierrette staat voor mij en weldra ook Antoine. Nadat ik mezelf heb voorgesteld en het boek van Symoen toonde, barst hun vriendelijkheid open. Weldra zit ik aan tafel met een aperitiefje voor me en ik moet ook genieten van het middagmaal samen met hen .Op het menu staan tomaten uit eigen tuin, scharrelkiek met snijbonen, brood, wijntje, water, koffie en taart. Urenlang duurt dit tafelen, want stukken uit ieders levensverhaal worden verteld. Mijn gastheren zijn zeer gelovige mensen, die vaak naar Paray-le-Monial gaan, om daar Het Heilig Hart van Jezus te vereren. Ik vertel natuurlijk dat ik als kwajongen elke maand in opdracht van mijn vader de kaarten van de Bond van het Heilig Hart heb moeten ronddelen in een deel van mijn parochie, kaarten waarop die ‘ijveraars’ een stempeltje kregen wanneer zij op de eerste vrijdag van de maand naar de vroegmis gingen.Het is al voorbij vier uren, wanneer ik me uit hun greep kan bevrijden. Hun ogen volgen mij tot wanneer ik achter een bocht in het landschap verdwijn terwijl ik nog eens naar hen wuif. Het is koeler geworden en ik besef dat ik nog maar amper 22 km  heb afgelegd.  Te Lucey, waar een microklimaat bestaat zodat er wijn ranken bloeien, wil ik nog André Bouchot ontmoeten, een voormalig gevangenisbewaker die zich op pensioenleeftijd nog omschoolde tot wijnboer. Het is een bekend man te Lucey. Hij staat trouwens op straat te babbelen met een groep mensen wanneer ik zijn adres bereik. Kort is de ontmoeting, stevig de handdruk, groot zijn emotie wanneer ik vertrek nadat ik hem had uitgelegd dat hij , in een Vlaams boek wordt beschreven als een  joviaal en gastvrij man.


    Verder naar Toul. We komen aan op de Place des Trois Evêchés, aan Hotel-Café des Sports. Schitterend is daar de fontein en mooi zijn de dichtbevolkte terrassen. Hier bloedde in het verleden al eens mijn hart.

    Tijdens een driedaagse tussen Waremme en Gérardmer  met  Ely Deprez overnachtten wij in dit Hotel. Mijn voorwiel werd toen gestolen en vermits onze rekening al betaald was kon ik toen niet rekenen op hulp van de uitbaters om enige informatie over de dief te bekomen. Vier duizend en twee honderd dagen later , met het litteken van die diefstal  nog altijd gebeiteld in mijn brein, sta ik weer op dat plein te Toul. Want mijn voorwiel was niet zo maar een goedkoop ding. Ik had er duizenden kilometers mee gereden, legendarische cols beklommen, en ik was er zelfs mee tot boven op de Teide van Tenerife geraakt. Op datzelfde moment, wanneer ik daar sta op dat kruispunt, stoppen er twee fietsers met bagage en ook zij  dragen een schelp op de voorkant van hun stuurtas !   Zijn dat echt mannen die naar Santiago de Compostela fietsen, of is dit een fata morgana of een droom ? Ik stap naar hen toe, reik hen de hand. Zij zijn van vlees en bloed, zweten, drinken aan hun bidon, fietsen met Sachs  en zij komen uit Keulen, waar het op deze zomeravond misschien wel zou kunnen donderen. Zij reden 4 X 100 km  en ik reed  5 X 80 km , en dat is gelijk en 400 km. Het is normaal dat wij aan dit kruispunt samenkomen. ‘ Bitte, wollen Sie eine Kerze für mich brennen in Santo Domingo de la Calzada….?’ vraag ik. Een van beide wil graag met me praten, maar de andere, in blauwe windjak, is vol stress en snuffelt in zijn documentatie. Ik geef hen de raad van niet te logeren in Hotel-Café des Sports en vertel mijn slecht wedervaren. Ik verzeker hen dat de Heilige Jakobi  wat beters heeft voorzien een weinig verder , voorbij Toul.  ‘ Ultreïa …. Immer weiter  geht der Pilger ..! ‘      Ja, zij waren echt, zij sprongen weer op hun fiets en reden verder, die pelgrims uit Keulen.Wat een zoete wraak voor mij. Dit was een teken van de Matamoros.Opgewekt draai ik de bladzijde Toul om.

     

    Het fietspad langs de Moezel biedt mij opperste fietsgeluk. De avond valt weldra over het water en over het groen.  De pedaalridder die ik ben komt langs vele dorpen, bruggen, kruispunten. De wegen zijn zeer goed. Maar het landschap wordt onzichtbaar, want  stilaan bedekt door de mantel der duisternis. Langs een berm aan het water duw ik mijn fiets van de weg af. Ik vind er een plaats om wat in mijn slaapzak te rusten. Zo blijf ik liggen op een grasveld, mijn benen recupereren, maar mijn kop blijft wakker. Ik observeer de sterren en luister naar de nachtelijke geluiden. Spartelende vissen, zoemende insecten, nachtvogels en vleermuizen, beestjes die copuleren of mekaar opeten. Wezens in de nacht, otters misschien, waterratten zeker, eenden, kikkers, egels, en ik de pelgrim , die zalig ligt in het gras, vochtig door de fijne dauw. Maar het zandmannetje komt niet langs. Ik sta terug recht en pak mijn spullen weer samen. Ik voel me nog fit en met goede snelheid vorder ik door de nacht. In een dorp prikkelt de geur van vers gebakken brood mijn neusgaten. Aan een overdekte bushalte stop ik en ga er op de bank zitten. Ik ontkurk er een fles rode wijn .Enkele slokken moeten me sterk maken. Even later is de fles nog half vol , of half  leeg volgens zienswijze,  en wanneer ik mijn de drinkbus op mijn fiets met wijn vul is zij leeg.


    Mijn eenzame ziel rijdt voorbij een bar-cabaret, een oord van verderf, een lamp voor  mannelijke nachtvlinders.  Er staan nog enkele wagens op de parking, het feest is er nog niet voorbij. Zou ik het aandurven om daar een glaasje te gaan drinken ?  In korte broek en met blote benen ?  Wie weet wat er me te wachten staat !  Door andere drank op die rode wijn zal ik toch maar moeten kotsen. Braaf fiets ik verder en er komt een bergaf die me weldra ver van deze verleiding brengt.

     

    Te Nomexy  zie ik het uur op de kerktoren, en ik vind dat ik toch nog recht heb op een slaapje.  Op het kerkplein is er een vaderlands monument voor de gesneuvelden. Het is omgeven door een ijzeren afsluiting, bloemen en struiken.  Het is er proper en droog.  Op de grote platte steen leg ik mijn plastiek en mijn slaapzak. Mijn schoenen en mijn sokken plaats ik tussen de rozen. Olive Green keten ik goed vast. Ik geeuw eens en verdwijn in het dons van mijn slaapzak. Drie minuten later weet ik niet meer of ik te Nomexy ben, thuis, te Rome of in Las Vegas. Zo slaap ik lekker tot 07.30 u. Geroezemoes maakt mij wakker. Ik hoor stemmen. Ik kom terug op deze wereld, mijn mond smaakt naar rode wijn, mijn ogen gaan open . Ik zie op vijf meter dat een oudere man en twee vrouwen naar me gluren. Zij schudden het hoofd en zeggen ….                 ‘Tiens,…voilà un clochard… qui dort …non, ..eeeek… il se réveille … !  ‘

    03-12-2008 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - Langs de Maas in Frankrijk.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LANGS DE MAAS IN FRANKRIJK.

     

    Met mijn fiets slapen was liefdevol geweest tijdens deze regenachtige nacht. Ik ben vroeg wakker. Le Lac Vert is prachtig, gezwollen door regenwater. De vissen zijn er gelukkig. Ik geef mijn fiets een flinke poetsbeurt met mijn onderlijfje van gisteren dat ik tot vod bevorderde.  Ik toer nog even door de camping en ik zie vlees van mollige dames die pas wakker werden. Mijn lieve Olive en ikzelf  kreunen en kraken bij het begin van deze dag. Met een beetje olie op de ketting, na het rechttrekken van de spatborden, het bijpompen van lucht in de banden en het aanspannen van de riempjes, verdwijnen de schurende geluidjes en is het weer een gelukkig man die door het landschap vordert.

    Brieulle in de ochtend, het postkantoor wordt geopend en ik koop er wat zegels.Elders bij een oude kruidenierster vind ik mineraalwater en een quiche met spek.Ik informeer naar Michel Lesanne, voor een peace mobiel opdracht, maar die burgemeester is op vakantie. Toch rijd ik naar zijn villa waar ik een briefje voor hem achter laat, na kort gesprek in de tuin met zijn schoonouders.

    Ontelbare dorpen, soms met welluidende namen, volgen nu op mijn route. Verdun nadert rond het middaguur. Ik zie een restaurant met reeds veel wagens op de parking. Ik fris me op alvorens naar binnen te gaan, om niet meer naar zweet te ruiken. Ik vraag een plaats, doch de juffrouw verklaart me dat alle tafels zijn gereserveerd  en dat het niet gaat.  Word ik geweigerd als kleurling door mijn bruine armen en benen van fietser, of als Jood door mijn felle neus en scherpe gelaatstrekken , of als Hollander door mijn zwaar bepakte fiets ? 

    De heren in hemd met das en creditkaarten eten er verder. Ik moet ophoepelen met mijn fiets, enigszins ontevreden, maar dan besef ik dat langdurig en duur tafelen in het midden van zo’n schone dag toch geen goede keuze zou geweest zijn. Nabij het Memorial van Douaimont stap ik echter toch binnen in een wegrestaurantje waar ik crudités, escalope de dinde, Badoit en vin rouge bestel.

    Na deze rustpauze volg ik de pijlen van Memorial de la Paix.  In de zwoele warmte is een klimmetje in volle stadsverkeer zeer moeilijk, en de wijn en het eten in mijn buik doen me hijgen en zweten. Op de trappen van het Museum van de Vrede  is het lekker en ik ga er vredig zitten voor een korte siësta. Daarna loop ik het gebouw binnen. Een goed geklede deftige Madame zit er achter de balie. De entreeprijs is hoog. Studenten, militairen, groepen, gepensioneerden, jongeren, krijgen er een flinke korting. Doch niet ik. Want ik, de pelgrim, behoor niet toch enige bevoordeelde klasse. Langs de gebouwen van het bisschoppelijk paleis fiets ik tot op een balkon waar ik een mooi uitzicht heb over de befaamde stad Verdun en ik ook de ingangsdeur van de Jeugdherberg ontdek. Nadien probeer ik het klooster van de Karmelietessen te vinden. Dit zijn twee goedkope mogelijkheden om te overnachten in volle stad. Het is nog te vroeg om dit te regelen. Gekomen aan het Fort van Verdun wil ik wel bezichtigen, maar er is blijkbaar geen veilige plaats om mijn fiets met bagage  op te bergen. Er lummelen daar trouwens rare kerels rond die ik niet vertrouw.  Aan een geldautomaat van een grootbank test ik een van mijn kaarten waar een scheurtje in is. Het geld wordt me geleverd.  Merci beaucoup .

     

    Te Verdun werden hoofdstukken van de Europese geschiedenis geschreven. Tijdens het vreselijke oorlogsjaar 1916 woedde de Slag van Verdun en sneuvelden 360.000 Fransen en 335.000 Duitsers. Verdun was lange tijd een vrije stad bestuurd door kerkelijke machtshebbers. Pas in 1648 werd de stad deel van het koninkrijk Frankrijk. Uit die tijd van Louis XIV en van Vauban dateren de stevige muren die overal in de stad opduiken. Maar nog vroeger, in 843, was er  Het Verdrag van Verdun. Toen werd het erfgoed van Karel De Grote, hier uiteraard Charlemagne, verdeeld in drie stukken en dit had eeuwenlang grote politieke gevolgen. Clovis heerste ook over de stad vanaf 502, en Verdun was een Oppidum  in de tijd van de Romeinen en de Galliërs. Reeds in het begin van onze beschaving waren de oevers van de Maas door mensen bewoond.

     

    Na een halve dag in deze stad moet ik verder rijden. Ik volg weer het Canal de l’Est . Er rijden veel wagens. Mijn bloedcirculatie is niet goed. Ik heb slapende gevoelloze tenen. Daarom stop ik, doe mijn schoenen uit , masseer wat mijn voeten, doe verse kousen aan, knoop mijn sportschoenen wat losser. Het euvel is weldra verdwenen en ik voel me terug beter.Vissers zitten rustig aan de waterkant. Zodra ik een brug zie, beslis ik van op de onverharde weg te rijden langs de kant waar zij zich ophouden, want op de drukke steenweg waarop ik vorder, was het onaangenaam gevaarlijk. Langs de idyllische kant van het kanaal, tussen het groen, hobbelt het wel erg en soms zijn er ook putten, stenen, takjes, vuil . Ik stop en verdwijn achter de struiken om mijn grote behoefte te doen. Ik deponeer evenwel alles netjes in een vuilbak en was me met mineraalwater uit mijn bidon. Tijdens deze bezigheid verlies ik mijn handschoen, maar nog erger was dat ik mijn portemonnee zie bloot liggen op mijn tas aan mijn rechterwiel. Deze was uit mijn stuurtas gegleden tijdens het nemen van toiletpapier. Ik vind de handschoen terug. Ik krijg het opeens warm . Ik dank de heiligen Christoffel, Antonius, Jacobus en ook mijn engelbewaarder dat mijn 300 Franse franken niet in het gras vielen. Zonder hen geraak ik echt nooit tot in Rome als ik me blijf als een verstrooide dommerik gedragen.Ik kom in het dorp Lacroix. In  Rue du Port  zouden daar  Remy en Martine wonen die ik wil groeten. Doch ik vind geen straat met die naam. Op een pleintje staat een telefooncel. Enkele geldstukken laten mij toe een babbeltje te slaan met een andere Martine, mijn dochter tot wanneer de toon ons scheidt.

     

    Te Lacroix verlaat ik de Maasvallei en sla af naar links. Het landschap begint duidelijk te veranderen. Ik ben in het Parc National de la Lorraine gekomen.Het jubelende geel van de zonnebloemen, de onmetelijke velden, de verre horizon, landbouw, bomen, klaprozen en grote rollen stro, want op het einde van de augustusmaand werden de granen reeds geoogst. Met verdienste wring ik nog vele kilometers uit mijn tweewieler. Na 80 km op deze dag kom ik aan een vijfsprong zonder wegwijzers.  Stop.  Heel landelijk. Ik snuif de zoete lucht van het mooie Lorreinen. In het Oosten daalt de zon. Een verdwaalde pelgrim moet zich steeds op de zon richten. Af en toe ligt ergens een eenzaam erf. Ik hoop nu van een gelegenheid tot overnachting te ontmoeten, een camping, een hotel.Daar staat eindelijk een bordje met een pijl en  “ Gîte Rural ” .Ik twijfel niet en rijd kordaat naar de hoeve in de verte. Een kat en een langharige hond zijn getuigen van mijn aankomst. Een vrouw staat weldra voor me en ik ben welkom voor avondeten, overnachting en ontbijt.Er zijn daar zestig bedden verdeeld over vele zolders en er is geen nood aan wasgelegenheden.

    Een half uur later en het is dan al  21u ’s avonds betreed ik de rustieke keuken waar de gastvrouw me verwacht om te eten. Het is er onvervalst, rommelig, gezellig. Twee mannen zitten reeds aan tafel. Zij zijn van den huize en ik ben de wildvreemde. Uit een grote kasserol krijgen we alle drie  grote porties. We eten tomaten met olie en azijn, grof stokbrood, rode wijn, stoofpot met aardappelen, witte kool, diverse worsten, artisanale yoghurt  en dan volgt nog een straffe druppel illegaal gestookt van mirabellen en suikerriet. De mannen zijn de broers Bertrand, en de vrouw komt uit de familie Oudinot.

    Vijftien jaren eerder kwamen ook zij hier voorbij, niet per fiets zoals ik, maar tijdens een lange wandeltocht met zware schoenen en rugzak. Zij woonden toen aan de andere kant van het land. Zij zagen dat deze vervallen molen te koop was.  Het was toen liefde op eerste zicht voor dit geheel van land, struiken, water, moeras, gebouwen, waterrad. Zij konden dit kopen en begonnen met de restauratie die nog steeds bezig is. De echtgenoot Bertrand-Oudinot, die zowat een dubbelganger van André Van Duin schijnt te zijn, geeft de indruk van onhandig en dom te zijn , maar hij is eigenaardig genoeg een man van vele stielen en die ook reeds in vele landen verbleef. Hij was nog nooit is België, maar wel al in Vietnam, Noorwegen, Ecuador, Canada.  Als zelfstandige aannemer van kleine werken, loodgieterij, centrale verwarming, elektriciteit, werkt hij hard en veel. Maar plots dan valt hij stil, krijgt hij een eigenaardige drang in zich, moet hij stoppen, en dan vertrekt hij voor een maand met zijn rugzak.  De andere man is zijn ongehuwde broer. Hij is een weinig mentaal gehandicapt. Hij is wel een goede knecht en helper, verzorger van dieren,  maar kan helemaal niet met mensen omgaan. Het gesprek aan tafel  telde vele hoofdstukken, en was boeiend.

     

    Met een stevige handdruk nam ik afstand van deze broers. In zekere euforie door de gezellige avond en door de alcohol strompel ik naar mijn zolder. Grote mensen  botsen daar met hun kop tegen een balk. Maar ik kon nog net te grote schade vermijden en zonder buil op mijn kop laat ik me op de witte lakens vallen. Ik zou al willen slapen, maar ik moet toch nog even mijn kledij van fietser uitwassen. Ik  ledig ook op dit late uur een karton AA melk van één liter. Ik lig alleen op de zolder van Moulin de Varvinay, maar ik slaap niet, of dan maar een beetje want ik kruip meerdere malen terug uit het bed om te gaan plassen, en tik, … tik, …tik,… op de metalen bodem van de douche vallen één na een druppels uit mijn vochtige koersbroek die op een koordje hangt dat ik had gespannen .Ik laat te Varvinay het licht op de zolder branden. Voor de gasten van de ‘Gîte Rural’  ligt er een groot boek waarin zij wat mogen schrijven of tekenen indien zij dit wensen.

    Is deze plaats echt of ben ik reeds aan het dromen ?

    Het grote boek glijdt weldra toch uit mijn handen en ik ruil deze wereld voor de diepten van de nacht.

     

     Mijn  engelbewaarder leest wat ik heb geschreven :

     

    ‘ Sur les mille chemins qui mènent à Rome, je m’en allais sur ma bicyclette olive verte, lorsqu’à la veillée du quatrième jour, le hasard qui fait bien les choses, m’a fait découvrir au bord d’un ruisseau large Le Gîte du Moulin des Bertrand-Oudinot. Merci pour la bonne nuit et les nouvelles forces.  Wilfried Journée - pèlerin à la coquille- Landen (Belgique) ‘ .

    30-11-2008 om 23:54 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    25-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De Derde Dag.

    DE DERDE DAG.

     

     

    Niet de derde man, niet de langste dag, wel de derde dag …  op weg naar Rome.

     

    De werknemers rijden reeds met hun wagen naar Charleville-Mezières en in de ochtend ben ik al aan het fietsen  tot wanneer ik stop voor ontbijt.  Ik haal mijn Franse franken boven voor een  zwarte koffie,  een croissant, een broodje met kaas  en een blikje cola.  De dame uit de snackbar is een vlijtige bij.  Zij oogt leuk , zelfs zo vroeg nog op de dag,  allochtone van de tweede generatie,  Afrique du Nord.  Ik  maak een babbeltje, doch een klant komt binnen voor koeken  en onze kennismaking wordt afgebroken.  Ik vertrek dan maar.  Ik merk dat de diverse sensatiebladen  frontpagina nieuws over België brengen , maar ik wil er niets van weten .  Ik volg de éénrichtings naar Verdun en ik hoop van weldra terug de Maas te zien die ik stroomopwaarts wil volgen.  Mijn banden schuren over de D764. Nu fiets ik op verschillende toeristische circuits, aangeduid door verkeersborden :  ‘ Itinéraire des Fortifications”, “ Itinéraire Ardennes-Eifel” , “Itinéraire Rimbaud-Verlaine” . 

    Lieflijk groen is het landschap, golvend, zuurstofrijk. 

    Leve het vervroegd pensioen !   Wat een heerlijke dag !

     

    Tussen de twee wereldoorlogen gebeurden er rare dingen  in de Tour de France, wanneer de rit langs Charleville passeerde.  Eerst waren er die acht edities van de gigantische tocht  tussen Metz en Duinkerken in de heroïsche twenties toen was de stad aan de Maas maar een tussenpunt.  Later werd deze zware etappe, vaak met tegenwind en  langsheen plaatsen waar oorlogsleed nog goed zichtbaar was, gesplitst in twee aparte ritten, met Charleville als scharnier.  Dat gebeurde elfmaal op een rij tussen  1927 en 1937.

    De aanval van Firmin Lambot in 1919 was geweldig .  Hij speelde dood of levend en won.  De Antwerpse Waal was reeds de avond te voren vertrokken voor deze Metz-Duinkerken over 468 km die hij zou rijden in 21 uur, 4 minuten, en zevenendertig seconden. Hij reed als een krankzinnige, op gevaar van zich armen of benen te breken.  Eugène Christophe, de beroemde pechvogel , nam risico om  Lambot te counteren,  maar hij viel en brak zijn fourche  zodat hij  in dat geweld ook de Tour van 1919 verloor en de gele trui moest afstaan.

    In 1929 was er te Charleville grote ruzie tussen de inrichters , met aan het hoofd Henri Desgrange, en de sportbestuurders van de deelnemende ploegen van  de fietsconstructeurs.  Deze woordenwisseling was bitsig en nijdig dat zij zou leiden naar een grote verandering.  Een jaar later werd de Tour betwist met landenploegen, een totale verandering die nodig was om te beletten dat combines de sportieve uitslagen  zouden blijven vervalsen. Het idee voor een heel andere Tour werd geboren te Charleville.In 1936, op 8 juli te Charleville, verliet  de zieke Desgrange de Tour de France. Jacques Goddet nam zijn plaats.  De legendarische grote baas van de Ronde zou nooit meer terugkeren.

    In 1931 te Charleville.  Gele trui Antonin Magne kan niet slapen . Hij leest een aantal telegrammen van zijn supporters.  Zo komt in zijn hand het alarm van een Fransman die te Menen in het sportcafé van Rebry een pint had gedronken. De Franse spion waarschuwt Antonin dat de Belgen tegen hem een groot offensief plannen tussen Charleville en Duinkerken.  En, inderdaad, Demuysere en Rebry trekken vroeg ten aanval langs de moeilijke wegen van het Noorden.  Maar een alerte gele trui drager kan  de twee flandriens volgen . Magne stak een groter verzet op en nam meer eten en drinken mee dan normaal. 

    Charleville 1935.  Dit is een Tour die werd gereden rond Frankrijk zoals de wijzers van het uurwerk en met enkele bijzonderheden .  Zo kunnen opgevers uit de nationale ploegen vervangen worden door landgenoten die vertrokken als individueel.  Zo wordt te Charleville de Landenaar Antoon Dignef overgeheveld naar de nationale ploeg waar hij knecht speelt voor  Romain Maes.

     

    Mijmerend blader ik zo in de encyclopedie van de wielersport  die in mijn kop steekt, tot een plotse stortbui me doet schuilen.  Van onder een boom bewonder ik het prachtige panorama van de vallei van de Maas. Sedan nadert.  Mijn reisroute wijst me nu naar de D6.  Wadelincourt .   Pont - Mauquis.  In deze gemeente stop ik om  Duranton te groeten, de socialistische burgervader, een joviale man die goed is voor pelgrims.  Ik maak er een praatje op het gemeentehuis met zijn secretaresse, want de burgemeester is op dat uur afwezig. Mijn bezoek kwam sympathiek over. Ik koop druivensap en een fles water van St-Amand.  Mijn tempo is goed en weldra ben ik te Mouzon, een oude nederzetting van de Romeinen, op de Romeinse Weg naar Trier.  Op de muur van een schuur zie ik een kader met een landkaart .  Ik rem, stop, drink, eet, en  zet mijn leesbril op om goed die landkaart te bekijken. Terwijl ik dat doe komt er een kleuter aangehuppeld. Hij bewondert mijn fiets, mijn trui, en mijn pet.Ik geef hem enkele rode ballonnetjes en vraag hem of hij later zal wielrenner worden.

    Maar een oude man komt kwaad aangelopen . Met een rare toon vraagt  hij  :  ‘ Vous cherchez quelque chose ? ’ ‘ Oui… ! ’ antwoord ik . Ik zoek de Romeinse weg.  ‘ Vous y êtes …’ zegt hij . ‘ Cela ne m’étonne pas, car cette grange est déjà très vieille.  Est-elle du temps des romains … ?  ‘Dit om te wijzen naar de belabberde staat van het erf waarover de oude man wellicht een leven lang de plak heeft gezwaaid als een haan op een mesthoop. De Mouzonse grootpa grijnslacht, en tegen het kuikentje kleinzoon dat zich ondertussen aan zijn been heeft vastgeklampt fluistert hij terwijl zij terug het huis binnengaan : ‘ Viens, c’est ainsi que l’on fait des mauvaises rencontres … ‘Wellicht las hij net in de krant over Dutroux, Julie en  Melissa … pedofielen en is zo’n  rare Belg met baard en wielen …  toch wat verdacht .

     

    We volgen de D 964.  Terwijl de Maas nooit ver is. We schuiven over de hellingen.Ergens moeten we toch even stoppen en uitpuffen, drinken en plassen.  Ik sta op een parking en bestudeer een bord met informatie.  Ik waan me even terug te Landen, aan Sinte Gitter, aan de bakermat der Karolingers.  Een pijl wijst naar een  plaats waar opgravingen gebeurden uit de Gallo -Romeinse tijden.   Onder een plastieken dak zijn er overblijfselen te zien van muren van een oude tempel.  Heidense erediensten aan de goden werden er gehouden.  Maar mijn studie in de Gewijde Geschiedenis wordt onderbroken omdat een grote behoefte zich meldt in mijn onderbuik. Ik spurt even weg langs het voetpad, duik in het welige groen op voldoende afstand van de heilige plaats. Er zijn daar zeker dikke vliegen die alles zullen opeten. Maar ik aarzel, houd me in.  Ik blokkeer .  Gallische en  Romeinse Goden heb ik zeker nodig om veilig tot Rome te geraken.  Hier kakken zou heiligschennis zijn.  Ik kom terug aan mijn fiets, die ik los keten. Plots hoor ik mijn naam roepen  ‘ Wilfried …’ .Ik kijk op en zie niemand van kennis in de buurt. Droom ik  ?   Hoor ik stemmen door het felle zonlicht in mijn nek  ? 

    Is het een heidense God die mij roept, of komt dit geluid uit mijn overvolle dikke darm ?  Ik frons mijn voorhoofd  en vind dan toch dra de uitleg. Achter een haag zijn er enkele schommels voor kinderen.  Een jonge man roept op een kwajongen.  De kleine heet toch wel Wilfried zeker, een zeldzame voornaam in Frankrijk.  Ik ga tot bij de twee aan de schommels, laat mijn voornaam zien op mijn identiteitskaart.  We lachen. Is dit  een teken van de Romeins-Gallische Goden  ? Hoe is het mogelijk dat precies nu en hier  een oude en een jonge Wilfried zich ontmoeten in het grote Frankrijk ? Om dit te vieren geef ik drie rode opblaas balonnetjes aan Wilfriedje.  ‘ Cela te fera des poumons, et c’est bon pour faire du sport quand tu seras grand … !’ Nu komt er ook een meisje bij met twee kleine meisjes. Allen samen  zijn het twee studenten die als vakantie job  moeten letten naar drie kinderen.

     

    Even later fiets ik terug op de hoofdweg, maar een tijd lang volg ik ook een pad tussen bloemen, fruit en tomaten, met veel geuren en kleuren. Ik weet niet meer waar ik ben.   ‘ Le chemin pour Inor, s’il vous plaît …, ‘Zut, het was wel mooi , doch ik reed zes kilometers te ver en moet terug.De Maas kronkelt er  en vroegere overstromingen zorgden er voor goede grond.Ik kan niet nalaten  om te eten van appeltjes, pruimen, en vooral braambeien.Inor, eindelijk.  Drie uren ’s namiddags. Zal ik hier een peace mobile opdracht  proberen in het gemeentehuis ? Neen, één per dag is genoeg, meer moet echt niet.Inor ligt aan  Le Canal de l’Est . De Belgische grens is nu al ver achter ons, en omdat het  goed warm is  voelen we al iets van de charme van  ‘ la France profonde’ . Op een plein achter de kerk vloeit water rijkelijk door een stenen wasbak. Er zijn banken, bomen, gras, schaduw, vuilbakken.  Dit is een plaats die uitnodigt voor een dutje.  Eerst loop ik nog wat rond. Ik kom aan  ‘ Le Faisant Doré’ een Logis de France en ik    heb veel goesting om  er te logeren.Niet doen, man, … je bent een zwerver, een pelgrim, en dat is je grote geluk  !Ik beslis van twee uren te rusten omdat mijn dag al goed gevuld was.

    Met het vele water doe ik een wasje.  Ik kruip ook in een verlaten huis . Na het eten van pruimen en ander fruit maak ik daar een hoopje hoger dan dat van een grizzly.Ik was mijn lijf, maar mijn naaktheid is niet naar de zin van een dame die met haar hond rond het plein wandelt. Ik smeer zeep over mijn kop, mijn bovenlijf, mijn intieme delen, benen en voeten. Met grote scheppen water uit mijn handpalmen spoel ik alles af met het frisse water van de dorpsfontein. Ik wrijf me droog  en ik doe nieuwe kledij aan. Ik leg me op de bank, en enkele tellen later snurk ik als de reus uit het sprookje. Mijn was droogt in de zon en hangt aan een koord die ik gespannen heb tussen mijn fiets en een boom.  Pas om half zeven zal ik terug vertrekken.

    Te Stenay aangekomen in de haven, schijnt de zon mooi over het kanaal en in het avondlicht zie ik beelden die zijn weggelopen uit een schilderij van Monet. Op het Office du Tourisme krijg ik een heerlijke glimlach, maar ook info over Meuse-Ardennes  en een  regionale wegkaart. Ik fiets een rondje in Stenay en koop er proviand voor mijn avondmaal. Ik wil eten aan de haven omdat het daar zo heerlijk is, en  banken en tafels komfort bieden langs de waterkant. Op mijn menu staan :  Vin du patron, Camembert, bier, baguette, melk, patat,schuifjes worst, augurkjes.De glimlachende dame uit l’Office komt me nog even groeten en feliciteert mij omdat ik promotie maakt voor haar haventje, door me te gedragen als een levensgenieter.

     

    Ik moet even over enkele bruggen en daarna vervolg ik mijn route langs verschillende boerendorpen.  Veel bloemen aan de muur, maar ook zeer veel koeienvlaaien op het wegdek ; kilometers die zich opstapelen, en trappen maar tijdens deze zomeravond. Aan het kruispunt te Doulcon  bekijk ik mijn wegkaart.  Ik kom weldra aan  Le Camping du Lac Vert  te  Dun sur Meuse  waar ik mijn tentje mag opstellen voor  22 Franse franken.   Nu besef ik dat ik zeer moe ben na deze Ardennen tocht.  Tijdens het monteren van mijn binnentent kom ik op het goede idee van deze scheef aan te hechten zodat er meer plaats vrijkomt buiten mijn slaapkamer, zodat ik mijn fiets kan neerleggen onder het tentzeil. Vanaf deze camping zullen rijwiel en berijder samen in dezelfde groene  igloo  slapen.

     

     

           Als men alleen is, dan is men geheel zichzelf

    Is men met een ander samen, dan is men slechts voor de helft zichzelf.                                        ( Leonardo da Vinci )

    25-11-2008 om 03:58 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sur la route de Bulawayo.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    CONTE DE NOEL

    DANS UN PAYS OU IL N’Y A NI NEIGE NI SAPINS

    ET OU LE PERE NOEL NE VENAIT  PLUS.

     

     

    La route, longue jusqu’à l’infini, montait lentement. Le soleil du Kalahari frappait fort et tous les bidons des cyclistes étaient vides.  Les deux premiers arrivèrent à hauteur d’un hangar dans lequel il y avait une buvette où l’on pouvait obtenir du thé, du pepsi cola  et de la tchibuku. Mais une telle transaction pourtant simple se réalisa mal. Comme conséquence de cela on trouve quatre minutes plus tard  d’un côté deux belges assoiffés  et de l’autre côté neuf zimbabwéens frustrés , et au milieu une femme noire belle comme une gazelle. Mais voilà que cinq autres cyclistes sur leurs vélos  lourds et chargés comme des Sherman tanks arrivent.  Le dernier de ces pédaleurs est un grand barbu souriant. Sur son porte bagage au bout d’une perche en plastique il y a un fanion rouge triangulaire. Il crie   ‘  tournée générale de pepsi cola et de tchibuku ‘  et comme par miracle il n’y a plus de froid dans ce hangar mais  il y fait à nouveau quarante degrés partout.

     

    Prés de là,  il y a une école secondaire d’agriculture , et c’est juste l’heure de la sortie. Bientôt deux, sept, quatorze, trente, … élèves arrivent  dans l’espoir d’avoir également une boisson gratuite,  mais la gazelle prend une grande brosse et les chasse.  Les autres jours ces jeunes peuvent y jouer aux dames et à quatre sur une rangée, en attendant le départ de leur autobus.

    Ils n’ont pas un seul centime pour se payer une consommation  vu que l’on est dans un des pays les plus pauvres du monde, mais aussi dans un des pays les plus beaux à cause des animaux sauvages.

     

    Un grand mur, une surface verticale soutient  le bâtiment dans lequel nous sommes.A la surprise générale , le grand barbu  hors des ses bagages  va chercher une collection de balles de pingpong.  Dix balles de pingpong qui pèsent même pas ensemble trente grammes et qui n’augmentaient donc nullement le poids de sa monture.  Des petites balles blanches qui partout sur notre planète peuvent faire la joie des petits et des grands, et construire beaucoup d’amitié.  En  plus , il sort d’un de ses sacs  une vieille palette .  Contre le mur il commence la démonstration de son adresse en faisant voyager  dans l’espace plus de vingt fois la balle entre le mur et sa palette sans  toucher la terre.  Puis à haute voix  il crie   ‘ Who can realise this  like me   ? ‘   Plenty of  Pepsi cola  only  for  him   !   ….

    D’abord un peu timides, et ensuite trop enthousiastes  les jeunes essaient, mais aucun n’y parvient .  Mais quelqu’un est allé chercher un autre petit noir, qui  fait penser à un chimpanzé vu son dos courbé et ses longs bras.  Il porte un jeans trop grand et  des basquets énormes .  On entend murmurer ….   ‘ he shall do it, he is the king of our soccer team  …. ‘  . Et en effet,  ce nouveau-venu  réalise ce qui était impossible pour tous les autres.  

     

    Après l’exploit  le barbu souriant  emmène le lauréat  à la buvette . Jusqu’à la fin du mois le garçon pourra y boire gratis tous les jours son pepsi cola. Un accord devant témoins est ainsi pris avec la gazelle .  Les zimdollars nécessaires pour tout régler sont remis à cette dernière ainsi qu’un  supplément pour elle. Toutes les balles de pingpong et la palette resteront là  afin que les jeunes  puissent s’y entraîner contre le mur. Depuis, sur la route de Bulawayo , on parle encore toujours du passage du père Noël pongiste à bicyclette tandis que la gazelle rêve qu’il reviendra un jour rien que pour elle.     PAPOUM.

    18-11-2008 om 11:51 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    17-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DEUTSCHES FAHRRAD MUSEUM.

    Rad & Sport.

     

    HET DUITSE MUSEUM VAN DE FIETS

    TE BAD BRUCKENAU.

     

    Op de terugweg van een weekje vakantie in Beieren ontdekte ik per toeval langs de A7 tussen Würsburg en Fulda het Deutsches Fahrrad Museum van Bad Brückenau. In een prachtige villa in Jugendstil uit 1908 werd daar een indrukwekkende verzameling tweewielers en bijhorigheden  ondergebracht  die de historische ontwikkeling van de fiets illustreren.

     

    Met de loopmachine van Karl Friedrich Draïs is eigenlijk alles begonnen in het jaar 1817. De individuele mens verkreeg door de ‘ draisienne’ plots veel meer mobiliteit. Rond 1860 verschenen de hoge fietsen , wat later gevolgd door driewielers, en tegen het einde van die eeuw na uitvinding van de kettingaandrijving en van de luchtband, kwamen reeds de veilige tweewielers op de weg, weldra ook gevolgd door tweewielers met hulpmotoren.

     

    De fietsen van vandaag ondanks enige moderne verbeteringen, zijn nog steeds weinig verschillend van die klassieke fietsen die reeds rond 1900 werden gebruikt en waarmee niet alleen beroepsrenners maar ook vrijetijdsrijders hoge snelheden en lange afstanden aankunnen, ieder naar eigen vermogen en goesting.

     

    In het Museum van Bad Brückenau is er veel te ontdekken, ook voor zij die menen dat zij reeds alles weten over de velo en zij die al andere dergelijke musea hebben bezocht.De echte liefhebber heeft in het Deutsche Fahrrad Museum niet genoeg met twee ogen en met twee uurtjes bezoektijd. Vele aspecten van de tweewielers komen aan bod. We citeren even de fiets als mechanisch wonder, de fiets als speeltijd voor jong en oud, de fiets gebruikt door de militairen, de fiets die zorgde voor de emancipatie van de vrouw en voor de vooruitgang van de arbeidersklasse, de fiets gebruikt voor toerisme, vrije tijd, en uiteraard voor de sport.Met vele foto’s,  affiches,  borden met uitleg, wordt de groei van de fascinerend wielersport getoond.  De bezoeker,  alhoewel hij dat natuurlijk niet mag, kan zo maar zijn hand leggen op het zadel van een oude tandem, van een stayersfiets, of wrijven over de pens van een zwaar motortuig dat  levensgevaarlijk rond de Duitse velodrooms heeft getoerd. 

     

    En dan plots voor een oudere wielerliefhebber zoals ik komt er ergens tussen glazen kasten, souvenirs, juwelen, hout, leder en metaal, … uit de nevelen van de wielersport … hangt er een fantastische foto uit de Zesdagen van Berlijn 1954 : het legendarische Antwerpse koppel , onze  Stan Ockers  en Rik Van Steenbergen , in de bloemen gezet na een prestatie.  Wie zou dan geen traan van emotie moeten verwerken, daar zo ver in het midden van Duitsland ?

     

    www.deutsches-fahrradmuseum.de

     





    17-11-2008 om 14:47 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    08-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De Tweede Dag.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    KAMPEREN IN DE ARDENNEN.

     

    Misschien sta ik wel te laat op, maar camping betekent ook een lui en lekker leventje zonder stress. De jobstudent staat plots weer voor me. Hij spoort een kampeerder op die laat was aangekomen en niet had betaald. De jobstudent vraagt of ik mijn plaats netjes wil opruimen, ook  de papiertjes die niet van mij zijn. Ik zal dat doen,  want de manager had me gisteren toch getrakteerd op een witbier. De onderkant van mijn tent is fel door condensatie aangeslagen, doch lucht en zonnestralen drogen dit snel op . Ik vind nogmaals een geldstuk,  een kleintje van één frank.   Ik eet wat verfrommeld brood als ontbijt ,  met water van Vittel. Bij het uitrijden van de camping wuif ik nog eens naar Gérard.  Hij is de gevangene van zijn werk. Zijn vrouw en kinderen kamperen ergens in Spanje.  Ik vertrek in de richting van het Hotel Mercure , maar dat is een verkeerde weg,  in de richting van Walzin. Ik keer dus weer naar mijn startpunt en  zie dan toch de weg die ik moet volgen, de weg die naar Rome loopt.

     

    Die weg is moeilijk en steil, om uit de vallei te geraken. Ik twijfel niet en ik beslis van wat te voet te gaan.  Deze tweede dag beginnen in het rood met hoge hartslag en met melkzuur in de kuiten zou mijn geluk bederven . Deze dag belooft nogmaals zeer warm te worden.  Ik fiets tot Falmignoul.  Daar was vroeger het museum van de heer Wauters.  Deze merkwaardige man had daar een verzameling van tweewielers bijeengebracht.  Omdat ik vertelde dat ik de zoon van Alina Wauters was, beschouwde die heer Wauters me zelfs als een familielid. Als wildvreemde kreeg ik daar de sleutel en de kassa, ontving er een groep Hollandse toeristen.  Wauters zelf, die toen rondliep met verschillende breuken na een ongeval met één van zijn motorcycles, was pinten gaan drinken in zijn stamcafé.  Gelukkig kwam zijn vrouw me vervangen en mocht ik verder rijden op mijn fiets.  In dat museum waren talrijke belangrijke stukken.  Antieke fietsen, oldtimers motorcycles, en andere toffe bezienswaardigheden.  Buitenlanders hebben de hele collectie opgekocht.  Er stond daar een fiets van Firmin Lambot, maar er was ook een circusfiets waarmee eens iemand op een kabel over de Niagara Watervallen is geraakt. Wauters stierf en zijn museum is na hem verdwenen.

     

    Mijn fiets heeft het moeilijk te Falmagne. Met mij gaat het nog slechter.  Goed en kwaad wonen naast mekaar op weg naar Beauraing.  Ik kom voorbij een Kapel van de Heilige Maagd, en een  vogelpikgooi verder is er een Bar met wulpse Dames. Het is reeds 13.30 u wanneer ik het snikhete bedevaartsoord bereik. Ik neem plaats onder een grote parasol, en ik bestel een portie friet, tartaarsaus, en een blik cola met een sprietje. Aan het zoontje van de frietbakster die daar rondtoert op zijn eerste fietsje geef ik een rode luchtballon.  Hij kan deze nog niet opblazen.  Mama zal het dan maar voor hem doen.  Neen, het manneke wordt beslist nooit coereur, in hem steekt niets van wat in Despontin, Linart, of Lambot stak.

     

    Tijd voor mijn tweede peace-mobile-opdracht. Dicht bij de plaats waar eens onder een meidoornboom de mirakels zijn gebeurd, vraag ik aan een inboorlinge in nonnenkleed waar Abbé Gilon woont.  Niet ver. Eén minuut later heb ik hem gevonden.  De man heeft veel werk, want 22 augustus is dé jaarlijkse topdag te Beauraing.  Ik overhandig hem de groeten van de pelgrims Symoen.  Ik word binnengeleid in een lokaal waar een filmvertoning zal beginnen.  Een hele autobus boerinnen uit het Pajottenland  zal er de gebeurtenissen uit 1932 kunnen zien. Een met Christus gehuwde vrouw komt mij ook vertellen dat ik in de crypte moet gaan kijken naar de Kruisweg van Max Vanderlinden, een kunstenaar die de vriend was van wijlen Koning Boudewijn.  Er is een hoge graad van geloof zichtbaar en voelbaar in dit Mariaoord.  Ik slenter nog wat rond in de Tuin der Verschijningen.  Dat kan alleen maar goed wezen voor mijn arme pelgrimsziel. Ergens tussen dikke muren, waar het koel is, ligt er een gulden boek voor de bezoekers. Ik slaag er in van enkele mooie zinnen bij te schrijven, en ik signeer  : “ W.J. pelgrim, met schelp”. Alle geldstukken  die ik vond (57 frank) belanden in een offerblok van de kapel.Ik zou zoals de andere bezoekers  hier weesgegroetjes moeten opzeggen, maar er is toch zoveel stof op mijn geloof dat ik in geen enkele taal nog de gepaste woorden ken.  Ik zeg dan maar in halfduistere omgeving, waar kaarsen branden en mensen knielen, dat mijn volgende duizend pedaalstoten op weg naar Rome moeten beschouwd worden als gebeden voor Haar.

     

    Warmte van de hoogste graad diep in de maand augustus.  De deuren van de vele winkeltjes zijn open en lokken mij ergens binnen. Alles is er vreselijk heilig en duur, deftig en gewijd.  Ik koop enkele briefkaarten en gebedenprentjes .  De non die ik al eerder ontmoette , komt nu voorbij op straat.  Zij vraagt mij of ik ook op 22 augustus naar Beauraing kom, want dan is het belangrijk.  Ik leg haar uit dat mijn lange zwerftocht me zal brengen op vele plaatsen, in vele kerken, langs vele kapelletjes.De non duwt plots even haar kin naar voren en vindt mij plots niet meer interessant. Zij heeft eigenlijk weinig gemeen met de Maagd met het Gouden Hart van Beauraing.  Gezeten op een muurtje, naast een rode postbus, schrijf ik mijn eerste kaartjes naar familieleden , en in het bijzonder naar mijn suikertante Maria die mij graag ziet omdat ik de oudste zoon van haar enige broer ben, en die mij ook niét graag ziet omdat ik een afvallige Thomas en een slechte parochiaan ben .

     

    Op weg nu naar het massief van La Croix- Scaille , met 505 m het vierde hoogste punt van België,  en het dak van de provincie Namen. Schitterende omgeving om te fietsen. De streek van Gedinne houdt vele verrassingen in petto voor iedere bezoeker. Zij is ongerept en rijk bebost.  Hier zou een deken wonen die onhebbelijk en niet gastvrij is voor de pelgrims op weg naar.  Zal ik hem eens gaan testen, hem wijzen op het oudchristelijk gebruik van gastvrijheid ?  Ik kan ook naar de gendarmerie gaan voor een peace-mobile-babbeltje met een man  die al zelf naar Santiago is gefietst. Maar het is al vijf voor zéven ! Wat slenterde ik toch vandaag  ! Vlug nog wat inkopen doen in een winkel, en bij een beenhouwer, net voor sluitingstijd.  Ik moet immers iedere dag goed eten.

     

    Eindelijk bergaf ; waarom duurt dat toch niet langer !  Daar is de brug over de Semois te Bohan reeds. Dit is een droomplaats om te picknicken. Ik nestel mij op een bank met zicht op de bedding van de brede rivier die nu doorwaadbaar is na zovele droge dagen.  De avond valt reeds. Heerlijk einde van een zomerse dag. Vissen, eenden, ratten, honden, insecten, vogels, … wat een gestoei, wat een spektakel, terwijl ik uitrust en kaas, brood, vleessalade eet. Een golden retriever  maakt het nu toch wat te bont in de Semois.  Door het lage water kan hij zo bij grote mooie vissen komen.  De plaatselijke bewoners beschermen echter hun vissen, en geen enkel soort stroper mag zo maar een forel pakken, ook niet een prachtige hond. Er wordt geschreeuwd en gevloekt nabij de schone Kerk van Saint-Lèger .  Dat lawaai brengt me bij mijn eigen werkelijkheid.  Zal ik hier mijn rit afvlaggen of rijd ik nog verder ?

     

    Het is een scherpe helling om Bohan te verlaten en het wordt al donker.  Ik probeer mijn dynamo, maar die twijfelt, en ik zet op mijn voorhoofd een speleologenlamp  en achteraan op mijn bagage een rood licht van een pillamp. Doorheen een griezelig bos kom ik weldra aan de Franse grens.  Het begint zachtjes te regenen. Ik bereik weldra een dorp dat Pussemange blijkt te zijn. Dikke druppels vallen nu en schitteren in de verlichting van het weldra slapende dorp. Ondanks het gevorderde uur voel ik mij nog kiplekker , na de regenbui. Ik zie niets van de prachtige bossen, doch de verse nattigheid laat de natuur al haar geuren verspreiden. In de stilte bewerk  ik  mijn pedalen, verder naar Charleville waarvan de lichtovervloed me aantrekt als ware ik een oude mot .

     

    Met 80 km op mijn tellertje vind ik dat het genoeg is.  Ik besluit van in de natuur een plaatsje te zoeken voor de nacht. Een eerst poging in een maïsveld wordt afgekeurd.  Een tweede op een parking waar chauffeurs in hun zware trucks slapen is ook niet goed.  Even later wacht met open armen een juweel van een voetbalplein op mij.    Dit  moet het terrein zijn van FC De Kampioenen van Charleville.  De sponsor is er niet Balthazar Boma, doch ene  Fabrice Waczecki,  een coiffeur. De grasmat wordt er met een schaartje geknipt. In een kleine tribune vind ik een propere en droge plaats voor mezelf en voor mijn fiets.  Beter zal ik moeilijk kunnen vinden.  Ik sta er weldra poedelnaakt.  Ik wrijf me goed droog met een handdoek die ruikt naar de goede zeep van thuis.  Niets kan mij storen.  Het is al middernacht. Ik trek mijn pyjama aan , mijn trainingsbloes, mijn wollen muts, en verdwijn in het dons van mijn slaapzak.  Schitterende dag en een onvergetelijke nacht als toetje. Ik kijk naar de oneindigheid van de melkweg en luister naar de nachtelijke geluiden. Dit alles meemaken is te opwindend.  Op het grastapijt, tussen doellijn en penaltypunt huppelen konijntjes rond. Ik tel er vijf. Te weinig om in slaap te vallen en het zijn geen schaapjes.

     

     Pelgrim onder Gods hemel, wat een eer en wat een geluk !  Het regent terug, zacht en heel lang. Eindelijk zwijmel ik weg, door de eentonigheid van de inslag op het dak van mijn slaaptribune. 

     

    08-11-2008 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 - De Eerste Dag.

    DE EERSTE DAG.

     

    Afzink naar Gelbressee.  Links zie ik de plaat hangen van   CE CDO.

    Tijdens het jaar 1965 had ik daar mijn dienstplicht vervuld bij het Belgische Leger.

    In het  Kasteel van Arenberg kreeg ik diverse taken. Eigenlijk waren het toen toch schone maanden, met goede en slechte momenten. Ik ben nog altijd fier dat ik daar champagne had mogen inschenken aan Lord Louis Mountbatten , admiraal van de Britse Zeemacht.  Ik heb nog altijd spijt dat ik geen praatjes ben gaan maken met een oude man (Leon Despontin) die daar in de nabijheid woonde . Ik was toen nog geen wielerhistoricus.  Despontin  reed meermaals de Tour de France als onverzorgde. Hij eindigde telkens op de zevende plaats in 1921-1922-1923. Ik zag hem vaak in zijn tuin werken.

    Mijn zware fietsmobiel geraakt op angstwekkende snelheid. Eerste test voor mijn remmen. Even aarzelend, niet te bruusk en nadien weer alles los. Mijn petje vliegt bijna weg door de weerstand van de lucht. Het snelheidsmetertje Cateye toont me dat ik maximaal  62km/u heb gehaald.  Mijn tempo zakt naar lagere cijfers op het gevarieerd reliëf dat volgt. Lood is lichter dan mijn  tweewieler. Na  40 km malen komt de bergaf naar de Maasvallei.  Nu wijst mijn stuurcomputertje 65km/u , en ik   besluit van nooit meer zo snel te dalen tijdens de komende zes weken, voor mijn veiligheid en die van de andere weggebruikers, mensen en dieren. Laat  Rompelberg maar snel rijden. Ik  ben een schildpad op weg naar Rome.  Langzaam maar zeker, zo fietsen verhoogt mijn kansen om de verre finish te halen.

    Rechtdoor langsheen het  Institut  Technique H. Maus  en door een vuile wijk. Normaal dat muizen hier huizen.  Zweet  en  zon. We toeren zachtjes en plots staat Institut  Notre Dame er.  Op het papier met mijn lange reisroute staat dat een pelgrim een bezoek moet brengen aan de Trésor d’Oignies  bij de Zusters van Onze Lieve Vrouw.  Er is daar een Schatkamer met kostbare voorwerpen, die getuigen van de uitzonderlijke vaardigheden van kunstenaars uit vroegere tijden. Dit wordt soms één der zeven wonderen van België genoemd. Sinds zeven eeuwen worden hier goud en edelstenen bewaard. Het is een permanent mirakel dat de hebzucht van misdadigers en de strooptochten van vijandelijke legers nooit deze Schat liet verdwijnen uit Namen.  Maar het is ’s maandags gesloten.

    Door de straten van de binnenstad, langs oude gebouwen, fiets ik verder. Steeds is deze stad ,waar Samber en Maas bijeenkomen, een centrum geweest enerzijds voor handel en administratie, en anderzijds van militaire en politieke betekenis.

     

    De stad Namen, strategisch gelegen en van nature een moeilijk te veroveren fort, was reeds een versterkt kampplaats van de Aduatieken.  In 57 voor Christus gaf deze Belgische volkstam  zich over aan Cesar.  Maar amper één dag later begonnen zij heimelijk de Romeinen te vermoorden.  Deze valsheid maakte Cesar woedend.  Hij stuurde nieuwe troepen naar het oppidum van Namen en na een bloedbad waren de fiere Aduatieken dood of tot slavernij veroordeeld. De weinige Aduatieken  die ontsnapten sloten aan bij de Eburonen.  Zo verdween een volkstam van meer dan  50.000 zielen.

     

    Alsof aangetrokken door een magneet sta ik weldra voor het belfort uit de XII-de eeuw, ook genoemd Tour Saint Jacques. Hier even verwijlen is een must voor ieder pelgrim met schelp die naar het graf van Saint Pierre  en Saint Paul wil.  Een eerste maal gebruik ik de kabels om mijn fiets even veilig achter te laten.  Ik wandel wat rond in het Namen van de midzomer. Ik merk een lange rij wachtende dames.

    Zuivere consumptiekoorts. Vandaag beginnen de solden in de textielhandel.  In een smalle boetiek wordt kleding verkocht.  Alleen een beperkt aantal  (numurus clausus in de Romeinse taal) mag binnen om overrompeling te vermijden. De furie van de koopjesjacht woedt hard. Dametjes komen nog van overal aangetrippeld.

    Mijn fiets wacht.  Mijn fiets lacht op mij. Wij vertrekken.  Rue Saint Jacques.   Ik ben een pelgrim. Een fietspomp is mijn staf. Een bidon is mijn kalebas. Als vilten hoed draag ik de scheve pet van een renner. Heerlijke zon.  Chaussée de Charleroi.

    Zou ik niet stoppen om wat zonnebrandolie op me te smeren ?

    Heerlijk fietsen.  Wat een zomer.  Wat een dag.

    Plots zie ik iets op het wegdek schitteren.  Het is een stuk van vijftig Belgische franken.  Ik stop het in mijn geldbeugel. Terwijl ik daar sta  zie ik nog iets anders blinken in het gras langs de weg.  Is dit het Waalse Eldorado ? Er ligt veel zwerfvuil langs de weg, maar dat is toch een echte bril, volledig en ongeschonden, met Lacoste montuur nog wel, heel duur spul. Ik raap op en neem mee.

     

    Abdij van Floreffe.  Stopplaats. Er schuimt hier bruin bier van opperbeste kwaliteit.

    In de ruime gelagzaal smaakt het heilige brouwsel heerlijk. Verder op mijn menu zijn koekjes,worst, appel.  Daarna Zwitsal faktor 10 wrijven op mijn gezicht, armen en benen.  Ik moet met sterke pedaalstoot dit dorp kunnen verlaten. Op 26 mei 1889 werd immers in een van de huizen van Floreffe een sportheld geboren.  Hij verliet zijn dorp om eerst  Antwerpenaar te worden  en later Fransman.  Victor Linart , bijgenaamd ‘ Le Sioux’ verdiende een fortuin als wereldkampioen van de stayers.  Op de wielerbanen van Parijs, Berlijn, New-York, won hij vele levensgevaarlijke races achter zware motoren.  Sportminnend België is de naam van deze gladiator en gentleman ondertussen vergeten.

     

    Terwijl er toch een windje blaast over de hoogten van de Marlagne bereik ik Fosses-la-Ville  en later  Saint-Gerard.  Tussen  Samber en Maas bestaat er nog altijd een cultus van Napoleon, volgens mij toch een misplaatste vorm van nostalgie en militarisme. Regelmatig bij feestelijke gelegenheden stappen fanfares in uniformen, met geweren en trommels uit de tijd van la Grande Armée .

    Zie, verdorie, daar is toch dat bosje. In 1979 durfde ik het voor het eerst aan om eens op één dag 200 km te fietsen. Ik reed toen het brevet Overwinden-Givet-Overwinden. Tijdens deze voor mij memorabele tocht was ik gestopt in dat bosje voor mijn grote behoefte. Ik zorgde voor natuurlijke bemesting.  Ik stop er 17 jaar later terug eens, voor mijn kleine behoefte.  Ik merk dat het groen er ondertussen goed is gegroeid.

    Ik schuif moeizaam verder in de richting van Maredsous. De klim naar de abdij werd geen probleem. Er is veel volk. Een flauwe plezante wandelaar probeert mij te pesten  door met zijn mond luid het gevreesde sissend … pssssst…na te bootsen dat voor een wielrijder het onheil van een platte band betekent.

    Basta, … klootjesvolk te Maredsous…… kaas,bier,kaarsen,geloof,offerblok,….. luchtvervuilende auto’s met dagtoeristen en lompe touringcars.  Weldra Maredret in haar prachtig groen.  Ik geniet van de omgeving en van een koud blikje Lipton ergens uit een automaat.  Ik kom aan Chateau-ferme de Falaën, hoofdkwartier van La Confrérie du Crochon, vaandeldragers van de plaatselijke gastronomie.

    Ik loop er wat rond om op adem te komen. Twee lelijke meisjes willen mij brutaal een ingangsticket verkopen. Zij fluisterden dat ik wellicht een Hollander zou zijn, en dat staat mij echt niet aan. Wegwezen is weer mijn gedachte. In de vrije natuur voel ik mij lekkerder dan tussen kasteelmuren. De heuvels in dit land doen me erg pijn, maar langs de wegberm bloeien mooie bloemetjes. Ik vertrok op weg naar Rome met bijna geen training. Rondjes in eigen streek en maar één maal een rit van 100 km langs Scherpenheuvel. Vroeger kon ik veel beter. Nu moet ik het uitzweten.  Dat was wel te verwachten.  Ik weet dat mijn conditie met de dag zal beter worden. Ik ben maar een slak in  ‘ les beaux paysages de la Wallonie’ . Mijn gemiddelde snelheid benadert het nulpunt. Voor mijn zonden  moet ik nu boeten. Het doet overal pijn.  Maar het geluk, geloof en de hoop op redding hebben me niet verlaten, want daar volgt de flinke afzink naar Dinant.  Aan de Grotten  La Merveilleuse stop ik.  Mijn truitje vol nat zweet ontzegt me de mogelijkheid om ondergrondse frisse gebieden te bezoeken en  stalactieten te bewonderen. Met wat frisse cola voel ik me tevreden.  Een kwartier later fiets ik in de verkeersdrukte van Dinant.  Opletten is er nodig om ongekreukt nog wat afstand af te leggen.  Na enig slalomwerk ga ik in de schaduw zitten langs de Maas op een bank. Ik drink er één liter AA-melk en één van de drie liters Vittel die ik zopas kocht in de supermarkt Match.  Mijn vleesspies voorzien als hoofdmaaltijd voor deze dag moet er ook aan geloven.

    Ik heb al 100 km gereden en ik ben blij.

     

    Met lichte triptrap toer ik onder de hemelshoge brug door  en daarna volg ik de Lesse tot aan Camping Villatoile. De kassa rinkelt tot  405 franken en dat is dan voor man, fiets, tent,douche. Een jobstudent wijst me mijn plaatsje. Terwijl ik mijn positie inneem beginnen we een gesprek. Hij ziet een vijffrankstuk liggen in het gras en gooit dat naar mij. Weer een teken van geluk voor mij op deze weg. Hij vertelt me over zijn dorp Thynes waar nog Romaanse, maar niet Romeinse muren staan. In de XII-de eeuw was er daar zelfs een slaapplaats voor pelgrims te Thynes, beweert hij. Ik stel mijn tentje op. De eerste dag gaat dat nooit vlot omdat gewoonte en techniek nog ontbreken.  Maar een waarheid is ook dat ik eigenlijk niet handig ben.  Maar het gaat wel, en ik vind nog een geldstuk van één frank. De dag in  ‘très riche Wallonie’ was verrijkend doch de geldstukken worden steeds kleiner.

     

    In mijn ijver om er uit te zien als een echte kampeerder, stop ik mijn portemonnee onder de ietwat grotere droge pet die ik nu op mijn kopje heb. Wanneer een kwartier later mijn fiets bevrijd is van alle bagage en mijn nachtkwartier volledig is ingericht, wil ik naar de douche. De penning hiervoor steekt in mijn portemonnee. Ik zoek meerdere minuten om die te vinden …en  o, jee, verdorie…  onder mijn pet.

    Op weg naar de douche verlies ik mijn propere onderbroek, maar ik merkte het wel. Op de WC is er geen toiletpapier, maar ik heb wel een hele rol bij, want eigenlijk ben ik op alles voorzien en ben ik toch niet te onderschatten, ondanks mijn chronische verstrooidheid.  De douche is een besprenkeling met veel genot. Stof en zweet spoelen van mij weg. Mijn lijf is als nieuw na het verlaten van de douchecel. Ik loop rond op mijn blauwe  Biguer’s, ontspannende sandalen van maat 47, die ik eens kocht in Andorra.  Het is heerlijk op  50 m van de Lesse, die mooie Ardeense rivier , die we vroeger reeds vanaf Houyet met de kajak enkele keren hadden afgevaren.    Er is op Villatoile een rustiek gebouw met een aangename bar, waar witbier van Hoegaerden uit het vat wordt getapt. Een poging om naar huis te bellen mislukt omdat een lange rij vakantiegangers staat te wachten aan de telefooncellen   (*).

    Ik stap dus maar terug naar mijn Alpinotentje,  een iglo in kaki kleur, en ik overzie even mijn komend programma.

    Nu is het tijd voor mijn eerste peace-mobile-opdracht, op zoek naar Gérard en Catherine dus. Daarvoor ga ik terug naar de bar, waar de baas van de camping op dit uur afrekent met de man van de drankautomaten. Hij zit aan een tafel bedekt met geldstukken. Onbeschaamd neem ik naast hem plaats aan die tafel en stel mezelf voor. Hopen geldstukken waren ook een deel van mijn leven, van zwembadzoontje van Olympia tot bankbediende van de Grote Kas van de kleine spaarder.  Ons gesprek verloopt soepel en is van goed niveau. Hij trakteert me direct terug op een witbier. De geldman van de automaten schuift er bij ons bij, en nogmaals worden drie biertjes gebracht. Wat later zorg ik dat die mannen kunnen verder werken en ik verlaat dus de tafel, na een stevige handdruk.

     

    Mijn tweede poging om te telefoneren lukt.  Het thuisfront mag horen dat mijn eerste dag goed is verlopen. Witbier heeft mijn dorst nog niet klein gekregen.  Ik begin een nieuwe fles Vittel , en ik vreet mijn tweede en laatste vleesspies op. Mijn kledij van de dag droogt al goed.  Mijn fiets ligt prima vastgebonden. Mijn beenspieren zijn vermoeid. Voor de rest voel ik me nog heel fit. Ik rust maar ik kan nooit in een diepe slaap geraken tijdens de nacht op deze camping langs het kabbelende water op de rotsen en keien van de Lesse.  Ik droom een beetje en ik meen van in de verte de saxofoon van Adolphe te horen. 

     

    (*)(er waren toen in 1996 nog geen GSM’s …)







    08-11-2008 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    05-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historische Dag.
    In de geschiedenis van het mensdom zal 5 november 2008 beschouwd worden als een belangrijke datum.

    Over de hele wereld is er uiteraard maar één thema van tel vandaag. Amerika heeft een president. Barack Obama  is een fenomeen.

    Hij wordt   ' the black Kennedy'   .
    Hij is de echte iron man uit Hawaï.
    Hij wordt niet gedeklasseerd wegens dopinggebruik.
    Hij mag door niemand worden doodgeschoten.
    Hij maakt de droom van Martin Luther King waar.
    Hij vertegenwoordigt alle kleuren van de USA.

    Yes, we can     en   Change we need  is wat hij vertelt.

    Laten wij hopen dat hij niet zoals zijn voorgangers altijd en alleen beslissingen neemt waardoor de rijke Verenigde Staten van America beter worden, maar dat hij ook wil dat het leven overal op deze planeet goed is en blijft voor mens, dier en plant.

    Papoum.







    05-11-2008 om 14:47 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    01-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1996 . Start.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De eerste kilometers.

     

    De wekradio staat op 05:01 ….  .   Dring, dring, dring, dring  …  brrr  .

    Nog te moe. Pas  100 minuten  later ontsnap ik dan toch uit ons echtelijk bed.

    Fruitsap, omelet, brood, koffie, met weinig eetlust. Pas terwijl ik de linnen proviandzak vul met hapjes voor de eerste stopplaatsen, besef ik dat dit wel de grote dag is. Ik zou zeker zenuwachtig moeten zijn, maar ik voel me toch zo rustig want ik weet dat mijn weg tot Rome lang is en dat geen enkel voorval mij van mijn doel zal afhouden. In mij sluimert de stoïcijnse kalmte van de legioensoldaat  die in  vierkantsopstelling achter zijn schild wacht op een bende Belgen die komt afgestormd  terwijl hij al weet dat na de schermutseling met die barbaren hij met verlofbrief op zak mag naar huis terugkeren, daar ergens in de omgeving van Rome , centrum van de beschaafde wereld.

     

    De drie foto’s bij dit vertrek zijn klassiek : man,fiets,voordeur + man,fiets,huis +  man,fiets, echtgenote.  Afscheid.  Zoenen.  Eerst aan mama  Sonja, en dan ook aan de dochters Anne en  Martine, nog in  nachtkleed en op blote voeten.  Als drie Vestaalse maagden zullen deze vrouwpersonen waken op haard, meubels en spaarpot.

    Zij zullen ook met Lucca, onze jonge welsh terriër, dagelijks mijn rondje wandelen.

     

    De eerste stap is voor iedere pelgrim steeds een moeilijke stap. Loskomen vàn en op weg nàar, die eerste grote schrede waarmee alles wordt achtergelaten, zelfs zonder startschot, is het iets bijzonders.  Maar de man met de zwarte pet en de blauwe trui heeft zich goed voorbereid en als een rijpe appel kan hij thans uit de boom vallen. Hart van steen, blik op oneindig, diep ademen,  en nog even  ‘pro forma’ wuiven naar de drie geliefde ladies .   Start.  Vooruit  !

     

    De fiets is loodzwaar. De benen zijn slap. Na amper 160 pedaalstoten komen Guido en Camilla me voorbijgereden. Zij brengen hun peuter Stephen naar de kinderkribbe. Even later, omstreeks de eerste kilometer, stop ik reeds om een korte inspectie te doen van mijn achterwiel, want daar is een verdachte trilling. Oplossing snel gevonden. Heb ik dan toch niet teveel bagage mee ?

    Rustig aan.  Klein verzet. Op gang komen.  Van mijn groot geluk genieten. Broer Guido haalt me terug in.  Hij stopt aan het kerkhof van Walsbets zijn Peugeot  (merk van wijlen Stan Ockers … ). Ik sta weer stil en ik heb nu twee mijlen afgelegd.Mijn familieleden zijn onder de indruk van mijn onderneming. Wat een fiets en wat een man !  Hoe ver is het nog tot aan de catacomben van Rome ?Ik maak duidelijk dat er voor mij 6 weken en ongeveer 3000 km liggen tussen de heuvel van Bets waarop wij staan en de 7 heuvels van Rome. Ik wijs met mijn arm in de richting van de Sonvalwijk.  Zie Guido,  daar op de oeroude kleigrond van Haspengouw  stond eens , lang geleden, een Romeinse villa in het wijde landschap.  In het ochtendlicht ziet een nuchter kaderlid van een multinationaal farmaceutisch bedrijf uiteraard niets. Hij heeft geen verbeelding en vond geschiedenis steeds weinig belangrijk, terwijl de dichter -pelgrim het allemaal wel voelt.  In het land der tumuli, het land (Landen)van Pepijn de Oude,  woonden vroeger Romeinen, nadien de Betasiërs, en daarna de Karolingers. Vaarwel jonge broer, vaarwel lieve schoonzus.Naar uw job. Voor mij, zwerfvogel, ligt de ruimte ver en breed open. Ik vloeide af.  Ik ben niet meer in het arbeidscircuit, maar wel op vervroegd pensioen. Ik ben geen wroeter, geen knecht, geen clown, geen dierentemmer, geen fluitspeler meer in het dagelijkse circus. Ik ben een mens geworden, met een ander soort bezigheden. Tijdens de bergop naar  Het Hemelrijk  moet ik even schakelen, maar ik geraak goed boven en neem het valse plat met schone vaart.

     

    Hé, daar staat Jean-Paul, nog een andere supporter, op mij te wachten. Hij is een voormalige werknemer bij IBM , nu is hij ook alle dagen thuis terwijl zijn echtgenote nog zorgt voor een vet loonbriefje bij de Nationale Bank. Van hem werd steeds gezegd  dat hij de braafste jongen van ons dorp was en nadien de beste  technieker van zijn bedrijf.  Dat waren titels waarvoor ikzelf nooit in aanmerking kon komen. Misschien, … binnen zes weken,nadat ik van de Paus een volle aflaat zal hebben gekregen  kan ik een beter mens en christen worden. De laatste maanden wisselden Jean-Paul en ik enkele keren van gedachten , over de aanpassingen nodig in een leven zonder arbeidsverplichting. Allebei beleven wij dit op onze eigen manier. Hij is een knutselaar met twee fijne handen. Hij piekert echter thuis hele dagen over intrest en beleggingen.  Maar soms toch wordt hij strijdvaardig. Als Don Quichotte tegen machtige molens , wordt hij moeilijk en wil hij voor goede doelen als zuivere lucht en gezonde waters vechten .  Hij betreurt de teloorgang van de natuur, en hij beweert dat de overheid en de bedrijven veel op hun geweten hebben.

     

    Ik wil nooit meer wat horen over geld en kapitaal, na meer dan dertig jaren in een grootbank.  Ik wil met mijn fiets op weg naar Rome. Ik verlaat Walshoutem, het dorp van mijn jeugd. Ik rijd onder de A3-E40 door en kom zo op het grondgebied van Hannut , aan de andere kant van de taalgrens, in Wallonië.  Waar is hier die scheidingslijn van taal en cultuur, die tweeduizend jaren geleden zou zijn gelegd door in die tijd  beter beschaafde mensen die kwamen uit Rome ?

     

    Even later word ik ingelopen door een brommertje. Het is warempel nog een oude kennis uit ons dorp.   Daisy !   Zij tuft naar de markt. Het is maandag en ongeveer  08:00 uur.  Tijdens onze jonge jaren werd er verteld dat zij verschillende jongens zou hebben geïnitieerd in de zonde van onkuisheid. Ik ben niet op haar lijstje geraakt. Op de plaatsen en op het tijdstip waar dat toen zou gebeurd zijn, kwam ik steeds te vroeg of te laat.  Een misstap met Daisy kon ik nooit aan mijn biechtvader vertellen.

     

    Hannuit. Marktdag.  Carrefour en Hesbaye.   Vriendelijke stad waar Zénobe Gramme en de Heilige Kristoffel worden vereerd, zoals trouwens ook Gaston Roelandts en Marcel Van de Wattyne .  Ik kwam hier naar school. Regen, wind, zon, jonge meisjes, niets heeft mij tegen gehouden om goede manieren te leren in het Collège Sainte Croix.

     

    De paters Kruisheren  runden er goed onderwijs sedert 1919 en in 2009  zal deze school nog steeds behoren tot de besten van het katholiek middelbaar onderwijs. “ Le Grand Flamand” was mijn bijnaam. De pubers uit de lagere klassen keken naar mij op .  Ik was goed in voetbal op de speelplaats, en ook met de grote bal op het basketbalpleintje en met het witte balletje op de pingpongtafel. Ook in de klas was ik een kanjer, vermits de beste scholieren in de Latijns-Wiskundige  zaten.  Ook  al moest ik goochelen met algebra, toch waren Geschiedenis  en Franse Schrijvers de vakken die ik graag had.   Rosa, rosae, … rosarum,  zoals ene Jacques Brel toen zong,  dat was lepel na lepel ajuinsoep slikken, maar later mocht ik toch  de genitieven en de datieven van Cicero bewonderen.  Maar ….   ‘ Heureux qui comme Ulysse a fait un beau voyage … ‘   en even glimlach ik , terwijl ik losjes en soepel pedaleer. Ik kreeg hier Latijn, en nu ben ik op weg naar … .  Was het hier dus dat ik onbewust die drang meekreeg die me nu naar Rome doet landzeilen in de richting van Namen   doorheen de zomerse velden van Haspengouw, sur la route des blés d’or.

     

    Weer verontrust me een geluidje.  Niet van een auto, niet van krijsende vogels, niet van de wind,  maar wel enig gerammel van mijn bagage . Ook mijn nieuw buitenbanden schuren vreemd over het wegdek  en storen mijn frisse oren.

    Met 24 kgr last storm ik verder op mijn tweewieler.  Mijn strijdwagen is hevig, het is een pelgrimsmobiel. Het lichaam van de man, de materie van de fiets, kraken en schuren nog wat op het einde van dit eerste uur, maar een verbetering van hun onderlinge verhouding is  ongetwijfeld te verwachten.

     

    22,5 km afgelegd. Dit moet Bierwart zijn. Kruispunt en frituur. Stop. Ik ga even  dagblad Le Soir  kopen.  De krant heeft een echte grote titel op deze maandag 19 augustus 1996 :  ‘ “  Horreur pour Julie et Melissa …’ 

    We zitten midden in de crisis Dutroux, we leren allen het woord pedofilie kennen.Zoals iedereen in België en elders, ontdek ik met verschrikking het verbijsterend nieuws.  Ik neem het besluit van de volgende veertig dagen geen krant meer te kopen en niet meer naar televisie te kijken.   Als pelgrim wil ik zoeken naar het mooie dat zowel buiten mij als wellicht wel binnen mij te vinden is.

     

     

     

    01-11-2008 om 00:00 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rome 1969 - Inleiding - Overzicht .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op weg naar Rome.

     

    Inleiding.

     

    Zeven jaren lang was de oude fietsfanaat Wilfried  inactief gebleven, een lange tijd vol stress, depressie,ouder worden en midlifecrisis .  Toen voor hem bij  FORTIS  de kans kwam om met ‘disponibiliteit 52+’   te vertrekken, borrelde plots weer de levensenergie in deze man op .

    Hij dook enkele weken in boeken en landkaarten om zich voor te bereiden, en dan nam hij zijn trekkersfiets en vertrok voor 40 dagen op een lange, kronkelende pelgrimsweg die hem tot Rome zou brengen. Avontuur, cultuur en natuur vormden zijn dagelijkse bezigheden. Hij genoot er met volle teugen van. Al fietsend mijmerde hij nog veel over zijn verleden, maar het besef dat zijn toekomst helder werd verbeterde vlug in hoge mate zijn persoonlijk geluk. Als een nieuwe mens kwam hij terug nadat hij over de vele heuvels van Toscane was gereden en de oude steden Venetië , Ravenna. Florence, Rome had bezocht. Vanaf nu volgt op deze blog  regelmatig , in vele stukken,  het verhaal op weg naar de Via  Appia  Antica. 

     

     

     

    Enkele notities gemaakt tijdens voorbereiding :

     

    Nos gaillards pélerins

    Par monts, par vaux et par chemins

    Au gué d’une rivière à la fin arrivèrent.

    (Jean de La Fontaine)

     


    Met haken werden de dode gevangenen weggesleept

    En in de cloaca Maxima, de grote riool, gegooid.

    Jugurtha, de Afrikaan, en Vercingetorix, de Galliër,

    En Simon  Bar, de Jood, gingen hier smadelijk de dood tegemoet.

     

    Beau pélerin de Flandre, dit-elle, pourquoi viens-tu ici ?

    Pour parler au pape, répondit Uylenspiegel.               ( Charles Decoster)

     

    Rome is niet op één dag gebouwd.

    Hoe dichter bij Rome, hoe slechter christen.

    Tussen Keulen en Parijs ligt de weg naar Rome.

    Het is zo oud als de weg naar Rome.

    Alle wegen leiden naar Rome.

     


    Overzicht van de totale fietstocht.

     

    1. Landen – Pont sur Lesse  101 km

    2. Pont sur Lesse  - St-Laurent Charleville 80 km

    3. St-Laurent Charleville-  Dun sur Meuse 87 km

    4. Dun sur Meuse – Varvinay en Lorraine 84 km

    5. Varvinay en Lorraine – Nomexy sur Moselle 134 km

    6. Nomexy sur Moselle – Rupt sur Moselle 70 km

    7. Rupt sur Moselle – Berentzwiller 97 km

    8. Berentzwiller – Moehlin am Rhein  55 km

    9. Moehlin am Rhein- Bad Zurzach 55 km

    10. Bad Zurzach- Schaffhausen 59 km

    11. Schaffhausen- Romanshorn 78 km

    12. Romanshorn – Fisschingen 80 km

    13. Fisschingen – Bibberbrugg 58 km

    14. Biberbrugg- Gersau 64 km

    15. Gersau/Buosch- Giswil/Meiringen 46 km

    16. Meiringen – Mamishaus 95 km

    17. Mamishaus – Savigny 84 km

    18. Savigny – Lausanne/Ouchy 20 km

    19. Lausanne/Ouchy – Milano/Monza 17 km

    20. Monza – San Pellegrino Terme 85 km

    21. San Pellegrino Terme – San Andrea d’Iseo 96 km

    22. San Andrea d’Iseo – San Felice di Garda 84 km

    23. San Felice di Garda- Costermano 68 km

    24. Costermano – Saccolongo 126 km

    25. Saccolongo- Fisuna/Venezia 66 km

    26. Venezia- Venezia/Zitelle  0 km

    27. Venezia/Fisuna – Lido di Pomposa 120 km

    28. Lido di Pomposa – Ravenna 69 km

    29. Ravenna – San Marino 88 km

    30. San Marino – Mercato Saraceno 55 km

    31. Mercato Saraceno – Badia Prataglia  54 km

    32. Badia Prataglia – Firenze  83 km

    33. Firenze/Fiesole – Firenze  0 km

    34. Firenze – Lucca  95 km

    35. Lucca -  Antignano 78 km

    36. Antignano – Castiglione della Pescaia 135 km

    37. Castiglone della Pescaia- Feniglia 82 km

    38. Feniglia – San Marinella 105 km

    39. San Marinella – Roma

    40. Roma – Vatican  0 km

    41. Roma – Roma City  46 km

    42. Roma – Frascati  51 km

    43. Frascati  - Roma 36 km

    44. Roma – Roma Termini 12 km

    45. Roma Termini – Namen/Landen  0 km

    25-10-2008 om 04:45 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Ronde van Burkina Fasso 2008.
    GUY SMETS NEEMT DE LEIDING.

    Vandaag begon de 22-ste TOUR DU BURKINA FASSO . Deze beroemste wielerkoers in Africa loopt over tien vlakke ritten  tot 2 november ( Totaal = 1245 km).  Drie ministers reden tijdens de eerste kilometers mee .  Dan trok het peloton van 84 renners in volle vaart weer door het prachtige landschap, tussen rijen toeschouwers, over de stofferige wegen onder een loden zon. De deelnemers komen uit Kameroen, Ivoorkust, Gabon, Mali, Sierra Leone, Senegal, Libye, Marocco, Nederland, België, Frankrijk en Burkina Fasso. In dit zeer arme land worden 550.000 euros besteed om deze rittenkoers te organiseren. Nog steeds rijden er geen echte beroepsrenners mee, maar er mag toch niet meer worden beweerd dat de Tour du Burkina Fasso een koers voor cowboys en avonturiers is. De competitie is er zeer zwaar. Dit jaar zorgt de Union Cycliste Internationale ook voor een goed toezicht op eventueel dopinggebruik. De sfeer van deze koers is uniek, zowel aan de starts, als onderweg aan de knelpunten, en aan de aankomst. Op het podium worden daar vele truien uitgedeeld, steeds overhandigd door mooie zwarte vrouwen die vier kussen aan de winnaars geven.  Vorig jaar won  Adil Jelloul uit Marocco. Hij wil natuurlijk terug winnen tot eer en glorie van de Afrikaanse wielersport, maar hij klaagt er over dat hij dit jaar misschien geen sterke benen zal hebben omdat hij door de ramadam een tijd lang te weinig heeft gegeten.  De Belgische ploeg is goed aangekomen ter plaatse, in het sportieve hart van Africa. De oud-winnaar van deze rittenkoers David Verdonck is ploegleider. Henrioulle, Didden, VanMechelen, zijn verzorgers-mekaniekers, en twee vroegere gregario's van Eddy Merckx gaan meer mee als raadgevers en voor de public-relations:  Ludo Delcroix en Herman Beyssens. Dit is een zestal met veel ervaring in de plaatselijke toestanden, die werkelijk alle kanten kunnen uitgaan.Onze renners (Elites zonder contract)  zijn Guy Smet, Christof Mariën, Stefan Roosen, Lionel Syne, Jeremy Burton, en Laurent Donnay.

    Guy Smet, de Reus van Kruibeke, trok in de eerste rit reeds ten aanval. Hij nam  een dikke minuut  voorsprong en is nu de Gele Trui van de Ronde van Burkina Fasso.  Guy Smets is een sterke kerel die reeds 297 koersen won en 200 maal tweede eindigde , meestal in het regionaal gebeuren in Vlaanderen. Bravo Guy !



    24-10-2008 om 22:49 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    22-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Ronde van Frankrijk 2009.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    TOUR 2009

     

    De herfstregens hebben de witgekalkte letters nog niet afgewassen van de namen van de dwangarbeiders van de weg ( van de dikbetaalde sandwichmannen van de fiets) uit de Tour van 2008  - en ook niet werden reeds alle potjes en flesjes opgeborgen van de voorbije dopingcontroles – of  daar komt reeds zoals de nieuwe Beaujolais weer een nieuwe Tour.

    Het is geen ongewenst  kind,  geen te vroeg komend zwangerschap in de buik van Frankrijk , maar wel een kind van onze liefde, onze passie voor de wielersport, notre amour pour le vélo.

    De Tour blijft immers moeders mooiste, al wordt hij een te grote baby om op te voeden.

     

    22-10-2008 om 15:55 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    10-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De eerste grote Luxemburgse kampioen.

    1909 François Faber.

     

    Iedereen was onlangs verwonderd bij het vernemen dat er negen Luxemburgers mochten starten  op het Wereldkampioenschap Wielrennen te Varese .Het Groot Hertogdom Luxemburg is maar klein maar heeft een grote wielertraditie . Er zijn daar zeer grote wielerkampioenen geweest. Wij denken dan aan de grote drie uit de Luxemburgse wielergeschiedenis François Faber, Nicolas Frantz  en Charly Gaul.  Verder waren er ook  Bim Diederich, Willy Kemp, Luc Gillen en Jeng Goldschmitt in de fifties toen wij als kleine mannen  supporters werden van de helden van  berg en dal.. Binnen korte tijd mogen we daar misschien de naam Kirchen of Schleck aan toevoegen, want vandaag telt Luxemburg weer mee in het peleton,  alhoewel een recent doping bericht ons een traan in het oog brengt.  Maar Faber ‘ de Reus van Colombes’ blijft  Faber, en was een héél grote wielercrack  die we toch nooit zouden mogen vergeten.

     

    François Faber werd op 26 januari 1887 in het Franse Aulnay geboren, maar omdat zijn vader van Luxemburgse afkomst was, kreeg ook François de Luxemburgse nationaliteit. Deze François Faber was een natuurmens. Licht en lucht moest hij hebben, koude of regen, hitte of droogte, zand of slijk, stenen en bergen, het maakte hem allemaal niets uit. Zijn onbegrensde kracht en uithoudingsvermogen trotseerden alles. Op 19-jarige leeftijd debuteerde Faber reeds in de Tour, maar hij haalde dat jaar nog Parijs niet. In 1907 keerde hij terug en met een zevende plaats onderstreepte hij zijn enorme kwaliteiten. In 1908 eindigde hij al op de tweede plaats en won hij vier lange ritten. Een jaar later domineerde hij het Tourpeloton en werd hij op 22-jarige leeftijd de eerste buitenlandse winnaar van de Tour de France. Faber heerste dat jaar op alle fronten in ' la Grande Boucle'. Hij sleurde zijn zwaar lichaam als eerste over de cols en won in 1909 als enige renner in de historie van de Tour vijf etappes op rij.

     

     Le Grand Faber was een prachtige atleet. Hij was 1 meter 88 centimeter lang en woog maar liefst 88 kilo. Hij was een zeer sterk treinloper en een geweldig sprinter. Zijn lichaamsbouw beperkte hem in zijn mogelijkheden als klimmer, maar dat belette hem niet om maar liefst 19 Touretappes te winnen. François Faber was een volksvriend met een innemend karakter en hij was ongelooflijk populair. Hij was de Tom Boonen van zijn generatie. Ook in de klassiekers beschikte Faber over grote mogelijkheden. Hij won een hele reeks topklassiekers, zoals Parijs-Brussel, Bordeaux-Parijs, Sedan-Brussel, Parijs-Tours en de Ronde van Lombardije.   In 1914 meldde François zich bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog als vrijwilliger bij het Franse Vreemdelingenlegioen, ook al was hij toen niet verplicht van soldaat te worden. Hij lag in het oorlogsjaar 1915 te Carency  bij Arras  (Pas de Calais) in de eerste vuurlinie nabij de boerderij van Bonneval, toen hij op 9 mei een telegram ontving met het schone nieuws dat zijn eerste dochtertje was geboren en dat alles prima was gegaan. Uitzinnig van geluk sprong hij tot boven de loopgracht uit met zijn groot lijf  terwijl hij zijn handen in de lucht stak. Op dat  ogenblik doorboorde een vreselijke Duitse kogel zijn sterk hart. Eén van de grootste renners was niet meer. Hij viel dood neer in de armen van zijn strijdmakkers, de renners  Louis Darragon en Charles Cruchon . Dit is het bijzonder tragisch einde geweest van het leven van een groot sportman.

    François was vaak vergezeld door zijn trouwe helper, zijn halfbroer Ernest Paul .Deze mannen reden voor de fietsconstructeurs van toen : Labor, Peugeot, Alcyon, Automoto. De machtmens Faber stierf  toen hij nog maar 28 jaar was. Er bestaat een herdenkingsplakket Faber in de Kapel van O.L. Vrouw van Lorette in Vimy tussen Arras en Douai. Monumenten gewijd aan beroemde wielrenners zijn een bezoek waard. .

      

     











    10-10-2008 om 11:40 geschreven door Papoum

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)



    EINDE
    VAN DEZE BLOG
    26 08 2012

    Foto

    Foto

    Hoe sterk is de eenzame fietser
    Die krom gebogen over z'n stuur tegen de wind
    Zichzelf een weg baant


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Zoeken in blog


    Foto

    Foto

    Foto

    Een bescheiden blik in de geschiedenis van de wielersport is vaak al voldoende om de fascinatie te proeven.
    OLYMPIA 1981 YVES MONTANT   A BICYCLETTE
    http://www.youtube.com/watch?v=lOZPWpiNUWQ&feature=related



    La bicyclette

    Quand on partait de bon matin
    Quand on partait sur les chemins
    A bicyclette
    Nous étions quelques bons copains
    Y avait Fernand y avait Firmin
    Y avait Francis et Sébastien
    Et puis Paulette

    On était tous amoureux d'elle
    On se sentait pousser des ailes
    A bicyclette
    Sur les petits chemins de terre
    On a souvent vécu l'enfer
    Pour ne pas mettre pied à terre
    Devant Paulette
    Faut dire qu'elle y mettait du cœur
    C'était la fille du facteur
    A bicyclette
    Et depuis qu'elle avait huit ans
    Elle avait fait en le suivant
    Tous les chemins environnants
    A bicyclette


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    NATHALIE.

    La place Rouge était vide
    Devant moi marchait Nathalie
    Il avait un joli nom, mon guide
    Nathalie...
    La place Rouge était blanche
    La neige faisait un tapis
    Et je suivais par ce froid dimanche
    Nathalie...
    Elle parlait en phrases sobres
    De la révolution d'octobre
    Je pensais déjà
    Qu'après le tombeau de Lénine
    On irait au café Pouchkine
    Boire un chocolat...
    La place Rouge était vide
    Je lui pris son bras, elle a souri
    Il avait des cheveux blonds, mon guide
    Nathalie... Nathalie
    Dans sa chambre à l'université
    Une bande d'étudiants
    L'attendait impatiemment
    On a ri, on a beaucoup parlé
    Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait
    Moscou, les plaines d'Ukraine
    Et les Champs-Élysées
    On a tout mélangé et on a chanté
    Et puis ils ont débouché
    En riant à l'avance
    Du champagne de France
    Et on a dansé...
    La, la la...
    Et quand la chambre fut vide
    Tous les amis étaient partis
    Je suis resté seul avec mon guide
    Nathalie...
    Plus question de phrases sobres
    Ni de révolution d'octobre
    On n'en était plus là
    Fini le tombeau de Lénine
    Le chocolat de chez Pouchkine
    C'était loin déjà...
    Que ma vie me semble vide
    Mais je sais qu'un jour à Paris
    C'est moi qui lui servirai de guide
    Nathalie... Nathalie


    Foto

    Foto

    Foto

    Marianne de ma jeunesse
    Ton manoir se dressait
    Sur la pauvre richesses
    De mon rêve enchanté

    Les sapins sous le vent
    Sifflent un air étrange
    Où les voix se mélangent
    De nains et de géants

    Marianne de ma jeunesse
    Tu as ressuscité
    Des démons des princesses
    Qui dans moi sommeillaient

    Car ton nom fait partie
    Marianne de ma jeunesse
    Du dérisoire livre
    Où tout enfant voudrait vivre

    Marianne de ma jeunesse
    Nos deux ombres enfuies
    Se donnèrent promesse
    Par-delà leurs joies et leur vie

    Marianne de ma jeunesse
    J'ai serré sur mon cœur
    Presque avec maladresse
    Ton mouchoir de pluie et de pleurs

    Foto

    http://nl.youtube.com/watch?v=lgUrlO6hku8
    Les Baladins
    http://nl.youtube.com/watch?v=75lFwcGucOA&feature=related
    Marie Marie
    http://nl.youtube.com/watch?v=AaXY59mg9QE
    Nathalie   - Spaanse versie

    http://fr.youtube.com/watch?v=27eWewocQm4&feature=related
    Nathalie mon guide avait des cheveux blonds

    Foto

    MON ARBRE
    Louis Amade 1964

    Il avait poussé par hasard
    Dans notre cour sans le savoir
    Comme un aveugle dans le noir
    Mon arbre
    Il était si petit
    Que c'était mon ami
    Car j'étais tout petit
    Comme lui
    J'attendais de lui le printemps
    Avec deux ou trois fleurs d'argent
    Un peu de vert, un peu de blanc
    Mon arbre
    Et ma vie s'accrochait
    A cet arbre léger
    Qui grandissait
    Comme je grandissais


    Foto

    Chanson de
    GILBERT BECAUD

    Quand tu n'es pas là
    Tous les oiseaux du monde
    Quand tu n'es pas là
    S'arrètent de chanter
    Et se mettent à pleurer
    Larmes de pluie au ciel d'été
    Quand tu n'es pas là
    Le silence qui gronde
    Me donne si froid
    Qu'un jour ensolleillé
    Me fait presque pleurer
    Larmes d'ennui malgré l'été
    La ville fait de grâces 
    La lune des grimaces
    Qui me laissent sans joie
    Les cantiques d'églises
    Malgré tout ce qu'ils disent
    Me font perdre la foi
    Quand tu n'es pas là
    Tous les oiseaux du monde
    La nuit sur mon toit
    Viennent se rassembler
    Et pour me consoler
    Chantent tout bas
    ' Elle reviendra ' 
    Quand tu reviendras
    De l'autre bout du monde
    Quand tu reviendras
    Les oiseaux dans le ciel
    Pourront battre des ailes
    Chanter de joie
    Lorsque tu reviendras !


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Le Pianiste de Varsovie
    Gilbert Bécaud

    Je ne sais pas pourquoi
    Cette mélodie me fait penser à Chopin
    Je l`aime bien, Chopin
    Je jouais bien Chopin
    Chez moi à Varsovie
    Où j`ai grandi à l`ombre
    A l`ombre de la gloire de Chopin
    Je ne sais pas pourquoi
    Cette mélodie me fait penser à Varsovie
    Une place peuplée de pigeons
    Une vieille demeure avec pignon
    Un escalier en colimaçon
    Et tout en haut mon professeur
    Plus de sentiment
    Plus de mouvement
    Plus d`envolée
    Bien bien plus léger
    Joue mon garçon avec ton coeur
    Me disait-il pendant des heures
    Premier concert devant le noir
    Je suis seul avec mon piano
    Et ça finit par des bravos
    Des bravos, j`en cueille par millions
    A tous les coins de l`horizon
    Des pas qui claquent
    Des murs qui craquent
    Des pas qui foulent
    Des murs qui croulent
    Pourquoi?
    Des yeux qui pleurent
    Des mains qui meurent
    Des pas qui chassent
    Des pas qui glacent
    Pourquoi
    Le ciel est-il si loin de nous?
    Je ne sais pas pourquoi
    Mais tout cela me fait penser à Varsovie
    Une place peuplée de pigeons
    Une vieille demeure avec pignon
    Un escalier en colimaçon
    Et tout en haut mon professeur
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    What does not destroy us makes us stronger.
    Foto

    Foto

    Rondvraag / Poll
    Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
    Philippe Gilbert
    Greg Van Avermaet
    Ryder Hesjedal
    Johan Vansummeren
    Giovanni Visconti
    Alejandro Valverde
    Samuel Sanchez
    Joaquin Rodriguez
    Maxime Monfort
    Roman Kreuziger
    Vincenzo Nibali
    Peter Sagan
    Damiano Cunego
    Diego Ulissi
    Bradley Wiggins
    Rigoberto Uran
    Edvald Boasson Hagen
    Chris Froome
    Thomas Voeckler
    een andere renner ....
    Bekijk resultaat


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    À la claire fontaine

    M'en allant promener,
    J'ai trouvé l'eau si belle,
    Que je m'y suis baignée.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    Sous les feuilles d'un chêne
    Je me suis fait sécher,
    Sur la plus haute branche,
    Un rossignol chantait.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    Chante, rossignol, chante,
    Toi qui as le coeur gai,
    Tu as le coeur a rire,
    Moi, je l'ai à pleurer.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    J'ai perdu mon ami
    Sans l'avoir mérité,
    Pour un bouquet de roses,
    Que je lui refusai.

    Il y a longtemps que je t'aime
    Jamais je ne t'oublierai.

    Je voudrais que la rose
    Fût encore au rosier,
    Et que mon doux ami
    Fût encore à m'aimer


    Foto

    Archief per jaar
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008

    Foto

    Foto

    Engelbert Humperdinck
    Les Bicyclettes De Belsize

    Turning and turning, the world goes on
    We can't change it, my friend
    Let us go riding now through the days
    Together to the end
    Till the end

    Les bicyclettes de Belsize
    Carry us side by side
    And hand in hand, we will ride
    Over Belsize
    Turn your magical eyes
    Round and around
    Looking at all we found
    Carry us through the skies
    Les bicyclettes de Belsize

    Spinning and spinning, the dreams I know
    Rolling on through my head
    Let us enjoy them before they go
    Come the dawn, they all are dead
    Yes, they're dead

    Les bicyclettes de Belsize
    Carry us side by side
    And hand in hand, we will ride
    Over Belsize
    Turn your magical eyes
    Round and around
    Looking at all we found
    Carry us through the skies
    Les bicyclettes de Belsize


    Foto

    Foto

    Julia Tulkens .

    Hebben wij elkaar
    gevonden in dit land
    van klei en mist
    waar tussen hemel
    en aarde ons leven
    wordt uitgewist  ?

    Ben ik nog schaduw,
    ben ik al licht,
    of is d'oneindigheid
    mijn aangezicht ?

    Treed ik in wolken of
    in hemelgrond ?
    Er ruist een hooglied aan
    mijn lichte mond.
    In uw omarming hoe
    ik rijzend ril ...
    Mijn haren wuiven en
    de tijd valt stil .
     
                                Julia Tulkens.

    Foto

    Foto

    SONNET POUR HELENE

    Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle,
    Assise auprès du feu, dévidant et filant,
    Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant :
    Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.

    Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle,
    Déjà sous le labeur à demi sommeillant,
    Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant,
    Bénissant votre nom de louange immortelle.

    Je serai sous la terre et fantôme sans os :
    Par les ombres myrteux je prendrai mon repos :
    Vous serez au foyer une vieille accroupie,

    Regrettant mon amour et votre fier dédain.
    Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain :
    Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.

    Regretting my love, and regretting your disdain.
    Heed me, and live for now: this time won’t come again.
    Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • Coach Factory Outlet (Holder)
        op De teloorgang van de kleine waterhoek.
  • Nike Air Force 1 (Barbara)
        op De teloorgang van de kleine waterhoek.
  • Na een drukkende en zwoele nacht kom ik u een fijne nieuwe week wensen (Jeske )
        op De Flandriens uit Limburg.
  • Wens je een fijne zaterdag (Nikki)
        op De Wielersport in Denemarken.
  • Lieve midweekgroetjes . (bompa harry)
        op Charles Aznavour.
  • SPORTIEF HOOR MIJN TANDARTS RACED OOK (Ton)
        op Een eeuw geleden werd de Primavera 1911 gereden.
  • Maar dat is leuk (Ton)
        op Fietstocht naar Itzehoe - ( Week 1 ) .
  • Norbert Vande Walle (JP VANSTEENKISTE)
        op Une page d'histoire - Le tennis de table d'il y a 40 ans.
  • Lieve zaterdaggroetjes (Nikki )
        op Een stukje Zwembad Olympia nostalgie .
  • De beste wensen voor 2011 (Nikki )
        op Exode des forces russes de Sebastopol -  Bizerte 1920.
  • Foto

    Archief per maand
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Gastenboek
  • Wandelgroetjes uit Borgloon
  • Genieten!!!!!
  • Genieten!!!!!
  • Verder dan Rome
  • Hier ben ik weer gr. van Koos mengelmoes

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Foto

    Foto

    Will Tura:
    Eenzaam Zonder Jou songtekst

    Ik ben zo eenzaam zonder jou
    Niets kan mij binden bij mijn vrienden
    Bij hen kan ik het niet meer vinden
    Het liefste ben ik dicht bij jou

    Ik ben zo eenzaam zonder jou
    Ook als het dansorkest gaat spelen
    Want dansen gaat mij gauw vervelen
    Als ik jou niet in m'n armen hou

    Ik ben zo eenzaam zonder jou
    Jij weet dat ik op jou zou wachten
    Maar leef ik ook nog in jouw gedachten
    En ben je mij nog altijd trouw

    Ik kan niet verder zonder jou
    Mijn leven zou ik voor jou geven
    In al mijn brieven staat geschreven
    Ik ben zo eenzaam zonder jou

    Ik ben zo eenzaam zonder jou



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!