APFELSTRUDELTAART MET SLAGROOM.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Door het vele doorspoelen van de latrines op de damesafdeling ben ik al vroeg wakker. De meisjes met hun spleetoogjes zijn reeds actief en hun reistassen staan al op de gang. Ik verdwijn uit het bijgebouw. Om 7.05 u staat mijn fiets klaar om te vertrekken, met verse olie op de ketting. Ik kan nog net meeglippen met de groep van de Ostrovski Reizen om deel te nemen aan de eerste dienst van het ontbijt. Ik schuif aan in een rij tussen mensen die een absoluut onbegrijpelijke taal babbelen. Ik meen dat het Fins is. Tussen hen zie ik een aantal van die blondjes, die in ons land geverfd zijn, maar die daar in het Noorden nog natuurlijk zijn. Er zijn er bij in een geel trainingspak en op witte sportpantoffels. Zij bewegen sierlijk, lepelen als hongerige kippen fel in de grote kom cornflakes. Wanneer ik vast stel dat die meiden bijna niets meer aan mij overlaten, glimlach ik toch niet meer. Het karige buffet is van weinig kwaliteit. Met nog wat korstjes en wat boterhamworst op mijn bord, wring ik me ergens op een plaatsje tussen het vijftig koppig gezelschap. Ondertussen ben ik er zeker van dat er ook Zweden bij zijn. Plots komt de leider van de groep binnen, zegt iets, en drie minuten later zit ik er nog alleen want met grote haast is de bende vertrokken. Ik scharrel nog wat kaas en brood op dat op de tafels is blijven liggen, en vul één van mijn bidons met koffie en suiker, voor straks als ik tijdens mijn fietstocht zal stoppen. Er is nu veel volk in de gangen van de jeugdherberg. Ik loop tot bij de herbergvader en neem afscheid met een handdruk.
Via kleine wegen langs de Rijn vorder ik in de richting van Stein am Rhein. Zoals de vorige voormiddag, 24 uren eerder, kom ik terug in een bos, in een Wald zoals hier genoemd. De bosweg is onverhard, mals en vochtig. Overal liggen hoopjes hout. Er zijn vele kruispunten zonder wegwijzer. Zelfs slim klein Duimke zou er de weg kwijt geraken. Het bos is onmetelijk. Bomen, vogels, schaduwen, zwammen en onkruid, en
misschien ook wel wolven, kabouters, nimfen, boze heksen. Op een stil moment, tussen dunne beplanting, zie ik een grote ree. Het dier rent vlug weg met enkele sprongen. Hoe kunnen jagers zon een prachtig levend wezen doodschieten ?
Stilaan begin ik te denken dat dit bos identiek is aan dat van gisteren. Ben ik nu in een ander bos of ben ik terug in dat bos ? Ben ik door mis te rijden weer gekomen waar ik al eens was ?
Er moeten daar hallucinerende paddestoelen groeien, bosbloemen met gevaarlijke parfums, want tussen schaduw en licht stap ik van mijn fiets, wandel te voet verder terwijl ik diep de heerlijke frisse lucht inadem van dit bomenland. Dit bos is evenwaardig aan dat van gisteren. De bosgeesten brengen mijn brein in de war. Weldra kom ik nog Roodkapje tegen en word ik de Boze Wolf, of vind ik het slapend Sneeuwwitje en word ik de Schone Prins. Of misschien, krijg ik weldra een plaatsje te Rheinau zoals die gekke Zwitser met de vele polshorloges. Ik blijf rechtdoor lopen, begin weer te fietsen na een felle slok nog lauwe koffie. Na een tijdje kom ik weer in de volle zon aan de bosrand en ik besluit van met bloot bovenlijf verder te rijden om wat te genieten van lucht en van zonnestralen. Wanneer ik mijn kledij onder de rekker op het bagagevlak boven mijn achterwiel wil plaatsen, zie ik dat er op mijn achterste band een gevaarlijke bobbel is. Binnen de kortste tijd gaat die openbarsten. Rap
pfttt
. wat wind uit die achterband verlossen alvorens de boel open ploft !
Stop. Ik leg de vier vierkante meters van het grondzeil van mijn tent open op het gras, neem alle fietstassen van mijn fiets, neem mijn achterwiel uit en dan begin ik rustig aan de reparatie. Ik verwissel de buitenband ; de Vredestein wordt een Schwalbe. Maar in volle zon heb ik eerst mezelf goed met olie ingesmeerd. Ik vertoon immers op deze elfde dag van mijn zwerftocht grote verschillen van huidskleur. Mijn gezicht, mijn armen, mijn benen zien er gezond bruin uit, maar de rest van mijn naaktheid is veel te blank geworden. Als een sater loop ik nabij dat Zwitserse bos een kwartier poedelnaakt rond om wat schoner bruin te worden.
Met het plaatsen van een nieuwe binnenband heb ik wat moeite. Ik stel vast dat ik niet minder dan 4 binnenbanden bij heb die ik moeilijk zal kunnen gebruiken bij een volgende bandbreuk. Daarom moet ik dus weer naar een fietsenwinkel voor verse binnenbanden. Wanneer ik na veel gesukkel weer een parate fiets heb, zie ik twee mountain bikers aangereden komen. Ik wip snel terug in mijn koersbroek. Zij lachen wat met mij. Zij menen dat zij nooit een probleem kunnen krijgen met hun sterke tweewielers van duur merk. Maar eens komt ook voor hen de pech en dan zullen zij ook wel moeten stilstaan en repareren. Ik geef mijn fiets nog een poetsbeurt en wel een tafeldoekje uit Tien Ping, niet gestolen maar uit verstrooidheid meegenomen. Met mijn slechte banden, het vuile doekje, boven op mijn stuurtas toer ik weldra weer. Bij het bereiken van het eerste dorp gooi ik dat weg in een vuilbak. Twee dorpen verder kan ik in een fietsenhandel een andere Schwalbe Marathon kopen, een nieuwe binnenband , alsook een binnenband Michelin 650 die ik mag ruilen voor een iets grotere binnenband, mits 2,50 FS bij te leggen.
Ik trek nu door het land van de boeren uit Zwitserland.
Gewoon langs de straat, zonder bewaking, voor een erf staan producten uitgestald. Op een bordje staat er evenwel geschreven : Een dief loopt niet ver
. Wie eieren, appels, peren, of aardappelen wil kopen, kan zich gewoon bedienen en zijn franken in een houten bak gooien. Dit is artisanale degelijkheid die werkt op basis van echte eerlijkheid .
Steckborn. Ik ga wat zitten op een bank aan de kade van de kleine haven. Heerlijk waait de wind over de Rijn. Dit is nu echt genieten van mijn vervroegd pensioen, een vakantie die nooit meer op houdt. Ik volg het fietspad dat me naar de Boden See brengt. Het wordt druk. Dit is een grote streek voor de toeristen en vooral voor zij die willen fietsen. Met allerlei moderne tweewielers, gewone, sportieve, hybride, fietsen duizenden rond dit meer. Jaarlijks is er een grote klassieke rit voor de sportieve wielertoeristen gekend als Rund Um Boden See , maar eigenlijk toeren de wielen altijd in deze streek. Voor een kleine picknick moet ik 15,00FS neertellen. Ik fiets nog even tot wanneer ik een stil plekje vind waar vele bootjes liggen gemeerd. Windstilte. Niemand. Veel zon. Ontelbare meeuwen. Visjes in het water. Enkele eendjes. Prachtig. Schilderachtig. Ik maak enkele fotos van Olive Green am Boden See. Ik eet lekker roggebrood met een lookworst, spuitwater, gevolgd door yoghurt met bananensmaak. Nadien kuier ik rond op de boorden van het meer tussen de palen die zo typisch zijn langs deze grote wateroppervlakte. Wat later voel ik mij goed, vervolg mijn tocht, maar mijn geluk wordt bedorven door de vele autos, die storend en gevaarlijk de weg voor zich opeisen. Gelukkig komt er weer een onverharde wandelweg, die ik graag volg. Een bank lokt me, een Zwitserse bank. Het is een gewone houten bank op een grasveld met panoramisch zicht op het water, niet zon Zwitserse Instelling met zichtrekeningen, verzekeringen, beleggingen, aandelen, en zelfs buitenlands geld van dubieuze oorsprong. Een slaapje op die houten bank geeft me het gevoel een rijk man te zijn.
Gottlieben. Absoluut een punt waar de fietstoeristen en de fotografen samenkomen om kiekjes te nemen, zeker van het oude Hotel Drachenburg. Indien de goede God zou leven en liefhebben zou hij dit zeker graag doen te Gottlieben. Dit is een hogere heilige plaats verscholen tussen het riet op de oevers van een groot meer. De plaats Gottlieben stelt mooie boottochten voor. In de hemel is er de lekkere rijstpap met bruine suiker die wordt gegeten met gouden lepels. Te Gottlieben is er een heerlijke tas koffie, maar met daarbij ook Apfelstrudel en slagroom, een tussendoortje om nooit meer te vergeten. Ik twijfel niet meer, ook Gott liebt Apfelstrudel .
Ik vertrek weer. Wanneer ik een bezoekje breng aan een staketsel aan het water, ervaar ik dat de wind komt opzetten, golfjes vormt op de Boden See, en speelt met de lichte zeilboten die in de haven liggen. Een windstoot blaast plots mijn petje van mijn kop . Komt er hier storm of onweer ?
Verder in de richting van Konstantz-Kreuzlingen. De grens tussen Duitsland en Zwitserland kronkelt hier wel op een eigenaardige manier. Ik ben plots weer in Duitsland en kan met DM betalen. In deze stad wil ik een Iraanse tapijthandelaar zoeken die ik vier jaren geleden ontmoette op een bruiloftsfeest in Virginia (USA). Ik zoek achter de naam Mashkouri in het grote telefoonboek, maar vind die naam niet terug. Ik zou deze mensen graag terugzien, maar ik had geen contact meer sedert vier jaren. Op het kerkhof zou ik ook het familiegraf van deze mensen willen bezoeken. Tijdens mijn rondrit in deze grensstad ontdek ik een winkel met specialiteiten uit Iran. Ik ga er wat kopen, een pot mixed pickels en een flesje extract van dille, een remedie tegen cholesterol. Ik probeer langs deze weg de Mashkouris te vinden, maar zonder resultaat. Slecht contact. Iraniërs zijn in de tijd van de ayatollahs voor mekaar op de vlucht, en weten niets, en willen niets zeggen over andere landgenoten. Al wat zij blijkbaar kunnen en willen is geld verdienen in hun winkeltje. Ik rijd terug Zwitserland binnen waar ik postkaarten kan kopen met postzegel al opgedrukt. Ik verstuur deze kaarten naar vrienden en kennissen, en na wat optelwerk weet ik dat ik al bijna mijn plicht heb afgehandeld op dit gebied. Ik zie een boekenwinkel waar christelijke boeken kunnen gekocht worden. Maar het is me weldra duidelijk dat er een verschil is tussen christelijk en katholiek. De boekenwinkel is voor de protestanten, voor calvinisten en niet voor vrije denkers zoals ik. Het boek dat ik wens Auf die Spuren des Jakobpilger is er niet in deze Bijbelboetiek waar ik me bevind, want de oude pelgrimstochten naar Compostela beleefden hun gouden tijd lang voor de Reformatie.
Thurgau. Appenzellergebiet. Mooie boomgaarden waar de rode appeltjes reeds zichtbaar zijn. Maar ook op dat keurfruit wordt er veel gift gespoten. We roven dus nergens appeltjes.
Romanshorn. We vinden er de Jeugdherberg, naast de Kazerne van de Pompiers. Zij is groot. Het lijkt wel een kliniek. Maar er zijn slechts weinig gasten. Er is niets te eten, behalve dan wat koekjes en chips uit een automaat. Ik eet de mixed pickles van de Iraniër met restjes brood. Aan tafel maak ik kennis met een magere vrouw van zowat veertig jaren die beweert dokter te zijn van beroep. Zij komt net van onder de douche uit. Wat later komt ook haar teenager dochter opdagen, nog magerder dan haar mama. Zij maken een rit van drie dagen rond het meer, met gewone damesfietsen en bijna zonder bagage. Zij zijn zeer vermoeid, uren achter op hun programma. Zij hebben niets om te eten en wat meer is, zelfs geen muntstukken om iets uit de automaat te halen. Ik heb plots medelijden met hen, klink al mijn munten op de tafel uit, en nodig de jongste van de twee uit om zich naar believen te bedienen uit de machine. Wij hadden vanmiddag al goed gegeten beweert de mama. Ik knijp in haar arm en zeg aan die Fraulein dat ik vind dat zij wel nooit veel zal eten en dat zij daarom zo mager is. Als einde van dit gesprek maak ik hen nog duidelijk dat zij meer moeten eten om sterker te kunnen fietsen en omdat mannen en jongens toch wel liever vrouwen met wat meer vlees zien. Met een flauwe glimlach vertrekken zij dan naar hun slaapkamer.
Ik lig alléén op een slaapzaal met 18 bedden. Ik slaap in een nette propere slaapzak van de jeugdherberg. Ik heb mijn zware fietstassen wel langs een trap naar boven moeten brengen. Mijn naakte fiets staat alleen onder een afdak , in een kooi achter tralies, goed afgesloten.
|