Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
15-12-2009
Op de Dag des Heeren naar Castel Gandolfo.
Terwijl ik een blikje cola leegslurp, weeg ik af wat ik zal gaan doen. Ik beslis van te durven wat ik niet mag. Met groot risico breng ik mijn zwaarbeladen tweewieler al lopend over de helft van de snelweg. Daarna til ik mijn velo over de vangrails, doe een stap tussen het onkruid, en observeer het rijdend gevaar aan de andere kant. Tijd om fit te zijn en goed uit te kijken is dit. Ik vul mijn longen met lucht en snel als een kat naar de andere vangrails waarover ik wip en verdwijn. Was dit cyclocross van hoog niveau ofwel buitenmaatse waaghalzerij ? Kwaad getoeter en protest van aanstormende wagens bewijzen dat ik dit toch maar niet had mogen riskeren. Oef, ... dat was nipt, en te gevaarlijk... ! Ja, eigenlijk was het tweeduizend jaren geleden in de arena als gladiator tussen de wilde beesten niet gevaarlijker dan tijdens deze jump over de autosnelweg. Zo kan ik wel verder de Via Appia Antiqua volgen. Weldra is deze nog maar berijdbaar voor landbouwrijtuigen. Ik fiets doorheen een niemandsland op een weg in slechte staat. Dit is een ontgoocheling, maar weldra komt ten Oosten van Rome Ciampino en daar ligt een kleine luchthaven.
Ik doe daar een poging om een ticket naar Brussel te kopen. Mijn zwak Italiaans is onvoldoende om te begrijpen wat zij me daar allemaal willen uitleggen. Even later verschijnt gelukkig een man die Frans spreekt. Met Viking zou ik op die zondagavond om 20u00 ofwel de volgende ochtend maandag om 8u.00 naar huis kunnen vliegen tegen een gunstige prijs en dit op een mogelijk lege zitplaats die echter niet meer kan gereserveerd worden op dat uur. Mijn fiets mag gratis mee op voorwaarde dat hij is ingepakt, op platte banden staat met stuur en pedalen afgeschroefd. Net voor mijn vertrek zal een eenvoudige telefoon naar Viking Brussel voldoende zijn om met mijn Golden Eurocard te betalen. Dit is toch een onzekere oplossing die me wellicht zal verplichten om een nacht in de wachtzaal van de vlieghaven van Ciampino door te brengen. Maar plots besef ik dat ik op deze zonnige zondag nog niet rijp ben om al terug naar huis en naar vrouw, dochters en hond te gaan. Ik verlaat Ciampino met een spurtje en ben maar al te blij dat ik nog wat langer pelgrim kan zijn in de buurt van Rome.
Het is me nu duidelijk dat ik toch maar met de trein mijn terugreis zal maken. Ik had al ervaring met luchtreizen. Toch ben ik niet vertrouwd en vind ik het niet zo denderend in luchthavens met al die boardingpassen en landingsbanen, piloten en airhostessen, Boeings en terminals, security en douane, en met al het andere dat daar rondfladdert, te zien en mee te maken valt. Nooit werden mijn jongensdromen daarmee geanimeerd. Te Ciampino meevliegen met zo een Vikingvogel was niets voor mij. Terwijl ik weer als een jonge arend op mijn fiets zit, denk ik aan Icarus die zo hoog wou vliegen tot waar de zon de was van zijn vleugels deed smelten en hij zonder valscherm moest landen op zee waarna niets meer van hem werd gehoord. Icaros was een Griek en geen Romein. Hé, zouden me niet verder fietsen tot Griekenland, tot Olympia ?
Ik moet de teletijdmachine in mijn kopje wat terugdraaien naar deze eeuw.Weg van mij die antieke dagdromen ! Rome lost me niet uit haar krachtige greep, want zij is een oude grote inktvis en een wolvin.Haar tentakels, tepels en klauwen blijven me vasthouden. Ik ben haar welp. Zoals zij met velen deed die voor een week, voor een maand, naar haar zeven heuvels kwamen, wil zij ook mij voor een langere tijd als haar gast en haar vriend. Zij is een vreemde goede moeder die niet wil dat wij naar huis gaan.
Lekker trappen dan maar op onze pedalen in de richting van Castel Gandolfo waar de Heer Johannes-Paulus II zijn adres heeft op Italiaanse bodem. Zo betaalt hij waarschijnlijk minder belastingen aan de duivelse fiscus van het Vatican en van Polen. Ondertussen zal de hoogmis die hij voor deze voormiddag opdraagt al zijn afgelopen. Ik verlies mijn gewoontes niet. In de hoogmis van de parochie uit mijn jeugd , Sint Lambertus te Walshoutem, waar " Toine de Suisse" fier paradeerde met zijn speer, kwam ik meestal te laat tot ergernis en zelfs tot woede van mijn christelijke ouders. Niet de hoogmis was belangrijk toen, maar wel het kleine café aan de kerk. Daar kregen we altijd schone troefkaarten in de hand, dronken we onze eerste pintjes, rookten wij al sigaretten. Er was ook een jukebox, een vogelpikblok, een houten tabel met voetbalklassementen, alsook een foto en een beker van een vroegere wielerkampioen. Marie stond in de Rio met haar zware borsten achter de tapkast, wij hoorden moppen en zattemanspraat, en reeds vooraleer we moeders soep moesten gaan eten was onze zondagse pree al op, zodat er weer plaats in onze lege broekzak kwam.
Nadat ik in de Campagna Romana weer grotere wegen bereik, daagt de vermaarde klim van Castello op. Ik blaas even uit en rijd dan gezwind naar omhoog. Is dit nu de Rocca di Papa waar de campionissimo Alfredo Binda in 1932 ten aanval trok om wereldkampioen op de weg te worden of lag die klim ergens anders ? Hoge tuinmuren versmallen de weg. Olive en ik bereiken fier en vrolijk de top. Niet veel later arriveren wij aan de woonst van de paus. Aan zijn voordeur staan mannetjes van de Zwitserse Garde, soldaten-hellebardiers, in rood, geel, blauw uniform. Traditie en folklore uit de XVIe eeuw, maar toch dreigen zij daar met een levensgevaarlijke lans. De veiligheid van de hoogste leider van de Kerk is een belangrijke taak voor deze soldaten. Reeds vaak probeerden gestoorde kerels de paus te vermoorden om verschillende redenen, ook al was het maar om in de headlines van het wereldnieuws te komen. De jongens van die fleurige Zwitserse Garde ruilen daarom ook na hun wachturen aan de voordeur of elders hun gekende kledij en gekleed als gewone burgers of ook als getrainde beroepssoldaten van de 'special forces' staan zij steeds paraat om in te grijpen tegen terroristen. Deze Servizio di Vigilanza is niet te onderschatten. Vaticaanstad is maar 44 ha groot maar heeft een modern leger dat zeer veel geld kost .
In het koele water van de fontein op enige afstand van de deur van zijne hoogheid was ik even mijn kop en mijn armen. Nadien loop ik rond tussen de restaurants, antiekwinkels, als een nobody gemengd tussen de menigte. De prijzen om te eten zijn hoog en nergens lokken bepaalde spijzen me, zelfs niet de ijsjes die van matige kwaliteit en hoeveelheid zijn. Het gebrek aan ruimte op de stoepen geeft me geen goed gevoel en ook mijn eetlust is erg zwak.Vaarwel daarom Castel Gandolfo !
Want vandaag wil ik met mijn voorwiel verder naar Frascati. Af en toe vertraag ik wat om te genieten van de mooie panorama's. Ik bereik een prachtig meer. Groen, turkoois, blauw, bootjes, een diepe kom vol water, de krater van een vulkaan en wat is het in volle zon heet rond Lago Albano. Langzaam, geleidelijk, met veel moeite, schuift de weg onder mij voorbij. Ik voel me los van de onzinnige zorg van de stervelingen die zoeken naar geld en rijkdom, zinnelijk genot en macht over anderen. In fiets in het licht en in de warmte van de zon verder over een golvende weg. Puro e disposto a salire alle stelle. Ik voel me goed, zuiver geworden door mijn tocht en geschikt om op te stijgen naar de sterren. In een afdaling maak ik wat vaart. Mijn bewustzijn is weer troebel wegens het door de hitte zinderende wegdek en door mijmeringen die doorheen mijn hoofd lopen zonder dat ik er veel aandacht aan geef. Ik zie niet eens dat ik voorbij een groot bord fiets. Maar op dat ogenblik ontwaar ik ook een geschikt hoekje voor een korte sanitaire stop. Ontspannend plas ik in het droge spichtige gras. Da per tutto dove vuol. Daarna rijd ik toch maar eens 50m terug om met voldoende aandacht naar het bijzondere bord te kijken. Mijn ogen zien duidelijk dit : Frascati. Comune d'Europa. Gemellato con Bad Godesberg (D) - Kortrijk (B) - Saint Cloud (F) - Maidenhead (GB) - Frascati 322 m boven de zeespiegel. Ik ga even rustig op een betonblok zitten en pak een lauwe slok uit mijn bidon. Ik ben een gelukkig man.
Sedert 2002 heeft zij een ster op de Walk of Fame van de Hollywood Boulevard en dat betekent dat zij een heel grote dame van de film en de televisie is die Oscars en andere prijzen heeft gewonnen, vele liefdesaffaires en parties heeft overleefd, en miljoenen dollars op haar bankrekening heeft zien binnenstromen. Ondertussen is Susan Abigail Tomalin geboren op 4 october 1946 toch al 63 jaar oud geworden en moet zij regelmatig sporten om haar lijn te bewaren. Wereldberoemd werd deze actrice als Susan Sarandon (naam van haar eerste echgenoot) door films als Dead Man Walking, Thelma and Louise, The witches of Eastwick, The Client, Lorenzo's Oil, The Rocky Horror Picture Show, The Great Waldo Pepper. Zij heeft drie kinderen uit vroegere relaties maar is de laatste jaren ook fel in de politiek bij de liberalen bezig om haar huidige echtgenoot Tim Robbins te steunen. Bijna iedere dag is deze filmster nu te ontmoeten in de Spin Club NewYork op de Park Avenue te Manhattan. Daar speelt deze dame erg graag tafeltennis. Zij geeft toe dat zij wel nooit een topspeelster zal worden, maar haar inzet en haar passie zijn bijzonder groot. Zij traint ijverig om weldra twee Hollywood boys te kunnen kloppen, en dat zijn dan George Clooney en Jamie Foxx die reeds hebben beweerd goede tafeltennissers te zijn. Susan Sarandon is er van overtuigd dat pingpong een fantastische sport is omdat het zoals in geen ander domein gelijke kansen geeft aan mannen en vrouwen, aan spelers en speelsters van alle landen en rassen, aan jongeren en aan ouderen, aan magere en dikke mensen zowel als aan gespierde atleten. In haar club zijn leden van 80 jaar die nog mooie balwisselingen laten zien. Bij Spin New York vinden de leden 4000 m² oppervlakte . Er zijn 12 tafels, één Center Court Table voorbehouden aan de allerbesten, een bar, een vergaderzaal, private kleedkamers. Er zijn 12 trainers in dienst die tegen betaling zowel individuelen als groepen tafeltennis aanleren. Het merk Fred Perry heeft dit gefinancierd. In deze tafeltennisclub van ' the city that never sleeps' staan de deuren altijd open. Zowel amateurs, topspelers, als jongeren,veteranen en supporters zijn er welkom. Er is altijd wel wat te beleven in de Spin Club, zowel in de namiddag als in het diepste van de nacht, zowel in de sportzaal als in de bar. Op vrijdagavond is er steeds een tornooi gepland en wordt er voor geld gespeeld en dan spannen de leden zich 100% in om goed te presteren. De V.I.P. die Susan Sarandon is geworden wil met haar imago de tafeltennissport promoten. Zij hoopt van regelmatig acteurs te kunnen verzamelen aan de tennistafel. Ondertussen heeft zij reeds politiemensen en brandweerlui kunnen overtuigen om een eigen kampioenschap te organiseren. Wanneer Susan door Chinatown wandelt vragen alle Chinezen haar om een handtekening, want zij is de filmster uit Hollywood die pingpong speelt.
Ostello per la Gioventu - Foro Italico - Ik ontwaak tussen Duitse jongelingen van wie ik de vader zou kunnen zijn. Met hen kan ik geen goed gesprek voeren want het zijn nog snotneuzen. Aan de ontbijttafels zitten vele anderen en ik kom terecht tussen jonge kerels die Wieczoreck of Kraszinki heten. Met mijn zwaar beladen fiets wring ik me tussen al deze rugzaktoeristen naar buiten. Ik verlaat de jeugdherberg en ik fiets in de richting van het Sint-Pietersplein, een weg die ik nu al goed ken. Wat verder dan de Piazza Maresciallo Giardino ontwaar ik weldra weer de ontzettend grote cupola van San Pietro. Nabij het Vaticaan zie ik vele deftige heren in donker pak, en ook nog van die ouderwetse geestelijken met zwarte rokken. Op de stoepen bewegen ook dames, maar dan van die fiere kwezels of van die maagdelijke nonnetjes . In een winkel koop ik voor 25.000 lires een nieuw wegwerpcameraatje. Daarna rijden Olive Green en ik, met mijn rennersplunje weer aan, tot in het midden van het grote plein. Aan een glimlachende Aziaat vraag ik of hij even , met mijn nederige Fuji, een paar kiekjes van onze aanwezigheid wil nemen. In de prille ochtend met haar verse zonnestralen geniet ik van de geweldige omgeving met de vierdubbele zuilengalerij en met de erehaag van meer dan honderd beelden. Ik kwam van zo ver, ik was veertig dagen onderweg, en nu sta ik met mijn koersschoenen op deze heilige plaats. Ik groet nog even de grote apostelen Petrus en Paulus, richt mijn ogen op de voorgevel van de basiliek en naar het balcon waar de pausen de menigte komen zegenen, en dan spring ik op mijn zadel en zoek ik de richting van Napels, en de Via Appia Antiqua. Langs de Tiber en door Trastevere bereik ik vlug de brug naar Viale Marco Polo en Via Christoforo Colombo, grote reizigers die ik graag eer door even te fietsen op de straat die hun naam draagt. De lange schooljaren die ik in de Humaniora mocht doorbrengen lieten bij mij toch indrukken na die mij van de Romeinse en Latijnse cultuur lieten genieten tijdens mijn kort verblijf te Rome. Ik mijmer weer en denk aan een paar leraars uit mijn jeugd aan wie ik een zichtkaart wil zenden, nadat zij 35 jaren niets meer van mij gehoord of gezien hebben. Tijdens mijn vlotte pedaalstoten, want ik voel me vandaag heel fit, bedenk ik enkele zinnen om op de achterkant van deze kaartjes te schrijven. Ik zal mijn vroegere leraars Latijn danken, hen mijn gelukkige momenten van vandaag melden, en hen vertellen dat ik in mijn hart en in mijn kop geen zand heb, maar wel nog wat Humaniora-restjes die zij met veel moeite en geduld hadden opgelepeld aan de moeilijke teenager die ik eertijds was. Ben ik nog op de goede weg ? Ik twijfel even. Ik moet meer aandacht geven aan wat ik nu beleef en niet altijd blijven neuzen in bladzijden uit mijn verleden. Mijn parcours loopt door de heerlijke eenzaamheid van het Romeinse platteland, die de dichter Vergilius reeds ontroerde. Schoonheid van akker, tuin en boomgaard, voortdurend en echt eeuwenoud meesterwerk, vrucht van labor improbus, van de aanhoudende arbeid van een zeer belangrijk volk. Na het kruispunt met de zeven kerken ben ik op de Via Ardeatina. Na een tijdje 'extra-muros' rijden neem ik linksaf en daar, een beetje buiten het centrum, ontmoet ik dan meer beweging. Geuren van muntkruid en tijm prikkelen mijn neus. Het landschap is prachtig, en plots besef ik dat ik aan het rijden ben op de stenen van de Queen of Roads, op de echte Via Appia Antiqua. Emotie. Dit is veel meer dan Het Bos van Wallers uit Parijs-Roubaix. Langs de boorden van deze weg nagelden de Romeinen na de Spartacus Revolte van 73/71 voor Christus niet minder dan zesduizend slaven aan het kruis. Ik moet hier toch zeker van mijn fiets stappen, niet om te plassen maar wel om op deze gladde stenen te knielen en het wegdek te kussen. Zijne Heiligheid de Paus doet zoiets toch ook als hij op reis gaat in het buitenland. Of misschien zal ik even, mijn kop van links naar rechts zwierend, gewoon deze via antiqua wat borstelen met mijn baard. Geen straat ter wereld loopt rechter dan de goede oude Via Appia Antiqua, tussen Rome, Capua en Brindisi. Mijn wielen strelen het wegdek. Prachtige cipressen, pijnbomen,olijfbomen. Monumenten, fragmenten van ruïnes,en velerlei bizarre stenen, die daar 2.350 jaar geleden werden geplaatst, vragen aandacht. Wandelaars, zondagsfietsers, joggers, soms een schilder en ook wel eens een zwarte vrouw die haar lijf te huur aanbiedt, kom ik daar tegen. Ik voel me gelukkiger dan Roger De Vlaeminck, Rebry en Lapize, tesamen, wanneer de ongelijke stenen mijn stuur en mijn kader flink schudden. De oude heirbaan is nog steeds 4,10 m breed, voetgangers en voertuigen kunnen er zich overal kruisen, maar op vele plaatsen ligt nu hedendaags asfalt. Oorspronkelijk was deze weg geplaveid met basaltblokken en op de zijkanten was klei en gras. Alzo had de heirbaanbouwer Appius Claudius het gewild. Deze Via Appia had geen einde, rolde verder tot in finibus terrae, tot Constantopel, tot Jeruzalem, tot Samarkand .
Wat een prachtige zondagmorgen ! Ik besef dat ik bezig ben met een stukje zeldzaam fietsgenot uit heel mijn leven. Dit is een uur dat nooit zal wederbloeien. Kastanjebomen, azalea's, rododendrons, geven schaduw aan de smalle antieke ader met de nauw aansluitende stenen, die het hart van Rome verbonden heeft met de verste gebieden van haar imperium, tot aan de onmetelijke en onbekende bossen, steppen en wateren waar barbaren en andere volkeren de wetten stelden. Aan wandelaars vraag ik of zij op het knopje van mijn fototoestel willen drukken . Ik kom aan een kruispunt waar een autobus met Wisigothen of Longobarden is gestopt. Veel mensen en lawaai. Zij eten bijna allemaal ijsjes en luisteren echt niet genoeg naar de belangrijke uitleg van hun gids.Opeens wordt de historische weg afgesloten door een drukke snelweg. Onmogelijk verder te fietsen. Ik ben gekomen aan de Grande Raccordo Anulare tussen Uscita23 en Torricola. Ik rijd een rondje en zie dan dat er een winkel op vier wielen op die parking staat. Vlees, drank, en gebakken vis zijn te koop. Tijd om te rusten, om wat te drinken en te eten.
Roma 1996 - Fietsende pelgrim bezoekt de grote stad .
Geen enkele bezoeker van Rome mag aan deze kerk voorbij gaan. In Santa Croce di Roma worden immers relieken bewaard die zeer belangrijk zijn. Ongelooflijk maar toch waar, in deze kerk bevinden zich drie stukken van het echte kruis van Jezus Christus, één kruisnagel, twee doornen uit de doornenkroon, het INRI-plankje, de vinger van de ongelovige Heilige Thomas, originele stukjes van de kribbe van het Kerstkindje, en heilige grond uit Jeruzalem. Mirabilia Urbis. Het was de Heilige Helena die deze stukken verzamelde tijdens haar reis naar Jeruzalem in het jaar 329. Terwijl ik eerbiedig blijf zitten op een kerkbank, genietend van de koelte en van de stilte, zie ik plots daar voorbij strompelen een rasechte pater kruisheer. Hij is al oud. Hij loopt op sandalen zonder sokken. Zijn wit kleed is vuil. Rond zijn buik hangt een stevige lederen riem die ook de zwarte lap met het rode kruisje op zijn voorkant houdt. Deze magere man doet me denken aan wijlen pater Custers van de kruisheren van Hannut waar ik mijn humaniora voltooide. Een kwartier later kom ik aan de moeder van alle kerken van het christelijk geloof, de katedraal van San Giovanni in Laterano. De ingangsdeur is daar zo oud als het christendom zelf. Door de sfeer die daar voelbaar is dwingt dit oud gebouw respect af. Alles wat er te zien is in hoogte en breedte dateert uit de vierde eeuw. Geen glitter maar wel echte antiek. Dit is een kerk niet zozeer voor rondlopende toeristen, maar wel nog voor ernstige mensen die geloven en bidden. Ik adem er enkele malen diep in en dat is heerlijk voor mijn lijf, voor mijn kop en voor mijn ziel. Met de glimlach vind ik Olve Green terug. De ladri de bicicletta durfden niet toeslaan in de schaduw van dit heiligdom, maar dom was evenwel van mij dat ik mijn tweewieler met één kabeltje had vastgesnoerd terwijl ik toch twee kabels in mijn stuurtas meedraag. Ik zoek nu de Terme di Caracalla en vind hoge hopen bakstenen, oude muren vol met onkruid en struiken. Ik rijd over een leeg plein vol met kuilen, zeer ongezond voor de velgen van mijn fiets. Ik stap er te voet rond. Na een plasje in de vrije natuur vervolg ik mijn rit. Wat later bereik ik een kleine kerk verscholen tussen bomen en ruïnes, waar een huwelijk wordt gezegend. Romeinen van beide geslachten in allerbeste kledij, in gelukkige stemming, met orgelmuziek, beginnen er een gezellig en mooi feest op het kerkplein. Bloemen, wierook, bruidskindjes en veel wijnflessen, en ' la mariée est très belle', maar nergens zie ik de bruidegom. Wellicht heeft hij nog een kater te verwerken na een wilde nacht met vrienden om zijn celibaat te begraven.
28 september . Ik kijk nog eens op mijn stadsplan. Het Colosseo is niet ver. Zoals elke dag stromen de toeristen er naar toe. Wie lires wil geven voor een foto van zichzelf in gezelschap van een verklede antieke Romeinse soldaat of gladiator kan dat hier. Zij zijn nep, van hedendaags vlees en bloed. Plots tikt iemand op mijn schouder. Het is weer die American-German met Iraanse roots. Hij meldt me zijn vertrek uit Rome omdat hij een job in het onderwijs bekwam te Nordhagen nabij Dusseldorf. Hij is wat te plakkerig. Waarschijnlijk is hij gay. De man geeft me nog een kaartje met een goed adres om te logeren nabij het station, in een flatgebouw omgebouwd voor logement van rugzaktoeristen. Ik dank hem want het kan me nuttig worden. Het Colosseum is het grootste bewaard gebleven bouwwerk uit de Romeinse glorietijd. Het was de plaats voor BROOD EN SPELEN, waar mensen en dieren bloedig werden afgemaakt, waar de honger naar sensatie en geweld quasi grenzeloos was. Het is een immense constructie in onze tijd nog zichtbaar door kenmerken die zijn : afbrokkelende stenen, roest en onkruid, reusachtige galmgaten, muren die hoog naar de hemel rijzen.Verschillende Afrikaanse venters proberen er horloges, souvenirs, lederwaren, ivoor, videocassettes, en andere rommel te verkopen. Zij zijn opdringering, zoals ook mijn Duitse gezel. Ik wil niet langer in deze wirwar blijven en ook niet samen met die Nordhaagse filosoof of wat hij ook nog meer is. Ik het bonte verkeer beweeg ik me nu met meer schwung. Ik ben al wat thuis in Rome en dat is wellicht wegens mijn roots in de oude Pepijnstad waar eens 14 Romeinse villa's hadden gestaan. Met mijn olijfgroene fiets bol ik heerlijk langs straten en pleinen. Mijn tocht door Rome zal uiteindelijk 46 km lang worden. Er zijn duizenden auto's maar zijn tonen respect voor mij. Zij snorren wild voorbij doch zijn niet gevaarlijk, althans zo is mijn indruk. Deze stad is wel zeer groot, ook al verlaat ik het centrum niet. Hoge huizen, mondaine hotels, winkelende voetgangers, verliefde paartjes, zakenlieden, bekijk ik soms in nauwe straten waar het licht bijna niet meer binnendringt en dan weer in bredere ruimtes en op prachtige boulevards. Geur van geschiedenis en van knoflook, zuilen, fonteinen, bloemen, en hier en daar om al dat verkeer te regelen carabinieri, bangmakende mannen met bril, snor en kepie, in mooi en proper uniform. Het gebeurt ook dat er ergens een stevige politievrouw staat met grote oorbellen, witte tanden en rode lippen, glanzend zwart haar, en als ik zo een ferm wijf zie dan stuurt de kleine diabolo rosso die ergens in mijn brein zit me de vraag ' Met wie zal zij deze nacht slapen, koekjes eten en spelletjes spelen ... ? ". Vade retro Satana ! Ik neem de richting naar het eiland Tiberina. Dit is een bijzondere oppervlakte gevormd door de splitsing van de stroom Tiber.Wegens éénrichtingsverkeer moet ik te voet verder.Ik stap over de Ponte Fabricio. Wat een toeval ! Daar kom ik terug die Italiaan tegen die koeterwaals uit onze Borinage kon spreken . Ik roep : ' Héla, revoilà mon copain le carolo ...' . Ik vertel hem mijn mislukking in Pensione Lodi. Hij vermoedt dat er wel plaats was, maar dat de bazin er gewoon geen werk meer wil, wegens luiheid en liefdesverdriet. De carolo is nu netjes gewassen. Zijn haar is gekamd. Hij riekt naar aftershave. Hij heeft een schoon kostuum en een duur paar blinkende schoenen aan. Hij stelt me zijn vrouw voor. Ik geef haar een hand. Zij gaan eten in een restaurant op deze zaterdagavond. " Bonne soirée". Ik wuif met mijn handje en ik spring terug op mijn tweewieler. Waar moet ik nu naartoe ? Veel schoonheid van Italië met haar bekoringen en charmes is hier in deze buurt wel ergens terug te vinden. Ik zou in deze stad een maand of twee moeten kunnen wonen tussen de Romeinen om echt alles of dan toch veel te proeven. Rome is een doolhof, een bijna onontwarbaar geheel van resten, scherven en brokstukken uit vroegere tijden. Tempus edax rerum. Op zovele plaatsen, vooral wanneer de avond valt na een mooie septemberdag, heerst rijkelijk de unieke Romeinse sfeer. Ik neem de volgende brug en bereik weldra Trastevere, de schilderachtige arme volksbuurt. Het gonst er van gemoedelijke drukte. Ik probeer daar het Pension Nanny terug te vinden. In een oud reisverhaal van mijn vader uit 1967 las ik dat het daar zo goed was. Ik zwerf door straatjes en stegen. Zou in het stof van deze tijd nog iets bestaan van negenentwintig jaren geleden, in het Rome waar duizend jaar een peulschil is voor de historici ? Leuk is deze buurt wel, maar Fremdenzimmer Nanny is onvindbaar. De glorietijd van dit adres lag in de sixties en eerder, toen de Amerikanen te Trastevere rondliepen met de reisgids " See Europe for 5 $ a day ". Nu heet hetzelfde jaarlijkse boek " See Europe for 50 $ a day". Times are changing, of course. Heerlijke geuren van Italiaanse keukens. Kelners, pizzabakkers, fruitventers, straatmuzikanten, wijnproevers, wandelaars, of zij nu zitten, staan, of lopen, zij gelijken allemaal op aristocraten, de dames en heren hier in deze buurt aanwezig. De jongere meisjes die nog geen vent hebben zijn net godinnen en mooi, waardig, goed gekleed, met ringen aan de vingers, lepelen zij kwetterend hun veelkleurige ijsbekers leeg.
Ik verlaat de volkbuurt, fiets over de Garibaldibrug en dan draai ik naar links, zoekend naar de Via del Pellegrino en naar de Piazza Navona. Er vallen nu druppeltjes regen. Deze nattigheid doet de straten blinken. De gloeiende ogen van de wagens maken van de avondstond een feest. Ik vergeet de tijd en mijn maag vraagt niet naar eten of drinken omdat mijn ogen, oren, en neusgaten door zoveel worden verzadigd. Fugit irreparabile tempus.
Stop nu toch maar even, vriend pelgrim, niet overdrijven ... . In een pizzatent nabij een bushalte eet ik twee stukken pizza, en een gelato. Het bijhorend 'nunc est bibendum' biertje smaakt me. De westenwind, de ponentino, waait op dat uur over de stad. Door de duisternis kan ik tijdens het fietsen mijn stratenplan van Rome niet meer aflezen en ' op goedvallen uit ' stamp ik verder. Ik rijd niet verkeerd want weldra kom ik aan de Spaanse trappen en de Barcacciafontein. Ook de Trevi Fontein, de Via Vittorio Veneto, de Piazza Venezia, het Pantheon, de muren van Capitolino, de Foro Romano, zijn plaatsen waar ik even vertoef. De lichten, de schaduwen, de oude muren, bezorgen mij sterke indrukken die ik nooit meer zal vergeten. Voldaan, en nog steeds zeer fit, volg ik op het einde van deze dag de lange Via Flaminia. Met mijn verlichting had ik geen probleem en veilig kom ik tenslotte terug in de jeugdherberg, reeds ver voorbij middernacht. Ik neem toch nog vlug een heerlijke douche om het Roomse vuil van mijn armen en benen te spoelen. Terwijl het warme aqua over mijn lijf stroomt vraag ik mij af wat er toch is gebeurd met al die grote en schone Romeinse Goden, die eens zo belangrijk zijn geweest en waarvan ik de hele dag beelden had gezien. Minerva, Apollo, Mars, Jupiter, Neptunus, Juno, Bacchus, Diana, Vulcanus ... Quid ? Ik kruip onder de lakens. Zoals de schaapjes komen alle Romeinse goden één na één door mijn nog wat natte kop. Van op een wolkje duiken zij in de Trevi fontein die dampt als hete minestrone soep. Dit wordt toch geen nachtmerrie zeker. In cauda venenum ? Gelukkig niet, want vijf minuten later val ik in een diepe en gezonde slaap.
De fietsendieven. Film van Vittorio De Sica - 1948 - neorealisme .
Het verhaal is eenvoudig. Het bezit echter een universele aantrekkingskracht en daarom zal deze film steeds oprechte emotie blijven geven aan allen die hem zullen zien of herzien. Antonio moet in het Rome van kort na de Tweede Wereldoorlog zorgen voor vrouw en kind. Om uit de grote armoede te geraken hoopt hij werk te vinden. Hij vindt een job. Hij moet overal in Rome affiches gaan ophangen. Om zich te verplaatsen zal hij evenwel een fiets nodig hebben. Met de lakens van zijn bed als onderpand kan hij wat geld lenen. Zo groeit plots zijn kans op een beter leven. Maar reeds tijdens zijn eerste werkdag wordt zijn tweewieler gestolen . Met zoontje Bruno gaat Antonio op zoek naar de dief en zij zwerven samen door heel Rome in een tijd van crisis. Vader Antonio wil aan zijn telg bewijzen dat hij zijn fiets en zijn werk kan terugvinden want dat is nodig voor zijn gezin. De film toont een Italiaans maatschappij met veel onrechtvaardigheden waarin het individu alléén staat tegenover alles wat er in de stad bestaat en werd georganiseerd.De arme man, na uren dwalen doorheen de absurditeit, de eenzaamheid, de vervreemding, in het onmetelijke Rome, zal tenslotte geen andere oplossing vinden dan zelf ook van iemand anders een fiets te stelen. Maar hij is te onhandig en heeft pech, want de politie zal hem aanhouden tot groot verdriet van zijn kind.
Vittorio De Sica gebruikte niet-professionele acteurs uit de werkende klasse om de rollen te spelen. Volgens talrijke experten is Ladri de biciclette een mijlpaal in de filmgeschiedenis en hét meesterwerk van het neo-realisme dat de Italiaanse film in de jaren vijftig kenmerkt. Ladri di biciclette wordt nog steeds gerangschikt tussen de beste films uit alle tijden.
De fiets van Antonio van het merk Fides (= geloof ) ging verloren. Na ook zijn waardigheid kwijt te geraken door een dief te worden blijft voor het hoofdpersonnage het berouw en de hoop dat de nieuwe dag van morgen beter wordt. Ook is er altijd nog de liefde en dat is goed. Op een blog als deze mag de lezer niet meer analyses dan dit verwachten, die zijn wel elders te vinden indien nodig. Maar, de schrijver van deze lijnen, de fietsende pelgrim die Rome bereikte zal in zijn volgend stukje wat meer over het zwerven doorheen Rome vertellen, en ja, het is waar, op vele plaatsen merkte hij nog steeds gevaarlijk trillende wimpers op van potentiële Ladri di biciclette die het op zijn Olive Green hadden gemund. Nil nove sub sole a Roma.
De geniale grootmeester van het witte doek en van het theater die Vittorio de Sica was, werd geboren op 7 juli 1901 te Sora halfweg tussen Rome en Napels. Hij was de zoon van Umberto een bediende in bank en verzekeringen ( hé, dat was ook gedurende 31 jaren mijn stiel ...). Hij vertoefde in zijn jeugd te Napels, Firenze en Rome. Hij studeerde af voor boekhouder volgens de wil van zijn vader, maar reeds als 14-jarige werd zijn talent van acteur ontdekt tijdens optredens in een militair hospitaal waar gewonden van de oorlog herstelden. Als 23-jarige kiest hij voor het beroep van toneelspeler. Weldra krijgt hij met zijn uiterlijk en zijn 1m76 enkele kansen in de film. In 1932 brengt filmacteur Vittorio De Sica als eerste het klassieke wereldberoemde canzonetta napolitana Parlami d'amore Mariù. Hij kon dus ook goed zingen. Vanaf 1940 maakt hij zelf films. Een aantal van zijn films zijn echte meesterwerken, waarin sterren als Gina Lollobrigida, Sofia Loren, Marcello Mastroianni, de top bereiken. De Sica probeerde alles, hij kon alles, durfde alles. Hij laat een enorme nalatenschap achter. Soms heeft hij ook gegokt en verloren, waarna hij slechts door veel en hard werken terug kon bovendrijven. Jarenlang was hij voornamelijk in het theater, met mindere bezigheden, althans voor zij die het liefst naar de cinema gaan. Vittorio De Sica is op 13 november 1974 aan longkanker gestorven te Neuilly sur Seine nabij Parijs. In 1962 werd hij Fransman om te kunnen scheiden en hertrouwen. Dit na lange moeilijkheden met de Italiaanse wet die geen scheiding mogelijk maakte. Met zijn eerste vrouw had hij een dochter Emi, en met zijn tweede vrouw had hij twee zonen Manuel en Cristian, die ook beroepshalve in de filmwereld bekend zijn. Zie een aantal filmaffiches op de linkerzijde en probeer ook dit: :
La jugadora de tenis de mesa se caso con un millionario.
Zhang Yining heiratet reichen Geschäftmann.
De wereldkampioene sloeg ook nu de bal niet mis. Volgens Peking Times 'geraakte zij van de straat ' met de hulp van Li Ping, de ex-topturner die in China met Adidas en Nike concurreert nadat hij sedert 1990 niet minder dan 6000 sportwinkels heeft geopend. Li Ping, the King of Gymnastics, is een V.I.P. in het China van het begin van de XXIe eeuw. Hij was de man die stuntte op 8/8/2008 door - na een rondje door de lucht zweven- de olympische vlam aan te steken in het Vogelnest. Li Ping vond dat het tijd was voor de 28 jarige Zhang Yining, die in haar leven niet anders gedaan had dan pingpongen, om wat te denken aan romantiek, familie en sex, en hij zocht voor zijn superster een geschikte echtgenoot, helemaal naar plaatselijke traditie. De man aan wie Yining haar ja-woord heeft gegeven heet Xu Wei, een 46-jarige financier die belangen heeft in de hoofdstad en te Hong Kong. De ceremonie vond op 18/10/2009 plaats in het Hyatt Hotel. Alle spelers en speelsters van de onklopbare nationale ploeg waren aanwezig, alsook Wang Nan en Deng Ya Ping de voorgangsters van de wereldkampioene van vandaag. De bruid had ook haar leraars, coaches, en trainers uitgenodigd die haar begeleid hadden van uit de sportscholen Dongdan en Shicahaï naar de top van de sport. Cai Zhenhua de voormalig hoofdcoach die thans een belangrijk ambtenaar is geworden, was getuige voor dit huwelijk.
Vroeg uit de veren. Toilet. Ontbijt. Ik lek mijn lip al aan een straffe expresso. Tweede praatje met de Duits-American-Iraniër die alles over scheikunde weet. Om mijn verblijf te verlengen in het Ostello moet ik daarna in de rij gaan staan want alles wordt vandaag weer volgeboekt en ik wil bed 2 van kamer 2 nog één nacht langer. Een jonge Amerikaanse, met haar zo prachtige "Bo Derek look" , wenst ook te verlengen. Maar het ambetante manneke aan de balie, die me ook had geplaagd bij mijn aankomst in deze Ostello, is weer bezig, en hij geeft geen verlenging aan dat mooie meisje. Zij is woedend, radeloos, verwonderd, maar zij zal haar rugzak moeten nemen en vertrekken. Voor vanavond zal zij het op een ander moeten gaan zoeken. Zij zit wat later te pruilen aan een tafeltje. Ik stap naar haar toe en vertel haar hoe ik een dag eerder door dat mannetje werd behandeld. Hij heeft werkelijk een slecht karakter, maar zo'n kereltje is meestal toch niet slim. Ik raad haar aan volgende strategie te gebruiken: rustig wachten tot wanneer die kerel even achter zijn balie verdwijnt en wordt vervangen door de wat oudere dame, en dan beleefd een tweede poging doen. Blijkbaar zou dat Bo Derek lukken want de volgende ochtend zag ik die mooie meid nog in de jeugdherberg omringd door een zwerm jongens.
Ik bestudeer nog even mijn stadsplan en pomp rasechte Romeinse lucht in mijn banden.Eerst rijd ik naar het Olympische Stadion. Veel werkvolk is daar nog bezig met de afbraak van alles wat twee dagen eerder nodig was geweest voor het concert van Eros Ramazotti. Er is bewaking aan alle poorten, doch op één plaats niet en precies daar springen Olive en ik natuurlijk binnen. Ik duw mijn fiets tot boven in een tribune en van daar kan rustig het stadion, de grote grasmat, en de atletiekpiste waarnemen. Daarna over de Ponte Milvio en dat brengt ons in het olympisch dorp dat werd gebouwd in 1960. Na 37 jaren zijn de gebouwen van toen, waar de grote kampioenen verbleven, gedegradeerd tot sinistere kleine woonblokken. Het is een ellendige sociale wijk geworden voor mensen met een mager bestaan. De vele stukjes straat dragen nog steeds de namen van de deelnemende landen. Ik zoek België en dat zou evenwijdig liggen aan de Corso di Francia, maar ik vind het niet terug want vandalen of souvenirsjagers hadden de naamplaat verwijderd. De vermoedelijke Belgische straat stond trouwens vol onkruid en er lagen veel glasscherven op de grond, hetgeen ongezond is voor fietsbanden. Ik beweeg me vlot doorheen het drukke verkeer tot aan de Zoo, de Giardino Zoologico in Pinciano. Daarna bereik ik het Museum van de Moderne Kunst. Op deze plaats verlaat ik eventjes mijn fiets om in de museumshop postkaarten te kopen van de beroemdste schilderijen die er te zien zijn. Zonder rond te lopen in de enorme zalen zie ik zo toch werken van de grootste meesters, zij het dan op kleine reproducties. Doorheen het grootste park van Rome kom ik aan Villa Borghese. Dit beroemde paleis is ook volgepropt met kunstwerken. Sedert elf jaren lopen er verbouwingswerken en restauraties. Dat maakt een bezoek minder aantrekkelijk. Ik verstop Olive achter de houten schutsels van een aannemer en ik sjor haar goed vast aan een stalen kabel. Weldra, na het betalen van 4.000 lires, flaneer ik rond tussen charmante en klassieke beeldhouwwerken van Bernini en Canova. Welke schoonheid kan er toch uit harde steen geboren worden door het genie van de beeldhouwer ! Met mijn hand voel ik ongezien aan de gaafheid, aan de rondingen, van slapende of poserende vouwen in witte marmer. Een zekere Paolina, onverstoorbaar en bloot op haar bed, geef ik zelfs een kus.
Nog een tijd slenter ik door het park, onder oude en wijze bomen, waar François de Chateaubriand was komen wandelen, en waar zelfs Goethe de inspiratie had gevonden voor Faust. Het was ook waar in een ver verleden de schatrijke epicuriër Lucullus banketten had ingericht, antieke orgieën in de zwoele avond van Roma, en waar tussen de pijnbomen en de struiken de losbandige keizerin Messalina, moeder van Brittanicus, schaamteloos rondliep en werd vermoord. Zo kunnen bijna op ieder plekje, in elke tuin of straat, bekende namen uit de Latijnse tijden worden aangehaald.
Mijn wielen strelen de Piazza del Popolo, voeren me recht door de Via del Corso. Nu kom ik terecht tussen de duizendkoppige menigte in straatjes die kronkelen naar de Trevifontein. Het is drungelen en ik moet van mijn fiets af ook al toer ik maar op een miniverzet 32 X 24 . Ongelooflijk veel mensen. Het pleintje met de mooie fontein uit de film La Dolce Vita is belachelijk klein. Hoe kan het dat hier zo een wereldberoemde waterbak is gehuisvest ? Ook vandaag is het eeuwige Roma in de buurt van de fontein verzadigd van stranieri, toeristen, passanten, pelgrims, maffiosi, hoeren en priesters. Ik gooi mijn twee muntjes van ver in het klaterende water, over de koppen van de menigte die mij niet toelaat mijn hand nat te maken. Na deze belangrijke worpen mag ik er zeker van zijn : in mijn leven zal ik nogmaals naar deze stad mogen terugkomen (muntje één) en mijn geheime wens is dat ik nog met enkele veilige en mooie dagen mijn pelgrimstocht zal mogen afwerken (muntje twéé).
Geen bezoek aan Santa Maria Maggiore. Ik durf mijn fiets niet alleen laten. Een kleine knabbel, een broodje met tonijnsla, nabij Piazza Barberini geeft me wat sterkte. Ik moet nu zoeken naar Stazione Termini, het station van Rome om daar te vissen naar de nodige informatie om mijn terugreis naar België te organiseren. De bedienden zijn er ééntalig en weinig vriendelijk. Ik snap dat de nachttrein naar Bazel een oplossing is tegen een aanvaardbare prijs. Ik blijf nog kijken naar de borden met de uren van vertrek. Zo begrijp ik wat de bedienden mij probeerden uit te leggen. Slechts weinige internationale treinen nemen ook fietsen mee. Omdat ik twijfel om me weer te wagen in de jungle van de verkeersdrukte blijf ik nog wat zitten op een bank aan de ingang van het grote station. Al die werkmensen en dan ik die pas mijn pensioen kreeg en nooit meer naar kantoor zal moeten, nooit meer de dagelijks trein zal moeten nemen, dat geeft me een goed gevoel. De binnenstromende mensen probeer ik voor mijn eigen lol te klasseren in twee hoofdgroepen, volgens hun uiterlijkheid. Wie zijn de analfabeten en wie zijn de intellectuelen ? Dit tijdverdrijf blijkt vlug belachelijk te zijn. Ik stop er mee en spring terug op mijn tweewieler.
Van een Limburgse Italiaan had ik twee maanden eerder een goed adres bekomen. Pensione Lodi. Betrouwend op mijn ervaringen van verkenner en kaartlezer ga ik op zoek naar dat goede adres. Het is moeilijk te vinden. Ik wil het opgeven, maar dan kan ik nog een man aanklampen die uit een bar strompelt. Ik heb geluk want hij spreekt Frans omdat hij de helft van zijn leven te Charleroi had gewoond. Olympic ou Sporting ? Non, ... supporter du Standard ....! De ex-Carolo legt mij goed uit waar Pension Lodi is. Begrijpelijk dat ik het niet vond. Het is een onopvallend huis zonder nummer of naam. Ik bel driemaal aan de deur. Een bleke onverzorgde vrouw in jeansbroek opent. Zij beweert dat haar pension is volzet voor de volgende drie weken. Zij had een sigaret in de mond. Dat gaf mij reeds de indruk dat het daar toch niet zo goed was.
Ik freewheel rustig verder in die buurt, af en toe moet ik wel een spurtje doen, op te gevaarlijke kruispunten. Kerken. Boulevards. Stukken oude muren. Katten. Vuilbakken. Pleintjes. Getoeter. Autobussen. Italianen op brommers. Vrouwen met overvolle tassen. Moeders met baby. Jongetje met voetbal. Romeinse op hoge hakken wandelend met witte poedel. Winkels met open deur. Mensen en dingen te Rome. Zon, bloemen, waskoord met ondergoed, lege wijnflessen, en vuil op straat. Wat doen al die lui toch op de stoepen ? Ik zoem als een bijtje van de ene plaats naar de andere. Soms word ik meegezogen in de vloed van het verkeer, maar als een stoere zeeman in de storm vervolg ik mijn route. Ook stop ik regelmatig. Steeds met goede bedoelingen. In de kerk van Het Heilige Kruis ga ik binnen. Santa Croce.
Philippe Gilbert heeft vorige zaterdag de prestigieuze najaarsklassieker DE GIRO DI LOMBARDIA gewonnen tussen Varese en Como. Hij klopte nipt de olympische kampioen Samuel Sanchez uit Baskenland. Het was reeds 29 jaar geleden dat een Belgische wegrenner dit deed. Philippe won tijdens de voorbije 10 dagen nog drie andere grote koersen : de Coppa Sabatini, Parijs-Tours, en de Ronde van Piëmont. Hij eindigt in de ranking van de Union Cycliste Internationale 2009 op de negende plaats. Vlaanderen eerde hem reeds enkele uren na zijn overwinning in Italië, want Philippe Gilbert werd te Mechelen unaniem verkozen tot DE FLANDRIEN VAN HET WIELERSEIZOEN 2009. De kopman van de Silence-Lotto ploeg , samen met wereldkampioen Cadel Evans, is een zeer geliefd sportman. Hij werd geboren op 5 juli 1982. Zeer jong kreeg hij van La Française des Jeux een profcontract. De reeks grote overwinningen van de laatste dagen bewijst dat Philippe Gilbert de NUMMER EEN is in de Belgische wielersport. Tom Boonen draagt uiteraard de trui van nationaal kampioen en won driemaal Parijs-Roubaix. Stijn Devolder herhaalde schitterend zijn overwinning in de Ronde van Vlaanderen. Jurgen Van den Broeck en Kevin Seeldrayers toonden mooie vooruitgang in het grote Rondewerk. Maar toch waren de meeste wielerfanaten niet echt gelukkig. Het wielerseizoen op de weg is voorbij. Rust en vakantie voor de wegrenners volgt nu. Binnen zes weken reeds moet er weer ernstig worden gewerkt voor volgend seizoen. Tijdens mijn gevarieerde bezigheden in de rijke wielersport had ik tweemaal een groot genoegen. Nu dat Philippe onze grote wielerkampioen is, denkt een oude wielerfanaat daaraan graag terug. Op een avond voor de Trofee van Haspengouw te Aalst-bij-St-Truiden werd ik in extremis opgetrommeld om op het podium commentaar te brengen. Tijdens de eerste weken van elk wielerseizoen is dat niet zo gemakkelijk omdat er veel nieuwe renners zijn, en er vooral ook die nieuwe veelkleurige truitjes zijn. Ik maakte mij dat jaar toch redelijk nuttig door wat te praten in drie talen langs de luidsprekers. In die Trofee van Haspengouw won Reiner Honig bij de Elites/Beloften en Olivier Kaisen bij de Nieuwelingen. In de juniorskoers zou toen Philippe Gilbert zijn eerste overwinning behalen. Bij het ingaan van de laatste ronde reden mannen van vijf verschillende clubs op kop. Met veel moeite en met de hulp van toeschouwers had ik deze kunnen identificeren want zij waren vol slijk en gehuld in natte regenjasjes. Ik meldde dus de namen langs de micro. Het peleton was ongetwijfeld verslagen. Op het einde van die loodzware koers volgde het op één minuut. Ik hoopte dus van de naam van de winnaar te kunnen schreeuwen van zodra de sprint zou beslist zijn. Op het podium had ik een goede uitkijkpositie. Het zou zeker één van de vijf zijn die op mijn papiertje stonden. Toen de auto met de rode vlag over de meet was gereden en alle supporters zich waren aan het rekken, volgde niet een spurt met de vijf in de regenjasjes, maar een heel andere frisse renner in blauwe trui stak zijn armen in de hoogte. Hij was vanuit het peleton keihard er op en er over gereden. Bravo , Philippe ... formidable ...klonk het en een zwerm Luikenaars ging postvatten rond een bedeesde jonge kerel. Van de burgemeester kreeg hij de beker en van het bloemenmeisje kussen. Hij veegde zijn gezicht af en op het podium mocht ik hem vragen stellen. Philippe vertelde dat hij blij was voor zijn supporters, alsook dat hij graag fietste in Zuid-Limburg tussen de boomgaarden en op de niet te zware hellingen. Hij kon het zelf niet geloven dat hij zo sterk was en die eerste plaats nog had kunnen pakken. Enkele jaren later was ik vrijwilliger op de top van de Wanne,de Ardeense helling, als seingever voor een koers van beroepsrenners. Vermits ik een half uur te vroeg op mijn post stond, had ik de tijd om nog een biertje te drinken op een terras. Ik genoot van mijn Jupiler aan een tafel. Er waren nog drie lege stoelen. Plots kwamen een man en twee vrouwen ook aan dat tafeltje zitten. Vermits ik reeds was gekleed als een seingever met een tricolore band rond mijn arm, in een Lotto jasje, en gereed om met het wit-rode verkeersteken Verboden Doorgang te zwaaien, zagen deze disgenoten dat ik tot de koers behoorde. We maakten even kennis. De man bleek de voorzitter te zijn van de supportersclub van Philippe Gilbert en de beide dames waren niemand minder dan de moeder van Philippe en Marie-Rose Gaillard , de tante van Philippe die ooit wereldkampioene bij de dames was. Zij waren precies daar om aan hun Philippe te schreeuwen dat door een kleine wijziging in het parkoers de afdaling van de Wanne langs een slecht en gevaarlijk stuk weg zou moeten gebeuren. Het is goed te nu kunnen terugdenken aan die twee ontmoetingen op het ogenblik dat Phil een grote stap voorwaarts heeft gemaakt in het vak van wielerkampioen. Ja, wij wisten dat het zou gebeuren en nu is het gebeurd . Uit de schouw brandt witte rook : HABEMUS NOVAM SUPERCICLISTAM.
Infokantoor. Guichet en langue française. Daar kan ik wat opsteken. Er wordt mij verteld dat om een echte pauselijke audiëntie te bekomen ik me moet wenden bij de Portone di Bronzo, in het Prefettura della Casa Pontificia , op maandag en dinsdag. Dat is aan de andere zijde van het plein.De paus zelf is te zien op woensdag om 11u, alsook op zondag wanneer hij de H.Mis opdraagt. Maar dat gebeurt thans in zijn zomerverblijf van Castelgandolfo. Daar kan hij dan benaderd worden. Merci beaucoup. Dat weet ik nu ook weer. Met de vermoeide stapvan de fortunate senex kies ik langs de Via della Concillazione de richting van de Engelenburcht. Ik voel dat museumbezoek, kerkbezoek, en vooral de 346 treden van de hoge cupola mijn voorraad goede wil en kracht hebben aangetast. Rome is oneinduig groot.Ik heb besloten van vandaag nog niet de Tiber over te steken. De Rubico overstak ik reeds een tijd geleden nabij Rimini. Ik wil me beperken tot het grondgebied van Citta del Vaticano en omgeving . Weldra bereik ik het ronde stenen fort gebouwd door Hadrianus. Castel Sant'Angelo. Ik gluur daar even rond doch ik pas voor betaald bezoek. De reden is eenvoudig. Ik ben moe en heb een bank ontdekt om een dutje te doen. Dit is een ongure plaats. Wanneer heersers over Rome in gevaar waren, kwamen zij zich in deze burcht verschansen. Dat gebeurde in geval van opstand, invasie, storm, builenpest,wapengekletter. Velen die de macht van de Urbs hadden bekampt zijn in de kerkers van dit stevige fort opgesloten geworden of kregen er een vreselijke en oneerbare dood. In de grachten rond het fort is geen water meer, maar wel veel onkruid en zwerfvuil.Tijdens de mistige nachten in de wintertijd is deze buurt zeer ongezellig. Er werd altijd verteld in de oude verhalen dat de manes, de geesten van zij die in de kerkers werden gedood, af en toe nog wel eens terugkwamen als spoken om zich op de levenden te wreken. Na mijn rustpauze en na enige studie van het stadsplan , leg ik met kordate stap de terugweg af naar de jeugdherberg. IK kom langs de Piazza Giuseppe Mazzini. Om 19.30 u ben ik weer in de Ostello om te eten. Het wordt macaroni met gebakken vis. Nadien neem ik een douche en tot 22u00 ga ik op mijn bed liggen. Dit was een zware dag voor mijn voeten en mijn benen. Ik maak nog een wandeling in de avond om te kijken wat er op straat gebeurt en dat is een typisch Romeins tijdsgebruik. Maar in tegenstelling met de vorige avond toen Eros Ramazotti daar zoveel actie en geluid bracht, is er op dat moment niets te beleven op de Viale delle OlympiadI. Maar het is toch de moeite waard om te wandelen en te kijken naar de vele beelden. De bar van de tennisclub is gesloten. Terug naar de Ostello dan maar, in de hoop van iemand te vinden om te praten. Maar er is daar niemand en ik slurp op mijn gemak een fruitsap leeg. Niet veel later vlag ik deze lange en zware Romeins-Vaticaanse dag af. Ik verlangde sterk naar Rome, en ik had gehoord van de schoonheid van deze stad. Na deze eerste volle dag ben ik moe, gefrustreerd en teleurgesteld. Ik verwachtt meer van mijn onderdompeling in deze stad. Word ik als voetganger verpletterd door de afmetingen van Roma en zal ik morgen openbloeien. Zal ik kunnen reageren, mijn plan trekken, bewijzen dat ik van alle markten thuis ben ?. Kan ik me in verschillende talen uitdrukken, en het goede en het kwade scheiden.? Een stad, hoe oud en groot dan ook, is nooit meer dan een decor. Ik ben een voorbijtrekkende Arlequino. Morgen zal ik beter dan vandaag mijn rol kunnen en moeten spelen
Rome 1996 - Zichtkaart uit Rome aan Alina Wauters.
Vrijdag 27/9/96
Aangekomen ! Na 2907 km fietsen en vele dagen , zolang als een hele grote paternoster. Hier waakt het Vatikaan over het geweten van de wereld en de gelovigen. Als mieren ritselen de vele deftige heren over het St-Pietersplein. Ook vele nonnetjes die in alle talen babbelen en bidden, zie je hier. Er zijn ook negerinnen in kort rokje die de zonde van onkuisheid verkopen en ijsventers die de zonde van gulzigheid verkopen. Veel offerblokken laten je toe af te dokken voor de verzekering van je eigen zielezaligheid. Latijnse groeten uit Rome. Willy Journée.
Nadat ik wat heb gepraat met een Amerikaan van Iraanse afkomst die als scheikundige een job heeft in Duitsland vertrek ik met frisse stap langs de Viale Angelico naar San Pietro. Gekomen aan de ingang van de musea ontdek ik dat het op die dag gratis is, een mooi gebaar van de Kerk. Ik volg de mensen die zich naar binnen begeven. Op een pleintje koel ik eerst wat af, want ik had toch al 3 km gestapt door de drukke straten. Ik plaats mijn stadsplan even tussen de benen van een beeld en wat later laat ik het daar liggen omdat mijn aandacht wordt opgeëist door de boeiende omgeving. Drie uren verder, na ontelbare gangen, kamers, vensters, trappen, kunstwerken, zal ik het daar terug kunnen oprapen. Niemand nam mijn papieren mee. Wie durft er immers in het midden van Vaticaanstad andermans goed opnemen en zondigen tegen de geboden in gedachten of in daden.Ik volg de groene pijlen. Uit alle continenten en uit alle tijden zijn er in de musea van het Vaticaan aardse rijkdommen te bewonderen. Onbetaalbare kasten en tafels. Prachtige oude landkaarten. Vlaamse wandtapijten. Schilderijen. De pauselijke heersers verwierven in het verleden zoveel macht. Reeds vijftien eeuwen lang zitten zijn te Rome op hun troon. Op het einde van het tweede millenium bezitten zij onmetelijke rijkdommen terwijl méér dan de helft van de wereld arm is. Ondanks dat de Kerk sedert de Franse Revolutie zoveel moest afstaan van haar eigendommen en inkomsten, blijft in het Vaticaan zoveel opgestapeld. De vele soorten marmers steken er de ogen uit. Alles is er te schoon, te rijk, te massaal, te barok, te overdadig. Het is een santeboetiek van goud en zilver die op mij een heel negatieve indruk laat. De schamele pelgrim met de schelp die ik ben, die op weg naar Rome soms zelfs geen platte steen had waarop zijn hoofd kon rusten, begint te zwijmelen in deze kloosterpaleizen. Geld en offeranden verzamelden zij om Gods werk te doen, vaak bedelend voor de armen en voor de zieken, maar het is toch duidelijk dat veel van het vette slijk door de omstandigheden hier werd gestockeerd. Dit was twintig eeuwen lang met ups en met downs een sterk multinationaal bedrijf dat een goed product aan de mensheid heeft verkocht.De opvolgers van Petrus waren mannen met grote bekwaamheid. Zij hebben veel bereikt. Zij bezorgden werk in eredienst, klooster en onderwijs. Minder duidelijk is geweest hoeveel zakenlui, huurlingen, kunstenaars, parasieten, zij ook hebben onderhouden. Hebben zij al deze rijkdom gekregen of gestolen ? Hebben zij het gekregen van anderen die het eerder hadden gestolen ? Gidsen, koptelefoons, in alle talen zijn er in deze musea. Na een uurtje slenteren, versnel ik mijn pas om vlugger de Sixtijnse Kapel te bereiken, het hoogtepunt van mijn voettocht doorheen deze grot van Alibaba, versie Paus van Rome. Michelangelo, één van de grootste kunstenaars die de mensheid voortbracht, leverde zijn topprestatie in de Sixtijnse Kapel. Gelegen op zijn rug, met de energie van een leeuw en met de inzet van een genie, schilderde hij het meest hemelse plafond ter wereld. ' De Schepping van de mens en zijn ondergang' heet het beroemste fresco. Toch kreeg de grote Michelangelo geen 10/10 voor wat hij schilderde, omdat volgens de grote heren rond de Paus er toch wat teveel menselijk bloot werd getoond op dat schone plafond. De toeschouwer met zijn kleine ogen wordt overweldigd door de vinger Gods die het vingertopje van de mens Adam raakt en hem uit de onbewustheid doet ontwaken. Er is veel volk, teveel volk in de Sixtijnse Kapel.Vooral Amerikanen. Met gestrekte nek en uitpuilende ogen kijken zij allemaal naar dat plafond.Er is een lichte rumoer van bewondering. Ik vind vooral de engeltjes mooi. Als die vrouwtjes worden dan wil ik binnen twintig jaar ook naar de hemel gaan. Ik voel me redelijk benauwd in de lange en overbevolkte gangen. Men botst er regelmatig tegen mekaar en iedere beleefde Vaticaanbezoeker zegt dan vriendelijk ...mi scusi ...! Wat was ik gelukkiger eenzaam, op mijn fiets in de wijdse natuur, onder de hemels blauwe azuur van Toscane, onder de interplanetaire nachtelijke sterrenhemel van het zomerse Lorreinen !
Etentje in een refter voor toeristen. Voor 23.000 lires rinkelt de kassa. Daarna ga ik wat rusten op een stenen bank in de open lucht. Gedurende enkele minuten komt er naast mij een kleine maar absoluut mooie Aziatische vrouw zitten. Zij heeft blinkend zwart haar,spleetoogjes en is prachtig gekleed. Wanneer zij weer vertrekt vind ik dat ik genoeg heb gezien in deze musea. Langs hoge muren van de ministaat Vaticano vervolg ik mijn wandeling. Zwermen toeristen blijven opschuiven naar de grote ingangspoorten. De enorme koepel van de Basilica di San Pietro, in de vorm van een halve bol, schittert goudkleurig in de warme septemberlucht. Ik had de echte Duomo's van Firenze en van Pisa niet bezocht, maar ergens anders had ik met aandacht naar een maquette gekeken. Toen besefte ik wat Brunelleschi had gerealiseerd , na het begrijpen van wat meetkunde in de ruimte. Voor 6.000 lires mag ik met de lift naar omhoog. Daarna volgen nog vele enge trappen tussen en langs stevige dakconstructies. Tenslotte bereik ik de top van de koepel waar de aanhouders beloond worden met een uniek schouwspel. De uitkijk naar binnen gebeurt van op een korfbalkon. Het panorama naar buiten over de eeuwige stad Roma is natuurlijk schitterend. De stad daar beneden is geen gewone stad. Zij is gebouwd op de ruïnes van onze lange beschaving. Zij is vol met mensen en met monumenten. De Tiber. De zeven heuvels. De tienduizend straten. Het Roma van La Dolce Vita. Het Roma van Romulus tot Berlusconi . Rome is als een zee, tot aan de verre horizon, en tot in het diepe onbekende. Op dat ogenblik word ik omringd door taterende wijven en meisjes uit Polen of Tsjechië, vrouwen met veel schmink en geverfde haren, die zich ouderwets en goedkoop hebben gekleed. Zij zijn vergezeld met mannen die voortdurend met hun neus in een reisgids snuffelen. Zij poseren allemaal samen voor groepsfoto's die zij later aan de buren, familieleden, en collega's op het werk zullen laten zien.
Dan komt voor mij punt nummer drie : het bezoek aan het binnenste van San Pietro. Ik voel me zo klein als een worm uit Borgworm bij het binnenstappen van deze reusachtige tempel. Ik ben maar stof en ik zal tot stof wederkeren, terwijl deze hoge en dikke muren voor de eeuwigheid werden gebouwd. Dit moet de woning zijn van de almachtige onzichtbare God of dan toch van zijn ambassadeur op de planeet Aarde. De pausenkerk moet de mens overbluffen. Om deze constructie op mekaar te stapelen waren enorme durf, majestatische afmetingen, onvoorstelbare financieringsmiddelen, geniale architecten en bouwmeesters, en een dosis waanzin nodig. Binnen volg ik in het zog van een Hollandse groep. Een geleerde gentleman is hun leider en hun gids. Hij gebruikt veel superlatieven en legt alles uit in een taal die ook ik helemaal versta. Hij citeert zovele verschillende pausen en kunstenaars.Voor mij wordt dat teveel. Ik wil een gedacht krijgen van de voornaamste dingen, maar het ' nec plus ultra ' van kerkgeschiedenis en kunststromingen is te zware kost voor mij. Daarom verlaat ik deze taalgenoten en wel met de wil van te gaan zoeken naar het graf van de apostel Petrus. Ik kom aan ' de Piéta' van Michelangelo, een uniek beeld dat me een tijdje boeit. Maar mijn hersens functioneren toch niet goed meer op dat moment. Ik kijk kalm en eerbiedig naar dat prachtige kunstwerk. Daarna daal ik af naar de crypte waar vele topmannen van de Kerk hun eeuwige rust vonden. Enige offerblokken nodigen me uit om lires boven te halen. Men moet eerlijk wezen. In zo een topkerk mag men geen geldstukjes doorheen de gleuven duwen. Dus dok ik af voor de Sint-Pieterpennig 1.000 lires en voor Johannes XXIII 5.000 lires. Deze laatste krijgt van mij wat meer omdat hij op een Legnano koersfiets had gereden, en uit Bergamo kwam zoals Gimondi en Arlequino. Zo heb ik geen papiergeld meer, tenzij ik op geheime plaatsen op mijn lijf mijn reserves bovenhaal, maar dan moet ik hemd,broek, of schoen uitdoen en dat mag niet openlijk in zo'n kerk. O, ja, daar is dan toch een beeld en een graf van de belangrijke Heilige Petrus. Ik streel even met mijn hand de voet van het beeld. Een vrome pelgrim krijgt voor dit eeuwenoude ritueel ook vandaag nog aflaat en strafvermindering in het vagevuur. Maar vermits mijn geweten met zovele dagelijkse zonden werd bezoedeld begin ik plots te denken om ' hic et nunc' de situatie van mijn lei en mijn kerfstok bij Sinte Pieter toch wat te verbeteren. Ik haal daarom uit mijn Mephisto Shoe toch maar een groot biljet. Om daadwerkelijk het Roomse geloof te steunen , en omdat ik dat aan mijn moeder Alina had beloofd, volg ik de pijlen die me naar de sacristie brengen. Ik stap verder tot aan een dikke rode koord die me de weg verspert. Ik doe een paar stappen terug en lees op de muur dat het wel op deze plaats is dat ik mag betalen om heilige missen te bestellen. Ik ga terug achter de rode koord staan in de deuropening en kijk binnen in de octogonale ruimte, waar het riekt naar oude eik, was en wierook. Eerst dacht ik dat die grote sacristie - het is bijna een eetzaal- onbemand is en dat is zo. Want ergens achter een meubel zit een vrouw, een zeldzaam exemplaar van een Eva in de Vaticaanse mannenwereld. Maar is zij echt of is zij een wassen beeld van Mme Tussaud ? Zij beweegt niet. Stilte in de sacristie. Na verschillende minuten geen blik en geen gebaar in mijn richting. Als kleine zondaar die nooit misdienaar was is het me niet mogelijk te weten wat ik nu moet doen. Ik kan toch niet roepen , en in welke taal dan ..., hé, juffrouw, ...of mevrouw de koster ... hier sta ik, en ik ben een echte pelgrim die centen brengt ... . Ik hoest enkele keren , maar de kerkelijke ambtenaar ziet mij niet staan. Misschien heb ik nog niet begrepen dat zij tijdens lunchtijd niet mag gestoord worden. Dus toon ik haar mijn hielen. 100.000 lires. Wat is dat toch voor het Vaticaan. Niet meer dan nihil ! Verzadigd loop ik naar de buitendeur. San Pietro is zo groot dat het nog een echte mars is en een slalom tussen de gelovigen om de open lucht terug te bereiken. Dit was niet mijn smaak. Wie kan er eigenlijk bidden in de grootste christelijke kerk ter wereld ? Dit is een oceaan van luxe, kostbaarheden, rijkdom, en zelfs het altaar van de paus is te ... maar, wie ben ik om ... . Nog een toertje slenteren rond het geweldige plein laat me toe te voelen aan de obelisk van Keizer Caligula. Die was nog zotter dan ik. Hij gaf zijn paard niet alleen een naam , maar hij benoemde het ook tot senator. Mijn Olive Green zou trouwens ook geen slechte figuur slaan in zulke functie. Ik probeer me in te beelden wat het moet zijn als op de stenen van dit plein 200.000 gelovigen staan te wachten op de pauselijke zegen ' Urbi et Orbi' . Wanneer het een Heilig Jaar is betekent dat ook dat er dan een volle aflaat wordt bekomen . Ik koop reeds voor de derde keer in twee dagen een pakje zichtkaarten van Roma. Zichtkaarten zijn mooier dan eigen foto's en vermits ik niemand anders dan mezelf op een kiekje kan brengen koop ik geen andere wegwerpcamera meer. Met de rest van mijn groot biljet laat ik een ijsventer me een grote ijskreem serveren.
Bonjour à vous toutes et tous , bon lundi ! Aujourd'hui nous fétons les " Wilfried " ! Prénoms approchants : Wilfrid ,Wilfred ,Wilfreda .
Dicton du jour : Saint Wilfried ensoleillé, deux jours plus tard emmitouflé !
Issu du germanique wil ,la volonté, et frido, la paix ,ce prénom de chevalier pacifique fut assez fréquent dans plusieurs pays européens dés le haut Moyen Age. On le note en Angleterre, en Allemagne, en Autriche et en France. Il restera en usage jusqu'au XIII ou XIV éme siécle ,puis disparaitra jusqu'a l'époque romantique . L'éclatant succés du célèbre roman de Sir Walter Scott, parut en 1819 " Ivanhoé " , remit ce prénom en lumiére, Wilfrid étant le nom du héros . Il se répandit surtout en Angleterre . En France, il a débarqué dans les années 1960, il est aujourd'hui attribué réguliérement. Saint Wilfried, fut archévéque d'York à une époque troublée de l'histoire d'Angleterre . Défenseur de l'église romaine , opposé à l'esprit nationaliste de nombreux dignitaires religieux , il connut la prison et dut faire pour plaider sa cause deux fois le voyage à Rome .
Il mena pendant quarante ans un apostolat difficile , mais fécond .
Depuis les invasions anglo-saxonnes, l'Eglise était divisée comme le pays. D'un côté les Bretons ou celtes de vieille chrétienté qui refusaient l'envahisseur. De l'autre les Angles et les Saxons. L'Eglise celte refusait l'archevêque anglais de Cantorbery et vivait pratiquement autonome. L'Eglise anglo-saxonne fondée par saint Augustin, cent ans auparavant, était soumise au siège romain. Ce fut grâce à saint Wilfrid et à quelques autres que ces chrétientés fusionnèrent au VIIème siècle et que l'unité religieuse régna dans le pays. Mais la vie de Wilfrid fut très mouvementée. Moine de Lindisfarn, le jeune garçon poursuivit ses études à Cantorbery. Un saint moine, Benoît Biscop, le prit alors comme accompagnateur pour aller à Rome. Et ce voyage fut, pour saint Wilfrid, le début de toute une série. Lorsque les voyageurs passèrent par Lyon, l'évêque de ce diocèse, Delphin, le retint auprès de lui une année entière. A Rome, il se familiarisa avec la pratique de la liturgie et, en rentrant en Angleterre, il se fit l'apôtre de la liturgie romaine. Il fonda le monastère de Ripon en Angleterre. Devenu évêque d'York, il fit entrer au couvent la femme du roi Egfrid qui ne le lui pardonna pas et l'empêcha de rester dans son diocèse. Saint Wilfrid connut ainsi l'emprisonnement puis, par deux fois, l'exil dont il profita pour évangéliser le Sussex, la Hollande et même l'Austrasie où il faillit devenir évêque de Strasbourg. Il put enfin retourner dans son pays et y passer à peu près tranquillement les quatre dernières années de sa vie. Un historien anglais écrit de lui: "Il a fait tant de bien qu'on lui pardonne aisément ses imperfections et ses foucades." Pendant quarante-cinq ans dépiscopat, il travailla avec ardeur, et non sans peine. Contraint plusieurs fois de céder à dautres son siège dYork, il se retira soit parmi les moines de Ripon, dont il avait été abbé, soit parmi ceux de Hexham, une de ses fondations. Il mourut à Oundle, une autre de ses fondations, et fut inhumé à Ripon. (24 avril au martyrologe romain)
Ondanks mijn eerbied en bewondering voor de Heilige Padre Damiano die ik reeds meerdere keren bewees door een aftrekbare gifte aan de Damiaanactie, wil ik tijdens deze week van de heiligverklaring van De Grootste Belg het even hebben over enkele andere heiligen van bij ons in Limburg, Haspengouw, Hesbaye, en voormalig Prinsbisdom Luik. Het zijn heiligen die al werden vergeten of die nog altijd niet werden erkend en misschien dat zelfs nooit zullen worden. Maar de toekomst zal nog bewijzen dat zij toch veel belangrijker waren dan de meeste B.V.'s en de vele beroemde niet-maagden uit Dag Allemaal van vandaag. Ik beperk me om het kort te houden tot vier heiligen, evenwel wetende dat er nog veel meer zijn buiten mijn quattuor.
1. HET HEILIG PATERKE VAN HASSELT.
Jean-Louis Paquay - geboren te Tongeren in 1828 en gestorven te Hasselt op 1 januari 1905 om 15 uur. Ergens tussen de panden van de jeneverstokers ligt de simpele graftombe van de minderbroeder Valentinus die reeds tijdens zijn aards bestaan door de Limburgers als een levende heilige werd beschouwd. Dagelijks komen er in de kapel van het paterke van Hasselt tientallen mensen schietgebeden of de rozenkrans bidden, gelovigen die goed weten waarom zij dat doen omdat de volksheilige hen of hun familie reeds heeft geholpen of nog zou kunnen helpen. Lowieke Paquay , zoon van een boer en van een cafébazin, volgde zijn humaniora in het Klein-Seminarie te Sint-Truiden (waar ikzelf ook het zevende studiejaar volgde maar nadien niet meer welkom was wegens mijn slechte punten op Gedrag en Godsvrucht...). Hij verkoos van minderbroeder Franciskaan te worden. Gedurende een halve eeuw zou hij te Hasselt vooral bekendheid hebben als biechtvader. Hij kon de gedachten van de mensen lezen en de toekomst voorspellen. Hij versterkte het geloof van ontelbare gewone mensen , troostte de zieken en de stervenden, en hij bracht vele zondaars terug naar God. Maar het Paterke van Hasselt was niet erg geliefd door het Vatikaan. De meeste geschriften van deze minderbroeder werden verbrand. Een dossier over de Hasseltse Heilige werd opgesteld in zes talen maar bleef een eeuw liggen alvorens Valentinus dan toch officieel zalig werd verklaard.
2. CHRISTINA DE WONDERBARE - ( Brustem 1150 / Sint-Truiden 1224)
Christina Mirabilis- The Astonishing Christina- l'Admirable Christine.
Uit Brustem - nu zo bekend is voor La Chaussée de l'Amour waar veel wordt gezondigd - kwam uit de diepe Middeleeuwen een zalige maagd, een vrouw die tot ver buiten Haspengouw was gekend omwille van de gunsten en wonderen waarvoor zij had gezorgd. Zij werd aanroepen voor een goede bevalling en een goede dood. Haar relieken waren in het bezit van de families van Margaretha van Parma, van de Koning van Portugal, en van de Hertog van Toscane. Straffe verhalen over de vita van deze Christina zijn terug te vinden in oud-dietsche rijmen. Haar wereldvreemde gedragingen waren bovennatuurlijk, met veel fantasie, en gesitueerd in een waanzinnige tijd. Volgens de legende was Christina eerst een vroom weesmeisje dat zorgde voor haar zusjes en voor de dieren op een boerderij. Zij stierf jong en werd opgebaard in de Onze-Lieve-Vrouw- kerk van Sint-Truiden .Tijdens haar begrafenis werd zij plots weer levend en vloog weg als een witte vogel. Zo begon haar buitengewoon leven van heks, sjamane, heilige, begijn, kluizenares, en van vele vreemde bebeurtenissen en wonderen bij de vleet. Opmerkelijk is dat zij altijd onafhankelijk bleef en nooit non werd. Zij stierf zelfs een tweede keer, maar kwam terug om een vriendin te helpen. De derde keer was dan haar echte dood.
3. EDMOND LEBURTON - Le Grand Chef Blanc.
Niet het Vatikaan maar slechts de Goede God zelf zal oordelen wie een heilige was en wie niet. Ik ben er van overtuigd dat er ook heilige socialisten, heilige islamieten, heilige Joden, heilige negers, en heilige 'meisjes van plezier' zijn geweest en zelfs heilige unilingues francophones. Eén van deze laatsten heb ik vroeger nog ontmoet te Borgworm. Hij heeft me zelfs eens een pint betaald. Edmond Jules Isidore Leburton (1915-1997) was een tijd lang de machtigste man van Wallonië. In elk Local des Femmes Prévoyantes en in elk Maison du Peuple hing geen kruisbeeld maar wel grote foto van deze knappe kerel .Vele schone vrouwen hebben levenslang voor hem gestemd. Edmond Leburton studeerde politieke en sociale wetenschappen aan de universiteit van Luik. Deze sympathieke Bourgondiër verscheen overal , bij dag en bij nacht, steeds keurig gekleed en in sterke conditie tussen zijn partijgenoten. Hij heeft veel mensen geholpen. Vanaf 1946 was hij een groot politieker en dat bleef hij gedurende 35 jaren tot in 1981. Hij bracht het tot eerste minister, minister, partijvoorzitter, voorzitter van de mutualiteiten, burgemeester, kamervoorzitter. Hij was zeer lang een topspeler in de nationale politiek en boxte tegen kanjers als Leo Tindemans, Paul Van den Boeynants, Wilfried Maertens, Gaston en Marc Eyskens. In zijn stad Waremme zal hij nooit worden vergeten.Toch spijtig dat hij zo weinig Vlaams heeft gesproken, zullen kwade tongen zeggen, maar eigenlijk kon Edmond Leburton wel zijn tweede landstaal want hij was zeker slim genoeg.
4. JAN CARLIER. ( 1915- 1994) - Vader van Willy-Paul Carlier. De vriendelijke Jan Carlier uit een familie die reeds lang voor vervoer van personen had gezorgd, was een pionier van het volkstourisme in Haspengouw. Deze gelovige man, die geen liberaal was ook al koos hij als naam voor zijn bedrijf De Blauwe Vogel , begon in 1929 autocarbedevaarten naar Lourdes in te richten. In die tijd , zonder goede wegen, waren dat avontuurlijke tochten dwars door het grote en diepe Frankrijk. De Lourdesspecialist breidde weldra zijn aanbod uit met kortere en met langere tochten naar Banneux, Beauraing, Kevelaer, La Salette, Lisieux, Rocamadour,Fatima, Roma, Compostela . De Haspengouwse bevolking die volgens de Mechelse catechismus en het overheersende Roomse geloof leefde kreeg van reisorganisator Carlier kansen om alle voornaamste pelgrimstochten te beleven volgens ethische, gelovige, en financiëel haalbare normen. Tienduizenden gewone mensen maakten hun eerste grote reis met de autobussen van De Blauwe Vogel. Meer dan alle geestelijken zorgde Jan Carlier dat de Haspengouwse mensen meer en beter gelovig werden door bezoek aan gewijde oorden. Naast zijn beroep van reisorganisator was Jan Carlier ook een groot voetballiefhebber die samen met Pol Massa STVV naar omhoog heeft gebracht. De zakenman Carlier verdient in aanmerking te komen voor zaligheid. Als leek predikte hij dat bidden goed was, maar dat op bedevaart gaan nog beter was.
Ondanks dat ik meen dat fietsen niet gemakkelijk zal zijn in de straten van Rome en dat ik daarom veel zal stappen tijdens de komende dagen, ben ik toch zeker dat mijn programma prachtig zal worden. Ik ben aangekomen in de nabijheid van het Olympisch Stadion. Deze wijk werd helemaal veranderd vanaf 1935 want de Duce Benito Mussolini hoopte er in 1944 (mijn geboortejaar) de Olympische Spelen te laten plaatsvinden. Dat zou echter pas lang na de tweede wereldoorlog kunnen gebeuren in 1960. Het grote gebouw en de omgeving waren reeds vaak een plaats waar grote sportieve ontmoetingen zich hebben afgespeeld. Het Stadio de Centomila is vaak met 80.000 à 90.000 voetballiefhebbers gevuld want zowel A.S. Roma als Lazio Roma spelen er hun thuismatchen. De Olympic Games 1960 zijn voor altijd in mijn geheugen gebleven omdat we toen op de zwartwit beelden van onze Vlaamse Televisie atleten mochten zien die er onsterfelijke sportroem hebben veroverd zoals Wilma Rudolph, Armin Hary, Herb Elliott, Otis Davis, Tamara Press, Al Oerter, Iolanda Balas, Ralp Boston. Maar bovenal hebben onze kijkers de beelden mogen zien en herzien van onze Roger Moens die werd geklopt door Peter Snell. Het was ook in dit stadion dat een nog jonge Gaston Roelandts met de glimlach een vierde plaats heeft behaald in de 3.000 m steeple. Als sportkwisser weet ik uiteraard ook wat de Ethiopiër Bikila Abebe hier had laten zien. In de bar van de tennisclub offreer ik mezelf een bakje gelati mista waarvoor ik eerst elders een ticket had gekocht aan een centrale kassa. Terwijl ik de koude lekkernij uitlepel op een rustig tempo kan ik hoe langer hoe meer zien dat het drukker en drukker wordt in de omgeving. Weldra versta ik waarom. Er is vanavond geen match calcio in het stadion, maar wel een optreden van niemand minder dan Eros Ramazotti. De fans stromen toe. Er werden 50.000 entreekaarten verkocht. Wat een heksenketel. Weldra ratelt er muziek uit duizend luidsprekers. Opwarming voor het optreden van het popidool. Zij die laat aankomen zijn gehaast en zenuwachtig. De lucht hangt vol electriciteit. Ik vlucht weg want ik hoor niet bij dat veelkleurig jonge volk dat zich in de grote kuip heeft genesteld. Enkele minuten later is het zo ver. De halfgod heeft zich op zijn podium laten zien en de tienduizenden worden daar wild van, opgehitst door het spel van de muzikanten. Fantastico. De éne, de echte Eros Ramazotti , live in concert ! Na deze eerste wandeling in de Romeinse avond zoek ik terug de Ostello della Gioventu op, mijn veilige en toch wat rustiger thuishaven. In het cafetaria bestel ik aan de bar, met enkele woorden in het Engels, een grote Tuborg aan de bierpomp. De dienstdoende barman wil mij het blonde bier schenken in een kartonnen drinkbeker. Ik weiger. Ik wens mijn grote Tuborg te drinken in een fatsoenlijke glazen pint van de Deense brouwerij zoals er wel degelijk in de toonkast zichtbaar zijn. ' Mijn schoonste glazen worden allemaal gepikt ' zegt de barman. Ik geef toe aan de man dat ook ik dit heb gedaan tijdens mijn vlegeljaren. ' Ik zweer U dat ik dat nu niet meer zal doen' beloof ik hem, want nu ben ik noch een student, noch een maffioso, noch een ladro di bicchieri di birra .... maar wel een eerlijk fietsende pelgrim die op de dag van zijn aankomst te Rome toch wel recht heeft op een service met enige stijl. Wij Belgen drinken altijd bier uit schone glazen. Ik vraag hem of de Italianen spaghetti eten uit tennissloefen. De barman stopt met zijn gezeur. Weldra komt hij me een mooi getapte schitterende pint brengen aan mijn tafel. Ik betaal 3.000 lires. Een wat ouder dametje heeft me zien praten met de ober. Zij betaalt ook haar thee en komt daarna naast me zitten. 'Ik ben blij dat ik hier wat met een Vlaming mag praten' zegt zij. ' Ik kom uit het Waasland. Kijk eens rond. In deze jeugdherberg zijn wij veruit de oudsten ! '
De plots verschenen vriendin is al 55 jaar. Zij is alléén op reis. Eens was zij een trekvogel van de grote afstanden. Maar zij kroop pas uit een diep zwart gat. Haar echtgenoot was een felle bergbeklimmer geweest. Overal ging zij met hem mee. Zij klom toen ook tot in het tweede of derde kamp, terwijl haar man nog veel verder ging in het gezelschap van de sterkste alpinisten , meermaals tot boven de 7.000 m. Zelfs toen zij reeds de ouders van drie kinderen waren, deden zij nog aan bergbeklimmen. Maar zij werden te oud en grote kinderen laten studeren was duur. Zo moesten zij op een dag stoppen met hun geweldige hobby om fysieke en om financiële redenen. Haar sportieve man leed daar zwaar onder. Zeven jaar geleden kregen zij terug de kans om naar Peru te reizen, waar zij vroeger toppen hadden overwonnen. Het was maar een rugzakkentocht met een groep om op 3500 m te wandelen in de natuur en in de zuivere lucht. Zij bereikten daar ergens een hotel, en alhoewel er zeker in de Andes hogere plaatsen waren, was daar toevallig ook een groep echte bergbeklimmers die grootsere plannen hadden dan zij zelf. Met deze Duitsers waren zij snel goede vrienden en een hele avond was haar man toch zo gelukkig want hij kon toen vertellen over zijn vroegere expedities naar befaamde oorden. Hij beefde van goesting en verlangen om met die Duitsers mee te klimmen en die kerels waren zeer goed voorzien van het beste materiaal waar een bergklimmer kan van dromen. Terug op hun kamer gekomen, omdat hij daar toch zo lag te kwijlen met bijna tranen in de ogen, heeft zij toen plots aan haar echtgenoot en vader van haar kinderen gezegd " Maar ga dan toch mee, jong, seffens valt gij hier nog dood van frustratie en goesting ...! Wij laten onze groep verder wandelen zonder ons, omdat ik ziek ben en te moe. Ik blijf in het hotel om brieven te schrijven en gij gaat twee dagen mee met die Duitse bergbeklimmers ! ' . Hij liet het zich geen drie keren zeggen. Blij als een verliefde jongeling vertrok hij die volgende ochtend als bijkomend lid van het team dat graag zag dat deze ervaren klimmer mee omhoog wilde. De Duitsers hadden een beklimming tot 5.800 m voorzien en dat doel werd in de late namiddag vlot bereikt. De Waaslander had er echter nog niet genoeg van in zijn euforie van toen. Wat hoger blonk in het avondlicht een bergtopje van 6000m en de oude klimmer wou nog eens tot op die hoogte komen. Hij vertrok op zijn eentje om die prestatie te leveren terwijl de Duitsers hun kamp voor de nacht bouwden en gezellig samen aten. Alléén en roekeloos is hij net iets té ver willen gaan. Hij is nooit terug gekomen. De Duitsers hebben naar hem gezocht. Maar de Belg was spoorloos, verdwenen tussen sneeuw en ijs, tussen de rotsen en kloven van het onmetelijke Andes Gebergte.
Drie dagen later vernam de Waaslandse dat haar man was 'vermist'. Eerst besefte zij de ware inhoud van dat woordje niet. Zij bleef hopen dat hij plots terug zou verschijnen, dood of levend, en zij betaalde zoektochten aan plaatselijke berggidsen. Dat kostte haar een fortuin. Haar hotelrekening liep hoog op. Na twee maanden moest zij zonder resultaat terug naar huis. Zij werd toen de vrouw van een vermiste echtgenoot. Het is een verschrikkelijke situatie. Een hele familie blijft nog geloven in een antwoord op vele vragen, en hopen op een oplossing, verlangen naar zekerheid. Zeven jaren van wachten, administratieve moeilijkheden, onvermogen, problemen met inkomen en met spaarcenten, slapeloosheid, wanhoop, ziekte, tranen, psychiatrie, pillen, verlies van werk,verlies van vrienden ... . Dan waren er ook nog de kinderen die het trieste blad wilden omdraaien, een eigen leven beginnen, en die letterlijk uit het ouderlijk huis vluchtten en hun moeder in de steek lieten onder dwang van hun partners. Zeven jaar lang was het een nachtmerrie zonder einde. Aan dat alles had zij kunnen ontsnappen door reeds na één week te aanvaarden , in het wilde bergland van Peru , dat haar man nooit zou terugkomen omdat hij echt dood was en opgeruimd door de gieren en de insecten. Eén enkel papier van de burgemeester van het dorp waar de verdwijning werd vastgesteld, een officieel overlijdensbericht in de Spaanse taal zou alles veel gemakkelijker hebben gemaakt.
Het verhaal van die dame is zo droef, zo geweldig, dat ik een tweede grote pint bier nodig heb om het door te slikken. De weduwe van de vermiste bergbeklimmer drinkt alleen maar een tweede goedkope thee. Amper één maand is zij nu officieel een vrouw met papieren en zonder man. Zij kreeg wegens zenuwziekte haar vroegtijdig pensioen van het Ministerie van Onderwijs. Omdat zij zeven jaren eerder naar Rome hadden willen sporen , maar door een toeval toch dan maar naar Peru waren gevlogen, heeft zij plots besloten om die reis naar Rome die met haar man niet doorging , op haar eentje te maken. Zij boekte daarom een goedkope heenvlucht en zal met de trein terug naar huis sporen, binnen tien dagen. Met haar klein pensioen moet zij zuinig zijn, want zij heeft nog steeds medische kosten te betalen. Zij verblijft goedkoop in de Ostello, doch zij amuseert zich niet goed. Daarom reist zij morgen al naar Firenze waar zij een bed & breakfast wil zoeken. Wij praten lang. Het doet me goed van terug ons Vlaams te kunnen praten en horen. Het sluitingsuur van het cafetaria verplicht ons van te gaan slapen. Graag zou ik met twee slapen, maar in de jeugdherberg die 100% is bezet moet ik slapen in bed 2 op kamer 2 zoals op mijn bonnetje staat. Ik wens aan mijn landgenote veel geluk in haar verder leven en hoop dat het voor haar te Firenze prettig wordt.
(Foto= bekend beeld op Foro Italico uit de periode van Mussolini.)
26 september 1996. 14u 20. San Pietro. Ongelooflijk. Formidabel. Olive Green en ik zijn aangekomen in de over heel het universum bekende ruimte. Eén minuut stilte uit eerbied. Alles is er kolossaal.Wat zijn één man en één tweewieler toch klein. Mijn ogen beperken zich alsnog tot het bekijken van de vele houten afsluitingen die er het publiek, de fans van de heilige vader, moeten in bedwang houden. Ik zie fonteinen, vele groepjes mensen, en de zon die mij licht gaf om me de weg tot hier te laten vinden is overvloedig aanwezig. Ik kijk naar de hemel , maar ik zie de hemelpoort niet, maar wel nog enkele wolkjes die overblijven na de stortbuien van de vorige uren en daarop zitten noch heiligen noch engelen. De hoge kolommen rondom en voor de façade doen me meer denken aan een heidense tempel dan aan dé grote kerk tussen alle christelijke kerken, kathedralen en basilieken. Ik snuif de sfeer op maar proef toch niets dat heiliger aanvoelt dan elders. Aan de Sint Paulus fontein steek ik mijn harige kop helemaal in het water. Zo'n bijkomend doopsel te Vatikaanstad met Italiaans water zal wel beter zijn dan wat ik eertijds in het magere oorlogsjaar 1944 kreeg in het doopvont van Sint Pancratius te Waasmont. Zo ben ik heerlijk afgekoeld maar ik ben maar een mier op het reusachtige plein.Voor de anonieme dolende pelgrim, de oude rijder met vuile armen en benen die ik ben, is er geen bloem, geen kus aan de aankomst.
Maar ik vind dat ook een zondaar recht heeft op enig aandenken aan deze wel bijzondere momenten. Een foto zou hier en nu wel mogen getrokken worden. Mijn wegwerpcamera is echter al volledig opgebruikt. Zal ik aan iemand anders 5.000 lires bieden om me te vereeuwigen ? Zo'n man met een grote zoemlens op zijn toestel zou me toch kunnen fotograferen. Ik geef hem wat geld en mijn adres, zodat hij me later de schone foto zou opsturen. Vermits op het plein van Sint Pieter betrouwbare toeristen, pastoors en zelfs Vlamingen rondlopen, moet dit toch mogelijk zijn. Laat het maar zo... , want ik denk aan de volgende gulden regel : ' En toute circonstance soyez humble pélèrin ... '. Waarom zou ik later mezelf op een foto moeten zien en waarom zou ik met een bewijs van aanwezigheid op deze heilige plaats aan wie ook later moeten tonen dat ik hier was aangekomen op deze doodgewone namiddag van de twintigste eeuw ? In de omgeving van het Sint-Pietersplein zijn de postkaarten nog veel duurder dan elders.Voor 13.000 lires stopt een winkeljuffer er maar 8 in een papieren zakje, maar een zakje dat wel door de paus werd gezegend. Omdat ik weet dat op dit uur van een werkdag alléén mijn oude moeder thuis is, gebruik ik mijn telefoonkaart om haar te vertellen dat ik mijn doel veilig heb bereikt. Na 1.400 lires eindigt de communicate, maar het was lang genoeg om Alina Wauters blij te maken. Zij was reeds een volle maand aan het bidden opdat haar oudste telg onderweg niets zou overkomen. Ik vind het officiële postkantoor van het Vatikaan waar ik mooie postzegels koop en postkaarten aan een eerlijke prijs. Daarna zoek ik een schaduwrijke zitplaats waar ik vele kaarten schrijf om met fierheid te melden dat ik ben aangekomen te Rome.
Ondertussen koelde ik verder af. Ik ben niet meer zo gelukkig en fier. Mijn avontuur is opgesoupeerd. Mijn bord frieten is leeg. De sportieve uitdaging is voorbij. Er komt nu verwarring en onzekerheid in mijn hoofd. " What now old pussycat ...?"
Gelukkig had ik even voor Tarquinia een goed plan van Roma gekocht. Ik zie zonder moeite in welke richting de jeugdherberg ligt. Maar ik heb niet goed gekeken en ik heb niet gezien dat Via en Viale niet hetzelfde is. Dat is de reden waarom ik zo lang moet zoeken om dan nog op een verkeerde plaats te komen. Als een dwaas toerde ik met mijn fiets rond tot wanneer ik de oplossing ontdekte. Aangekomen op de Foro Italico, Ostello per la Gioventu, Viale delle Olimpiadi, 61, 00194 Roma, val ik echter op een Romeins mannetje dat er van geniet om me even te pesten door te zeggen dat er geen plaats meer is. Ik bekijk hem diep in de ogen en meld hem dat ik 39 dagen heb gefietst over berg en dal, en dat ik zo moe ben dat ik zelfs met zijn schoonmoeder zou kunnen slapen. Daarna toont hij meer ijver om iets te vinden. Hij bewijst me zelfs dat hij aan die balie een belangrijk man is want hij kan me uitzonderlijk toch in zijn Ostello overnachting aanbieden. Wat een charlatan ! Zouden in deze stad alle Romeinen met snorretje en zwarte blinkende haren zo zijn ?
Kamer 2, bed 2, voor 2 nachten. Het kost 23.000 lires per nacht. Tof. Hier zitten we veilig en goedkoop. Het is een jeugdherberg van grote afmetingen. Dra vind ik in de kelder het restaurant self-service waar ik een test doe en een plateau laad met hamburgers, doperwten, prinsessenbonen, eieren, brood. Even snel als Obelix eet ik mijn bordjes leeg. In een andere ruime kelder kan ik mijn fiets vastketenen aan de buizen van de verwarming. Naast dat bed 2 staat een ijzeren kast om al mijn bagage in te steken. Mijn hangslot is hier zeer nuttig. Na een korte beurt onder de douche kleed ik mij om op verkenning te gaan in de grote antieke wereld buiten de Ostello. Roma ontdekken en beminnen wordt mijn nieuwe uitdaging, mijn verse opdracht. Behalve enige woordjes uit de liedjes van Rocco Granata is mijn Italiaans nog steeds zo klein als dunne vermicelli maar ik voel me toch sterk genoeg om tegen eender wie mijn woordje te zeggen als dat zou moeten want ik ben toch een van de fortissimi belgae.
Wanneer in het midden van de zomer, in de maand juli als de renners van de Tour de France de cols van de Alpen moeten oprijden, de duizenden wielerfanaten met hun caravans, auto's, campingcars, de hoger gelegen gebieden kortstondig bevolken dan wordt tijdens de wielergekte overdreven aandacht gegeven aan iedere beweging, ieder geluid, ieder kleurtje, uit het wielercircus en veel te weinig aan de natuur en het landschap, de bergtoppen en de dalen, het verleden en het heden van de mensen die in de Alpen wonen, werken en liefhebben.
Dit jaar bleef ik luilekker bij moeder en hondje thuis voor mijn groot plat scherm, maar door omstandigheden van toen kon ik in 2008 gedurende vijf zware dagen de Ronde echt zien en voelen want ik sliep in mijn oude Passat boven op de Agnel en boven op La Bonette. Om post te kunnen vatten op zulke strategische punten van de Tour is het nodig er op tijd aan te komen, in ieder geval voor het begin van de catenaccio van de gendarmerie begint. Ik parkeerde mijn auto boven op die cols zowat 32 uren (twééendertig) voor de doortocht van de wielrenners. Méér dan één dag heb ik op de toppen van die cols de tijd met wachten gedood. Maar dat was prettig vermits ik niet alleen kon genieten van de omgeving maar ook mocht kennis maken met een aantal van mijn soortgenoten, gekke dames en heren van diverse nationaliteiten die me spontaan hapjes en drankjes hebben aangeboden. Ik maakte een wandeling, eerder een slalom tussen de geparkeerde voertuigen, de tenten, de BBQ's, de stoelen en zeteltjes, de vlaggen en posters, de letters op het wegdek en de commentaar van alle bestaande reporters. Maar op meer dan 2500 m boven de zeespiegel is de lucht reeds ijl en als 64-jarige met overgewicht en zwakke aders was ik ver verwijderd van de fietsende globetrotter die ik vroeger geweest was in Colorado en Wyoming. Met moeite bereikte ik nadien terug het kamertje in mijn personenwagen. Ik sliep in een slaapzak waarvan de ritssluiting problemen gaf maar die toch goed mals en warm was, en dat was wel nodig want toen ik om 5u00 in de ochtend uit mijn Volkswagen kwam ontdekte ik op het dak een laagje ijs dat weliswaar met de eerste zonneschijn zou verdwijnen.
De wielerfans in de huiskamer vragen zich soms af waar de renners plassen tijdens hun rit, maar minder bestaat de vraag waar de toeschouwers hun behoeftes doen. Als 500.000 mensen langs de weg staan zal afval en plassen toch een gigantisch probleem zijn. Op dit gebied heb ik mij keurig gedragen want ik had een vuilnisemmer en plastieken zakken bij. Maar de Tour 2008 is ondertussen lang voorbij, en de Tour 2009 is ook al oud nieuws. Vele cols baarden een muis. Gereputeerde kampioenen slenterden ' met de bus ' over die moeilijkheden waarvan de belangrijkheid toch wat opgeblazen wordt. De Tour is voorbij, ' Vive le Tour !' en wat gebeurt er nu met Briançon ? Wordt deze heilige plaats van het velopantheon na de zomer verlaten, zoals Macchu Picchu in het Andesgebergte , zoals de tumuli in het Haspengouwse landschap ?
Toch niet. In het departement van de Hautes Alpes, deel van de regio Provence-Alpes-Côte d'Azur, ligt de stevige stad Briançon reeds veel langer dan 1922 toen de Brusselaar en drievoudige Rondewinnaar Philippe Thys er na 274 km ritwinnaar werd. Oud Briançon is de hoogst gelegen stad van Frankrijk, op 1330 m. Deze stad is anno 2009 een topbestemming voor toeristen, zowel in de zomer als in de winter. Vele sporten zijn er mogelijk en in de schilderachtige bovenstad is het aangenaam vertoeven. Ook in de herfst wanneer de rosbruine kleuren van de lorken Le Parc National des Ecrins wondermooi maken komen veel bezoekers. Steeds is er meer dan 300 dagen zon te Briançon, 6 uren per dag. De vochtigheid is bijna niets en de goede lucht die komt van de tientallen méér dan 3000 m hoge bergtoppen, zorgt voor het herstel van de luchtwegen van ieder menselijk lichaam.
De renners blijven op de weg bij het overschrijden van een bergpas, maar hoger dan de punten die cols worden genaamd zijn er de bergtoppen, meestal hoger maar minder gekend door de klimmende fietsers. De vele namen van de toppen zijn gemeengoed voor de alpinisten, zoals Barre des Ecrins (4102m), Mont Pelvoux (3943m), la Mejie (3983m). Elke bergkam heeft zijn eigen charmes. De afwisseling in de landschappen is enorm. We zouden het hier verder kunnen hebben over gastronomie, vrouwen, beekjes en watervallen, dorpen, dieren, bloemen, vlinders, kunst, plaatselijke dialecten, economie, maar altijd lokt de geschiedenis mij. Briançon bezit een groot erfgoed, had een rijk en boeiend verleden. Zichtbaar zijn vandaag nog de indrukwekkende muren van deze versterkte stad. Een aantal van de militaire bouwwerken dateren uit 1693 . De grote Vauban gaf de opdracht Briançon te versterken en te beschermen tegen aanvallers uit Italië. Dit gebeurde tijdens de oorlog van Louis XIV tegen de Liga van Augsburg. De Slag van Neerwinden van 29 juli 1693 is een van de veldslagen van die oorlog. Maar Briançon bestaat reeds nog veel langer en vele van haar muren werden gebouwd tijdens La République des Escartons. Zij hebben gediend om de inwoners van de streek en hun rijkdommen te beschermen tegen voorbijtrekkende volkstammen, plunderende legers en zwervende bandieten .
Zodra ik op de Engelse kamer te San Marinella ben gekomen laat ik de kraan van de badkuip lopen en ik nijp ook bijna een hele tube zeep leeg. Even later kruip ik met mijn vuil groot lijf in een wolk van schuim en warm water. Wat een genot. Wat een heerlijke geur . Wat zijn de keramiektegeltjes op de muren mooi. Terwijl de spiegel reeds vlug bedwasemt, lig ik zo in het schuim van luilekkerland en ontspan . Op het nippertje wrijf ik over mijn gezicht met het washandje, zodat ik toch niet in slaap val. Is dit dan de zaligheid die de heiligheid voorafgaat ? Ik weet dat ik op tijd en proper in de eetzaal moet zijn. Ik luister naar de langzaam druppelende kraan en naar de vele zachte implosies die de massa badschuim doen verminderen. Dan kruip ik plots weer recht, spuit met de telefoon een flinke portie koud water over mijn reeds natte kop. Zo geraak ik helemaal terug tot mijn bewustzijn en ben ik weer voldoende fit en verstandelijk begaafd.
Dit is de laatste avond voor mijn aankomst in het centrum van de wereld. Ik vind dat ik dus de lichte lange broek en het hemdje mag aantrekken die ik reeds 38 dagen voor deze gebeurtenis diep in mijn fietstas had bewaard. Ik doe ook proper ondergoed aan, nette sokken en ik wrijf mijn wandelschoenen proper met het laatste sop van de badkuip. Ik borstel mijn haren en mijn baard. Ik ben echt een gentleman die verschijnt in de dining room van House Miramare. 19u20 . Ik ben te vroeg. Ik krijg toch al een plaats aangewezen aan een tafel gedekt voor één persoon. Er is nog een tafel gedekt voor vier en een andere tafel voor twee. Ik raap enkele tijdschriften op die onder op een rond tafeltje liggen. Op de vraag ' Something to drink ? ... ' antwoord ik met mijn wijsvinger mijn verlangen verduidelijkend ... " 'Of course, that bottle red wine there on the left side ... ! ".
Weldra slurp ik van dat wijntje terwijl ik met mijn neus snuffel naar de tien belangrijkste plaatsen die te Rome moeten worden bezocht. Het is reeds 19.45 u wanneer de andere tafels worden bevolkt, door een viertal uit Engeland, drie vrouwen en één man, en door een koppel tortelduiven die Italiaans spreken. Ondertussen ben ik met grote aandacht in die reisgids aan het lezen en heb ik reeds mijn derde glas wijn op. Maar vlug is het duidelijk dat er weinig contact zal zijn tussen de individuele man aan zijn tafeltje en de anderen. De verliefden hebben slechts oog voor mekaar en de travelers uit het fiere Albion, die per Rover Canterbury - Rome afgelegd hebben, vinden mij een barbaarse alcoholicus die aan tafel zit met bruine gespierde armen, twee bewijzen dat ik noch de Lord van Hull noch de Hertog van Brabant ben. Bovendien is het voor allen duidelijk in de dining room dat het laattijdig aanschuiven van de man op weg naar Rome de porties die avond van 1/6 naar 1/7 heeft doen verminderen. Minestrone, een stukje vis, raviolis, tiramisu, allemaal lekker maar net genoeg maar om het bord vuil te maken. Er komt ook nog koffie, maar ik pas voor deze afsluiter. Mijn fles wijn is op , terwijl de anderen nog aan hun eerste glas zijn , vergezeld van plat water. Grote vaak overvalt me op dat ogenblik. Ik zeg duidelijk dat ik ' very tired ' ben , wens iedereen ' good evening' en dan verlaat ik het gezelschap waaraan ik niets had.
Volgende ochtend. Er is een kleine bloedvlek op het schone witte laken van mijn bed. Heb ik tijdens mijn slaap een meisje ontmaagd, of wat betekent dit nu ? Helemaal wakker besef ik dat ik 's nachts niet aan borstjes van een maagd heb gevoeld, maar dat ik heb gekrabd aan de korstjes van de wondjes op mijn benen die eerder door insecten waren gebeten en maar moeilijk genezen. Ik neem nogmaals een bad met heet water en veel zeep waarna ik eau de cologne smeer op meerdere plaatsen van mijn ledematen. Genezing nadert. Na breakfast en na afscheid van mijn biljet van 100.000 lires, verlos ik my love Olive Green uit de veranda waar tussen bloempotten, drogende keukenhanddoeken en kuismateriaal zij eenzaam had overnacht. De zon schijnt goed op deze septemberdag en de Via Aurelia Antiqua wacht op ons. Deze namiddag zullen wij Rome bereiken.
Bij het verlaten van San Marinella, wanneer ik voel dat mijn wielen gemakkelijk draaien, ben ik als uitgelaten. Ik begin zo maar van pure vreugde luidkeels te zingen. Het liedje, nog uit mijn grootmoeders tijd, is van Tino Rossi, .... ' Marinella, viens encore dans mes bras, lalala, lalala, .... . Ik stop aan een betonnen wegwijzer, zeer oud zoals de weg naar Rome overal is, ondanks moderne aanpassingen en nieuwe laagjes verf. Fantastisch ! Geen twijfel mogelijk. Er staat in grote leesbare cijfers : Roma 65.248 meters.
De legioensoldaten van Caesar en van andere koningen en keizers waren gedrild om passen te maken van precies één meter.Wie deze norm niet kon halen aan het gevraagde tempo werd zonder medelijden gemuteerd naar Cataracticum, het gevaarlijk gebied tussen Brustem en Borgloon, waar tussen de bomen en grachten de Eburonen van Ambiorix moeilijke tegenstanders waren. Ik zie die Romeinen met hun blote voeten in sandalen de Jeker overschrijden, met kort zwaard en schild. Ook zij droegen voor de veiligheid een pothelm, zoals de wielrijder die ik ben. Maar als Obelix daar een klop op gaf konden zij geen Latijns woord meer uitspreken. Ik ben Willix, ook groot en dik, maar toch niet zo sterk als die Oude Belgen van vroeger die na het drinken van Haspengouws witbier een dobbelsteen in hun vuist konden verbrijzelen.
Voor de lol maak ik nog even een zijsprong naar de badplaats Marina di San Nicola. Daar koop ik melk, water, wurzelworst, brood, bananen, voor mijn volgende picknick. Omdat ik weer slechte bloedcirculatie in de voeten heb, loop ik er wat op blote voeten rond. Eenzaam fiets ik daarna nog gedurende vele mijlen verder. Ik word stil en kalm. Het is alsof een enorme magneet, die ginder achter de horizon ligt, me naar zich toezuigt. Op een volgende betonpaal op de Via Aurelia zie ik plots dat mijn einddoel nog dichter komt. Het cijfer is gezakt tot 19.822 meters. Ik begrijp dat ik op minder dan twintig km van Rome ben. Nu overvalt een felle emotie me. Ik begin te wenen op mijn fiets. Negenhonderdzestien uren zijn voorbijgegaan sedert ik mijn thuis en mijn gezin achterliet om pelgrim te worden, vrije trekvogel op Gods wegen. Mijn vlucht in de richting van Rome nadert een zwarte wolk. Even na een helling beginnen de regendruppels te vallen. Ik zou natuurlijk kunnen stoppen, schuilen, en niet nat worden. Maar de wind blaast goed en nattigheid is voor een oude kikvors geen probleem. In de bergaf duik ik letterlijk onder een douche in en dat maakt me nog gelukkiger. Ik word als een Felix De Goede reeds met water uit de hemel gezegend. De stortbui is kort en overvloedig, over orbi et urbi. Grote plassen liggen op de weg. Het stoort me niet als vrachtwagens met hun zware banden me nog natter maken door de plassen op me te spatten. Dicht bij Rome mag een christenmens voor zo iets toch geen vloek meer laten. Ik pedaleer over de natte Via Aurelia en zing ...' I'm singing in the rain.., I'm singing in the rain... 'en ook nog dat deuntje dat al jaren in mijn kop zit zonder dat ik eigenlijk weet waarom ... ' C'était un musicien qui jouait dans les boîtes de nuit, et toutes les jolies femmes venaient tourner autour de lui ...' .Ook mijn heilig en eeuwig idool Bécaud komt aan de beurt met ' Le jour où la pluie viendra ... . Ik blijf verder zingen, maar in de voorstad is de oude weg op vele plaatsen kapot gereden. Ik moet gaan opletten , me fel concentreren, want dicht bij Rome is het verkeer drukker dan eender waar ter wereld. Immers uit alle windstreken, van alle wegen, uit de randgemeenten en uit de verste steden van in finibus terrae, komen nu samen auto's, vrachtwagens, stootkarren, bussen, helikopters, driewielers, scooters, skateborders, vuilniskarren, politiewagens, mountainbikers, kinderkoetsen, in de richten van dat éénzelfde punt. Daar zal ongetwijfeld het centrum van het universum zich bevinden. Nog een beetje bergop, enkele verkeerslichten, wat getoeter en wat geremd, tot er plots boven de huizen een grote koepel zichtbaar wordt. Het is als een enorme zilveren luchtballon die wil opstijgen maar nog wordt vastgehouden door vele aardse kettingen en draden. Wel, wel, wel, ... is dat het dak van het Vatikaan ?
Ultimo chilometro. De rode vod. La flamme rouge. De bel voor de laatste ronde van de zesdaagse. De energie die nog in de steendood gewaande renner steekt wordt nu bij me wakker. Dynamiet komt in mijn benen. De laatste boogscheuten lopen over kasseien en daar ben ik als flandrien toch zo dol op. Maar ik ben te zenuwachtig en daarom vertraag ik om in een zijstraatje illegaal mijn kleine behoefte te doen, want weldra op de gewijde gronden van het grote Sint Pietersplein zal dat niet meer mogelijk zijn. Ik hoop dat door het gefoefel van de Italianen mijn plasje niet positief zal zijn zoals dat van de allergrootste in de Giro van 1969. De maffia heeft aan de carabinieri lires gegeven waardoor op 750m van de lijn de koplopers nog een verkeerde weg inslaan, en nu gaat de sprint der sprinten losbarsten . Ik trek aan de broek van Cipollini. Steels gooit met zijn bidon naar Moncassin. Blijlevens, Binda,Petacchi, Abdushaparov en Van Linden vallen. In het wiel van Kubler en Di Paco zit ik goed. Zij rijden als zotten allemaal rechtdoor. Zij hollen als jonge stieren in de richting van de goddeloze arena, waar elf hongerige leeuwen op hen wachten op het Brood en Spelen van die dag waar het bloed van dieren en martelaren voor de pret van het volk en haar wellustige leiders moet zorgen.
Met een wrong naar links aan mijn stuur heb ik me uit het kluwen van die duivelse stormloop naar de meet bevrijd, en vond ik de juiste weg, het allerlaatste stukje van de weg tot aan de fontein, de obelisk, op het Sint Pietersplein. Volk. Volk. Volk. Ik heb gewonnen. Ik ben de ware kampioen. Voor mij de kussen van de mooie vrouwen op het podium en voor mij het textiel in alle kleuren die de winnaars mogen omgorden en voor mij een lauwerkrans rond mijn kop.
Roma sporca, het vuile Rome. Toen Goethe, een ongelooflijk begaafd man, met een romantische en universele geest, Rome bezocht, werd het huisvuil er gewoon door de vensters op straat gegooid. Openbare toiletten waren er niet. Iedereen voldeed zijn behoefte waar hij wilde.
Terwijl zoveel aandacht gaat naar de gigantische Ronde van Frankrijk mogen de wielerliefhebbers toch niet vergeten dat er ook nog op vele andere plaatsen wordt gekoerst, en niet alléén daar waar waar de heren B.V.'s van de televisie het ons in het breed en het wijd tonen en uitleggen. Dit dan uit eerbied voor de mindere wielergoden die ook hard op de pedalen moeten duwen voor veel minder geld en roem, maar zeker ook voor de organisatoren, de officials, de sponsors, de vrijwillige medewerkers, de familieleden, de signaalgevers, de supporters, de klusjesmannen , de politieagenten, de verantwoordelijken voor bier en hapjes, de bloemenmeisjes , de opruimers, en voor iedereen die zorgt dat de wielerkoers veilig, proper en prettig is voor allen. Van vandaag woensdag 22 juli tot zondag 27 juli loopt de Ronde van Vlaams Brabant, rittenkoers in clubverband voor beloften en eliterenners zonder contract. Dit wielervriendelijk gebeuren vindt dag na dag plaats te Wilsele, Lubbeek, Dilbeek (tijdrit), Rotselaar, en te Asse. Bijna tweehonderd renners bekampen mekaar voor de dagelijkse rituitslag, en voor het algemeen klassement volgens tijd. Bijkomende klassementen met punten, voor de bergrangschikking, voor knelpuntspurten, voor de jongere deelnemers, voor de beste Vlaams-Brabander, en voor het ploegenklassement zullen ongetwijfeld deze wedstrijd veelzijdig animeren. De organisatie wordt gesteund door tientallen sponsors en partners waaronder de Provincie Brabant, KBC, Stella Artois, Spar, Java, Mobistar, Vermarc, Peugeot, Mobistar, Tönissteiner, Josan, e.a. , terwijl uiteraard ook de media aanwezig zijn ( ROB TV, Berg TV, Nieuwsblad) en de plaatselijke overheden zoals altijd ook sportief steunen. Niet minder dan 33 teams zullen aantreden met 6 renners. Dit zijn de vier continentale Belgische ploegen Fidea CT, Profel- Colossi, Josan-Isorex, en CT Jong Vlaanderen, en drie buitenlandse teams uit de USA (twee), en Nederland. Dit is echter vooral een Ronde die belangrijk is voor onze wielerclubs, die nog altijd de basis zijn van de Vlaamse wielersport. Uit Wallonië komen drie clubs, uit Limburg drie, uit Oost-Vlaanderen twee, uit West-Vlaanderen vier, uit Antwerpen zes, en vooral de Brabanders zijn talrijk met acht zestallen.. Tijdens de vorige jaren werd deze provinciale rittenkoers gewonnen door Daniel Verelst (2008 en 2003), Kurt Van Goidsenhoven (2007), Geert Steurs (2006),Thomas Berkhout (N) (2005), Koen De Kort (N) (2004), Jarno Van Frachem (2002), Nick Nuyens (2001) , Danny Van Capellen (2000), Dennis Heij (N) (1999), Bart Berden (1998).
Elke dag van de Tour de France eindigt op NOS-nl voor de verslaafde TV-kijkers met hetzelfde deuntje dat wordt gezongen door ene Yolanda Christina Gigliotti , geboren te Cairo op 17/11/1933, beter bekend als DALIDA. Zie en luister op
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.