Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
27-10-2010
Landen - Santiago de Compostela 1999 - (6).
:?:
34. Sabado 12 de Junio.
Leon. In dit klooster zijn er duidelijke voorschriften. Niemand mag eerder buiten dan 6u00 en iedereen moet de slaapzaal verlaten hebben om 8u00. Ik was daar tussen Hollanders doch s' avonds waren zij te moe en 's ochtends veel te gehaast om kennis te maken en te praten. Op weg door Leon kom ik een fietser uit Fléron nabij Luik tegen. Ik vertel dat ik in zijn gemeente harde matchen pingpong had gespeeld met de tijdsregel, ondermeer tegen Louis Joyeux. De wereld is klein. Die fietser kende die Louis vrij goed. Ik telefoneer naar huis waar alles flink wordt gerund door mijn Sonja. Terug op het plein aan San Marcos neem ik enkele foto's. De Luikenaar is daar ook nog, want hij blijft het hele weekend te Leon en krijgt daar zelfs bezoek. Ik raad hem aan van binnen te gaan in de prachtige Parador en hij doet dat.
Ik bezoek El Virgen del Camino en kan daar voor een 'barato' prijs van 495 pesetas Zumo, café grande con leche, y dos boccadilos eten. San Miguel del Camino. San Martin del Camino. Hospital de Orbigo. Het is warm en ik ga schuilen in een albergue waar ik een koele cola met gin drink, in afwachting van mijn middageten. Ik neem al mijn tijd, schrijf een brief, en wacht want op de zinderende weg is het verschrikkelijk moeilijk, zeker met die lome benen van mij.
Astorga. Er loopt daar een wielerwedstrijd van lagere categorie. Ik blijf een tijdje kijken. Daarna ga ik op zoek naar een stempel voor mijn pelgrimsboekje. In de refugio van Astorga zie ik de mountainbikers weer, maar nu is er ook een sportieve jonge dame bij, met prachtige benen. Zij is een Madrileense.
Bij het verlaten van die stad vlam ik niet verder op de grote steenweg zoals de vele te snelle sportievelingen dat doen op hun koersfietsen. Ik rijd niet naar de grote stier, publiciteitsbord hoog op de heuvel, maar ik neem naar links waar de voetgangers in het zweet en met pijnlijke voeten hun zielezaligheid verdienen op de Camino. Aan het eerste café in deze richting, ga ik eerst van een pintje genieten en vertrek wat later met pijnlijke kuiten. De wind waait nu tegen en het is bergop. Slecht en ongelijk is het wegdek, bijna mals door de warmte. Ik zie het helemaal niet zitten om de Pantani uit te hangen. Maar, mijn redding werd door de Apostel Jacob al voorzien want te Murias de Recilvaldo wacht een kleine refugio op mij. Ik kom daar op een kamer met een Oostenrijker. Wat verder is er het Restaurant San Antonio. De baas is daar helemaal zot van de Camino,en vraagt me uit. Door mijn kleine kennis van 't Spaans en omdat andere mensen er ook komen tafelen vlot onze communicatie echter niet.
35. Zondag, 13 juni.
Met sterke ambitie begin ik als ' flandrien' deze hoogdag . Er komt nu een groots parcours over de Puerto de la Cruz y Puerto de Manjarin. De weg is nieuw aangelegd, met drie evenwijdige camino's voorzien voor voetgangers en lopers, fietsers en paarden, auto's en vrachtwagens. Stop in Bar Cowboy, omwille van de leuke naam, en voor een goed hapje en een natje. Rabanal del Camino . De mooie Refugio van Saint James is op dat uur 'closed' . Spijtig ! Daar is hij dan weer, die Schot die ik te Fromista verliet. Tom Huxtable is the name and not Angus MacDonald nor Stewart Obree. Hij duwt een veel te groot verzet en kan niet ' en danseuse' klimmen omdat zijn bagage slecht is verdeeld over zijn oude koersfiets, met alle gewicht in èèn zak op het achterwiel !
Tevens haal ik daar in die klim een rare kerel in. Hij trekt een speciaal karretje met al zijn spullen en vordert aan hoog tempo. Maar dan plots stopt hij na de volgende bocht, en stilstaand begint hij, met d'ogen toe en kloppend hart, te bidden. Hij heeft geen interesse voor het landschap noch voor mij. Hij is mager, behaard, draagt een monnikspij en sandalen voor zijn blote voeten. Deze boeteling gaat snel naar omhoog en merkwaardig is zijn uithoudingsvermogen.
Foncebadon. Bijna verlaten, stenen en muren, loslopende honden zonder meester, spookdorp, maar toch kom ik daar niet alleen want er is daar nog een andere sterveling, een pelgrim die reeds terugkomt van Santiago. Hij mag bergaf rijden, naar het Oosten zonder tegen de anderen te botsen. De man is stratenmaker van beroep. Hij rijdt op een koersfiets, met een kleine rugzak, en vele jaren achter elkaar heeft hij al Biarritz-Santiago-Biarritz gereden. Daarvoor had hij telkens 9 dagen nodig, want hij rijdt 200 km per dag 'sur le chemin de St-Jacques' , en daartussen één volle dag verblijft hij in en rond de Kathedraal van Santiago. Boven aan het kruis, aan de hoop stenen waar een steentje kan worden bijgedragen, ontmoet ik een man die Nederlands praat, een automobolist. Hij legt me uit dat het vroegere antieke Cruz de Ferro één maand eerder werd gestolen en vervangen door een ander smaakloos exemplaar . Ik maak reeds wat vaart voorbij deze col, en kom aan El Refugio de LosTempelarios, geschikte stopplaats voor een glas wijn. Er wordt daar een vuur aangelegd voor een spoedig beginnende barbecue. Ik loop er wat rond. Merkwaardige plaats ! Merkwaardige mensen ! Maar ik moet verder op de lange weg, ook al ligt het vlees al boven de hitte van het vuur, maar dat was misschien wel een verkeerde beslissing.
Wat verder haal ik 'downhill' terug Mister Thomas Huxtable in. Hij is gevallen , zonder erg volgens zijn bewering van dappere routier, maar ik geef hem toch maar mijn flesje 90% alcool, straffer dan bruine whisky uit Aberdeen, om te ontsmetten en met een paar zelfklevende plaasters verzorg ik zijn wondjes. Zijn fiets is te licht en zijn bagage te zwaar, dat maakt zijn tweewieler nogal weinig stabiel is in de afzink van zo'n puerto. Hij is bang en wil daarom de Manjarin te voet afdalen. Dat doe ik dan ook maar in zijn gezelschap, nadat ik mijn Mephisto wandelschoenen heb aangetrokken.
We arriveren, een kwartier of wat langer later, aan de frisse Fuente de la Truche, waar we ons goed wassen, en dan nog wat verder komen wij te El Acebo, waar we gaan middagmalen in het restaurant Meson Oasis del Bierzo. Menu du Jour, aanbevolen door de waardin, regionale specialiteit van het schaap, met dessert-ijskreem, en dat kost voor twee 2800 pesetas.
We stoppen aan het monument voor de dode Duitse fietser te Molinaseca, en samenwerkend Haspengouw-Schotland bereikt Ponferrada, Cacabellos, en uiteindelijk Villafranca del Bierzo. Mijn plan om daar te gaan slapen in de Parador op deze zondag wordt gretig aanvaard door Huxtable, die er als 60-plusser en lid van Saint James 35% reductie krijgt. Wij nemen, op onze kamer met twee grote bedden, allebei na mekaar een bad en ik doe een slaapje terwijl den Thomas zijn bagage anders inricht. In de Spaanse avond gaan we wandelen doorheen Villafranca , de zeer belangrijke halte op de Camino de Santiago.
Ondertussen heeft Huxtable me bekend dat hij weinig had getraind, niet op de gepaste fiets reed, en vooral dat hij bijna niets had gegeten sedert hij te Santander met de boot was aangekomen. Hij was in die Puerto de Manjarin gewoon, door afkoeling en tekort aan suiker, in zwijm gevallen. Dat moet 'de knock-out klop' van de man met de hamer geweest zijn die een nochthans taaie pelgrim te grazen had genomen. Ik zag maar een oplossing voor hem, we moesten terug nog meer gaan eten, wat voor mij geen probleem was, noch financieel noch op gebied van eetlust en hongergevoel . We gingen dus op het plein van Villafranca del Bierzo pannekoeken eten met slagroom, een halve suikerpot, en tassen tea. Goed gesprek. Twee niet-Spaanse vrouwen waren voortdurend naar mij aan het kijken. Ik vroeg me af waarom. Huxtable bleef maar zagen en zagen over de zalmen van Dumfriesshire, terwijl er bij mij thuis in onze Molenbeek maar magere stekelbaarsjes zitten.
36. Monday June the 14th .
Huxtable was zo blij met mij als compagnon, hij noemde mezelf zijn redder, dat hij zelfs die avond me vertelde waarom hij aan het pelgrimeren was, en aan het afzien was op zijn verdomde bicycle. Zijn fiets was een Raleigh met Dunlop banden en dat is toch geen belachelijk speelgoed, eerlijk gezegd. Hij had veel zorgen om zijn zoon van 29 jaar die verslaafd was aan drugs, en strafbare feiten had gepleegd. Als gepensioneerde militair, ex-mekanieker bij de Royal Air Forces, had hij gehoopt op een aangenamer oude dag. Maar alles liep verkeerd. Op een dag kreeg hij van iemand de raad om te gaan fietsen op de pelgrimsroute in Spanje, en te vragen aan Saint James of hij niet die zoon terug op een beter pad zou kunnen brengen.Maar zelfs ook die nacht ging het verkeerd met de nog gelovige Thomas Huxtable.
04.u00 . Met mijn zuiver geweten, mijn goed hart en goede longen, slaap ik lekker in de schone Parador van Villafranca del Bierzo en ik word wakker door lawaai in de badkamer. Ik zie dat de lakens van mijn gebuurs bed zijn weggenomen. Ik ga in de badkamer en zie dat Huxtable zijn lakens aan het wassen is. Wat een kerel is dat .... ? Hij is doodziek en hij heeft tijdens de nacht diarree gehad. Tijdens zijn slaap heeft hij het in zijn bedde gedaan en op zichzelf gedaan. Wat een stank ! De zestiger is bijna aan het huilen door al zijn miserie. Uit schaamte wil hij zo vlug mogelijk stiekem de propere Parador verlaten, vermits wij bij inschrijving toch al hadden betaald, om op de fiets te zijn waarvan vlug kan af worden gesprongen om het snel en zonder schade in de natuur te doen, indien terug nodig.
Moet ik je misschien een voor jou te lange koerstrui geven, als tartan, zodat je met je bloot Schots gat op je Brooks kan verder fietsen naar Saint James , vraag ik hem, maar in zijn ogen lees ik dan ellende, erger nog als ware hij de doelman van de Rangers die met 0/6 tegen de Celtics verloren hadden. Ik smijt zijn lakens op een hoopje in een hoek van de badkamer , en ik duw de Schot onder de douche. Slaap verder in mijn bed tussen andere lakens, ik neem wel mijn slaapzak en zal op het tussenverdiep in de sofa verder slapen. Ik open groot het raam van onze kamer en vertrek naar het stijlvol salon buiten de bezoedelde ruimte. Daar probeer ik nog te slapen, maar dat is niet mogelijk. Om pen en papier te halen ga ik wat later terug naar onze kamer. Huxtable heeft alles opgeruimd en slaapt als Gulliver in het land van nowhere. De Slag van Culloden was voorbij.
Vermits ik te Puente de Orbigo al geschreven had naar mijn liefste schatten, schrijf ik nu nog een brief naar huis voor mijn trouwste vriend Louka de welsh-terriër, die zo vaak kakt in mijn gezelschap tijdens onze wandelingen in de Pepijnstad.
7u00. Proper en aangekleed loop ik naar beneden. Aan de receptie is er een man die goed Frans spreekt, vermits we op de ' Camino Frances' vertoeven is dat niet uitzonderlijk, en problemen als die van Huxtable zijn er bijna wekelijks in deze parador. Mijn fietstassen zijn reeds gereed om terug op mijn Olive Green te worden gemonteerd, maar ik leg ze in de zon buiten waar ik ze kan zien doorheen de grote vensters. Voor het ontbijt zijn er twee mogelijkheden, ofwel zonder meer te betalen een klein buffet in zaal B ofwel de grote mogelijkheid in zaal A , waarvoor 1200 pesetas moet bijbetaald omdat het daar prinselijk is ' pour les grands d'Espagne' , les conquistadores, de voetballers van Real Madrid of voor Mick Jagger die hier al logeerden, pour Miguel Indurain et Don Quichotte, en dat is dan ook voor mij omdat ik later op de dag de Pedrafita do Cebreiro en de Alto do Poio zal beklimmen.
De man van de receptie komt me aan tafel opzoeken. Ik dacht dat hij mij zou berispen omdat ik al vier maal naar het groot buffet was gegaan met Pantagruelske neigingen, maar ' o contrario' hij feliciteert mij omdat ik zoveel eer doe aan wat de keuken die ochtend had voorzien . Hij stelt mij gerust wat betreft Huxtable. Die dronk thee met citroen en honing en de geheime remedie van dit huis, en die koppige Schot aanvaardde van in zijn bed te blijven liggen tot 14u00. Ofwel zou hij dan kunnen vertrekken ofwel zou dan een dokter worden geroepen. Ikzelf kon dus gerust verder rijden, en mijn kameraad wilde dat ook, en el Camino de Santiago.
Na deze fantastische desayuno begin ik langzaam aan de hellingen die me naar de Cebreiro zullen brengen, het hoogste punt op de oude Franse pelgrimsroute, een klim van 17,7 km tegen een gemiddelde van 4 % die stijgt van 600 m naar 1300 m. Met gezwollen buik gaat dat helemaal niet. Ik stop dan maar vlug en ga een cola met gin drinken, hetgeen de werking van mijn maag bevordert. Ik weeg dertig pond meer dan in 1984 toen ik met veel allure hier had geklommen en toen ik zelfs, met pak en zak, lang het wiel van klimgeiten zonder ballast kon volgen. Het gaat nu slecht, maar wat een heerlijke dag ... . Daarom steek ik mijn voeten weer in mijn Mephisto's en ik stap rustig urenlang verder door het inferno van de O'Cebreiro, genietend van de prachtige omgeving. Het verwondert mij dat er slechts weinige snelfietsers mij voorbijrijden op deze weg voor auto's. Dat wil zeggen dat er veel zijn die een andere route volgden, de Cebreiroweg van vroeger die langer is en met veel kronkelingen. Zij hebben betere wegkaarten en ik rijd zomaar altijd naar het Westen zoals een Wisigoot van lang geleden. Het laat ook vermoeden echter dat er bedorven fietsrijdertjes zijn die in hun volgwagen kruipen en om tijd te winnen die zware col overslaan.
Maar ik voel me niet goed wanneer ik boven kom. Heb ik ook het virus dat Huxtable had geveld ? Ik bereik de Hosteria San Giraldo de Aurillac en schrijf daar in voor de habitacion 5. Ik drink vlug een grote fles water. Tijdens mijn beklimming van de Cebreiro had ik immers veel te weinig gedronken, en de gezouten Spaanse hespen en kazen van het ontbijt in de parador waren veel te goed geweest. Ik vergat ook dat mijn nachtrust werd gestoord, en na douche en siesta voel ik me opnieuw in grote forme. Gelukkig was ik vlug gestopt vandaag. Tijdens mijn avondwandeling kom ik te weten dat alles is bezet. Velen zullen er buiten slapen in de aangeboden mankele tenten met vuile vloer. In de Refugio werden 112 pelgrims genoteerd en daarbij ook mijn naam. Daar verneem ik van Hollanders dat hun ex-Minister-President Van Agt ook aan het fietsen is op de Camino de Santiago, maar hij doet dat incognito, als oud lid van de studentenclub Carolus Magnus. Op de Cebreiro zou hij toch zijn credencial moeten legaliseren met een stempel, maar hij staat er ( nog) niet op de lijsten in het grote bezoekersboek waarin die noorderburen snuffelen.
Ik neem met hoge toon daar in dat kantoor het woord en verkondig aan mijn taalgenoten dit : ' De vraag is dus ' Zzzzal Van Agt vannacht hier ook slapen ? Ofwel ' Mag men politiekers geloven wanneer zij zeggen dat zij naar Compostela fietsen , zij beliegen ons toch zo vaak ? ' Is Van Negen reeds voorbij de Cebreiro ? Is Van Zeven ook al aan het komen ? Er zijn sedert het begin van de Xacobeo '99 toch op de Camino al zoveel Hollandezen en nu missen we nog den deze, den Dries Van Agt uit Geldrop ! Ik vrees echter dat hij die belangrijke pelgrim, die eenzame fietser was, die deze ochtend in de Parador van Villafranca del Bierzo niet uit zijn bedde kon, wegens te zware darmklachten ! Want dat was vandaag één van de lopende geruchten die door de pelgrims onderweg in alle talen werd verspreid. Al de aanwezige Hollanders konden niet lachen, uiteraard C.D.A.'ers , en bovendien waren zij doodmoe, met blaren op de tenen, en was het toen tijd om de lichten te doven.rond dat heiligdom daar beneden onder de melkweg.
En de Apostel vond dat het voor die dag meer dan genoeg was geweest.
---------------------------------------------------------------------------------- Pelgrim op weg naar Santiago 1984.
Intermezzo - De volgende lijnen gaan over uren die ik nooit zou vergeten.
Met mijn fiets in de hand liep ik langzaam over de oude brug. Hier op de Romeinse brug over de Orbigo had zich tussen 10 juli en 9 augustus 1434 de legendarische Passo Honroso afgespeeld. Suero de Quinones, een jonge verliefde ridder, vocht met paard en lans op deze smalle brug 166 duels uit op leven en dood om de hand van la hermosa persona Leonor de Tovar te veroveren, el amor de su vida. Hij daagde alle jonge edellieden en edele pelgrims uit om zich met hem op de brug te komen meten. Er viel één dode en er vloeide zoveel bloed dat het werkelijk te erg werd en de koning verder geweld verbood. Dit werd een befaamd epos .
Het was op het einde van de siesta. Op het dorpsplein spoelde ik mijn gelaat af met water van de fontein. Na wat zonnebrandolie op mijn neus, armen en benen, en op mijn fietsketting te hebben gesmeerd, sprong ik terug op mijn tweewieler, en voor mij lagen nog 285 km om Santiago te bereiken, de meest voortreffelijkste stad van heel Spanje, althans voor de mensen uit Galicië. Na een stukje fietsen onder de blauwe hemel en in de heerlijke zon bereikte ik Astorga waar ik even stopte aan de moderne kerk die werd gebouwd door Gaudi, een gebouw dat weinig indruk op mij maakte. Door de warmte en door mijn dorst was ik al uren achter op mijn reisschema van deze dag. Dagenlang had ik in de regen gefietst sedert ik mijn woonplaats in Haspengouw had verlaten om op mijn ééntje met pak en zak naar Sinte Jakob in Galissiën te trekken. Het was nat en koud geweest, en nu op één enkele dag was de temperatuur opeens met tien graden gestegen. In een fonda dronk ik twee gin-tonics versierd met een stukje citroen. Ik bekeek nogmaals mijn notaboek en mijn wegkaart.Te Astorga hergroepeerden de pelgrims zich vroeger. Dat was gemakkelijker en veiliger. Want al zingend in groep, samen en sterk, kwamen zij zo levend door de Cordilleras, een gebied waar wolven en struikrovers op de loer lagen.
Mijn fietsbanden laten sporen na op het malse wegdek dat begint te smelten. Zo is het lastig om verder omhoog te geraken. Meerdere oude vrouwen, als heksen in het zwart gekleed, zitten of hurken langs hun huisjes. Zij begapen mij. Zij gluren naar mijn blote benen, en zien hoe ik hijg en zweet als een man die bijna klaar komt. Voor een vette wielertoerist is klimmen voorbij Rabanal del Campo immers een hele klus. Nu komen rondlopende honden op mij af. Ik bereik het dorp Foncebadon. Niemand te zien, terwijl in oude geschriften staat dat dit eens een plaats was waar honderden pelgrims sliepen of nabij vuren kampeerden. Op deze zomeravond waait er alleen maar een licht briesje over de ruïnes, vliegen er wat akelige vogels rond, en verdwijnen de knaagdieren vlug bij mijn aankomst.
De zon daalt. De weg wordt nog steiler. Overal liggen grijze stenen. Met op mijn kop een verfrommeld jeanshoedje, in vuile rennerskledij, met stof op mijn lange benen, bereik ik Cruz de Ferro, en daar ben ik dan ongeveer 1500 m boven de zeespiegel. Op deze plaats ligt een zeer bijzondere hoop stenen, een kegel die aan de top wordt verlengd door een staak waaraan een kruis is vastgemaakt. In de loop der tijden raapten zij die aan dit kruis passeerden een losse steen op. Liefst moest dat een steen zijn die goed in de hand past en om zo ene te vinden moest er wel wat worden gezocht . Een pelgrim op weg naar het heilige graf van de apostel Jacob de Meerdere had altijd een persoonlijke, meestal een geheime, reden om de lange en levensgevaarlijke tocht naar Compostela te ondernemen. Aan die bizarre hoop stenen van Cruz de Ferro vertrouwde de pelgrim zijn reden, zijn intentie of zijn berouw over fouten, toe aan de harde steen die hij in zijn hand knelde. Daarna, hopend dat Santiago hem ondertussen goedgezind was geworden, gooide de pelgrim zijn steen op de massa die er lag, een hoop gevormd door hoekige rotsstenen die stuk voor stuk intenties in zich droegen. De vele stenen van Cruz de Ferro zijn alzo een enorme symbolische verzameling van geloof, hoop, liefde, en berouw, van onze voorouders. De stenen zijn er heel ruw. Zij liggen al een miljoen jaren in deze buurt maar werden noch door water, zee, wind, of gletsjers gepolijst. Indien zij toch wat rond zijn, is het omdat zij reeds in duizenden verschillende handen waren van zij die daar gedurende de voorbije eeuwen over die bergkam kwamen. Hoeveel energie heb ik nog, hoeveel geloof, hoe ver kan ik de steen met mijn intenties nog gooien, hoeveel zwaarder werd mijn steen door wat ik er in stak ?
Ik nam maar een eenvoudige steen, een steen door iedereen vergeten, want ik wil echt niet dezelfde steen gebruiken die reeds in de hand werd genomen door beroemde pelgrims van vroeger, door heiligen, door tempeliers, door kathedraalbouwers, door boetelingen, door kruisvaarders, door verdoemden van weleer, en alhoewel ik geen ketter ben en geen pilaarbijter, kom ik hier ook voorbij , gedreven door mijn behoefte van vandaag. Dat is op de pelgrimsweg los te komen van mijn stressvol leven als bankbediende waar ik nog weinig genoegen aan beleef, en om eens rond mijn veertigste verjaardag terug wat orde te brengen in mijn ouder wordend kopje.
Ik bleef nog wat namijmeren terwijl de zon ondertussen diep zakt daar in de verte waar In Finibus Terrae en de Atlantische Oceaan liggen. Een homp brood, een banaan, een slok water, moeten mij terug wat kracht geven om verder te fietsen in het grauwe bergland bij avondschemering. Het gaat nu gemakkelijk naar beneden. Ik bereik de ' Bron van de Forel' ? Daar moet ik absoluut stoppen, mijn drinkbussen vullen, en mijn pelgrimsmaag, alsook mijn kop, mijn wit bovenlijf en mijn roodbruine armen bespenkelen. Reeds in zijn antieke reisgids uit 1130 had de monnik Aymeri Picaud aan deze frisse bron iets zoals drie sterren Michelin gegeven.
Mijn ogen zijn ondertussen gewend aan de zachte duisternis. Ik rijd zonder lampen op mijn fiets door El Acebo langs de Rua dos peregrinos, een aarden weg die nog dezelfde is als in de XVIIde eeuw. Plots staat daar en grote hond met gloeiende ogen voor mij. Het beest weegt wel veertig kilo. Het is zeker zo'n herdershond uit de streek, sedert generaties gefokt om de nek van een wilde wolf met één beet te kraken. In de duisternis beteken ik maar dat éné kleine lichtje, een zaklantaarn, aan mijn bovenarm vastgesjord met een elastiek. Ik stop dus wijselijk en erken dat die hond daar de baas is. Ik hef toch maar mijn fiets op en zo heb ik met mijn wielen een schild. De hond zet zijn twee poten op mijn fietstassen. Zijn reukorgan is zowat dertig keren beter als het mijne, zodat ik vlug ben geïdentificeerd als een eerlijke pelgrim bij nacht, als iemand die niet bang is van honden, als iemand met een zuiver geweten die nooit met slechte bedoelingen een hand heeft uitgestoken naar een schaapje. Ik begin te lachen. Dat belet eigenlijk dat mijn koud zweet uitbreekt. Ik ken deze situatie. Ik ben namelijk het baasje van Bibi, onze welsh-terriër, en het gebeurt wel meer dat wij tijdens onze dagelijkse wandeling grotere beesten ontmoeten. Maar nooit of nooit zijn wij op zulke ogenblikken bang, noch Bibi noch ik. De herdershond heeft vlug begrepen dat hij te doen heeft met iemand met slecht gewassen ondergoed, een voorbijganger op weg naar Santiago. Soepel springt hij weg in de duisternis. Even later, terwijl ik dan toch maar te voet door dat dorp loop, komen dezelfde hond, de herder en vier verdwaalde schapen mij voorbij in looppas. De man lacht zijn tanden bloot. Aan de bovenkant ontbreken hem vier stuks. Hij vraagt me of zijn hond me heeft gehapt en ook wie ik ben. Met mijn smalle woordenschat uit de taal van Cervantes leg ik hem dat uit, en zo neemt die herder me als de Vlaamse Don Quichotte uit het land van Koningin Fabiola die op dit nachtelijke uur nog aan het fietsen is. Maar tegelijk is die inwoner van El Acebo ook blij want hij zal thuis kunnen vertellen dat hij toch weer een echte pelgrim heeft gezien, ene uit België, en dat is in juni 1984 nog niet zo alledaags.
Na deze vrij gevaarlijke afdalingen kom ik terug in de beter bewoonde wereld. Met volle maan en in de koelte is het echt lekker om te fietsen voor het nachtdier dat ik ben. Mijn krachten verminderen. Ik rijd nu echter het rijke land van de Bierzo binnen, land van wijn, groenten, fruit, melk en honing. Daarom stop ik aan een goed verlicht eethuis dat van ver is te zien. In Meson Real te Molinaseca zijn er nog talrijke mensen aan het eten, ook al is het al voorbij middernacht. Ik bestel een grote vleesschotel, specialiteit van het huis, en een fles rode Bierzo wijn. Gezellig aan een tafel, alhoewel helemaal alleen, schrijf ik een brief naar huis, iets dat ik iedere twee dagen doe. Ondertussen zag ik welke grote ijscoupes met fruit en slagroom als dessert op de tafels kwamen, en daarom geniet ik ook nog wat op die lekkere manier. De tijd loopt en zo gebeurt het dat ik de laatste aan tafel zit. Tijdens het zoeken naar een omslag en een zegel, laat ik opmerken dat ik een redelijk pak pesetas bij heb, en ook nog een portefeuille. Ik voelde de ogen van twee tooghangers die op mij waren gericht. Daarom doe ik mij opinel breed open, leg die boven in mijn afgehaakte stuurtas, wanneer ik op de parking van de Real terug op mijn fiets kruip. Die Spaanse tooghangers betrouwde ik niet. Mensen kunnen soms gevaarlijker zijn dan herdershonden en zijn meestal ook slechter van karakter. Gelukkig gebeurt er niets. De tooghangers zijn spoorloos verdwenen . Dat is maar goed ook. Misschien waren die kerels van Molinaseca bang van een nachtelijke pelgrim van 1m91 groot en 100 kgr zwaar, met verwilderde haren en baard, en met een opinel gereed om zich te verdedigen.
Doorheen de heerlijke nacht volg ik de sterren van de melkweg, zoals het leger van Karel de Grote dat had gedaan in het begin van de IXde eeuw, en ik draai flink rond met mijn pedalen tot wanneer ik de Parador van Villafranca bereik. Daar staan toch wel onder het afdak de prachtige randonneursfietsen van Dudu, Gérard, en Alain, drie fietsend pelgrims uit Parijs die ik te Créon d'Armagnac had ontmoet. Zij reden ondertussen een heel eind voor mij op de Camino Francés, doch door mijn nachtelijke rit heb ik ze terug ingehaald. Zowel zij als ik reden 1000 km in zeven dagen. Na mijn formidabele rit vind ik dat ik wel mag genieten van een prachtige hotelkamer, en van een schuimend bad alvorens tussen de lichtblauwe lakens te kruipen.
Ik lig half in slaap in het lauwe badwater en probeer te denken aan wat ik in mijn dagboek zal schrijven. Maar mijn geest dwarrelt langzaam weg en ik herpak me dan af en toe, en ik krijg volgende vragen in mijn voorhoofd : Dudu, Gerard, en Alain, wat hebben jullie onderweg ontdekt, méér gezien dan ik, welke ervaringen, welke pech kwamen jullie tegen ? Wie zij die drie pelgrims uit Parijs ? Zijn zij drie koningen, op zoek naar de ster, de stella van Santiago ? Zijn jullie drie echte musketiers van de Chateau de Versailles en ben ik maar een boerse messentrekker uit het land van de Karolingers ? Of ben ik de vierde musketier d'Artagnan, want onze fietsen staan nu toch samen in de garage ? Wat zoeken twee vijftigers en een zestiger uit Parijs op deze weg ? Wat zoekt de veertiger die ik ben ?
Stilaan dooft het licht voor deze peregrino, onder de invloed van de camino, van de wijn, van de slagroom, in een soort onverklaarbaar delirium tremens, en hij dommelt in slaap in de badkuip van de Parador de Villafranca del Bierzo. Pas als de dag reeds aan het opkomen is, word ik zonder verdronken te zijn in de badkuip terug wakker, om nog heel lang, bijna tot noen, uit te slapen in het bed, terwijl de drie Fransen al weer aan het rijden zijn alsof Parijs-Tours op het programma staat die dag. In de late namiddag zal trouwens één van deze drie huilend met pijnlijke knie langs de weg stilstaan, maar ook hij zou de Monte del Gozo bereiken.
Na de desayuno krijg ik een zeer officiele nota met bewijs van verhuring van een slaapgelegenheid. Het gaat verder bergop en met klein verzet ben ik weldra te Linares, San Roque, en Alto do Poio op 1335 m hoogte. Aan het grote beeld van de pelgrim ontmoet ik Ingrid van Oikoten. Zij was een van de vrouwen die veel naar me keek te Villafranca del Bierzo en ook op de Cebreiro. Zij nam me echter eigenlijk voor iemand anders. Ik vertel haar over mijn vroegere contacten met haar organisatie voor heropvoeding van probleemjongeren. Op dat ogenblik is het voor Ingrid moeilijk want de jonge vrouw die zij begeleidt, heeft ruzie met haar gemaakt en is verdwenen met een jonge kerel. De loslopende gevangene moet zich melden aan het volgend controlepunt voor het middaguur, zoniet breekt zij haar contract.
Als je over de Poio bent dan wacht op jou het groene land van Galicië en een stad die op aarde met geen ander is te vergelijken Santiago de Compostela op het einde van de Weg.
De heilige kracht van mijn pedaalstoten geneest mijn ziel en laat het vieze vet van mijn oud lijf verdwijnen. Ik drink water, ik drink wijn, en weldra zal ik te Triacastella zijn, en op de noen na heerlijke bergaf bereik ik zelfs al Samos, zo vlot en vrolijk gaat met mijn rush naar de uiterste Westhoek van Spanje. Even binnengluren waar in de refugio wordt geslapen. Vrouwen zijn daar aan het kuisen, wijl er daar een man ligt te kwijlen op zijn bed. Op doktersbevel moet deze zieke pelgrim drie dagen rusten wegens uitputting. Hij ziet er echt niet goed uit. Hij heeft zelfs zijn wandelschoenen moeten afgeven aan de huisbaas, omdat hij als een koppig beest toch wilde verder lopen. In het nieuwe restaurant Botafumeiro eet ik sopa en spaghetti. Sapristi ... daar tellen zij me toch wel 10% dienst !. Het is zeer warm. Tijd voor siesta van lange duur in de schaduw van een muur. Zo ben ik dan geen velorijder meer, want ik loop daar wat later nog lang rond op mijn pelgrimsvoeten die toch zo blij zijn omdat zij nu in Galicia zijn aangekomen.
Sarria. De 42 plaatsen van de refugio zijn al ingenomen en ik word doorgestuurd naar het Convent van de Padres Mercedarios . Daar is het in orde na een donacion van 300 pesetas. Ik wandel naar de Hohe Altstadt waar ik een leuke nieuwe credencial koop en binnen stap in een restaurant. Aan een tafeltje voor het menu van de peregrino moet ik gaan zitten tegenover een soep slurpende kerel.. De kostprijs voor de Santiago-gangers is 800 pesetas, en dan mag soep zoveel als men maar wil worden gelepeld, gevolgd door een beefsteak met enkele frietjes. Mijn tafelgenoot is een sportieve bediende van de telefoonmaatschappij uit de stad Vittoria. Hij liep vroeger marathons tot zijn pezen scheurden en hij tien jaren moest rusten. Vier jaren terug begon hij met het wandelen in de bergen. Zijn dagelijks programma op de camino is onmenselijk zwaar. De volgende dag wil hij 80 km afleggen in zestien uren. Hij weet dat hij overdrijft, maar hij steekt zo in mekaar. De Camino de Santiago is een zuivere sportieve uitdaging voor hem, maar tevens kleeft aan zijn onderneming traditie en historie. Hij is immers afkomstig uit een afgelegen bergdorp in Asturië waar hij onlangs een huis had geërfd. Omwille van zijn legerdienst had hij zijn geboortedorp verlaten, en door de liefde was hij er nooit meer teruggekeerd. Maar hij wil er weldra zijn laatste jaren doorbrengen. Om in dat bergdorp zoals zijn vader lid te worden van de regionale raad der wijzen, een grote eer, moet die man echter een soort examen afleggen. Drie proeven zijn verplichtend . Vissen: met de blote had moet men een forel kunnen pakken. Jagen: hoog in de bergen met één enkele kogel moet een zeldzaan soort reebok worden geschoten. Die dieren zijn beschermd door de wet. Door zo'n bok te schieten wordt men een stroper en kan men twee jaren gevangenis krijgen indien men een jager uit de stad is. Een bergbewoner mag anderzijds wel zo'n bok schieten. Als hij Santiago bereikt, wordt hij van statuut bergbewoner en laat de rechter hem vrij. Voor zover ik zijn uitleg begrijp, want hij spreekt een mengeling Spaans-Baskisch-Frans heeft hij de poten en de oren van de gepaste bok kunnen overhandigen aan de dorpsoverste. Drie jaren en 500 km achtervolgen, soms levensgevaarlijk, maar ook dat was hem gelukt. De derde proef bestaat uit de voettocht op de Camino de Santiago vanaf Pamplona, maar zonder enige andere verplichting dan te Compostela te biechten en te communiceren, alsook te bidden voor het geluk en de welvaart van de mensen uit zijn streek. Deze traditie is twaalf eeuwen oud uit de tijd dat de Asturiërs een sterk volk waren. Merkwaardige kerel, mager, lang en gespierd, fris gewassen en geschoren, in een lichtblauw trainingspak, van het oude ras van de echte Spaanse hidalgo's .
38. Woensdag 16 juni.
Ik ben al vroeg op in het Convento. De gele pijlen staan overal op de wegen, de muren, de bruggen en de palen geverfd. Wie zal nu nog verkeerd lopen ? Santiago is toch gewoon altijd rechtdoor !
Er komt een nieuwe moeilijkheid. Overal ligt er koeienstront en daar houden mijn banden niet van. Het diepe Galicië is heerlijk en mooi. Weer terug kom ik de pelgrims uit Finland tegen die me al bekend zijn. Op een boerderij ga ik koffie drinken en koop ik goede boter om op mijn brood te smeren. Ik drink een halve fles appelsienensap en giet de overschot in mijn bidon. Ik rijd nu onbetamelijk hard. De vitamines-C geven mij vleugels, maar neen, ... daar komt Portomarin, een plaats zoals er maar één is in de hele wereld. Na verkenning van deze halte kies ik de Fonda Perez om daar eventueel te overnachten. Ik schrijf er nog vele zichtkaarten, geniet van een groot glas bier, want ik ben nu zeker dat ik mijn doel zal bereiken en dat mogen al mijn familieleden en supporters wel weten.
Een groep ruiters, pelgrims gezeten op prachtige caballo's, bereiken op dat uur van de eeuwigheid Portomarin. Dat mooie volk, schatrijk zoals Groten uit Spanje kunnen zijn, zag ik al eerder op de camino. Zij hebben een mobilehome voor raspaarden, een dubbele autobus. Daar zal een prijskaartje aangehangen hebben van een schone villa. De warmte stijgt. Ik trek me terug in de koelte van een restaurantje. Plots word ik ongeduldig en ik neem de beslissing nog verder te rijden op die dag. Ik meld dit dus in de Fonda en vertrek in de richting van Guntin, maar dan in de verwarring van mijn gedachten laat ik mij afglijden naar een vallei . Ik zie dat dit verkeerd was. Zo moet ik nu terug één uur bergop rijden terwijl ik eerst maar tien minuten bergaf reed tussen twee dezelfde punten. Ik bereik weldra een kleine refugio te Palas del Rey nabij Melide. Daar zal ik samen met twee ciclistas uit Santander overnachten. Die kameraden van één avond werken bij de Spaanse Spoorwegen , de ferrocaril. In het dorp gaan we daar een goede pint drinken in de bar EL DODO. Wanneer ik naar de toiletten ga zie ik een krant liggen, vol foto's over de Rolling Stones. Ik hecht er niet veel aandacht aan en bestel nogmaals tres cervezas por favor ! We moeten nog zowat één kilometer rijden om terug in de refugio te komen , waar we onze spullen onbeheerd achter lieten. Wie zou echter zo vuile reistassen durven aanraken ... !
39. Donderdag 17 juni.
Geen mug, geen spin, geen nachtvlinder noch motje, is in dat refugio durven komen, door onze geuren en door ons gesnurk. Wij sliepen daar als eremijten op een plancher .
In de ochtend spoeden de Spanjaarden zich over de steenweg voor snelfietsers. Ik meen dat ik op de echte camino moet zijn om daar de voetgangers te observeren, want zo dicht bij de meet is dat de moeite waard. Sommige pelgrims hebben tweeduizend kilometers afgelegd, vermagerden tien kilo's en zelfs meer. Dat zijn de echten. Tussen hen stap ik nu en dan mee met mijn vrijwielende fiets langs me, maar het is merkwaardig zij niet meer praten, alles werd verteld, iedereen is evenwaardig, iedereen is zonder naam, en waar zij aan denken behoort tot de persoonlijke privacy. Wellicht vragen zij zich af of zovele voetstappen wel nodig waren, of is dit de stilte van de storm die in hun harten en hun koppen straks zal losbreken wanneer Santiago de Compostela dichtbij zal zijn. De Stad van de Apostel die als een grote magneet de mensen aantrekt, de stofzuiger die alle zonden opzuigt en laat verdwijnen als de witte konijnen in de hoge hoed van de tovenaar van Circus De Melkweg. Overal kan me nu stempels krijgen, voor de credencial. Soms staat er gewoon een tafel met een hele rij stempels om dat te doen zonder andermans hulp.
Arzua. Ik ben gestopt om wat te drinken. Dan ontdek ik waarom velen rond het televisietoestel staan. Televisie blijft in Spanje altijd open staan met soaps die iedereen al kent, met mannen en vrouwen, nieuws, sport, muziek en publiciteit, en zelfs Zorro verschijnt er nog op het scherm in de voormiddag. Het nieuws van de dag is het OPTREDEN VAN DE ROLLING STONES op de Monte del Gozo, op de Berg van de Vreugde. Maar wat alle Spanjaarden nog geweldiger vinden is dat de duizenden fans die de Stone's en hun privé jet opgewacht hadden aan het vliegveld van Santiago geen Mick Jagger te zien kregen. De wereldberoemde Mick, zijn teenager-zoon, en een chauffeur-bodyguard, waren één dag eerder ongezien aangekomen, hadden geslapen in het Hostal Parador de los Reyes Catolicos, waren samen in de stad gaan avondeten, bezochten tweemaal de kathedraal, en dat gebeurde allemaal ongezien, helemaal clean, stil en cool, buiten de argusogen van de Spaanse pers, maar met de hulp van Saint James natuurlijk. Een rasechte halgod liep zo maar door de straten van deze Heilige Stad tussen het gewone volk, alhoewel de bezoekers daar dagelijks toch allemaal geen gewone stervelingen zijn, wanneer zij met vrucht slaagden in hun lange camino en een volle aflaat verkregen.
CULTURA- Xacobeo 99 El lider de los Stones llego al Hostal de los Reyes Catolicos in dia antes de lo previsto. Jagger y su hijo cenaron marisco en un restaurante de Santiago
Ik vorder nog langzaam, ik wil mijn genot langer laten duren, speurend naar de pijlen, naar de metalen ' Coquilles Saint -Jacques ' . Op de 'potales', zakken en zakken de cijfers. De zonnestralen schijnen en in alle klaarte staat daar plots ' Alberque para peregrinos SAN IRENE ' . Half'-Pension kost daar 3000 pesetas. Ik sta op 20 km van de eindmeet van mijn tocht en ik stop. Heel proper is het daar. Mooie slaapzaal. Ik ben er alleen. Pas ingericht en alles nieuw, maar aan de goedkopere kant, geen luxe. Ik doe er mijn was en vind een droogkoord om mijn kledij aan te hangen.
Ik vraag een fles rode wijn. Aan een tafeltje begin ik een lange brief te schrijven naar mijn broer Guido. De waardin komt wat later met een fles koele rosé uit Portugal die zij me aanbeveelt omdat ik vis zal te eten krijgen en ik daarbij zo'n fles moet proeven. Met een 'big smile' geef ik mijn akkoord en ik vertel ook dat zij rustig mijn maaltijd mag maken van zodra het past. Ik wil immers nog veel lezen en schrijven alvorens in mijn bed te kruipen. De soep die ik daar kan eten is van de beste kwaliteit en de grote kom blijft op mijn tafel tot wanneer ik soep heb getankt tot aan mijn slokdarm. De bacalao verschijnt in een prachtige pan, maar ik zal toch wel altijd een liefhebber van varkensvlees blijven, omdat ik in het oorlogsjaar 1944 werd geboren toen de Haspengouwse boeren, die illegaal varkens kweekten, groot geld verdienden met vet en spek.
Reacties op bericht (2)
31-10-2010
Groetjes Nikki
Met een knipoog en een lach kom ik je een fijne zondag wensen
31-10-2010 om 08:06
geschreven door Nikki(brigitta)
29-10-2010
Lieve groetjes op vrijdag
Voel je je eenzaam en alleen Tel dan al je vrienden om je heen
Ben je verdrietig of heb je pijn Tel dan al je vrienden Die er altijd voor je zijn
Tel al je vrienden die je kent en besef dan hoe gelukkig je bent
Tel al je vrienden die om je geven En bedenk dat het leven De moeite waard is te leven
29-10-2010 om 09:49
geschreven door Nikki(brigitta)
EINDE VAN DEZE BLOG 26 08 2012
Hoe sterk is de eenzame fietser Die krom gebogen over z'n stuur tegen de wind Zichzelf een weg baant
Zoeken in blog
Een bescheiden blik in de geschiedenis van de wielersport is vaak al voldoende om de fascinatie te proeven.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.