Mijn beginjaren als wielertoerist.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Jarenlang was ik een wielertoerist van de laagste categorie. Om mijn buurman plezier te doen had ik een lidkaart genomen bij WTC Het Kleine Verzet. Dit was een vereniging uit een klein dorp. Als we vandaag terugblikken op toen dan moeten we toegeven dat bij WTC toch veel wielertalent was. Zo was er Fred die tijdens een Tilff-Bastogne-Tilff een gebraden kip kon opeten en vijf broodjes, tien bananen en vier bussen koffie. Zo was er Pol die toch vele voorname brevetten behaalde. Zo waren er
maar neen, ik ga die hele litanie sterrijders van toen hier niet opsommen
. . Zij waren knap gekleed in gele truien met zwarte mouwen. Nooit heb ik trouwens een betere wielertrui gehad dan zon oudmodische wollen trui met lange mouwen van die WTC .Er was dan de voorzitter die zelf nooit fietste maar die wel de koersfiets won die op een dag werd afgeloot, vandaag is die man een V.I.P. op alle wielerkampioenschappen.Omdat ik toen zelf ook voorzitter was, niet van de wielertoeristenclub waarover ik het heb maar wel van de Toppers, de befaamde pingpongclub van toen, trad ik pas begin juni in actie op mijn tweewieler. Dan hadden die felle rijders van WTC Het Kleine Verzet reeds vele ritten afgehandeld sedert het begin van de maand maart. De voorziene gemiddelde snelheid van xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />22,5 km per uur was voor hen veel te laag, terwijl dat voor mij toch een marteling betekende.In het puntenklassement van WTC bengelde ik daarom ver achteraan. Voor iedere kilometer werd een punt gewonnen voor dat klassement .Al die kilometers moesten dan wel worden afgelegd tijdens de voorziene clubuitstap op zondag, ofwel in proeven van de afdeling wielertoerisme van de B.W.B. of van een erkende buitenlandse bond. Drie soorten ritten waren er : in groep onder leiding van wegkapiteins die scrupuleus de snelheid laag hielen en bepaalden waar en hoe lang mocht worden gestopt, individuele ritten met vrije start en vrije snelheid waar stempels moesten worden verzameld op de controleposten , en tenslotte de individuele permanente proeven. Deze laatste ritten genoten mijn voorkeur. Op voorhand moesten documenten worden gekocht aan de organisators, wielerclubs of wielerbonden, om deze permanente proeven op de voorgeschreven wijze maar ook op eigen tempo te kunnen voltooien. Als bankbediende moest ik vaak beroepshalve presteren buiten normale werktijd en dat stapelde overuren op die ik maar al te graag recupereerde tijdens weekdagen. Ik mocht daarom vaak fietsen terwijl andere mannen werkten en zo werd de permanente proef een schoen naar mijn maat.
Bepaalde omstandigheden dreven mij op een dag tot ontslag in de tafeltennissport. Toen bestelde ik een heel pak permanente proeven. Mijmerend over de dingen des levens begon ik weldra vele kilometers af te malen, vele controlestempels te verzamelen, vele kaarten te verzenden. Ik was steeds administratief in orde voor mijn nieuwe hobby hetgeen voor mij gezien mijn beroep vlot en natuurlijk ging. In het clubklassement had dat gevolgen. Na een eerste half seizoen als echte WTC-crack remonteerde ik velen om elfde te staan op de laatste dag van september, einde van deze competitie. Ik kreeg daarvoor veel felicitaties tijdens de laatste en feestelijke bijeenkomst van dat wielerseizoen omdat ik zoveel vorderingen had gemaakt, maar niemand van toen vermoedde dat ik nog veel meer in petto had. Ik legde regelmatig de weg af naar mijn werk op de bank, waar ik een kleerkast had met een kostuum, witte hemden, marcellekens, onderbroeken, handdoeken , washandjes, zeep, deodorant, kam, sokken en schoenen. Zelfs op winterse dagen begon ik tientallen kilometers te oefenen, soms vroeg en soms laat. Weldra was er geen stukje weg meer in mijn streek waarover ik nog niet had gefietst . Maar ik was een felle pechvogel. Steeds maar had ik platte banden of liever gezegd platte tubes. Zelfs met een zeer dure increvable geraakte ik maar 80 km ver en dan reed ik op een Limburgs fietspad in een stuk glas. Ik besloot daarom om over te schakelen andere wielen met Michelin en binnenband. Dit maakte van mij een beter wielertoerist.Ik weet nog hoe de mensen mij bekeken toen ik vroeg op die ijskoude Nieuwjaarsdag van dat jaar reeds door de hoofdstraat van mijn woonplaats kwam gereden. Wat een zot en hij is ook gekleed als een Siberische kozak !
Vaak vertrok ik immers in de ochtend fel gekleed in oude kledij .Ik reed tot als mijn vele zweet mijn lijf nat maakte. Dan stopte ik ergens aan een vuilbak om mijn overdadige kledij weg te gooien. Enkele ogenblikken stond ik er nog in bloot bovenlijf om te verluchten en dan haalde ik uit mijn stuurtas verse droge kledij waarmee ik mijn tocht voltooide. Op de eerste zondag van maart startte ik met de twintig rijders voor de eerste clubrit. Ik reed vlot mee en niemand vond het nog nodig om mij bergop wat in de rug te duwen of om mij tijdens de finale van de rit uit de wind te zetten. Allen deden grote ogen open omwille van mijn metamorfose. Op die zondagmiddag was ik toch weer de laatste, maar dan wel om het clublokaal te verlaten na het drinken van vele pinten witbier. Maar tijdens de derde clubrit haakten wij met drie in mekaar. Valpartij. Krom wiel, pijnlijke heup en elleboog. Twee weken zonder fiets en conditie terug op nul. Toen ik opnieuw begon, bezorgden velgen en spaken mij veel problemen. Met plaklint hechtte ik daarom steeds reserve spaken aan mijn fiets vast. Na wat oefening kon ik vlot een spaak in mijn wiel vervangen. Op een dag aanvaarde ik een uitdaging. Ik kon met drie snelrijders mee naar Parijs-Roubaix voor wielertoeristen. Die mannen waren nieuwe leden . De topkampioenen van de club hadden tijdens voorgaande wielertoerjaren reeds de klassieker der kasseien op hun palmares staan, alsook hadden zij hiermee 255 punten veroverd voor het zo belangrijke clubklassement. Zij vonden het niet meer nodig om dit te herhalen. Hun roem was al voldoende groot. De ware reden was dat zij op dat ogenblik op een nieuwe Colnago reden (waardoor ook hun geld op was) en zij hun schone fietsen niet durfden pijnigen op de vuile hellewegen richting Roubaix.
In het midden van de nacht stond ik tussen de ruim 5000 wielertoeristen die wilden starten Na controle van onze kleine lichten mochten wij vertrekken. In de zwarte duisternis verdwenen al vlug twee van ons met een sterk vorderend eerste koppeloton. De derde tochtgenoot en ikzelf nestelden zich in een tragere groep. Wat een fantastische ervaring : met zovele pillichtjes wit en rood op weg naar Compiègne. Ik werd meegezogen door de anderen, maar in mij was er een grote onzekerheid : wanneer zou ik moeten lossen, want het was zo dat ik mezelf toen maar bekwaam vond om 120 km te volgen terwijl Roubaix nog veel verder lag. Aan de controlepost vonden we onze kameraden terug. Op ons wachten maakte hen zo zenuwachtig. Jaren later zou ik tussen pot en pint vernemen dat zij captagon pillen hadden geslikt, een pep gebruikt tijdens zesdaagsen op rollen.
Amper enkele minuutjes rust na 60 km in minder dan twee uren. Er was een verschrikkelijk kluwen om een stempel te krijgen. Even begint het te regenen en dan wat verder was alles weer droog. Bij de eerste zonneschijn stop ik om te plassen en mijn jasje uit te doen. Ik leg dit echter op een haag in plaats van het terug in mijn stuurtas te steken. Tijdens het doen van mijn behoefte zie ik dat de groep die ons volgde al direct daar is. Mijn plan was met deze naderende groep mijn kameraden terug in te halen. Ik wip terug op mijn tweewieler. Drie km verder besef ik mijn nieuw regenjasje nog altijd op die haag ligt behalve dan indien iemand anders daar nog na mij is gestopt. Ik keer terug. Vierduizend en zovelen vlammen door naar het Noorden en ik terug naar het Zuiden. Zoiets deed ook Abdel Kader Zaaf in de Tour 1951. Mijn jasje wacht er nog , maar voor mij is de weg naar Roubaix langer geworden en ik heb twintig minuten achterstand . De uren gaan voorbij. Op de kasseistroken hoor ik de pechvogels vloeken. Ik stop en ga twee uren slapen ergens op een gazonnetje nadat ik al mijn eten heb binnengespeeld.Met groot mes rijd ik wel op le haut du pavé. Terwijl iedereen schijnt zwakker te worden, voel ik me redelijk goed. Op het uurwerk van een toren zie ik dat het bijna 19.00 u is , maar Roubaix ligt voor mij. Eén na één rijden zwalpende late rijders de velodroom op.
Ik eindig met een sprint. Wat verder wacht mijn broer. Die fameuze kameraden van jou zijn al lang naar huis met de andere auto zegt hij mij terwijl hij me een doos A-melk geeft.
Ik had een trapje hoger bereikt. Vanaf toen durfde ik dingen naar de titel van Kampioen van WTC Het Kleine Verzet. Ik stippelde een krachtig gemengd programma uit met vele zwaartepunten in de maand september. Maanden op voorhand vroeg ik op mijn werk verlof voor de hele Indian Summer van toen. Het ongelooflijke gebeurde toen. Een wielertoerist van de laagste categorie werd dat jaar clubkampioen met amper 31 punten voorsprong op nummer twee en 105 op nummer drie. Een Walkowiak had weer de Tour gewonnen.Het WTC-bestuur nam toen een beslissing die me teleurstelde. Terwijl voorheen de clubkampioen een beker van 40 cm hoog kreeg, de tweede een beker van 30 cm hoog, de derde een beker van 20 cm, zouden nu alle rijders met meer dan 1000 km op hun teller een identieke trofee ontvanger amper 10 cm hoog doch met een plaatje waarop hun totaal stond. Daarom heb ik vandaag nog zon ding waarop 1980 staat en 5229 km . Maar het is zo klein en zo licht dat het zelfs nooit als papierhouder heeft kunnen dienen. Zo gleed ik een heel stuk in de richting die van mij vooral een individuele wielertoerist zou maken.
Ik maakte eindelijk vorderingen als wielertoerist.
Ondertussen las ik veel over de praktijk van het wielertoerisme. Boeken en magazines uit Frankrijk. Ik ontdekte zo dat er naast de grote wielerkampioenen van weleer er ook een merkwaardig man is geweest met naam Paul Du Vivie, alias Velocio , de apostel en profeet van fiets en wielertoerisme die reeds in 1906 de bewering uitte die de volgde was :Op een velo kan de gezonde mens , man of vrouw, tussen het uur van de opkomende zon en het uur dat de zon weer verdwijnt een afstand volbrengen op de openbare wegen die DRIEHONDERD KILOMETERS bedraagt. Dit is echter slechts mogelijk zijn als drie voorwaarden worden vervuld : DRINKEN alvorens dorst vraagt om dit te doen, ETEN alvorens honger dat rare gevoel geeft, en RUSTEN alvorens delen van je lichaam dat eisen . Ik had dus mijn doel gevonden : op een dag in juni, en waarom niet op 4 juni (mijn verjaardag) of op 6 juni ( De Langste Dag 1944) zou ik proberen tussen 05.00 u en 22.00 u 300 km te scoren . Erg fanatiek begon ik toen op het einde van iedere tocht die ik maakte nog 10 km meer af te leggen dan tijdens de vorige keer. Het gebeurde vaak dat ik bijna terug thuis was, zag dat er bijvoorbeeld 174 km op mijn tellertje stond, maar dat ik me dan nog verplichtte om er nog 6 km meer te doen , en het was telkens zeer duidelijk dat de laatste loodjes de zwaarste zijn.
Wel, ik heb meerdere malen zon 300 km op de wijze van Du Vivie gereden . Zon rit is te lang om hier te vertellen. Even wilde ik zelfs Parijs-Brest-Parijs rijden om het Brevet van Gouden Arend te verwerven. Maar een Gouden Arend ( het nec plus ultra van de wielertoeristen ) liet me zijn memoires lezen , en zo besefte ik dat zoiets toch te veel was.Ik fixeerde mij daarna op LE CLUB DES CENT COLS . Ondanks mijn Goliath postuur klom ik toch over Izoard, Mont-Ventoux, Tourmalet, Agnel, en zelfs over de onverharde Parpaillon, zonder te spreken over vele andere hoog gelegen oorden waaronder ook Col de la Croix de lHomme Mort en de Grand Ballon. Met 32 tandjes vooraan geraakte ik over alles en meestal zonder één voet op de grond te zetten, want dat mocht niet door eigen fierheid. Maar ergens op een winderige dag in Schotland toen ik bijna boven was op de Pass of Asnasheen werd ik gewoon van mijn fiets geblazen door de stormwind van toen. Daar lag ik dan tussen de schapenkeutels , in regen en wind, onder mijn fiets en met verkrampte natte benen , terwijl ik eigenlijk op 42 jarige leeftijd in keurig pak in een bankagentschap zou moeten persoonlijke leningen afsluiten. Toen heb ik het opgegeven. Gedurende zeven jaren werd fietsen terug bijzaak, een niemendalletje voor zomerse dagen.
Wanneer ik nu terugblik op die periode toen ik op mijn koersfiets soms snel en dan weer lang of ook hoog wilde rijden, dan drijft altijd weer de herinnering aan één bepaalde week boven.Ik weet dat gewone stervelingen meestal zoiets niet meemaken, en dat men mij niet zal geloven als ik het vertel, maar toch gebeurde het, toch had ik het voorrecht van dit te mogen beleven. Na zovele kilometers dus, ontdekte ik het naar Sinte Jacob fietsen, de Camino de Santiago en ik werd een fietsende pelgrim. Dat is een man van alle seizoenen die soms met de krekels en de mieren slaapt onder Gods blote hemel, terwijl een andere keer hij dan weer bloot rondloopt op een luxe kamer van een hotel. Maar slapen kan hij overal na een gezonde portie fietsen en met zijn flinke kredietkaart.
Het gebeurde te Sainte Foy La Grande op een zaterdagochtend in het begin van juni.
De dame staat er weer en ik ook. We gaan onze hotelrekening betalen. Zij bekijkt me weer en denkt daar is die sukkelaar met zijn fiets en zijn korte strakke broek weer . Ik denk daar is die bourgeoise in Chanel-pakje weer, waarom kijkt zij toch zo naar mijn koersbroek en mijn gespierde kuiten
. Omdat ik een goede fles wijn nam met menu3 blijkt dat mijn solorekening hoger is dan die van hun koppel. Mais oui, Madame, quand on fait du vélo on a bon appétit
. .
Een weinig later zoek ik op de grote ring laan de goede richting op mijn wegkaart. Omdat ik al een dag met sterke tegenwind reed , ben ik blij van in de wielen mee te rijden van een groep fietsers die ongeveer in de richting van de Chemin de St-Jacques vorderen. Zij verschenen daar plots uit het niets en ik volgde hen maar. Hé, wieltjeszuiger, waar trek jij naar toe
. ? Santiago.
Dan ben je daar direct al iemand , zo diep in la France profonde .
Zij zijn uit Marmande. Zij zijn met vijf man. Maar toch maar op vier tweewielers, want er is een tandem bij.Wat later verneem ik dat er op die tandem achteraan een blinde zit. Het is de in die streek legendarische mindervalide Nys die traint voor de komende Bordeaux/ Parijs.Deze blinde fietst 20.000 km per jaar op zijn tandem . Hij is fier me te kunnen zeggen dat zijn vader een Brusselaar was. De man ruikt de weg , kent elk hobbeltje van het wegdek, voelt de wind met zijn wangen , weet precies hoeveel zij nog moeten rijden. Plots begint hij me te zeggen dat het spijtig is dat ik op dat ogenblik niet op de samenkomst ben van abbé Massie in Créon dArmagnac. Als pelgrim moet jij toch Notre Dame Du Cyclisme bezoeken. En we praten en fietsen maar achteraan, terwijl de drie anderen ons uit de wind zetten.Na deze korte maar aangename gemeenschappelijke route, scheiden onze wegen aan een splitsing. Ik pedaleer verder naar St-Justin , waar ik een kamer vind in een oud hotel.Daarna ga ik op zoek naar Notre-Dame du Cyclisme op de weg naar Cazaubon. Ik kom terecht bij een vriendelijke dame die Madame Rotenfuss heet. Ik bezoek de kapel en het museum. Er is daar een verzameling wielertruitjes.Alle kleuren zijn er inclusief de regenboog. Deze werden geschonken aan priester Joseph Massie, algemeen bekend als de Paus van de Wielersport en als Le grand Pèlerin de St-Jacques. Er hangen daar truitjes van Darrigade, Ocana, Simpson, Bobet, enz.
en vooral van vele wielerclubs. Maar er is geen enkele totaal zwarte trui zoals ik er een draag. Ik zeg dus aan Madame Rotenfuss dat ik mijn zwarte trui van zondaar en pelgrim wil schenken aan het museum. Waar is Mr Pastoor, Mevrouw ? Zij weet het niet. De man heeft zoveel vrienden, zovele bezigheden, en ook nog zovele plaatsen waar hij plots voor een uur in slaap valt, waarna hij terug bruisend van energie en gedachten weer wakker schiet. Morgen namiddag is hij thuis, want er komen voor hem drie bekende cyclistes uit Parijs. Zet je daarbij en zo gaat dat wel iets worden. Ook de dag nadien is hij thuis, omdat de dokter hem verplicht heeft van één dag per week te rusten.s Zondags werkt hij hard, drie kerken waarin hij mis doet, maar ook meestal drie sportmanifestaties waarop hij als reporter aanwezig is, en s avonds dan nog drie plaatsen waar hij een wijntje drinkt . Ik stop nog wat francs in haar offerblok en rijd terug naar mijn hotelkamer.De volgende dag is een mijlpaal in mijn leven. Ik ben dan precies veertig jaar. Ik ontmoet de oude priester op die volgende dag op zijn pastorij waar hij met een oude jachthond samen woont . God leeft in Frankrijk, maar zou zeker niet willen leven in de wanorde die de woonst daar kenmerkt. Maar zowel de wegen van de Almachtige als de wegen van Eerwaarde Heer Massie zijn ondoorgrondelijk. Wanneer de Parijzenaars binnen komen, precies volgens timing, en voor een duur van twee uren zoals voorzien op hun routeblad, blijkt het dat de brief die Massie van hen kreeg nog niet werd open gemaakt door gebrek aan tijd , maar vooral omdat deze brief gewoon lag tussen enkele exemplaren van lEquipe uit de jaren zestig. Massie krijgt dagelijks grote en kleine dingen toegestuurd voor zijn museum uit alle hoeken van Frankrijk en Spanje.Samen bekijken we de brief die daar lag. Massie brengt wat verbeteringen aan. Geeft wat tips, zoals vertragen op de fiets, en ook vertragen in gedachten. Wijn drinken tijdens de doorrit van la Rioja, en waarom niet hier of daar een klein gebed proberen . Met anderen overleggen , eten delen , de weg bespreken.Voor dat zij vertrekken willen de pelgrims nog iets speciaals zien , de persoonlijke fiets van Massie en ook de unieke handgemaakte tweewieler van een overleden Afrika reiziger .
Terwijl de pastoor even weg moest, bleef ik alleen achter met zijn épagneul. Ik snuffelde in zijn boekenkast en zag dat er vele mooie boeken over de fiets en de wielersport waren . Bijna alle boeken waren met een leuk woordje van de schrijver gededicaceerd aan de oude bewoner van dat huis. Toen de eerwaarde terug kwam vroeg hij Hoe heet jij eigenlijk ? . Ik toonde mijn identiteitskaart om alzo te bewijzen dat het wel echt mijn verjaardag was.
Op die dag van toen was ik veertig en begon mijn leven van senior.
Papoum.
Wijlen Paul du Vivie was de goeroe die mij inspireerde !
|