Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
10-06-2011
Naer Sente Jacobs in Galissiën.
( vlaams pelgrimslied uit vroegere tijden)
Ons keelgat is vol stof gevloghen van seer te gaen so laet ons hier terwijl wij moghen wat stille staen Laet ons voor dat drooch stof en sant ons keelgat spoelen al met den roomer in de handt den drooghen dorst vercoelen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Reeds op het einde van het eerste millenium trokken ontelbare gelovigen, boetelingen, avonturiers, bedelaars, huurlingen, artiesten van alle soorten, naar de plaats die werd beschouwd als de verst bereikbare van de toen gekende wereld. Daar in het verre Westen waar de zon ondergaat was volgens de beweringen van belangrijke mannen het graf herontdekt van de apostel Jacob de Meerdere. De voetstappen van de miljoenen pelgrims die zich naar dat verre oord hebben begeven lieten langs die weg sporen en tradities na die nooit werden uitgewist.
In juni 1984 zwierf ik met mijn fiets langsheen de aloude route via Vezelay en Roncevalles tot Padron waar de schelpen werden gevonden. Ik kon veel ontdekken en ontmoeten. Ik had mijmeringen doch ook diepe gedachten en ik leerde mezelf beter kennen tijdens mijn tocht van 29 dagen. Mijn droge keel heb ik gespoeld met koele landwijn en mijn lege maag werd gevuld met wat voor de voorbijganger door de Apostel werd voorzien. Toen ik terug thuis was gekomen, begon ik boeken te zoeken over Compostela en te doorbladeren, in alle talen die ik in die tijd machtig was, en ik noteerde veel in mijn schrijfboeken. Ik had het grootse plan van zelf een dik boek te schrijven over wat ik had gevoeld en meegemaakt tijdens mijn pelgrimstocht. Ik geraakte niet zo ver, want het onderwerp was voor mij te groot geworden nadat ik meer kennis had vergaard. Werk, familie, sport, stoorden voortdurend mijn concentratie om over de Camino een ernstig en waardevol werk af te ronden. Op zekere dag las ik het volgende :
' L'essentiel vous ne savez pas le dire . Parfois immobile dans votre lit, les yeux grands ouverts sur la nuit, il vous semble encore être sur le chemin comme un chien endormi devant l'atre et qui fait en revant le simulacre de poursuivre quelque gibier superbe. A ces moments-là, quand le chemin vous reprend dans sa houle, quelque chose vous étreint le coeur. '
Later vond ik ook dit lied : ' Devoir des Pélerins - La Grande Chanson des Rossignols de Valenciennes'
Qui fait ce saint voyage peut beaucoup mériter mais si d'esprit volage il s'en voulait vanter ne lui prête l'oreille corrigeant doucement soit qu'il veuille ou ne veuille son coeur très promptement.
Deze twee oude Franse raadgevingen deden mij afzien van te grote plannen, van een avontuur in de boekenwereld. Maar toen het weer tijd was om in 1986 mijn bijdrage te schrijven voor Het Open Venster , het tijdschrift van de Kring van Kunst en Kennis van het personeel van mijn werkgever de ASLK , leverde ik echter wel dit kortverhaal af dat onder volgende lijn komt : ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
14 januari 1402. Te Lier wordt Jan Bluds wegens ' onsede en sammenheyt ' veroordeeld door de rechters tot pelgrimage naar ' Sente Jacobs '. Vermits hij niet beschikt over de 14 geldstukken die hem kunnen vrijkopen , moet hij voor de derde zonsopgang na dit vonnis definitief uit de stad zijn verdwenen, zoniet zal de beul zijn grote teen afhakken. Uitgedreven door zijn geboortestad, uit zijn gilde, een doorn geworden in het oog van iedere klerk, handelaar en vakman, heeft Jan Bluds geen andere keuze dan als banneling zich te laten meedrijven op de mensenstroom die in die jaren van stad tot stad trok tussen Vlaanderen en Bourgondië. Hij schuilt zich tussen de reizigers, de bedelmonniken, de meisjes van plezier, de zwermen zwervers allerhande. Het duurt enkele weken eer hij zijn draai kan vinden tussen dat volk van daklozen. Weldra kent ook hij zijn rol, want op de lange voetweg is hij een pelgrim, een beetje vroom, een plantrekker, een ontdekker van nieuwe oorden, andere talen, vreemde mensen. Te Vezelay, waar de kruisvaarders zich vroeger groepeerden, vereert hij de schone Maria-Magdalena, en daar leert hij andere stervelingen kennen die een schelp op hun hoed dragen. De lente ging voorbij en Jan is onderweg. Zijn hoedeken is diep over zijn kop getrokken, zijn palster, zijn scerpe, zijn leerse, slijten met de dag. Er is nu eelt op zijn voeten. Er zijn geen pijnlijke blaren meer op zijn tenen zoals tijdens het stappen van de eerste dagen. Zon, open ruimte en lucht deden zijn longen goed. Hij voelt zich vederlicht en sterk. Hij is nooit alleen want de natuur is zijn vriend. Hij leert elke dag nieuwe woorden, schone en lelijke, uit vreemde talen. Soms blijft hij wat langer in een boerderij of in een klooster, wanneer hij er wat drank kan verdienen of goed mag eten, na wat werken op het veld, in de stallen, in de keuken, op de daken. Doch, zoals dat moet op strafbedevaart, blijft hij nooit langer dan drie dagen op dezelfde plek. Hij probeert steeds om mee te gaan met een groep andere pelgrims. Zo loopt hij niet op verkeerde wegen, bereikt hij betere slaapplaatsen, en wordt hij niet gepest of bestolen.
In het Baskenland krijgt hij een ongevaarlijke maar pijnlijke messteek van een struikrover. Razend door het zien van eigen bloed verdrinkt hij die malle kerel bijna in de rivier. Te Pamplona wint hij op de jaarmarkt een prijs in een wedstrijd paalklimmen. Te Estella helpt hij een boerendochter tijdens de verkoop van haar geiten. Te Burgos dobbelt en drinkt hij met de tempeliers. Maar zijn voornaamste zorg is telkens op het einde van de dag ergens te kunnen rusten en wat te eten. Dit is voor de pelgrims van de Camino Frances mogelijk in de passantenhuizen, hospitalen, herbergen, kloosters, alhoewel het bij de boeren, bij de herders, of onder de blote hemel ook soms leuk en heerlijk kan zijn. Het gebeurt bij te warm weer ook dat hij gewoon de hele nacht verder stapt, onvermoeibaar, kloek en jong, onder de sterren van de melkweg. Het kan ook wel eens gebeuren dat een paar geldstukken in zijn hand worden gestoken. Hij moet dan kaarsen branden, een gebed doen, in kerken die op zijn weg volgen en hij mag daarmee ook brood, kaas, en wijn kopen voor zichzelf. Hij ontmoet vrome zielen, maar hij ziet ook galgen en brandstapels . Terwijl hij zijn bierbuikje is kwijt geraakt en als een gezond beest over de vele hellingen geraakt, moet hij soms tochtgenoten meeslepen tot aan het volgend hospitaal , en in de ergste gevallen moet hij ze zelfs begraven.
In een groot land waar zovele bedden leeg zijn omdat de krijgers niet terugkwamen, vermist of gedood tijdens kruistocht of reconquista, werd hem soep en brood aangeboden aan de blonde jongeling uit het Noorden. Soms was daarbij ook vlees in de pan of onder de lakens. Het ging zelfs zo ver dat hij meegetrokken werd naar een bruiloft, een dansfeest, een vrolijke romeria. Zoals zijn landgenoot Uylenspiegel moest Jantje Bluds dan ook meer dan eens bij dageraad stiekem met zijn leerse in de hand vertrekken, omdat hij anders nooit in Compostela zou zijn geraakt. Maar het was niet altijd feest, want dikwijls kwelde de honger zijn maag en waren de nachten ijskoud in de bergen, of pikten zijn ogen van het vuile stof van de weg, of was zijn huid rood gebakken door te veel zonnewarmte of door ongedierte gebeten. Meer dan eens vielen lelijke magere honden hem aan, die hij met moeite kon doen weglopen na flinke meppen te hebben uitgedeeld met zijn puntige wandelstok. De nachten, de avonden, waren soms te lang, op rottend stro liggend, of tijdens regenbuien in een stinkende schuur ergens in een van God verlaten oord, in onaangenaam gezelschap van vuile onbekenden. Dan waren er ook nog die vieze venten uit Navarra die lustgevoelens kregen zowel bij het zien van een vrouw, als van een schaap of een muilezel, als van een jonge buitenlander .
Vandaag is de Spaanse zon en zijn de Spaanse hoogvlakten zeer mooi. Met zijn geoefende pas vordert Jan Bluds langsheen de Sint -Jabobsweg. Meer dan vijf maanden reeds verliet hij zijn Netestad in Boergondisch Vlaanderen. Rode klaprozen sieren de rand van zijn weg. Voorbij zijn de dorre landschappen van de Cebreiro, de akkers van de Bierzo, want daar in de verte daagt op het groene land van Galissiën. Zou dit reeds de zeelucht zijn van Finis Terrae die hem de neusgaten prikkelt ? Santiago, de zeer goede en heilige stede, kan niet ver meer zijn. Hij stapt tussen de huizen van Arzua voorbij. Pelgrims, zeer veel pelgrims, voor en na hem, gaan vooruit met hoog tempo. Een zanger uit Hagetmau laat een prachtig liet over de Camino klinken. Een man staat boven op een tafel langs de weg en speelt op een doedelzak. Vrouwen kijken naar de voorbijgangers en geven water of wijn aan zij die daar nood aan hebben. Volgens wat Jan ziet zijn er op dat ogenblik wel duizend voetgangers op de weg, en daarom versnelt hij zijn pas. Weldra voert hij met wel twee boogscheuten de hele bende aan van de voetgangers van Santiago .
Jan arriveert als eerste te Lavacolla, waar de klokken beginnen te luiden. Daar wordt hij verplicht door enkele paters en assistenten om zijn vuile kleren, zijn ransel, zijn hoed, zijn stok, af te geven . Naakt zoals hij op deze wereld kwam, plonst Jan in de rivier en hij wordt weldra proper geschrobd door zwaarlijvige nonnen die zelfs zijn hoofdhaar, zijn baard, zijn schaamhaar, en de nagels van zijn handen en zijn voeten knippen, waarna zij hem ook nog met iets uit een welriekend flesje besprenkelen. Hij krijgt nieuw ondergoed, nieuwe sokken , en zo moet hij een paar uren lang gaan zitten op harde houten banken, luisterend naar sermoenen die door welsprekende geestelijken worden gegeven , meezingend met de groepen die daar ook plaatsnemen. Ondertussen krijgt hij wel een natje en een droogje van jonge nonnetjes die hem hebben opgemerkt.
Eindelijk krijgt hij zijn eigen kleren terug. Deze werden in kuipen gekookt, gestoomd, en gestreken, van alle vlooien en bacillen ontdaan. Het is bijna avond als hij de top van de Monte del Gozo , de berg van de vreugde bereikt. Na tweeduizend driehonderd kilometers staat hij boven op die heuvel, en inderdaad, daar in de verte zijn de torens van de legendarische stad met de welluidende naam zichtbaar voor zijn ogen. Hij kan het niet geloven. Wat een schok ! Zoals vele andere pelgrims stort hij van emotie in mekaar. De simpele ongeschoolde jongeling die hij is, komt pas terug op bewustzijn op een ligplaats in de slaapzaal waar hij werd gebracht door onbekenden.
25 juli 1402. Het is de grote feestdag van Santiago, patroon van Spanje, overwinnaar van de Islam, apostel, neef en tochtgenoot van Jezus Christus. Tussen de menigte wringt Jan Bluds zich een weg naar de Portico. Er vallen slagen en zelfs stampen, maar onze Jan komt er. Hij laat zich zo dicht bij de kathedraal niet meer wegdrungelen , na vijf maanden avontuur . Met een kniestoot velt hij een Fries die hem nog wilde pesten en zo kan hij in vrede devoot neerknielen in de biechtstoel voor pelgrims uit Polen en Bohemen - dat was wel een verkeerde keuze - maar niet erg want de pater van dienst was eigenlijk afkomstig uit Gent, sprak negen talen, en schonk de algemene vergiffenis in het Latijn. Nog diezelfde dag benadert Jan Bluds het echte Graf van de Heilige Apostel Jacob de Meerdere, volgt verschillende erediensten, ziet de Botafumeiro door de ruimte zwieren. Hij bemachtigt daadwerkelijk de belangrijke Compostelane, het officiële certificaat , bewijs van godsvrucht en volharding, die zijn pelgrimstocht bekroont, die van hem terug een waardig en goed man maakt .
Jan voelt zich als de Lotto-winnaar van de laatste trekking. Zijn heel leven is nu plots geslaagd. Want in die dagen waren goud, diploma's, partijkaarten, en kapitaal, nog niet zo belangrijk als heden. Nog niet verblind door zovele onnodige dingen, vonden de mensen de hoogste rijkdom nog op spiritueel en godsdienstig vlak. Dag na dag , blijft Jan de kathedraal bezoeken, telkens nieuwe wonderen ontdekkend, en hij is aanwezig tijdens plechtige missen opgedragen door kardinalen en prelaten. Hij stapt ook mee in processies en volgt rituelen die hij niet begrijpt, maar die schoon en belangrijk zijn. Op het einde van de week heeft hij in zijn bezit bewijzen van drie volledige aflaten, en dan ook nog tweeduizend dagen aflaat, deelbaar door tien. De jonge geslaagde pelgrim van Compostela is een gelukkige kerel. Hij veroverde wat belangrijke mannen nog niet bezaten. Hij de kleine deugniet, de brouwersgast, die te vaak zat was en dan niet meer wist wat hij uitrichtte, die nooit mocht misdienaar zijn, en zelfs nooit zijn plechtige communie mocht doen, noch het vormsel krijgen, had nu een ransel gevuld met volle aflaten.
Na zes maanden op de lange Camino de Santiago, afgeschuurde zolen, een gepolijste ziel, liep hij even terug naar Lavacolla waar hij als eerste was aangekomen . Daar mocht hij zijn familienaam veranderen. Hij koos voor Jean Leroy. Het was immers ook toen reeds zo dat wie promotie maakt in het leven niet meer zijn Vlaamse moedertaal gebruikt. Van die Jean Leroy werd verder nooit nog iets vernomen . Zeker is wel dat Jan Bluds nooit terug te Lier arriveerde. Onder welke naam ook bleef deze pelgrim ergens plakken op een plaats waar hij nog lang en gelukkig heeft geleefd.
Een kort verhaal zoals dit, over de lange pelgrimsweg, over een succesvolle pelgrimage, werd van mond tot oor graag verteld en gehoord in de prachtige tijden van vroeger. Deze verhalen waren niet altijd echt waar, maar ongetwijfeld toch schoon en goed verteld, en onze voorouders hebben er van gehouden. Het geloof van onze voorvaderen was enorm . Langsheen de pelgrimsweg, in het centrum van onze oude steden, op vele plaatsen in Europa, liggen nog vele bewijzen van de vroegere betekenis van de Heilige Jacobus de Meerdere. Wie gefascineerd wordt door de tocht naar Galissiën en door de studie van dat verleden, geraakt er nooit meer van los !
Eens, 27 jaren geleden al, was ik een enkeling die van het voorrecht mocht genieten , me los te maken van thuis, van mijn werk, van mijn lasten en zorgen, en ik legde de aloude weg af die mijn lichaam veredelde, mijn geest heeft verruimd, en wat betreft mijn ziel weet ik dat ik mag tellen op de Heilige Jacobus om die zaak in orde te brengen .
Na lang en doelbewust zwerven, zal de hedendaagse pelgrim , in de schaduw van San Martin de Fromista of elders, tijdens het nuttigen van een banaan en een homp brood, wellicht ook beseffen dat Jan Bluds daar eigenlijk nog niet zo lang geleden was voorbij gekomen, want in de Rio Arga weerspiegelde de Puente nog steeds als in 1402. Naast zijn bestofte rugzak, zijn vuile fiets, krijgt ook nu deze moderne pelgrim wellicht dat eigenaardig gevoel , dat kortstondig inzicht in het tijdloze, in de eeuwigheid. Dat gebeurt niet omdat hij te lang in de Spaanse zon heeft gewandeld of gefietst.
1986. Jacobus, U die zoveel eer werd aangedaan, waarom zijn we U vergeten ?
Santiago de Compostela, Spaans galjoen met zoveel rijkdom, hoe diep ben je gezonken in de oceaan van de onverschilligheid van deze tijd ?
Journée Wilfried.
( aangepaste versie uit 2011 van wat in 1986 werd gepubliceerd in Het Open Venster )
Reacties op bericht (0)
EINDE VAN DEZE BLOG 26 08 2012
Hoe sterk is de eenzame fietser Die krom gebogen over z'n stuur tegen de wind Zichzelf een weg baant
Zoeken in blog
Een bescheiden blik in de geschiedenis van de wielersport is vaak al voldoende om de fascinatie te proeven.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.