mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
11-10-2008
Serendipity: Robert K. Merton
Op 15 november 2007 schreef ik hier over het heerlijke en werkelijk unieke boek van Robert K. Merton, OTSOG, klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=383 als je het (nog) eens wil nalezen, wat ik je zeker wil aanraden, maar nóg meer wil ik je op het hart drukken om het boek zelf te lezen. Aangespoord door het intense leesplezier kocht ik kort daarna een tweede werk van hem, dat hij samen met zijn collega Elinor Barber schreef: The Travels and Adventures of Serendipity. Het boek verscheen in 2004 als hardcover, ik beperkte me tot de zeer behoorlijk uitgegeven paperback, die in 2006 verscheen en ik las die in de voorbije dagen.
De ontstaansgeschiedenis van dit werk is wat vreemd: het manuscript was klaar in 1958, maar werd dan om verscheidene redenen even opzij gelegd. Dat bleef zo tot in 2002, wanneer de Italiaanse uitgever van andere werken van Merton een Italiaanse vertaling publiceerde. Dat was de aanleiding voor Princeton University Press om ook de Engelse tekst uit te geven. Helaas overleed Professor Merton in februari 2003, net nadat hij de plannen voor de uitgave vernomen had. Hij was dan 93. Zijn medewerkster, Dr. Elinor Barber was al in 1999 overleden. De tekst die voor ons ligt is die van 1958; Merton zelf noemt het een tijdscapsule: de tekst is niet geüpdatet, noch heeft ie de finale herwerking gekregen die manuscripten nodig hebben voor ze echt drukklaar zijn, een werk dat meestal door een editor van de uitgever gebeurt in samenspraak met de auteur(s); in dit geval was dit fysiek niet (meer) mogelijk. Er is wel een Afterword van Merton, dat ons tot vrijwel vlak voor zijn dood brengt met enkele korte ontroerende notities over zijn falende gezondheid.
Zoals de inleider van het werk ook opmerkt, is het een onaf werk; niet alleen ontbreken evident de hoofdstukken over de periode na 1958, ondanks het aanvullende nawoord, maar ook de organisatie van het materiaal had beter gekund, meer systematisch; in de loop van die herwerking waren ongetwijfeld ook een aantal quasi-herhalingen weggewerkt. Maar de auteurs of liever het lot heeft er anders over beslist en wij moeten het doen met wat er is.
En dat is, gelukkig, niet weinig. Voor veel lezers zal het woord serendipity wellicht maar een heel fijn belletje doen rinkelen. Van Dale laat ons voor een keer niet in de steek, dit is wat hij-zij-het erover weet:
serendipiteit se·ren·di·pi·teit de (v.); g.mv.
<Eng. serendipity, voor het eerst genoemd door Horace Walpole (1717-1797) in een brief; hij leidde de naam af van een sprookje over de prinsen van Serendip (de oude naam voor Sri Lanka of Ceylon)
1· gave om door toevalligheden en intelligentie iets te ontdekken waar men niet naar op zoek was
En dat is dus het onderwerp van het meer dan driehonderd bladzijden lange boek! Vanzelfsprekend gaat het niet enkel om de etymologie, want die is niet veel uitvoeriger of ingewikkelder dan wat Van Dale erover zegt; Merton zou overigens zeer tevreden geweest zijn over de etymologische duiding Van Dale, want die is beter dan welke ander woordenboek ook, inclusief de OED!
Horace Walpole, die we heel misschien kennen van zijn gothic novelThe Castle of Otranto, beschouwt men nu als de beste schrijver in het epistolaire genre van zijn tijd; zijn verzamelde brieven, die duidelijk met die bedoeling geschreven zijn, beslaan vele dikke volumes. Het was in een van die brieven dat hij zomaar het woord serendipity uit zijn mouw schudde, een neologisme dus, gepleegd op 28 januari 1754. Het bleef daarbij, tot die brief werd opgenomen in een van de latere verzamelde werken, in 1833. Gedurende meer dan 75 jaar heeft ons woord dus begraven gelegen in één enkel document; er zijn geen aanduidingen dat iemand het in die jaren heeft gebruikt. Noch was dat het geval in de volgende jaren, want pas in 1875 (het geboortejaar van mijn grootmoeder, maar dat terzijde), verschijnt het woord nog eens in druk, in een gespecialiseerd tijdschrift. Van dan af zal het hier en daar opduiken, tot het rond 1950 in wetenschappelijke, literaire en journalistieke middens aan een merkwaardige opgang zal beginnen. De auteurs volgen die ontwikkeling op de voet.
Maar er is meer dan de geschiedenis van het woord in dit boek. Herhaaldelijk gaat men in op de betekenis die een auteur eraan geeft, meestal in de context van het belang of het aandeel van het gelukkig toeval in de wetenschap. Wij kennen allemaal de verhalen over de toevallige ontdekking van de Röntgenstralen en van penicilline, maar de ware toedracht lijkt telkens ook weer wat complexer te zijn dan de populaire verhalen willen laten geloven. De analyse van het wetenschappelijk onderzoek en van de gebruikte methodes vormt dan ook de kern van dit boek, en onder meer in die zin is het een voorloper, een vingeroefening voor OTSOG, waarin Merton op speurtocht gaat naar de oorsprong en de betekenis van Newtons uitspraak: als ik verder heb gezien dan anderen, dan is dat omdat ik kon gaan staan op de schouders van reuzen, met andere woorden, wetenschap is een cumulatieve bezigheid, waarbij men hogerop komt door te steunen op het werk van anderen. In Serendipity is het onderwerp, zoals gezegd, het (zogenaamde) gelukkig toeval.
Ik laat het hierbij voor de inhoud. Literair is dit boek maar een zwakke voorafschaduwing van OTSOG en dat is, meen ik, ook de overduidelijke reden waarom Merton zijn medeauteur overhaalde om de publicatie uit te stellen: het werk was niet klaar, het was ook geen literair meesterwerk. Het verschil met OTSOG is op alle punten overweldigend. Ik vermoed dat heel wat van de uitvoerige maar toch wel drogere hoofdstukken van de hand van Dr. Barber zijn; af en toe wordt de kwaliteit van het discours en de taal plots stukken beter, ik vermoed daarin de hand van Merton zelf, op grond van wat hij later zo meesterlijk gedaan heeft in OTSOG.
Dit is een boek voor bewonderaars van Professor Robert K. Merton en die heeft hij bij honderdduizenden, zowel in de wetenschappelijke wereld als in de literaire. Maar het blijft een eigenaardigheid, een message in a bottle, na vijftig jaar gevonden in een totaal veranderde wereld, een onaf gebleven werk, een bevroren momentopname, een stilgevallen vingeroefening, maar dan van een zeldzaam genie. Ik heb er geen moment spijt van dat ik een paar dagen met Serendipity heb doorgebracht. Toch bedenk ik nu dat ik wellicht nog meer plezier zou beleefd hebben aan het herlezen van On the Shoulders of Giants. Dat doe ik zeker nog eens.
Categorie:ex libris
01-09-2008
Twee van Paul Claes
Sinds we meer bewust gemaakt zijn van de noodzaak om zuinig om te springen met het milieu, zijn ook de Kringloopwinkels opgedoken. Het is een uitstekende combinatie van een tewerkstellingsproject voor langdurig werklozen en de herverkoop van bruikbare goederen die gratis in de centra afgeleverd worden. Wij zijn trouwe klanten van de drie centra in onze buurt: Leuven, Wespelaar en Aarschot en we hebben er al heel wat spullen gekocht, als je die term mag gebruiken voor de peulschil die men er vraagt.
Rommelmarkten en brocanterieën hebben ook veel succes, naar verluidt meer bij de meer begoede klasse dan bij mensen die het financieel moeilijk hebben. Een vreemde situatie: de armen kopen duur en waardeloos nieuw spul, de rijken goedkoop en degelijk oud spul.
Ook in de literatuur is recyclage een bekend verschijnsel. Auteurs blijken in hun teksten graag terug te grijpen naar materiaal dat al eens eerder is gebruikt. Ze doen dat op vele manieren, van citaten en regelrecht plagiaat tot zon subtiele allusies dat ze voor de doorsnee lezer onmogelijk te herkennen zijn.
Paul Claes (°1943), de bekende auteur van romans en gedichten, vertaler en essayist, houdt zich ook graag bezig met het opsporen van dergelijke kringlopen. Hij schreef over Hugo Claus en diens gebruik van elementen uit de klassieke wereld, maar ook over zijn spielereien, bijvoorbeeld het fout citeren van Shakespeare in een motto boven een van zijn eigen teksten; Claus verwees op zijn beurt in interviews naar Claes speurtochten in zijn oeuvre. Paul Claes schreef twee boeken over dit thema en ik wil ze graag allebei warm aanbevelen. Toepasselijk is bovendien dat je ze waarschijnlijk in de ramsj of tweedehands zal vinden voor een zeer bescheiden som, dat is precies wat ik gedaan heb.
Dat de tijden voor iedereen voorbijgaan, kan je merken aan de fotos van de auteur die op de boeken prijken. Ik ontmoette Paul in 1965 aan de universiteit in Leuven, in mijn eerste jaar, hij zat toen al in de licenties Klassieke filologie. Wij waren samen lid van het Literair Genootschap, een onderdeel van het Verbond, het KVHV, waar ook Ernest Claes ooit nog lid van was. We werden vrienden en onderhielden goede contacten, ook in de onzalige periode toen Paul zijn legerdienst deed. We vertaalden samen Aristophanes en voerden die zelfs op voor de jaarvergadering van de Classici Lovanienses, met pikante dias die Maria Gilleir was gaan opzoeken. Later, toen ik aan het werk was en ook Paul voor zijn boterham moest zorgen, was er minder tijd voor ontmoetingen en zagen we elkaar minder, tot we uiteindelijk kennissen werden, die elkaar slechts occasioneel ontmoeten. Ik zal hem binnenkort eens opzoeken, want via Internet is hij incommunicado.
Het eerste boek dateert al van 1992: Echos echos; het is een titel zoals alleen Paul die kan bedenken, zoals ook die van zijn herhaaldelijk bekroonde werk over Claus: De mot zit in de mythe, met de vele allusies die je met mot en mythe in het Nederlands en het Frans kan maken. De ondertitel van Echos echos luidt: de kunst van de allusie. En ik citeer (uiteraard, maar getrouw)) verder van het kaft: De tragiek van de nimf Echo die alleen de woorden van anderen kon weergalmen is de tragiek van alle spreken, van alle literatuur. Altijd en overal hebben dichters en vertellers herhaald. Dat kon niet anders, want als zij werkelijk origineel waren geweest, zou geen mens hen hebben kunnen begrijpen. Het nieuwe is alleen dan te vatten als het door veel ouds is omringd. Zoals Narcissus is de literatuur op zichzelf verliefd? Het enige wat de literator kan doen, is de woorden die hij hoort tot eigen voordeel omvormen. De titel Echos echos is niet alleen een toespeling op de mythologische nimf, maar ook op Umberto Eco, wiens familienaam in het Italiaans echo betekent. Sinds De naam van de roos is ook de gemiddelde lezer in contact gekomen met een literatuur die alleen op citaten steunt. In Echos echos behandelt Paul Claes het literaire spel met teksten in zijn (sic) verschillende gedaanten: citaat, allusie, travestie, adaptatie, parodie en pastiche. De stijl van de essays is met opzet eenvoudig gehouden. De uiteenzetting is opgehangen aan concrete voorbeelden, b.v. gedichten van Faverey en Claus, romans van Joyce, Mulisch en Claus.
Ik voeg er nog aan toe dat Paul Claes samen met Mon Nys in 2004 het onvertaalbare boek van de grote allusionist James Joyce vertaalde: Ulysses, met naar eigen zeggen een Nederlandse variant voor elke allusie, elke pun, elk woordspelletje van het oorspronkelijke Engels. Onlangs zag ik op Tv een interview met Umberto Eco en toen viel mij zijn zeer frequent gebruikt stopwoord op ecco, dat we misschien mogen vertalen als: voilà. Best grappig: de echo van Eco is ecco.
Ik heb enorm veel plezier beleefd aan De zoen van de ziel, waarin Claes een klassieke locus volgt van in de oudheid tot bij Hegel! Ook De jacht op Heer Everzwijn is heerlijk om lezen: de speurtocht naar de bronnen van het gedicht van Hugo Claus, tot in de hoogste rekken van de faculteitsbibliotheek.
In 2000 heeft Paul Claes zich nog eens gewaagd aan een analyse van recyclage, in De gulden tak. Antieke mythe en moderne literatuur. Na een heldere uiteenzetting over wat een mythe nu eigenlijk is en hoe ze kan verwerkt en aangetroffen worden in wetenschap en literatuur, past hij zijn sleutels toe op Vondel en Euripides, Keats beroemde gedicht Ode on a Grecian Urn, gedichten van Rilke, Ida Gerhardt en Lucebert, een novelle van Mulisch, toneelwerk van Hugo Claus en nog meer poëzie, van Ten Berge en Faverey. De auteur heeft kennelijk zelf ook binnenpretjes aan de talloze ontdekkingen die hij ons kan meegeven. Alleen het stuk over Lucebert is wat minder leuk om lezen, maar dat ligt enkel aan het materiaal.
Ik verklap één weetje: iemand heeft zich in 1790 al bezig gehouden met een uitgave van Shakespeare waarin al de ontleende of geïnspireerde woorden in het rood afgedrukt staan. En wat dacht je? Van de 6053 verzen zouden er 1771 woordelijk zijn overgenomen en 2373 bewerkingen zijn van bestaand materiaal Het doet je nadenken.
Nadenken doe je ook over het lezen en over literatuur. Moeten we al de lagen ontdekken, elke allusie zien en begrijpen en appreciëren, elke verborgen verwijzing of ontlening weten te ontcijferen? Moet er een handleiding bij elke boek, voetnoten bij elk gedicht, een Claes naast elke Claus? Een clausule bij elke tekst? Wordt literatuur op die manier niet echt een hel voor claustrofobe lezers? Een alchemie, een doolhof, een blanco puzzel, elk woord een crux interpretum?
En wat is een boek als deze twee van Paul Claes dan: meta-literatuur? Een grafologisch grafschrift? Doorboorde voet-noten? Cultuur-acupunctuur?
En wat is dan een tekst over een meta-tekst?
Categorie:ex libris Tags:literatuur, boekbespreking
10-02-2007
ex libris Ruth Rendell
Je kan een tweedehands boek van Ruth Rendell overal oppikken voor de prijs van een koffietje. Misschien is het daarom dat ik het nog niet gedaan had. In de Tv-programmas zie ik vaak haar naam verschijnen, maar ik kijk niet zo veel Tv en zeker niet naar Tv-bewerkingen van dat soort detectiveverhalen. Onlangs ben ik dan toch bezweken en ik ben net klaar met Adam and Eve and Pinch Me (2001). Ruth Rendell (1930-) is een fenomeen. Onder haar eigen naam en het pseudoniem Barbara Vine heeft ze een stapel boeken bijeengeschreven die niet meer vanzelf overeind blijft, wellicht zijn het er honderd! Ze heeft daarvoor alle mogelijke prijzen en erkenning gekregen in haar domein. In 1997 kreeg ze de titel van barones en zetelt ze voor Labour in de House of Lords. Om maar te zeggen dat ze populair is. Voortgaand op dit ene boek zou ik zeggen dat ze al die lof ook verdient. Het is evident dat een auteur met zon staat van dienst kán schrijven. Maar vergis je niet, het is geen gemakkelijk stationsromannetje, het is wel echt goed. Dit is geen echt detectiveverhaal, er is geen slimme politieman die zich met de zaak bezig houdt en die het onderzoek uiteindelijk tot een goed einde brengt, al heeft ze die ook wel geschreven. Het is een misdaadverhaal, ja, maar het is geschreven als een gewone roman, met een aantal hoofd- en bijfiguren die allemaal in het verhaal met elkaar verbonden zijn. Opvallend is de beschrijvende kracht van haar stijl. Ze weet van Nabokov dat één rake observatie meer waard is dan een hele filosofie en ze heeft een arendsblik voor het sprekend detail. Dat maakt haar personages mensen van vlees en bloed die zich bewegen in een zeer herkenbare of inleefbare en dus geloofwaardige omgeving. Een ander kenmerk is dat die personages geen stereotypetjes zijn maar evolueren, vaak zowel uiterlijk als innerlijk: ze vallen af of komen bij, soms op dramatische wijze; ze overkomen hun handicap of gaan eraan ten onder; ze worden rijk of verliezen al hun geld; ze komen vooruit in de wereld of zien hun carrière voor hun ogen in het niets verdwijnen; ze worden ziek of juist gezond. Niets is statisch, niets is routine, om de hoek is er altijd een verrassing. Soms zie je het aankomen, maar vaak ben je op het verkeerde been gezet. En dus blijf je lezen, met aandacht en genoegen, 442 paginas lang.
Ruth Rendell is een socialistische barones van de Engelse taal.