Iets deed me nadenken over het woord gezel, le compagnon de route. De mens met wie men herinneringen deelt, van wie men de voorkeuren en de pijne kantjes kent.
En het woord gezel-schap. Niet zomaar gezelschap, maar het gezel-schap. Het woord maatschap is er verwant aan, naar mijn gevoel, met de gezel verzet men bergen. Of dat hoopje tuinaarde, op onze leeftijd.
En het woord gezelligheid werd ineens gezel-igheid. Niet het opgeklopt knus gedoe van thee met appeltaart of koffie met pateekes. Dat is het afkooksel ervan.
Gezel-igheid is het diep gevoel dat men rugdekking heeft, dat de gezel er is, dat er twee koppen zijn om na te denken over welke dingen moeten gebeuren bij wat het bestaan ons nu weer aanbrengt en dat er twee lijven zijn om beslissingen te vieren. Met een glimlach of met een lachpartij. Veel is vieren met de gezel. Een gevoel van veiligheid. Veil-igheid. Dat de ene iets veil heeft voor de andere en dat het wederzijds is, ook in geval van meningsverschil of ruzie. Dat zou de gezel-igheid zijn, volgens mij.
Twee dooiers in één ei. Het ei zal nooit rond draaien, maar het is wel één geheel.
m
woorden, woorden, woorden HiH-09/2015
|