een instrument dat niet bestaat, van Animusic, Wayne Lytle
Een paar jaren geleden kreeg ik een filmpje van deze mensen onder ogen en ik was danig onder de indruk van hun werk.
Er is geen millimeter reëel, het is allemaal virtueel, maar wat een verbeelding hebben zij! En wat een kennis van zaken om hetgeen men hoort te laten kloppen met wat men ziet. Het kan 2008 geweest zijn, zoals onder het filmke staat. Misschien later.
Slagwerk, daar ging het toen over, melodieus van klank en curieus in beeld gebracht, een wonderwereld. Stel u voor dat ge op een dag zoiets in uw kelder gemonteerd ziet staan … en dat begint dan zomaar vanzelf te spelen omdat ge binnenstapt. Per klank die men hoort is er minstens één beweging te zien.
En vandaag was er iets totaal anders. Vandaag zat onderstaand werk in de bus, in de mailbox, het werk heet De Klankkast. Alles met snaren. Tokkelinstrumenten in dit geval. Al toen ik het voor de eerste keer bekeek was ik verkocht.
Op één klankkast zijn twee harpen, een gitaar, een luit, een sitar, een contrabas en een zither gemonteerd. Tenminste, dat is wat ik er van maak. Weer alles virtueel werk, niks reëel.
En dit keer is alles in ‘hout’. Het instrument is opgevat als een automaat en voor elke noot die ge hoort is er minstens één beweging te zien, soms twee, zij het dan virtueel.
Hoe die mensen dat doen kloppen … wat een koppen. Er staat ondertussen al veel van Animusic op You Tube, maar dit vind ik nog altijd hun allermooiste werk. klank aanzetten : https://www.youtube.com/watch?v=XlyCLbt3Thk 04min30 m- kort interview met Wayne Lytle, de maker https://www.youtube.com/watch?v=eovEgc9VvZ8 , met dank aan Hily, EZW-01/2013, HiH-02/2015, bijgewerkt
te gast bij Wim Helsen, Nina van Eeckhout, met een gedicht van Herman de Coninck
Winterochtend
Ik hou van ochtendlijk vrijen, vóór alles weer moet nog even mógen. En nadien buik aan rug nog wat tegen elkaar aanliggen in de klaarte van net-klaargekomen-zijn.
Buiten ligt alles helder vastgevroren, de klare vriesochtend is altijd klaarder dan een klare zomerochtend, ongeveer zoals helderheid in een zwart-witfilm helderder is dan in kleuren. Alles is zichtbaar. De naakte feiten hebben kou.
Maar wij niet. Na de liefde buiten komen is zoiets als van de sauna in ijskoud water springen: je voelt het nauwelijks. Je voelt het net genoeg om je ijzersterk te weten. Herman de Coninck
Het is lammertijd. De ooievaar levert de lammetjes en ook ene Lambert, die geen lam is maar een leeuwenwelp. De lammeren vinden hem 'anders' en Lambert hoort er niet echt bij. Toch groeit hij op denkend dat hij een schaap is. Twee seizoenen gaan voorbij.
Op een dag verschijnt een hongerige wolf. De schapen zijn in paniek en Lambert aanvankelijk ook. Maar dan geeft hij plots blijk van leeuwenmoed en maakt komaf met de wolf. De anderen aanvaarden hem nu als een écht schaap.
Er zitten een paar serieuze kronkels in de redenering dat een uitgesloten lam-welp of welp-lam pas als volwaardig schaap wordt aanvaard nadat hij ware leeuwenmoed getoond heeft, maar dat is de wereld van de Disney-mensen van toen. Die werden geselecteerd op dat soort kronkels. We kunnen er maar goed mee zijn! En zoet mee zijn ...
te gast bij Wim Helsen, Arnon Grunberg met Een bekentenis van Czeslaw Milosz
Een bekentenis
Here God, ik hield van aardbeienjam En de donkere zoetheid van een vrouwenlichaam. Maar ook van ijskoude wodka, haringen in olie, Van geuren: kaneel en kruidnagelen. Dus, hoezo ik een profeet? Waarom zou een geest Iemand als mij bezoeken? Zo veel anderen Zijn terecht uitverkoren, geloofwaardig. En wie zou mij geloven? Want men zag Hoe ik me op het eten werp, roemers leeg, En gretig naar de hals van de serveerster kijk. Gebrekkig en me daarvan bewust. Belust op grootsheid, In staat haar waar dan ook te herkennen, En toch niet helemaal helderziende, Wist ik wat er overblijft voor minderen, als ik: Een festijn van kortstondige hoop, een verzameling hovaardigen, Een toernooi van gebochelden, de literatuur. Czeslaw Milosz, vert. Karol Lesman
Over De Bekentenis : Het gedicht kan worden gelezen als een opsomming van ironische maar ook weemoedige relativeringen. In de eerste plaats van de dichter zelf: hoe kan iemand die zich overgeeft aan aardse genietingen zoals haringen, wodka, vrouwenlichamen en aardbeienjam een profeet zijn? De dichter geeft weliswaar aan in staat te zijn grootsheid bij anderen te herkennen, maar dat maakt hem des te bewuster van zijn eigen gebrek aan helderziendheid, wat voor een dichter misschien hetzelfde is als gebrek aan grootsheid.
Ten slotte is het gedicht ook een relativering van de literatuur zelf. Die wordt door Milosz omschreven als een festijn van kortstondige hoop (zo zou het leven wellicht ook omschreven kunnen worden), een toernooi bevolkt door al te trotse en hoogmoedige deelnemers, die door deelname aan dat toernooi even kunnen vergeten wat ze werkelijk zijn: gebochelden.
Wat een verhelderend filmpje. Hard. ‘k Heb het verschillende keren bekeken en het filmpje blíjft confronterend.
Zo ongeduldig ben ik ook ooit geweest met mijn moeder, zij het veel minder luid. En zij kwam ook niet aandragen met het juiste dagboek waarin dan de juiste lijnen stonden opdat we mekaar filmisch in de armen zouden vallen. Zij hulde zich meestal in verongelijkt stilzwijgen. Sommige mensen kunnen dat heel goed. En ik had dan schuldgevoelens. Sommige mensen hebben een hofhouding nodig ipv kinderen, heb ik dikwijls gedacht. En over die gedachte had ik dan wéér schuldgevoelens. Ja, sommige mensen kennen iets van emotionele chantage.
In 2009 kreeg ik in een kliniek ademhalingsoefeningen van een kinesiste, een jonge mevrouw die duidelijk wist waarover ze het had. Ze was tamelijk kordaat en stevig in haar aanpak en ik voelde direct het nut van die oefeningen. ‘k Dierf niet anders, ze was zo’n klein en kwiek medammeke met slimme oogjes.
De week daarop kwam een middelbare man de kamer in sleffen. Ook een kinesist. Die deed de oefeningen zo voorzichtig en zo zacht dat het slap en flauw leek. Ik voelde nergens druk. ‘k Werd er ambetant van, van dat wee gedoe. Precies of er kroop een slang over mijn huid. Na twee sessies zorgde ik dat ik ’s morgens de kamer uit was en dat hij me niet vond.
Tot zover mijn ervaring met massage.
Als ik nu wellness-reclames zie denk ik : zetten die masseuses wel genoeg druk? Dat het te voelen is tot ín de spieren? Want als het is om de huid een beetje te kriebelen geef ik er niet graag goed geld aan uit.
Vroeger had ik sterke vingers (door de job) en dan kon ik LM zijn schouders en rug en kuiten loswerken zonder moeite. Maar wat ik nooit gedurfd heb is masseren na een kwetsuur of bij mankementen. Dat is werk voor kinesisten, die mensen zijn beroeps en weten hoe het dan moet. ‘k Heb een ingebakken schrik dat ik de zaak zou verergeren door gebrek aan kennis. Mijn zus Tina masseerde de rug van mijn Ma. Dat heb ik nooit gedurfd. Ze nam zware pijnstillers, daardoor voelde ze niet of men haar pijn deed. Door de hoge leeftijd was ze zeer broos én er waren serieuze mankementen aan haar rug. Alles in mij zei : laat dat over aan de kinesist, afblijven van die rug. Maar Tina zit dus anders ineen.
‘k Weet niet hoe het komt maar sinds de tjiep-tjiep-tjiep-tjiep van Drs P (tekst 306) en het kuikentje van Edwin Gebruers (tekst 343) lijkt het of de piep-dingen hier vanzelf tevoorschijn springen. Hier is er weer eentje, een filmpje deze keer. Vintage natuurlijk, andere willewe-ni.
Een aantal jaren geleden las ik ergens een flitsend verhaal. Het werd verteld door de dochter. En het ging ongeveer zo :
1994 of 1995
Mijn ouders zijn bedaarde mensen en zullen zich zeker niet te buiten gaan aan overdreven snelheid of aan andere vormen van hooliganisme. Ze kwamen terug van een dag winterwandelen met de Natuurclub en ze hadden onderweg ergens halt gehouden om iets te eten. Het was later geworden dan verwacht en het was al donker.
Tijdens het rijden merkte Vader opeens een lichtflits achter zich. Was dit nu het beruchte flitsen waarover men het had? Hij reed toch niet te snel? Voor alle zekerheid loste hij het gaspedaal. Moeder werd zenuwachtig bij de gedachte aan het bedrag van de boete. "Daar gaat ons volgend etentje", dacht ze. Er gebeurde verder niks, er kwam geen politie met zwaailichten en Pa gaf een beetje gas. Een beetje maar. Enkele minuten later zagen ze opnieuw een flits achter zich. "Roger, vertraag dan toch!" zei Ma, want twee snelheidsboetes zouden een dure grap kunnen worden. "Ik rij 50 Meiske, sebiet krijg ik een boete omdat ik hier te tráág rij!"
Ze besloten de autostrade te verlaten: "Dan rijden we langs de oude baan naar huis. Dat duurt wat langer, maar daar hebt ge dat modern gedoe niet", besloot Pa. Op de afrit van de autostrade : opnieuw een flits. Drié boetes, dacht Ma, en ze voelde dat ze bleek werd. "Dit kan toch niet meer", vloekte Pa.
Op de steenweg gekomen : wéér een flits. De vierde. Pa parkeerde de wagen en stapte uit om te kijken waar die flitsers wel konden staan. Er viel niks te bespeuren. Terwijl hij naast de wagen stond : weer een flits En die kwam van de achterbank.
Wat was er gebeurd: Pa had die dag voor de eerste keer zijn nieuw fototoestel gebruikt, zo’n groot zwart ding met een kanon van een zoom vooraan en een bakbeest van een flitslamp bovenaan. Om een of andere reden was de batterij van de lamp blijven aanstaan en om de zoveel minuten ging de flits af. Pa heeft de batterij kunnen afzetten en ze reden 10 km trager dan de toegestane snelheid naar huis. Want een mens weet nooit.
Thuis vond Ma dat ze een borrel verdiend had om te bekomen van de emoties. En ‘s anderendaags heeft Pa de gebruiksaanwijzing van zijn blitse flitslamp eens grondig doorgenomen.
Waarschijnlijk circuleert dit verhaal nu nóg op hun familiebijeenkomsten. :o) EZW-02/2014, bijgewerkt
Deze foto lijkt me zo écht, niet een documentatie voor een sportverslagje ergens wel een glimp van wat vooraf gaat aan de medaille en de bloemen. Een foto die toont dat die er niet vanzelf komen. Eerst moet er gewerkt worden. Eerst komt de concentratie. Eerst ademhalen.
Mijn gewrichten vertellen me niks ivm het weer. Ze vertellen me enkel dat ik sinds 2012 de 60 voorbij ben. Vier jaar geleden kon ik nog door de knieën, zoals dat in alle rug-artikelen wordt aangeraden, om zonder de rug te belasten uit de onderste keukenkasten vlot te nemen wat ik daar nodig had. Sinds dan zijn de onderste keukenkasten de grot van Ali Baba. Er zitten enorme schatten in, maar hoe krijg ik ze er uit … Op mijn buik gaan liggen en daarna overeind zien te geraken? Nee dank u.
Weersvoorspellingen moet ik er ook niet van verwachten. Mijn stramme gewrichten dienen zelfs daar niet meer voor.
‘k Heb wel een detector nu, sinds 2009 duidelijk -eigenlijk al sinds 1955- voor de vochtigheidsgraad in de lucht en voor de graad van fijn stof. Niet tot op de komma natuurlijk, maar nog voor ik ga kijken bij ‘Luchtkwaliteit' op SenNet weet ik eigenlijk al dat er limieten overschreden zijn. En de 'laaghangende bewolking' merk ik zelfs wanneer het buiten nog donker is, ook wanneer de ramen dicht zijn.
Handig is het wel, leutig is het niet. m- EZW-02/2014, bijgewerkt
Karin is de zus van Peter.Zij woont in dezelfde straat. Haar zoontje heet Darren en was toen 5j+. Darren is elke dag na school enkele uren bij Peter & Diane. Zij hebben twee dochters. Darren is de jongste van de drie. Peter vertelt :
Ik heb zondag de veranda opnieuw geschilderd, Diane had de kleur gekozen en zij & de meisjes zouden voor de verdere inrichting zorgen. Die egale kale muren inspireren hen, zeggen ze. Zij zien hoe de veranda moet worden. Denkelijk iets Mexicaans. Ik zie niks, ik ben al blij dat het schilderwerk achter de rug is. Wie ook geïnspireerd werd, was Darren. Maandag na school heeft hij in een onbewaakt moment zijn bijdrage geleverd :
foto van ’t Net
Toen Karin na het werk haar nakomeling kwam halen, kreeg ze bijna een hartstilstand. Ze wist onmiddellijk dat de krabbels op de achtergevel van de hand van Darren waren. Zijn nichtjes zouden zoiets niet meer doen, zij zijn al tot de jaren van verstand. Diane en ik waren in de keuken, Karin kwam binnen en zei zwakjes : "Kom eens kijken naar de veranda …" Toen ik de kribbels zag hapte ik naar adem en wist ik niet meer wat zeggen. Blauwe stift op een ondergrond in oker, daar wist ik niet direct raad mee. Overschilderen? Alles herbeginnen? Zou een primer dat blauw kunnen dekken? Want zoveel ken ik er nu ook niet van hé.
Karin zei kleintjes : ik zal de verf dan wel betalen. De meisjes stonden in ongeloof te staren naar deze heiligschennis. Diane zei dat er nergens haast bij was, dat ze eerst wou nadenken. Darren leek iet of wat onwennig dat hij zoveel ongenoegen veroorzaakt had. 's Anderendaags had Diane de oplossing en ze maakte de meisjes enthousiast voor een Mediterrane aanpak ipv de Mexicaanse kleurtjes. Het zou een veranda worden met veel okers en tinten van azuur. En dat we er allemaal eens moesten over nadenken, maar dat we het zeker mooi zouden vinden.
Dinsdagavond zagen we wat ze bedoelde met oker en azuur, de kribbels van Darren waren weggewerkt, en wel zo :
foto van ’t Net
Het dessin heeft ze overgenomen van een keukenschortje dat we ooit in de Provence gekocht hebben. De meisjes waren opgetogen over het Provençaals idee en over de tekening. Karin was van een zorg bevrijd nu de kost van de verf wegviel. Ik was opgelucht dat er niet moest overschilderd worden. Bij zoveel opgewekt gekwetter en blije gezichten stelde Darren glunderend voor dat hij de rest van de muur ook wel kon doen. Nu dat weer … Ipv naschoolse opvang wordt het voor Darren fulltime bewaking. Eventueel met handboeikes.
Tot zover Peter. En dat hij zijn Diane een diplomatiek genie vindt. m- EZW-02/2014,bijgewerkt
Al vind ik botanische prenten fascinerend, plantkundig ben ik een dummy, altijd geweest. Bij heideroosje denk ik aan gejodel, of moet dat alpenroosje zijn?
Het is februari. De dagen zijn nu merkbaar langer. De krokussen komen uit. De échte krokussen, die mét blaadjes, op de afbeelding links.
Want er zijn ook krokussen zonder blaadjes. Die bloeien in de herfst. Ze heten herfsttijloos. Veel mensen weten dat. Of iedereen weet dat. Ik weet dat nog maar pas. Die krokus-zonder-blaadjes, staat bij herfsttij in de voortuinen hier beneden. In de herfst dus.
Tot vorige herfst wist ik niet dat het een totaal andere soort bloem was en ik had een beetje medelijden met die kale puntige krokussen. Zo van : ocharme, ze hebben zich van jaargetijde vergist. De seizoenen liggen overhoop en die arme knollebollekes weten niet meer wanneer ze moeten uitkomen. En nu hebben ze niet genoeg energie over om hun blaadjes groen te houden. Nu zijn het kale bloempjes. Zie ze daar nu staan in de kou, de arme, dappere sukkeltjes. En ik verzon zielige verhaaltjes die geen kind ooit mocht lezen omdat ze te droevig waren. ‘k Ken niks van planten en bloemen, maar dat belet me niet om er op los te fantaseren hé. Dank zij de benaming die ik toevallig te pakken kreeg kon ik beginnen opzoeken over die eigenaardige herfstbezoekers in de voortuinen hier beneden. 'k Heb ondertussen van alles gevonden over de bloem in kwestie. Wat een giftig plantje is die herfsttijloos zeg! Ik voel niks van medelijden nog. Gewoon ALLES is giftig aan dat schepsel! Knol, bloemen, zaden …
herfsttijloos
“De herfsttijloos bevat op basis van drooggewicht zowel in deknol als in de bloemen en zaden 0,3-1,2 % colchicine, een sterk vergif. De dodelijke dosis wordt geschat op circa 20mg.Eén zaad bevat ongeveer 4 mg colchicine.
Colchicine, een alkaloïde, is een heel oud ontstekingsremmend middel dat goed tegen jicht werkt.De therapeutische breedte hiervan is echter gering. Er is dus maar een klein verschil tussen een werkzame en een giftige dosering. Ook werd de stof vroeger bij de behandeling van kanker gebruikt. Nu wordt alleen nog sporadisch de afgeleide stof demecolcine hiervoor gebruikt.
Er was een tijd dat kinderspeelgoed vooral door de natuur werd aangereikt. In de zaaddozen van de herfsttijloos rammelen de zaden. Kinderen plukten deze zaaddozen. n°9 op bovenstaande prent Het werd dan een levensgevaarlijk rammelaartje. Soms aten kinderen de zaden en overschreden de dodelijke dosis colchicine.”
Wel … droevige verhalen over de herfsttijloos moet ik niet meer schrijven, die zijn al geschreven, door de colchicine.
In Mokpo moesten we eerst vijf dagen op hotel, omdat de accommodatie van het schip nog niet klaar was. En zo’n kasteel inrichten duurt efkes langer dan the 60minutes makeover van Vitaya.
De mannen trokken elke dag naar de werf en ik moest tot ’s avonds mijn tijd zinnig zien door te brengen. Tot mijn takenpakket hoorde boodschappen doen en ook lekkere eethuisjes vinden, want het Westers eten -of wat er in het hotel moest voor doorgaan- was niet te doen. Dat hadden we de eerste avond al mogen vaststellen. En van het Koreaans menu snapten we geen knijt. Daarom moest ik op zoek naar eethuisjes waar grote foto’s van de gerechten hingen, zodat we maar hadden aan te wijzen wat we wilden eten. Via de foto’s konden we dan de gefrituurde schotels vermijden.
Zo’n Oosterse fastfoodkeet is lekker. Streetfood bijna, snel en wel. Die eethuisjes hadden we in Singapore leren waarderen. En gezond. Lekker en gezond. Of toch niet ongezond.
Ik had het geluk zo’n eerste eethuisje te vinden op de hoek rechtover het hotel. De vrouw die het uitbaatte was zeer vriendelijk en later begreep ik waarom. Ze had me uit het hotel zien komen. Waarschijnlijk deed het haar plezier dat een gast van het hotel haar keuken verkoos boven die van het hotel, ook al waren haar tafels in formica.
Wat ik besteld heb weet ik niet meer. Iets met zeevruchten, denk ik. Toen mijn kom eten op tafel stond rook het zeer lekker en mijn wereld verkleinde tot wat er voor mijn neus stond te dampen. De Koreaanse keuken is royaal met look. foto van 't Net
Ik nam een set stokjes uit de houder en zag dat ze niet van hout waren maar van metaal. Oja, natuurlijk, dacht ik, veel beter voor het milieu dan die miljoenen houten wegwerpsticks per dag.
Toen ik ze in mijn hand hield voelde het onwennig aan … Die sticks waren afgeplat! Allemaal. Afgeplat en in glad metaal, dat werkt gans anders dan de houten stokjes waarmee ik leren eten had. In vergelijking met dit hier waren de houten sticks robuust! Ik zat te klungelen tot en met, ik hield in volle lunchtijd in mijn eentje een tafeltje van vier bezet en dan nog veel langer dan nodig of normaal. Aan dat tafeltje hadden al tweemaal vier andere klanten moeten zitten. Ik was dus een serieuze verliespost voor die mevrouw. Toen ik dat besefte werd ik daar zenuwachtig van -waarschijnlijk werd ik nog rood ook- en ik begon te zweten. Dat alles verbeterde mijn vingervaardigheid niet natuurlijk.
Toen het middagcliënteel weer naar het werk was, zat ik daar nog. Gelijk een kind dat gestraft was. En toen, toen bracht de mevrouw me een lepel. Ze legde hem neer en gaf me een bemoedigend kneepje in de schouder. Zo geen kuipjeslepel, een echte lepel, ook van metaal.
Het eerste wat in me op kwam was : 'waarom?' Waarom had ze die lepel niet eerder gebracht? Waarom had ze gewacht tot iedereen weg was? En terwijl ik mijn kom leeg lepelde viel mijn cent: gezichtsverlies! Ze wou me behoeden voor gezichtsverlies. En dát mensen-lief, dat greep me naar de keel. dat was puur Confucianisme in de kleine praktijk van elke dag : wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Dit was meer dan hoffelijkheid, dit was ziele-adel.
Ze had acht lunches meer kunnen verkopen maar ze wou me het affront niet aandoen me een lepel te brengen waar volk bij was. Achteraf bekeken lijkt mijn uitleg nogal sentimenteel. Maar op het moment zelf had ik daar geen last van, ik was danig onder de indruk. En dat was emotioneel.
Dat ik als botte westerling me van geen affront of gezichtsverlies zou bewust zijn, dat ik als barbaar misschien blíj zou geweest zijn met een lepel, ook al zat er volk bij, was een gedachte die geen deel uitmaakte van haar leefwereld. Men affronteert een medemens niet, dat was haar redenering. Dus kwam de lepel pas toen alle anderen weg waren. Plus een bemoedigend kneepje in mijn schouder.
foto van ’t Net Later heb ik lepels gekocht in de supermarkt bij het plein achter het hotel. Als souvenir. Ze worden verkocht per vijf of zeven. Een paar getal aan tafel zou ongeluk brengen. Waarom dat is, weet ik niet.
te gast bij Wim Helsen, Petra De Sutter met een fragment van Primo Levi uit Is Dit een mens Iedereen ontdekt vroeg of minder vroeg in zijn leven dat het volmaakte geluk onbereikbaar is, maar weinigen staan stil bij de tegenovergestelde gedachte dat hetzelfde geldt voor het volmaakte ongeluk. De krachten die zich tegen de verwezenlijking van die beide uitersten verzetten zijn van dezelfde aard : ze komen voort uit onze menselijke staat, die niets dat oneindig is verdraagt. Onze altijd onvoldoende kennis van de toekomst verzet zich ertegen, die we in het ene geval hoop noemen en in het andere ongewisheid over de dag van morgen; onze onzekerheid van de dood, die aan elke vreugde, maar ook aan elk lijden een grens stelt; onze onvermijdelijke materiële zorgen, die een duurzaam geluk in de weg staan, maar ook aanhoudend onze aandacht afleiden van het ongeluk dat op ons drukt en ons besef daarvan fragmentarisch en daarmee draaglijk maken.
Het verhaal begint met aanhouding van de dan vierentwintigjarige Primo Levi in december 1943. Samen met zeshonderdvijftig andere Italianen wordt hij op transport gesteld naar Polen. Tijdens de vier dagen durende reis in de goederentrein gaan de deuren niet open. Telkens wanneer de trein stilstaat roepen de uitgeputte reizigers om water, “al was het maar een hand sneeuw” maar ze krijgen maar zelden wat. Aangekomen in Polen worden de arbeidsgeschikten en arbeidsongeschikten van elkaar gescheiden: zesennegentig mannen en negenentwintig vrouwen werden arbeidsgeschikt bevonden. Zij werden in de kampen van Buna-Monowitz en Birkenau tewerkgesteld. De anderen leefden twee dagen later niet meer. “Zo verdwenen, in één verraderlijk ogenblik, onze vrouwen, onze ouders, onze kinderen.” In de volgende hoofdstukken beschrijft Primo Levi het leven in het kamp. De afnemende levenswil, het systematische kapot maken van de menswaardigheid en de in het wrede overlevingskamp afstervende solidariteit onder elkaar nemen iedere hoop weg. Levi laat zien hoe mensen onder zulke extreme omstandigheden teruggaan tot de essentie van overleven. Op een gegeven moment wordt Levi ingezet als chemielaborant in Kommando 98 (het Chemisch Kommando). De betere arbeidsomstandigheden en een behulpzame landgenoot beschermen hem voor de directe ondergang. In de nacht van 17 op 18 januari wordt het kamp voor de steeds dichterbij komende Russen geëvacueerd. De zieken, waaronder Primo Levi, blijven achter. Tijdens de evacuatiemars bezwijken bijna alle gevangenen. Van de ongeveer 600 Italiaanse joden, die een jaar daarvoor gedeporteerd werden, is Levi één van de weinige overlevenden.
met stokjes leren eten Het is een paar jaren geleden dat ik het nog gedaan heb, maar met stokjes eten lukte ooit tamelijk. En na verloop van tijd ging het zelfs vlot.
‘k Heb het moéten leren. In sommige uithoeken van de Oosterse wereld is gewoon geen Westers bestek beschikbaar. Kantines van werven, eethuisjes in havengebied, eterijen in woonwijken waar geen toeristen komen … dat soort locaties. Daar zijn enkel stokjes als eetgerei. En zo’n diepe lepel.
De eerste keer zat ik tamelijk te sukkelen en ik vroeg me af hoe ik zo dom had kunnen zijn om geen eigen bestek op zak te hebben.
Toen dacht ik : flut, als de kinderen hier het kunnen, moet ik dat ook kunnen. Eten met stokjes kan toch niet moeilijker zijn dan piano spelen. Ik kan geen piano spelen, maar die kinderen waarschijnlijk ook niet. Zodus : oefenen. Met stokjes.
‘k Nam zo’n setje wegwerpstokjes mee naar boord en in de cabine oefende ik met kleine stukken oppikken : een potloodslijper, een doosje nietjes, gommen. Met de potloodgom gaat het vlotter dan met de inktgom. Onthou dat, voor ’t geval ge ook wilt oefenen. Toen ik zoiets kleins als een pindanootje kon nemen met stokjes had ik dat van blijdschap onmiddellijk willen laten weten aan iedereen aan boord. Desnoods via de intercom, de algemene omroep. Gelukkig kon dat niet.
Het enige waar ik in het Oosten nog danig last van had was het geslurp en het gesmos met de pastaslierten in de soep. Dan nam ik de lepel erbij. De plaatselijke bevolking zo niet, die slurpte kordaat de slierten naar binnen, maar voor mezelf wou ik een lepel. Zo’n diep kuipje op een steel, zo’n lepel waar men met de bovenlip induikt en die dan brandt aan de hete bouillon. Ooit (in de 70s?) waren die lepels hier in de mode, porselein met rijstkorrels in verwerkt. Baardige jongens met snorren waren er zo geen fan van. In de kleine eethuisjes alginder zijn die diepe lepels niet in porselein maar in hard plastic. 'k Vond dus van mezelf dat ik met stokjes kon eten. Tot in 2005.
LM werd opgeroepen door de rederij om mee een schip van de werf te halen, deze keer in Mokpo, Korea. En ik mocht mee. Deze keer moest ik niet overkomen na de eerste lading, ik mocht mee van in het begin, voor de oplevering en de maidentrip. Eigenlijk was het geen oplevering, wel de overname van een gloednieuwe tanker van een failliete boel.
Dat is ook een verhaal apart. Chrysanthemum heette het schip en de reder kon het niet betalen. Dat ze onder Bahama-vlag (Nassau) wilden varen zegt al veel over het soort rederij. Dus onze rederij kocht het schip over en zo belandden LM en ik -plus later nog veel andere mensen- op een scheepswerf in Korea. ’t Is iets anders dan aanmonsteren in een haven, een to-táál andere sfeer.
En die Koreaanse stokjes, wel daar was iets mee. Met dat schip ook, maar ‘k had het over de stokjes. Daarover morgen meer.
te gast bij Wim Helsen, Peter Adriaenssens met een fragment uit Bod Pa, van Anton Quintana ‘Ben jij nooit bang?’ ‘De laatste jaren niet meer waar zou ik bang voor zijn?’ ‘De dood.’ ‘De Dood.’ Bod Pa zweeg even en in de stilte leek hij twee keer zo breed geworden. Hij zat daar roerloos achter de rook als een massief rotsblok. Toen hij weer begon te spreken had hij een andere stem. Hij klonk heel ernstig, maar ook luchthartiger dan ooit. ‘Misschien is het tijd, pelgrim, om het eens over de dood te hebben. Jij bent er veel mee bezig. Jou wacht nog een teleurstelling als het eenmaal zover is. Zie je, de dood is een uitgedoofde kaars, meer niet. Het licht is een wonder, maar het uitdoven is niets. Sterven is alleen afschrikwekkend voor wie niet echt geleefd heeft. Wie ongebruikt sterft, kan er vrede mee hebben, ook al omdat we toch maar aftakelen en seniel worden. Ik vreesde de dood minder dan de ouderdom, en kijk eens aan, ik ben toch oud geworden. En de dood is iets nieuws, hé? Doodgaan heb ik nog nooit meegemaakt.’ uit Het boek van Bod Pa, 1995, van Anton Quintana
Emma, hardloopster Alle kleinkinderen zijn biezonder maar sommigen hebben een hobby die meer in het oog springt dan andere. Omdat er volk staat op te kijken, of omdat er publiek in de zaal zit. Of omdat de pers al eens langskomt …
Hobbies van lange adem. Het (klein)kind moet niet alleen de fysieke geschiktheid en het talent hebben voor viool of atletiek, of/of/of, er moet ook de taakgerichtheid en de volharding zijn. Karaktervastheid, werd dat vroeger genoemd. Want trainen en oefenen en repeteren geven niet elke keer evenveel voldoening. Er zijn momenten en periodes van frustratie ook. En dan vliegen die bladmuziek of die loopschoenen daar … Niet elk kind heeft al jong de notie van uitgestelde voldoening. Het moet op weg naar die voldoening een beetje aangenaam leven blijven ook.
Het is een geruststelling natuurlijk, als ze de loopschoenen of de bladmuziek zelf oprapen. Als Oma is men met die kleine dingen ook al blij, ’t is misschien al een blijk van karaktervastheid.
En dan is het moment daar dat het er op aan komt. Het moment vlak voor het optreden / de wedstrijd. Focus en concentratie. Zijn er innerlijke rituelen ? Prevelen ze een mantra ? Raken ze in een cocon van stilte door de opwarming ?
Het is intens om mee te leven, dat moment vóór het gebeuren. Ze met rust laten en meeleven, wat kan men meer doen. Op het juiste moment afdrukken, vastleggen, dat één stil moment van focus en concentratie vastleggen.
een rustige ochtend, een week na Valentijn 2012 ‘k Had oorknoppen gekregen,ontworpen door ene Stephanie Simek en gemaakt van kristalsuiker. Zoeter kan het niet. De romantische zot, dat hij aan zo’n gadgets geld geeft … Of zou het de insuline zijn die gekozen heeft?
Een week later : 07h50-paniek (mét gil)! 'k Had gedoucht met de oorknoppen nog aan!
- Ze hebben het warm water overleefd, zei ik, slapjes van opluchting. - Ze zijn geplastificeerd, suste LM.
Dat zegt hij nu pas, de zot! Hij weet toch hoe slecht dat is voor de bloeddruk, zo schrikken! Opeens was het ontnuchterend duidelijk : hij suiker, ik bloeddruk ... we zijn geen 20 meer.
te gast bij Wim Helsen, Jan Peumans met een tekst van de Dalai Lama Liefde en mededogen
Mededogen en liefde vormen het fundament van alle spirituele wegen.
Daarom is de beoefening van verdraagzaamheid of geduld zo belangrijk, omdat we alleen door ons geduld te oefenen de belemmeringen kunnen overwinnen die mededogen in de weg staan.
Mededogen kan ruwweg worden gedefinieerd als een bewustzijnstoestand die geweldloos is, niet schadend en vrij van agressie.
Nu is het soort mededogen dat je voelt voor je vrienden, je vrouw en je kinderen, in wezen geen echte mildheid. Het is gehechtheid. Zo’n vorm van liefde kan niet oneindig zijn.
Als je liefde en mededogen voelt voor alle bewuste wezens, vooral voor je vijand, is dat werkelijke liefde en mededogen.
Liefde, mededogen en verdraagzaamheid zijn geen luxeartikelen, maar eerste levensbehoeften.
Liefde en mededogen – De kracht van het mededogen – Open je hart – Dalai Lama
“Professor Jeroen Raes van de V.U.B. en groepsleider bij het Vlaams instituut voor Biotechnologie ontdekte dat er slechts drie soorten darmflora bestaan voor de hele wereldbevolking. Het tijdsschrift Nature noemde het een van de 10 belangrijkste ontdekkingen van 2011.”
slechts drie soorten darmflora
Slechts 3. Dat verklaart waarschijnlijk de geduchte turista. Of het duidt een oorzaak aan waarom de westerling er zo vatbaar voor is: wij hebben niet de juiste darmflora voor avontuurlijk voedsel. Heelder filmploegen kunnen daar van meespreken. Documentaires brengen niet álle grandeur van de natuur in beeld.
Zodus, wanneer een reportagemaker/ster het nog eens zweverig of diep-menselijk (kan ook, diep-menselijk) heeft over een confronterende ontmoeting met zichzelf in de savanne, de jungle, de brousse, de steppe, de prairie, de poesta … wil dat gewoon zeggen : ze hadden dagen lang met de hele ploeg turista.
dat heb ik me ook al afgevraagd, wie zorgt voor de zorgverlener Alle bekommernis en belangstelling gaat naar de zorgbehoevende, waar blijft de steun voor de zorgverlener. De vermoeienis is er continu, de oververmoeidheid sluipt binnen. En dan wordt het gevaarlijk, het volgende stadium is uitputting. De zorgbehoevende krijgt gewoonlijk de steun die nodig is, maar of de zorgverlener intíjds ondersteuning krijgt, dat is niet altijd even duidelijk. Ondersteuning met praktische zaken, bedoel ik.
Er is het verhaal over VL, het betrof geen jarenlange zorg. Wel een paar maanden. En op het einde werd het zwaar. Een van de keren dat LM en ik luide woorden hadden ging het daarover, over ondersteuning van de zorgverlener. Ik wou absoluut bij VL zijn, om te zien of ze wel genoeg at, hoe het met haar ging. Haar tante was stervende. Thuis. VL en haar tante verschilden maar 15 jaar. De tante had zelf geen kinderen en was de jongste zus van de moeder van VL. De tante was ook de meter van VL. Zij hadden een tamelijk hechte band.
- Wat kunnen wij daar gaan doen, vroeg LM. Daar is toch volk genoeg. Hij bedoelde de verpleegkundige en de verzorgster en de huisarts. Maar dat was het nu juist! Er was begeleiding voor de tante! Voor de tante werd gezorgd! Door een ganse ploeg!
Wat ik wou weten en met eigen ogen wou zien was wat ik kon doen voor VL. Wie zorgt voor VL? - Wat gaat ge doen? Haar boterhammen smeren? - Ja begot! Ja verdomme! Ik ga haar boterhammen smeren, anders eet ze misschien niet! Is dat zo moeilijk om te snappen! (dit is de beschaafde en ingekorte versie van wat ik toen allemaal geantwoord heb) LM bond in en we reden naar het huis van de tante. Daar hebben we ons zachtjes ingevoegd in de gang van zaken.
Het begon met thee maken, want VL drinkt geen koffie. Voor de mensen die over de vloer kwamen stond wel koffie klaar in de keuken, maar waar was haar thee? Na twee uren zag ik en wist ik dat ik een paar dagen zou blijven. Voor VL was dat allemaal goed, logistiek was op dat ogenblik de minste van haar bekommernissen. ‘k Heb LM om boodschappen gestuurd. ‘k Heb bouillon gemaakt en ik heb VL een taske doen drinken. Ze verdween weer naar de kamer. ’t Is te zeggen, naar het bureau. In het bureau stond het ziekenhuisbed met de tante. Af en toe stopte ik VL een taske bouillon in de hand en een boterham in hapklare partjes gesneden wanneer ze uit de kamer van tante kwam. Wanneer de verpleegster er was.
VL nam het waken heel serieus. Bijna letterlijk. We hebben de tweede matras van de logeerkamer naar beneden gehaald en bovenop de eerste gelegd. Zo lag VL hoger. Dat vond ze belangrijk. Dan kon ze tante beter zien. Ik logeerde in de woonkamer op de sofa. LM was thuis wat kledij & spul voor mij gaan halen en daarna heb ik hem terug naar huis gestuurd. Negen dagen later is tante gestopt met leven. Het was alsof VL wakker werd. Ze deed wat moest gedaan worden, rationeel en georganiseerd. Ze had het allemaal zelf weer in handen. Zo zag ik dat ik naar huis kon.
Al bij al ben ik maar twee keer in de kamer van de tante geweest. Een keer met de matras en later een keer om de mensen van de ondernemer binnen te laten omdat VL toen efkes boven was. Dit was in ’99.
Wanneer ik er aan terug denk, vind ik nog altijd dat ik er moest zijn voor VL. De was doen, zorgen dat ze af en toe een douchke nam. En maken dat er op tafel kleine maaltijden hapklaar gereed stonden telkens de verpleging in de kamer aan het werk was. Dat was het ongeveer, zorgen voor lichte maaltijden en voor gewassen kledij. En VL in het oog houden, of ze iets nodig had.
als ge ’t kind maar een naam geeft Een jonge vrouw was bevallen van een dochter en hield moe-en-gelukzalig dat wondertje in haar armen.
- Hoe gaat ze heten? vroeg de vroedvrouw. - Chlamydia, antwoordde de kersverse moeder ingetogen.
De vroedvrouw en de verpleegster keken mekaar aan.
- Hoe komt ge bij die naam? vroeg de verpleegster voorzichtig. - Gewoon, glimlachte ze sereen, gelezen op een van die posters die bij de gyneco hangen.
Er werd weer een blik gewisseld tussen de dames.
- Dat is wel de naam van een SOA hoor Meiske, deed de vroedvrouw vriendelijk. - Van een wat? - Van een seksueel overdraagbare aandoening, verduidelijkte de verpleegster - Ach, wuifde de jongedame dromerig glimlachend, wie weet dat soort dingen …
een vriesverhaal, dat jaar vroor het in februari Zaterdagmorgen stond Opa Jos in alle vroegte gelaarsd en gespoord gereed om door de sneeuw naar de krantenwinkel te gaan, want er was een DVD van Gaston & Leo bij de krant en voor twee euro en wat centen kan men die niet laten liggen.
Oma Brigitte vroeg hem ook wat charcuterie voor het ontbijt mee te brengen en een potje plattekaas voor De Kleine.
Jos begon aan zijn sneeuwexpeditie en kwam terug met de krant, de DVD, charcuterie voor drie dagen en potten plattekaas voor een week voor het geval ze op 2 hoog zouden ingesneeuwd geraken. Men is een goede opa of men is het niet.
De Kleine zat al in zijn stoel, Brigitte ging douchen en Jos bereidde met slabbetje en keukenhanddoek het terrein om de Kleine een boterham met plattekaas te laten eten.
Liefst had hij ook de meubelen afgedekt, kwestie van de ravage te beperken, maar dat deed hij wijselijk niet omdat Brigitte dat overdreven vond. Omwille van de kleinzoon was ze dan in haar eer gekrenkt, wat Jos dan weer overdreven vond.
Toen Brigitte uit de badkamer kwam zag ze dat Jos de Kleine een boterham met confituur liet verhakkelen. - Hoe? Ge had toch plattekaas bij? - Ja, zei hij en hij keek tamelijk ongelukkig. Maar die is in 't naar huis komen verdekke bevroren. - Bevroren? In dat eindje? Dat roert ge toch efkes glad, deed Brigitte. - Dat lukt niet, zei Jos, de bollekes willen niet weg. - Bollekes? Kaas bevriest niet in bollekes.
Ze ging naar de keuken, kijken naar de 'bollekes'. Jos bleef aan tafel om de kleine enthousiasteling in het oog te houden.
Hij hoorde haar lachen: - Jos? - Ja, ... - Die bollekes ... - Ja? - Ge hebt ricotta meegebracht!
De kleine van toen heeft ondertussen zijn communie gedaan en de vrieskaas heet nu gewoon ricotta.
“Ik vind de gsm een van de beste uitvindingen. Men kan er alles aan kwijt zonder opdringerig te zijn zoals met de vaste telefoon. Een smsje kan geruisloos binnenkomen, men leest het wanneer men wil of er tijd ervoor heeft. Vele malen per dag /week ontvang ik smsjes en worden zo nieuwsjes, vragen, antwoorden gegeven, afspraken gemaakt of geannuleerd. Zit men ergens in panne : sms naar betrokken hulpverleners, garages , thuiswacht enz. Ik zou hem niet meer willen missen.” MvS.
SMS is veel minder opdringerig dan telefoon, dat vind ik ook. Of een telefoongesprek nu via een mobiele foon gaat of via een vast toestel, bij telefoneren veronderstelt en verwacht men, eist men bijna van de aangeroepene dat die tijd heeft of onmiddellijk tijd zal maken om dat gesprek te voeren, hoe kort ook, en gelijk waarmee zij of hij bezig is.
Telefoneren houdt in dat men van de andere verwacht dat die laat vallen wat valt en onmiddellijk aandacht besteedt aan de oproeper, zoals een jong kind aandacht mag eisen. Alleen, we zijn geen kind. Wij kunnen wachten ter gelegener tijd.
Sinds de alternatieven bestaan (SMS en mail) vind ik telefoneren tamelijk intrusief geworden. Het is helemaal niet meer nodig om binnen te dringen in het dagelijkse tijdsbestedingen van iemand. Als ik wil bellen zend ik liefst eerst een mailtje of een SMS : oké als ik vanavond bel? 21h?
Dit geldt enkel binnen de privésfeer natuurlijk. Dat het er voor zakelijke gesprekken anders aan toe gaat, spreekt vanzelf.
Tina Sue Nanjing, China – ten Noord-Westen van Shanghai
De tekst bij het filmpje :
“De Belgische biercultuur staat misschien ver van de traditionele Chinese cultuur. Maar toch heb ik dit kleine biercafé geopend, om mijn passie voor Belgisch bier te delen met mijn vrienden. Ik proefde voor het eerst Belgisch bier in Shanghai, samen met vrienden. Toen ik het bier proefde vond ik het erg bijzonder en complex van smaak. Dat is zoals met parfum, er is een lage noot, een middelnoot en een hoge noot. Ik vond het uitzonderlijk en het verraste me. Nanjing is een stad waar traditie en vooruitgang samenkomen. Belgisch bier en de Chinese theecultuur hebben veel gelijkenissen. Er zijn ook verschillende theepotten en theesets in de Chinese theecultuur. Zo hoort ook elk bier in een eigen glas.
Ik respecteer de Belgische biercultuur. Deze traditie geef ik door aan mijn klanten. In de ogen van mijn vrienden ben ik anders dan de anderen. Ik ben nogal ondernemingsgezind, ik doe de dingen zoals ik het wil. Ik leg vaak aan mijn vrienden uit hoe je Belgisch bier moet drinken.”
“Belgisch bier is lekker en ik bedank Florentina om het naar China te brengen.”
“Het belangrijkste wanneer je Belgisch bier drinkt, is een goed humeur. Of je het nu alleen drinkt of met vrienden op een picknick.”
picknick in het park “Er zijn 1,3 miljard Chinezen, maar ik kan voor elk van hen een goed bier vinden. Er zijn zoveel Chinezen die van Belgisch bier houden, daar mogen jullie gerust fier op zijn.”
Florentina / Tina Sue, Nanjing Het filmpje is wel ondertiteld, maar ‘t is toch heel plezant om onze Belgische bieren te horen bejubelen in ’t Chinees daarom, klank aanzetten, http://www.youtube.com/watch?v=2vcTA2KEvks 02min14
Zelf hebben ze ginder een heel lekkere pils : Tsingtao, ook in België verkrijgbaar, zowel in blik als in flesje.
Wie pils lust kan misschien eens eentje proberen. Tsingtao lijkt op wat op Tuborg of Carlsberg, de edelpilsen die trendy waren in de jaren 70 en later.
klein grut bezighouden De krokusvakantie is bijna gedaan. Zelf zijn LM en ik daar niet meer bij betrokken, want het klein grut is op. En we hebben hier nog een halve kast met klein speelgoed. Die had ik eigenlijk al eens mogen leegruimen, alle kinderen in de familie hebben ondertussen hun rijbewijs, dus ander speelgoed. Hun wereld is verruimd. Ze doen nu stages in gebieden waarvoor ik Google Earth nodig heb om ze te vinden.
Het speeltuintje in het Hagelkruispark raakte in verval en is nu weggeruimd, de kalfjes in de wei ernaast zijn al jaren weg en in de Stad zomaar wat gaan tramrijden doen LM & ik ook niet meer. We missen de onbevangen commentaren en de kinderkijk op wat er tijdens de rit te zien is.
In onze buurt is niet veel om logeetjes bezig te houden. Voor het havengebied waren ze toen nog wat jong, dus moesten we andere buitenbezigheden vinden. Zo werd het boodschappen doen opgesplitst, we deden één boodschap per keer.
Naar de bakker gaan : allebei mee om te helpen dragen. Op voorhand werd overlegd welke koek men zou kiezen: met rozijnen of met chocolade. Of nog een andere? Het werd telkens één van elk natuurlijk en de helften werden geruild, maar daarover moest wel elke keer eerst uitgebreid gepalaverd & onderhandeld worden met hoge kinderstemmetjes.
De meisjes wonen in een zeer landelijk gebied en kennen van elk huis binnen hun blikveld alle bewoners bij naam. Wij wonen in de verstedelijkte rand en zij dachten toen dat wij ook van elk huis alle bewoners kenden. En hier staan de huizen zij aan zij! In hun ogen scoorden LM en ik zeer hoog qua burenkennis.
Onderweg naar de bakker werd bij een willekeurig voortuintje op hun vraag - En wie woont híér? een verhaal gestart. Over een verloren katje dat gered werd door een man met dikke bottinnen.
Met een beetje geluk konden de avonturen van het katje duren tot bij de bakker. Daar stond die keer een klant-dokwerker aan te schuiven met werkschoenen aan! Dikke bottinnen! Dus mijn verhaal was wáár! Aan de open mondjes zag ik dat ik gestegen was in hun achting. De held in kwestie dierven ze gelukkig niet aanspreken over het verhaal.
Die kip wilden ze zien : aanbellen! - Maar Meisjes, die mensen kennen ons niet, wij zijn te vaak op zee … - Hoe weet gij dan van hun kip? - Omdatteuh … omdat het in de Gazet van Antwerpen staat.
In de Gazet van Antwerpen stonden alle dingen over Antwerpen, over chocolade handjes en over katjes en kippen en botinnen ... De dingen die wij hen vertelden. Ooit hebben LM & ik heel die krant heruitgedacht. Nooit een cent voor gezien.
want die mist is definitief Vandaag heb ik opnieuw 'anders' gekust. Als jong kind was deed ik het ook zo, om het mezelf makkelijk te maken toen op die volwassen gezichten met oren als handvaten.
Laat mij u deelgenoot maken van deze herwonnen vaardigheid: niét wisselen van wang naar wang. Nu doe ik het opnieuw zo omdat wisselen van wang naar wang te belastend voor de nekwervels van de persoon in kwestie.
Vandaag kuste ik dezelfde wang zachtjes vier keer ipv drie en dan zei ik dat ik die vierde zoen tegoed hield als wisselgeld. Wat geen steek houdt. Ha. Wat vind ik mezelf grappig op zo'n moment.
Ik smak de kus ook niet meer zomaar neer. Ik plaats nu iedere kus zachtjes op de juiste plek tussen kaak- & jukbeen. Zodat er duidelijk vier zachte zoenen geplant worden.
En dan zeg ik rustig tegen het oor wie ik ben. Want de mist daarbinnen boven dat oor, die is definitief.
DIËTEN, of van voedingsgewoonte (moeten) veranderen, is een gedragswijziging waarbij de betrokkene welwillend omgeven wordt met geschreven of gesproken raadgevingen, begeleid wordt door deskundigen -die zich daar al dan niet voor laten betalen- en wier voornaamste bekommernis het is de betrokkene te laten weten dat diëten geen pijn doet. Dat diëten geen vasten is.
Er zijn immers drie hoofdmaaltijden en drie à vier tussenmaaltijden, die elk moeten dienen om het hongergevoel te vermijden kwestie van te voorkomen dat men bij de volgende hoofdmaaltijd begint te bunkeren. Diëten is Anders Eten, zonder zich fysiek iets tekort te doen.
Psychisch wordt men begeleid en na een struikeling wordt men opgetild en volgetoeterd met peppraat. Met wordt omringd met goede raad in overdaad.
Besluit: ook al lijkt een dieet een calvarie, 1/ diëten = blijven eten 2/ het mag géén pijn doen en 3/ er is altijd steun of compensatie in het vooruitzicht.
VASTEN is zichzelf bewust & gewild iets ontzeggen zonder dat er iets tegenover staat. Dus niét uit spaarzaamheid omdat het crisis is of omdat andere bestedingen knipogen, niét opdat men zou afslanken & wegslinken en zich beter in 't vel zou voelen, niét omdat moet van de huisarts ivm BMI, de cholesteroll of het suikergehalte. Dat telt niet als vasten. Wanneer er een compensatie in het vooruitzicht is, telt-het-niet.
Gezond & sober eten is geen equivalent van vasten. Gezond & sober eten is gewoon gezond & sober eten, met welgevoelen in het vooruitzicht. Diëten is niet meer dan dat.
Vasten is zichzelf iets ontzeggen zonder compensatie enigerlei, rechtstreeks of onrechtstreeks, nullerlei. Vasten heeft iets spartaans.
Voor godsdienstige en voor religieuze mensen heeft vasten zeer zeker nog andere dimensies maar persoonlijk hou ik het op een oefening in soberheid of een oefening in karaktersterkte. En natuurlijk evenzeer zónder dat daar een compensatie tegenover staat. Tenzij, in mijn geval dan, een soortement voldoening. IJdelheid, ja 'kweetet …
Zichzelf iets ontzeggen. Vrijwillig en bewust. En 't mag prikken. Wat zou voor mij vasten zijn? Wat zou ik mezelf ontzeggen, wat zou prikken in mijn comfort? Oefening in karaktersterkte, - ikke - houduvast:
Veertig dagen geen TV hebben aan staan. 'k Kijk niet echt, maar ze moeten wel allebei aan want ik luister. De TV'tjes uitzetten? Veertig dagen? Geen nieuwsberichten, geen duidingsprogramma's. Zowel in de woonkamer als hier in het bureautje een muur van stilte.
Lezen. Veertig dagen geen boek of tijdschrift lezen. Dán loop ik met mijn hoofd tegen de muur.
Veertig dagen zonder blog. Juicht niet, dat gebeurt toch niet. En veertig dagen zonder Internet? Dat gebeurt al helemaal niet.
Alhoewel, geen TV, geen boeken of verplichte lectuur, geen Net … Die stilte, hoofd helemaal leeg. Een Zee van Stilte. 't Klinkt wel verleidelijk hé die rust, back to basics. Neenee, niks van. Oefening in soberheid? 'k Zen nog niet voldoende. Niet voldoende om veertig dagen te overbruggen, bedoel ik.
Chapeau voor mensen die willen vasten, want van vasten wordt men niet onmiddellijk of direct 'beter'. Misschien enkel ruimer. Maar ik nog niet.
te gast bij Wim Helsen, Jan Delvaux met een tekst van Marcel Vanthilt
Ik sta scherp Ik sta scherp
Sirenes, sirenes, ik hoor ambulances De diplomatie, ze rijdt met zwaantjes Signalen, signalen ik moet ze halen Cassettes, cassettes – cassettes vol trompettes
Ik sta scherp Ik sta scherp Ik sta scherp
De middelmaat is stil En de ondergrond is kil De elite mist de spil Ik zal fluiten, naar hun koppen spuiten
Over Jan Delvaux : Volgens Bart Peeters weet hij meer over Belgische popmuziek dan Wikipedia. Jan Delvaux (1962) is op jonge leeftijd in een vat met BelPop-verhalen gevallen. Hij fabriceert er theater, radio, televisie en boeken mee.
Valentijnsdag is normaal een hoogdag voor de afzet bij chocolatiers, parfumeriezaken, intieme restaurants en bloemisten. Maar niet vandaag! Neen! Vandaag is het zaterdag en weekenddag dus huisgezinnetjesdag. Het weekend is immers voor de huwelijkspartner.
De weekdagen, de werkdagen zijn voor la p'tite amie volgens de tijdelijk relationeel monogamen, zij die tussen twee weekends buiten de pot pissen.
Wat dit te maken heeft met 'een eenzame uitnodigen'? Ik zal het jullie vertellen. Vanavond komt Mariette bij ons langs. Wij nodigen haar regelmatig uit, meestal in het weekend. Mariette is zo'n p'tite amie, nou ja eerder een vieille amie. In haar geval kan je moeilijk van maîtresse of minnares spreken, eerder van een steunzool. Altijd uitlaatklep, opvanghuis, hemdenstrijkster, hondenbewaakster tijdens de vakanties en city-trips, onbezoldigde oppas voor de kinderen van zijn kinderen.
Inderdaad! Gans de familie heeft weet van het bestaan van Mariette. Het deert hen niet, niet meer. Vroeger was er ooit een ietsje heibel binnenskamers. Vroeger da's veertig jaar geleden. Vroeger da's de tijd toen Mariette nog dromen had, toen zijn woorden nog klonken als hemelse muziek. Jarenlang heeft de sukkel zich opgetrokken aan die twee woordjes van hem: GEDULDen OOIT…
Na vele jaren, nog meer grijze haren en liters tranen besefte ze dat OOIT eigenlijk NOOIT inhield. Of we dan al die tijd op haar niet hebben ingepraat? Haar geen spiegel hebben voorgehouden? Natuurlijk wel twintig jaar lang, ons suf gepraat. Geen avance. Onze messen sneden niet op iemand als Mariette. Vijftien was ze en hij was haar eerste grote liefde. Bakvissengedoe dat waanzinnige proporties aannam.
Hij ging naar de unief en zij ging tikles nemen bij Meysmans. Hij koos voor een huwelijk met een welgevulde effectenportefeuille, zij werd typistje in zijn makelaarskantoor en bleef hem trouw want Mariette had geduld en ooit …
Toen kwamen zijn vier kinderen en hun studies en hun verlovingen en hun huwelijken en nadien de kinderen van zijn kinderen, maar ooit, ooit …
Daarom komt zij vanavond langs, voor haar heet dat eventjes 'ontsteken'. Wij zijn van de weinigen die haar levensgeheimen kennen en bovendien, Mariette praat zo graag. Niet zozeer over hem, alleen over die andere, die rond deze tijd vijfendertig had moeten zijn.
Juist, had moeten zijn en zij, Mariette, heeft hem of haar die kans ontnomen. Overwegend uit liefde, die waanzinnige alles opofferende liefde van haar. Deels uit angst, de dwang was té groot. Het was hun eerste buitenlandse reis samen. Zwitserland! In dat steriele privékliniekje heeft ze de zin van haar leven achtergelaten. Daar gaan wij deze avond over praten, de zoveelste keer al …
TP Valentijn 2009 - TiTiPoes - bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur - de illustratie is van John Holcroft, UK
te gast bij Wim Helsen, Caroline Pauwels met een tekst van Sándor Márai 'Ik zou graag willen weten' vervolgt hij zo zacht, alsof hij bang was dat iemand achter zijn rug stond en zijn woorden afluisterde, 'wat jouw mening hierover is. Denk jij ook dat het leven geen andere zin heeft dan de passie, die op een dag ons hart, onze ziel en ons lichaam doordringt, en dan eeuwig blijft branden, tot de dood? Wat er intussen ook gebeurt? En dat we, als we dat hebben beleefd, we niet voor niets geleefd hebben? Is passie zo diep, zo wreed, zo groots, zo onmenselijk. En geldt zij misschien niet eens voor een persoon, maar voor het verlangen zelf? Dat is de vraag.' Gloed - 1942, Sándor Márai
taak voor school : schrijf een brief aan god Morgen begint de vasten en mag er zoal eens iets besproken worden met god. Want sinds Kerstmis is er allerlei gebeurd waarvan hij op de hoogte gesteld moet worden. De feiten op tafel :
Beste God, Dank u voor het klein broertje maar ik had gebeden voor een klein hondje. Joyce
Dit meisje denkt dat bidden een soort bestellen is, god is de opper-Amazon en de hemel ziet er uit als het magazijn van de kerstman, maar dan anders :
In die overvloed van aanbod kan al eens een vergissing gebeuren.
En god kan niet overal tegelijk aan denken, mama kan dat ook niet zegt ze. Zo kwam er dat klein broertje ipv het klein hondje. Joyce is daarover niet boos op god hoor, maak ik op uit haar briefje. Ze bedankt hem zelfs beleefd voor het broertje. Dat pleit voor haar, zij is waarschijnlijk een verduldig meisje. Maar ze wou het god toch efkes laten weten dat er een vergissing gebeurd is.
Joyce heeft zich intussen verzoend met de aanwezigheid van de nieuweling en wat het hondje betreft , wel … wat niet is kan komen hé. Daarom blijft ge best vriendjes met god, want men weet nooit. Dat is zeer schrander van Joyce, iets in die aard dacht Blaise Pascal ook al, in 1669. https://nl.wikipedia.org/wiki/Gok_van_Pascal
te gast bij Wim Helsen, Michaël Borremans met een tekst van Jan van Rheenen uit 1964
Zowel in America als in Duitsland vervaardigt men sinds enige tijd halsbanden met een ingebouwde apparatuur die de africhter in staat stelt met een klein en zeer licht draagbaar zendertje de hond op een afstand een lichte elektrische schok toe te brengen. Een dummy halsband van precies hetzelfde gewicht maakt het de hond onmogelijk er achter te komen wanneer hij wel en wanneer hij niet een dergelijke correctie kan verwachten. Deze apparaten zijn echter zo duur – de Duitse komt op ongeveer 900 mark, de Amerikaanse op rond 180 dollar – dat aanschaffing hoogstens in verenigingsverband kan plaatsvinden. De reikwijdte bedraagt ruim 600 meter. Meer kennis van uw hond, 1964 - Jan van Rheenen
Hieronder het relaas van een blind date, anno ‘60s. Op sommige plaatsen bestond het allemaal nog.
een blauwtje met wederzijdse toestemming Toen ik 15 was, hadden de moeder (weduwe) van een jongen en mijn vader besloten dat hun kinderen samen zouden trouwen. Rond die leeftijd hechtte ik daar niet veel belang aan, vermits ik toch geen voet mocht buiten zetten, en dus onmogelijk aan een vriendje kon geraken. Wat zeg ik : ik hoefde niet aan een vriendje te geraken, ik was al uitgehuwelijkt. Vanaf mijn 17de begon die 'keus' te knagen : het kon toch niet dat ik zou moeten trouwen met iemand die mij opgedrongen werd ? Rond mijn 18de -die jongen zat toen op unief- moest ik eens meegaan om kennis te maken. (1961)
Daar zaten we dan : mijn ouders, die moeder, die jongen ('k ben zijn naam zelfs vergeten) en ik. Na de koffie deden we allemaal samen een lange wandeling. Hij woonde in Knokke.
Tijdens die wandeling kregen we de kans met elkaar te praten. Ik waande mij in de 19de eeuw. En toen vertelde die jongen mij heel braafjes en zich excuserend, dat hij de wil van onze ouders niet zou nakomen, omdat hij iemand had leren kennen. Wat een opluchting : toen ik hem vertelde dat ik het zelf ook niet zag zitten, leek hij opgelucht.
We babbelden over vanalles, tot grote vreugde van mijn ouders en die moeder, die toen helemaal niet wisten wat we gezegd hadden.
Grote ontgoocheling, toen we naar huis gingen : ondankbaar wicht, een huwelijk met zo’n goeie kandidaat weigeren ! Een hele periode wrevel thuis.
Nu komt het : ik ben maar beginnen uit gaan vanaf mijn 22ste, want eigenlijk was dat verboden van thuis. En van iedere jongen die mij ooit thuis zou komen afhalen, eiste mijn vader de naam en het adres.
Dan telefoneerde hij naar de pastoor van die parochie, om inlichtingen in te winnen.
Van mijn ouders kreeg ik de keuze tussen huwen met iemand die zij zouden uitkiezen, of naar het klooster gaan, of eeuwig thuis blijvenzodat ik hen zou kunnen verzorgen in hun oude dag. Omdat ik opgroeide zonder ander sociaal contact dan de school, bleef ik lang héél gehoorzaam.
Het klooster ? Oké, dan zou ik naar de missies gaan, zorgen voor al die arme kindjes. Oei, dat was niet wat ze verwacht hadden.
En toen ik de school verliet, ging ik mijn Engels vervolmaken over de plas. Daar logeerde ik bij verre familie en keerde na een jaartje naar huis. ‘k Vond heel vlug een baantje als bediende in een bedrijf waar talenkennis een must was.
Het gezaag over dat heerlijke kloosterleven herbegon, tot ik eens uitvloog: "Als jullie vinden dat het kloosterleven zo ideaal is, waarom gaan jullie niet elk afzonderlijk naar een klooster ? Ik blijf wel hier wonen !" En het was eindelijk gedaan met dat victoriaans gedoe over mijn toekomst, ondertussen was ik wel al 22 jaar! Al redelijk oud voor de huwelijksmarkt in 1965.
Ah, wat waren mijn ouders blijven steken in het verleden, nog van voor hún tijd ! Gelukkig heb ik er niets aan overgehouden.
MPC - ontvangen 10/2014, HiH-11/2015, tekst geplaatst met toestemming van MPC, de auteur
een beetje kleur voor februari Door de aard van de onderwerpen dacht ik dat hij een Argentijn was, iets met tango en zo, maar nee, André Kohn is een Rus die in Arizona leeft, als ik goed gelezen heb.
Voor wie soms grafisch bezig is -en voor alle anderen- dit is het bekijken en misschien ook iets van uw tijd waard: Afbeeldingen van andre kohn. Veel rood was dat hé. Veel. Er is altijd een tint van rood te vinden in een werk van Kohn. Soms enkel een schaduw.
Of de schaduw met gestifte lippen.
Soms een heel klein accent, miniem. Hier beschrijft enkel een rood oortje de situatie, geen rode konen:
De roodaccenten in het werk van vanmorgen (zie onder) zijn duidelijker dan een oortje. Ik kan de sfeer van het werk niet omschrijven, maar ik zou er wel een verhaaltje kunnen bij verzinnen. CC heeft dat allemaal niet nodig, zij vat het schilderij in twee zinnetjes, waarschijnlijk dacht ze aan haar kleindochter:
waarom betogen niet meer werkt de analyse van Kaandorp
Op ’t blog blijf ik weg van de actualiteit, daar bestaan kranten, nieuwsuitzendingen en duidingsprogramma’s voor. En ik begin ook niet over politiek, daar zijn kundiger mensen mee bezig op velerlei blogs en op de mailgroep Politiek.
Maar déze uitleg wou ik toch onder uw aandacht brengen, omdat ze haar maatschappelijke analyse gedreven weet te brengen.
Brigitte Kaandorp (°1962)brengt een fragment uit haar zaalshow 'ZÓ' (2007-2009). Naarmate haar verontwaardiging stijgt praat ze sneller. Dat tempo zakt gelukkig weer, omdat ze moet ademhalen.
De eerste keer dat ik met een politietussenkomst te maken kreeg was in mei ’68. Het jaar dat ik 16 werd. Sweet sixteen, een heel ontvankelijke leeftijd. En empathisch als ik ben, stond ik mee waar ik niet moest staan: wij scholieren zouden massaal dat gedoe over Leuven in orde brengen van op de trappen van de Basiliek van Koekelberg.
Toen loeiden er sirenes en waren er ineens overal flikken met vervoer, voor ons. Hoe een politiecombi toen genoemd werd weet ik niet meer. Een flikkenbakske? Ik belandde in een van de bakskes die naar Jette reden.
Er werden een aantal buskes afgeladen in het politiekantoor van Jette. Gedreven scandeerden wij wat er aan dat lieflijk pleintje moest meegedeeld worden. Dat charmant pleintje werd bevolkt door mensen die met hun eigen zaakjes bezig waren. De cafébazen en de garçons keken eens op en dachten kassa! Zoveel scholieren, dat betekent straks zoveel frisdranken.
In de cellen zongen wij. We zaten met veel per cel en wij zongen naar de andere cellen, want op TV deden ze dat ook zo. Wij zongen niet zomaar liedjes, wij zongen liéderen : We shall overcome. One day. ’t Is nog waar geworden ook, maar niet door die ene dag in Jette. Door veel dagen in veel Jettes?
Wij zouden samen vrijgelaten worden, waarop wij dan in triomf een tocht houden over het plein … Wij waren minderjarig en wij werden een voor een afgehaald door ouders die eh, niet zo gedreven waren als wij. De groep werd kleiner, het samenhorigheidsgevoel brokkelde weg en de laatste die werd afgehaald was ik. Om 19h30 of 20h of zo.
Mijn Pa wou zijn winkel (centrum Brussel) niet sluiten om zijn dochter uit de bak te halen. Hij had geen tijd voor dat soort flauwe kul. En dat ik die paar uren wel kon gebruiken om af te koelen. Maar ik moest helemaal niet afkoelen! Ik moest gewoon neerdalen van de wolk. Wat ook gebeurd was. Maar die wolk bleef wel vlak bij mij.
Het enige dat ik onthouden heb van het gesprek in de wagen, die avond was dat ik er alleen voor stond. Vanaf toen wist ik dat. En het is later nog een aantal keren juist gebleken ook. Dank zij die politie-interventie heb ik intijds beseft wat voor soort mens mijn vader was. Dat heeft me later voor twee zware vergissingen behoed.
op datzelfde onbewoond eiland (vervolg van tekst 317) Een pincet, een epileertangetje. Dat wil ik ook bijhebben. Niet om ongewenste haargroei te verwijderen, er is toch geen vergrootspiegel op een onbewoond eiland. En geen gewone spiegel ookni. Het pincet moet dienen om splinters uit handen en voetzolen te halen. Want men spoelt aan zonder schoenen, veronderstel ik.
Men kan in een reddingssloep stranden of stuklopen op de riffen, al naargelang het scenario. En dan zou er een pincet in het EHBO-kistje van de sloep moeten zitten. Maar wat als een Schettino* met de sloep weg is en men spoelt aan met een stuk drijfhout? Daarom zou ik zelf een pincet op zak hebben. Wanneer ik op het eiland een regenwatervat aan het bouwen ben met boomschors en ik krijg een houtsplinter in mijn hand, dan haal ik die splinter er uit met … mijn pincet ! Als ik een splinter in een voetzool krijg : pincet !
En tegen het ontsteken : spoelen in zout water. In de hoop dat het zeewater daar nog niet te gepollueerd is. Want in geval van onbewoond eiland kan men ontstekingen missen. Elders eigenlijk ook. Brein en koelbloedigheid zeggen : handen & voeten heeft men nodig. Daarom, tegen de splinters, snel & wel : een pincet !
Dit is zeer in 't verkort weergegeven natuurlijk, want op een onbewoond eiland, -na een hele tijd zonder ook maar één medemens als klankbord- begint men in steno te denken. Luidop de gedachten formuleren zou daartegen kunnen helpen.
Behalve nuttig zou zo'n pincet ook een stukje troost zijn. Een metalen ding. Dat komt uit de bewoonde wereld, metaal. En over dat ontwerp is nagedacht. Het is een artefact. Men is dus niet alleen op de wereld. Ergens, ooit, hebben hoofden zich over het ontwerp van een pincet gebogen. Liefst het model met schuine uiteinden, niet die brede vlakke. Afgeschuinde uiteinden grijpen met meer precisie, volgens mij.
Monuriki, Fidji overleven Wat ik zeker zou willen bij hebben op een onbewoond eiland is het boek Survival for Dummies. Dat bestaat. 'k Wist het niet maar ze hebben het. Nu ja, de reeks For Dummies is zo uitgebreid. 't Was nogal een niche ook hé, iedereen op deze aardbol is wel in iéts een Dummy. Er is zelfs een boek Sex for Dummies. In hoeveel talen is het vertaald? Een paar jaren na het verschijnen ervan hebben we de kaap van de zeven miljard soortgenoten overschreden. Van een niche gesproken …
'k Zou Survival for Dummies zorgvuldig laten drogen in de schaduw. En er regelmatig lucht in bladeren want anders kleven de bladen aaneen en dan wordt nuttige/vitale informatie onbereikbaar.
Drinkbaar water vinden en dat boek redden zijn de eerste taken. Heeft men een leesbril bij wanneer men aanspoelt op een onbewoond eiland? Tom Hanks in Cast Away niet, maar ik dus graag wel.
'k Hoop dat het een tropisch eiland is, want voor verkoeling zorgen lijkt me eenvoudiger dan voor verwarming zorgen. Met schaduw & bries & zeewater raakt men al een eind in verkoeling. Verwarming ... dan zou ik al gereedschap willen bijhebben.
In afwachting dat ik drinkbaar water gevonden heb, moet ik regenwater opvangen. Ik hoop dat tegen dan het boek droog is en dat mijn leesbril aangespoeld is, want over regenwater opvangen moet ik een en ander opzoeken. En na drinkwater komt vuur maken. 't Begint te vlotten hé!
Maar dat boek en mijn leesbril wil ik graag bijhebben. Onder andere. Hoeveel artikelen mochten we bijhebben?
decennia later, een chagrijn met een reden In het rusthuis was een nieuwe bewoonster gekomen. Elke namiddag na het dutje zat zij in de gemeenschappelijke ruimte met luide stem aandoenlijke en triestige verhalen te vertellen over honden van wie men poten gebroken had, over hongerige drachtige kattinnen die met stenen opgejaagd werden, over kinderen die meer slaag dan eten kregen, over gruweltoestanden tijdens de oorlog …
Die verhalen brachten de anderen uit hun doen, tegen dat hun bezoek er was zaten de bewoners en de bewoonsters van die verdieping hun tranen weg te snuiven.
De vaste bezoekers waren daar na een paar dagen danig boos over, zelfs nijdig. Die sombere en deprimerende verhalen verstoorden de gemoedsrust van hun (dierbare) bejaarde en dat was nergens voor nodig. Daar kwam alleen maar meer medicatie van. Er volgden bij de directie klachten van de betrokken familieleden.
De mensen van de verpleging gaven de dame in kwestie een hint, dat haar verhalen toch altijd zo triestig waren. - Dat is het leven hé kind, antwoordde ze, zo is het leven. Het leven is gene cadeau.
Ja, ze waren realistisch genoeg, de verhalen, uit het leven gegrepen. Maar elke keer zo gruwelijk en triestig en droef!
De mensen van de verzorging lieten haar zijdelings verstaan dat die droeve verhalen toch niet altijd nodig waren. - Een mens mag toch nog een klapke doen zeker? antwoordde ze ruzieachtig. Dat is hier toch geen prison zeker!
De mensen van het onderhoud deden ook hun best om de dame met een dagelijks babbeltje tot een meer opgeruimde kijk te brengen. Het mocht niet baten.
En de dame in kwestie was gaande en staande, haar weghouden uit de gemeenschappelijke ruimte was niet mogelijk. Ze stapte er zelf naar toe.
De mensen van de verpleging, van de verzorging én die van het onderhoud hadden hun best gedaan. Geen resultaat … De directrice werd erbij geroepen. Zij nam een stoel en dit gesprek zou een tijdje mogen duren, zag ik aan haar gezicht. Met een omtrekkende beweging via 'hoe bevalt het u hier nu na twee weken?' kwam ze bij die droeve deprimerende verhalen. Of de dame dat nodig vond, dag na dag, dat soort verhalen.
De dame produceerde een vreemd glimlachje, haar ogen werden spleetjes : - Ik zie de ouwe mannen zo graag wenen. - De oude mannen? vroeg de directrice, waarom? Ze was verbaasd. Ik ook.
De ogen van de dame werden helemaal rond van zo’n domme vraag. Ze keek eens naar mij aan het andere tafeltje of ik nog zat te luisteren. Toen boog ze zich quasi vertrouwelijk naar de directrice en fluisterde luid :
- Ooit hebben mannen vrouwen doen wenen. Ooit hebben mannen míj doen wenen. Nu doe ik hén wenen.
Et sjlán! zeiden wij vroeger. Pak aan, mannen! De rest van het gesprek ben ik niet blijven volgen, het was tijd voor mijn bewoonster om te gaan wandelen en ik reed haar naar buiten.
Ooit hebben mannen mij doen wenen, nu doe ik hén wenen … Het was misschien geen goede reden, maar het was háár reden. En dat was voor mij voldoende reden.
te gast bij Wim Helsen, Ann Miller met een fragment van Dietrich von Hildebrand uit 1927 Reinheid & Maagdelijkheid : Analyse van een ideaal
De liefde verlangt zich te uiten, de overgave te objectiveren die in haar besloten ligt. Ze verheugt zich over offers voor de beminde, ze wil hem tonen dat ze hem voor alles en boven alles bemint. De aardse bruid verlaat het huis van haar ouders en verbreekt de levensgemeenschap met degenen die haar tot nu toe met liefde hebben omgeven en tot wie ze behoort, om de man te volgen, die ze in liefde heeft verkoren.
Zo verlangt de ziel die dronken is van liefde tot Jezus alles te verlaten uit liefde tot Jezus, 'naakt voor Hem te staan’' om alleen te luisteren naar zijn stem, zijn blik te ontvangen in het hart, om met omgorde lendenen en brandende lamp te wachten op de Bruidegom.
van een kruisbestuiving gesproken Van Goethe naar Dukas naar Disney : in 1797 een verhalend gedicht, in 1875 een compositie en 1940 een tekenfilm. Dat idee heeft de tijd gehad om te evolueren hé. En te rijpen.
"De tovenaarsleerling is een ballade van Goethe, geschreven tijdens diens verblijf in Weimar in 1797.
Het verhaal begint met de oude tovenaar die zijn werkplaats verlaat. Hij laat zijn leerling achter met corvee, vervelende dagelijkse schoonmaakklusjes. De leerling wordt al gauw moe van het telkens water halen om een ketel te vullen, en hij betovert daarom een bezemsteel om het werk voor hem te doen. De leerling is echter nog niet volleerd en kan de bezemsteel niet in bedwang houden. Al gauw ligt de vloer helemaal onder het water. De leerling beseft dat hij de bezem niet kan doen stoppen, omdat hij de toverspreuk daarvoor niet kent. Wanhopig splijt de leerling de bezem in twee delen met een bijl, maar elk van de stukken pakt weer een emmer en gaat door met water halen, vlugger dan eerst. Als alles verloren lijkt te gaan in een enorme vloedgolf, komt de oude tovenaar terug. Hij breekt de betovering en alles komt weer goed.
In de oude versies van het verhaal is de tovenaar heel boos en wordt de leerling door de tovenaar verbannen. In de versie van Goethe is de tovenaar geamuseerd door de les die de leerling heeft geleerd, dat met magie voorzichtig omgegaan moet worden, en krijgt de leerling een bolwassing." (…)
"De ballade over de tovenaarsleerling inspireerde de Franse componist Paul Dukas in 1897 om een symfonische versie te maken, getiteld L'Apprenti sorcier."
"Deze muziek inspireerde vervolgens Walt Disney voor een van de delen uit zijn film Fantasia uit 1940. In deze film speelt Mickey Mouse de rol van tovenaarsleerling (…) "
Na afloop van het filmpje schudden Mickey en dirigent Leopold Stokowski, beiden in silhouet, elkaar de hand.
'k Schat dat ik een jaar of twaalf was toen ik de film Fantasia voor een eerste keer zag en ik was toen danig onder de indruk van dit fragment, vooral door het slot, dat Mickey de hand van de dirigent kon schudden. De vermenging van magie en realiteit, die schemerzone vind ik nu nog altijd interessant terrein.
te gast bij Wim Helsen, Walter Damen met In deze tuin van Ingmar Heytze Ik heb de wereld lang vertrouwd, mevrouw. Dat komt, ik had de wereld in mijn hoofd en alles was wel vreemd maar toch bekend genoeg en als ik iets vergeten was, wist ik het vaak een half uur later weer en anders deed het er niet toe. Er waren nog de grote vragen waarop niemand ooit een antwoord krijgt, Die keek ik aan van dag tot dag.
Wat bleef ik goedgelovig toen mijn hoofd werd werd leeggestolen, recht achter mijn ogen, vreemde foto’s op de kast, wie ik nog kende was verdwenen. Berg uw camera maar op, u bent te laat; vanochtend moffelde een zuster, ik heb het zelf gezien, de laatste restjes van mijn wereld in haar binnenzak. In deze tuin, Ingmar Heytze
Over Walter Damen : advocaat-strafpleiter acteur, schrijver, … weinig documentatie gevonden Acteren zit Walter Damen in het bloed. Familieleden van de Antwerpse advocaat zijn onder meer Witse-acteur Hubert Damen, De Ridder-actrice Katelijne Damen en ex-K3-lid Karen Damen.
een stukje woordverklaring De oudste zoon van mijn zus Laura was toen 12, ongeveer.
- Lokaal, wat wil dat zeggen? - Een ruimte met een bestemming, zoals een klaslokaal bvb of een stemlokaal, of een … - Jamaar! - Jamaar wat? (en ik typte verder aan waarmee ik bezig was) - Als ze zeggen 'mogelijk lokaal buien'. - Ah, dan betekent het plaatselijk, 'plaatselijk buien mogelijk'. - Hoe plaatselijk? Op het sportplein wel maar op de speelplaats niet? - Zoiets ja, een bui begint ergens en stopt ergens. Op zee kan men buien van ver zien hangen, met een scherpe scheidingslijn. Wanneer we een bui invaren zien we het deck van aan de voorpiek nat worden en iets later pas wordt … - Jaja, antwoordde hij ongeduldig. (van zeeverhalen nam hij enkel wat hem op dat moment van pas kwam) Kan het hiér regenen en aan de overkant van de straat niet? - Dat kan ja, een bui begint ergens en stopt ergens.
Achteraf overlas ik het huiswerk.
Vraag : Omschrijf de betekenissen van de term lokaal. Antwoord : Wanneer het aan de ene kant van de straat regent en op de onpare nummers niet.
Het is toch nog goed gekomen met die jongen hoor. Hij is vorige herfst 31 geworden en geeft al een aantal jaren les.
te gast bij Wim Helsen, Natalia met een brief van haar vader aan haar oudste zus Gent, 11 december 1980
Patricia,
Als deze brief in Knokke aankomt, zit ge waarschijnlijk vlak bij uw verjaardag. Achttien jaar! In jouw ogenwaarschijnlijk de drempel van de volwassenheid. 32 jaar terug schreef ik bij deze gelegenheid een brief aan vader en moeder, die ik onlangs terug gevonden heb tussen oude paperassen, bij gelegenheid laat ik hem wel eens lezen. Ik kan hier zeggen dat ik een goede zoon geweest was voor goede ouders. En het leven gaat verder.
Vandaag komt uw zusje Nathalie naar huis. In de euforie van de blijde dagen is dit een nieuw begin: een kindje geboren uit liefde. Om de beurt wordt ze door Arlette en mij verwend, vertroeteld en gewiegd. Wat een weelde. Dat ik dat nog mag beleven heeft me oneindig veel balsem gesmeerd op de troebelen van de laatste jaren. Maar bon, ieder leven heeft zijn ups en downs en binnenin moet ieder voor zichzelf uitmaken waarmee hij of zij als goed mens wil naar buiten treden. Mijn grootste dochter gaat nu een verjaardag vieren waar zeker een deeltje van haar hart bij papa zal zijn. Ik wens haar voor alles het beste, het mooiste en een gewetensvolle familiale rijpheid!
Ze kijkt naar jou minzaam via het scherm, jouw achtergebleven mama, ginds in je verre vaderland Zo fier toon je haar jouw kind in dit gelukkige moment
Toch knaagt het heimwee dat de vreugde der dagen verteert, en jou laat dromen van een terugkeer naar je roots
Je reist bijwijlen naar je thuisland, zoent lachend je mama, oh feest ! Het afscheid met een traan die traag vloeit over je wang.
Koester stil je heerlijke herinneringen, geworteld en open gebloeid in jouw land Wil je een blije toekomst zien waarin een liefdevol leven je heimwee overwint ?
Elisa 24/04/2014
het land van belofte >< het land van herkomst Het licht, de geuren, de kleuren, de klanken, de smaken, alles was anders, alles was ongekend vreemd in het land van belofte. Andere kledij, gebruiken, gewoonten, omgangsvormen. Andere problemen met gans eigen oplossingen. Andere stiltes. Veel lawaai maar weinig geluid dat men kent. Er zijn dingen die wennen. Andere niet, nooit.
Hoe voelde een kind zich dat blij naar het internaat vertrok, of hoe voelde een natuurmens zich die misschien opgelucht aan een paar dagen ziekenhuis begint. Hoe voelde een jongeman zich als hij van land verhuist, op weg naar de gouden toekomst. Hoe voelde een jonge vrouw zich die ooit de liefde gevolgd is naar een land van melk en honing. Hoopvol? Gedreven? Vol goede moed?
Ontheemd. Na verloop van tijd, na de zoveelste situatie waarbij men weer geen aansluiting voelt is er plots die verlatenheid. Een gevoel van totale allenigheid. Het faliekant besef van leegte. De werkelijkheid heeft de euforie ingehaald. Het internaat is niet vrolijk, het ziekenhuis geneest niet, de toekomst is knokken, melk en honing hebben een prijs. De roes is over en het wakker worden is grauw want allenigheid is een handicap. Ontheemd. Definitief en onomkeerbaar weg van de herkomst. En dan kruipt de hunkering binnen, een hunkering die iemand uiteindelijk kan verteren.
Schrijnend wordt het wanneer er kinderen komen, nu kán ze niet meer terug, al had ze er voor zichzelf wel aan gedacht, het voor zichzelf ook wel gewild. Maar ze is niet meer enkel zichzelf, er loopt nu een stuk van haar op eigen beentjes. Ze moet nu geloven in een toekomst die zijzelf zó niet meer ziet. De verantwoordelijkheid voor dat onafhankelijk eigen stuk veegt haar eigen verlangen brutaal opzij.
De dromen van vroeger zijn een juk geworden. De hunkering, die blijft.
illustratie Young Astronomer van Brian Kershisnik - gedicht geplaatst met toestemming van Elisa, de auteur m- 02/2018, blog
te gast bij Wim Helsen, Herman van Rompuy met de Inaugurele rede van J.F. Kennedy
(…) de laatste alinea’s In de lange geschiedenis van de wereld was slechts aan een paar generaties de rol toebedeeld de vrijheid te verdedigen op het tijdstip van het grootste gevaar. Ik deins niet terug voor die mogelijkheid; ik verwelkom haar. Ik geloof niet dat iemand van ons van plaats zou willen wisselen met enig ander volk of generatie. De energie, het geloof, de toewijding die we aan dit streven bieden zal licht schenken aan ons land en aan iedereen die het dient - en zal gloeien van het vuur dat de wereld werkelijk kan verlichten.
En dus, mijn mede-Amerikanen: vraag niet wat uw land voor u kan doen - vraag wat u kan doen voor uw land. Mijn medeburgers van de wereld: vraag niet wat Amerika zal doen voor u, maar wat we samen kunnen doen voor de vrijheid van de mens.
Tenslotte, of u nu burgers van Amerika of burgers van de wereld bent, vraag van ons hier dezelfde hoge normen van kracht en opoffering die we vragen van u. Met een rein geweten als enige beloning, met de geschiedenis als eindoordeel voor onze daden, laat ons voortgaan het land te leiden waarvan we houden, Hem vragend om Zijn zegen en Zijn hulp, maar wetend dat Gods werk hier op aarde waarlijk ons eigen werk moet zijn.
iets over rekenvaardigheden De basisblokjes hebben als groot voordeel dat jonge kinderen al doende reeds iets leren over verhoudingen.
Ze hebben als nadeel dat ge gedurende een paar jaren (de lego-jaren) niet meer op uw sokken over het tapijt kunt lopen, want die blokjes kunnen lelijk pijn doen, vooral de hele kleintjes, rechts bovenaan op de foto’s. Die veroorzaken een nijdige pijnscheut in de voet en ge valt u haast een breuk.
Voor de foto heeft een bereidwillige ziel erbij geschreven hoe het zit met die blokjes en het aantal toppekes. In de praktijk, in bouwsels, doet een kind dat intuïtief kloppen, zonder cijferwerk.
Ooit moet kindlief leren dat 3/4 ook 12/16 kunnen zijn, enzoverder, maar dat is voor later. Eerst spelen. Fortuinen werden ooit besteed aan blokjes voor de kinderen van mijn zussen. En als de kinderen dan in het tweede of in het derde studiejaar intuïtief meekonden met het begrip breuken, en met het rekenen in breuken, dan beroemden de respectievelijke vaders zich plots op de goede genen die ze doorgegeven hadden en ze droomden verder over carrières voor hun nakomelingetjes. De Nobelprijzen die daar bij hoorden zijn nog niet afgehaald.
de naam Shaolin betekent Jong Bos De eerste Shaolintempel werd gebouwd in 495 in Dengfeng en deze is een van de oudste boeddhistische tempels van China. (…) Traditioneel ontwikkelden de Shaolinmonniken hun expertise in zelfverdedigingskunsten als antwoord op de aanvallen van bandieten, en als een manier om lichamelijk in conditie te blijven, en ook om mentale en fysieke discipline te krijgen. Shaolinmonniken reisden vaak veel door het land om het boeddhisme te prediken, en waren daardoor regelmatig het doelwit bij roofovervallen. De bloeitijd van de tempel was tijdens de vroege Tang Dynastie (618-907), waarover in de geschiedschrijving verhaald wordt, dat Shaolinkrijgsmonniken het leven redden van de toekomstige keizer Li Shimin en hem bijstonden in zijn strijd tegen rebelse krachten. Toen hij eenmaal de troon bestegen had, vergrootte de dankbare keizer hen onroerend goed en gaf een aantal van hen toestemming verder te gaan met hun training als strijdmonniken. De kunsten van Shaolin bereikten hun top tijdens de Ming Dynastie (1368-1644), toen honderden Shaolinmonniken militaire status verwierven, en persoonlijk campagnes leidden tegen rebellen en Japanse bandieten. Tegen deze tijd hadden de Shaolintempels hun eigen unieke stijl van zelfverdedigingskunsten ontwikkeld, die bekend raakte als exemplarisch voor Chinese wushu. http://nl.wikipedia.org/wiki/Shaolinklooster
Om in lichamelijk in conditie te blijven, zeiden ze dus hé. Toen ik dat las dacht ik jaja, dat zeggen majorettes en cheerleaders ook van zichzelf. En om mentale en fysieke discipline te krijgen. Kom dat eens uitleggen aan de hooligans aub.
een zeer droevig lied over de vloek van plotse rijkdom De zusters Karamazov is een lied van Drs. P uit 1957 en beschrijft het relaas van twee gezusters te Overveen die ruzie krijgen over de verdeling van een erfenis, bestaande uit japonnen. Uiteindelijk probeert de een haar zuster te vergiftigen, maar zij kan het niet laten een slokje te proeven om te controleren of het wel goed is. Dit wordt haar fataal.
Steeds herhaald wordt dat de tijd ondertussen gewoon voortschrijdt: “terwijl de kater sliep en de pendule liep en de kanarie sprak: tsjiep, tsjiep, tsjiep, tsjiep.”
Het lied vormt entertainment met een melancholische kern: hebzucht kan leiden tot tweedracht, twist en erger, zelfs uiteindelijk tot moord. Opvallend is dat de naam Karamazov (uit de titel) in het lied zelf nergens genoemd wordt. Het lied is beter bekend onder de (foutieve) naam Tante Constance en tante Mathilde.
De titel van het lied zinspeelt op De gebroeders Karamazov, een bekend boek van de Russische schrijver Fjodor Dostojevski. De melodie van het refrein is enigszins verwant aan die van het eerste deel van Wolfgang Amadeus Mozarts "Pianosonate nr. 11 in A-majeur (KV 331)".
van : https://nl.wikipedia.org/wiki/De_zusters_Karamazov de zusters Karamazov Tante Constance en Tante Mathilde Woonden eendrachtig en knus bij elkaar Een was hardhorend, de andere brilde In doorsnee waren zij zeventig jaar In Overveen Telden zij hun jaren bijeen Niet meer zo koket als voorheen Maar nog altijd flink ter been
Terwijl de kater sliep En de pendule liep En de kanarie sprak: "Tjiep tjiep tjiep tjiep"
Tante Constance en Tante Mathilde Erfden de kleren van Tante Heleen Waardoor ineens hun gehechtheid verkilde Want van elk soort japon was er maar een Er werd getwist En naar provocaties gevist En er werden dingen vermist Waar de ander meer van wist
Terwijl de kater sliep En de pendule liep En de kanarie sprak: "Tjiep tjiep tjiep tjiep"
Op zeek'ren dag maakte Tante Mathilde Akelig lachend de koffie gereed Daar zij haar zuster vergiftigen wilde Die in haar eentje een wandeling deed Met terpentijn En een snufje rattenvenijn En gesloten keukengordijn Moest het wel uitvoerbaar zijn
Terwijl de kater sliep En de pendule liep En de kanarie sprak: "Tjiep tjiep tjiep tjiep"
Toen nu de koffie tot stand was gekomen Wou zij eens proeven en nam zij een slok Zij had de juiste verhouding genomen Tante Mathilde viel neer als een blok Sedert die tijd Droeg Constance in eenzaamheid De japonnen die tot haar spijt Tot een drama hadden geleid
Terwijl de kater sliep En de pendule liep En de kanarie sprak: "Tjiep tjiep tjiep tjiep"
een paar heldere situatieschetsen Enkele stereotypen, knap in beeld gebracht. De geschreven tussentekstjes zijn in het Engels + Italiaans, maar dat maakt niet uit want de beelden zijn zeer duidelijk en bij momenten zeer raak ook. Mijn favorietje is het stukje over de zakenreis.
Het roze cirkeltje stelt een vrouw voor, het blauw vierkantje een man. Maar dat moet ik er eigenlijk niet bij vertellen, dat is vanaf het eerste fragment duidelijk.
'k Ben maar één keer naar een schoolreünie geweest. Het was februari en heel koud, in '72 of '73. Het was het eerste jaar, of het tweede na de humaniora. Het was ergens in de binnenstad te doen. Er werd inschrijvingsgeld gevraagd, wat ik niet echt snapte, maar goed, ik schreef me in. Die 70 fr of zo, zou wel een bijdrage zijn in de onkosten, een centje voor de gestencilde uitnodiging en de postzegel, dacht ik.
Toen ik die avond toe kwam op het adres, bleek het een zaal te zijn, niet een taverne/restaurant zoals ik begrepen had. Het was een zaal met drankje en hapje, 'met mogelijkheid tot versnapering', tafelen zat er dus niet echt in.
Ook goed, maar zo’n grote zaal voor 16 oud-leerlingen? Wat een lege, kale bedoening. En toen bleek dat het initiatief niet uitging van onze gewezen klasverantwoordelijke maar van de school zelf, en dat álle oud-leerlingen waren uitgenodigd. Niet alleen ons klasje. Ik keek rond : een veel te hoog plafond om gezellig te zijn met een aantal lusters waarvan enkele het niet deden. Waarschijnlijk rekende de zaalverhuurder op de kale TL-buizen langs de muren. Rechts van de deur, aan een korte kant plus een lange kant van de zaal was de vloer drie of vier treden verhoogd, dat bouwsel had een golvende frontlijn en was afgezet met een vergulde reling die om de zoveel tafels onderbroken werd voor een trapje.
Aan de overzijde van de deur was een soortement podium en aan de linker muur, aan de overzijde van die lege dansvloer, stond een geïmproviseerd buffet te zweten. Dit was een oude balzaal, met een interieur dat ooit de Fred Astaire-stijl had willen nadoen en daar toén al niet in geslaagd was. Een balzaal huren voor een schoolreünie? Dit was een even zielige locatie voor feestjes als de turnzaal van de school. En daar hadden we ons misschien nog thuis gevoeld. Maar ja, daar konden nu geen bijeenkomsten meer gehouden worden want daar lag nu een dure nieuwe vloerbekleding (linoleum?) die geen schoenen verdroeg en zeker geen dameshakken. Niet dat wij zo damesachtig gekleed liepen maar de oudere oud-leerlingen wel. De gestelde lichamen. De prominenten van de reünie. Zij die elke keer kwamen. De dames die duidelijk reeds lid waren van de Bond van Grote Gezinnen.
Wij waren met een stuk of acht van ons klasje en een paar van ons besloten dat koud TL-licht te ontvluchten en elders een paar uren gezelligheid te zoeken. In klein comité.
Alleen stond er nu een nonnen-comité in de weg want ondertussen had de dame aan de deur van de zaal gezelschap gekregen van zuster directrice en een paar van haar acolieten. Onze vroegtijdige terugtocht zou tactisch moeten aangepakt worden.
Onze tafel had als blijk van belangstelling al een paar afkeurende blikken gekregen. Ons half klasje was te jolig, te lacherig (van ellende), te weinig jonge-damesachtig met al die jeans … Hoe het zat met de andere klassen van ons jaar weet ik niet, ik had het druk met de deur in het oog te houden om te zien wanneer de uitgang zou vrij zijn. Een andere uitgang, een meer discrete, was er niet: een keuken was er niet (meer) en de zij-ingangen naar het podium waren dicht gewerkt. De enige nooduitgang die er was, was te zichtbaar achter de buffettafel, aan de overkant van die lege dansvloer drie treden beneden ons.
Toen kwamen de nonnen in beweging, zij verlieten de ingang. Gered, dachten wij - Niks van. Zij zwermden uit en namen de rijen tafeltjes in de klem. Voor een gesprekje. Een tafeltje verder zag ik zuster M en ik hoopte dat ze rap bij ons zou zijn, zij was de meest menselijke non van het klad. Maar ineens stond daar de directrice. Met professionele minzaamheid had zij ons in de rug beslopen. Ze vroeg wat we 'deden’' Waarmee studies bedoeld werden. En plots was er aan tafel ineens weer die verbondenheid, bijna ogenblikkelijk. Er was zelfs geen overleg nodig.
Iemand zei dat ze bakkerijschool volgde en dat ze al zoete broodjes kon bakken. Bij zuster directrice bleef De Minzaamheid op het gezicht geglazuurd. Iemand studeerde voor 'tolk' in de Aarschotstraat. Of zuster directrice de stijl van de Aarschotstraat kende liet ze niet merken. De Minzame Glimlach bleef bij elk sullig antwoord.
Tot slot antwoordde iemand naar waarheid dat ze moraalwetenschappen studeerde. Er kwam beweging in het masker van de directrice: - Ah, Godsdienst! constateerde ze verheugd en verbaasd over wie terugkeert naar de stal, het schaap van wie men dat het minst verwacht newaar … - Nee zuster, moraalwetenschappen. - Welja, Leuven dus! deed ze katholiek. - Nee zuster, Brussel., was het vrijzinnig antwoord. De glimlach verkrampte tot een grimas en na een knikje trok ze naar een andere tafel.
Na zoveel geveinsde belangstelling stonden we op en stapten naar de deur. Weg van daar. Hoe de avond verder gegaan is kan ik me niet herinneren.
Later hoefden schoolreünies niet meer voor mij, teveel stoef-&-bluf, die grote bijeenkomsten. Nog later kwam het er niet meer van. Maar een klein klasreünietje zie ik nu eigenlijk wel zitten. Vijfenveertig of meer jaren na datum.
Het schaap blaat en de geit mekkert. Zo hebben wij dat geleerd op school, in de jaren dat het leven nog simpel was. Nu blijkt dat de dieren zelf die schoolboeken niet doorgenomen hebben. Het geluid dat sommige onder hen produceren doet me in alarmfase rood gaan en ik zou onmiddellijk de polies, de hulpdiensten en de brandweer bellen.
waarom ik Microsoft een proces wou aandoen Aangezien we van aan boord geen beeldmateriaal mochten mailen naar onze correspondenten (toen nog te duur in satelliet-tijd)had ik CD-roms met foto’s en PPSsen gereed gemaakt om mee te geven aan iemand die afmonsterde, hij zou ze posten. 'k Had op die CD-roms ook wat teksten voor thuis gezet, deze zonder zelfcensuur.
Mijn dagelijks uitgaande mails stonden bol van de zelfcensuur. Niet alleen was de server de rederij zelve, maar elke uitgaande mail passeerde toen ook nog via de captain, vandaar. Op CD-rom kon ik eens wat serieuze berichten meegeven, zo halverwege contract. We hadden nog een twee maanden voor de boeg.
De CD-roms had ik verzendklaar gemaakt, beveiligd tegen wijzigingen en ik had ook een wachtwoord ingevoerd om te beveiligen tegen indiscretie. Dat tweede wachtwoord was oude koek bij de correspondenten, ze wisten thuis allemaal dat het **** was.
En dan nu het relaas, het gebeurde in 2007:
Vorige vrijdag waren we thuis, eerst jetlag eruit geslapen, zaterdag bel ik mijn ouders om te melden dat we weer in het land zijn.
Ome Jos was daar ook. Ome Jos is een bevriende buur die sinds het overlijden van zijn echtgenote tamelijk vaak bij mijn ouders binnenloopt.
Voor Ome Jos had ik ook een exemplaar meegegeven. Hij heeft sinds een tijdje een vriendin, als broer-en-zus-hoor, vertelde hij er haastig bij toen hij voor het eerst over haar vertelde. Buddies dus. We noemen haar Tante Pos, omdat haar familienaam iets in die aard inspireert. En zij laat zich met stijl dat naampje welgevallen.
Aan de foon vroeg ik Ome Jos of de CD-rom hem bevallen was. ‘k Had uren zitten werken en reviseren aan de drie PPSsen en verwachtte van hem op zijn minst een 'hm' als goedkeuring.
- Nog niet bekeken Meisje. Hij is 70+ en mag me dus meisje noemen. - Nog altijd niet bekeken Ome Jos? kreet ik. - Nee Meisje, want ze kwam er elke keer bijzitten. 'Ze' is Tante Pos. - Is dat een probleem Ome Jos? - Ja Meisje, er staat toch ‘ALLEEN lezen’. - Ome Jos ... - Meisje? - Het is niet ‘ALLEEN lezen’, het is ‘alleen LEZEN’, gewoon die optie aanklikken en dan komt de tekst in beeld.
In de stilte die toen volgde hoorde ik de professor in hem wakker worden.
- Kijk kind, zei hij, dan zou er 'ENKEL lezen' gestaan hebben, dat zou uitsluitsel bieden. - Ja Ome Jos, zei ik gedwee.
'k Stond kaarsrecht aan de telefoon en vreesde dat hij me in september zou doen terugkomen. Want zo is hij. Zo was hij ooit.
En Microsoft doe ik een proces aan wegens de klunzige, slordige en inadequate vertaling van de term Read Only.
te gast bij Wim Helsen, Ingeborg met een gedachte van Rumi / Roemi Ver buiten gedachten over recht en onrecht ligt een veld. Daar zal ik je ontmoeten. Als de ziel zich tegen het gras vlijt, is de wereld zo vervuld dat voor woorden geen plaats is. Gedachten en Taal, zelfs het woord Elkaar, zijn daar overbodig. Jalal ad-Din Rumi, 13de eeuw, Perzië
Een aantal jaren geleden deed ik tijdens een opruimsessie mijn blauw brandkoffertje open. Dat staat onderin mijn nachtkastje. Enorm veilig, ik slaap ernaast. Als ik slaap. De sleutel van het koffertje ligt al jaren in het meubel van de badkamer, dat is de Geheime Plaats. Ook enorm veilig, niemand weet dat. Wat bleek : mijn einddiploma zat niet in mijn blauw koffertje. Daar lag enkel zo’n opgerold ding met een vermelding over de twee eerste jaren. Mijn aggregaat zat ookni in het koffertje. Niet dat ik die twee kartonnen papieren ’s anderendaags nodig had, maar stel … En ik had daar toch mijne nestel voor afgedraaid hé. Buiten fuiven en katers was er ooit ook nog studeren en blokken en examenstress en zo. Nee zeg, van mijn stage had ik echt mijn werk gemaakt en nu had ik daar geen enkel papier van. Zelfs niet de evaluatie van mijn stageleider.
Hij was in die jaren wereldberoemd in de branche en hij nam per jaar maar drie stagiaires aan, gedurende drie maanden. En bibi mocht daar een van zijn! Toevallig waren dat jaar de stagiaires alle drie van Brussel. Zoiets schept een band natuurlijk. Ik was zo blij dat ik aanvaard was, dat ik door vuur zou gegaan zijn voor die man. Nu nog eigenlijk.
We moesten wel verkassen voor drie maanden. Maar jong en gedreven, was dat geen probleem. Adieu Lief, adieu kameraden, wij gaan een beetje aan onze opleiding werken. Wij hebben daar drie maanden gewerkt gelijk zotten, tot stukken in de nacht. Dag in dag uit, letterlijk 7/7. We leefden spartaans en op de tippekes van onze tenen want een goede evaluatie van deze Mr B was ongeveer goud waard.
En na drie maanden kwamen wij alle drie terug naar Brussel met een goed³ stagerapport. We hadden mekaar nogal gaande gehouden ook, die evaluaties waren in feite het resultaat van ploegmaatschap. Toen ik mijn stagerapport las was ik eerst in tranen van ongeloof en opluchting en daarna heb ik twee dagen nodig gehad om van de wolk van gelukzaligheid terug op deze aarde neer te dalen. Er was iets langer nodig om af te kicken van het werkritme.
En een 40 jaar later had ik daar geeneens papieren van? Ergens laten liggen in een van mijn vele verblijfplaatsen? Nee, waarschijnlijk lagen ze nog altijd veilig ondergebracht bij mijn ouders thuis, in een van de boekenkasten. Of op zolder. Geen ramp, dat is terug te vinden. Ik recupereer dat wel. Te gelegener tijd. Mijn Ma houdt immers veel bij en zeker alles wat papier is houdt ze bij. Echt alles.
In februari vorig jaar hebben we het ouderlijk huis leeg gemaakt. Het was geen emotioneel afscheid, er werd gewoon doorgewerkt. Er was nogal wat, ook de paperassen van de winkels. Alle papierwerk stond gereed in dozen en mocht naar het containerpark. Alle dozen werden in de vrachtwagen geladen. Alles wat papier was ging weg. Echt alles.
te gast bij Wim Helsen, Sven De Ridder met een fragment uit het scenario van Star Wars V, The Empire Strikes Back
LUKE: Oh, no. We’ll never get out of it now. Yoda stamps his foot in irritation
YODA: So certain are you. Always with you it cannot be done. Hear you nothing that I say? Luke looks uncertainly out at the ship. LUKE: Master, moving around stones is one thing. This is totally different.
YODA: No! No different! Only different in your mind. You must unlearn what you have learned.
LUKE: All right, I’ll give it a try. focusing quietly YODA: No! Try not. Do. Or do not. There is no try. Luke closes his eyes and concentrates on thinking the ship out. Slowly, the X-wing’s nose begins to rise above the water. It hovers for a moment and then slides back, disappearing once again. LUKE: I can’t. It’s too big. panting heavily
YODA: Size matters not. Look at me. Judge me by my size, do you? Hm? Mmmm. Luke shakes his head. YODA: And well you should not. For my ally is the Force. And a powerful ally it is. Life creates it, makes it grow. Its energy surrounds us and binds us. Luminous beings are we … Yoda pinches Lukes shoulder … not this crude matter. a sweeping gesture You must feel the Force around you. gesturing Here, between you … me … the tree … the rock … Everywhere! Yes, even between this land and that ship.
LUKE: You want the impossible. discouraged … LUKE: I don’t … I don’t believe it. Luke shakes his head, bewildered.
YODA: That’s why you fail. scenario van Leigh Brackett en Lawrence Kasdan, regie Irvin Kershner