waarom betogen niet meer werkt de analyse van Kaandorp
Op ’t blog blijf ik weg van de actualiteit, daar bestaan kranten, nieuwsuitzendingen en duidingsprogramma’s voor. En ik begin ook niet over politiek, daar zijn kundiger mensen mee bezig op velerlei blogs en op de mailgroep Politiek.
Maar déze uitleg wou ik toch onder uw aandacht brengen, omdat ze haar maatschappelijke analyse gedreven weet te brengen.
Brigitte Kaandorp (°1962)brengt een fragment uit haar zaalshow 'ZÓ' (2007-2009). Naarmate haar verontwaardiging stijgt praat ze sneller. Dat tempo zakt gelukkig weer, omdat ze moet ademhalen.
De eerste keer dat ik met een politietussenkomst te maken kreeg was in mei ’68. Het jaar dat ik 16 werd. Sweet sixteen, een heel ontvankelijke leeftijd. En empathisch als ik ben, stond ik mee waar ik niet moest staan: wij scholieren zouden massaal dat gedoe over Leuven in orde brengen van op de trappen van de Basiliek van Koekelberg.
Toen loeiden er sirenes en waren er ineens overal flikken met vervoer, voor ons. Hoe een politiecombi toen genoemd werd weet ik niet meer. Een flikkenbakske? Ik belandde in een van de bakskes die naar Jette reden.
Er werden een aantal buskes afgeladen in het politiekantoor van Jette. Gedreven scandeerden wij wat er aan dat lieflijk pleintje moest meegedeeld worden. Dat charmant pleintje werd bevolkt door mensen die met hun eigen zaakjes bezig waren. De cafébazen en de garçons keken eens op en dachten kassa! Zoveel scholieren, dat betekent straks zoveel frisdranken.
In de cellen zongen wij. We zaten met veel per cel en wij zongen naar de andere cellen, want op TV deden ze dat ook zo. Wij zongen niet zomaar liedjes, wij zongen liéderen : We shall overcome. One day. ’t Is nog waar geworden ook, maar niet door die ene dag in Jette. Door veel dagen in veel Jettes?
Wij zouden samen vrijgelaten worden, waarop wij dan in triomf een tocht houden over het plein … Wij waren minderjarig en wij werden een voor een afgehaald door ouders die eh, niet zo gedreven waren als wij. De groep werd kleiner, het samenhorigheidsgevoel brokkelde weg en de laatste die werd afgehaald was ik. Om 19h30 of 20h of zo.
Mijn Pa wou zijn winkel (centrum Brussel) niet sluiten om zijn dochter uit de bak te halen. Hij had geen tijd voor dat soort flauwe kul. En dat ik die paar uren wel kon gebruiken om af te koelen. Maar ik moest helemaal niet afkoelen! Ik moest gewoon neerdalen van de wolk. Wat ook gebeurd was. Maar die wolk bleef wel vlak bij mij.
Het enige dat ik onthouden heb van het gesprek in de wagen, die avond was dat ik er alleen voor stond. Vanaf toen wist ik dat. En het is later nog een aantal keren juist gebleken ook. Dank zij die politie-interventie heb ik intijds beseft wat voor soort mens mijn vader was. Dat heeft me later voor twee zware vergissingen behoed.
op datzelfde onbewoond eiland (vervolg van tekst 317) Een pincet, een epileertangetje. Dat wil ik ook bijhebben. Niet om ongewenste haargroei te verwijderen, er is toch geen vergrootspiegel op een onbewoond eiland. En geen gewone spiegel ookni. Het pincet moet dienen om splinters uit handen en voetzolen te halen. Want men spoelt aan zonder schoenen, veronderstel ik.
Men kan in een reddingssloep stranden of stuklopen op de riffen, al naargelang het scenario. En dan zou er een pincet in het EHBO-kistje van de sloep moeten zitten. Maar wat als een Schettino* met de sloep weg is en men spoelt aan met een stuk drijfhout? Daarom zou ik zelf een pincet op zak hebben. Wanneer ik op het eiland een regenwatervat aan het bouwen ben met boomschors en ik krijg een houtsplinter in mijn hand, dan haal ik die splinter er uit met … mijn pincet ! Als ik een splinter in een voetzool krijg : pincet !
En tegen het ontsteken : spoelen in zout water. In de hoop dat het zeewater daar nog niet te gepollueerd is. Want in geval van onbewoond eiland kan men ontstekingen missen. Elders eigenlijk ook. Brein en koelbloedigheid zeggen : handen & voeten heeft men nodig. Daarom, tegen de splinters, snel & wel : een pincet !
Dit is zeer in 't verkort weergegeven natuurlijk, want op een onbewoond eiland, -na een hele tijd zonder ook maar één medemens als klankbord- begint men in steno te denken. Luidop de gedachten formuleren zou daartegen kunnen helpen.
Behalve nuttig zou zo'n pincet ook een stukje troost zijn. Een metalen ding. Dat komt uit de bewoonde wereld, metaal. En over dat ontwerp is nagedacht. Het is een artefact. Men is dus niet alleen op de wereld. Ergens, ooit, hebben hoofden zich over het ontwerp van een pincet gebogen. Liefst het model met schuine uiteinden, niet die brede vlakke. Afgeschuinde uiteinden grijpen met meer precisie, volgens mij.
Monuriki, Fidji overleven Wat ik zeker zou willen bij hebben op een onbewoond eiland is het boek Survival for Dummies. Dat bestaat. 'k Wist het niet maar ze hebben het. Nu ja, de reeks For Dummies is zo uitgebreid. 't Was nogal een niche ook hé, iedereen op deze aardbol is wel in iéts een Dummy. Er is zelfs een boek Sex for Dummies. In hoeveel talen is het vertaald? Een paar jaren na het verschijnen ervan hebben we de kaap van de zeven miljard soortgenoten overschreden. Van een niche gesproken …
'k Zou Survival for Dummies zorgvuldig laten drogen in de schaduw. En er regelmatig lucht in bladeren want anders kleven de bladen aaneen en dan wordt nuttige/vitale informatie onbereikbaar.
Drinkbaar water vinden en dat boek redden zijn de eerste taken. Heeft men een leesbril bij wanneer men aanspoelt op een onbewoond eiland? Tom Hanks in Cast Away niet, maar ik dus graag wel.
'k Hoop dat het een tropisch eiland is, want voor verkoeling zorgen lijkt me eenvoudiger dan voor verwarming zorgen. Met schaduw & bries & zeewater raakt men al een eind in verkoeling. Verwarming ... dan zou ik al gereedschap willen bijhebben.
In afwachting dat ik drinkbaar water gevonden heb, moet ik regenwater opvangen. Ik hoop dat tegen dan het boek droog is en dat mijn leesbril aangespoeld is, want over regenwater opvangen moet ik een en ander opzoeken. En na drinkwater komt vuur maken. 't Begint te vlotten hé!
Maar dat boek en mijn leesbril wil ik graag bijhebben. Onder andere. Hoeveel artikelen mochten we bijhebben?
decennia later, een chagrijn met een reden In het rusthuis was een nieuwe bewoonster gekomen. Elke namiddag na het dutje zat zij in de gemeenschappelijke ruimte met luide stem aandoenlijke en triestige verhalen te vertellen over honden van wie men poten gebroken had, over hongerige drachtige kattinnen die met stenen opgejaagd werden, over kinderen die meer slaag dan eten kregen, over gruweltoestanden tijdens de oorlog …
Die verhalen brachten de anderen uit hun doen, tegen dat hun bezoek er was zaten de bewoners en de bewoonsters van die verdieping hun tranen weg te snuiven.
De vaste bezoekers waren daar na een paar dagen danig boos over, zelfs nijdig. Die sombere en deprimerende verhalen verstoorden de gemoedsrust van hun (dierbare) bejaarde en dat was nergens voor nodig. Daar kwam alleen maar meer medicatie van. Er volgden bij de directie klachten van de betrokken familieleden.
De mensen van de verpleging gaven de dame in kwestie een hint, dat haar verhalen toch altijd zo triestig waren. - Dat is het leven hé kind, antwoordde ze, zo is het leven. Het leven is gene cadeau.
Ja, ze waren realistisch genoeg, de verhalen, uit het leven gegrepen. Maar elke keer zo gruwelijk en triestig en droef!
De mensen van de verzorging lieten haar zijdelings verstaan dat die droeve verhalen toch niet altijd nodig waren. - Een mens mag toch nog een klapke doen zeker? antwoordde ze ruzieachtig. Dat is hier toch geen prison zeker!
De mensen van het onderhoud deden ook hun best om de dame met een dagelijks babbeltje tot een meer opgeruimde kijk te brengen. Het mocht niet baten.
En de dame in kwestie was gaande en staande, haar weghouden uit de gemeenschappelijke ruimte was niet mogelijk. Ze stapte er zelf naar toe.
De mensen van de verpleging, van de verzorging én die van het onderhoud hadden hun best gedaan. Geen resultaat … De directrice werd erbij geroepen. Zij nam een stoel en dit gesprek zou een tijdje mogen duren, zag ik aan haar gezicht. Met een omtrekkende beweging via 'hoe bevalt het u hier nu na twee weken?' kwam ze bij die droeve deprimerende verhalen. Of de dame dat nodig vond, dag na dag, dat soort verhalen.
De dame produceerde een vreemd glimlachje, haar ogen werden spleetjes : - Ik zie de ouwe mannen zo graag wenen. - De oude mannen? vroeg de directrice, waarom? Ze was verbaasd. Ik ook.
De ogen van de dame werden helemaal rond van zo’n domme vraag. Ze keek eens naar mij aan het andere tafeltje of ik nog zat te luisteren. Toen boog ze zich quasi vertrouwelijk naar de directrice en fluisterde luid :
- Ooit hebben mannen vrouwen doen wenen. Ooit hebben mannen míj doen wenen. Nu doe ik hén wenen.
Et sjlán! zeiden wij vroeger. Pak aan, mannen! De rest van het gesprek ben ik niet blijven volgen, het was tijd voor mijn bewoonster om te gaan wandelen en ik reed haar naar buiten.
Ooit hebben mannen mij doen wenen, nu doe ik hén wenen … Het was misschien geen goede reden, maar het was háár reden. En dat was voor mij voldoende reden.
te gast bij Wim Helsen, Ann Miller met een fragment van Dietrich von Hildebrand uit 1927 Reinheid & Maagdelijkheid : Analyse van een ideaal
De liefde verlangt zich te uiten, de overgave te objectiveren die in haar besloten ligt. Ze verheugt zich over offers voor de beminde, ze wil hem tonen dat ze hem voor alles en boven alles bemint. De aardse bruid verlaat het huis van haar ouders en verbreekt de levensgemeenschap met degenen die haar tot nu toe met liefde hebben omgeven en tot wie ze behoort, om de man te volgen, die ze in liefde heeft verkoren.
Zo verlangt de ziel die dronken is van liefde tot Jezus alles te verlaten uit liefde tot Jezus, 'naakt voor Hem te staan’' om alleen te luisteren naar zijn stem, zijn blik te ontvangen in het hart, om met omgorde lendenen en brandende lamp te wachten op de Bruidegom.
van een kruisbestuiving gesproken Van Goethe naar Dukas naar Disney : in 1797 een verhalend gedicht, in 1875 een compositie en 1940 een tekenfilm. Dat idee heeft de tijd gehad om te evolueren hé. En te rijpen.
"De tovenaarsleerling is een ballade van Goethe, geschreven tijdens diens verblijf in Weimar in 1797.
Het verhaal begint met de oude tovenaar die zijn werkplaats verlaat. Hij laat zijn leerling achter met corvee, vervelende dagelijkse schoonmaakklusjes. De leerling wordt al gauw moe van het telkens water halen om een ketel te vullen, en hij betovert daarom een bezemsteel om het werk voor hem te doen. De leerling is echter nog niet volleerd en kan de bezemsteel niet in bedwang houden. Al gauw ligt de vloer helemaal onder het water. De leerling beseft dat hij de bezem niet kan doen stoppen, omdat hij de toverspreuk daarvoor niet kent. Wanhopig splijt de leerling de bezem in twee delen met een bijl, maar elk van de stukken pakt weer een emmer en gaat door met water halen, vlugger dan eerst. Als alles verloren lijkt te gaan in een enorme vloedgolf, komt de oude tovenaar terug. Hij breekt de betovering en alles komt weer goed.
In de oude versies van het verhaal is de tovenaar heel boos en wordt de leerling door de tovenaar verbannen. In de versie van Goethe is de tovenaar geamuseerd door de les die de leerling heeft geleerd, dat met magie voorzichtig omgegaan moet worden, en krijgt de leerling een bolwassing." (…)
"De ballade over de tovenaarsleerling inspireerde de Franse componist Paul Dukas in 1897 om een symfonische versie te maken, getiteld L'Apprenti sorcier."
"Deze muziek inspireerde vervolgens Walt Disney voor een van de delen uit zijn film Fantasia uit 1940. In deze film speelt Mickey Mouse de rol van tovenaarsleerling (…) "
Na afloop van het filmpje schudden Mickey en dirigent Leopold Stokowski, beiden in silhouet, elkaar de hand.
'k Schat dat ik een jaar of twaalf was toen ik de film Fantasia voor een eerste keer zag en ik was toen danig onder de indruk van dit fragment, vooral door het slot, dat Mickey de hand van de dirigent kon schudden. De vermenging van magie en realiteit, die schemerzone vind ik nu nog altijd interessant terrein.
te gast bij Wim Helsen, Walter Damen met In deze tuin van Ingmar Heytze Ik heb de wereld lang vertrouwd, mevrouw. Dat komt, ik had de wereld in mijn hoofd en alles was wel vreemd maar toch bekend genoeg en als ik iets vergeten was, wist ik het vaak een half uur later weer en anders deed het er niet toe. Er waren nog de grote vragen waarop niemand ooit een antwoord krijgt, Die keek ik aan van dag tot dag.
Wat bleef ik goedgelovig toen mijn hoofd werd werd leeggestolen, recht achter mijn ogen, vreemde foto’s op de kast, wie ik nog kende was verdwenen. Berg uw camera maar op, u bent te laat; vanochtend moffelde een zuster, ik heb het zelf gezien, de laatste restjes van mijn wereld in haar binnenzak. In deze tuin, Ingmar Heytze
Over Walter Damen : advocaat-strafpleiter acteur, schrijver, … weinig documentatie gevonden Acteren zit Walter Damen in het bloed. Familieleden van de Antwerpse advocaat zijn onder meer Witse-acteur Hubert Damen, De Ridder-actrice Katelijne Damen en ex-K3-lid Karen Damen.
een stukje woordverklaring De oudste zoon van mijn zus Laura was toen 12, ongeveer.
- Lokaal, wat wil dat zeggen? - Een ruimte met een bestemming, zoals een klaslokaal bvb of een stemlokaal, of een … - Jamaar! - Jamaar wat? (en ik typte verder aan waarmee ik bezig was) - Als ze zeggen 'mogelijk lokaal buien'. - Ah, dan betekent het plaatselijk, 'plaatselijk buien mogelijk'. - Hoe plaatselijk? Op het sportplein wel maar op de speelplaats niet? - Zoiets ja, een bui begint ergens en stopt ergens. Op zee kan men buien van ver zien hangen, met een scherpe scheidingslijn. Wanneer we een bui invaren zien we het deck van aan de voorpiek nat worden en iets later pas wordt … - Jaja, antwoordde hij ongeduldig. (van zeeverhalen nam hij enkel wat hem op dat moment van pas kwam) Kan het hiér regenen en aan de overkant van de straat niet? - Dat kan ja, een bui begint ergens en stopt ergens.
Achteraf overlas ik het huiswerk.
Vraag : Omschrijf de betekenissen van de term lokaal. Antwoord : Wanneer het aan de ene kant van de straat regent en op de onpare nummers niet.
Het is toch nog goed gekomen met die jongen hoor. Hij is vorige herfst 31 geworden en geeft al een aantal jaren les.
te gast bij Wim Helsen, Natalia met een brief van haar vader aan haar oudste zus Gent, 11 december 1980
Patricia,
Als deze brief in Knokke aankomt, zit ge waarschijnlijk vlak bij uw verjaardag. Achttien jaar! In jouw ogenwaarschijnlijk de drempel van de volwassenheid. 32 jaar terug schreef ik bij deze gelegenheid een brief aan vader en moeder, die ik onlangs terug gevonden heb tussen oude paperassen, bij gelegenheid laat ik hem wel eens lezen. Ik kan hier zeggen dat ik een goede zoon geweest was voor goede ouders. En het leven gaat verder.
Vandaag komt uw zusje Nathalie naar huis. In de euforie van de blijde dagen is dit een nieuw begin: een kindje geboren uit liefde. Om de beurt wordt ze door Arlette en mij verwend, vertroeteld en gewiegd. Wat een weelde. Dat ik dat nog mag beleven heeft me oneindig veel balsem gesmeerd op de troebelen van de laatste jaren. Maar bon, ieder leven heeft zijn ups en downs en binnenin moet ieder voor zichzelf uitmaken waarmee hij of zij als goed mens wil naar buiten treden. Mijn grootste dochter gaat nu een verjaardag vieren waar zeker een deeltje van haar hart bij papa zal zijn. Ik wens haar voor alles het beste, het mooiste en een gewetensvolle familiale rijpheid!
Ze kijkt naar jou minzaam via het scherm, jouw achtergebleven mama, ginds in je verre vaderland Zo fier toon je haar jouw kind in dit gelukkige moment
Toch knaagt het heimwee dat de vreugde der dagen verteert, en jou laat dromen van een terugkeer naar je roots
Je reist bijwijlen naar je thuisland, zoent lachend je mama, oh feest ! Het afscheid met een traan die traag vloeit over je wang.
Koester stil je heerlijke herinneringen, geworteld en open gebloeid in jouw land Wil je een blije toekomst zien waarin een liefdevol leven je heimwee overwint ?
Elisa 24/04/2014
het land van belofte >< het land van herkomst Het licht, de geuren, de kleuren, de klanken, de smaken, alles was anders, alles was ongekend vreemd in het land van belofte. Andere kledij, gebruiken, gewoonten, omgangsvormen. Andere problemen met gans eigen oplossingen. Andere stiltes. Veel lawaai maar weinig geluid dat men kent. Er zijn dingen die wennen. Andere niet, nooit.
Hoe voelde een kind zich dat blij naar het internaat vertrok, of hoe voelde een natuurmens zich die misschien opgelucht aan een paar dagen ziekenhuis begint. Hoe voelde een jongeman zich als hij van land verhuist, op weg naar de gouden toekomst. Hoe voelde een jonge vrouw zich die ooit de liefde gevolgd is naar een land van melk en honing. Hoopvol? Gedreven? Vol goede moed?
Ontheemd. Na verloop van tijd, na de zoveelste situatie waarbij men weer geen aansluiting voelt is er plots die verlatenheid. Een gevoel van totale allenigheid. Het faliekant besef van leegte. De werkelijkheid heeft de euforie ingehaald. Het internaat is niet vrolijk, het ziekenhuis geneest niet, de toekomst is knokken, melk en honing hebben een prijs. De roes is over en het wakker worden is grauw want allenigheid is een handicap. Ontheemd. Definitief en onomkeerbaar weg van de herkomst. En dan kruipt de hunkering binnen, een hunkering die iemand uiteindelijk kan verteren.
Schrijnend wordt het wanneer er kinderen komen, nu kán ze niet meer terug, al had ze er voor zichzelf wel aan gedacht, het voor zichzelf ook wel gewild. Maar ze is niet meer enkel zichzelf, er loopt nu een stuk van haar op eigen beentjes. Ze moet nu geloven in een toekomst die zijzelf zó niet meer ziet. De verantwoordelijkheid voor dat onafhankelijk eigen stuk veegt haar eigen verlangen brutaal opzij.
De dromen van vroeger zijn een juk geworden. De hunkering, die blijft.
illustratie Young Astronomer van Brian Kershisnik - gedicht geplaatst met toestemming van Elisa, de auteur m- 02/2018, blog
te gast bij Wim Helsen, Herman van Rompuy met de Inaugurele rede van J.F. Kennedy
(…) de laatste alinea’s In de lange geschiedenis van de wereld was slechts aan een paar generaties de rol toebedeeld de vrijheid te verdedigen op het tijdstip van het grootste gevaar. Ik deins niet terug voor die mogelijkheid; ik verwelkom haar. Ik geloof niet dat iemand van ons van plaats zou willen wisselen met enig ander volk of generatie. De energie, het geloof, de toewijding die we aan dit streven bieden zal licht schenken aan ons land en aan iedereen die het dient - en zal gloeien van het vuur dat de wereld werkelijk kan verlichten.
En dus, mijn mede-Amerikanen: vraag niet wat uw land voor u kan doen - vraag wat u kan doen voor uw land. Mijn medeburgers van de wereld: vraag niet wat Amerika zal doen voor u, maar wat we samen kunnen doen voor de vrijheid van de mens.
Tenslotte, of u nu burgers van Amerika of burgers van de wereld bent, vraag van ons hier dezelfde hoge normen van kracht en opoffering die we vragen van u. Met een rein geweten als enige beloning, met de geschiedenis als eindoordeel voor onze daden, laat ons voortgaan het land te leiden waarvan we houden, Hem vragend om Zijn zegen en Zijn hulp, maar wetend dat Gods werk hier op aarde waarlijk ons eigen werk moet zijn.
iets over rekenvaardigheden De basisblokjes hebben als groot voordeel dat jonge kinderen al doende reeds iets leren over verhoudingen.
Ze hebben als nadeel dat ge gedurende een paar jaren (de lego-jaren) niet meer op uw sokken over het tapijt kunt lopen, want die blokjes kunnen lelijk pijn doen, vooral de hele kleintjes, rechts bovenaan op de foto’s. Die veroorzaken een nijdige pijnscheut in de voet en ge valt u haast een breuk.
Voor de foto heeft een bereidwillige ziel erbij geschreven hoe het zit met die blokjes en het aantal toppekes. In de praktijk, in bouwsels, doet een kind dat intuïtief kloppen, zonder cijferwerk.
Ooit moet kindlief leren dat 3/4 ook 12/16 kunnen zijn, enzoverder, maar dat is voor later. Eerst spelen. Fortuinen werden ooit besteed aan blokjes voor de kinderen van mijn zussen. En als de kinderen dan in het tweede of in het derde studiejaar intuïtief meekonden met het begrip breuken, en met het rekenen in breuken, dan beroemden de respectievelijke vaders zich plots op de goede genen die ze doorgegeven hadden en ze droomden verder over carrières voor hun nakomelingetjes. De Nobelprijzen die daar bij hoorden zijn nog niet afgehaald.
de naam Shaolin betekent Jong Bos De eerste Shaolintempel werd gebouwd in 495 in Dengfeng en deze is een van de oudste boeddhistische tempels van China. (…) Traditioneel ontwikkelden de Shaolinmonniken hun expertise in zelfverdedigingskunsten als antwoord op de aanvallen van bandieten, en als een manier om lichamelijk in conditie te blijven, en ook om mentale en fysieke discipline te krijgen. Shaolinmonniken reisden vaak veel door het land om het boeddhisme te prediken, en waren daardoor regelmatig het doelwit bij roofovervallen. De bloeitijd van de tempel was tijdens de vroege Tang Dynastie (618-907), waarover in de geschiedschrijving verhaald wordt, dat Shaolinkrijgsmonniken het leven redden van de toekomstige keizer Li Shimin en hem bijstonden in zijn strijd tegen rebelse krachten. Toen hij eenmaal de troon bestegen had, vergrootte de dankbare keizer hen onroerend goed en gaf een aantal van hen toestemming verder te gaan met hun training als strijdmonniken. De kunsten van Shaolin bereikten hun top tijdens de Ming Dynastie (1368-1644), toen honderden Shaolinmonniken militaire status verwierven, en persoonlijk campagnes leidden tegen rebellen en Japanse bandieten. Tegen deze tijd hadden de Shaolintempels hun eigen unieke stijl van zelfverdedigingskunsten ontwikkeld, die bekend raakte als exemplarisch voor Chinese wushu. http://nl.wikipedia.org/wiki/Shaolinklooster
Om in lichamelijk in conditie te blijven, zeiden ze dus hé. Toen ik dat las dacht ik jaja, dat zeggen majorettes en cheerleaders ook van zichzelf. En om mentale en fysieke discipline te krijgen. Kom dat eens uitleggen aan de hooligans aub.
een zeer droevig lied over de vloek van plotse rijkdom De zusters Karamazov is een lied van Drs. P uit 1957 en beschrijft het relaas van twee gezusters te Overveen die ruzie krijgen over de verdeling van een erfenis, bestaande uit japonnen. Uiteindelijk probeert de een haar zuster te vergiftigen, maar zij kan het niet laten een slokje te proeven om te controleren of het wel goed is. Dit wordt haar fataal.
Steeds herhaald wordt dat de tijd ondertussen gewoon voortschrijdt: “terwijl de kater sliep en de pendule liep en de kanarie sprak: tsjiep, tsjiep, tsjiep, tsjiep.”
Het lied vormt entertainment met een melancholische kern: hebzucht kan leiden tot tweedracht, twist en erger, zelfs uiteindelijk tot moord. Opvallend is dat de naam Karamazov (uit de titel) in het lied zelf nergens genoemd wordt. Het lied is beter bekend onder de (foutieve) naam Tante Constance en tante Mathilde.
De titel van het lied zinspeelt op De gebroeders Karamazov, een bekend boek van de Russische schrijver Fjodor Dostojevski. De melodie van het refrein is enigszins verwant aan die van het eerste deel van Wolfgang Amadeus Mozarts "Pianosonate nr. 11 in A-majeur (KV 331)".
van : https://nl.wikipedia.org/wiki/De_zusters_Karamazov de zusters Karamazov Tante Constance en Tante Mathilde Woonden eendrachtig en knus bij elkaar Een was hardhorend, de andere brilde In doorsnee waren zij zeventig jaar In Overveen Telden zij hun jaren bijeen Niet meer zo koket als voorheen Maar nog altijd flink ter been
Terwijl de kater sliep En de pendule liep En de kanarie sprak: "Tjiep tjiep tjiep tjiep"
Tante Constance en Tante Mathilde Erfden de kleren van Tante Heleen Waardoor ineens hun gehechtheid verkilde Want van elk soort japon was er maar een Er werd getwist En naar provocaties gevist En er werden dingen vermist Waar de ander meer van wist
Terwijl de kater sliep En de pendule liep En de kanarie sprak: "Tjiep tjiep tjiep tjiep"
Op zeek'ren dag maakte Tante Mathilde Akelig lachend de koffie gereed Daar zij haar zuster vergiftigen wilde Die in haar eentje een wandeling deed Met terpentijn En een snufje rattenvenijn En gesloten keukengordijn Moest het wel uitvoerbaar zijn
Terwijl de kater sliep En de pendule liep En de kanarie sprak: "Tjiep tjiep tjiep tjiep"
Toen nu de koffie tot stand was gekomen Wou zij eens proeven en nam zij een slok Zij had de juiste verhouding genomen Tante Mathilde viel neer als een blok Sedert die tijd Droeg Constance in eenzaamheid De japonnen die tot haar spijt Tot een drama hadden geleid
Terwijl de kater sliep En de pendule liep En de kanarie sprak: "Tjiep tjiep tjiep tjiep"
een paar heldere situatieschetsen Enkele stereotypen, knap in beeld gebracht. De geschreven tussentekstjes zijn in het Engels + Italiaans, maar dat maakt niet uit want de beelden zijn zeer duidelijk en bij momenten zeer raak ook. Mijn favorietje is het stukje over de zakenreis.
Het roze cirkeltje stelt een vrouw voor, het blauw vierkantje een man. Maar dat moet ik er eigenlijk niet bij vertellen, dat is vanaf het eerste fragment duidelijk.
'k Ben maar één keer naar een schoolreünie geweest. Het was februari en heel koud, in '72 of '73. Het was het eerste jaar, of het tweede na de humaniora. Het was ergens in de binnenstad te doen. Er werd inschrijvingsgeld gevraagd, wat ik niet echt snapte, maar goed, ik schreef me in. Die 70 fr of zo, zou wel een bijdrage zijn in de onkosten, een centje voor de gestencilde uitnodiging en de postzegel, dacht ik.
Toen ik die avond toe kwam op het adres, bleek het een zaal te zijn, niet een taverne/restaurant zoals ik begrepen had. Het was een zaal met drankje en hapje, 'met mogelijkheid tot versnapering', tafelen zat er dus niet echt in.
Ook goed, maar zo’n grote zaal voor 16 oud-leerlingen? Wat een lege, kale bedoening. En toen bleek dat het initiatief niet uitging van onze gewezen klasverantwoordelijke maar van de school zelf, en dat álle oud-leerlingen waren uitgenodigd. Niet alleen ons klasje. Ik keek rond : een veel te hoog plafond om gezellig te zijn met een aantal lusters waarvan enkele het niet deden. Waarschijnlijk rekende de zaalverhuurder op de kale TL-buizen langs de muren. Rechts van de deur, aan een korte kant plus een lange kant van de zaal was de vloer drie of vier treden verhoogd, dat bouwsel had een golvende frontlijn en was afgezet met een vergulde reling die om de zoveel tafels onderbroken werd voor een trapje.
Aan de overzijde van de deur was een soortement podium en aan de linker muur, aan de overzijde van die lege dansvloer, stond een geïmproviseerd buffet te zweten. Dit was een oude balzaal, met een interieur dat ooit de Fred Astaire-stijl had willen nadoen en daar toén al niet in geslaagd was. Een balzaal huren voor een schoolreünie? Dit was een even zielige locatie voor feestjes als de turnzaal van de school. En daar hadden we ons misschien nog thuis gevoeld. Maar ja, daar konden nu geen bijeenkomsten meer gehouden worden want daar lag nu een dure nieuwe vloerbekleding (linoleum?) die geen schoenen verdroeg en zeker geen dameshakken. Niet dat wij zo damesachtig gekleed liepen maar de oudere oud-leerlingen wel. De gestelde lichamen. De prominenten van de reünie. Zij die elke keer kwamen. De dames die duidelijk reeds lid waren van de Bond van Grote Gezinnen.
Wij waren met een stuk of acht van ons klasje en een paar van ons besloten dat koud TL-licht te ontvluchten en elders een paar uren gezelligheid te zoeken. In klein comité.
Alleen stond er nu een nonnen-comité in de weg want ondertussen had de dame aan de deur van de zaal gezelschap gekregen van zuster directrice en een paar van haar acolieten. Onze vroegtijdige terugtocht zou tactisch moeten aangepakt worden.
Onze tafel had als blijk van belangstelling al een paar afkeurende blikken gekregen. Ons half klasje was te jolig, te lacherig (van ellende), te weinig jonge-damesachtig met al die jeans … Hoe het zat met de andere klassen van ons jaar weet ik niet, ik had het druk met de deur in het oog te houden om te zien wanneer de uitgang zou vrij zijn. Een andere uitgang, een meer discrete, was er niet: een keuken was er niet (meer) en de zij-ingangen naar het podium waren dicht gewerkt. De enige nooduitgang die er was, was te zichtbaar achter de buffettafel, aan de overkant van die lege dansvloer drie treden beneden ons.
Toen kwamen de nonnen in beweging, zij verlieten de ingang. Gered, dachten wij - Niks van. Zij zwermden uit en namen de rijen tafeltjes in de klem. Voor een gesprekje. Een tafeltje verder zag ik zuster M en ik hoopte dat ze rap bij ons zou zijn, zij was de meest menselijke non van het klad. Maar ineens stond daar de directrice. Met professionele minzaamheid had zij ons in de rug beslopen. Ze vroeg wat we 'deden’' Waarmee studies bedoeld werden. En plots was er aan tafel ineens weer die verbondenheid, bijna ogenblikkelijk. Er was zelfs geen overleg nodig.
Iemand zei dat ze bakkerijschool volgde en dat ze al zoete broodjes kon bakken. Bij zuster directrice bleef De Minzaamheid op het gezicht geglazuurd. Iemand studeerde voor 'tolk' in de Aarschotstraat. Of zuster directrice de stijl van de Aarschotstraat kende liet ze niet merken. De Minzame Glimlach bleef bij elk sullig antwoord.
Tot slot antwoordde iemand naar waarheid dat ze moraalwetenschappen studeerde. Er kwam beweging in het masker van de directrice: - Ah, Godsdienst! constateerde ze verheugd en verbaasd over wie terugkeert naar de stal, het schaap van wie men dat het minst verwacht newaar … - Nee zuster, moraalwetenschappen. - Welja, Leuven dus! deed ze katholiek. - Nee zuster, Brussel., was het vrijzinnig antwoord. De glimlach verkrampte tot een grimas en na een knikje trok ze naar een andere tafel.
Na zoveel geveinsde belangstelling stonden we op en stapten naar de deur. Weg van daar. Hoe de avond verder gegaan is kan ik me niet herinneren.
Later hoefden schoolreünies niet meer voor mij, teveel stoef-&-bluf, die grote bijeenkomsten. Nog later kwam het er niet meer van. Maar een klein klasreünietje zie ik nu eigenlijk wel zitten. Vijfenveertig of meer jaren na datum.
Het schaap blaat en de geit mekkert. Zo hebben wij dat geleerd op school, in de jaren dat het leven nog simpel was. Nu blijkt dat de dieren zelf die schoolboeken niet doorgenomen hebben. Het geluid dat sommige onder hen produceren doet me in alarmfase rood gaan en ik zou onmiddellijk de polies, de hulpdiensten en de brandweer bellen.
waarom ik Microsoft een proces wou aandoen Aangezien we van aan boord geen beeldmateriaal mochten mailen naar onze correspondenten (toen nog te duur in satelliet-tijd)had ik CD-roms met foto’s en PPSsen gereed gemaakt om mee te geven aan iemand die afmonsterde, hij zou ze posten. 'k Had op die CD-roms ook wat teksten voor thuis gezet, deze zonder zelfcensuur.
Mijn dagelijks uitgaande mails stonden bol van de zelfcensuur. Niet alleen was de server de rederij zelve, maar elke uitgaande mail passeerde toen ook nog via de captain, vandaar. Op CD-rom kon ik eens wat serieuze berichten meegeven, zo halverwege contract. We hadden nog een twee maanden voor de boeg.
De CD-roms had ik verzendklaar gemaakt, beveiligd tegen wijzigingen en ik had ook een wachtwoord ingevoerd om te beveiligen tegen indiscretie. Dat tweede wachtwoord was oude koek bij de correspondenten, ze wisten thuis allemaal dat het **** was.
En dan nu het relaas, het gebeurde in 2007:
Vorige vrijdag waren we thuis, eerst jetlag eruit geslapen, zaterdag bel ik mijn ouders om te melden dat we weer in het land zijn.
Ome Jos was daar ook. Ome Jos is een bevriende buur die sinds het overlijden van zijn echtgenote tamelijk vaak bij mijn ouders binnenloopt.
Voor Ome Jos had ik ook een exemplaar meegegeven. Hij heeft sinds een tijdje een vriendin, als broer-en-zus-hoor, vertelde hij er haastig bij toen hij voor het eerst over haar vertelde. Buddies dus. We noemen haar Tante Pos, omdat haar familienaam iets in die aard inspireert. En zij laat zich met stijl dat naampje welgevallen.
Aan de foon vroeg ik Ome Jos of de CD-rom hem bevallen was. ‘k Had uren zitten werken en reviseren aan de drie PPSsen en verwachtte van hem op zijn minst een 'hm' als goedkeuring.
- Nog niet bekeken Meisje. Hij is 70+ en mag me dus meisje noemen. - Nog altijd niet bekeken Ome Jos? kreet ik. - Nee Meisje, want ze kwam er elke keer bijzitten. 'Ze' is Tante Pos. - Is dat een probleem Ome Jos? - Ja Meisje, er staat toch ‘ALLEEN lezen’. - Ome Jos ... - Meisje? - Het is niet ‘ALLEEN lezen’, het is ‘alleen LEZEN’, gewoon die optie aanklikken en dan komt de tekst in beeld.
In de stilte die toen volgde hoorde ik de professor in hem wakker worden.
- Kijk kind, zei hij, dan zou er 'ENKEL lezen' gestaan hebben, dat zou uitsluitsel bieden. - Ja Ome Jos, zei ik gedwee.
'k Stond kaarsrecht aan de telefoon en vreesde dat hij me in september zou doen terugkomen. Want zo is hij. Zo was hij ooit.
En Microsoft doe ik een proces aan wegens de klunzige, slordige en inadequate vertaling van de term Read Only.
te gast bij Wim Helsen, Ingeborg met een gedachte van Rumi / Roemi Ver buiten gedachten over recht en onrecht ligt een veld. Daar zal ik je ontmoeten. Als de ziel zich tegen het gras vlijt, is de wereld zo vervuld dat voor woorden geen plaats is. Gedachten en Taal, zelfs het woord Elkaar, zijn daar overbodig. Jalal ad-Din Rumi, 13de eeuw, Perzië