Ziezo dat was dan dat. December hebben we gehad. Welk woord zou ik wensen voor 2018. Nuance, dat is een mooi woord. Misschien wens ik wel het woord nuance. Wat denkt ge ervan?
2015 was het VEERKRACHT
"Voor komend jaar wens ik iedereen sterke amortisseurs toe. Stevige schokdempers. Veerkracht. Zowel psychisch als fysiek. Want er is niks dat laat veronderstellen dat het komende jaar ‘vriendelijker’ zou zijn dan het voorbije jaar. Er komt gewoon meer van ’t zelfde. Daarom, voldoende veerkracht gewenst. Dat is het beste wat ik kan bedenken om ieder-&-elk toe te wensen. Het is geen gepolijst salonwenske, dat besef ik, ’t komt eerder uit de achterkeuken van het leven, maar ik meen het, uit de grond van mijn hart: voor in ieders rugzakske, veerkracht."
2016 was het SERENITEIT - gemoedsrust - Zen
"Dat de komende 365 dagen mogen mild zijn. Mild en rustig voor ons allemaal. Voor zover een stukje toekomst al iets kan ‘zijn’. Meer durf ik niet hopen. En sereniteit misschien. Sereniteit wens ik ons, ons allemaal."
2017 was het STAMINA - uithoudingsvermogen
"Dit jaar voor elk van ons -en voor allen die u lief zijn- een grote pot stamina. En telkens wanneer het nodig is neemt men daaruit een handjevol en strooit dat over hoofd en schouders. Vergeet de schouderbladen niet."
Nu 2018. ’t Wordt er niet gemakkelijker op, een woord zoeken dat een heel jaar mee kan.
Veerkracht hebben we al gehad, dat was 2015. Dat blijft gelden. Moet wel, we kunnen niet zonder. 2016 was Sereniteit, gemoedsrust, Zen - blijft ook gelden. Best wel. 2017 was Stamina, uithoudingsvermogen - blijft ééuwig gelden.
Voor 2018 het woord nuance misschien : voldoende schakeringen in het denken, de 58 facetten van iets zien, of toch al vermoeden, tussenoplossingen in beeld brengen, een uitgebreid palet van visies in het kopke houden alvorens iets te besluiten of te beslissen.
Vindingrijkheid klinkt ook interessant. Wanneer de veerkracht het efkes laat afweten en het uithoudingsvermogen een adempauze neemt kan men met wat vindingrijkheid nuances ontdekken om het sereen te houden … blablabla.
Wat kan een mens zo nog gebruiken, helderheid. Hoe geraakt men aan helderheid, … het wordt NUANCE.
Mensen, voor 2018 wens ik voor ons allemaal een enorm gevoel voor schakeringen, voor nuance.
december 2016, naar de kliniek, naar Ma Die vrijdagochtend stond ik in Hasselt aan het station te wachten tot Tina me zou oppikken en ik keek de gevelrijen af. Wat een verschil met de jaren ’80. Toen moest ik regelmatig in Hasselt zijn, omdat Laura en D hulp en mankracht konden gebruiken.
De gevelrij richting binnenstad was toen nog oud en gedegen : Kamers voor Reizigers en Chambres pour Voyageurs. Die opschriften waren toen al aan het vervagen, maar ze stonden er nog wel. Nu zijn ze verdwenen onder gevelrenovaties van pitta-belevingen en zijn er daklozen in en rond het station. Sinds wanneer heeft een knus stadje als Hasselt daklozen? Of is het er niet meer knus? Was het er ooit knus? Nepknus.
In de dwarsstraat, bijna op de hoek met het stationsplein, staat een gevel in stevige art deco weggedrumd door het groot glazen gevaarte ernaast. Het glazen gevaarte is sober, vluchtig en saai. Het kleine gebouw is sober, solide en mooi.
Het was zo proper en net dat ik me afvroeg of het authentieke art deco en recent opgekuist was, of nep. Maar zo’n mooie nep bouwen ze tegenwoordig niet meer. ’t Zou dus wel echt zijn.
Ik wou mijn staanplek niet verlaten omdat Tina elk ogenblik kon opdagen. De naam of de bestemming van het gebouwtje zou ik later wel opzoeken via Google Earth. In het langsrijden zag ik dat het ACV was – Provinciaal Hoofdkwartier.
- Allez vooruit, zei ik, wie had dat gedacht … - Dat van haar herseninfarct? vroeg Tina. - Nee, dat het ACV hier woont, in deze wijk, de hoeders van de barmhartigheid. - Wie? - De Tjeven. - Waarover hébt ge het? - Laat maar.
wakker worden en uit bed wippen Uitgerust en vol nieuwe energie wakker worden,‘k heb dat ooit gekend. Zo tussen de 25 en de 45j, ik viel in slaap als een jonge hond, op gelijk welk plekje. Daarna was ik een en al bereidheid om dartelend aan de nieuwe dag te beginnen. Gedoucht, aangekleed en opgemaakt in 15 minuten. Klaar. Laat komen die job!
De mindere dagen laat ik er van tussen. Ze waren er, en ik herinner me die ellende, maar dat is geleden leed.
Nu (65j), in de fleur van mijn sleet, is de bereidheid er nog wel, maar dan gedoseerd, genuanceerd. Eerst lig ik te overdenken wat er zo interessant zou zijn aan de dag die gaat beginnen. Als, zodra en indien, ik gevonden heb wat dat zal zijn, doe ik een oog open.
Uit bed wippen gebeurt de laatste jaren in drie fazen. Eerst spieren strekken & wekken, dan in zitstand komen en dan pas gaan staan. Het huppelen en dartelen laat ik nu achterwege.
Computer wakker maken, koffiemachine aanzetten, en verder zien we wel, ik heb vrijaf tot 08h. Al bij al valt er mee te leven.
buiten het bereik van kinderen houden Mijn grootmoeder maakte rumcake met gekonfijt fruit en met rozijnen die ze gedrenkt had in rum. Voor de grote mensen in echte rum, voor de kleine (ik) in rum-essence. Maar dat verschil kende ik nog niet, dat rum alcohol was wist ik niet. En al had ik het geweten, ik was klein en de cake was lekker.
Eigenlijk was er geen verschil te zien tussen de cakes. Zo heb ik me ooit van bordje vergist en heb ik aan de salontafel staan snoepen van een stuk grote-mensen-cake met echte rum.
De rumrozijnen prutste ik er zorgvuldig met twee vingertjes uit, schijnt het. Dat charmeerde nogal, kijk nu wat de kleine doet! zo precies! en zo netjes! hoe schattig! ‘k Schoof door naar het volgende bordje en pikte daar ook de rozijnen weg. En toen naar het volgende bordje … Tegen dat de grote mensen beseften wat er gebeurde, tegen dat ze doorhadden dat ik me stond te bezatten, sliep ik bijna al.
Dat verhaal heb ik van horen vertellen, zelf herinner ik me dat niet. Natuurlijk niet, ik zat met een promille kermille!
eindejaars voor groot en klein Beesten en babies, de moeilijkste onderwerpen om te fotograferen, naar het schijnt. Een getrainde hond kan men doen zitten, en doen blíjven zitten. Maar een baby? Daarom vind ik deze foto mooi. Magnifiek eigenlijk. Oké, zo te zien is daar iemand in huis die iets van fotografie kent, maar dan nog. Hoeveel pogingen zouden er aan deze foto vooraf gegaan zijn?
‘k Denk niet dat het een toevalstreffer is, de kleine heeft een truitje en sokken van de juiste kleur aan. De kleur van de vacht van de hond. En een broekje in de kleur van de kerstballen. Die twee kleuren en geen andere, want er zou gefotografeerd worden die avond. Er was al een ontwerp van de foto in het hoofd van de fotograaf/fotografe? Ik gok op fotografe.
De hond doet wat een wijfjesdier doet, zorgen dat een jung zich niet in nesten werkt.
Het hoofdje en de kop staan in één lijn, ze zijn duidelijk in gesprek. Woordeloos, maar toch in gesprek.
- ‘k Mag niet langs zeker ? kijkt de kleine. - Nee, want de haard brandt en de grote mens is bezig (met haar fototoestel). Dus gij blijft hiér.
De hond meent het. De kleine neemt dat want men geraakt niet zomaar voorbij zo’n torso.
Dat alles in tegenlicht.
Gevonden! De foto is van Erin Vey, hondenfotografe Wat een compositie, die foto. Kent iemand het ras van de hond?
personeel niet vriendelijk 'k Had een groottante die ongeveer heel haar leven eerste viool gespeeld heeft. Tijdens haar beroepsleven letterlijk. Op de koop toe werd ze door haar man op handen gedragen en na haar pensioen was ze zo in die attitude vergroeid dat ze de eerste viool bleef. De vedette. Met alle streken en gedoe die zo’n scheefgegroeide situatie meebrengt.
Ze nodigde me al eens uit om te gaan winkelen. Vooral omdat ze een chauffeur nodig had. En vermits LM & ik toen maar af en toe in België waren vond ik het moeilijk om te weigeren.
Op de Bredabaan, waar ooit de ‘schone winkels’ waren, was het een geklungel en gesukkel op de smalle voetpaden. Over elk pand dat nog niet was ingepalmd door een filiaal van een keten wist ze iets te vertellen. De kleine geschiedenis van de Bredabaan. Wat me opviel was dat ze af en toe haar relaas besloot met : 'Maar daar zijn ze niet vriendelijk'.
Ze leek een beetje op een gier, een langwerpig type met een iel nekje dat boven een astrakanjas uitstak en bovenop haar hoofd een dot dof zwartgeverfd haar. Zelf was ze ook niet de vriendelijkste verschijning in al dat zwart.
Dat de oorspronkelijke uitbaters van die winkels zich onderhand hadden laten vervangen door hun kinderen of kleinkinderen deed niks af aan haar oordeel, eerder een vonnis : ze zijn daar niet vriendelijk.
In herfst of winter van 2002 liet de bijverwarming in hun woonkamer het afweten. LM & ik werden gesommeerd haar en mijn grootoom naar de stovenwinkel te rijden op ‘t einde van de Oude Bareellei. Wat wij prompt deden, want dit was een urgentie. Er was dringend een nieuwe gaskachel nodig.
We werden te woord gestaan door de mevrouw zelf. Aan ongeveer alles was te zien dat zij de patronne was. Chique blouse, duur mantelpakje, onberispelijk verzorgde nagels, subtiele make-up, genuanceerde kleurspoeling… En een vijftien jaar jonger dan Tante. Dat laatste had ze niet moeten doen.
De dame bracht ons naar het assortiment gaskachels. Mijn groottante liep daar hooghartig langs. Ze hield haar jas dicht zoals de sterren in oude Amerikaanse films, de kraag een beetje naar achter en een hand op de borst. Aja, want als men de kraag naar achter gooit komt de knoop niet meer zo maar tot aan het knoopsgat en dan moet men de jas dichthouden zoals een diva. Wat de bedoeling was.
Tante begon een aantal modellen aan te wijzen in de andere rijen. - In die rijen staan de houtstoven hoor mevrouw, zei de patronne. - Zijt ge zeker? deed Tante uit de hoogte.
Ik zag de patronne verstrakken. Tante had zojuist dertig jaar (of meer) vakkennis in vraag gesteld, alsof de mevrouw een beginnend verkoopstertje was.
- Ik laat u rustig kiezen, zei de dame. En ze verdween, papierwerk doen. We bestonden niet meer. Nonkel greep in, zo geroutineerd dat ik dankbaar was: - We zullen er thuis over nadenken, zei hij met zijn zachte stem en hij leidde Tante naar buiten.
Hoe dikwijls zou de lieve man dat soort situaties al moeten oplossen hebben. We schuifelden alle vier naar de uitgang. Zij twee vanwege de gewrichten. LM & ik uit schaamte want na zoiets stapt men niet met opgeheven hoofd buiten.
Later in het naar huis rijden zei LM : - Geen wonder dat half de Bredabaan niet-vriendelijk is, ze heeft het er zelf naar gemaakt.
Ja dacht ik, en de Bredabaan is lang maar ooit heeft zij dat in een record tempo afgewerkt.
Agent : "Goedenavond meneer. Heeft u gedronken?" De man : "Oézegdu garssson?"
Agent : "Heeft u gedronken meneer?" De man : "Pinte. Veer-en-daartig pin-te, véér-en- "
Agent: "Wil u dan hier blazen meneer?" De man : "Waddíst? Geloeëfde me ni?"
Dit soort arrogante, (ongewild) grappige helaasheid vind ik grandioos. Mensen van dit type lopen hier nog los, rijden hier nog rond. Zwaar beboet, dat wel, zijn zij deel van het patrimonium.
Hoe zouden die zes lijntjes dialoog in andere streektalen klinken? Daar ben ik nu naar op zoek. Of heeft men in andere streken zoveel streken niet?
m 128 streken op het kompas, EZW-01/2012, bijgewerkt
De laatste keer dat LM en ik naar de bioskoop geweest zijn was juni 2011, Rundskop.
We zijn lang na het uitbrengen van de film gaan kijken en dan op een weekdag in de namiddag. Dat alles om niet in een volle zaal te moeten zitten want bibi heeft claustrofobie en LM is geen fan van menigten. Hij gaat zelfs buiten de piekuren naar de bakker.
Blijf dan weg uit de bioskoop … Dat doen wij ook. Maar zo om de zeven jaar wagen wij ons aan een cinemabezoek, om een aantal redenen. En voor Rundskop waren er voldoende redenen om iets te ondernemen, wat we dapper deden, zij het met de hand over de handrem.
En het viel reuzegoed mee in juni. Niet moeten aanschuiven, weinig volk in een ruime zaal en de uitgangen waren duidelijk zichtbaar, ook wanneer het zaallicht gedoofd was.
De film zoog ons mee en de enige keer dat ik wou gaan lopen was toen -in flashback- duidelijk werd waarom het hoofdpersonage een koelkast in zijn badkamer heeft staan. Maar dat heeft alles te maken met het verhaal en niet met de gesloten ruimte van de bioskoopzaal. 'k Kon trouwens niet weg want tijdens die scène kneep LM mijn hand tot moes. 'k Vind het verschrikkelijk, als hij geen maat zet op zijn kracht, maar gezien de scène was hem dat onmiddellijk vergeven.
Een bioskoopje doen op een weekdag in de namiddag. Eigenlijk valt dat mee.
Hoe zat het dan aan boord, vroeg iemand ooit, met die claustrofobie? Want van een schip kan men niet zomaar weg.
Claustrofobie aan boord van een vrachtvaarder? Met een uitzicht tot aan de kromming van de aarde ... Bij helder weer gaat dat tot 30km, vanop het onderste deck. Van hoger gelegen decks kijkt men nog verder. Kraaiennest-gewijs. Hoe zou een mens zich in die weidsheid opgesloten of beklemd voelen?
De woongedeelten van het schip krijgen ook voldoende daglicht binnen om zich niet opgesloten te voelen. Zelfs de alleyways krijgen wat (rond) daglicht. Dat kán op een cruiseschip geeneens!
De patrijspoorten in de verblijfsruimten zijn al lang niet meer van die kleine ronde raampjes. Het zijn nu rechthoekige ramen. En meer dan viermaal groter dan de ronde. Dat patrijspoorten nu groter zijn kan waarschijnlijk dank zij de verbeterde glassoorten die meer impact verdragen. Maar de kleine ronde patrijspoorten volstonden al voor mij. Als er maar een licht-inlaat is. 't Moet zelfs niet open kunnen, dat hublootje.
De plaatsen waar ik last heb van claustrofobie zijn plaatsen waar daglicht niet komt omdat er géén lichtinlaat is. Helemaal geen. Na een kwartier of 20 minuten gaat het mis. Of dat nu aan boord is of aan de wal.
Aan boord : de opslagplaatsen (lockers en koelkamers) en de machinekamer zijn een probleem. De machinekamer is 'authorised personnel only' dus daar was ik al van af. In andere besloten ruimtes moest ik nooit lang blijven, tenzij er inventaris gemaakt werd en daar was ook een mouw aan te passen : wanneer men de bewustzijnsvernauwing voelt komen, NIET persé willen verder werken.
Toegeven aan dat weg-willen, maar dan gecontroleerd: efkes naar een plek met daglicht stappen, soms is die al achter de hoek, naar het licht kijken, gecontroleerd ademhalen EN GLIMLACHEN. Zeven seconden later was ik weer klaar voor de job. 't Klinkt idioot, ’t klinkt melig, 'k weet het. Maar zo werkt het. Bij mij toch. De keren dat ik écht last gehad heb van claustrofobie was aan de wal. Niet aan boord. En dat was dan nog in ruime plaatsen, geventileerd, er waren voldoende andere mensen, maar er waren geen ramen of andere licht-inlaten. 'k Moest daar langer dan 15 minuten blijven en ik kon niet efkes naar een andere ruimte. Ja, dan begint het gedoe natuurlijk: klam zweet, lichte bibber, daver, ... Daar heb ik geen zeggenschap over.
Zo zijn al een paar keer röntgenfoto's mislukt omdat ik me niet roerloos wist te houden, enz, etc. Maar na een woordje uitleg wordt me dat vergeven. Gewoonlijk wel.
te gast bij Wim Helsen, Tamino met 'De Profeet' van Kahlil Gibran
Je vreugde is onthulde smart. En de bron waaruit je lach ontspringt, werd vaak gevuld met je tranen. Hoe kan het anders zijn? Hoe dieper de smart in je wezen kerft, hoe meer vreugde je kunt bevatten. Wanneer je blij bent, schouw dan diep in je hart, en je zult zien dat wat je smart gegeven heeft ook vreugde brengt. Wanneer je verdrietig bent, blik dan opnieuw in je hart, en je zult zien dat je weent om wat je vreugde schonk. Sommigen zeggen ‘Vreugde is groter dan smart’, en anderen: ‘Neen, de smart is groter’. Maar ik zeg je, ze zijn onafscheidelijk. De Profeet, 1923 - Kahlil Gibran, 1883-1931
Over Tamino : https://nl.wikipedia.org/wiki/Tamino , Over Kahlil Gibran : https://nl.wikipedia.org/wiki/Khalil_Gibran Over De Profeet : Het boek bevat spirituele dialogen tussen een verlichte, Arabische meester, Almoestafa, en het hem vreemde volk, dat hij na twaalf jaar verlaat om naar zijn eigen eiland terug te keren.
abrikoos voor dummies Champagne of abrikoos, allebei lekker, meer niet. Edoch, in bepaalde milieus wordt daar niet luchtig over gedaan.
In onze straat liep regelmatig een dame met twee koningspoedels, nu nog één, maar toen dus twee. Koningspoedels zijn de grote poedels, de Pekkie-poedels, gelijk de hond van Filiberke, het kameraadje van Jommeke.
De jonge was een tweekleurige huppelpup en de oude was veel ouder, dat was duidelijk te merken aan zijn manier van lopen. De veerkracht was er uit, maar het dier had nog altijd iets statigs, iets koninklijks rechtop. Koningspoedels hebben werkelijk een vorstelijke tred.
Op een keer sprak ik de dame aan, ik feliciteerde haar met de mooie honden. En ik zei iets over de chique zachte champagnekleur van de oudste hond. "Die kleur heet abrikoos" deed ze kortaf. Ik had duidelijk iets verkeerd gezegd, in poedelzaken absoluut leek zijnde. En ik was zo verbouwereerd over haar toon dat ik overhaast antwoordde "Ah? Abrikoos? Da’s eh … da’s ook eh … lekker."
Zo stupide ben ik bij momenten. En zij, ze stapte verder. Statig, zoals haar abrikoos.
Eenzame Uitvaart is een literair-maatschappelijk initiatief waarbij een passend gedicht wordt geschreven en voorgedragen bij de uitvaart van eenzame overledenen.
Eenzame uitvaart nr. 17, meneer F.M. F.M. werd geboren in Luik op 24 november 2017 en overleed in het UZ Gasthuisberg te Leuven op woensdag 6 december 2017. De begrafenis vond plaats op donderdag 14 december 2017 op de Leuvense stadsbegraafplaats. Dichter van dienst was Peter Mangel Schots.
Meneer F.M. Meneer … Hoe afstandelijk en ongevoelig klinkt het dit keer. In de dood is er geen onderscheid: rijk of arm, voorbeeldig of misdadig, een heiligenbeeldje of een charlatan, een baron of een schoenmaker, allemaal noemen we hen meneer – of mevrouw. Maar een kind van twee weken oud? Eén keer, voor de eenvormigheid. En dan niet meer. Dan alleen nog F, baby F, engeltje F.
Het is dinsdagavond wanneer ik telefoon krijg van de pastorale dienst van een Leuvens ziekenhuis. Er is een kindje overleden en het zal begraven worden zonder zijn ouders. Of dat misschien niks voor ons is? Het duizelt me. Nooit had ik verwacht ooit een kind een eenzame uitvaart te zullen geven. Hoe kan zoiets? Een sociaal assistente en een medewerkster van het pastoraal team doen me het verhaal van baby F.
De ouders van F. hebben het vermoedelijk niet breed. Ze zijn afkomstig uit een ver Europees land en daar wonen ze ook vaak, maar ze hebben kennelijk nog andere verblijfplaatsen en waren nu al een tijd op bezoek bij familie in België. Het zijn nog jonge mensen, maar het kind van wie de vrouw op 24 november beviel, was niet hun eerste. Het jongetje kwam met een ernstige afwijking ter wereld. Tot ontzetting van de ouders, want de zwangerschap was probleemloos verlopen. De pasgeborene wordt naar Leuven getransporteerd, waar men een week lang alles doet om hem te redden. Op woensdag 6 december is alle hoop weg. In het bijzijn van de ouders wordt de baby nog gedoopt, hij krijgt de naam F. De dame van het pastoraal team praat nog een tijdje met de moeder. Die is ontzet, ze smeekt nog een keer of er echt niks meer kan gedaan worden om haar kindje te redden. Maar er is niks meer aan te doen. Een uurtje later verlaat de familie het ziekenhuis. Die avond sterft baby F.
De dag erna komen de ouders weer langs. Ze kunnen het nog altijd niet vatten, maar richten de blik ook al vooruit. Het leven heeft hen geleerd praktisch te zijn. Voor een begrafenis hebben ze geen geld. Bovendien keren ze al heel binnenkort terug naar hun land zoals gepland. De moeder neemt het lijkje nog even in haar armen. Dan zijn ze weg. De sociaal assistente bekommert zich om F. en neemt de zaken in handen. De geboorte van F. is nog niet aangegeven bij de burgerlijke stand. Dat moet nog gebeuren vooraleer zijn overlijden in Leuven kan gemeld worden. De firma van de uitvaarten wordt gecontacteerd. Ook zij doen het nodige. En ze geven mijn gsm-nummer door. Dinsdagavond 12 december rinkelt mijn telefoon.
Op één dag tijd een gedicht schrijven is nooit gemakkelijk, maar dit keer heb ik voortdurend het gevoel tekort te schieten. Het zal nooit goed genoeg zijn. Een oudere persoon heeft een leven achter zich dat afgebakend is, met kinderjaren, studies, een beroep, soms een gezin. Mogelijkheden die één na één concreet werden – of net niet. Voor baby F. strekte zich nog een zee van mogelijkheden uit, waarvan er geen enkele werd ingevuld. Iemand vertelt me een dag later over een recent overleden baby. Hoe de ouders van iedereen hulp kregen om het een plaats te geven, en hoe een mooie uitvaartplechtigheid, met muziek en ballons, voor troost en berusting had gezorgd. Ik probeer te vatten wat er in de ouders van F. moet zijn omgegaan. Telkens is er één gedachte die blijft hangen, tussen begrip en onbegrip in: zij hadden dit heel zeker ook anders gewild.
De begrafenis vindt plaats op donderdag, om 15 uur. Het laatste uur dat uitvaarten worden toegestaan op de stadsbegraafplaats. Wegens invallende duisternis. Het geldt in zomer en winter. Vandaag hoeft het niet later te zijn. De sneeuw van de voorbije dagen is weg, maar het is koud en kil. Het is een uur waarop het kerkhof er verlaten bijligt. De lijkwagen staat bij de poort. De man van de firma en de grafdelver komen over het kerkhof gestapt. We ontmoeten elkaar aan de wagen, schudden de hand. ‘Er komt zeker niemand meer?’ Ik geef zonder woorden aan dat ik dat inderdaad vermoed. De grafdelver loopt terug naar de uithoek van het kerkhof waar de kinderen begraven liggen. De jongeman van de firma vraagt of ik wil meerijden. Ik bedank ervoor. Ik ga liever achter de lijkwagen aan lopen. De kleinst denkbare rouwstoet. Het voertuig zet zich tergend traag in beweging richting kinderbegraafplaats. Het zijn tweehonderd ellendig lange meters. Voor mij schommelt en botst de corbillard over het grindpad. Er gaan duizend gedachten door mij heen. Ik denk aan de mensen die ik liefheb.
Achteraan op het kerkhof houden we halt. Wat verderop ligt een hoopje aarde. Het is bijna niks, zelfs voor een zandkasteel zou het te schamel zijn. De jongeman opent de wagen. Ik verwacht een kist op maat van kinderen, een kist die misschien een derde kleiner zou zijn dan die van volwassenen. Op wat ik zie ben ik niet voorbereid: een smetteloos wit kistje, niet veel groter dan een schoenendoos. Boven op het deksel zitten zes vergulde knoppen. Het is geen kist die door vier lijkbidders gedragen hoeft te worden. Eén handpalm volstaat om hem naar de sokkel te dragen die bij de kuil is opgesteld.
Vaak worden bij de aanvang van de korte ceremonie enkele levensfeiten van de overledene opgesomd. Hier is er niks. Enkel twee datums en een naam. De jongeman spreekt de familienaam van F. op z’n Frans uit, terwijl ik hem in mijn hoofd altijd op zijn Italiaans had horen klinken. Het doet bijna komisch aan. Ik zet een stap naar voren, haal diep adem, slik even en lees mijn gedicht voor F.
Schaapjes
Eén bladzij omgeslagen en je boek is uit lang en gelukkig lezen hadden we je graag gewenst beginnend met verhalen van een eerste kerst en knuistjes die naar vlekken kaarslicht grijpen en dan de lente, zomer, nog een zomer tot je je opricht zonder handen als een koning de wereld balancerend aan je voetjes het coolste jochie van de peutertuin.
Maar onder ijzig ziekenhuislamplicht ben je geboren met een hart dat klappertandt je ouders ver van huis, jij ongeteld, uitgekwartierd, geen tijd gekregen voor een hashtag om de wereld te vertellen over ieder kind dat in je leeft: ik ben Omran, ik ben Julie, ik ben Aylan, ik ben Melissa, ik ben De Kleine Thomas uit de vondelingenschuif, ik ben het kindje Jezus dat versmacht onder een berg geschenkpapier.
Verkruimelt in een land ver weg van hier je mama van verdriet? Gaat elke spadesteek je papa door het hart? Zal volgend jaar rond deze tijd een ander broertje in jouw sokjes slapen? Het zal je naam zijn die je in je laatste uren kreeg, die hen verbindt met deze stad, dit lapje grond dat zij alleen vermoeden en waarop wij staan als een reserveteam. Vrees niet, we zullen op de uitkijk blijven, schaapjes tellen tot je slaapt.
Alle drie blijven we enkele seconden stil. Wanneer de mannen dichterbij komen, leg ik vluchtig mijn hand op het kistje. Zij doen hetzelfde. Dan wordt het in de kuil geplaatst. Ik kniel ernaast en leg het witte blad met het gedicht gevouwen op het witte hout. Ik hoef het zelfs niet te laten dwarrelen, de put is niet diep, mijn arm reikt ver genoeg.
Wanneer de grafdelver zijn spade neemt, loop ik met de jongeman terug naar de corbillard. We praten nog even na en bedanken elkaar. Nog een tijdje dwaal ik over het kerkhof, langs de sterretjesweide en dan terug naar de kinderhoek. Het zandhoopje is alweer weg. Er staat een wit kruisje met de naam F.M. Ondertussen begint de duisternis echt in te vallen. Het kerkhof zinkt weg in de avond. Wat verderop, in de binnenstad, trekt het gedruis van de kerstmarkt zich op gang.
te gast bij Wim Helsen, Louis Tobback met een fragment uit Utopia van Thomas More Hun steden bestaan uit vier even grote wijken en in het centrum van iedere wijk is er een markt waar van alles verhandeld wordt.
Alles wat de plattelandsfamilies produceren wordt daarheen gebracht, gesorteerd en per product in aparte pakhuizen opgeslagen.
Elk familiehoofd geeft op wat hij en zijn familie hiervan nodig hebben en krijgt ook alles wat hij gevraagd heeft zonder betaling of welke andere vorm van vergoeding dan ook.
Waarom zouden ze hem ook iets weigeren? Er is toch genoeg aan alles? En waarom zouden ze bang moeten zijn dat iemand meer zou willen aanvragen dan hij nodig heeft?
Als iemand zeker weet dat hij in de toekomst nooit iets tekort zal hebben, gaat hij toch niet iets overbodigs aanvragen?
In de natuur komt de behoefte om enorme voorraden aan te leggen of zich van alles toe te eigenen immers voort uit de angst om ooit tekort te komen, maar bij de mens is hebzucht louter en alleen het gevolg van ijdelheid, de gedachte dat je beter bent dan een ander als je meer overbodige rijkdom tentoon kunt spreiden dan hij.
In de Utopiaanse samenleving is er echter geen plaats voor dit soort menselijke tekortkomingen. Utopia, 1516 – Thomas More
De knop voor de ondertiteling staat rechts onderaan, de =-knop. Tobback in gesprek met Helsen, Vandaag 01/02/2018 heb ik gemerkt dat het filmpje al niet meer beschikbaar is. Er was toch beloofd tot eind april? Dat is nog 2 volle maanden ! De uitleg van Canvas : “Sorry, jammer genoeg is deze video niet beschikbaar. We beschikken momenteel niet over de rechten om deze video aan te bieden.” Vreemd. Heel vreemd.
de Triomf van de Onschuld Toen we een jaar of twaalf waren hadden we gewaagde raadseltjes. De stoutmoedigen onder ons vertelden ze zelfs thuis, aan hun ouders. Of nog straffer, wanneer er bezoek was, wanneer er publiek was. Mijn zus Tina (9j) was daar zeer goed in, zij wist met flair haar momenten te kiezen:
- het begint met str en eindigt op ont ? - …? afwachtende stilte - straathond!
- het begint met kl en het eindigt op oot? - … ? dreigende stilte - kleurpotlood!
Er was geen kat die er aanstoot aan nam dat de eindletters in geschreven taal niet klopten. In gesproken taal waren deze raadseltjes al gewaagd genoeg. En dan kwam het slotstuk :
- het begint met p en eindigt op oepen. - …? doodse stilte - paracommandotroepen!
Straathond, kleurpotlood en paracommandotroepen, we gniffelden en we wisten bij de laatste twee raadsels niet eens niet waarover we het hadden. Het was de Triomf van de Onschuld, want de grote mensen wisten niet hoe ze daarop moesten reageren. Dát voelden we wel. En hun onwennigheid was goud waard.
(…) http://nl.wikipedia.org/wiki/Onschuldige_Kinderen Op het feest van Onnozele Kinderen gingen, net als bij Sint Maarten, kinderen de straat op om te bedelen om snoep en geld. Kenmerkend is dat de kinderen verkleed als volwassenen langs de deuren gingen om hun lied te zingen. Nu Nieuwjaarke Zoete en Driekoningen. Dit bedelen om snoep en geld gaat terug op het kinderbisschopspel.
Bij het kinderbisschopspel werd tijdens de Vespers onder het Magnificat onder de scholieren een kinderbisschop gekozen. Deze jongen trad dan enkele dagen in klooster- en kapittelkerk als bisschop op. Met een groep kinderen als aanhang ging hij bij hoogstaande personen van kerk en gemeente eten en kreeg daar ook kleine geschenken.
Ook verkleedpartijen hoorden bij het feest en er werden geschenken gegeven aan de koorknapen. In veel gezinnen mag het jongste kind op Onnozele Kinderen kiezen wat er die dag gegeten wordt.
Jaren heb ik dat woord fout geschreven, met n ipv met nn.
‘k Redeneerde : als on-ozel bestaat, dan bestaat ozel ook. Mis. Zo mis als mis maar mis kan zijn. Ozel bestaat niet.
Het is : als on-nozel bestaat, dan bestaat nozel ook. Nozel zou verwant zijn aan nocif (F), en betekent schadelijk, komende van noxia (L).
Mits enige verschuivingen in de Vroege en in de Late Middeleeuwen die we wegens tijdgebrek overslaan en er zijn onderwege natuurlijk ook verschuivingen in betekenis geweest, die we wegens al te bekend hier niet vermelden, dat zou onnozel zijn.
Uiteindelijk betekent on-nozel dus on-schadelijk, vandaar on-schuldig, argeloos, onbevangen. En aan al wie morgen verjaart, ooit verjaarde of nog zal verjaren: het is een móóie datum.
te gast bij Wim Helsen, Laura van Dolron meteen fragment uit Our Greatest Fear van Marianne Williamson Our deepest fear is not that we are inadequate. Our deepest fear is that we are powerful beyond measure. It is our light, not our darkness that most frightens us. We ask ourselves, Who am I to be brilliant, gorgeous, talented, and fabulous? Actually, who are you not to be? You are a child of God. Your playing small does not serve the world. There is nothing enlightened about shrinking so that other people will not feel insecure around you. We are all meant to shine, as children do. We were born to make manifest the glory of God that is within us. It is not just in some of us; it is in everyone and as we let our own light shine, we unconsciously give others permission to do the same. As we are liberated from our own fear, our presence automatically liberates others.
Onze diepste angst is niet dat we ontoereikend zijn. Onze diepste angst is dat we oneindig machtig zijn. Het is ons licht, niet onze duisternis waar we het allerbangst voor zijn. We vragen ons af: Wie ben ik dat ik briljant, buitengewoon aantrekkelijk, getalenteerd en geweldig zou zijn? Maar waarom eigenlijk niet? Je bent toch een kind van God? Je moet je niet kleiner voordoen dan je bent opdat de mensen om je heen zich vooral niet onzeker zouden gaan voelen. We zijn geboren om de luister van God uit te dragen die in ons woont. Niet slechts in enkelen van ons, maar in ons allemaal. Als wij ons licht laten schijnen, geven we anderen onbewust toestemming om dat ook te doen. Als wij bevrijd zijn van onze eigen angst, bevrijdt onze aanwezigheid automatisch anderen.
De bovenstaande tekst is een Nederlandse vertaling van een tekst van MarianneWilliamson. Deze is gepubliceerd in haar in haar boek ‘Terugkeer naar liefde’, dat gebaseerd is op ‘Een cursus in wonderen’. Er wordt vaak gedacht dat Nelson Mandela het fragment heeft uitgesproken tijdens zijn inaugurale rede als president van Zuid-Afrika. Dat blijkt onjuist te zijn. Hij heeft er zelfs niet uit geciteerd: http://www.bet.com/news/global/2013/12/05/transcript-nelson-mandela-s-1994-inauguration-speech.html De knop voor de ondertiteling staat rechts onderaan, de =-knop. Van Dolron in gesprek met Helsen, https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/winteruur/3/winteruur-s3a30/ 10min38
Over het boek Terugkeer naar liefde, 2010, Marianne Williamson : Een spirituele gids op onze terugreis naar liefde en waarheid. Een bestseller, gebaseerd op het boek Een cursus in wonderen. We leren opnieuw met liefde waarnemen en de liefde aanvaarden die we hebben ontkend. Dit boek is een aanrader voor wie op een makkelijke manier meer te weten wil komen over het gedachtegoed van ‘Een cursus in wonderen’. 'We zijn vergeten wie we zijn, Terugkeer naar liefde herinnert ons hieraan!' Oprah Winfrey
over een huppelpup en hondejongen De Kleine mocht met zijn papa mee naar de buren om de nest hondjes te gaan bekijken. De hondjes waren nu oud genoeg om enthousiast kinderbezoek te overleven.
Weer thuis rende hij als een huppelpup naar zijn mama en vertelde opgewonden dat de moederhond viér baby-hondjes had, drie jongetjes en een meisje.
- Dat is knap, zei de mama, en hoe weet ge dat ? - Het meisje is zwart en de jongetjes zijn bruin. - Ziet ge aan de kleur of het een meisje is of een jongetje ? vroeg de mama voorzichtig. Had ze haar kleine niet beter voorgelicht dat dat? - Néé Mama ! zuchtte de Kleine om zoveel onverstand, de bruine hadden een pié-mel !
De dag na Kerstmis merkte de pastoor dat de kribbe in de kerststal leeg was. ‘t Kindje Jezus was verdwenen. Potverdekke, dacht de pastoor, en hij ging wat in de frisse lucht stappen om te kalmeren. Op de stoep zag hij Sepke met een blinkend-nieuwe rode trekkar. In de kar lag op een paar sprieten stro het kindje Jezus met gespreide armpjes van het zonlicht te genieten.
- Awel kleine vriend, ge hebt een passagier zie ik. - Ja meneer pastoor, antwoordde Sepke, en hij stapte stevig verder. Onverdroten, heette dat vroeger. - En waar hebt ge hem vandaan? - Uit de stal hé, meneer pastoor! (Wat een domme vraag!) - En waarom hebt ge hem uit de stal gehaald, Sepke?
Sepke hield halt en haalde eens diep adem want hier moest uitleg gegeven worden aan een volwassene. En zoals men weet is er soms tijd mee gemoeid eer een grote mens iets begrijpt, grote mensen zijn soms niet rap van snap.
- Ik had aan ’t Kindje Jezus gevraagd of ik van de Kerstman een rode trekkar mocht hebben. En ik heb ze gekregen. En daarom mag Kindje Jezus nu éérst meerijden.
Hij bleef de pastoor strak aankijken om te zien of die het begrepen had.
m met dank aan RD, EZW-01/2014, HiH-12/2015, herzien
een eigen boodschappenlijstje gebruiken als inspiratiebron Dat had LM voorgesteld, toen ik een paar weken geleden zuchtte dat er toch zo weinig achtergelaten boodschappenlijstjes te vinden waren in de plaatselijke supermarkt. - Wilt ge het mijne? vroeg hij.
Hij stapt al eens tot aan de Colruyt en dat lijstje wou hij me grootmoedig afstaan. Na gebruik. Ha nee, vind ik, want bij een eigen lijstje moet ik geen sluitend verhaal verzinnen omdat ik de context al ken. Dat is voorkennis. Dat deugt niet. In sommige branches is voorkennis zelfs strafbaar!
En daarenboven-erbij, dan wordt het geen verhaal, dan wordt de tekst een relaas. Niks mogen verzinnen, niks mogen fantaseren? Waar is de spielerei dan nog … Nee, ik wou LM zijn lijstje niet, hoe vriendelijk het ook aangeboden was.
Nu, een gevónden lijstje, dat is iets gans anders natuurlijk. Bij een gevonden lijstje kan niemand zich beledigd voelen over gissingen of over de commentaren bij het geschrift, bij de keuze van de artikelen, bij de rangschikking van de artikelen, bij de schrijffouten, of over mijn gefantaseerde context.
Want, stel u voor dat een integere huisvader mij zijn eigen lijstje mailt als 'gevonden'. Daarop staan dan veel lekkere dingen & bloemen en hij verwacht ongeveer dat er een verhaal komt over een galante heer die zijn wereld kent en die weet hoe hij zijn partner zijn waardering kan tonen en met al wat op het lijstje staat er een zonnige dag in december zal van maken.
Edoch, wat ik bij zijn lijstje verzin wordt dan een verhaal over een gedesillusioneerde dame die in hun huis een etentje voorziet met de zoveelste chevalier servant -die bloemen zijn voor de tafel- omdat haar man voor de zoveelste keer, op zakenreis is wanneer er iets te vieren valt. Wat een druilerige dag.
Bij éénzelfde lijstje : een realiteit > die botst met < een stuk fictie. Wat een anticlimax moet dat zijn voor de welwillende mailer van het lijstje.
Neenee, geen eigen lijstjes, zou ik denken. Zelf gebruik ik de mijne niet. En die van LM ook niet, gebruik ik ook niet. Ik hou het bij eerlijk gevonden lijstjes. Zo ben ik een beetje: vinden. En meepakken.
m weer helemaal in de lijstjes, EZW-12/2012, herwerkt
naar de afdeling klassiek Als kerstcadeau wou ze de strijksonates van Rossini ofwel de impromptus van Schubert. Op CD. Want op plaat zou dat niet meer te vinden zijn. Nee, op plaat niet meer.
Op een dag dat het KMI geen ontij gepland had ondernam ik de expeditie naar een winkel waar ze volgens mij Rossini en Schubert in huis zouden hebben.
Binnen herkende ik de zaak niet. Een totaal nieuwe inrichting. Misschien zelfs nieuwe eigenaars? Ik zag geen namen van componisten meer. De afdelingen vooraan in de winkel zeiden hiphop, house, en verder naar achter R&B, country, jazz …
"Excuseer, vroeg ik aan de piepjonge winkelbediende, heeft u ook een afdeling klassiek?" Ze dacht even na en vroeg "bedoelt u … gelijk Elvis?"
een vakman in huis Vorige week belden we een loodgieter, om de spoelbakken van de keuken na te kijken, want die lopen veels te traag leeg om nog oké te zijn. En gelijk vroegen we of hij eens zou willen kijken naar de douche, want we vermoedden daar een lekje.
Dat kwam in orde, hij zou langskomen. Die dag nog. “Vandaag nog! Halleluja!”
Hij was bezig met een job in Zandvliet en zodra hij daar klaar was zou hij ons bellen dat hij op komst was. Dat vind ik tof. Zodra hij belt maak ik de kast onder de spoelbakken leeg. Er lagen al twee vouwboxen gereed.
Het was 11h30 en er was nog altijd geen telefoontje van onze redder. - Zou hij vandaag nog komen, vroeg ik aan LM, die job in Zandvliet kan iets groot zijn hé. Iets groter dan hij zelf gedacht had.
Waarop LM : - Ja, ze hebben hem daar laten komen omdat de sluis niet meer leeg liep.
foto Wikipedia
13h15 : Hij was hier al sinds 12h aan het werk, een kwieke jongeman, en dat van die sluis paste helemaal in zijn vakgebied, zei hij. We kunnen hem aanbevelen. Toch wat zijn gevoel voor humor betreft.
de sopraan en de papegaai De jongere zus van mij ma was sopraan bij het koor van de BRT. Op een keer had Tante S een papegaai op logé, de baasjes van de vogel waren met kerstverlof aan de kust. Na enkele dagen kon hij de opwarmingsoefeningen van mijn Tante meezingen. Of zijn baasjes daar blij mee geweest zijn betwijfel ik, stembanden opwarmen is geen melodieus gebeuren hé.
Maar de vogel zelf vond het blijkbaar plezant of interessant en hij was zo fier op zijn nieuw kunnen dat hij van geen ophouden wist. Hij herhaalde de deuntjes heel de dag door.
Nonkel L was aannemer en hij had zijn kantoor thuis. De oefeningen van Tante S waren ongeveer een dagelijks ritueel, ze waren zelfs een rustgevend gebeuren in huis, maar de vrije interpretaties ervan door een snerpende papegaaienstem, dat was teveel van het goede, dat bracht Nonkel L tot krachttermen. De papegaai pikte de krachttermen op en leerde een verzameling vloeken die hij bracht met evenveel overtuiging als Nonkel L zelve en die hij vlot afwisselde met de stemoefeningen van Tante S. De vogel moet een heerlijke vakantie gehad hebben. Zijn woordenschat was duidelijk verrijkt dank zij Nonkel L en zijn stembereik was hoorbaar uitgebreid dank zij Tante S.
Wat de baasjes ervan vonden hebben we nooit geweten. Aan die kant bleef het stil.
de kerst-egeltjes, een doe-filmpje Dit filmpje vind ik heel mooi omdat er veel gezegd wordt met ogenschijnlijk simpele lijnen in een simpel decor.
Drie egeltjes komen zich voorstellen. Zodra de keuzemogelijkheid verschijnt, gewoon aanklikken. Dat egeltje krijgt dan het scherm voor zich alleen en mag optreden.
Misschien best links beginnen, dat is mogelijk de volgorde van de fragmenten zoals de makers ze bedoeld hebben in hun verhaal. Van links naar rechts staan de bolle, de lange en de gestuikte. Met kan ze ook zien als de ijverige, de bazige, de simpele. Zij zullen elk een liedje voor u zingen, verkleed of al doende met iets.
Voor het eerste egeltje kan met kiezen uit drie kostuumpjes. De kostuumpjes zijn een sneeuwbal – een rendier – een sneeuwman. Voor het tweede kan men kiezen uit drie bezigheden, dat zijn snowboarden - ijsschaatsen - sleeën Het derde egeltje krijgt drie bladen in de pootjes gestopt om zijn liedjes te zingen … Gewoon aanklikken telkens wanneer een keuzemogelijkheid verschijnt.
Alle drie doen ze hun allerbeste best. Drie egeltjes maal drie mogelijkheden, dat zouden negen fragmenten moeten zijn hé? Dat dacht ik ook.
Twee maanden voor kerst ging een vriendin verhuizen. Ze verhuisde van een villa naar een appartement. En de poes, die altijd buiten had gelopen en binnen kwam wanneer ze goesting had, verhuisde mee. Ineens moest poeslief zich aanpassen en mocht ze niet meer buiten.
Na zo’n veertien dagen werd poesmadame wat rustiger en ze leek zich te schikken in haar lot van binnenhuiskat. Kerst naderde en een echte kerstboom werd in de living van het appartement gezet, versierd tot en met, want mijn vriendin is een kerst-mens. De boom was weer heel mooi gekleed en de avond voor kerstavond werden alle pakjes -het waren er bijna dertig-, onder de boom gelegd. En die nacht is poeslief actief geworden. Van alle pakjes had ze het papier kapot getrokken en de boom had ze geplunderd van onder tot boven. Bij het opstaan, kreeg mijn vriendin bijna een appelflauwte. Chaos en rommel over heel de living. Er waren twee pakjes bij met pralines en poes was er zo grondig mee bezig geweest, dat de pralines over de vloer verspreid lagen. Mijn vriendin was echter een sterk iemand, ze belde mij en vertelde het en ze lachte, maar die lach was een zenuwlach, dat hoorde ik.
Dus op 24 december in de voormiddag ik naar daar, de kerstboom terug opgetuigd, de pakjes die nog konden gered worden weer ingepakt, en opnieuw pralines en chocolade gaan kopen. Gelukkig had poeslief de flesjes parfum niet open gekregen. Het zou er gestonken hebben. Rond vier uur was alles terug in orde en opgelapt, voor zover het opgelapt kon worden.
Poeslief werd een paar uur verbannen naar het berghok waar ze haar vernielactiviteit rustig snorrend uitsliep. Twee jaar later verhuisde mijn vriendin naar een boerderij, er kwamen nog twee poezen bij. Die hebben daar een luxe leven, maar de avond voor kerst mogen de drie poezen niet in de living, ze worden die nacht verbannen naar de schuur of naar de zolder.
Het een gerecht mooi opdienen is niet meer voldoende. Men moet een bord nu 'artistiek' kunnen dresseren. Hier een paar voorbeelden voor de feestdagen, met de signatuur van de kunstenaar in kwestie. ‘k Ben druk aan het oefenen. Ge doet toch mee? Jackson Pollock kan ik al!
Georges Seurat Van Gogh Pablo Picasso Piet Mondriaan
Mme H gaf Frans, van het derde tot en met het zesde leerjaar.
De uitgangen van de vervoegingen liet ze ons opzeggen in Catsiaanse dreuntoon: "imparfait?" "ais! ais! ait! ions! iez! aient!" dreunde de klas. Mme H gaf ons een applausje en wij bloosden van plezier.
En als we die uitgangen combineerden met de infinitief als stam kregen we een conditionnel, tweemaal prijs voor hetzelfde werk. Zo was Mme H. Zij maakte er een sport van geheugendril en wij vonden het plezierig. En véél nuttiger dan het geheugenwerk dat we moesten opbrengen voor catechismus. Later heb ik bij sollicitaties nooit een proef moeten afleggen over 'grondige kennis van catechismus'. Iemand onder U? Misschien heb ik de verkeerde branche gekozen.
‘Uw best doen voor Frans’ was zelfs niet nodig. Mme H zorgde dat alles in orde kwam, in een lichtblauwe ritselende nylon stofjas met knoopceintuur. De enige lerares die nog een stofjas droeg. Dat gaf wel cachet aan het vak Frans hoor. Die stofjas straalde beroepsernst uit. En vakkennis. En wij floreerden onder dat aureool.
In het vijfde en zesde leerjaar kwam er voor het vak Frans ook de lerares Franse dictie, Mme R. Een Française. Verdwaald in Vlaams-Brabant? Mme R-D was een combinatie van Juliette Greco en Zizi Jeanmaire. Als jonge vrouw droeg zij kort plat haar en platte schoenen, in de 60's hé, zwarte collants -zo heette een kousenbroek toen- en had een fantastische crèmekleurige jas met één grote rode knoop in het midden. En een knalrode handtas.
Achteraf bekeken is het een wonder dat Mme R-D ooit aangeworven werd in dat bastion van burgerlijk fatsoen: die eigen stijl? dat eigen denken? De Heer dacht ook al eens aan het Heil van de leerlingen blijkbaar, niet enkel aan het zielenheil van de nonnen.
Úren hebben wij doorgebracht met een potlood tussen onze tanden: ba-bé-b i-bo-buu! Mesdemoiselles? - En dan was het aan ons. "Voorrrraan in de mond jufrrrous, frrans worrdt voorrraan in de mond gesprrrokén!" 'jufrrrous', zei ze, als ze al eens 'needrelands' sprak.
Gek dat alle leraressen aangesproken werden met 'Juffrouw', gehuwd of niet. Een nonnenbastion hé. Behalve dus Mme H, zij werd aangesproken met 'Madame' zelfs in het Nederlands, ook al was zij ongehuwd.
De echtelijke status van Mme R-D was iets minder duidelijk, maar dat hebben we pas in het middelbaar vernomen. Het middelbaar was aan de overkant van de straat, een paar meter verschil, maar heel een andere wereld. En die begon al op de stoep.
Frans leren is al spelend gebeurd In maart 1959 zijn we daar gaan wonen, vanaf welk jaar we mochten buiten spelen weet ik niet. ‘Buiten’ was buiten de tuin, op straat. Dat zou zomer 1960 kunnen geweest zijn.
We woonden in de westrand van Brussel en hadden daar rustige straten, dus speelden wij allemaal op het kruispunt van die straten, daar konden zij-allemaal van in huis ons-allemaal op straat in het oog houden. ‘zij allemaal’ waren de Moeders, ‘ons allemaal’ de verzamelde kroost. We hadden speelkameraadjes in twee van onze landstalen. We = Tina & ik. 't Was een zeer landelijke wijk.
Wij tekenden met krijt heelder toestanden op de wegbedekking, sinds die er lag, want tevoren waren het kasseikopkes. De upgrading van kasseikoppen naar asfalt hebben we huppelend gevolgd. Wij versmosten er met z'n allen krijt op want wij hadden alle tijd, en alle tijd om Frans te leren want de straat was overdag een verworven terrein, er kwamen omzeggens geen auto's. Enkel 's avonds, de auto's van de vaders en die vertraagden want zij gingen hun eigen nazaten toch niet uit hinkelparken & kastelen en andere krijtlijnen rijden.
Tina en ik leerden dus Frans op straat. Het Frans dat we kenden volstond voor ons leefwereldje van toen. We konden zelfs schelden. Tina veel beter dan ik, maar dat kan ook aan haar temperament liggen. Zij kan het nog altijd vlotter dan ik.
Toen ik in het derde studiejaar met geschreven Frans kennis maakte ging een nieuwe wereld voor mij open : hetgeen er staat hoort ge niet en hetgeen ge hoort staat er niet. En toch klopt alles! Fa-ci-ne-rend.
Drie jaar later kwam Tina in het derde studiejaar en zij voelde zich compleet bedot : hetgeen ge hoort staat er niet en hetgeen er staat is gelijk de katten! ‘-aient’ vond zij kattegejank, ze las wat er stond. Maar 't gaat al vele beter. Zij is nu een zakendame in hartje Brussel. En daar is men meertalig. Par principe.
Tina en ik, wij hebben onze basis van op straat. Voor voetballers klinkt zoiets oké.Voor Dames van 60+ ... iets minder.
Laura hebben we van zodra ze oud genoeg was, continu meegesleurd op driewieler & trottinette. Dat heeft zij overleefd. Maar, ze heeft geen Frans ingelepeld gekregen op straat. Toen ze erbij was, was ze te jong. Toen ze oud genoeg was, waren er geen kinderen van haar leeftijd in het buurtleven en was het straatgebeuren daar compleet over en gedaan. En het is niet terug gekomen: de kinderen waren op.
Met het Frans van Laura is het nooit echt goed gekomen. Andere talen wel, maar Frans niet. Eigenaardig hé.
te gast bij Wim Helsen, Jan Decleir met Marche-les-Dames uit het verdriet van België
In Het verdriet van België beschrijft Claus de jongensjaren van hoofdpersoon Louis Seynaeve, leerling op een nonneninternaat en telg uit een verbazingwekkende en grotesk getekende familie. Verwarring, hunkering en bedrog zijn Louis’ deel en uit alle macht probeert hij duidelijkheid te vinden in de verwarring en leugenachtigheid om hem heen. Alleen door te fantaseren, de werkelijkheid geweld aan te doen, kan hij overleven.
Marche-les-Dames, onheilspellend rotsig gebied.
De Koning is bijziende, hij hangt loodrecht aan het touw en hijst zich op, zijn bril bewasemt, hij tast met zijn rechterhand de gekartelde wand af, hij graait in de natte klimop. Op dat ogenblik verschijnt in een kloof van de rots een man met een verminkt gezicht, de helft van zijn gezicht is ingedeukt, het ene oog ligt lager dan het andere en lijkt verlamd. - Hangt u goed, Sire? vraagt de man. - Merci, mon vieux, ik hang perfect. - Goed zo, Sire, zegt de man en haalt vanonder zijn draderige legerjas een broodmes te voorschijn. - Herkent u mij niet, Sire? - Non, mon brave. - Toch was ik bij u in de loopgraven aan de IJzer. - België dankt u daarvoor, mijn waarde. - U heeft mij de twaalfde oktober 1917 met een missie belast achter vijandelijk prikkeldraad. Maar, niettegenstaande mijn smeekbede of ik even mijn bril mocht halen in de blokhut, hebt u mij bevolen onmiddellijk de bewuste missie te volbrengen. U gaf dit bevel in het Frans, Sire. - Et alors, Flamand? - Alors? alors ben ik uit de loopgraaf gesprongen, en bijziende als uwe majesteit, op een granaat. Sire, dit is onrecht geweest en dit moet gewroken worden. - Doe wat u niet laten kunt, slechte Belg, zegt Koning Albert de Eerste. - Adieu, slechte Koning, zegt de verminkte en snijdt het klimtouw door.
Hij wacht niet op de doffe kwak beneden, maar snelt als een gazelle over de rotsen.
de wereld zou vergaan op 21 december 2012 Herinner u dat door een jammerlijk foutieve en westerse interpretatie van de Maya-kalender de wereld zou vergaan op 21 december 2012, gewoon omdat die kalender daar ophield. Het Net wemelde van de doem-teksten. Men moest zich voorbereiden.
De Maya-kalenderbaas komt bij de Maya-opperbaas en zegt : - Pardon patron, op die steen is maar plaats tot 2012 hoor. - Geeft niks, zegt de opperbaas, ooit zullen ze daar eens goed van verschieten … En de twee Maya-bazen lachten in hun vuistje.
Een aantal mensen beleefde in 2012 die vrijdag-21/12 de laatste momenten voor de apocalyps op een eigen manier. Het jaar daarop in september werden hun babies geboren. Die kinderen zijn in september vier jaar geworden.
Zouden hun ouders de apocalyps van toen vandaag herdenken? Want vandaag is het eerste lustrum van die zogezegde apocalyps hé.
De kinderen van september 2013 beklaag ik. Om veel redenen en ook omdat de babyboom van september 2013 weer de vergrijzing vergroot in 2073. Zullen de borelingen van 2013 in 2073 óók bakken kritiek krijgen om het feit dat ze en vrac op de wereld gezet werden, zoals de babyboomers van de jaren na WOII ?
te gast bij Wim Helsen, Tania Van der Sanden met een gedicht van Ph. Hypyle J. le Cesman, haar man Perpetuum mobile
Laat het niet alleen mogelijk zijn te beminnen bij gratie van herinneringen en dromen die het van ons overnemen, die het Nu enigszins uitspreiden, voorwaarts en achterwaarts, want alles heeft de eigenschap snel voorbij te zijn.
De resultaten van de vogelverkiezing zijn er. Al wie gestemd heeft zal het rondschrijven van Vogelbescherming Vlaanderen al wel ontvangen hebben denk ik. De vogel van het jaar is de merel. JeeDeeke heeft voor de kievit gestemd en ze vertelt waarom. . een ontmoeting met kieviten Op een mooie lentedag in een zachte zon liet ik de hond uit in het gebied naast de beek. Daar kon ze vrij rennen, de bewoning lag ver af. Aan de ene kant lagen enkele hectaren akkerland, aan de andere kant was water. Een lange wandeling had ze zeker verdiend want ze had zich heel de lange voormiddag geduldig en rustig gedragen, wat niet zo vanzelfsprekend is voor een Border Collie in de fleur van haar leven. En die fleur van een hond heette Flor.
Vlak na de middag waren er geen wandelaars of fietsers te zien, en ik maakte de leiband los zodat Flor haar energie kwijt kon. Af en toe kwam ze terug gerend om te kijken of ik volgde. Ik volgde zonder probleem, ik was nog maar pas op pensioenleeftijd, maar Flor had een sterk verantwoordelijkheidsgevoel en ze wou zeker zijn. Daarom controleerde ze regelmatig de achterhoede. En de achterhoede was ik. Misschien kwam ze ook kijken of ik al van plan was de frisbee uit de tas te halen. Nog niet. Geen frisbee? Dan ging ze maar weer konijntjes bijeendrijven, bij gebrek aan schapen. De konijntjes begrepen het anders, zij zagen een boze wolf en gingen ondergronds. Flor liep ze te zoeken en snuffelde verder het veld op.
Zo kwam ze in het nestgebied van een aantal vogels. Die zagen hun broedsel bedreigd. Flor was er een indringer. De kieviten gingen in de verdediging. Er dook een eerste naar de hond. Om haar te pikken of enkel om af te schrikken, dat weet ik niet. Toen waren er twee en drie en toen stegen er nog op en waren ze met veel. De duikvluchten gebeurden in stilte, dacht ik. Was dit Hitchcock? Flor dacht dat de vogels wilden spelen, levende frisbees! Ik floot haar terug met het hondenfluitje want ik wilde haar bij mij.
Flor kwam en ging onmiddellijk zitten doch de kieviten gaven nog niet af. Er volgden nog twee of drie duikvluchten naar mijn hoofd : hou uw ondier aan de leiband ! wij hebben hier broedsel ! Nu hoorde ik het kijven wel. Indrukwekkende manoeuvres, ik kon hen van nabij zien. ‘k Had misschien bang moeten zijn, maar ik was te zeer onder de indruk. Nadien ben ik blijven staan om een beeld te krijgen, er waren tientallen vogels. De nesten kon ik niet zien, ze waren te goed verscholen in de stoppels op het veld. Het is al veel jaren geleden, maar het gebeuren heeft wel een ontzag voor die vogel bij mij nagelaten.
Twee dagen later was het terrein ontvolkt. Kieviten kunnen ongeveer elke indringer aan, maar niet het mechanisch geweld van een boer met tractor en ploeg.
Daarom heb ik voor de kievit gestemd, uit respect. Omdat het vogels zijn met durf, ze gaan in de verdediging met de zwier van een musketier. Ze dragen zelfs een veer op hun hoed. En ook omdat het omgeploegd veld zo leeg en verlaten en triest was.
te gast bij Wim Helsen, Maaike Neuville met een fragment uit Anna Karenina van Leo Tolstoj Ik zal mij wel altijd boos blijven maken op Ivan de koetsier, ik zal blijven discussiëren, mijn gedachten op ongelegen ogenblikken uitspreken en er zal steeds een muur blijven bestaan tussen het allerheiligste van mijn ziel en dat van anderen, zelfs van mijn vrouw. Ik zal haar de schuld geven van al mijn angsten en er daarna weer berouw over hebben. Ik zal met mijn verstand niet kunnen begrijpen waarom ik bid en toch zal ik blijven bidden – maar mijn leven, mijn hele leven, elk ogenblik ervan, is nu, onafhankelijk van wat er nog met mij kan gebeuren, niet alleen niet zinloos meer zoals vroeger, het is onmiskenbaar zinvol geworden door de zin van het goede, die ik in staat ben er aan toe te voegen. Anna Karenina, Leo Tolstoj
De knop voor de ondertiteling staat rechts onderaan, de =-knop. Neuville in gesprek met Helsen, Vandaag 01/02/2018 heb ik gemerkt dat het filmpje al niet meer beschikbaar is. Er was toch beloofd tot eind april? Dat is nog 2 volle maanden ! De uitleg van Canvas : “Sorry, jammer genoeg is deze video niet beschikbaar. We beschikken momenteel niet over de rechten om deze video aan te bieden.” Vreemd. Heel vreemd.
onze musculus pyramidalis ~ klein en nuttig We hebben 650 spieren, waaronder een musculus pyramidalis. Dat is Latijn. Nu is ongeveer alles wat in ons lijf zit Latijn, dus dit kan er nog wel bij. Musculus betekent spier en pyramidalis betekent pyramide-vormig. Het valt me enorm mee dat Latijn is geen Chinees is.
Die kleine pyramidale spier is mee belangrijk voor de gecontroleerde ademhaling, maar ze zit niet in de buurt van longen of luchtpijp, ze zit lager. Veel lager. Ze zit vooraan op het bekken, hier in zijaanzicht & in vooraanzicht :
HIER, die kleine smalle roze strook Als men kucht of hoest, spant dat klein spiertje zich mee op. Voel maar : vingers boven het bekkenbeen leggen, niet óp maar er boven, het helpt als men de buik intrekt, en nu een paar keer kuchen. Het was efkes zoeken, maar ik heb een pyramidalis, denk ik. U toch ook?
Beide helften staan als twee kleine steunberen onderaan tegen de twee helften van grote spier die recht naar boven loopt, de musculus rectus abdominis - in het rood op de tekening. Die doet iets belangrijks zodat we ons middenrif kunnen sturen ivm buikademhaling.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Middenrifademhaling#/media/File:Diafragma_ademhaling.gif Soms zijn de simpelste momenten in het leven de meest waardevolle. van P² En wat is er tegelijk zo simpel en zo waardevol als adem. zegt Solzjenitsyn "Vannacht heeft het een beetje geregend en nu drijven er wolken langs de hemel voorbij, af en toe vallen er wat druppels. Ik sta onder de haast uitgebloeide appelboom, ik adem. Niet alleen de appelboom, maar ook het gras en de kruiden rondom zijn door de regen opgefrist, en er bestaat geen naam voor de zoete geur die de lucht dronken voert.
Ik zuig mijn longen ermee vol, bespeur het aroma met mijn hele borstkas, ik adem, adem, nu eens met open, dan weer met gesloten ogen, ik weet niet wat fijner is.
Zo adem te halen, op deze plaats adem te halen, dat is wellicht de enige, maar kostbaarste vrijheid waarvan de gevangenis ons berooft. Zolang je na de regen nog adem mag halen onder een appelboom, zolang is het leven nog de moeite waard.” Alexander Solzjenitsyn m HiH-11/2015, van Winteruur – toen met Warre Borgmans als studiogast,https://nl.wikipedia.org/wiki/Aleksandr_Solzjenitsyn
te gast bij Wim Helsen, Ronald Giphart met een gedicht van Martinus Nijhoff Haar laatste brief
Verwijt mij niet dat ik lichtzinnig was omdat ik liefgehad heb zonder trouw en zonder tranen heenging. Want een vrouw komt nooit, als zij bij voorbaat niet genas,
de wond te boven ener tederheid die op toekomstig leven is gericht. Ik moest mij wel hernemen voor een plicht waartoe ik onbemerkt ben voorbereid.
Zeg zacht mijn naam, en ik ben in het vertrek: de bloemen staan weer in de vensterbank, de borden in het witte keukenrek.
Want meer van mij bevindt zich in die klank dan in de jeugd waarom je van mij houdt, mijn bijna-jongensborst, mijn haar van goud. Uit ‘Nieuwe Gedichten’, 1934, Martinus Nijhoff De knop voor de ondertiteling staat rechts onderaan, de =-knop. Giphart in gesprek met Helsen, https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/winteruur/3/winteruur-s3a26/ 11min56
Peter mailt het verhaal van de vogel Af en toe krijg ik eens belevenissen van Peter & C° doorgemaild. Hij en Diane en hun twee dochtertjes wonen ver weg, soms in een warme streek. Wij mailen omdat Peter de taal van zijn moeder wil onderhouden. Dat is niet zijn moedertaal.
De verhalen zijn de zijne, sommige woorden zijn soms de mijne.
-------
Ik stond in de douche en het werd nogal dampig in de badkamer. Ik stap uit de douche en ik zet het raam open, volledig open. Ik stap terug de douche in en hou me bezig met water en zeep. Ineens vliegt er een vogel binnen. Het dier is in paniek, fladdert allerlei flesjes van Diane omver, raakt nog meer in paniek en knalt tegen de spiegel. Danig geschrokken doe ik in de douche een stap achteruit, ik stoot de shampoo omver en glij uit over de inhoud. Toen ik bekomen was van de smak en recht gekrabbeld was, was de vogel nog altijd de badkamer aan het verruïneren en aan het panikeren tegen de spiegel. We zijn nu al 30 seconden in dit armageddon.
De vogel valt neer naast de wastafel en kijkt me aan : doe iets aub … Ik neem een handdoek, raap hem voorzichtig op en breng hem langs de zijdeur naar buiten. Ik ga een paar meter de oprit op, zodat hij zeker niet opnieuw binnen zou vliegen.
Op dat ogenblik komen mijn buren met hun jonge kinderen, buren die er anders NOOIT zijn op dit uur van de dag, hun helft van de oprit opgereden.
Daar stond ik dan. Met een handdoek in mijn handen ipv rond mijn lenden. Ik vouwde de handdoek open, zodat de vogel kon wegvliegen, zodat ik de handdoek voor mijn schamele zelf had. En toen viel de vogel dood op de grond. Ziet ge ‘t vóór u?
-------
Ja Peter, ik zie het voor me. En nu zou ik graag weten hoe ge dat uitgeklaard hebt met de buren; de dooie vogel, de oprit, de lendenen, …
voor alles is een woord Pino is nog maar 4 jaar oud en toch heeft hij al een opvoedkundige taak. Hij heeft een voorbeeld-rol. Voor alles, alles is een woord Voor kaas, voor krokodil Voor boerderij, voor kip, voor ei, Voor kus en kikkerdril Wat zijn er toch veel woorden Ladder, laars, lantaarnpaal De wereld wemelt van de woorden En ik ken ze allemaal
Voor alles, alles is een woord Voor ruzie, rood en rot Voor taart, voor teen, voor drie, twee, een, Voor snurken en voor snot Wat zijn er toch veel woorden Visser, vlieger, voet, verhaal De wereld wemelt van de woorden En ik ken ze allemaal
Voor alles, alles is een woord Voor feest, voor flat, voor fiets Voor gek, voor goal, voor schut, voor school Vergeet nog bijna iets Voor alles, alles is een woord Er is zelfs een woord voor ... Ja, zelfs een woord voor ... niets!
tekst Erik van Os, muziek Hennie Vrienten, zang Pino (4j) “De wereld wemelt van de woorden en ik ken ze allemaal”, magnifiek hoe de tekstschrijver die zelfzekerheid van een kind van vier in één lijn neerzet. En ik ken ze allemaal … dat blijft niet duren Pino, geloof mij.
“Er is zelfs een woord voor … niets!”, dat is een parel hé. Een pluim op de hoed van Erik van Os. Met deze lijn voelt een kind aan dat een woord niet telkens verwijst naar een bestaand voorwerp. Een woord kan ook verwijzen naar een begrip. In dit geval naar het begrip NIETS. Meesterlijk, Mr van Os. Van het begrip NIETS overstappen naar het getal nul gaat dan later vanzelf. Het cijfer nul mag er dan ook bij. Wat er allemaal in een tekst kan zitten … de wereld wemelt van de interessante teksten en mijn hoofd is te klein.
omwille van de nagellak Toen ik jong was, nog thuis leefde en mijn bestedingen afhankelijk waren van het zakgeld, hield ik zorgvuldig in het oog dat de WC-rollen met het blaadje naar voor hingen. Dat had niks te maken met mijn verantwoordelijkheidsgevoel voor het vlotten van de huishouding, dat had alles te maken met nagellak.
Wanneer de WC-rol met het blaadje naar de kant van de muur hing, dan schuurde ik al eens tegen de muurtegels. Dan schaafde die goedkope nagellak weg. Dat wou ik niet. Absoluut niet! Want ik mocht enkel in het weekend nagellak dragen en die anderhalve dag dacht ik dan dat ik met mijn nagellak een beetje bij Mademoiselle Age Tendre hoorde en dat Sylvie Vartan of Sheila ooit in Zellik zouden komen optreden. En dat ik daar dan naar toe zou mogen van mijn ouders. Het was dus zeer belangrijk om de nagellak intact te houden. Men weet nooit.
Die nagellak moest ik kopen van mijn zakgeld, en in de jaren ’60 was kwaliteit niet mijn eerste bekommernis. Mijn budgetje gaf me trouwens die speling niet.
De modekleuren waren toen zilverwit en roze, allebei met parelmoerglans. Nacré heette dat toen. De knalrode hoogglanslak was in die jaren voor dames in een bepaald vakgebied. Vraag me niet hoe ik dat toen wist.
Decennia later werkte ik bij de koopvaardij en in de bediening wordt natuurlijk geen nagellak gedragen.
Het WC-papier in de cabines hing ik nog altijd met het voorste blad weg van de wand. Ik dacht niet meer aan nagellak, het was een gewoonte. Gewoon een gewoonte.
Tot op een keer, in ’90, ik een collega had, ene Guy. Die jongen heeft me finesses geleerd waar ik nu, zoveel jaar later, soms nog aan terug denk. Onder andere dat de WC-rol moet opgehangen worden met de af te scheuren blaadjes naar voren, en dat na de onderhoudsbeurt van de badkamer de tippen naar binnen omgevouwen worden. Met droge handen!
De omgevouwen tippen geven aan dat de onderhoud van de cabine gedaan geweest is. Alsof de bewoner niet ziet dat het bed opgedekt is. Maar goed, omgevouwen tippen dus. ’t Had wel iets. En ik ben dat blijven doen.
Het enige dat ik hém heb kunnen bijbrengen, was dat men een knikje moet geven in de rol, zodat het kokertje binnenin geknakt is. Want met de trillingen van het schip staat heel de bovenbouw/bewoning van het schip mee te dansen. Dat is afhankelijk van het toerenaantal van het main engine en van de stroming. Heel de WC-rol komt naar beneden, blaadje per blaadje ligt die dan gevouwen naast de pot. De bewoner laat dat liggen en de mensen van de huishouding kunnen het oplossen.
Vermits er snel moet gewerkt worden, weer of geen weer : preventief een knikje geven in de WC-rol, net voldoende om het kokertje binnenin te knakken.
Guy had beter gesolliciteerd bij een rederij met liners of cruisers, want op een vrachtvaarder was die jongen zijn energie en talenten aan het vergooien. Hij was te gesofistikeerd voor de koopvaardij.
Simon heeft een Kat. Van dat feit laat hij de Wereld meegenieten. Via zijn tekenpen.
Om zijn Kat goedgezind en bezig te houden -misschien laat ze dan de kerstboom met rust- brengt hij een nieuw speeltje mee.
Daarin zit kattenkruid. Wist Simon dat niet? Of kent hij de werking van dat geurig kruid niet? Katten worden er eh, … euforisch en dartel van. En misschien ook een beetje roekeloos. Maar dat laatste is Kat al, ook zonder geurig kruid.
'k Kijk graag naar interieurprogramma's Niet omdat ik iets in die richting van plan ben maar omdat ik graag binnenkijk. En via de TV mag dat.
In The Home Show van Vitaya zag ik ooit iets moois. The Home Show was een verbouw-programma. Meestal nogal drastisch, de verbouwing. De presentator/interieurdeskundige/psycholoog zou in die aflevering met de bewoners (dertigers) een eettafel kiezen, met elk apart.
Met elk apart iets gaan kiezen is een vast onderdeel van het programma. Dan gaat men de psychologische toer op, om te laten zien hoe juist de presentator (of zijn redactie) de mensen ingeschat heeft wat interieur betreft.
Eerst krijgen we de keuze van de presentator te zien : hij vermoedt dat uit alle tafels in die zaak mevrouw zal kiezen voor een van de ronde tafels en meneer voor een rechthoekige, een van de meer robuuste.
Vervolgens krijgen we mevrouw te zien. Ze heeft zeer zeker oog voor de ronde tafel. De tafel is vernuftig aanpasbaar in de grootte. Daar ziet ze helemaal het nut van in, familiefeestjes en zo ... Maar dan heeft ze een bedenking bij de scharnierende delen en kiest vastbesloten voor een grote rechthoekige tafel. Jawel, voor het robuuste model dat zoveel plaats inneemt, dat de presentator voorzien had als de keuze van haar man.
De echtgenoot is aan de beurt. Meneer blijft lang genoeg bij een rechthoekige tafel staan kijken, bij datzelfde robuust model dat de presentator voor hem voorzien had maar keert zich dan resoluut naar een ronde tafel. Jawel, het model dat ... en hij heeft het uitgebreid over de knappe manier van vergroten, over de scharnierende delen.
De presentator komt weer in beeld en zegt tegen de kijker : Well, ik had er de juiste tafels uit gepikt, maar blijkbaar had ik de personen verwisseld.
En ik dacht, nee. Ge hebt niet de personen verwisseld. Zíj hebben de hun keuzes verwisseld, ze hebben elk gekozen in functie van de andere. Een koppel reageert al eens als een twee-eenheid, als weder-helften. Misschien was de presentator vergeten dat zoiets bestaat of misschien kent de presentator het verschijnsel (nog) niet.
In die aflevering zag ik niet alleen een interieur, heel eventjes kreeg ik ook een inkijk in die mensen hun leven: mevrouw gaf voorrang aan de tafel die haar man zou bevallen, meneer gaf voorrang aan wat zijn vrouw mooi en geschikt zou vinden. Aan hun beslissingen zou een psycholoog een paar hoofstukken vol moeilijke woorden kunnen besteden, maar misschien heet hun ingesteldheid gewoon liefde.
m EZW-12/2011, HiH-12/2014, welke tafel het uiteindelijk geworden is, weet ik niet meer.
Sommige mannen praten met hun machine. Zeker als het een oldtimer is. Alsof dat helpt. Dit keer praat de oldtimer. Alsof dát helpt ...
De oldtimer komt als transformer-robot in beeld, in de knorrepot-versie. Hij werd in zijn moto-vorm aangereden door iemand met een caravan. Tijdens zijn herstelling moppert over dat gebeuren tegen de mekanieker en ventileert hij zijn ongenoegen over het weggebruik in het algemeen.
- Auw! robot - Zit dan stil. mekanieker - Ja zeg –aw- het zijn niet úw pistons die herdaan worden hé …
Als ik het goed begrepen heb is het filmpje een laatstejaarswerk van een student. Hij heeft er acht maanden aan besteed. Ik hoop dat hij (grote) onderscheiding gekregen heeft. Geestige tekst en beeldmateriaal fijn afgewerkt.
vandaag is het blog 100 dagen oud echt waar, kijk maar op de teller Is het blog nu aan het worden zoals ik het voor ogen had? Eigenlijk wel, ja, het gaat voorlopig helemaal de juiste kant op.
In september, bij de keuze van de opmaakhad ik een neutraal sjabloon gevonden, effen achtergrond, neutrale kleuren, zo weinig mogelijk gewemel of dingen die de aandacht afleiden. Met de grijs-wit schikking was ik heel blij, de combinatie is neutraal genoeg om te dienen als schrijfvloer.
Dat ik de linker kolom niet kon verbreden was efkes wennen. Maar daarna bleek dat een zegen. Door die beperking in het sjabloon kwam in de linker kolom enkel nog het volgnummer van de tekst en een kernwoord te staan. De titel staat nu bij in de tekst, in ‘t groot en in ‘t lichtgrijs. Groot en lichtgrijs is een idee dat ik overgenomen heb van het blog van TiTiPoes. In het groot omdat het een titel is, in het lichtgrijs omdat hij anders als een luifel over de tekst zou hangen. (danku TP) Met de gastschrijvers begint het ook te vlotten. Er ligt al een flink aantal teksten vast tot einde augustus en er zijn afspraken tot en met september. Na september is er een schrijfjaar om. Er ligt materiaal klaar voor een tweede jaar. Maar of dat er komt moet allemaal nog bekeken worden.
- x heeft JA gezegd! jodel ik dan. - Wie hebt ge nu weer ten huwelijk gevraagd? vroeg LM al een keer.
Het grafisch werk moet ik nog wat meer aandacht geven. Daar wordt aan gewerkt. Schilders, fotografen, illustratoren, cartoonisten, straatkunstenaars mogen wat vaker aan bod komen.
Samengevat, voor een baby van drie maanden doet het blog het niet slecht. Of zou dit wensdenken zijn … Dan maar rap naar de andere teksten, waar de realistische dingen staan, de zaken die houvast geven in het leven zoals die van vandaag. Bvb.
Of mannen nu echt van Mars komen en vrouwen van Venus, dat moest wetenschappelijk nagegaan worden. Daarom werden twee projecten gelanceerd. Een naar Mars, een naar Venus. Hoe de Mars-expeditie verliep is een ander verhaal, we gaan eerst mee naar Venus.
er wonen wel degelijk mannen op Venus Na een flink aantal maanden is het echtpaar astronauten toegekomen op Venus. Deze twee wetenschappers worden met de nodige égards ontvangen. Zij worden uitgebreid rondgeleid door de Venusiaanse professors en krijgen uitleg over energievoorziening, voedselvoorziening, afvalverwerking en andere georganiseerde kundigheden die een maatschappij nodig heeft om te blijven bestaan.
Na het bevruchtingslabo vol glazen proefbuisjes en roestvrij staal krijgen ze ook de kweekzalen te zien, waar embryo’s en foetussen rustig, in alle stadia van ontwikkeling, warm en stil hangen te zweven en te groeien in grote kolven. Het licht is er gedempt en de trillingen in de zalen zijn op het ritme van een hartslag. Af en toe draait er zich eentje, of het zuigt op de duim. Het is daar goed toeven. De Aardlingen worden er bijna Zen van. Buiten de kweekzaal vraagt de professor hoe de vervanging van de bevolking georganiseerd is op Aarde.
Op die vraag was het echtpaar voorbereid natuurlijk. Ondanks hun eigen kunde (wat doet men anders tijdens een ruimtereis) hielden ze het liever bij de theoretische kennis van zaken. Daarom hadden zij kort filmmateriaal bij van Aardlingen met camera-ervaring, die dat soort scènes met natuurlijk élan voor de lens brengen.
Met wetenschappelijke onthechting observeert de Venusiër het gedrag van beide vertolkers op het scherm. De Aardlingen staan er wat ongemakkelijk bij. - Ziezo, dat was het dan, zei de man opgelucht en hij klikte de aftiteling weg. - Waar is het kind nu? vroeg de Venusiër. - Wel, nu is het afwachten of er bevruchting heeft plaats gevonden bij de vrouw en dan afwachten hoe de vrucht evolueert. - Afwachten óf, afwachten hoé … dat gedoe is een verspilling van energie en tijd, zuchtte de professor spijtig. Beide Aardling-wetenschappers dachten daar anders over, maar men stoot de gastheer niet voor het hoofd. - Hoelang wachten? vroeg hij. - Negen aard-maanden wachten tot de foetus volgroeid is. - Negen, zei de Venusiër nadenkend, … waarom deed die Aardling op het einde dan zo haastig?
te gast bij Wim Helsen, Wim Willaert met ‘Vademecum voor de dichter’ van Karel Jonckheere
Doe dommer dan ge zijt, maar mijdt u voor de klippen; leef buiten ruimte en tijd doch spoedt u lijk de kippen.
Werk zonder mate of plan, maar spiedt door alle luiken; veracht de burgerman, doch ledig zijne kruiken. In de zoeten inval en andere gedichten, Karel Jonckheere De knop voor de ondertiteling staat rechts onderaan, de =-knop. Willaert in gesprek met Helsen, https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/winteruur/3/winteruur-s3a29/ 10min15
koud kalkoengebraad In voormiddag hadden we ons logeetje naar Mama & Papa bij Oma Tina terug gebracht. Anderhalf uur later waren we terug thuis. Kleine sporen van haar verblijf maakten dat het kot er eens zo leeg uit zag.
Een blauw elastiekje in de sofa. Een legoblokje op de vensterbank. Een half-leeg bananendrinkje op het aanrecht. Een paar lange blonde haren in de borstel.
Die haren hou ik bij in een envelop dacht ik... m ! Wáág het niet zo sentimenteel te doen ! Soms moet ik streng zijn met mezelf.
En de stilte was -vergeef me het cliché- de stilte was oorverdovend.
Wanneer Poppy nog eens komt logeren? Misschien nooit meer. Volgende week vertrekken ze terug naar het Zuiden, want daar wonen ze. En wanneer ze in België zijn, logeren ze bij Tina. Dat Poppy twee dagen hiér geweest is, was absoluut uitzonderlijk.
LM zag me rondjes draaien en vroeg wat we zouden eten vanavond. Hij wou me waarschijnlijk een focus geven. "We hebben nog kalkoengebraad over, 'k zal een koude schotel maken." "Heel toepasselijk" zei LM.
Pas 's avonds aan tafel snapte ik wat hij bedoelde: cold turkey. Ik mis Poppy en ik ben aan het afkicken.
"En niet meer in uw eentje kijken naar KetNet, schrijf het gewoon naar SenNet."
te gast bij Wim Helsen, Paul van Bendegem met 'Prediker 1: 8-9' uit Het Oude Testament 8. Alle dingen zijn onuitsprekelijk vermoeiend; het oog wordt niet verzadigd van het zien, het oor wordt niet vervuld van horen.
9. Wat geweest is dat zal er zijn, en wat gedaan is, dat zal gedaan worden; er is niets nieuws onder de zon. 'Prediker 1: 8-9' Oude Testament, Statenbijbel
- Waarom noemt gij mij altijd Poppy? En nooit Paulien? ALTIJD / NOOIT. Die absoluten! Ik krijg er de kripse van. Behalve wanneer ze van Poppy kwamen natuurlijk. Toen zes jaar.
Omdat, Lieve Poppy, we op doortocht waren in Picardië, in allerijl op weg naar België om de begrafenis van uw Opa Paul bij te wonen. En toen … belde Oma Tina voor een tweede maal, om te zeggen dat gij op komst waart. Uw Mama was zwanger.
Dat had feestelijk nieuws kunnen zijn, want uw ouders hadden bijna de hoop opgegeven. En dat ge Paul of Paulien zoudt heten. Maar blijdschap kon pas later. Eerst zouden we Paul begraven. 'k Zag door mijn tranen nog enkel rode vlekken in de graanvelden. Klaprozen, Poppy. In al dat verdriet zag ik poppyfields bij het goed nieuws. Daarom Poppy.
- 'k Zal het niet meer doen, beloofde ik. Het is Paulien.
Aan haar snuitje zag ik dat ze daar het hare over dacht.
te gast bij Wim Helsen, Marie Vinck met een fragment uit 'Brieven aan een jonge dichter' Rainer Maria Rilke
Wij hebben geen reden tot argwaan jegens onze wereld, want zij is niet tegen ons. Heeft zij verschrikkingen, dan zijn het onze verschrikkingen; heeft zij afgronden, dan behoren die afgronden aan ons toe; zijn er gevaren, dan moeten wij proberen ze lief te hebben. En als wij ons leven maar inrichten volgens die stelregel die ons aanraadt altijd voor de moeilijke weg te kiezen, dan zal datgene wat ons nu nog allervreemdst toeschijnt ons zeer vertrouwd en getrouw worden.
Hoe zouden wij die oude mythen kunnen vergeten die aan de wieg van alle volkeren staan - mythen over draken die op het allerlaatste ogenblik in een prinses veranderen; misschien zijn alle draken uit ons leven wel prinsessen die er alleen maar op wachten ons eens mooi en moedig te zien. Misschien is al het verschrikkelijke in diepste wezen wel het hulpeloze dat ons om hulp vraagt.
'Brieven aan een jonge dichter' Rainer Maria Rilke
Na de inspannende arbeid aan een boek over de beeldhouwer Rodin reist de Duitse dichter Rilke in 1903 naar Italië, vanwaar hij met vele mensen correspondeert. Onder hen bevindt zich een leerling van de militaire academie Wiener-Neustadt, Franz Xaver Kappus (1883 - 1966), die Rilke een paar gedichten ter beoordeling stuurt. Hieruit ontwikkelt zich een briefwisseling die (zonder het aandeel van Kappus) in 1929 na Rilkes dood wordt gepubliceerd en onder de titel Briefe an einen jungen dichter een van de populairste werken van Rilke wordt.
In een tijdspanne van vijf jaar legt Kappus hem de meest uiteenlopende problemen voor. Uit Rilkes antwoorden is zijn visie op een groot aantal aspecten van het leven te distilleren. Deze opvattingen van Rilke zullen ook nu nog velen aanspreken, bijvoorbeeld zijn hoop dat de tegenstellingen tussen man en vrouw zullen opgeheven worden.
m/v met talent We hadden een logeetje, toen zes jaar oud, Poppy. Poppy is de dochter van Toppíé, die de dochter is van mijn zus Tina.
Het was tijd om aan het eten te beginnen, maar omdat onze keuken te klein is voor een legotapijt vol blokjes en LM nog niet thuis was om Poppy gezelschap te houden op dat tapijt, zou ik de aardappelen schillen vanuit de sofa. 't Is eens iets anders.
‘k Had een stuk krant uitgespreid op de salontafel en Poppy mocht kiezen welke aardappelen ik zou schillen voor haar, welke voor LM en welke voor mij. Wat ze genadig deed. Met het geduld en de wijsheid die een mature zesjarige kan opbrengen voor een kinderlijke seniorentante legde ze de gekozen aardappelen op de Vacature.
"Me streep ve met taa...lent" spelde ze. “Het is talént, Poppy” zei ik. "Talént" herhaalde. "Weet ge wat talent is?" Ze zette haar denksnuiteke op, het mondje getuit, als om me gerust te stellen : ik ben maar even aan het nadenken hoor.
"Talent is wanneer ge iets ..." "Wanneer ge iets goed kunt!" riep ze snel. "Knap, zei ik, en wat betekenen M en V ?" "Moeder en Vader" zei ze gedecideerd, "Moeder en Vader met talént."
Een betere dochter kunnen haar ouders zich niet wensen.
te gast bij Wim Helsen, Jean Blaute met een fragment uit Essais van Michel de Montaigne
Talloos veel mensen en dieren zijn al dood eer zij de bedreiging van de dood ervaren. En wat wij vooral van de dood zeggen te vrezen, namelijk de pijn, is eigenlijk iets wat daar gewoonlijk aan vooraf gaat.
En toch, als wij een kerkvader moeten geloven, "de dood is alleen maar een kwaad als wat erna komt een kwaad is" Zelf zou ik liever (en met nog grotere aannemelijkheid) zeggen dat wat erna komt al net zo min tot de dood behoort als wat eraan voorafgaat.
De pijn is slechts een excuus voor onze vrees, want de ervaring leert mij dat wij, juist doordat wij de gedachte aan de dood niet kunnen verdragen, de pijn onverdraaglijk vinden, en dat wij hem des te heviger ervaren omdat hij een voorbode is van de dood.
Maar daar de rede ons aantoont hoe laf het is om bang te zijn voor iets wat zich zó onvermijdelijk, zó snel en onmerkbaar aan ons voltrekt, strooien wij onszelf zand in de ogen met dit gemakkelijk excuus. uit Essais van Michel de Montaigne, 1580 De knop voor de ondertiteling staat rechts onderaan, de =-knop. Blaute in gesprek met Helsen, https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/winteruur/3/winteruur-s3a22/ 11min48
In zijn belangrijkste werk, Essais (letterlijk: probeersels of proeven), bestudeert hij de mensheid en met name zichzelf. Hij was daarmee de eerste die bij de bespreking van allerlei morele en filosofische vraagstukken een psychologie van zichzelf schreef. Met zijn Essais werd hij de pionier van het literaire genre van het essay, het persoonlijke betoog met diepgang. Tot kort voor zijn dood werkte hij verder aan zijn Essais.
Montaigne wordt algemeen beschouwd als een sceptisch humanist. Que sçay-je? (in moderne spelling: Que sais-je, wat weet ik?) was zijn motto. Hij inspireerde Franse filosofen zoals Blaise Pascal en René Descartes.
Je ziet wel wat die ander heeft, maar je ziet zelden wat die mist. van P²
Amai, zo raak.
Het verhaal van A. Zij draagt aan ongeveer elke vinger minstens één ring. Sommige met steen, andere zonder. Sjiek en zonder zorgen, zo ziet ze eruit. Zo leeft ze ook wel, maar ...
Ze heeft met een paar jaren tussentijd haar twee kinderen moeten afgeven aan een Slepende Ziekte. En toen overleed haar man. Kleinkinderen zijn er niet. Met de feestdagen en op moederdag en op haar verjaardag koopt ze soms zelf een ring. Terwijl ze het vertelde keek ze naar buiten en streek met de ene hand over de ringen van de andere hand. "Sommige zijn nep hoor", alsof ze me gerust moest stellen. Of sussen. Alsof ze wist dat ze een beeld van pijn was.
iets over wintertruien Op een dag moesten/mochten wij drie mee met onze Pa naar Eindhoven. Waarom Eindhoven en waarom wij alle drie mee moesten, dat weet ik niet meer. ’t Zal wel iets met Philips te maken gehad hebben. En het leek ook een uitstap hé, van Zellik helemaal naar Eindhoven. ‘k Zal toen iets ouder dan 15 geweest zijn. Tina was dan 12 en Laura 8.
In Eindhoven gingen we ook met onze Pa elk een trui kiezen. Hoe dat zo kwam, geen idee. Na een bespreking of een vergadering misschien?
Toen we thuis kwamen kreeg ons Ma bijna een geraaktheid. Tina en Laura hadden elk een jacquard-trui gekozen. Tina een rode, met het bovenstuk in wit-zwart, en Laura een witte trui, met het bovenstuk in rood-zwart. En dan ikke, ook zo fier als een gieter, met die knalrode mohair slobbetrui. En een witte trui voor de jongste! Voor een kind van acht jaar! Wat bleek? Het hadden drie donkerblauwe truien moeten zijn, kledij die kon dienen voor school. Gewoon drie blauwe truien van bij C&A.
Onze Pa had enkel het woord truien onthouden en er waren meer kleurrijke truien dan blauwe in de winkel waar we verzeild geraakt waren. Hoe dat verder gegaan is tussen mijn ouders weet ik niet meer. Ondertussen was ik zo blij als kweeniwa met mijn rode losse floddermohair. ’t Was een trui met een boothals en ze was knalrood. Signaalrood.
Met de tijd ging de trui doorhangen en werd ze langer. En langer. Ik noemde ze mijn slobbertrui. Heel het gezin noemde ze de slobbertrui. Want na een tijd waren de mohairdraadjes overal te vinden. In de zetels, op de trap, in de soep … overal kwam men van die dingetjes tegen. Een trui in de rui. En ondertussen gingen die losse steken verder doorhangen en werd die trui alsmaar langer, gewoon door haar eigen gewicht.
Toen de mouwen ongeveer 10 cm over mijn vingertoppen hingen heb ik ze in de kast laten liggen.
Een paar jaren later heb ik ze losgetornd en uitgetrokken en met de wol heb ik een mouwloos vest gebreid. Met een dunnere naald. Dat vest heb ik bruinrood geverfd. Vreemd genoeg ging het vest niet doorhangen en ik heb het nog jaren gedragen. Hoe het met de jacquards van mijn zusjes afgelopen is, weet ik niet meer.
Als ik nu de prijs van een ‘bernadetteke’ zie, dan kan ik me voorstellen dat mijn Ma toen bijna een geraaktheid kreeg toen we thuis kwamen met drie handgebreide truien.
‘Een kalkoen is een spitse schroef, die in een hoefijzer geschroefd wordt, waardoor het paard extra grip op een gladde ondergrond heeft en uitglijden voorkomen wordt.’ Ze werden vroeger vooral in de winter voor op gladde wegen gebruikt. Zo’n hoefijzer voor extra grip is dan iets zoals spikes op autobanden? Of onder schoenen.
De term voor het inschroeven van kalkoenen is het op scherp zetten van een paard. De kalkoenen worden vlak voor een wedstrijd in de gaten gedraaid. Na de wedstrijd worden de kalkoenen snel weer verwijderd. Ze hebben namelijk een nadelige invloed op de stand van het paard.
‘k Ben wat gaan rondneuzen op het Net en ivm winterhoefijzers heb ik gevonden dat in de winter van 1812 de terugtrekking van het leger van Napoleon uit Rusland compleet rampzalig verliep door het feit dat het leger geen winterhoefijzers bij had.
Zonder de winterhoefijzers met de bijbehorende spikes of kalkoenen konden de paarden geen wagens bergop trekken of zich schrap zetten bergaf.
De veldtocht was zo al een ramp geweest, een uithoudingsslag. En de terugtocht werd een catastrofe, wegens niet de juiste hoefijzers. Logistieke flaters van formaat stapelden zich op. De terugtocht verliep in bloed langs kadavers en lijken. Alsmaar meer.
Er zijn 400.000 manschappen vertrokken met materiaal en paarden navenant. Ter plaatse werd dat leger de steppe en de winter in gelokt. De aftocht verliep zonder de juiste logistiek en ze kwamen terug thuis met 20.000. Wrakken van mensen.
Zwierig schrijft zijn dirigeerstokje vreemde tekens in de lucht
Beweeglijk dansend knikkend heen en weer bespeelt en stuurt hij zijn muzikanten
Een leven lang
Tot zonder respijt zachte tonen dromend weemoed mijmeren
en hij zich statig om zal keren moe, tevreden, plechtig buigen Jubelend applaus sluit zacht de deuren na het allerlaatste afscheid
Elisa 08/05/2010
1957 - Alle muzikanten gaan naar de hemel want de Grote Dirigent neemt elke noot aan als gebed. - Ook valse noten? Van de oefeningen? - Vooral die, zuchtte mijn grootvader Pit, die een geduldig en zachtaardig mens was.
'k Heb hem gekend tot mijn zes jaar. Hij was orkestmeester en stond in voor het studeren van de stukken zodat wanneer de repetities begonnen, de dirigent zich kon bezig houden met dirigeren. Zo heeft Pit heel wat valse noten gehoord in zijn leven.
Mopjes en anekdotes die met muziek te maken hadden werden nog lang na zijn overlijden herhaald. Soms nu weer, voor zijn achterkleinkinderen en hun kroost zijn die mopjes gloednieuw en recent ook want na een generatie niks wordt er weer zelf muziek gemaakt door zijn nakomelingen. Dat vind ik mooi, dat iemand verder leeft in mopjes. Het maakt deel uit van de Kleine Geschiedenis van de Gewone Mens.
Door Pit krijgen straatmuzikanten en musicerende bedelaars van mij een bijdrage. Al ben ik daar de laatste jaren veel selectiever in geworden. Na al die muntstukken hebben ze mij ondertussen al wel een plaatsje de hemel in gefiedeld.
“vreemde tekens in de lucht”
Dat dacht ik ook, dat Pit de muziek in de lucht schreef en de muzikanten konden dan lezen wat ze moesten spelen. In de lucht schrijven was gewoon iets van de grote mensen. Meer niet.
m HiH-12/2015 - gedicht geplaatst met toestemming van Greta Aerts, de auteur
plaatselijk bewolkt ~ stille helden “Het filmpje is geregisseerd door Peter Sohn. Sohn kreeg volgens eigen zeggen het idee voor de film na het zien van de openingsscène van Dombo waarin de ooievaars de babydieren bezorgen bij het circus. Dit zette hem aan het denken over waar deze babydieren dan vandaan komen en waarom de ooievaars ze moeten bezorgen. (…) Hoog in de wolken creëren levende wolken, dag in, dag uit, baby-mensen en -dieren, die ze vervolgens door hun ooievaars laten bezorgen. Gus, een eenzame grijze wolk, heeft de ondankbare taak om jonge roofdieren en andere minder aantrekkelijke creaties zoals krokodillen en stekelvarkens te maken. Zijn ooievaar Peck is er ook niet blij mee, daar hij vaak door deze dieren gebeten of geprikt wordt.”
Na elke opdracht is de vogel meer gehavend en het is bijna schrijnend dat hij nog een volgende opdracht wil aanvaarden. Wat zou de bedoeling van het filmpje zijn, de kijker vertellen dat plichtsbesef iets heldhaftigs heeft?
Want zo zijn er legioenen hé, de stille helden als deze vogel, die dag-in-dag-uit hun job blijven doen, die maken dat de wereld blijft draaien.
‘k Ben zeer dikwijls in gesprek met hierboven. Soms met een hele trits wezens, navenant waarmee ik bezig ben.
De katholieke heiligen maken zo geen deel uit van mijn netwerk. Wij hebben niks met mekaar. Ik aanroep hen niet en zij bezorgen mij geen kwalen, tot hier toe werkt dat systeem, wij gaan mekaar beleefd uit de weg.
Wie ik er wél alle dagen bij roep zijn Hermes (een Griek) en Mercurius (een Romein). Wanneer er geschreven wordt ben ik met die twee bijna continu in gesprek. Zij zijn de godheden van de communicatie hé. Awel, ze mogen iets doen voor die titel ook.
Als het schrijfsel een vertelsel wordt aanroep ik hen niet, dan heb ik geen hulp nodig, dat kan ik alleen, een verhaaltje neerpoten. Soms komen ze dan meelezen, heb ik de indruk. Van hen kan ik dat verdragen hoor, zij weten soms beter dan ik hoe het verhaal moet worden. Maar als we/ze beginnen uitweiden en het wordt gezwam, dan jaag ik hen weg. Zwammen kan ik evengoed alleen en die alinea’s dienen toch maar om achteraf te deleten. Soms verwijder ik niet genoeg gezwam. Kweetet. Kweetet.Kwéétet. Als het schrijfsel een relaas wordt, dan haal ik hen erbij, want dan moet er opgezocht worden en dat mag een beetje vooruit gaan zonder al te veel vergissingen, want vergissingen remmen af. Hermes en Mercurius zijn boodschappers, beroeps, al eeuwen, daardoor kunnen zij helpen om snel informatie te verzamelen. Ze hebben vleugeltjes aan hun sandalen en op hun helm. ’t Zijn kwieke jongens hoor. Met z’n dagen natuurlijk, want ’t zijn geen opperwezens hé.
Als het schrijfsel een argumentatie moet worden, dan heb ik hen echt nodig. Kom Jongens, allebei hier komen, dit is voor serieus, dit moet juist zijn, tot op de millimeter. Na een tijdje komen zij. En vermits woorden hun gereedschappen zijn, mag ik al eens een ietske lenen uit hun alaambak.
Dan is er nog een soort schrijfsel. Daarvoor leun ik bijna helemaal op hen omdat mijn woorden dan tekort schieten. Dat is wanneer iemand gesteund moet worden. Jongens, vraag ik dan, de mail kan ik zelf verzenden maar wilt gellie er alstubliéft voor zorgen dat de boodschap overkomt? En dan kan ik alleen maar hopen/bidden dat zij ervoor zorgen dat de boodschap niet opdringerig en genuanceerd genoeg overkomt.
waarom dragen borelingen een mutske De buurvrouw heeft een nieuw kleinkind en dat vraagt de nodige kraambezoeken natuurlijk. Haar ander kleinkind is nu musketier. - Musketier? Waarom geen ninja of een robot, iets van deze tijd? - Omdat hij La Fille de d'Artagnan gezien heeft. - Dat is een film uit de jaren 90! Vindt hij die goed? vroeg ik opgetogen. - Hij vindt Sophie Marceau goed, nuanceerde ze.
Ah, ja, natuurlijk. Hij is tien. In dat stadium van het leven is Sophie Marceau een engel en heeft hij de andere kanten van het internet nog niet ontdekt.
Hij is twee keer mee geweest naar zijn nieuw nichtje en dat vindt hij genoeg. Ze is klein. Ze is te klein voor musketiers, om te redden en zo.
- Want dat doén musketiers hoor, zei hij met nadruk, redden.
Terwijl Oma nog eens naar de boreling gaat kijken ga ik de musketier gezelschap houden.
- Ik heb haar al twee keer gezien, zegt hij. Alsof hij zich afvraagt waarom zijn oma een derde keer nodig heeft om te zien wat er te zien valt : het nieuw nichtje is klein. En ze draagt een mutske. Zelf mag hij zijn baseballpet niet aanhouden in huis.
- Waarom heeft ze een mutske? vroeg hij. - Alle borelingen dragen dat, om hun hoofdje warm te houden. Bezwaar van zijn kant, de baseballpet weer. Die mag hij niet op hebben om zijn hoofd warm te houden. - Om alle goede wensen in hun hoofdje te houden tot wanneer ze groter zijn en ze die wensen zullen nodig hebben. Gij kreeg ook een mutske op uw hoofd toen ge pas geboren waart. - Ook voor de wensen? Hebt gij toen ook iets gewenst?
Zijn blik werd waakzaam want zelf had hij al zo dikwijls iets gewenst, dat hij mij van fabeltjes verdacht. Wensen die onder een mutske blijven … pft! Goede wensen tot wanneer ze groter zijn … ‘t zal wel. - Want dat van Sinterklaas hé, riep hij ruzieachtig, dat was óók niet waar! - Eh, nee, maar dat is … - Awel hé, dan is dat van dat mutske ook niet waar!
Er was iets dan hem dwars zat, iets dat de musketiersfeer bedorven had.
Kwam het door mijn verzinsel over het mutske, lag het aan de baseballpet of lag het aan de komst van het nichtje?
Gaan zitten deed pijn, rechtkomen deed pijn en gaan liggen was een marteling. Dan produceerde hij zo’n klaaglijke geluiden dat ik mijn hart vasthield. Dit kon niet anders dan ernstig zijn. Dit werd een ingewikkelde operatie met pijnlijke pinnen in de wervels en langdurige revalidatie, zoveel was zeker. Dat kon ik opmaken uit zijn gekerm bij het zetten en opstaan en aan het gehuil bij het gaan liggen. Want zo zitten mannen ineen. Als ze een geluid uiten dan is het ernst in hun wereld.
Voor dat gaan liggen herinnerde ik me plots iets, op vier pootjes in bed kruipen, dan op één ellenboog zakken en dan pas gaan liggen. Vanwaar ik dat had weet ik niet meer, maar het hielp. Voorwaarts het bed in. Kruipend. Dat deed hij en het gehuil zakte aantallen decibels. Enkel gekreun ontsnapte nog zijn lippen.
Dat kruipen is een methode voor hoogzwangere vrouwen, nu weet ik het weer. Om de rugspieren te ontlasten van het zware werk. Ik zag het verband niet tussen een hoogzwangere vrouw met een gewicht dat de ruggegraat belast en het gedoe van een seniore man zonder zo’n beloftevolle buik, maar goed.
Vanmorgen kwam de dokter: mijn heer des huizes heeft verkrampte rugspieren. Iets met een ontsteking. Op twee spieren in de rug. Maar dat heb ik ook al gehad, al twee keer, en bij mij was daar zo geen klankspel mee gemoeid!
-----
Toen ik later in geur en kleur aan iemand vertelde over dat typisch mannengedrag antwoordde ze :
- Zo lang ge zijn theatergedoe hoort …, wel, hij is er tenminste nog. Als ge niks meer hoort, dan …, dan is dat erg, besloot ze zachtjes.
En ik zweeg. Verdomme, ik met mijn vertelselkes altijd.
Ook al meegemaakt waarschijnlijk. De grill zendt beloftes met kruidengeuren. De brochettes zullen mals en sappig zijn want aan het vuur staat iemand met kennis van zaken. Men heeft al een cavaatje op. Of twee. En sebiet komt er eten. Vanzelf. Ze brengen de borden. Kortom, de wereld is mooi en ze ruikt nog lekker ook.
En dan komen de brochettes op tafel. De spiesen zijn groter dan het bord. Daar moet men het vlees dan afrijgen. Zittend. Dat vraagt kracht. Maar zittend kan men geen kracht zetten. Met de moed der wanhoop dan maar. De twee onderste stukken laten zich nog tamelijk vlot afrijgen. Dan komt het derde stuk. Dat zit vast. Verbeten en met de tanden op mekaar krijgt men het derde stuk losgewrikt. Bij het laagste eind van de spies zoeft het stuk vlees naar beneden en petst in een lekje saus dat op het bord ligt. Spatjes op het tafelkleed van de gastvrouw, op de eigen bloes en op de mouw van de naaste tafelbuur. Die draagt een vest, dus dat wordt droogkuis.
Bij het derde stukje vlees was het feestelijk gevoel weg. Wég. Het tafelen is nu zwoegen geworden.
Ook al meegemaakt? Er is een oplossing. Er is nu een spies die wél in het bord past. Zo simpel dat het geniaal is : de krulspies.
Ze past in het bord, ze ligt dus niet te wentelen of te wiebelen. Deze spies ligt stabiel. Men kan het vlees er van los snijden ipv het los te rijgen. En ze oogt nog mooi ook.
te gast bij Wim Helsen, Brigitte Kaandorp met 'Zwerversliefde' van Adriaan Roland Holst
Laten wij zacht zijn voor elkander, kind - want, o de maatloze verlatenheden, die over onze moegezworven leden onder de sterren waaie' in de oude wind.
O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet het trotse hoge woord van liefde spreken, want hoeveel harten moesten daarom breken onder de wind in hulpeloos verdriet.
Wij zijn maar als de blaren in de wind ritselend langs de zoom van oude wouden, en alles is onzeker, en hoe zouden wij weten wat alleen de wind weet, kind -
En laten wij omdat wij eenzaam zijn nu onze hoofden bij elkander neigen, en wijl wij same' in 't oude waaien zwijgen binnen een laatste droom gemeenzaam zijn.
Veel liefde ging verloren in de wind, en wat de wind wil zullen wij nooit weten; en daarom - voor we elkander weer vergeten - laten wij zacht zijn voor elkander, kind. van Roland Holst (1888-1976)
Haar populariteit is voor een groot deel te danken aan haar absurdistische stijl. Ze wisselt hilarische stunts af met gevoelige liedjes. Zij vindt het niet haar missie de wereld te verbeteren, maar wel te entertainen, met hier en daar het raken van een gevoelige snaar. ~ maar dan wel knal er op !
een stukje persoonlijke nostalgie ‘k Was op zoek naar iets anders en ineens kwam ik onderstaand fragment tegen. Het nummer dateert van 1961. Toen was ik negen jaar en compleet van slag toen ik het voor het eerst hoorde. Dat weet ik nog heel goed. Tina was zes, Laura twee.
Waarschijnlijk zat ik enkel te luisteren, gebiologeerd door de ritmes. Tina stond op het middentapijt van de woonkamer te wippen als een zotteke, zozeer sprak het nummer haar aan. Laura was peuter en zat met open mond te kijken naar het gedoe van Tina. Zoiets zal het ongeveer geweest zijn.
Later heb ik het werk nog vaak gehoord en waarschijnlijk ook grijsgedraaid. Ooit las ik in een randartikel dat het nummer gebruikt werd in dansklassen, als concentratieoefening. Er zouden negen ritmes in verwerkt zijn in de choreografie (negen?) en elk van de dansers moet een eigen ritmelijn volgen. Opzij kijken helpt hen dus niet, ieder heeft een eigen ding te doen.
Het is de oorspronkelijke opname want op het einde, na het slotriedeltje, hoort men een lachje. Een tevreden lachje, omdat de opname in één keer foutloos tot een einde gebracht werd. Dat stond achter op de hoes van de plaat te lezen.
te gast bij Wim Helsen, Zwarte Piet met de Jommeke-strip 'De koningin van Onderland'
“Haa, hij is er nog, we zullen er gauw korte metten mee maken. Hahaha, je armen en benen zullen uit je lijf springen. Je zal ze nogal zien vliegen!” krijst de koningin.
“Oei, oei, oei, oei” kermt Jommeke.
“’t is niets, Jommeke, je moet maar denken dat je een elastiek bent. Het zal dan bijlange zo’n pijn niet doen” troost Flip, hem.
KRAK KRAK KRAK KRAK “Deksels, wat nu?” roept Jommeke.
“Jommeke, je bent los. Vlug, we zijn de pijp uit !” fladdert Flip.
“Vermaledijd. Alle donders en bliksems! Die touwen zijn nog rotter dan rot” gilt de koningin.
Op de achtergevel van een pompstation in Los Angeles was op een dag een muurschildering te zien van een meisje dat omhoog kijkt naar een bloem die een beveiligingscamera is.
Hier vertellen ze hoe men die muurschildering verplaatst heeft, want men laat een Banksy niet achter omdat men verhuist. klank aanzetten, https://www.youtube.com/watch?v=-wQ2767IXrc 04min44
“Banksy is het pseudoniem van een Britse kunstenaar. Hoewel er weinig zekerheid is over de ware identiteit van Banksy en de meeste bronnen aangeven dat zijn echte naam 'Robert' of 'Robin Banks' is, heet hij waarschijnlijk Robin Gunningham. Hij zou in 1974 geboren zijn in Bristol. Zijn kunstwerken zijn poëtisch, politiek en/of ironisch van aard. In zijn straatkunst combineert hij graffiti met de hem kenmerkende sjabloontechniek. (hij moet wel!) Zijn straatwerk is te vinden in verschillende Europese steden maar ook buiten Europa zoals in de Palestijnse gebieden en de Verenigde Staten.”
Hij was waarschijnlijk ooit in Antwerpen. Helemaal in de beginperiode. Nog voor 2008 denk ik. Herinnert iemand zich die nieuwsberichten? Toen verschenen in de binnenstad van Antwerpen plots sjabloontekeningen op gevels, ongeveer op kniehoogte. Op verschillende plaatsen. Elke dag een paar. Insecten van ongeveer 30 cm lang. Vriendelijke kevers die niemand kwaad deden. Maar ze moesten weg, mooi of niet. Nu zou een huis juist in waarde stíjgen als er een Banksy op een van de gevels stond. Maar de kevers zijn weggepoetst. Een historische flater. Als ’t maar proper is !
te gast bij Wim Helsen, Jeanne Devos met de Exodus uit het Oude Testament
3/05 Toen sprak Jahwe "Doe uw schoenen uit, want de plaats waar gij staat is heilige grond 3/07 Ik heb de ellende van mijn volk gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord. Ik ken hun lijden en ik daal af om mijn volk te bevrijden. 3/10 Ga er dus heen, ik zend u. Gij moet mijn volk naar de vrijheid leiden." 3/11 Maar Mozes sprak tot God: "Wie ben ik dat ik naar Farao zou gaan en dat ik uw volk uit Egypte zou leiden?" God antwoordde: "Ik zal er zijn." 4/10 Maar Mozes sprak tot Jahwe: "Ik ben geen redenaar, ik ben dat nooit geweest en ik ben het ook nu niet. Ik spreek moeilijk en traag." 4/12 "Ga nu maar, ik zal u bijstaan als ge spreekt en u ingeven wat ge moet zeggen." Maar Mozes bracht hier tegenin: "Neem mij niet kwalijk Heer, zend liever iemand anders." 4/14 Jahwe sprak "Uw broer Aaron de Leviet is er toch nog? Ik weet dat hij een goed spreker is. Ik zal u beiden bijstaan als ge moet spreken en u ingeven wat ge moet doen. Hij zal uw mond zijn." Exodus – Oud Testament
sociale geplogenheden Nieuwe buren welkom gaan heten, gaan aanbellen, dat hebben LM & ik nog nooit gedaan. En voor ik LM kende heb ik het zelf ook nooit gedaan.
Gedeeltelijk uit schroom (willen die mensen dat wel?) en voor het overgrote deel omdat de nieuwkomers, die we van haar noch pluim kennen, niet van in het begin moesten weten dat onze woonst 12 maanden op de 24 onbewoond was vanwege contracten bij de koopvaardij. Want bij een kennismakingsgesprek komt ook de job ter sprake hé. Dus eerst gaan kennismaken om vervolgens te zeggen dat we de helft van de tijd afwezig waren, kweeni.
In ons geval heeft de job een duidelijk merkbare stempel gedrukt op ons sociaal leven. Maar dat wisten we van in het begin, dat maakt deel uit van de neveneffecten.
‘k Zal de nieuwe buren wel aanspreken, bij gelegenheid en we doen dan een babbeltje op de stoep, op het tuinpad, op de inrit, op het pleintje tussen de garages, bij de vuilnisbakken, op weg naar de bushalte, op weg naar de supermarkt …
Maar gaan aanbellen om hen te verwelkomen? Nee. Liever niet, ‘k zou mezelf opdringerig vinden.
uit de reeks keukenblunders : de elastiekjes Het was de dag na vertrek uit haven en we hadden verse proviand aan boord. De chef-kok had ongeveer de hele voormiddag in de koelkamers doorgebracht om de marchandise te herschikken tot alle artikelen op hun eigen plaats gestouwd waren. De tweede kok/bakker had voor de lunch gezorgd en na de middagservice konden we van 13h tot 15h gaan siësten. (service coupé, heette dat toen)
Behalve de koksmaat, hij mocht die zondag overuren doen. Peterselie hakken. Niet één bosje, het waren een paar bakken vol bosjes. Die moesten allemaal fijngehakt worden en ingepakt worden, klaar voor de diepvriezers. Dat zijn de koelkamers op -20°C De chef zei in het buitengaan "De steeltjes moogt ge in de grosse caisse doen".
De grosse caisse is de allergrootste kookpot van de keukenbatterij. Ik denk een 80L inhoud. Hij wordt nooit vol gebruikt natuurlijk. Wel halfvol, om bouillon te trekken. Dus 40L bouillon per keer, goed voor ongeveer vier à vijf dagen. En daar mochten al de steeltjes van al de bosjes peterselie bij. De pot bouillon was het troetelkindje van die chef.
’s Anderendaags neemt de chef de nodige bouillon om aan de soep te beginnen. Dat gaat met pollepels van een liter. Op hoog vuur begon de soep vreemd te ruiken. Naar rubber. Soep die naar rubber ruikt …? Misschien lag er ergens een paar keukenhandschoenen op een te warme plek ?
Wat was er gebeurd: de koksmaat had voor hij de peterselie begon te hakken alle steeltjes van de bosjes gesneden en die pakjes met steeltjes in de bouillon gekiept, met de elastiekjes er nog aan. Met de elastiekjes er nog aan! Op laag vuur in de bouillon gaven de elastiekjes geen merkbare geur af. En wanneer een keuken in bedrijf is zijn er zoveel aroma’s die een geur kunnen maskeren. Maar ’s anderendaags in de voormiddag op hoog vuur begonnen die elastiekjes wél merkbare geur af te geven. Ramp³.
Hoe had de chef die elastiekjes niet zien liggen in de liter-pollepels? Toen waren ze nog beige. Nu zijn elastiekjes in de voeding blauw. Toen nog niet.
Ongeveer 40 L bouillon was verkorven. En er was weer 24hrs of langer nodig om opnieuw bouillon te trekken.
De soep van die dag mocht overboord, de bouillon mocht overboord en als het aan de chef gelegen had ging de koksmaat ook overboord.
40+, niet de meest rustige periode in een mens haar leven. De kinderen zijn aan het puberen, de echtgenoot heeft een midlife en Pa & Ma leven alweer lang genoeg alleen om hun eigen eigenaardigheden óók tot volle bloei gebracht te hebben. Kortom, de fleur van het leven, de leeftijd van 40+.
Pa had jaren geleden de oude tuinroller weggedaan en vervangen door het model dat voor gebruik met water gevuld wordt om gewicht te maken en na gebruik, voor gemakkelijk transport, weer kan worden geleegd.
Een concept waarin hij zich toen kon vinden. Zijn dochters hadden ook moestuinen en die roller kon licht & vlot & handig van tuin naar tuin vervoerd worden. Het toestel zou overwinteren bij de oudste dochter in de garage, daar was meer plaats dan in zijn tuinhuis. Vandaag kwam ze de roller ophalen.
Na het koffietje met Ma stond het toestel al gereed naast haar wagen. "Da's echt onze Pa hé, zo zorgzaam", dacht ze met een glimlach.
Toen ze de roller in de kofferbak wou heffen bewoog het ding geen millimeter. Zij ging terug naar de keuken en vroeg waar ergens ze de roller mocht legen. Waarop Pa, tamelijk tevreden over zichzelf met zijn oplossing van eigen vinding: "Die moet ge niet meer legen, meiske, nooit meer. Daar zijt ge van af. Uw zuster zei dat het water daarin zo vreselijk-rot gaat stinken, daarom heb ik hem gevuld met cement."
oma heeft een scooter ! De Steenstraat is afgezet. Er zijn ingrepen gepland. Het verkeer wordt omgeleid langs bij ons.
Daardoor zijn wij sinds een week of wat een drukke straat. Tijdens de spitsuren dan. En ’t is dorpsdrukte, niet echt storend. 16h : schoolkinderen, bussen & busjes en gisteren ook een Oma met een seniorenscooter. Een tamelijk jonge Oma voor zo’n scooter.
Op de stoep hier rechtover zag ik tussen de kinderwagens en de fietsjes de scooter behoedzaam naar voor wielen. De oma had zo’n ouderwets plastic regenkapje aan. Nog van háár Oma? En op haar schoot zat een kostbare vracht in een sjaal gebonden : een kleuter.
Dat moet zalig zijn, op de schoot bij Oma in een scooter naar huis rijden. Veel gezelliger dan helemaal alleen achterop de fiets vastgesnoerd zitten in een plastic kuip waar enkel zijdelings iets te bekijken valt. Of moeten meerijden in zo’n kinderbak op de hoogte van de uitlaatpijpen van de auto’s. Dan liever op de schoot bij Oma!
Het drizzelt een beetje, maar dat maakt niet uit. Seffes zijn ze thuis daar is het droog. Daar zijn warme handdoeken. En misschien is er een pannekoek. Met choco.
‘k Kan me voorstellen dat de Oma echt blij was toen haar scooter geleverd werd : nu kan ze terug de kleine gaan afhalen van school en haar kabouter een uurtje of wat bijhouden.
m Ja, met choco, 'k ben er bijna zeker van. EZW-06/2012, HiH-12/2014, herzien
de Tuinstoel van haar Oma Kort na de zomer was hij bij haar ingetrokken. Hij was mécanicien en hij hij kon overweg met metalen, lassen en zo … Dat zal van pas komen ook, dacht ze, een Handige Harry in huis.
Ze had als eens iets over een barbecue laten horen, maar dat was er nog niet van gekomen. Ze had zo’n uitgesneden metalen ton in gedachten, met daarin een rooster. En met een onderstel. De werkwijze staat uitgelegd op het Net. Maar er was geen haast bij.
En op een dag, ongeveer zes maanden later, stond er een verrassing voor haar klaar. Mevrouw had een barbecue gevraagd? Mevrouw kreeg een barbecue!
Ze kon nog net een gil bedwingen. Dat meubel was vintage! Die stoel had ze nog gekregen van haar grootmoeder! Die stoel stond klaar om opgeknapt te worden …
En ze moest het hoofd buigen voor een feit : in denkwerk is hij een knoeierd. Maar zijn goed hart is een realiteit, dus houdt ze hem, want hij is een goeierd.
aquagym ~ een poging Mijn zus doet sinds kort aquagym en dat ik ab-so-lúút mee moet! 'k Ben helemaal overtuigd van het nut en de heilzame werking van aquagym maar ik vind zwembaden akelig.
Het galmt er.
Als kind vond ik dat niet erg, integendeel, het gejoel dat men al hoorde bij het binnenkomen maakte deel uit van de sfeer, was een deel van de voorpret. Later heette dat gejoel lawaai en kreeg ik er hoofdpijn van.
Er hangt chloor in de lucht.
Vroeger vond ik dat ook de chloorgeur erbij hoorde, tot de dag dat die geur me de ademhaling bemoeilijkte. Met bleekwater voor huishoudelijk gebruik heb ik geen moeite. Die geur vult niet de hele ruimte en die geur is ook zo weer weg. Maar als alle beschikbare ademlucht chloor bevat wordt het ineens iets anders. Dan moet ík daar weg. 'k Denk dat het van '86 of '88 geleden is dat ik nog in een overdekt zwembad geweest ben.
Een openluchtzwembad dan? Daar is de lucht oké ... Nee, daar is op warme zomerdagen teveel volk & ook herrie soms. Ik heb geen zin om aan de ingang rechtsomkeer te maken en onverrichter zake naar huis te komen. Daarom ga ik gewoon niet.
Een zwemvijver? Nee ook niet. Liever niet. Eigenlijk helemaal niet. In vijvers zitten beesten. Ik ben dan wel het grootste beest in die poel, maar ik moet niet hebben van dat klein gekrioel in stilstaand water. Dus blijf ik eruit.
Een meer dan? Daar zit zowat stroming in en dat beweegt dan toch. Nee ook niet. Ik ben bang van groot stilstaand water want de onderliggende stromingen betrouw ik niet. En die zoetwaterbewoners ook niet. Ooit ben ik eens samen met mijn zus Laura en haar 4 kinderen naar een meer geweest en ik heb heel de namiddag op de uitkijk gestaan of niet een of ander monster de kinderen zou meesleuren naar donkere koude diepten. Ja, iémand moet toch met die onwaarschijnlijkheden rekening houden hé. En dan die moddergeur...
De zee! Dat is geen stilstaand water. Welke zee? In de Noordzee zitten kwallen, de Middellandse zee is een open riool/beerput en in nog zuidelijker wateren zitten haaien.
Het enige wat me rest is een privé openluchtzwembadje : geen galm, geen chloorlucht, geen beestjes, monsters, riooltoestanden, kwallen of haaien. Maar een zwembadje zal hier op het terras (2 hoog) moeilijk worden. Jammer. 'k Had graag iets over water geschreven vandaag, maar dat lukt dus niet. m EZW-12/2011, HiH-12/2014, bijgewerkt
een achtergelaten boodschappenlijstje 1 flesje tabasco 1 pak water keukenpapier
En dat is het. Op een stukje karton van 4 op 4 cm. Een keurig handschrift, goed leesbaar, men heeft de tijd genomen om het te schrijven. Vermoedelijk een oudere persoon. Denkelijk een man. Hij heeft het zelf opgeschreven, op een stukje karton omdat niks bruikbaars weggegooid wordt. Misschien heeft hij in een atelier gewerkt? Daar wordt ook op van alles geschreven, op hout, lei, karton, het hoeft geen papier te zijn.
Zijn echtgenote heeft het gedicteerd. Of zijn dochter. Die twee vrouwen waken er over dat ze hem bezig houden en in beweging houden en zijn ego onderhouden. Daarom moet Pa het zelf opschrijven.
Omdat de dochter paprika’s aan het spoelen is : schrijft gij dat efkes Pa? Mijn handen zijn nat. Omdat haar moeder ‘haar bril niet vindt’: schrijf gij dat eens, Jean. Hem vooral bezig houden, had de dokter gezegd. En Jean schreef dus zorgvuldig op wat de vrouwen in zijn leven vonden dat hij nog aankon:
- een flesje tabasco Pa, voor bij de spaghetti. - een pak water Jean, ’t is de laatste fles. (6 x 1,5L = 9kg) Zo’n pak water van 9 kg kan hij na een leven van fysieke arbeid nog zeker heffen. Daarover waren de moeder, de dochter en de huisarts het eens. - een pak keukenrollen, dat weegt niks, maar het maakt wel de caddie vol. Dan heeft hij het gevoel dat hij met een volle kar naar huis komt, dat hij het zwaar werk doet en aankan, voor de vrouwen in het huis.
het lijstje bevat iets voor fysieke kracht : 9 kg aan water, iets voor het ego, de caddie vol maken en iets voor de focus, een flesje/doosje tabasco vinden in de afdeling kruiderijen en tafelzuren.
Jean gaat niet om boodschappen, hij is op missie. En de vrouwen in zijn leven zien hem graag:
- Ma, zou hij nog weten dat het groene tabasco moet zijn? - Laat maar zo meiske ..., laat maar zo.
Het eist zijn tol, iemand graag zien voor wie de wereld nog 4cm op 4 is.
te gast bij Wim Helsen, Herr Seele met De avonturen van Pa Pinkelman & Tante Pollewop van Godfried Bomans
Tante Pollewop zoekt Pa Pinkelman
Reeds gedurende vijf maanden leeft Tante Pollewop in het Tehuis voor Corpulente Dames en kwijnt daar gestadig weg. Zij wordt steeds neerslachtiger en steeds dikker. Dit nu is aldus gekomen.
Na Kareltje en Flop in Bussum te hebben achtergelaten, is zij met Pa Pinkelman in haar eigen huisje getrokken en daar onmiddellijk thee gaan zetten. U herinnert zich dat toch wel? Maar reeds de volgende dag is er een ambtenaar gekomen om te informeren ‘hoe het eigenlijk zat’. Pa Pinkelman haalde uit de broodtrommel alle formulieren, die hij in zijn lange leven niet had weg gegooid, maar er ontbraken er acht en dertig.
Tante Pollewop vond er toen in haar naaidoosje nog drie, waaronder een verklaring dat zij geboren was en een oud schoolrapport. Maar het was lang niet genoeg voor de ambtenaar. Hij wilde met dertig formulieren genoegen nemen, maar daaronder ging hij niet. Hij liet niet met zich spelen, zei hij. Hij was niet gek.