december 2016, naar de kliniek, naar Ma
Die vrijdagochtend stond ik in Hasselt aan het station te wachten tot Tina me zou oppikken en ik keek de gevelrijen af. Wat een verschil met de jaren ’80. Toen moest ik regelmatig in Hasselt zijn, omdat Laura en D hulp en mankracht konden gebruiken.
De gevelrij richting binnenstad was toen nog oud en gedegen : Kamers voor Reizigers en Chambres pour Voyageurs. Die opschriften waren toen al aan het vervagen, maar ze stonden er nog wel. Nu zijn ze verdwenen onder gevelrenovaties van pitta-belevingen en zijn er daklozen in en rond het station. Sinds wanneer heeft een knus stadje als Hasselt daklozen? Of is het er niet meer knus? Was het er ooit knus? Nepknus.
In de dwarsstraat, bijna op de hoek met het stationsplein, staat een gevel in stevige art deco weggedrumd door het groot glazen gevaarte ernaast. Het glazen gevaarte is sober, vluchtig en saai. Het kleine gebouw is sober, solide en mooi.
Het was zo proper en net dat ik me afvroeg of het authentieke art deco en recent opgekuist was, of nep. Maar zo’n mooie nep bouwen ze tegenwoordig niet meer. ’t Zou dus wel echt zijn.
Ik wou mijn staanplek niet verlaten omdat Tina elk ogenblik kon opdagen. De naam of de bestemming van het gebouwtje zou ik later wel opzoeken via Google Earth. In het langsrijden zag ik dat het ACV was – Provinciaal Hoofdkwartier.
- Allez vooruit, zei ik, wie had dat gedacht … - Dat van haar herseninfarct? vroeg Tina. - Nee, dat het ACV hier woont, in deze wijk, de hoeders van de barmhartigheid. - Wie? - De Tjeven. - Waarover hébt ge het? - Laat maar.
Ze was zo al zenuwachtig genoeg.
m 01/2017, blog
|