Lang geleden, toen mijn jongste zus Laura en ik in huisjes naast elkaar woonden hielden we in de vroege herfst soms samen ontbijt. Laura was tegen veel bestand, maar de vroege herfst lag haar niet.
We dronken toen nog thee. Uit bekers in aardewerk.
Bekers van verre vakanties, ongeschonden vervoerd tot thuis. Ongeschonden meegebracht in een rugzak. Sommige stukken servies in huis waren dus veel meer waard dan de verre aankoopprijs van een paar Belgische franken. Ze hadden ook spierkracht, uithoudingsvermogen en zorg gekost. Volgens Laura, toen 18, verzamelde gewoon iederéén op die manier huisraad. Met iedereen bedoelde ze toen nog mij.
In september komt de zon al later op en het daglicht begint nóg later aan zijn taak. Zo bleef bij bewolkte dagen het kunstlicht al aan tijdens het ontbijt.
Het lustertje boven de tafel was zo’n parelmoeren ding, een model dat in de ’70er jaren nogal in de mode was. Daarin had ik een spotje met vernikkelde kop gedraaid, het soort dat men al eens in glazen Tiffany-lusters gebruikt omdat het ontwerp dan zo mooi op de omgeving geprojecteerd wordt. Mijn parelmoerlustertje was geen Tiffany natuurlijk. Het kwam van de Pier-Import op het Muntplein. Maar ik was innig-tevreden met de ronde belichting boven mijn ronde tafel.
Onder dat mild diffuus licht zaten we dan een boterham te smeren en te wachten op warm water. In mijn memorie was er telkens een boterham met smeerpaté en een met abrikozenconfituur. Dat zal al wel eens geweest zijn, maar toch niet elke keer … ?
Het was al wat killer en soms ook vochtiger dus droegen we iets bij boven onze nachtkledij, een trui en wollen sokken, van die grijze dikke. Nee, geen geitenwollen, die prikken. En de gasradiator stond soms aan, die maakte een geluidje. Het was een gezellig geluidje. Een geluidje dat zei ‘seffens wordt het warmer hoor, ik doe mijn best’.
Water warmen gebeurde met een oranje moorke en wanneer dat begon te suis-fluiten was het water oké en was er bijna thee. Drie minuten trekken. Of zo.
‘lk Weet niet of het radiootje al aan stond, zo vroeg op de dag. We hadden geen boodschap aan weersberichten of verkeersberichten. In onze straat hoorden we de autobanden suizen over nat asfalt, dat betekent regen. En we hoorden in de verte op de K. Karellaan bussen remmen en optrekken, dat betekent spitsuur.
Alles was klein in onze huisjes en wij waren jong. Laura was piepjong in mijn ogen, want over die twee jaar meerderjarigheid besliste toen nog de staat. Ik was blij dat ik haar het huisje naast me had kunnen bezorgen.
Soms nam Laura na het ontbijt twee speculoosjes uit te kast. Dat waren de enige koekjes die ik me toen kon veroorloven.
- Het is er het weer voor, zei ze dan, voor thee met koekjes.
En van toen dateert de uitdrukking thee-met-koekjes. Van in die vroege herfstdagen dat haar hartje soms verkleumde. Dan waren er truien & sokken, dan waren er aan de ronde tafel van oma boterhammen in de ochtend én er was thee. Met twee koekjes om het ontbijt af te ronden en om de dag te beginnen.
Tien jaar later, in een ruime keuken aan de oostkant van het land, in ruimere omstandigheden, maar wel aan hetzelfde ronde eettafeltje van oma en onder het lustertje van toen, en met ook andere stukken van mijn gewezen huisraad zaten Laura en ik nog eens te ontbijten op een septembermorgen. In haar eethoekje.
D sliep nog, de twee jongens ook. De twee meisjes waren in die periode nog een vaag concept.
‘k Luisterde naar de autobanden op het asfalt, ik hoorde de autobussen op de Kempische Steenweg, ik keek naar de waterdruppels buiten en om haar op te fleuren vroeg ik :
- Hebt ge speculoos?
Ze bleef uit het raam staren en antwoordde afwezig
- Ja. ’t Is er ’t weer voor.
De vroege herfst lag haar niet. Nog altijd niet.
m HiH-09/2015 en ik dartel juist bij dit soort weer …
|