onrechtvaardigheid & onrecht
In een cursus uit een ver verleden stond ongeveer het volgende:
Een mens zou pas rond het zevende levensjaar gevoel ontwikkelen voor recht en onrecht, beginnend met zeer concrete zaken, binnen het eigen leefwereldje. Rond het vijftiende levensjaar, wanneer het abstract denken zich ontwikkelt, worden die begrippen uitgebreid naar de wereld in het algemeen.
Zo ongeveer stond dat daar. Hoe het verder ging weet ik niet meer. Misschien leert een mens gaandeweg leven met onrecht. Doorgroeien naar maturiteit en zo ...
De twee leeftijden zeven jaar en vijftien jaar heb ik onthouden omdat die twee fasen in de ontwikkeling thuis zo herkenbaar waren door de markante toestanden die ze met zich meebrachten.
'VANAF ZEVEN', zei de cursus
Onrecht voelden we zeer scherp aan en het ging dan werkelijk over zeer concrete zaken: wie haalt deze keer een mandje aardappelen uit de kelder, wie mag vandaag met de fiets naar de bakker, wie gaat ondertussen te voet naar de kruidenier. Over beurtrol, werkverdeling en privileges konden we nogal bakkeleien.
Gedurende een periode zaten wij alle drie tegelijk in die fase en we losten elkaar af. Mijn ouders en de leerkrachten hadden toen continu praktijkexamen in 'eerlijkheid'.
Want 'Dat is niet eerlijk!' was een tijdje onze strijdkreet. Naargelang de aard van de situatie werd het dat-is-niet-eerlijk gevoel heftig uitgeschreeuwd met wilde gebaren, fluisterend naar buiten gebracht met tranen in de stem, of geuit in een van de mogelijke gedragsvarianten daartussen. In gedragingen hadden wij alle drie een zeer uitgebreid gamma ter beschikking.
De ontreddering was er in alle geval, we voelden ons verraden, bekocht en in de steek gelaten wanneer de grote mensen hun eigen code met de voeten traden. Dat soort grote-mensen-wereld moesten wij later in?
'VIJFTIEN EN OUDER', vervolgde de cursus
Van de drie kinderen thuis was ik de eerste om de concrete fase te verlaten en werd het theoretisch voor 1/3de rustiger in huis. Zes jaar later zaten we met drie samen in onze abstracte fase: onrecht in-de-wereld, het schept een band. Wij gedroegen ons opnieuw zeer gelijkaardig, samenhorig bijna.
De debatten aan tafel waren op een bepaald moment zo geanimeerd dat mijn vader een spreekstop probeerde in te voeren: om wereldproblemen op te lossen moet men in de eerste plaats het warm eten opeten terwijl het nog warm is, energie opdoen, dus zwijgen en éten.
Energie hadden wij toen op overschot en die spreekstop aan tafel heeft zes minuten geduurd. Over dat record wordt op familiebijeenkomsten nu nog gesproken: 'ooit' hebben wij het gepresteerd om zes volle minuten stil te zijn aan tafel. Zés!
Verdeling van de landbouwgronden in Zuid-Amerika, analfabetisme, overbevolking ... wij zetten daar onze schouders onder, bij ons aan tafel en achteraf tijdens de afwas werd dat allemaal vrij vlot opgelost. Voor eens en voor altijd. Het was de periode van het eerste rapport van de Club van Rome.
LATER
Als het aan ons lag was er in Zuid-Amerika binnen de kortste keren geen enkel straatkind meer, laat staan hongerig of analfabeet. Want wij gingen daar gewoon iets aan doén. Niet alleen wij drie, maar ongeveer heel onze generatie. We waren met veel, er was dus hoop.
VEEL LATER
We zijn nu een veertig jaar verder en ook twee generaties verder. De beschikbare middelen zijn niet herverdeeld. Straatkinderen zijn er nog altijd. Nu overal.
Het onrecht hebben we de wereld niet uitgeholpen. Daar zijn andere machten voor nodig, weet ik nu.
Onrechtvaardigheid is al een paar keren onze kant uitgekomen. Daar leert men mee leven, weet ik nu.
Ooit, 's avonds met ons drie aan de afwas, leek het nochtans simpel.
m EZW-03/2004, HiH-10/2014
|