de speelgoedbakken
Vanaf een bepaalde leeftijd kwamen er strakke eigendomsrechten qua speelgoed. Wat van wie was, werd belangrijk. En territoriaal werden we ook. Want onze speelgoedbak was de enige eigen plek die we hadden in huis. En een eigen bed hadden we, ja. Maar dat diende om in te slapen hé. Er viel niks te beleven in een bed. In een speelgoedbak wel. Dat waren bij momenten schatkisten.
Er waren ook dagen dat we ‘niks’ hadden om mee te spelen. Zo van die lamlendige regendagen in de vakantie. Dan gingen we knutselen. Dat maakte meer rommel dan gewoon spelen en we bezetten daarbij de tafel ook nog.
Het meeste speelgoed was in hout. Plastic had de markt nog niet overspoeld. Met houten kegels kan men mekaar ongeveer de kop inslaan wanneer er eigendomsrechten moeten beslecht worden. In die bezitterige periode hadden onze ouders bij momenten drie Vikings in huis ipv drie dochtertjes. We waren toen alle drie blond en we hadden alle drie een kist te verdedigen.
In periodes van vrede, na de middag of zo, werd er speelgoed geruild. De ruil was nooit definitief en kon herroepen worden. Tenzij het stuk al weer verruild was met de andere zus. Dan werd er gepalaverd. Dat maakte ook al eens lawaai. Dan moest er onderhandeld worden. Soms hard.
Tina en Laura werden later allebei zakenvrouwen. Allebei los van de bezigheden van de echtgenoot. Bij mij is enkel het palaveren blijven hangen.
Speelgoed opruimen was geen probleem, iemand van ons keilde gewoon alles in de bakken. In de juiste bak, wil dat zeggen. Als de mama kwam helpen was dat een ramp. We zegden toen nog Mama.
Zij had geen notie van recente wisselingen & transacties en ruimde er zomaar wat op los. Waar er plaats was. Zij veroorzaakte chaos in de nieuwe orde. Dat was vrágen om anarchie, dan zetten wij een keel op. Alle drie. Sommige dingen doen moeders echt zichzelf aan hoor.
m EZW-08/2012 – HiH-10/2014
|