LM stond bij het raam en keek naar wat er beneden zoal circuleerde op de voetpaden. Dit is niet echt een drukke straat, daardoor weet hij ongeveer wie en wat er overdag langs komt. Wiens hond mankt en wie plots verschijnt met een andere hond. En dan weer een andere. En dan weer de vorige … Honden op logé, weet hij.
"De zilveruitjes! Dát is lang geleden." zei hij bedachtzaam. Zijn zilveruitjes hondjes? Had hij het over eten? Er staat een pot uitjes in de koelkast en een reservepot in de berging. "Nee die twee dames daar."
Die twee dames zijn zussen. Ze stappen voorzichtig en traag. Arm in arm. En zwijgend. Alle concentratie gaat naar het voortbewegen zelf. Ze kleden zich zoals ze stappen, in behoedzame tinten. Hun kapsel komt uit het zilveren register. Zoals dat vroeger moest en zoals hun eigen oma’s een kapsel hadden toen zijzelf jonge vrouwen waren in de jaren ’60, een stevig, strak krulletjes-permanent, zeer kort. Van bovenaf gezien zijn die bolle kopjes zilveruitjes.
‘k Wist niet dat LM hen zo noemde. ‘k Wist evenmin dat ze met hun twee gedurende een periode uit het staatbeeld verdwenen waren. Was er een ziekenhuisopname geweest? Wie van de twee? De ene zus loopt al enkele jaren zwaar gebogen door osteoporose. De andere iets minder gebogen. Het was voor LM blijkbaar een stille blijdschap hen weer te zien langskomen. "Ze zijn er nog." glimlachte hij vaag. Zijn ma had ook zo’n kapsel.
Soms zijn er mensen die uit het straatbeeld verdwijnen en helemaal niet meer opduiken. Maar de zilveruitjes zijn er wel weer. Tot nader order natuurlijk.
m
|