“dat is het leven”
In Zuid-Amerikaanse havens heb ik nogal wat mensen zien liggen in de goot. Niet in de beginjaren (1978) toen was er enkel drank en de zeelieden werden gewoonlijk wel door de verloofde van dienst terug op weg naar het schip geholpen. Er waren toen nog de vaste lijnvaarten met stukgoed, en de dames zouden een vaste klant niet zomaar dumpen hé.
Later kwamen de goedkope straatdrugs. En toen zagen we mensen in de goot liggen. Slapen? Niet de zeelieden maar de autochtonen: de vaders, de broers, de zonen van de dames. Eerst de mannen. Later ook al eens een vrouw of een meisje.
En wat doet men wanneer men daarlangs moet? Men rept zich naar boord. Laf? Ja. Maar we waren daar voor ons werk, niet als toerist of als doe-goeder. Opzij stappen, recht vooruit kijken en hopen dat ge er straks niet van wakker ligt. Omdat ge er om 05h uit moet. Dat er bij elke passage een mens in de goot ligt, mogelijk ligt te sterven? Dat is het leven, zei men ons toen. Está la vida. Alginder veel vaker dan hier. En bij het opstaan aan boord gingen we over tot de orde van de dag.
Door de parlofoon naar de keuken: waar blijven (verdomme) de menu’s want ik moet hier intijds mijn tafels gedekt hebben ... Na amper een paar uren nachtrust, en nog altijd op slechts een paar meter van mekaar: de thanatos op de kaai en de trivialiteiten aan boord. Verder werken, niet meer aan denken.
DAT IS HET LEVEN, als dooddoener kon dat tellen ginder.
m
EZW-06/2011, HiH-11/2014
|